PSYCHOLOGEN OVER PATIËNTVEILIGHEID IN GGZ-INSTELLINGEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PSYCHOLOGEN OVER PATIËNTVEILIGHEID IN GGZ-INSTELLINGEN"

Transcriptie

1 PSYCHOLOGEN OVER PATIËNTVEILIGHEID IN GGZ-INSTELLINGEN

2

3 PSYCHOLOGEN OVER PATIËNTVEILIGHEID IN GGZ- INSTELLINGEN - eindrapport - Dr. Bellis van den Berg Regioplan Nieuwezijds Voorburgwal RD Amsterdam Tel.: +31 (0) Fax : +31 (0)

4 Amsterdam, juni 2013 Publicatienr Regioplan, in opdracht van het Nederlands Instituut van Psychologen Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Regioplan. Regioplan aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

5 INHOUDSOPGAVE Samenvatting... i 1 Inleiding Achtergrond Doelstelling en onderzoeksvragen Opzet van het onderzoek Leeswijzer Kenmerken respondenten Inleiding Respondenten Kenmerken respondenten Patiëntveiligheid Herkenbaarheid van veiligheidsrisico s Taak en invloed van de psycholoog Het melden van incidenten Onveilige situaties voor medewerkers Ervaring met incidenten Veiligheidscultuur Conclusies en aanbevelingen Inleiding Beantwoording onderzoeksvragen Conclusies en aanbevelingen Bijlagen Bijlage 1 Webenquête patiëntveiligheid Bijlage 2 Uitnodigingsmail deelname onderzoek Bijlage 3 Voorbeelden patiëntveiligheid Bijlage 4 Casusbeschrijvingen patiëntveiligheid... 63

6

7 SAMENVATTING Inleiding Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) ziet het als haar taak om haar leden waar mogelijk te ondersteunen bij het vergroten van de patiëntveiligheid. Onder patiëntveiligheid wordt hier verstaan: het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte schade (lichamelijk/psychisch) die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem. In het kader van het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg, heeft het NIP de mogelijkheid gekregen om onderzoek uit te laten voeren naar het perspectief van psychologen op patiëntveiligheid en de veiligheidscultuur in ggz-instellingen. Het NIP heeft hiervoor de opdracht gegeven aan het onderzoeksbureau Regioplan. Het onderzoek bestond uit een webenquête onder leden van het NIP en een aantal interviews met psychologen. In totaal hebben 441 psychologen die werken in een ggz-instelling de webenquête ingevuld (respons 7,1%). Resultaten Herkenbaarheid veiligheidsrisico s Uit de resultaten van deze enquête blijkt dat de psychologen bij het begrip patiëntveiligheid vooral denken aan een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens, het voorkomen van agressie en een veilige (behandel)omgeving voor de patiënt. De veiligheidsrisico s agressie, suïcide en medicatieveiligheid van het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg worden door een groot deel van de respondenten vanuit de dagelijkse praktijk herkend. Somatische comorbiditeit, dwang & drang en brandveiligheid, ook speerpunten in het patiëntveiligheidsprogramma, worden aanzienlijk minder vaak herkend door de respondenten. Invloed op patiëntveiligheid Een grote meerderheid van de respondenten (90%) vindt het voorkomen van onveilige situaties voor de patiënt een belangrijke taak van de psycholoog. Toch geeft ongeveer de helft van de respondenten aan zich hiervoor niet (voldoende) toegerust te voelen. Het gaat hier vooral om psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Deze respondenten geven aan behoefte te hebben aan kennis over onveilige situaties en over waar men deze onveilige situaties kan melden. Ook geeft een deel van de respondenten aan behoefte te hebben aan vaardigheden om om te kunnen gaan met weerstand en onvoorspelbaar gedrag. I

8 Het melden van incidenten De meeste psychologen in dit onderzoek (71%) vinden het erg belangrijk dat (bijna-)incidenten worden gemeld. Toch blijkt dat het voor een deel van de respondenten (46%) niet (volledig) duidelijk is hoe men een incident kan melden in de eigen organisatie. Het gaat hier relatief vaker om psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Ervaring met incidenten De meeste respondenten zijn in hun werk wel eens betrokken geweest bij een incident. Slechts 13 procent van de respondenten geeft aan nog nooit bij een incident betrokken te zijn geweest. Ruim driekwart van de respondenten heeft in zijn of haar werk als psycholoog wel eens te maken heeft gehad met agressie of grensoverschrijdend gedrag van patiënten (77%). Daarnaast geeft 52 procent van de respondenten aan dat hij of zij in het werk als psycholoog ooit, al dan niet als hoofdbehandelaar, betrokken is geweest bij een suïcide. Ruim een derde van de respondenten geeft aan ooit, al dan niet als hoofdbehandelaar, betrokken te zijn geweest bij een dwang-en-drangincident en bij een vermissing of ontvluchting. Ook komt het voor dat er voor medewerkers onveilige situaties ontstaan. 6 procent van de respondenten geeft aan dat de veiligheid van henzelf of die van collega s regelmatig in het geding komt, 41 procent van de respondenten geeft aan dat dit soms gebeurt. Veiligheidscultuur De gewenste veiligheidscultuur is omschreven als een open en eerlijke cultuur, waarin medewerkers de (bijna-)fouten die ze hebben gemaakt durven te melden, medewerkers elkaar aanspreken om risico s te vermijden en medewerkers worden gestimuleerd om te melden en te leren van (bijna-) fouten. Een derde van de respondenten herkent de eigen organisatie volledig in deze omschrijving van de veiligheidscultuur. 18 procent van de respondenten herkent de eigen organisatie niet of in mindere mate in deze omschrijving. Daarnaast geeft 57 procent van de respondenten aan dat patiëntveiligheid in de eigen organisatie hoog op de agenda staat. Wel geeft een grote meerderheid (89%) aan zich vrij te voelen om incidenten te melden. Ook geeft 83 procent van de respondenten aan dat er in de organisatie wordt gewerkt met een systeem voor het melden van incidenten. Ook lijkt het geven en ontvangen van feedback bij een groot deel van de respondenten gebruikelijk te zijn. Ruim driekwart van de respondenten geeft aan collega s aan te durven spreken op risico s en risicovol gedrag en zich vrij te voelen om collega s positief kritische feedback te geven op hun handelen. Uit de enquête blijkt echter dat een aanzienlijk kleiner deel van de respondenten (59%) zich voelt vrij om de leidinggevende positief kritische feedback te geven. Ook geeft een deel van de psychologen aan het lastig te vinden om het met collega s te bespreken als er iets mis is gegaan in het eigen handelen (22%). Dit zijn vaker psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. II

9 Conclusies en aanbevelingen Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan aan het NIP: Uit de enquête en de interviews blijkt dat patiëntveiligheid een breed begrip is waar psychologen een verschillend beeld bij hebben. De speerpunten van het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg worden door een deel van de psychologen niet herkend als belangrijke veiligheidsrisico s in de ggz. Het zou goed zijn om meer duidelijkheid te geven over wat wordt verstaan onder het begrip patiëntveiligheid, dit voorkomt verwarring. Ook zou het goed zijn om meer bekendheid te geven aan wat de belangrijkste veiligheidsrisico s in de ggz zijn (speerpunten) en duidelijkheid te geven over waarom dit belangrijke veiligheidsrisico s zijn. De psychologen in dit onderzoek vinden het voorkomen van onveilige situaties voor patiënten een belangrijke taak van de psycholoog. Een flink deel van de respondenten voelt zich echter niet (voldoende) toegerust om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van hun patiënten. Het NIP zou psychologen kunnen informeren over het melden van (bijna-)incidenten en scholing kunnen aanbieden waarin vaardigheden als het omgaan met suïcidedreiging, agressie en de-escalatie centraal staan. Het NIP zou kunnen overwegen hierbij vooral in te zetten op jongere psychologen, omdat blijkt dat vooral deze groep in de enquête aangeeft behoefte te hebben aan deze kennis en vaardigheden. De kans dat een psycholoog in zijn of haar werk betrokken raakt bij een veiligheidsincident lijkt vrij groot te zijn. Agressie en grensoverschrijdend gedrag lijken het vaakst voor te komen, ook zijn vrij veel respondenten ooit betrokken geweest bij een suïcide(dreiging) of een dwang-en-drangincident. Een klein deel van de respondenten geeft aan dat hij of zij het incident niet heeft gemeld, omdat men niet goed wist of het inderdaad om een incident ging, omdat men het niet nodig vond om te melden of omdat men het idee heeft dat er in de organisatie weinig wordt gedaan met incidentmeldingen. In het kader van patiëntveiligheid en de mogelijkheid om te leren van incidenten is het belangrijk dat alle incidenten worden gemeld. Daarom lijkt het nuttig om aandacht te schenken aan welke incidenten op welke wijze moeten worden gemeld. Bij het vergroten van de patiëntveiligheid speelt de veiligheidscultuur in organisaties in de ggz een belangrijke rol. Slechts een klein deel van de organisaties waar de psychologen in dit onderzoek werken, lijken te voldoen aan de omschrijving van een gewenste veiligheidscultuur. Daarnaast staat patiëntveiligheid in veel organisaties niet hoog op de agenda. Toch lijkt het in veel organisaties wel gebruikelijk te zijn om (bijna-) incidenten te melden; bij 83 procent van de respondenten wordt er gewerkt met een systeem voor het melden van incidenten. Ook geeft 89 procent van de respondenten aan zich vrij te voelen om incidenten te melden. Bij een groot deel van de respondenten lijkt het geven en ontvangen van feedback gebruikelijk te zijn. Uit de interviews blijkt dat dit vaak gebeurt in III

