Simulatie van CAN-signalen via SAE J1939

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Simulatie van CAN-signalen via SAE J1939"

Transcriptie

1 Departement Industriële Wetenschappen en Technologie Opleiding Bachelor in de elektronica-ict Afstudeerrichting elektronica Simulatie van CAN-signalen via SAE J1939 Eindwerk aangeboden tot het behalen van het diploma van Bachelor in de elektronica-ict door Benji De Backer o.l.v. Peter D'hulster, KHBO Johan Derdaele, KHBO Peter Deckmyn, Turbo's Hoet Parts & Revisie NV Academiejaar KHBO Campus Oostende Zeedijk 101 B-8400 Oostende Tel Fax

2 Mededeling Deze eindverhandeling was een examen. De tijdens de verdediging geformuleerde opmerkingen werden niet opgenomen.

3 Woord vooraf In dit woord vooraf wil ik iedereen bedanken die mee werkte aan het tot stand komen van dit eindwerk. Als eerste wil ik mijn promotoren bedanken voor hun raad en daad, het luisteren naar mijn problemen en hun hulp om een geschikte oplossing te vinden. Dank aan ing. Peter D hulster en ing. Johan Derdaele (binnenpromotoren) en ing. Peter Deckmyn (buitenpromotor) voor het opvolgen van mijn stage. Daarnaast wil ik ook alle werknemers van het stagebedrijf, Turbo s Hoet Parts en Revisie N.V., bedanken. Dit voor hun luisterend oor, hun technische kennis van motoren en hulp bij het testen. In het speciaal een bedankje voor dhr. Danny Rabaut, die mij altijd te hulp stond. Verder wil ik ook mijn vriendin Karolien Hollevoet bedanken voor de steun tijdens de stage en voor het luisterend oor. Als laatste zou ik nog de werknemers van National Instruments en Mikroe willen bedanken die mij geholpen hebben in mijn zoektocht.

4 Abstract De trend dat meer en meer producten elektronisch worden gestuurd geeft zich ook weer in de auto- en vrachtwagenindustrie. In moderne vrachtwagens worden vele zaken geregeld via een elektronisch netwerk, zoals het CAN netwerk. Een van de hoofdtaken van de afdeling Parts & Revisie van Turbo s Hoet is het verkopen van tweedehands vrachtwagenmotoren. Hierbij is het noodzakelijk dat er een goed draaiende motor kan afgeleverd worden bij de klant. Daarom wordt iedere motor afzonderlijk getest voor deze het bedrijf verlaat. Bij deze testen moet de motor draaien zoals het hoort en moet er de mogelijkheid bestaan om gas te geven. Bij moderne motoren is deze gaspedaalstand veelal geregeld via het elektronische netwerk in de vrachtwagen en niet rechtstreeks op de dieselpomp. Daardoor zou er bij het testen van de motoren een stuk van het elektronisch netwerk van de vrachtwagen moeten aangesloten worden om de testen te kunnen realiseren. Het doel van de stage en het eindwerk was deze testen te gaan vereenvoudigen, zodanig dat de motor in een korte tijdspanne en op een meer eenvoudige manier te testen was door de werknemers. Voor de realisatie van mijn stage werden 2 verschillende systemen ontworpen. Enerzijds werd er gewerkt op basis van een computer, die met LabView de sturing deed. Anderzijds wordt er gebruik gemaakt van een microcontroller die met behulp van MikroC de sturing kan doen als de motor als stand-alone wordt gebruikt. 4

5 Inhoud Mededeling... 2 Woord vooraf... 3 Abstract... 4 Inhoud Situering van het probleem CAN-bus Geschiedenis en ontwikkeling Gebruik als standaard CAN-protocol OSI-model Opbouw van het OSI-model Laag 1: fysische laag Laag 2: datalink laag MAC Medium Access Control NRZ-encoding en bitstuffing Busarbitrage LLC Logical Link Control Data frame Remote frame Error frame Overload frame CAN connectoren pin D-Sub connector SAE J CAN - J OSI-model Identifier bit priority bit reserved bit data page bit PGN PDU Format (PF) bit Source address Voorbeeld Page Group Number (PGN) EEC1 Electronic Engine Controller SPN Suspect Parameter Number PC toepassing via LabVIEW Inleiding Werkmodule NI USB Eigenschappen Pin lay-out Opbouw van het programma Configureren van de interface Openen van de interface Data aanmaken Schrijven van de data op de bus Afsluiten van de interface Praktische uitwerking

6 4.4.1 Front panel Fotopage Startpage Workpage Block diagram Slideshow en tabbladen Configureren en openen van de interface Data aanmaken Afsluiten van de interface Stand-alone toepassing via MikroC Inleiding Werkmodule Keuze motor Visuele ondersteuning Hardware Opbouw signaal Keuze componenten PIC18F Eigenschappen Pin lay-out MCP2551 I/P Eigenschappen Pin lay-out Programmer Print ontwerp Schema Software A/D conversie LED blinking Buttons CAN Andere code VOLVO FH Inleiding Geschiedenis van het model Inwendige CAN-bus Metingen op testbank Aansluitklemmen en -fiche Eerste meting Meetopstelling PC-sturing Tweede meting Derde meting Conclusie Volvo FH Scania R Inleiding Geschiedenis van het model Inwendige CAN-bus Metingen op testbank Aansluitklemmen en -fiche Lokaliseren van CAN op motor Eerste meting

7 7.5 Metingen op vrachtwagen Eerste meting Tweede meting Derde meting Vierde meting Vijfde meting Contact stand Demarreer stand Rij stand Zesde meting Conclusie Scania R Renault DXI Inleiding Geschiedenis van het model Inwendige CAN-bus Metingen op testbank Eerste meting Tweede meting Pc-sturing Conclusie Renault DXI Mercedes Actros Inleiding Geschiedenis van het model Inwendige CAN-bus Metingen op testbank Eerste meting Tweede meting Conclusie Mercedes Actros Handleiding Hardware Software Besluit Bijlagen Bibliografie