10 de intervisiebijeenkomsten, maar dat patiëntveiligheid niet altijd een expliciet onderwerp is in deze bijeenkomsten. Het zou goed zijn als patiëntveiligheid meer aandacht krijgt in de intervisiebijeenkomsten. Ook zou het geven van feedback buiten deze intervisiebijeenkomsten gebruikelijk moeten zijn. Uit de enquête blijkt dat een deel van de respondenten zich vrij voelt om de leidinggevende positief kritische feedback te geven. Dit zijn significant vaker hoofdbehandelaars. Van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar voelt een significant kleiner deel zich vrij om de leidinggevende feedback te geven. Ook geeft een deel van de psychologen aan het lastig te vinden om het met collega s te bespreken als er iets mis is gegaan in het eigen handelen. Ook dit zijn vaker psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Het NIP zou leden kunnen ondersteunen door informatie te verschaffen over het geven van feedback aan collega s én leidinggevenden. Daarnaast kan aandacht worden besteed aan de wijze waarop leidinggevenden het geven van feedback, het bespreekbaar maken van het eigen handelen en van eventuele (bijna) incidenten kunnen stimuleren. Uit dit onderzoek blijkt dat bijna alle respondenten het gevoel hebben dat zij een bijdrage te kunnen leveren aan de veiligheidscultuur in de eigen organisatie. Het is echter onbekend of deze psychologen in de dagelijkse praktijk ook daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de gewenste veiligheidscultuur in hun organisatie. Het NIP zou haar leden hierin kunnen ondersteunen door hen te informeren over de wijze waarop individuele psychologen een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheidscultuur in hun organisatie. Het gaat hier om zaken als: wat is de gewenste veiligheidscultuur en welk gedrag hoort hierbij? Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan geen antwoord worden gegeven op de vraag of psychologen zich in voldoende mate bewust zijn van hun rol als het gaat om patiëntveiligheid en of de veiligheidscultuur in de ggz-instellingen over het algemeen op peil is. Er zijn, met andere woorden, geen normen of doelstellingen geformuleerd als het gaat om het patiëntveiligheid en de veiligheidscultuur in ggz-instellingen. Het zou goed zijn als het NIP met haar leden in discussie gaat over de vraag of men tevreden is met deze resultaten of dat er nog flink wat inspanning moet worden geleverd als het gaat om de veiligheidscultuur in ggz-instellingen. IV

11 1 INLEIDING 1.1 Achtergrond Psychologen die werkzaam zijn in de Geestelijke Gezondheidszorg kunnen in hun dagelijkse praktijk te maken krijgen met situaties waarin de veiligheid van hun patiënten in het geding komt. Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) ziet het als haar taak om haar leden waar mogelijk te ondersteunen bij het vergroten van de patiëntveiligheid. In het kader van het patiëntveiligheidsprogramma ggz 1 Veilige zorg, ieders zorg heeft het NIP de mogelijkheid gekregen om onderzoek uit te voeren naar patiëntveiligheid en de veiligheidscultuur in ggz-instellingen. Patiëntveiligheid is een breed begrip. GGZ Nederland heeft ervoor gekozen om in het kader van het patiëntveiligheidsprogramma Veilige zorg, ieders zorg de definitie van patiëntveiligheid te gebruiken die ook het Trimbos Instituut hanteert. Deze definitie luidt: het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte schade (lichamelijk/psychisch) die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem. Het gaat dus beslist niet om de schade die het (logisch) gevolg is van zijn en/of haar ziekte of van het vooraf bekende en goed afgewogen risico van diagnostiek en/of behandeling (complicatie). Het NIP heeft het onderzoeksbureau Regioplan de opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar het perspectief van psychologen op patiëntveiligheid en de veiligheidscultuur in ggz-instellingen. 1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen Met dit onderzoek wil het NIP inzicht krijgen in de wijze waarop zij haar leden kan ondersteunen als het gaat om patiëntveiligheid en de veiligheidscultuur in de geestelijke gezondheidszorg. Het onderzoek moet handreikingen bieden voor het te ontwikkelen beleid om haar leden te ondersteunen bij het vergroten van de patiëntveiligheid. Het inventariserende onderzoek is daarvoor het middel, maar als zodanig ook al een interventie die onder de leden van het NIP direct het bewustzijn over patiëntveiligheid vergroot. 1 GGZ Nederland coordineert sinds 2008 met subsidie van het ministerie van VWS het patiëntveiligheidsprogramma Veilige zorg, ieders zorg. Het programma kent 2 randvoorwaardelijke speerpunten (VMS en VIM) en 6 inhoudelijke speerpunten: agressie, somatische comorbiditeit, suicidepreventie, medicatieveiligheid, dwang&drang en brandveiligheid. Dit zijn onderwerpen waarvan bekend is dat er veiligheidsrisico s zijn voor patiënten. 1

12 Op basis van deze doelstelling is de volgende probleemstelling geformuleerd: Hoe bewust zijn psychologen zich van hun rol rondom patiëntveiligheid? En hoe ervaren psychologen die in ggz-instellingen werken de daar heersende veiligheidscultuur? Doen zich hierbij verschillen voor tussen psychologen die als behandelaar en psychologen die als hoofdbehandelaar werkzaam zijn? Op basis van deze centrale probleemstelling zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1. Herkennen psychologen veiligheidsrisico s rondom de speerpunten van het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg (dit zijn agressie, brandveiligheid, dwang & drang, medicatieveiligheid, somatische comorbiditeit & suïcidepreventie) en mogelijk ook nog andere veiligheidsrisico's? 2. Kunnen er volgens psychologen op de werkvloer situaties van onveiligheid rond de hiervoor genoemde punten ontstaan voor patiënten? 3. In hoeverre verwachten en ervaren psychologen dat bij dit soort onveilige patiëntsituaties ook de eigen/medewerkerveiligheid in het geding komt? 4. In hoeverre beschouwen psychologen onveilige patiëntsituaties als potentieel beïnvloedbaar dan wel als inherent aan het werk of gerelateerd aan de cultuur op de afdeling en/of zorginstelling? 5. Wat is de opvatting van psychologen over hun specifieke rol in het bijdragen aan de patiëntveiligheid? 6. Voelen psychologen zich voldoende toegerust, mits beïnvloedbaar geacht, om onveilige patiëntsituaties te voorkomen? Wordt binnen de eigen afdeling of zorginstelling aandacht aan patiëntveiligheid besteed en/of hierover informatie verschaft? 7. Hebben responderende psychologen zelf al eens incidenten meegemaakt waar de patiëntveiligheid in het geding was? Waarom heeft de betrokkene dit incident toen wel of niet gemeld? Is het incident op een systematische wijze geanalyseerd? Is betrokkene naar aanleiding van dit incident anders gaan werken of zijn anderszins binnen de organisatie aanpassingen doorgevoerd? 8. Welke goede voorbeelden levert het onderzoek op van hoe psychologen nu al op de werkvloer met succes bijdragen aan een grotere patiëntveiligheid? 9. Welke ondersteuningsbehoeften van psychologen kan het NIP afleiden aan de beantwoording van deze onderzoeksvragen? Omdat het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg, zich (in principe) richt op instellingen in de ggz, richt ook dit onderzoek zich op psychologen die werken in ggz-instellingen en die in hun dagelijks werk regelmatig contact hebben met patiënten. 2

13 1.3 Opzet van het onderzoek Het onderzoek bestond uit de twee onderdelen, die hieronder worden toegelicht: 1. Kwantitatief deel bestaande uit een webenquête onder leden van het NIP 2. Kwalitatief deel bestaande uit interviews met psychologen 1. Webenquête De eerste onderzoeksstap bestond uit het ontwikkelen van een compacte vragenlijst voor een webenquête. Hierbij is uitgebreid gebruikgemaakt van de documentatie, die van het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg. De vragenlijst is opgesteld door Regioplan Beleidsonderzoek in nauwe samenwerking met het NIP. Ook is de vragenlijst beoordeeld en becommentarieerd door een medewerker van GGZ Nederland die betrokken is bij het patiëntveiligheidsprogramma ggz en door enkele leden van het NIP. De definitieve vragenlijst is geprogrammeerd als webenquête. De vragenlijst bevatte vragen over patiëntveiligheid, de invloed van psychologen op de veiligheid van patiënten en de veiligheidscultuur in ggzinstellingen (zie bijlage 1). Ook zijn de respondenten gevraagd naar ervaringen met (bijna) incidenten en zijn respondenten gevraagd een voorbeeld te geven van goede of juist minder goede aandacht voor patiëntveiligheid. Voor het versturen van de vragenlijst is een selectie gemaakt op het ledenbestand van het NIP. Alle leden waarvan bekend bij het NIP bekend was dat zij werken in de geestelijke gezondheidszorg zijn aangeschreven. Het gaat hier ook om leden die werken in de verslavingszorg en de forensische geestelijke gezondheidszorg. Eind april ontvingen de geselecteerde leden van het NIP via de mail een uitnodiging voor deelname aan het onderzoek. In de betreffende mail stond een link naar de vragenlijst (zie bijlage 2). Deelname aan het onderzoek was anoniem. In totaal zijn 6378 leden aangeschreven. Na een week is aan de leden, die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld, een herinneringsmail gestuurd. Nadat het veldwerk voor de webenquête was afgesloten, heeft Regioplan het responsbestand geanalyseerd. Hiermee kunnen de eerste zeven onderzoeksvragen worden beantwoord (zie hoofdstuk 3). Hierbij is steeds aandacht voor verschillen in antwoorden tussen psychologen die als hoofdbehandelaar werkzaam zijn en die dat niet zijn. De verschillen die hierbij worden gevonden, worden alleen weergegeven als ze significant zijn, door de weergave van de percentages en de p-waarden van de Chikwadraattoets. Significant betekent dat het verschil in resultaat voor beide groepen op het betreffende onderwerp met een zekerheid van 95 procent niet op toeval berust. Aangezien de respondenten bij sommige vragen meerdere antwoorden konden geven en sommige vragen konden overslaan of hebben overgeslagen, verschilt de N per vraag. Het aantal respondenten wordt daarom in iedere tabel weergegeven. 3