8 1 Situering van het probleem De kracht van een goede vrachtwagen ligt ondermeer bij een goed werkende motor. Bij het verkopen van tweedehands vrachtwagenmotoren is het dan ook belangrijk om dit te kunnen garanderen aan de klant. Met deze reden in het achterhoofd is het voor Turbo s Hoet NV belangrijk om bij de verkoop de betrouwbaarheid van de motor vooraf te kunnen testen binnen het bedrijf. Waar vroeger het gebruik van relais contacten werd toegepast in gewone wagens en vrachtwagens voor de signaaloverdracht van bijvoorbeeld het gaspedaal of de richtingsaanwijzer, worden deze dezer dagen vervangen door middel van een elektronisch netwerk dat de gewenste signalen levert aan onder andere de motor. Om te kunnen proefdraaien, moet de motor minimaal kunnen bediend worden via het gaspedaal. Op dit moment worden de testen uitgevoerd via een omslachtige methode. Voor ieder beschikbaar type vrachtwagenmotor moet een aparte kast worden gebouwd. Deze kast is groot en niet vlot handelbaar. Binnen in deze kast moet ook alle elektronica voorzien zijn die nodig is voor het sturen van de motor. Hieronder verstaan we onder andere een stuurdoos, indien nodig een sleutelcontact en de nodige bekabeling. Het bedrijf test meer en meer motoren die gebruik maken van het CAN-netwerk. Daarmee zochten ze een oplossing om deze testen te vereenvoudigen, zowel in omvang als gebruik. Als uitkomst van het probleem is gekozen om de vereenvoudiging zowel te gaan realiseren met de pc als via microcontroller. Via de pc is dan gekozen om met het programma LabView te werken, de microcontroller wordt met MikroC geprogrammeerd. De doelstelling is dus om de omslachtige schakeling te gaan vervangen door een multifunctioneel en kleiner systeem dat binnen heel het bedrijf gebruikt kan worden op verschillende motoren. Verder zou ook nog een bruikbaar stappenplan moeten worden opgesteld voor de werknemers van het bedrijf, om vlot het ontworpen systeem te kunnen gaan gebruiken en eventueel aan te vullen. 8

9 2 CAN-bus 2.1 Geschiedenis en ontwikkeling De eerste ontwikkelingen waarbij we van het CAN-systeem kunnen spreken, gaan terug tot in de jaren 80. Dit kwam onder meer door de vraag vanuit de automobielindustrie, die groter en groter werd. De twee belangrijkste probleemgebieden kwamen immers uit deze tak van de industrie, omdat ook hier de technische ontwikkelingen evolueerden. De comforteisen van de gebruiker namen toe. Vb.: elektronisch bediende ruiten, stoel- en spiegelverstelling, stoelverwarming,... De gebruiker werd zich steeds meer bewust van allerlei veiligheidsaspecten. Vb.: elektronische centrale vergrendeling, startblokkering, ABS-voorzieningen, Figuur 2-1 CAN netwerk Deze toename van elektronica in motorvoertuigen zorgde dat er een manier moest gevonden worden om de communicatie tussen afzonderlijke intelligente eenheden in deze voertuigen tot stand te laten komen. Dit was dan ook de reden waarom de automobielindustrie begon met haar zoektocht naar nieuwe, moderne communicatiemethodes. Uiteindelijk kwam men zo o.a. terecht bij de netwerktechniek, die echter wel aan bepaalde specifieke eisen van de automobielsector moest voldoen. In de ontwikkelfase begon iedere fabrikant met zijn eigen busnetwerk, wat natuurlijk niet compatibel was met de netwerken die de concurrentie ontwikkelde. Hun eigen busconcept was voor hen goed, en dit probeerden ze dan ook te laten aanvaarden als internationale 9

10 standaard. Een van deze ontworpen busconcepten was het Controller Area Netwerk, kort CAN. Midden jaren 80 begon Robert Bosch met de ontwikkeling van het CAN-protocol, en stelde het ten slotte voor in 1986 op een SAE congres in Detroit. Tegenwoordig kunnen we CAN gaan omschrijven als het meest toonaangevende op het gebied van automobielbussen, Maar er zijn ook nog andere toepassingsgebieden van CAN, maar deze gaan we hier niet verder bespreken. Het CAN-protocol is inmiddels verder geëvolueerd en aangepast en is tegenwoordig ook al als hardware beschikbaar, m.a.w. als IC's. Er zijn op de markt al verschillende microcontrollers beschikbaar die gebruik maken van het CAN-systeem. Wanneer we gaan kijken naar de verschillende soorten CAN die nu bestaan, kunnen we er twee belangrijke soorten gaan uithalen voor de automobielindustrie. Voor personenwagens wordt er vaak gebruik gemaakt van Fault tolerant CAN, terwijl de vrachtwagen industrie gebruik maakt van het High Speed CAN systeem. Verdere uitleg volgt bij hoofdstuk Gebruik als standaard CAN is dus een van de busconcepten die werden gedefinieerd als standaard. CAN is ook een van de vijf protocollen die worden gebruikt in de OBD-II voertuigen diagnostiek standaard. Het OBD-norm is verplicht voor alle auto's en lichte vrachtwagens verkocht in de Verenigde Staten sinds 1996 en voor alle benzine auto's verkocht in de Europese Unie sinds 2001 en alle dieselauto's sinds OBD staat voor On-Board Diagnostics en is een term die verwijst naar het uitlezen en diagnose stellen op motoren. OBD zette net als CAN zijn eerste stappen in de jaren 80 en evolueerde van een signalisatielampje bij een defect tot het weergeven van de specifieke foutcode op een display. De modernste OBD is momenteel de versie OBD-II. 2.3 CAN-protocol Zoals eerder al kort uitgelegd, is het Controller Area Network een standaard voor een seriële databus die dient om elektronische sturingseenheden aan elkaar te koppelen. Het maakt dus mogelijk om verschillende modules te gaan verbinden met elkaar via één bussysteem. Daarnaast is CAN expliciet ontworpen voor omgevingen waar veel elektromagnetische storingen zijn. In het bussysteem zijn alle modules gelijkaardig. Er wordt niet gesproken van een master of slave, iedere zender is evenwaardig. Iedere zender kan ook dienen als ontvanger. Het bussysteem van het CAN maakt gebruik van twee differentieel aangedreven lijnen. Meestal worden deze twee lijnen als twisted pair lijnen gebruikt, om de betrouwbaarheid te bevorderen. Want door de twisting wordt de storing uit de omgeving sterk gereduceerd. 10