14 2. Interviews met psychologen In totaal hebben 71 respondenten een voorbeeld gegeven van aandacht voor patiëntveiligheid. Het totale overzicht van deze voorbeelden is opgenomen in bijlage 3. In totaal hebben 13 respondenten aangegeven dat zij benaderd mochten worden voor een interview. Deze respondenten zijn allemaal benaderd voor deelname aan een interview. Zes psychologen waren in de gelegenheid en bereid om op korte termijn een afspraak te maken voor het interview. Regioplan heeft deze psychologen in een face-to-facesetting of telefonisch geïnterviewd. In deze interviews zijn verdiepende vragen gesteld naar aanleiding van het voorbeeld dat men in de webenquête had gegeven. Daarnaast is er gevraagd naar de ervaring van aandacht voor patiëntveiligheid en de (veiligheids)cultuur in de organisatie waar zij werkzaam zijn. Omdat er slechts zes psychologen konden worden geïnterviewd, was het niet mogelijk om een afgewogen keuze te maken van de casusbeschrijvingen die verder zouden worden uitgediept. Daarnaast werken twee van de geïnterviewde psychologen niet in de ggz, maar in de care (ouderenzorg). Omdat de uitgediepte casusbeschrijvingen daarmee geen representatief beeld geven van aandacht voor patiëntveiligheid in ggz-instellingen is ervoor gekozen deze beschrijvingen op te nemen in de bijlagen. Bijlage 4 bevat de beschrijvingen van de uitgediepte casussen en een overzicht van elementen die volgens de geïnterviewde psychologen van invloed zijn op de veiligheidscultuur in hun organisatie. 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 presenteert de respons op de vragenlijst en de kenmerken van de respondenten. In hoofdstuk 3 worden de eerste zeven onderzoeksvragen beantwoord en gaan we in op de patiëntveiligheid, de rol van de psycholoog als het gaat om patiëntveiligheid en de veiligheidscultuur in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Hoofdstuk 4 beschrijft de conclusies. Daarnaast worden in dit hoofdstuk de ondersteuningsbehoeften van psychologen in het kader patiëntveiligheid beschreven en wordt ingegaan op de aanknopingspunten die dit biedt voor het NIP. In het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg wordt gesproken over patiëntveiligheid en de patiënt. Om die reden is er voor gekozen om ook in dit onderzoek te spreken over patiënten. In de geestelijke gezondheidszorg wordt echter vaak gesproken de cliënt. Overal waar in dit rapport patiënt staat, kan daarom ook cliënt worden gelezen. 4

15 2 KENMERKEN RESPONDENTEN 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de deelnemers aan de webenquête over patiëntveiligheid in ggz-instellingen beschreven. Ook worden de kenmerken van de respondenten besproken. 2.2 Respondenten In april 2013 zijn die leden aangeschreven die toen zij lid werden van het NIP hebben aangegeven dat zij werkzaam zijn in een ggz-instelling. Aan hen is gevraagd of zij wilden deelnemen aan het onderzoek naar patiëntveiligheid. In totaal is de uitnodiging voor het invullen van de webenquête verstuurd naar 6378 leden van het NIP. In de uitnodiging voor deelname aan het onderzoek is vermeld dat het onderzoek zich richtte op psychologen die werkzaam zijn in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en die in hun werk regelmatig contact hebben met patiënten. In totaal konden 104 s niet worden bezorgd in verband met een niet bestaand adres (bounces). Van 37 leden ontvingen we een bericht waaruit bleek dat ze niet aanwezig waren tijdens de enquêteperiode. Daarnaast gaven 33 leden direct al aan dat zij niet tot de doelgroep van het onderzoek behoorden. In totaal zijn daarmee netto 6205 leden aangeschreven voor deelname aan het onderzoek. Hiervan zijn in totaal 739 leden begonnen aan de vragenlijst. 22 leden gaven in de enquête aan dat zij niet op regelmatige basis contact hebben met patiënten en zijn daarom geexcludeerd uit de analyses. Daarnaast is een flink deel van de respondenten geexcludeerd, omdat zij niet werkzaam bleken te zijn in een ggz-instelling. Het gaat om in totaal 276 respondenten. Het grootste deel van deze respondenten gaf aan te werken als eerstelijnspsycholoog of in een vrijgevestigde praktijk. Daarnaast werkt een deel van deze respondenten in de care-sector (verpleeghuis), in de gehandicaptenzorg of in een revalidatiecentrum. Omdat het onderzoek zich richt op psychologen die werkzaam zijn in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg is er voor gekozen om deze respondenten niet mee te nemen in de analyses van de resultaten zoals deze staan beschreven in hoofdstuk 3. In totaal behoren 439 leden tot de responsgroep, de netto respons is daarmee 7,1 procent (zie tabel 2.1). Tabel 2.1 Respons Netto aangeschreven* Bruto respons aantal Bruto respons % Netto respons Aantal Netto respons % ,9% 441 7,1% * N-populatie min post onbestelbaar retour, afwezig tijdens de enquête periode of niet behorend tot de doelgroep van het onderzoek. 5

16 2.3 Kenmerken respondenten Ruim drie kwart van de respondenten is vrouw (77,1%). De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 44 jaar (standaard deviatie= 11,8). De verdeling van de leeftijd van de respondenten over de verschillende leeftijdscategorieën is weergegeven in tabel 2.2. Tabel 2.2 Achtergrondkenmerken respondenten Aantal % Geslacht: Vrouw ,2% Leeftijdscategorieën: 20 t/m 29 jaar 53 12,7% 30 t/m 39 jaar ,3% 40 t/m 49 jaar 87 20,9% 50 t/m 59 jaar ,4% 60 jaar en ouder 49 11,8% Van de respondenten werkt bijna een kwart als psycholoog (24,5%), 44 procent als gz-psycholoog en 22 procent als klinisch psycholoog (22,4%) (zie tabel 2.3). Een minderheid van de respondenten (8,2%) werkt als psychotherapeut. Daarnaast werken vier respondenten als klinisch neuropsycholoog. Het grootste deel van de respondenten werkt in een geïntegreerde ggzinstelling (48,3%). Een aanzienlijk kleiner deel van de respondenten werkt in een instelling voor jeugd-ggz (12,3%). Een kwart van respondenten geeft aan in een andere instelling werkzaam te zijn (25,6%). Het gaat hierbij vooral om psychologen die werkzaam zijn in een ziekenhuis, waarvan de meesten aangeven te werken op de afdeling medische psychologie van het ziekenhuis. Aan de respondenten is ook gevraagd of men werkzaam is als hoofdbehandelaar, als behandelaar of onder supervisie. Een groot deel van de respondenten werkt altijd als hoofdbehandelaar (36,9%) of meestal als hoofdbehandelaar (17,1%). Daarnaast werkt ruim een vijfde van de respondenten als behandelaar (22,6%) (zie tabel 2.3). 6

17 Tabel 2.3 Kenmerken respondenten Aantal % Ik werk als: Psycholoog ,5% Gz-psycholoog ,0% Klinisch psycholoog 95 22,4% Psychotherapeut 35 8,2% Klinisch neuropsycholoog 4 0,9% In welk type instelling bent u werkzaam? Geïntegreerde ggz-instelling ,3% Instelling voor verslavingszorg 16 3,8% RIBW 2 0,5% Forensisch instituut 25 5,9% Instelling voor jeugd-ggz 52 12,3% PAAZ-afdeling ziekenhuis 14 3,3% Andere instelling, namelijk: ,8% Bent u werkzaam als hoofdbehandelaar, behandelaar of werkt u onder supervisie? Ik werk altijd als hoofdbehandelaar ,9% Ik werk meestal als hoofdbehandelaar 71 17,1% Ik werk soms als hoofdbehandelaar 35 8,4% Ik werk als behandelaar 86 19,5% Ik werk altijd onder supervisie 38 9,1% Ik werk meestal onder supervisie 18 4,3% Ik werk soms onder supervisie 9 2,1% Anders, namelijk: 9 2,2% Tabel 2.4 laat het totale aantal in de zorg werkzame psychologen in Nederland op 1 januari 2012 zien. 1 Het aantal niet-big-geregistreerde psychologen dat werkzaam is in de ggz is niet bekend, 2 en deze groep is daarom niet opgenomen in tabel 2.4. Vergelijking van de percentages van de verschillende groepen beroepsbeoefenaren in Nederland met de verschillende groepen beroepsbeoefenaren in dit onderzoek laat zien aan dit onderzoek relatief veel klinisch psychologen hebben deelgenomen. De verhouding van het aantal vrouwelijke en mannelijke psychologen in dit onderzoek komt goed overeen met de verdeling in de totale populatie psychologen. Van de deelnemers in dit onderzoek was 77 procent vrouw. Uit het onderzoek dat is uitgevoerd door het Nivel is 74 procent van totale groep de gz-psychologen, klinisch (neuro)psychologen en psychotherapeuten vrouw. 1 Nivel, Het arbeidsaanbod van psychologen, orthopedagogen en verpleegkundig specialisten GGZ in 2012, Utrecht, In het onderzoek dat Nivel in 2012 uitvoerde, wordt het aantal niet-big-geregistreerde psychologen geschat op minimaal

18 Tabel 2.4 Schatting aantal in zorg werkzame personen op 1 januari 2012 Beroepsgroep Aantal in Nederland % in Nederland % in dit onderzoek Gz-psycholoog ,6% 58,3% Klinisch psycholoog ,6% 30,0% Psychotherapeut ,1% 10,9% Klinisch neuropsycholoog 90 0,8% 1,3% Bron: Nivel, 2012 Voor de verschillende vragen is steeds nagegaan of er verschillen zijn in antwoorden tussen psychologen, die als hoofdbehandelaar werkzaam zijn en die dat niet zijn. Hiervoor zijn de respondenten die hebben aangegeven dat zij altijd, meestal of soms werkzaam zijn als hoofdbehandelaar samengenomen (n=259, 61,8%). Daarnaast zijn de respondenten die werkzaam zijn als behandelaar en die werken onder supervisie (altijd, meestal en soms) samengenomen (n=160, 38,2%). De verschillen die hierbij zijn gevonden, worden steeds alleen weergegeven als ze significant zijn, door de weergave van de percentages en de p-waarden van de Chikwadraattoets. De hoofdbehandelaars die hebben deelgenomen aan de enquête zijn relatief vaak mannelijk. Zeventig procent van de mannelijke deelnemers is werkzaam als hoofdbehandelaar. Van de vrouwelijke deelnemers is dat 59 procent (p = 0.05). Daarnaast zijn de respondenten, die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar significant ouder dan de respondenten die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar (respectievelijk M= 46,9 jaar, SD= 11,0 en M= 39,3 jaar, SD= 11,5, p <.0001). 8

19 3 PATIENTVEILIGHEID 3.1 Herkenbaarheid van veiligheidsrisico s Samenvatting: Herkenbaarheid van veiligheidsrisico s De respondenten zijn in dit onderzoek gevraagd aan te geven welke associaties zij hebben met het begrip patiëntveiligheid. Associaties die te maken hadden met een zorgvuldige behandeling van persoonsgegevens, het voorkomen van agressie, het creëren een vertrouwensband met de behandelaar en een veilige thuissituatie voor de patiënt en een kwalitatief goede behandeling zijn het meest genoemd door de respondenten. De eerste associaties die respondenten hebben bij het begrip patiëntveiligheid komen daarmee niet geheel overeen met de speerpunten van het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg. De veiligheidsrisico s suïcide (85%) en somatische comorbiditeit (77%) worden door het grootste deel van de respondenten herkend. Daarnaast herkent respectievelijk 65 procent en 61 procent van de respondenten de veiligheidsrisico s medicatieveiligheid en agressie vanuit de dagelijkse praktijk. Van de psychologen die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar herkent een significant groter deel de veiligheidsrisico s medicatieveiligheid en suïcide dan van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. In dit onderzoek gaat het om patiëntveiligheid en situaties waarin de veiligheid van patiënten in het geding komt. Aan de respondenten is gevraagd wat hun eerste associaties zijn bij het begrip patiëntveiligheid. Tabel 3.1 geeft deze associaties weer. De meeste associaties die respondenten opschreven hebben betrekking op een zorgvuldige behandeling van persoonsgegevens (privacy, n=101). Andere thema s die vaak door respondenten zijn genoemd zijn: het voorkomen van agressie (n=66), een veilige omgeving creëren voor de patiënt, vertrouwensband met de behandelaar (n=60), een veilige omgeving voor de patiënt in termen van een veilige thuissituatie (systeem) (n=56), kwalitatief goede zorg/ behandeling (n=55), het voorkomen van suïcide (n=45) en goed medicatiegebruik (n=24). Tabel 3.1 Wat zijn uw eerste associaties bij het begrip patiëntveiligheid? Waar denkt u aan? (Meerdere antwoorden mogelijk) Categorie Aantal keer genoemd Zorgvuldige behandeling persoonsgegevens 101 Voorkomen van agressie 66 Veilige omgeving creëren voor de patiënt 60 Veilige omgeving van de patiënt (systeem) 56 Kwalitatief goede zorg/behandeling 55 Voorkomen suïcide 45 Goed gebruik medicatie 24 9

20 Het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg kent zes inhoudelijke speerpunten, dit zijn: agressie, somatische comorbiditeit, suïcidepreventie, medicatieveiligheid, dwang & drang en brandveiligheid. Dit zijn onderwerpen waarvan bekend is dat er veiligheidsrisico s zijn voor patiënten. De eerste associaties die respondenten hebben bij het begrip patiëntveiligheid komen niet geheel overeen met de speerpunten van het programma. Zo zijn de onderwerpen privacy of een zorgvuldige behandeling van de persoonsgegevens, een veilige omgeving voor de patiënt en kwalitatief goede zorg/behandeling niet als speerpunt geformuleerd in het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg. Aan de andere kant worden de onderwerpen somatische comorbiditeit, dwang & drang en brandveiligheid, die in het patiëntveiligheidsprogramma ggz zijn benoemd als speerpunt, niet vaak genoemd door de respondenten. Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij de veiligheidsrisico s die zijn benoemd door het patiëntveiligheidsprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg, herkennen vanuit hun dagelijkse praktijk. Dat wil zeggen dat deze veiligheidsrisico s ook een rol zouden kunnen spelen in de dagelijkse praktijk van de respondenten. De veiligheidsrisico s suïcide en somatische comorbiditeit worden door het grootste deel van de respondenten herkend (respectievelijk 85,1 en 77,1% van de respondenten). Daarnaast worden medicatieveiligheid en agressie door ongeveer tweederde van de respondenten herkend (respectievelijk 64,9 en 61,4%). Brandveiligheid wordt het minst vaak herkend door de respondenten (32,8%), zie tabel 3.2. Tabel 3.3 laat zien dat de respondenten die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar de veiligheidsrisico s medicatieveiligheid en suïcide significant vaker herkennen dan respondenten die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Tabel 3.2 In hoeverre herkent u deze veiligheidsrisico s vanuit uw dagelijkse praktijk? Ik herken dit enigszins Neutraal Ik herken dit niet of nauwelijks Agressie (n=368) 61,4% 9,5% 29,1% Brandveiligheid (n=369) 32,8% 24,4% 42,8% Dwang en drang (n=369) 43,1% 14,9% 42,0% Medicatieveiligheid (n=368) 64,9% 14,9% 20,1% Somatische comorbiditeit (n=367) 77,1% 11,4% 11,4% Suïcide (n=369) 85,1% 6,8% 8,1% 10

21 Tabel 3.3 In hoeverre herkent u deze veiligheidsrisico s vanuit uw dagelijkse praktijk? Verschillen tussen hoofdbehandelaar en niet hoofdbehandelaar Niet werkzaam als Werkzaam als p-waarde Ik herken dit hoofdbehandelaar hoofdbehandelaar risico (enigszins) Aantal % Aantal % Agressie 78 56, ,1 n.s. Brandveiligheid 38 27, ,8 n.s. Dwang en drang 54 39, ,5 n.s. Medicatieveiligheid 72 52, , Somatische , ,5 n.s. comorbiditeit Suïcide , , Taak en invloed van de psycholoog Samenvatting: Taak en invloed van de psycholoog Negentig procent van de respondenten geeft aan het voorkomen van onveilige situaties voor de patiënt een belangrijke taak te vinden van de psycholoog. Daarnaast geven alle respondenten aan dat zij in enige mate invloed kunnen uitoefenen op de veiligheid van de patiënt. De meeste respondenten geven aan dat zij hier tot op zekere hoogte invloed op kunnen uitoefenen (64,5%). De helft van de respondenten zegt zich niet helemaal of onvoldoende toegerust te voelen om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van patiënten. Dit zijn significant vaker psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Op de vraag wat men nodig heeft om zich hiervoor wel voldoende toegerust te voelen geeft 66 procent aan dat zij kennis nodig heeft van onveilige situaties. Ook geeft 44 procent aan kennis nodig te hebben van situaties die men moet melden en kennis over waar men deze onveilige situaties kan melden. Daarnaast zegt 52 procent behoefte te hebben aan voldoende vaardigheid om om te kunnen gaan met weerstand of onvoorspelbaar gedrag. Aan de respondenten is gevraagd of zij het als hun taak zien om onveilige situatie voor patiënten te voorkomen. Het grootste deel van de respondenten geeft aan dit een belangrijke taak te vinden (89,9%). Slechts een klein deel vindt dit niet zo n belangrijke of geen belangrijke taak (respectievelijk n=9 en n=5). Vijf procent van de respondenten vindt dit meer een taak van het management (5,7%), zie tabel 3.4. Op de vraag In hoeverre ziet u het als uw taak als psycholoog om onveilige situaties voor uw patiënt te voorkomen, zijn geen significante verschillen gevonden tussen psychologen die wel en niet als hoofdbehandelaar werkzaam. 11

22 Tabel 3.4 In hoeverre ziet u het als uw taak als psycholoog om onveilige situaties voor uw patiënt te voorkomen? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal % Ik vind dit een belangrijke taak ,9% Ik vind dit niet zo n belangrijke taak 9 2,5% Ik vind dit geen belangrijke taak 2 0,5% Ik zie dit alleen als mijn taak als ik de hoofdbehandelaar ben 5 1,4% Ik vind dat dit meer een taak is van het management 21 5,7% Daarnaast is aan de respondenten gevraagd in hoeverre ze invloed hebben op de veiligheid van patiënten en of men zich voldoende toegerust voelt om hierop invloed uit te kunnen oefenen. Alle respondenten geven aan dat zij in enige mate invloed kunnen uitoefenen op de veiligheid van de patiënt (tabel 3.5). Het grootste deel van de respondenten geeft aan tot op zekere hoogte invloed te hebben op de veiligheid van de patiënt (64,5%). Aan de respondenten is gevraagd of zij een toelichting kunnen geven op hun antwoord. Een klein deel van de respondenten heeft dit gedaan en heeft aangegeven dat zij het deels ook een taak van het management vinden om veiligheid te faciliteren en voorwaarden te scheppen voor patiëntveiligheid. Ook geven verschillende respondenten aan dat zij het management vooral verantwoordelijk vinden voor de fysieke veiligheid (bv. brandveiligheid). Daarnaast geeft een aantal respondenten aan dat veiligheid een voorwaarde is voor goede hulpverlening en dat het creëren van veiligheid een fundamentele taak is van de psycholoog. Ook licht een aantal patiënten toe dat het de taak is van de psycholoog om onveilige situaties voor de patiënt te signaleren. Uit de uitsplitsing tussen hoofdbehandelaars en psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar blijkt dat hoofdbehandelaars wat vaker aangeven dat zij invloed hebben op de veiligheid van patiënten dan de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar (17,8% versus 11,8%). Psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar zeggen wat vaker dan de hoofdbehandelaars dat zij beperkte mate invloed hebben op de veiligheid van patiënten (26,5% versus 16,1%, p < 0.05). Tabel 3.5 In hoeverre heeft u als psycholoog invloed op de veiligheid van uw patiënten? Aantal % Ik heb invloed op de veiligheid van mijn patiënten 57 15,6% Ik heb tot op zekere hoogte invloed op de veiligheid van ,5% mijn patiënten Ik heb in beperkte mate invloed op de veiligheid van mijn 73 19,9% patiënten Nee, ik heb geen invloed op de veiligheid van mijn patiënten 0 0% 12