11 Figuur 2-2 Twisted pair Om de communicatie op het Controller Area Network in goede banen te leiden, wordt er gebruik gemaakt van het CAN protocol. Dit protocol is enkel op de twee onderste lagen van het OSI-model gespecificeerd. Deze twee lagen, de fysieke laag en de data link laag, worden later nog uitvoerig besproken. Hieronder vind u de belangrijkste technische specificaties van het CAN-protocol: Naam multimaster: baudrate: modulatie: Uitleg het systeem is verdeeld in verschillende nodes waarbij elke node tijdelijke controle heeft over de actie 10 kbit/s - 1 MBit/s NRZ met bitstuffing lengte van bericht: bits identificatie: datalengte: CRC-controle: prioriteit: foutdetectie: foutafhandeling: 11 bits (standaard) 29 bits (extended) 0-8 bits 15 bits laagste identificatienummer heeft de hoogste prioriteit (= arbitrage) bit-niveau, CRC, formaatniveau bevestiging (acknowledge), foutbericht, automatische herhaling fysische koppeling: symmetrisch of asymmetrisch, galvanisch gescheiden, glasvezel lengte netwerk: 40 m of langer bij lagere snelheid (baudrate) Tabel 2-1 Specificaties CAN-protocol 11

12 Transport gericht (netwerk) Applicatie gericht (toepassing) 2.4 OSI-model Het OSI-model is een gestandaardiseerd datacommunicatie systeem. Het beschrijft hoe de data over het netwerk wordt verstuurd. Het hele netwerk is goed gestructureerd en deze netwerken kunnen we ten opzichte van hun architectuur gaan opdelen in twee grote groepen: Open systemen Privé systemen In open systemen hangt de structuur van het systeem niet af van de fabrikant, terwijl dit bij privé systemen (zoals SNA of DNA) wel het geval is. Een van de voorbeelden van een open systeem is het TCP/IP protocol, een ander is ons OSI-model Opbouw van het OSI-model Het datacommunicatiesysteem wordt opgesplitst in 7 lagen, wat bekend staat als het 7 lagen model van ISO. ISO is de organisatie die de normen van het OSI-model heeft vastgelegd. Hieronder ziet u een overzicht van de verschillende lagen met daarbij een korte uitleg. Tabel 2-2 OSI-model Nr Naam Uitleg 7 Applicatielaag De eindgebruiker die iets wil raadplegen 6 Presentatielaag Gegevens op de correcte manier aanbieden aan de gebruiker 5 Sessielaag Verbinding van het gesprek tot stand brengen tussen 2 eindgebruikers Regelt het verkeer 4 Transportlaag Besturing en controle van het netwerk Fragmenteren van de data Foutcontrole op het volledige bericht 3 Netwerklaag Routeren van datapakketten 2 Datalink laag Logische verbinding tot stand brengen, onderhouden en verbreken Taken: flowcontrol en foutencontrole (CRC op pakketje) 1 Fysische laag Fysische verbinding tot stand brengen, onderhouden en verbreken Synchronisatie, Zoals eerder al vermeld, is CAN gedefinieerd voor de twee onderste lagen van het OSImodel. Elk van deze twee lagen heeft zijn eigen functies en kan nog verder onderverdeeld worden. 12

13 De datalinklaag (DLL) wordt onderverdeeld in: LLC - logical link control MAC - medium access control De fysieke laag (PL) wordt onderverdeeld in: PLS - physical signaling PMA - physical medium attachment MDI - medium dependant interface Figuur 2-3 OSI-model Het verschil tussen laag één en twee kunnen we aantonen via een simpel voorbeeld, een telefoongesprek. Telefoongesprek op laag één = telefoon nemen, nummer draaien, opnemen, (fysische verbinding) Telefoongesprek op laag twee = hallo zeggen, tegen elkaar praten, niet door elkaar praten, (logische verbinding) Laag 1: fysische laag De fysische laag is de laagste laag uit het OSI-model en beschrijft zoals de naam aangeeft het fysische aspect van de CAN-bus. De definitie van laag één leert ons dat deze alle elementen betreft die van belang zijn bij het tot stand brengen, onderhouden en verbreken van de fysische verbinding tussen twee stations. Binnen deze laag worden bepaalde eigenschappen vastgelegd in verband met de verbinding: Snelheid (Baudrate) Bit- en bytesynchronisatie Modulatiemethode (FSK, ) Als we de CAN-bus fysisch gaan bekijken valt ons de twee getwiste draden op. Hierover zenden we een differentieel signaal. 13