23 De helft van de respondenten geeft aan zich voldoende toegerust te voelen om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van patiënten (51,5%). De andere helft van de respondenten kiest bij deze vraag voor de antwoordcategorie neutraal of geeft aan zich hiervoor onvoldoende toegerust te voelen (tabel 3.6). Tabel 3.6 In hoeverre voelt u zich voldoende toegerust om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van uw patiënten? Aantal % Ik voel mij hiervoor voldoende toegerust ,1% Neutraal ,9% Ik voel mij hiervoor onvoldoende toegerust 29 8,0% Van de psychologen die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar geeft een significant groter deel aan zich voldoende toegerust te voelen om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van patiënten dan van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar (p < 0.05, zie tabel 3.7) Tabel 3.7 In hoeverre voelt u zich voldoende toegerust om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van uw patiënten? Verschillen tussen niet-hoofdbehandelaars en hoofdbehandelaars Niet werkzaam als Werkzaam als p-waarde hoofdbehandelaar hoofdbehandelaar Aantal % Aantal % Ik voel mij hiervoor 63 46,3% ,9% voldoende toegerust Neutraal 55 40,4% 94 41,2% Ik voel mij hiervoor onvoldoende toegerust 18 13,2% 11 4,8% Aan respondenten die aangaven zich onvoldoende of in beperkte mate toegerust te voelen (n=178) is gevraagd wat men nodig heeft om zich wel voldoende toegerust te voelen om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van patiënten. De antwoorden op deze vraag staan weergegeven in tabel 3.8. Een flink deel van deze respondenten gaf aan hiervoor kennis nodig te hebben van onveilige situaties (65,5%), van situaties die men moet melden (44,6%) en te moeten weten waar men onveilige situaties kan melden (44,1%). Ook gaf ruim de helft van deze respondenten aan voldoende vaardigheden nodig te hebben om om te kunnen gaan met weerstand of onvoorspelbaar gedrag (52,0%). Vijfendertig procent van de respondenten gaf aan voldoende vaardigheden nodig te hebben om zijn of haar patiënten op de juiste wijze te benaderen. Enkele respondenten gaven aan dat hierbij gaat om situaties waarin suïcide dreiging of agressie een rol speelt of dat het om vaardigheden gaat om situaties te de-escaleren. 13

24 De antwoorden van psychologen die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar verschilden niet significant van de antwoorden van psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Tabel 3.8 Wat heeft u nodig om u wel voldoende toegerust te voelen om invloed uit te kunnen oefenen op de veiligheid van uw patiënten? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal % Kennis hebben van onveilige patiëntsituaties ,5% Kennis hebben van situaties die ik moet melden 98 44,6% Kennis hebben van waar ik onveilige situaties kan melden 78 44,1% Voldoende vaardigheden om mijn patiënten op de juiste 62 35,0% wijze te benaderen Voldoende vaardigheden om om te kunnen gaan met 92 52,0% weerstand of onvoorspelbaar gedrag Juridische bescherming van de melder 64 36,2% Anders, namelijk 26 14,7% 3.3 Het melden van incidenten Samenvatting: Het melden van incidenten Aan de respondenten is gevraagd of het voor hen duidelijk is hoe zij een incident kunnen melden in de organisatie. Vierenvijftig procent van de respondenten gaf aan dat dit volledig duidelijk is. Veertig procent van de respondenten zei dit ongeveer te weten en zes procent gaf aan dit niet te weten. Uit de resultaten blijkt dat van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar een minder groot deel weet hoe zij een incident kunnen melden in de organisatie dan van de psychologen die wel werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Eenenzeventig procent van de respondenten vindt het erg belangrijk dat (bijna) incidenten worden gemeld. Tot slot geeft 27 procent van de respondenten aan dat hun meldingsbereidheid zou toenemen als zij anoniem zouden kunnen melden. Voor het melden van incidenten hebben veel organisaties een meldingssysteem dat onderdeel uitmaakt van een breder opgezet veiligheidsmanagementsysteem. Om een melding te kunnen doen van een (bijna) incident is het belangrijk dat medewerkers weten zij een (bijna) incident kunnen melden in de organisatie. Aan de respondenten is daarom gevraagd of voor hen duidelijk is hoe zij een incident kunnen melden. Ruim vijftig procent van de respondenten gaf aan dat dit hen volledig duidelijk is (54,2%). Een kleine veertig procent van de respondenten gaf aan dit ongeveer te weten (39,7%). Zes procent van de respondenten gaf aan dit niet te weten (tabel 3.9). 14

25 Tabel 3.9 Weet u hoe u een (bijna) incident kunt melden in uw organisatie? Aantal % Ja, dat is mij volledig duidelijk ,2% Ja, dat weet ik ongeveer ,7% Nee, dat weet ik niet 30 6,1% Uit de nadere analyses blijkt dat het voor een aanzienlijk groter deel van de psychologen die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar volledig duidelijk is hoe men een (bijna) incident kan melden vergeleken met de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar (60,4% versus 43,7%, p < 0.01). Verschillende respondenten hebben aangegeven het melden belangrijk te vinden om incidenten in de toekomst te voorkomen en om van de incidenten te leren. Aan de respondenten is tevens gevraagd hoe belangrijk zij het vinden dat (bijna) incidenten worden gemeld. Het grootste deel van de respondenten vindt dit erg belangrijk (71,5%). Een kwart van de respondenten vindt dit enigszins belangrijk (25,8%) (tabel 3.10). De antwoorden op deze vragen verschillen niet tussen psychologen die wel en niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. Tabel 3.10 Hoe belangrijk vindt u het dat (bijna) incidenten worden gemeld? Aantal % Erg belangrijk ,5% Enigszins belangrijk 93 25,8% Neutraal 8 2,2% Enigszins onbelangrijk 2 0,6% Tot slot is aan de respondenten gevraagd of hun meldingsbereidheid toeneemt als het mogelijk is om incidenten anoniem te melden. Ruim een kwart van de respondenten geeft aan dat hun meldingsbereidheid zou toenemen als zij anoniem kunnen melden (26,6%). Vierenveertig procent van de respondenten geeft aan dat daarmee hun meldingsbereidheid niet zal toenemen. Ruim een kwart van de respondenten antwoordde weet niet op deze vraag (28,6%). Van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar geeft een significant groter deel aan dat hun meldingsbereidheid toeneemt als zij anoniem kunnen melden vergeleken met de psychologen die wel als hoofdbehandelaar werkzaam zijn (35,1% versus 22,1%, p < 0.05). 15

26 3.4 Onveilige situaties voor medewerkers Samenvatting: Onveilige situaties voor medewerkers Aan de respondenten is gevraagd of het wel eens voorkomt dat de eigen veiligheid of die van collega s in het geding komt. Zes procent van de respondenten geeft aan dat dit regelmatig gebeurt en 41 procent van de respondenten geeft aan dat dit soms gebeurt. Van de hoofdbehandelaars geeft een groter deel aan dat de veiligheid van henzelf of die van collega s soms in het geding komt dan van de niet-hoofdbehandelaars. Het grootste deel van de respondenten (62%) geeft aan dat zij tot op zekere hoogte invloed uit kan oefenen op de veiligheid van henzelf of die van collega s. Naast de veiligheid van patiënten kan ook de veiligheid van psychologen zelf in het geding komen. Aan de respondenten is gevraagd of het wel eens voorkomt dat de eigen veiligheid of die van collega s in het geding komt. Slechts een klein deel van de respondenten geeft aan dat dit regelmatig gebeurt (6,4%). Ongeveer veertig procent geeft aan dat dit soms of nauwelijks gebeurt (respectievelijk 40,7% en 44,0%) (tabel 3.11) Tabel 3.11 Komt het wel eens voor dat uw eigen veiligheid of die van uw collega s in het geding komt? Aantal % Ja, dit gebeurt regelmatig 23 6,4% Ja, dit gebeurt soms ,7% Dit gebeurt nauwelijks ,0% Dit gebeurt nooit 32 8,9% Van de psychologen die werkzaam zijn als hoofdbehandelaar geeft een significant groter deel aan dat de veiligheid van henzelf of die van collega s soms in het geding komt, vergeleken met de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar (47,6% versus 29,1%). Van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar geeft een significant groter deel aan dat dit nooit gebeurt, vergeleken met de psychologen die wel werkzaam zijn als hoofdbehandelaar (14,2% versus 5,8%, p < 0.001). Net als bij de veiligheid van patiënten is aan de respondenten ook gevraagd in hoeverre zij invloed uit kunnen oefenen op de veiligheid van henzelf en op die van collega s. De antwoorden op deze vraag staan weergegeven in tabel De meerderheid geeft aan hierop tot op zekere hoogte invloed uit te kunnen oefenen (61,6%). Een zeer klein deel van de respondenten geeft aan hierop geen invloed uit te kunnen oefenen of onveilige situaties te zien als inherent aan het werk als psycholoog (respectievelijk 1,1% en 2,5%). Er zijn voor deze vraag geen verschillen gevonden tussen psychologen die wel en psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar. 16

27 Tabel 3.12 In hoeverre kunt u invloed uitoefenen op de veiligheid van uzelf en op die van uw collega s? Aantal % Ik kan invloed uitoefenen 61 17,1% Ik kan tot op zekere hoogte invloed uitoefenen ,6% Ik kan in beperkte mate invloed uitoefenen 63 17,6% Ik kan geen invloed uitoefenen 4 1,1% Onveilige situaties zijn inherent aan het werk als psycholoog 9 2,5% 3.5 Ervaring met incidenten Ervaring met incidenten Aan de respondenten is gevraagd of men in zijn of haar werk als psycholoog wel eens betrokken is geweest bij verschillende typen incidenten. Uit de resultaten blijkt dat 78 procent van de respondenten wel eens te maken heeft gehad met agressie of grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast geeft 53 procent van de respondenten aan dat hij of zij in het werk als psycholoog ooit, al dan niet als hoofdbehandelaar, betrokken is geweest bij een suïcide(poging). Ook geeft ruim een derde van de respondenten aan ooit betrokken te zijn geweest bij een dwang en drang incident en bij een vermissing of ontvluchting. Slechts dertien procent van de respondenten geeft aan nog nooit bij een incident betrokken te zijn geweest. Van de psychologen die niet werkzaam zijn als hoofdbehandelaar is 22 procent nog nooit bij een incident betrokken geweest. Van de hoofdbehandelaars is een significant kleiner deel ( 8%, p < ). Het patiëntveiligheidprogramma ggz Veilige zorg, ieders zorg heeft een uniforme hoofdclassificatie van typen incidenten uitgewerkt voor de ggzsector. Deze hoofdclassificatie is van toepassing op alle ggz-instellingen en bevat negen typen incidenten. Deze incidenten en de betekenis van deze incidenten staat weergegeven in tabel Aan de respondenten is gevraagd of men in zijn of haar werk als psycholoog wel eens betrokken is geweest bij deze verschillende typen incidenten. Hierbij kon men aangeven of men het incident heeft meegemaakt als direct betrokkene en of men het incident heeft meegemaakt bij een cliënt waarvoor men als hoofdbehandelaar eindverantwoordelijk was. Tabel 3.13 Hoofdclassificatie veiligheidsincidenten ggz-sector Incident Definitie Agressie en Schelden, dreigen, manipuleren grensoverschrijdend gedrag Intimideren Slaan schoppen, bijten, prikken, steken Met spullen gooien Spugen Discrimineren Pesten, treiteren, belachelijk maken Duwen, trekken Sexueel overschrijdend geweld 17

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad -

Nadere informatie

Minimale dataset voor het melden en rapporteren van incidenten in de GGZ

Minimale dataset voor het melden en rapporteren van incidenten in de GGZ Hoofdclassificatie Veilig Incidenten Melden (VIM) Minimale dataset voor het melden en rapporteren van incidenten in de GGZ Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 1. Inleiding 2 2. Doelstelling en opzet 3 3. Inhoudelijke

Nadere informatie

De verpleegkundige als melder van bijwerkingen?

De verpleegkundige als melder van bijwerkingen? De verpleegkundige als melder van bijwerkingen? Verslag van de resultaten van een enquête maart 2016 De verpleegkundige als melder van bijwerkingen? Samenvatting 3 1 Inleiding 4 2 Enquête 5 3 Resultaten

Nadere informatie

Patiëntveiligheidsprogramma

Patiëntveiligheidsprogramma Patiëntveiligheidsprogramma Sector Geestelijke Gezondheidszorg Contouren programma 2008 2011 22 november 2007 Vereniging GGZ Nederland Brancheorganisatie voor geestelijke gezondheids- en verslavingszorg

Nadere informatie

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW - eindrapport - drs. L.F. Heuts drs. R.C. van Waveren Amsterdam, december 2009

Nadere informatie

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg in opdracht van de Raad voor Volksgezondheid & Zorg Datum 24 april 2014 Versie 1.0 Auteur Miquelle Marchand T: +31 13 466 8323 E: m.marchand@uvt.nl

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Agressie en geweld Onderzoeksresultaten poll

Agressie en geweld Onderzoeksresultaten poll Agressie en geweld Onderzoeksresultaten poll in opdracht van FNV ADV Market Research Willem Arntszlaan 115 C 3734 EE Den Dolder www.adv-mr.com Den Dolder, maart 2010 Wim Woning MSc Index Index... 2 1.

Nadere informatie

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009 EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP - eindrapport - dr. Marga de Weerd Amsterdam, november 2009 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20-5315315

Nadere informatie

Invoering WIK een goede zet!

Invoering WIK een goede zet! Invoering WIK een goede zet! Korte peiling over een actueel onderwerp op het gebied van credit management juni 2013 Korte peiling: WIK B15893 / juni 2013 Pag. 1 Copyright 2013 Blauw Research bv Alle rechten

Nadere informatie

Ervaringen met zorg van personen die thuiszorg ontvangen

Ervaringen met zorg van personen die thuiszorg ontvangen Ervaringen met zorg van personen die thuiszorg ontvangen Onderzoek van ZorgDNA naar ervaringen met zorg op basis van een enquête onder thuiswonende cliënten Verpleeghuis Bergweide Versie 1.0 drs. J.J.A.

Nadere informatie

Onderzoeksresultaten. Pensioenbeleving deelnemers Stichting BMS Pensioenfonds. april 2011. 2010 Towers Watson. All rights reserved.

Onderzoeksresultaten. Pensioenbeleving deelnemers Stichting BMS Pensioenfonds. april 2011. 2010 Towers Watson. All rights reserved. Onderzoeksresultaten Pensioenbeleving deelnemers Stichting BMS Pensioenfonds april 2011 2010 Towers Watson. All rights reserved. Inhoud Context onderzoek Samenvatting Resultaten Communicatiemiddelen Uniform

Nadere informatie

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering

Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Tabellenboek 'Bekendheid van verzekerden met de polisvoorwaarden en de inhoud van de zorgverzekering Behorende

Nadere informatie

Invoering WIK een goede zet!

Invoering WIK een goede zet! Invoering WIK een goede zet! Korte peiling over een actueel onderwerp op het gebied van credit management juni 2013 Korte peiling: WIK B15893 / juni 2013 Pag. 1 Copyright 2013 Blauw Research bv Alle rechten

Nadere informatie

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Nadere informatie

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010 Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Hoge verwachtingen over pas gediplomeerden. Utrecht: NIVEL, 2010) worden gebruikt.

Nadere informatie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, april 2013 Samenvatting Eind december 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg via een digitale vragenlijst een inventariserend onderzoek

Nadere informatie

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie Afdeling Onderzoek & Statistiek Gemeente Deventer Karen Teunissen April 2006 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 Bekendheid en betrokkenheid 4 Samenvatting 8 Hoofdstuk 2 Communicatie 9 Samenvatting 12

Nadere informatie

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID In opdracht van Delta Lloyd Maart 2015 1 Inhoudsopgave 1. Management Summary 2. Onderzoeksresultaten Verzuim Kennis en verzekeringen Communicatie Opmerkingen 3. Onderzoeksverantwoording

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek onder mensen met een manisch depressieve stoornis en hun betrokkenen

Tevredenheidsonderzoek onder mensen met een manisch depressieve stoornis en hun betrokkenen Tevredenheidsonderzoek onder mensen met een manisch depressieve stoornis en hun betrokkenen Patiënt redelijk tevreden, maar snelheid en betrokkenheid bij behandeling kan beter Index 1. Inleiding 2. Onderzoeksmethode

Nadere informatie

Tevredenheid over MEE. Brancherapport 2011. Een onderzoek in opdracht van MEE Nederland. Marieke Hollander Betty Noordhuizen BA3913

Tevredenheid over MEE. Brancherapport 2011. Een onderzoek in opdracht van MEE Nederland. Marieke Hollander Betty Noordhuizen BA3913 Tevredenheid over MEE Brancherapport 2011 Een onderzoek in opdracht van MEE Nederland Marieke Hollander Betty Noordhuizen BA3913 Zoetermeer, 21 december 2011 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust

Nadere informatie

5.2 SCOPE vragenlijst - eerstelijns praktijken -

5.2 SCOPE vragenlijst - eerstelijns praktijken - 5.2 SCOPE vragenlijst - eerstelijns praktijken - In deze vragenlijst wordt uw mening gevraagd over onderwerpen op het gebied van patiëntveiligheid, onbedoelde gebeurtenissen, fouten en het melden van incidenten

Nadere informatie

Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis?

Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis? Wat vinden uw cliënten van de zorg thuis? onderzoek naar ervaringen met de zorg Opdrachtgever: dr. D.H.M. Frijters D.J. Homberg, MSc dr. H.C.M. Kamphuis drs. S.J.W. de Kroon drs. J.J.A. Stavenuiter drs.

Nadere informatie

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen Bezoekadres: Van Alkemadelaan 357 Postadres: MPC 58 A Postbus 90701 2509 LS Den Haag Nederland www.cdc.nl Draagvlakmeting TNS NIPO: Drs. Anneloes Klaassen Lisanne van Thiel GW: Drs. Amber Vos +31 (070)

Nadere informatie

Ervaringen en trainingsbehoefte professionals jeugdzorg

Ervaringen en trainingsbehoefte professionals jeugdzorg Ervaringen en trainingsbehoefte professionals jeugdzorg transformatie jeugdzorg FoodValley INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 2 1.1. Aanleiding... 2 1.2. Doel- en probleemstelling... 2 1.3. Methode... 2 1.4.

Nadere informatie

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers nderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Goirle DIMENSUS beleidsonderzoek April 2012 Projectnummer 488 Het onderzoek De gemeente Goirle is eind april 2010

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Compensatie eigen risico is nog onbekend

Compensatie eigen risico is nog onbekend Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (M. Reitsma-van Rooijen, J. de Jong. Compensatie eigen risico is nog onbekend Utrecht: NIVEL, 2009) worden gebruikt. U

Nadere informatie

Tabel A: Wat is uw geslacht?