14 De specifieke manier van getwiste draden biedt ons een groot voordeel. Omdat CAN dikwijls wordt gebruikt in storingsrijke gebieden, kunnen deze storingen veel invloed hebben op het verstuurde signaal. Echter door de draden te twisten, worden deze storingen weggewerkt. Doordat de draden getwist worden liggen ze fysiek altijd dicht tegen elkaar waardoor ze altijd (ongeveer) dezelfde storingen opnemen. Doordat deze storingen gelijk zijn op beide draden, worden ze door de differentiële transmitter weg gewerkt. We bekomen dus een signaal dat geen of zeer weinig storing uit de omgeving heeft opgenomen. Wanneer we gaan kijken naar de verschillende soorten CAN die nu bestaan, kunnen we er twee belangrijke soorten gaan uithalen voor de automobielindustrie. Voor personenwagens wordt er vaak gebruik gemaakt van Fault tolerant CAN, terwijl de vrachtwagen industrie gebruik maakt van het High Speed CAN systeem. Bij Fault tolerant CAN worden de low en de high gekenmerkt door hun spanningsniveau. In dominante toestand spreken we van 1.4V bij low en 3.6V bij high. In recessieve toestand van 0V en 5V bij respectievelijk low en high. Een recessieve toestand komt overeen met een logische 0, terwijl de dominante toestand overeenkomt met een logische 1. Het voordeel van op deze manier te gaan werken en data te sturen is dat het redelijk goed bestand is tegen fouten op de bus. High speed CAN heeft op de einden twee weerstanden zitten. Die dienen om de reflecties op de bus weg te werken. De grootte van de weerstanden is 120Ω, waardoor je bij een goed werkende CAN-bus 60Ω hoort te meten. Nog een verschil tegen over de Fault tolerant CAN is dat bij High speed CAN niet de absolute spanningswaarde in rekening wordt genomen, maar wel de verschilspanning. Het spanningverschil duidt dus aan wanneer er op de bus een dominante of recessieve toestand aanwezig is. Bij dominant spreken we van een verschil groter dan 0.9V, bij recessieve toestand ligt de waarde op 0.5V. Figuur 2-4 High Speed CAN Wanneer we de High Speed CAN in praktijk gaan bekijken, meten we bij een dominante toestand een verschilspanning van 2V. Op de high en de low meten we dan respectievelijk 3.5V en 15V. In recessieve toestand staat op beide lijnen 2.5V, waardoor het verschil dus 0V bedraagt. 14

15 Spanning (V) Spanning (V) Dominante toestand Recessieve toestand CAN-L CAN-H ΔV CAN-L CAN-H ΔV Figuur 2-5 Dominante en recessieve toestand CAN-bus Figuur 2-6 CAN-H en CAN-L Laag 2: datalink laag De datalink laag betreft niet de fysische verbinding, maar de logische verbinding. Als we hier de definitie bijnemen zien we dat deze ongeveer gelijk is aan die van de fysische laag. De definitie zegt immers dat laag twee alle elementen die van belang zijn bij het tot stand brengen, onderhouden en verbreken van de logische verbindingen tussen 2 stations bevat. Daarvoor worden verschillende protocollen gebruikt: TTY-protocol (teletype protocol) BSC-protocol (binary synchronous communication) HDLC-protocol (high level data link control) Deze protocollen zijn echter niet van groot belang voor dit eindwerk en worden daarom niet verder uitgewerkt. Zoals op afbeelding 2.3 is te zien, kunnen we de datalink laag nog in twee grote delen gaan opsplitsen: MAC - medium access control LLC - logical link control MAC Medium Access Control Als eerste sublaag van de datalink laag gaan we het MAC van naderbij bekijken. Het MAC voorziet de adressering en toegangscontrole tot de kanalen, om het zo mogelijk te maken voor verschillende nodes om te communiceren binnen een multipunt netwerk, zoals een LAN of MAN. Het MAC houdt zich dus bezig met de individuele bits en de toegang op de bus. 15

16 De MAC-laag kunnen we ook gaan omschrijven als interface, regelaar tussen de LLC-laag en laag één, de fysische laag NRZ-encoding en bitstuffing De berichten die over een CAN-bus worden gestuurd, kunnen we eigenlijk gaan bekijken als een geregelde stroom van bits. Natuurlijk moeten deze bits op een bepaalde manier op de bus kunnen geplaatst worden. Dit gebeurd via de NRZ-codering en ook met bitstuffing. NRZ-encoding De modulatie van de CAN-bus is eenvoudig uit te leggen. De CAN maakt gebruik van een NRZ-encoding, ofwel non-return-to-zero. Dit wil zeggen dat er geen modulatie plaatsvindt, maar iedere logische 0 of 1 effectief als 0 of 1 wordt verstuurd. Dit betekent dus dat er gedurende 1 bittijd slecht 2 toestanden kunnen voorkomen: recessief of dominant. Het andere geval zou RZ-encodering zijn. Bij RZ ofwel return-to-zero komen er 3 toestanden voor: 0, 1 of rusttoestand. Figuur 2-7 NRZ Bitstuffing Naast de NRZ-encodering, spreken we bij CAN ook van een asynchroon protocol. Dit geeft als resultaat dat er op de boodschap een synchroniseren moet gebeuren. Vooral bij langere boodschappen is dit absoluut noodzakelijk. De NRZ-encodering zorgde er dus voor dat niet in elke bit een stijgende of dalende flank voorkomt. Het is dus perfect mogelijk dat de bus zich een lange tijd in de zelfde toestand blijft bevinden. Wanneer er echter een heleboel bits met eenzelfde polariteit na elkaar verstuurd worden, zijn er te weinig flanken om de CAN-modules te gaan op synchroniseren. Om dit op te lossen wordt er bitstuffing toegepast. Bitstuffing houdt in dat er na 5 opeenvolgende dezelfde bits (logisch 1 of 0), een complementaire bit wordt toegevoegd aan de zendzijde. Deze toegevoegde bit, die geen informatiebezit, noemen we een stuffbit. Deze stuffbit wordt er dan aan de ontvangstzijde door de ontvanger terug uitgefilterd. 16

17 Figuur 2-8 Bitstuffing Op de afbeelding zien we dus dat er een logische 1 wordt toegevoegd na vijf maal een logische 0 gedetecteerd te hebben. Stellen we deze afbeelding voor in bits, komen we uit bij het volgend voorbeeld: Originele datastroom Stuffed bitstroom Tabel 2-3 Bitstuffing Busarbitrage Naast de adressering en codering van de data, zorgt het MAC ook voor de toegangscontrole op de bus. Een CAN-node mag maar beginnen zenden wanneer de bus vrij is. Echter wanneer de bus bezet is of er twee nodes op hetzelfde moment beginnen te zenden, treedt er een probleem op. Daarom maken we gebruik van prioriteiten van de nodes. Diegene met de hoogste prioriteit krijgt automatisch voorrang en gooit de andere node met zijn data van de bus. Schematisch kunnen we de busarbitrage als volgt gaan voorstellen: Node A Node B 1 Stuurt bij begin van het bericht een 0 Stuurt bij begin van het bericht een 0 2 Stuurt bij begin van het bericht een 0 Leest de data op de bus Detecteert een 0 Stuurt zijn data op de bus 3 Stuurt bij begin van het bericht een 1 Leest de data op de bus Detecteert een 0 Detecteert conflict ( = bezette bus) en stopt het zenden 4 Leest de bus uit Wacht tot bus leeg is Tabel 2-4 Busarbitrage Stuurt bij begin van het bericht een 0 Leest de data op de bus Detecteert een 0 Stuurt zijn data op de bus Stuurt bij begin van het bericht een 0 Leest de data op de bus Detecteert een 0 Stuurt zijn data op de bus Blijft zolang sturen als nodig 17

18 We kunnen dit ook in een afbeelding gaan weergeven, dan geeft dit het volgende resultaat. Figuur 2-9 Busarbitrage LLC Logical Link Control Als we een CAN-bericht gaan bekijken zien we dat dit in een vast formaat wordt verstuurd. De volledige boodschap noemen we ook wel een frame. De LLC zorgt voor de samenstelling van het volledige bericht. Als we naderbij kijken naar de soorten frames, kunnen we er vier grote onderdelen gaan uithalen: Data frame: Dit is een bericht waarin de actuele data zich bevindt. Remote frame: Dit is een frame zonder data. Dit frame verzoekt andere CAN-modules om data te sturen met daarbij de bijpassende identifier. Error frame: Dit frame wordt op de bus geplaatst wanneer een CAN-module een fout heeft waargenomen. Overload frame: Dit frame wordt verstuurd om meer tijd te laten tussen de verschillende data frames en om zo overloading van de bus tegen te gaan Data frame Het data frame is het enige frame dat de eigenlijke data kan bevatten. We kunnen twee soorten data frames onderscheiden: Base frame format: 11 identifier bits Extended frame format: 29 identifier bits 18

19 Base frame format Extended frame format Tabel 2-5 Data frame Het verschil tussen de twee soorten data frames ligt dus enkel in de lengte van de identifier. Bij de ene telt deze 11 bits, bij de andere 29. De node die ontvangt weet welk type hij heeft ontvangen aan de hand van de SRR en IDE. In de volgende tabel wordt de uitleg gegeven over elk onderdeel van het data frame. Eerst volgt deze voor het base frame format, in de daarop volgende tabel voor een extended frame format. Base frame format Naam van het veld Lengte in bits Uitleg Start of frame (SOF) 1 Startbit Arbitration field Identifier 11 Adres van het bericht Remote Transmission Request (RTR) 1 Data frame = 0 Remote frame = 1 Prioriteit geven van data frame t.o. remote frame Controle field Identifier extension bit (IDE) 1 Based frame = 0 Extended frame = 0 Reserved bit (RB0) 1 Dominant = 0 Data length code (DLC3) 3 De lengte van het dataveld Data length code (DLC0) 1 De lengte van het dataveld Data field Data field 8 De werkelijke data (0-8 bytes) CRC field Cyclic redundancy code (CRC) 15 Controleren van correcte aankomst data 19

20 Cyclic redundancy code delimiter (CRC del) Acknowledge field 1 Recessief = 1 Acknowledge slot (ACK slot Bit) 1 Bevestigen van goede ontvangst Zender stuurt 1, wanneer CRC positief is, ontvanger maakt 0 Acknowledge delimiter (ACK del) 1 Recessief = 1 End field End of frame (EOF) 7 Recessief = 1 Interframe space (IFS) 3 Recessief = 1 Tabel 2-6 Base frame format Op onderstaande afbeelding kunt u een standaard data frame zien. Figuur 2-10 Base frame format Extended frame format Naam van het veld Lengte in bits Uitleg Start of frame (SOF) 1 Startbit Arbitration field Identifier A 11 Adres van het bericht Substitute Remote Request (SRR) 1 Recessief = 1 Identifier extension bit (IDE) 1 Based frame = 0 Extended frame = 0 Identifier B 18 Adres van het bericht Remote Transmission Request (RTR) 1 Data frame = 0 Remote frame = 1 Prioriteit geven van data frame tgo remote frame 20

21 Controle field Reserved bit (RB1) 1 Dominant = 0 Reserved bit (RB0) 1 Dominant = 0 Data length code (DLC3) 3 De lengte van het dataveld Data length code (DLC0) 1 De lengte van het dataveld Data field Data field 8 De werkelijke data (0-8 bytes) CRC field Cyclic redundancy code (CRC) 15 Controleren van correcte aankomst data Cyclic redundancy code delimiter (CRC del) Acknowledge field 1 Recessief = 1 Acknowledge slot (ACK slot Bit) 1 Bevestigen van goede ontvangst Zender stuurt 1, wanneer CRC positief is, ontvanger maakt 0 Acknowledge delimiter (ACK del) 1 Recessief = 1 End field End of frame (EOF) 7 Recessief = 1 Interframe space (IFS) 3 Recessief = 1 Tabel 2-7 Extended frame format Op onderstaande afbeeldingen ziet u het verschil tussen de velden en in lengte van de twee soorten frames. Figuur 2-11 Verschil lengte Abitration field 21