Tabel A: Wat is uw geslacht? Opmerking vooraf: het tabellenboek begint met een aantal alfabetisch genummerde tabellen die betrekking hebben op achtergrondvariabelen. Hierna volgen met cijfers genummerde tabellen. De nummering van

Nadere informatie

SBO-LEERLINGEN EN KINDEROPVANG

SBO-LEERLINGEN EN KINDEROPVANG SBO-LEERLINGEN EN KINDEROPVANG SBO-LEERLINGEN EN KINDEROPVANG - eindrapport - Marga de Weerd Linda van Middelkoop Regioplan Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20 531 53 15 Fax :

Nadere informatie

Ontwikkeling en implementatie van veiligheid in de ggz-sector

Ontwikkeling en implementatie van veiligheid in de ggz-sector Ontwikkeling en implementatie van veiligheid in de ggz-sector GGZ Nederland, Guus Verhoef 1 Inhoud presentatie Veiligheidsnoties Ontwikkeling patiëntveiligheid ggz Implementatie Speerpunt 6: medicatie(on)veiligheid

Nadere informatie

AFKORTINGEN IN TABELLEN

AFKORTINGEN IN TABELLEN VERANTWOORDING Dit document bevat de tabellen waarop het volgende artikel gebaseerd is: Veer, A.J.E. de, Francke, A.L. Verpleegkundigen positief over bevorderen van zelfmanagement. TVZ: Tijdschrift voor

Nadere informatie

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29% 26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde

Nadere informatie

Enquête geregistreerde verzekeringsartsen

Enquête geregistreerde verzekeringsartsen Enquête geregistreerde verzekeringsartsen Enquête geregistreerde verzekeringsartsen - EINDRAPPORT - Auteurs Hedwig Rossing Hetty Visee Amsterdam, 12 juli 2017 Publicatienr. 17040 2017 Regioplan, in opdracht

Nadere informatie

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING nieuwsbrief Februari 2015 Inleiding Deze nieuwsbrief beschrijft de resultaten van de peiling met het. Deze peiling ging over de zondagsopenstelling. De gemeenteraad

Nadere informatie

Procedure melden en bespreken van complicaties, incidenten en calamiteiten

Procedure melden en bespreken van complicaties, incidenten en calamiteiten Procedure melden en bespreken van complicaties, incidenten en calamiteiten Van de zorgverleners en/of familieleden of andere betrokkenen van cliënt of cliënt zelf, wordt verwacht dat 'alles wat niet de

Nadere informatie

MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN. ICCO Onderzoek 2015

MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN. ICCO Onderzoek 2015 MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN ICCO Onderzoek 2015 Inhoud 1. Uitgangspunten 2. Onderzoek Demografie Bedrijfsgegevens Functie van de respondent Landen Wat zijn mensenrechten? Waarom mensenrechten? Six step

Nadere informatie

Wat vinden bedrijven?

Wat vinden bedrijven? Wat vinden bedrijven? Een peiling onder HRM ers en P&O ers over het in dienst nemen van een Wajongere Juni 2009 * Kenniscentrum CrossOver * Nieuwegein COLOFON Uitgave: Kenniscentrum CrossOver Schouwstede

Nadere informatie

5.3 SCOPE vragenlijst -huisartsenpraktijk-

5.3 SCOPE vragenlijst -huisartsenpraktijk- 5.3 SCOPE vragenlijst -huisartsenpraktijk- INLEIDING In deze vragenlijst wordt uw mening gevraagd over onderwerpen op het gebied patiëntveiligheid, onbedoelde gebeurtenissen, fouten en het melden incidenten

Nadere informatie

Enquête SJBN 15.10.2013

Enquête SJBN 15.10.2013 Enquête SJBN 15.10.2013 1 Inhoudsopgave Steekproef Resultaten enquête Algehele tevredenheid Arbeidsomstandigheden Urennorm Ondernemersaspecten Kijk op de toekomst Conclusies 2 Steekproef: achtergrond kenmerken

Nadere informatie

HET BELANG VAN DE RELATIE

HET BELANG VAN DE RELATIE HET BELANG VAN DE RELATIE Een onderzoek naar het verband tussen de werkalliantie en de motivatie voor begeleiding bij jongeren met een licht verstandelijke beperking - samenvatting eindrapport - Regioplan:

Nadere informatie

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING Deel 1: politie Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS

Nadere informatie

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Inleiding 4 1.1 Doelgroep 4 1.2 Methode 4 1.3 Respons 4 2. Resultaten Wmo 5 2.1 Contact en toegankelijkheid van hulp of ondersteuning

Nadere informatie

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE drs. Frank Kriek drs. Luuk Mallee drs. Katrien de Vaan dr. Miranda Witvliet Amsterdam, januari 2016 Regioplan Jollemanhof 18 1019 GW Amsterdam Tel.:

Nadere informatie

Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1. Inleiding Vanaf 2015 verandert het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (vanaf

Nadere informatie

Memo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld

Memo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld Memo Bekendheid Meldpunt Huiselijk Geweld Bestuurscommissie Onderzoek Cultuur, Welzijn en Zorg 1 Colofon: Onderzoek en rapportage: drs. E. Lange dr. J. Tuinstra Met medewerking van: H. Plat-Lieben Uitgave:

Nadere informatie

HET LEIDERDORPPANEL OVER...

HET LEIDERDORPPANEL OVER... HET LEIDERDORPPANEL OVER... Resultaten peiling 13: Meedenken en meedoen in de openbare ruimte april 2015 Inleiding Deze nieuwsbrief beschrijft de resultaten van de 13 e peiling met het burgerpanel van

Nadere informatie

Het beeld van zorggebruikers over de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De Inspectie voor de Gezondheidszorg

Het beeld van zorggebruikers over de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De Inspectie voor de Gezondheidszorg Dit factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Anne Brabers, Margreet Reitsma en Roland Friele. Het beeld van zorggebruikers over de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Nadere informatie

Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC

Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC Werkinstructie voor de CQI Naasten op de IC 1. De vragenlijst Waarvoor is de CQI Naasten op de IC bedoeld? De CQI Naasten op de IC is bedoeld is bedoeld om de kwaliteit van de begeleiding en opvang van

Nadere informatie

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden Projectnummer: 10203 In opdracht van: Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer drs. Merijn Heijnen dr. Willem Bosveld Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658 1012 GL

Nadere informatie

Werkinstructies voor de CQI Jeugdgezondheidszorg

Werkinstructies voor de CQI Jeugdgezondheidszorg Werkinstructies voor de 1. De vragenlijst Waarvoor is de CQI JGZ bedoeld? De CQI Jeugdgezondheidzorg (CQI JGZ) is bedoeld om de kwaliteit van zorg rond de jeugdgezondheidzorg te meten vanuit het perspectief

Nadere informatie

Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar

Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar Nederlands bedrijfsleven: maak faillissementsfraude snel openbaar Korte peiling over een actueel onderwerp op het gebied van credit management juni 2014 Tussentijdse meting Trendmeter 14 B16475 / juni

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN Klanttevredenheidsonderzoek Schoonmaakdienst gemeente Haren Colofon Opdrachtgever Gemeente Haren Datum December 2016 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp

Nadere informatie

Onderwijs en vluchtelingenkinderen

Onderwijs en vluchtelingenkinderen Onderwijs en vluchtelingenkinderen Zijn scholen en onderwijsgevenden voldoende toegerust om vluchtelingenkinderen onderwijs te bieden? Een enquête onder onderwijsgevenden van basisscholen, scholen voor

Nadere informatie

START. Via een serie vragen wordt uw mening en uw professionele handelen rond de patiënt geïnventariseerd.

START. Via een serie vragen wordt uw mening en uw professionele handelen rond de patiënt geïnventariseerd. KEHR-Suïcide vragenlijst versie 9.0 * De KEHR-Suïcide vragenlijst gaat over uw handelen rond een (suïcidale) cliënt. * De lijst is bedoeld voor professionals die betrokken waren bij de zorg voor een cliënt

Nadere informatie

Zwemlesaanbod 2015 cijfers en ervaringen van zwemlesaanbieders. Harold van der Werff Vera van Es

Zwemlesaanbod 2015 cijfers en ervaringen van zwemlesaanbieders. Harold van der Werff Vera van Es Zwemlesaanbod 2015 cijfers en ervaringen van zwemlesaanbieders Harold van der Werff Vera van Es 2 Zwemlesaanbod 2015 cijfers en ervaringen van zwemlesaanbieders Mulier Instituut Mulier Instituut Utrecht,

Nadere informatie

Samenvatting. Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen

Samenvatting. Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen Beleid en richtlijnen ten aanzien van beslissingen rond het levenseinde in Nederlandse zorginstellingen 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 196 Beleid en richtlijnen

Nadere informatie

HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke

HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke HBO-VERPLEEGKUNDIGEN HET MEEST POSITIEF OVER HUN COMPETENTIES BIJ VERSLAGLEGGING: TABELLEN. Kim de Groot, Anke de Veer, Wolter Paans en Anneke Francke CONTACT NIVEL K. de Groot, MSc RN Postbus 1568 3500

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek Straatintimidatie Amsterdam Factsheet 201 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Directie Openbare Orde en Veiligheid Projectnummer: 11 Beek, Eliza van der Smeets, Harry Bezoekadres: Oudezijds

Nadere informatie

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Tussenmeting 2015 Portret samenwerkingsverband P029 Opdrachtgever: ministerie van OCW Utrecht, oktober

Nadere informatie

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING : COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam: St. Jansstraat

Nadere informatie

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen

Nadere informatie

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Leerlingtevredenheidsonderzoek Rapportage Leerlingtevredenheidsonderzoek De Meentschool - Afdeling SO In opdracht van Contactpersoon De Meentschool - Afdeling SO de heer A. Bosscher Utrecht, juni 2015 DUO Onderwijsonderzoek drs. Vincent

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek onder bijstandsgerechtigden

Klanttevredenheidsonderzoek onder bijstandsgerechtigden Klanttevredenheidsonderzoek onder bijstandsgerechtigden Eindverslag Maart 2016 Inhoudsopgave Opdrachtgever Slide nr. Henk Teussink 1 Aanleiding onderzoek en werkwijze 3 E: h.teussink@enschede.nl T: 06

Nadere informatie

Dienstverlening Amsterdam-Noord

Dienstverlening Amsterdam-Noord Dienstverlening Amsterdam-Noord tweede meting bewonerspanel Projectnummer: 9151 In opdracht van stadsdeel Amsterdam-Noord Rogier van der Groep Esther Jakobs Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658 1012 GL

Nadere informatie

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Vragenlijst Behoefte als kompas, de oudere aan het roer Deze vragenlijst bestaat vragen naar uw algemene situatie, lichamelijke en geestelijke gezondheid, omgang met gezondheid

Nadere informatie

Vergelijking resultaten

Vergelijking resultaten Vergelijking resultaten 2016 2 e nameting Uitkomsten cliëntenraadpleging Careander Utrecht, december 2016 Geschreven door: Drs. Dominique van t Schip Postbus 8224 3503 RE Utrecht Telefoon: 030 293 76 64

Nadere informatie

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Westerholm Seniorenzorg in de Wijk. Verslagjaar Uitgevoerd door Bureau De Bok, Franeker

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Westerholm Seniorenzorg in de Wijk. Verslagjaar Uitgevoerd door Bureau De Bok, Franeker Rapport Cliëntervaringsonderzoek Westerholm Verslagjaar 2017 Uitgevoerd door Bureau De Bok, Franeker Bureau De Bok is CQ-geaccrediteerd door het CIIO 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. Respons en benadering