22 Remote frame Het remote frame wordt gebruikt door de ontvanger om aan de zender het verzoek te doen om data te zenden. Een remote frame bevat 6 velden: Start of frame field Arbitration field Control field CRC field ACK field End of frame field Van een remote frame kunnen we dus zeggen dat het gelijk is aan een data frame, uitgezonderd dat het geen data bevat Error frame Error frames worden gegenereerd en verzonden door de CAN hardware en worden gebruikt om aan te duiden wanneer een fout is opgetreden tijdens het zenden. Een error frame bestaat uit twee onderdelen: Error vlag o Active flag = 6 dominante bits o Passieve flag = 6 recessieve bits Error delimiter = 8 recessieve bits Verder wordt er ook nog een error counter bij gehouden. Deze wordt nooit groter dan 127 en zorgt er zo voor dat één node niet de hele bus kan blokkeren. Wanneer de teller 127 overschrijdt, gaat de node over naar error-passief mode en zet daarbij geen foutboodschappen Overload frame Het overload frame wordt gebruikt door het ontvangende deel om aan te tonen dat het nog niet klaar is om bepaalde data te kunnen ontvangen van op de bus. Het bestaat net als een error frame uit twee delen: Overload flag = 6 dominante bits Overload delimiter = 8 recessive bits Zowel de overload flag als delimiter hebben dezelfde structuur zoals respectievelijk de error flag en delimiter. 2.5 CAN connectoren De meest gebruikte (en aanbevolen) is de 9-pins connector. Deze is bepaald door de CIA standaard DS-102. Deze standaard vormt de facto standaard voor de CAN connectors. Er zijn echter nog vele andere soorten connectoren op de markt, maar we gaan enkel deze verder uitwerken omdat hij de belangrijkste is en we deze vorm ook gaan gebruiken in het vervolg van het eindwerk. 22

23 pin D-Sub connector Op onderstaande afbeelding ziet u de mannelijke en vrouwelijke connector van een 9-pins connector. Figuur pin D-sub connector Voor de volledigheid van het overzicht worden de pinaansluitingen hier nog eens herhaald: D-Sub Pin Naam Beschrijving 1 No connection CAN_L CAN_L bus line (dominant low) 3 CAN_GND / V- CAN Ground 4 No connection (CAN_SHLD) Optie: CAN Shield 6 (GND / V-) Optie: Ground 7 CAN_H CAN_H bus line (dominant high) 8 No connection (CAN_V+) Optie: CAN externe positieve voeding Tabel 2-8 Pin lay-out D-sub 23

24 3 SAE J1939 De SAE J1939 is een CAN Higher Layer Protocol die werd ontwikkeld door SAE. SAE staat voor Society of Automotive Engineers. Het is eigenlijk de opvolger van eerdere ontwikkelingen, die reeds vroeger werden vastgelegd in standaarden zoals J1708/J1587 of J1922. De SAE J1939 is dus een uitbreiding op het CAN-protocol en wordt omschreven als de standaard voor in de vrachtwagen- en busindustrie. Een aantal bedrijven sloegen de handen in elkaar voor de ontwikkeling van een product dit de communicatie ging vereenvoudigen. Als resultaat kwam men uit bij de zogenaamde ECU s of Electronic Control Units. Deze ECU s worden binnen in een vrachtwagen geïntegreerd om zo deel uit te maken van de totale besturing in de vrachtwagen. Het J1939 protocol zorgt er op zijn beurt voor dat alle ECU s kunnen communiceren met elkaar en worden aangesloten op een netwerk. 3.1 CAN - J1939 Om de communicatie en compatibiliteit tussen de verschillende protocollen optimaal te houden, moest er gezocht worden op een manier om het J1708 en J1587 protocol compatibel te maken. Daardoor was er voor het J1939 protocol een uitbreiding nodig van de identifier van een CAN-bericht. Met deze uitbreiding komen we tot de extended versie van een CAN-bericht. Zoals reeds in het vorig hoofdstuk al vermeld werd heeft deze een 29 bit identifier. In J1939 maakt men dus enkel gebruik van deze 29 bit identifier. Andere eigenschappen van het J1939 vind u in de volgende tabel. Eigenschap Baudrate Bandbreedte Buslengte Lengte datapakket 250 kbaud 1850 CAN-berichten / sec Max 40 m 8 bytes Adres regeling Belangrijke nodes: vast adres Andere nodes: claimen van adres Tabel 3-1 Eigenschappen J OSI-model De J1939 standaard definieert vijf lagen in het OSI-model. Uit het vorige punt hebben we onthouden dat J1939 een uitbreiding was op het CAN-protocol en dat blijkt ook uit de lagen die worden gedefinieerd. Naast de twee lagen die CAN reeds beschrijft, zijnde de fysieke en datalink laag, worden ook de netwerk-, transport- en applicatielaag verder uitgewerkt. 24

25 Applicatie laag SAE J1939/71 SAE J1939/73 SAE J1939/75 Presentatie laag Sessie laag Transport laag SAE J1939/21 Netwerk laag SAE J1939/31 Datalink laag SAE J1939/21 Fysische laag SAE J1939/11 SAE J1939/13 SAE J1939/15 Tabel 3-2 J1939 in OSI-model SAE J1939/01 SAE J1939/ Identifier Bij het naderbij bekijken van het protocol hebben we dus gemerkt dat er enkel gebruik wordt gemaakt van een extended identifier. Deze identifier van 29 bits splitst men op in vijf grote delen. Figuur 3-1 Opbouw identifier 3-bit priority: prioriteit geven aan een boodschap 1-bit reserved 1-bit data page 16-bit PGN: 8-bit PDU Format + 8-bit PDU Specific 8-bit Source address: broninfo 25

26 bit priority Het prioriteitsveld wordt toegepast om een bepaalde prioriteit te gaan koppelen aan een welbepaalde boodschap. Zo kan deze boodschap worden geklasseerd als heel belangrijk of niet belangrijk. Hierdoor krijgt bijvoorbeeld een kritieke fout op de remmen voorrang op het feit dat een lampje van de binnenverlichting defect is. Om de prioriteit te gaan aangeven, maakt men gebruik van drie bits. Hierdoor lopen de prioriteiten van nul tot en met zeven, met nul als hoogste prioriteit. De reden waarom nul de hoogste voorrang heeft is omdat deze wordt opgebouwd uit drie dominante bits. Prioriteitslevel Tabel 3-3 Prioriteitsniveau Bit status bit reserved Deze bit werd door SAE gereserveerd voor toekomstig gebruik en uitbreiding van het protocol. De bit wordt standaard op nul gezet en biedt de mogelijkheid om in de toekomst het aantal PGN s te gaan verdubbelen bit data page Deze bit dient als keuze selectie voor de PDU (Protocol Data Unit) Format (PF) field. Standaard bevind deze bit zich op 0, waardoor hij naar page 0 verwijst bit PGN Het 16-bit PGN-veld wordt zoals op afbeelding 3.1 te zien is opgesplitst in 2 delen, zijnde de PDU Format (PF) en de PDU Specific (PS). 26

27 PDU Format (PF) PF is een 8-bits veld die beslist op de boodschap geadresseerd is of als broadcast message wordt uitgestuurd. PDU1-Format: destination address message PDU2-Format: broadcast message Hoe de keuze bepaald wordt tussen PDU-1 en PDU-2 hangt af van de status van het PF-veld. Als de waarde hiervan tussen 0 en 239 ligt spreken we van een destination address message. In dit geval bevat de PS het adres van de ontvanger en wordt de boodschap enkel naar de bestemde ontvanger gestuurd. In het andere geval, als de waarde dus niet tussen 0 en 239 ligt, valt de waarde tussen de grenzen 240 en 254. In dit geval spreekt men dus van een broadcast message. Hierbij bevat het PS-veld een Group Extension bit Source address Het laatste veld is het adresveld. In dit veld wordt het adres van de zender bijgehouden door 8 bits. Dit adres is uniek en kan dus niet door twee verschillende zenders gebruikt worden Voorbeeld In onderstaande tabel werken we een voorbeeld van een identifier uit. We splitsen de ontvangen code uit over de delen van het PGN. We ontvangen de identifier We weten ook dat de code voor de identifier dus gelijk is aan 0x0CF004EE. Veld --- P R DP PF PS SA 0x0C 0xF0 0x04 0xEE Binair decimaal Tabel 3-4 Voorbeeld identifier Uit deze tabel kunnen we verschillende zaken gaan afleiden. Dit wordt weergegeven in de onderstaande tabel. Gegeven Waarde uitleg Prioriteitslevel Page level Page 0 R en DP zijn gelijk aan 0 PF-veld Broadcast message PF > 240 PGN PF + PS = Afzender Tabel 3-5 Uitwerking identifier 27

28 3.4 Page Group Number (PGN) Aan de hand van de PGN kan er dus bepaald worden wie de zender van de data op de bus is. Hiervoor worden een groot aantal PGN s vooraf gedefinieerd. Zo kan men bij verschillende fabrikanten toch terug vinden wie er aan het zenden is op de bus. Helaas dekt het aantal vooraf gedefinieerde PGN s niet de volledige lading, en zijn er nog heel wat die fabrieksafhankelijk zijn en dus niet worden vrijgegeven door de fabrikanten. We nemen terug dezelfde identifier als in het vorige voorbeeld, zijnde Daarmee stond een PGN gelijk van Wanneer we deze PGN gaan opzoeken in de documentatie van SAE staat dit gelijk aan EEC EEC1 Electronic Engine Controller 1 Figuur 3-2 Electronic Engine Controller 1 Uit de bovenstaande afbeelding kunnen we veel informatie gaan halen. Onder andere de volledige opbouw van de PGN, de invulling van de data velden, data lengte enz. Over de invulling van de data velden bestaat er nog meer informatie. Naast de startpositie en lengte van de parameter, wordt ook de uitleg en een SPN-nummer weergegeven. Dit nummer geeft de gebruiker meer informatie over wat de parameter precies inhoudt. SPN staat overigens voor Suspect Parameter Number. 28

29 3.5 SPN Suspect Parameter Number Figuur 3-3 SPN Engine Torque Mode Indien de datasheets worden geraadpleegd, kan er bij het SPN-nummer 899 terug vinden wat deze betekent. De parameter naam werd al weergegeven bij PGN, maar verder uitleg over de specifieke toedracht van de parameter wordt hier pas weergegeven. Uit de eerste drie gegevens, data length, resolution en data range kunnen we het volgende afleiden. Bit Tabel 3-6 Data indeling Decimale waarde 29

30 4 PC toepassing via LabVIEW 4.1 Inleiding Zoals eerder al vermeld kan het eindwerk in twee grote onderdelen worden opgesplitst op vlak van de praktische uitwerking. Het programmeren van de CAN-bus moest praktisch geregeld worden voor de gewenste toepassingen. Deze toepassingen zijn het testen van een motor op een testbank binnen het bedrijf, de andere toepassing is het gebruiken en aandrijven van de motor als stand-alone toepassing. Voor de eerste toepassing werd gekozen voor het programmeren en sturen van de CAN met het programma LabVIEW. De keuze hiervoor viel omdat er hiermee al ervaring was vanuit de opleiding en er ook al onderzoek was gedaan met dit programma. Naast LabVIEW kozen we voor de stand-alone toepassing voor een beknopte PIC-sturing. Om deze microchip te programmeren werd geopteerd om met MikroC te programmeren. Verdere informatie over dit onderdeel vindt u in het volgende hoofdstuk. 4.2 Werkmodule NI USB-8473 Om de communicatie tussen de pc en de stuurdoos van de motor te gaan realiseren, hadden we het liefst gebruik gemaakt van een bestaande werkmodule. Die werkmodule of interface moest natuurlijk makkelijk zijn in gebruik. Dit zorgde ook dat er bepaalde eisen moesten gesteld worden die voldeden aan onze wensen. De bedoeling was vooreerst een module te vinden die makkelijk compatibel te maken was met een computer, bijvoorbeeld via een USB of seriële aansluiting. Een andere noodzakelijkheid was dat de module compatibel zou zijn met High Speed CAN, omdat dit de gang van zaken is op het netwerk van een vrachtwagen. Door al deze kenmerken samen te voegen kwam er een goed bruikbaar resultaat uit de bus: de USB module van National Instruments. De NI USB-8473 werd speciaal ontwikkeld door NI voor het sturen en lezen op een CAN-bus. Ook aan onze andere eisen werd goed voldaan. Zo is de module aan te sluiten via USB op de computer, en zijn er via LabVIEW programma s beschikbaar die het uitlezen van de bus enorm eenvoudig maken. Figuur 4-1 NI USB-8473 Op de afbeelding links worden beide USB-8473 modules weergegeven. Links bevindt zich de gewone module, aan de rechterkant staat de USB-8473s. Deze module heeft als extra dat er in deze module ook hardware synchronisatie plaats vind. Daardoor kost deze ook ietwat meer en omdat dit niet noodzakelijk is voor de goede werking van het eindwerk wordt de keuze voor de linkse module behouden. 30