Nadere informatie

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss

Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Rapport tevredenheid burgers Wmo Gemeente Oss Juni 2008 COLOFON Samenstelling Michelle Rijken Mark Gremmen Vormgeving binnenwerk Roelfien Pranger Druk HEGA

Nadere informatie

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf De gegevens in deze factsheet mogen met bronvermelding (E.E.M. Maurits, A.J.E. de Veer & A.L. Francke. Zorgverleners werken liever met interne dan met personeel van buitenaf. Utrecht: NIVEL, 2013) worden

Nadere informatie

Door Cliënten Bekeken voor Huisartsenpraktijken. Groepspraktijk Huizen

Door Cliënten Bekeken voor Huisartsenpraktijken. Groepspraktijk Huizen Door Cliënten Bekeken voor Huisartsenpraktijken Rapportage voor: Groepspraktijk Huizen Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer ARGO Rijksuniversiteit Groningen BV www.argo-rug.nl INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK

Nadere informatie

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Tilburg DIMENSUS beleidsonderzoek December 2012 Projectnummer 507 Inhoudsopgave Samenvatting

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep Gemeente Ubbergen Juni 2013 Colofon Uitgave I&O Research BV Zuiderval 70 7543 EZ Enschede tel. (053) 4825000 Rapportnummer 2013/033 Datum

Nadere informatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld Samenvatting Dit onderzoek heeft tot doel algemene informatie te verschaffen over slachtoffers van huiselijk geweld in Nederland. In het onderzoek wordt ingegaan op de vraag met welke typen van huiselijk

Nadere informatie

Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007

Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007 LEVV Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging Meningen van verpleegkundigen en verzorgenden over de complexiteit van zorg Factsheet Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden, april 2007 De meeste

Nadere informatie

Zorgbarometer 7: Flexwerkers

Zorgbarometer 7: Flexwerkers Zorgbarometer 7: Flexwerkers Onderzoek naar de positie van flexwerkers in de zorg Uitgevoerd door D. Langeveld, MSc Den Dolder, mei 2012 Pagina 2 Het auteursrecht op dit rapport berust bij ADV Market Research

Nadere informatie

Rapport. Alles wel? Quick Scan naar de behoefte aan informatie en ondersteuning van maatregelen tegen agressie en geweld in welzijnsorganisaties

Rapport. Alles wel? Quick Scan naar de behoefte aan informatie en ondersteuning van maatregelen tegen agressie en geweld in welzijnsorganisaties Rapport Alles wel? Quick Scan naar de behoefte aan informatie en ondersteuning van maatregelen tegen agressie en geweld in welzijnsorganisaties Over het CAOP Het CAOP is hét kennis- en dienstencentrum

Nadere informatie

2013, peiling 4 december 2013

2013, peiling 4 december 2013 resultaten 2013, peiling 4 december 2013 Van 25 november tot en met 8 december 2013 is een peiling onder het HengeloPanel gehouden. Van de 2.685 panelleden die waren uitgenodigd, hebben 1.701 leden de

Nadere informatie

STAPPENPLAN PREVENTIE VAN EENZAAMHEID IN DE EERSTE LIJN

STAPPENPLAN PREVENTIE VAN EENZAAMHEID IN DE EERSTE LIJN STAPPENPLAN PREVENTIE VAN EENZAAMHEID IN DE EERSTE LIJN Doelen Het voorkomen, oplossen en/of verwerken van eenzaamheid bij ouderen: 1. Het vaststellen van de mate van eenzaamheid; 2. Het onderscheiden

Nadere informatie

Sociale veiligheid op school

Sociale veiligheid op school Rapportage Sociale veiligheid op school Utrecht, juli 2016 DUO Onderwijsonderzoek, drs. Vincent van Grinsven drs. Liesbeth van der Woud Postbus 681 3500 AR Utrecht 030 263 1080 (t) e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl

Nadere informatie

Life event: Een nieuwe baan

Life event: Een nieuwe baan Life event: Een nieuwe baan Inhoudsopgave 1 Belangrijke bevindingen 2 Achtergrond en verantwoording 3 Onderzoeksresultaten Arbeidsvoorwaarden en pensioenregeling Pensioeninformatie Pensioenkennis Waardeoverdracht

Nadere informatie

Hoe denkt de vrijgevestigde Friese psycholoog en orthopedagoog hierover?

Hoe denkt de vrijgevestigde Friese psycholoog en orthopedagoog hierover? E-health Hoe denkt de vrijgevestigde Friese psycholoog en orthopedagoog hierover? Een genuanceerde benadering ROS Friesland heeft geïnventariseerd hoe psychologen en orthopedagogen denken over het gebruik

Nadere informatie

20 april 2015. Onderzoek: agressie in het OV

20 april 2015. Onderzoek: agressie in het OV 20 april 2015 Onderzoek: agressie in het OV Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 50.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online onderzoek.

Nadere informatie

EFFECTIVITEITSONDERZOEK PROFESSIONAL ORGANIZING. NBPO Oktober 2012- Oktober 2014

EFFECTIVITEITSONDERZOEK PROFESSIONAL ORGANIZING. NBPO Oktober 2012- Oktober 2014 EFFECTIVITEITSONDERZOEK PROFESSIONAL ORGANIZING NBPO Oktober 2012- Oktober 2014 Colofon Uitgave: Research 2Evolve Tesselschadelaan 15A 1217 LG Hilversum Tel: (035) 623 27 89 info@research2evolve.nl www.research2evolve.nl

Nadere informatie

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen

Rapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen Rapportage Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen In opdracht van: Mediawijzer.net Datum: 22 november 2013 Auteurs: Marieke Gaus & Marvin Brandon Index Achtergrond van het onderzoek 3 Conclusies

Nadere informatie

Drs. S. Dekkers Drs. F. Kriek. Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal RD Amsterdam Tel.: Fax :

Drs. S. Dekkers Drs. F. Kriek. Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal RD Amsterdam Tel.: Fax : Bedreigingen bij de politie - Aanvullend verslag - Drs. S. Dekkers Drs. F. Kriek Amsterdam, februari 2007 Regioplan publicatienr. 1462 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam

Nadere informatie

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Zorgbureau Endless Almere. Zorg Thuis

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Zorgbureau Endless Almere. Zorg Thuis Rapport Cliëntervaringsonderzoek Zorgbureau Endless Almere Zorg Thuis Uitgevoerd door Bureau De Bok, Franeker juli 2012 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. Kenmerken respondenten... 3 3. Afspraken over

Nadere informatie

Samen sterk tegen ouderenmishandeling

Samen sterk tegen ouderenmishandeling Samen sterk tegen ouderenmishandeling in Gelderland-Zuid November 2015 Verwey-Jonker Instituut Barometer Ouderenmishandeling Ouderenmishandeling is een serieus probleem. De schatting is dat elk jaar 1

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Zorgprogramma DM - Eerste lijn (2013)

Klanttevredenheidsonderzoek Zorgprogramma DM - Eerste lijn (2013) Klanttevredenheidsonderzoek Zorgprogramma DM - Eerste lijn (2013) Inhoudsopgave Verslag Samenvatting resultaten Bijlage - Vragenlijst Cohesie Cure and Care Hagerhofweg 2 5912 PN VENLO +31 (77) 3203736

Nadere informatie

CLIËNTENPARTICIPATIE WERKPLEINEN Nulmeting

CLIËNTENPARTICIPATIE WERKPLEINEN Nulmeting CLIËNTENPARTICIPATIE WERKPLEINEN Nulmeting Cliëntenparticipatie Werkpleinen nulmeting - eindrapport - drs. C.E. Wissink drs. A. Berkhout Amsterdam, januari 2010 Regioplan publicatienr. 1958 Regioplan

Nadere informatie

Waarom mensen zich niet verdiepen in partnerpensioen

Waarom mensen zich niet verdiepen in partnerpensioen Onderzoek Waarom mensen zich niet verdiepen in partnerpensioen Onderzoek in opdracht van Pensioenkijker.nl Projectleider Kennisgroep : Vivianne Collee : Content Unit Financiën Datum : 09-11-010 Copyright:

Nadere informatie

Antwoorden Rekenen Groep 5-1e helft schooljaar

Antwoorden Rekenen Groep 5-1e helft schooljaar Sweelinck & De Boer B.V., Den Haag Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of

Nadere informatie

Vragenlijst Ervaringen met het preventieve gezondheidsonderzoek 1

Vragenlijst Ervaringen met het preventieve gezondheidsonderzoek 1 Vragenlijst Ervaringen met het preventieve gezondheidsonderzoek 1 Het basisontwerp van de CQI meetinstrumenten is ontwikkeld door het NIVEL, in samenwerking met de afdeling Sociale Geneeskunde van het

Nadere informatie

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN

TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN TEVREDENHEIDSONDERZOEK KETENPARTNERS SUN GRONINGEN Tevredenheidsonderzoek ketenpartners SUN Groningen Colofon Opdrachtgever SUN Groningen Datum Maart 2017 Auteurs Bert van Putten David Scheffer KWIZ Stavangerweg

Nadere informatie

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli 2002. Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli 2002. Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag nipo het marktonderzoekinstituut Postbus 247 1000 ae Amsterdam Grote Bickersstraat 74 Telefoon (020) 522 54 44 Fax (020) 522 53 33 Email info@nipo.nl Internet www.nipo.nl Rapport Roken en Zwangerschap

Nadere informatie

Goede Voornemens 2015

Goede Voornemens 2015 Goede Voornemens 2015 Customer Intelligence Klantonderzoek & Advies Daniëlle Boshove december 2014 Achtergrond onderzoek en methode Doel: achterhalen welke goede voornemens de Nederlander heeft voor 2015

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv

Tevredenheidsonderzoek 2011. Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv Tevredenheidsonderzoek 2011 Dienst inburgeren Studiecentrum Talen Eindhoven bv Zoetermeer, zaterdag 4 februari 2012 In opdracht van Studiecentrum Talen Eindhoven bv De verantwoordelijkheid voor de inhoud

Nadere informatie