31 4.2.1 Eigenschappen In de hierop volgende tabel worden de eigenschappen van de gekozen module weergegeven in een mooi overzicht. Algemeen Product Name Product Family Form Factor Voltage Current Source Isolation Type API Support Port Information Number of Ports 1 Physical Layer Max Baud Rate Min Baud Rate Termination Transceiver Special Features Hardware Synchronization Hardware Timestamping Timestamp Resolution Remote Frame Support Advanced Mode Support Physical Specifications I/O Connector Tabel 4-1 Eigenschappen USB-8473 module USB-8473 CAN USB 5 VDC 250 ma Internally Powered CAN Bus-PC Isolation NI-CAN Frame API (Limited) High-Speed 1 Mbits/s 40 kbits/s External Philips TJA1041, Built-in No Yes 1 us No Listen-Only Mode, Sleep/Wakeup Mode, Self-Reception (Echo) Mode 9-pin D-Sub (DB-9) 31

32 4.2.2 Pin lay-out Bij de fysische eigenschappen wordt er gebruik gemaakt van een I/O connector. In dit geval is dit een 9-pin D-Sub, ook wel een DB-9 genoemd. Bij het raadplegen van de datasheet wordt de opbouw en pin lay-out weergegeven. Op de afbeelding aan de linkerkant ziet u de mannelijke DB-9 connector. In onderstaande tabel worden de pinnen met hun bij behorende functie weergegeven. Figuur 4-2 Pin lay-out D-Sub Pin Naam Beschrijving 1 No connection CAN_L CAN_L bus line 3 V- CAN reference ground 4 No connection (Shield) Optional CAN Shield 6 (V-) Optional CAN reference ground 7 CAN_H CAN_H bus line 8 No connection (V+) Optional CAN power supply if bus power or external VBAT is required Tabel 4-2 Pin lay-out De volledige bekabeling tussen motorblok en pc bij een bepaald type motor, kan verder in dit eindwerk terug gevonden worden bij de desbetreffende hoofdstukken. 4.3 Opbouw van het programma Na de keuze voor de module lag het voor de hand dat de programmering van de CAN-bus via LabVIEW zou gaan gebeuren. Voor het genereren van de boodschappen moesten we een programma gaan schrijven die dit over de USB-module zou gaan sturen. In oudere versies van LabVIEW was er nog geen sprake van CAN, maar sinds de versie 8.6 komt dit stuk van bus netwerken erbij. Als we willen gaan sturen over de USB-module moeten we wel gaan werken met de ingebouwde methodes van NI, namelijk het Frame API. 32

33 Als we de sturing van naderbij bekijken, kunnen we enkele grote blokken gaan opsplitsen waarin we de opbouw doen van de communicatie. Configureren van de interface Openen van de interface Data aanmaken Schrijven van de data op de bus Afsluiten van de interface Deze delen worden nu een voor een afzonderlijk besproken Configureren van de interface Voor het configureren van de interface maken we gebruik van het sub VI ncconfigcannet. De bedoeling van dit blok is dus het configureren van het CAN netwerk interface vooraleer het te openen. Dit gebeurt eenmalig bij het opstarten van het programma. Figuur 4-3 CConfig Bij het bekijken van het icoon CConfig zien we dat er hieraan drie ingangen worden gevraagd en één uitgang wordt voorzien. Ingangen: ObjName CAN Network Interface Config Error in Uitgangen: Error out Het eerste dat we kunnen gaan verwaarlozen zijn de error lijnen. Deze zijn niet noodzakelijk voor een goede werking, maar kunnen we als extra hulp worden aangesloten. Ze geven bij een fout in het programma (configureren, schrijven, ) een foutcode weer waarmee de gebruiker iets meer weet over de fout. De overige twee parameters zijn wel belangrijk voor ons. Ten eerste is er ObjName. Hieraan wordt een string gehangen met de naam (verificatie) van de gewenste interface. Standaard staat deze op CAN0 en zo mag die ook blijven staan voor ons. Indien er gebruik wordt gemaakt van meerdere interfaces moet er dus wel op gelet worden dat hier de juiste interface wordt aangesproken. Controle hierop kan altijd gebeuren via de MAX-explorer die intern mee wordt geleverd met LabVIEW. Figuur 4-4 Measurement & Automation Explorer 33

34 Ten tweede vinden we de parameter CAN Network Interface Config terug. Bij deze parameter worden verschillende instellingen ingevoerd. Deze instellingen worden weergegeven in de controller die je op het front panel van LabVIEW terug vind. Op de controller worden er in totaal acht parameters toegevoegd. Deze worden intern verbonden. Voor ons project gelden vooral de eerste twee parameters. Het configureren van het netwerk begint wanneer deze de communicatie opent, zoals de eerste parameter aangeeft. Naast de eerste is eigenlijk vooral de tweede parameter heel belangrijk. Bij de J1939 is er een verplichte Baud Rate van , enkel op deze waarde kan er communicatie worden gemaakt met de CAN-bus. Figuur 4-5 CAN Network Interface Config De overige parameters staan volgens de standaardnormen ingesteld en laten we gewoon zoals ze zijn. Deze hebben geen grote rol of invloed op de werking van de CAN, en mogen dus als standaard blijven staan Openen van de interface Nadat de configuratie gebeurd is, moeten we de module gaan open zetten voor communicatie. Wanneer dit gebeurt is, kan er dan dus verzonden of ontvangen worden. Net zoals het configureren van de interface gebeurt, moet dit maar éénmaal gebeuren bij de opstart. Figuur 4-6 Copen Net als bij de configuratie kunnen we hier de error lijnen gaan verwaarlozen. Dat levert ons nog twee andere parameters op. ObjName ObjHandle out De eerste parameter was al ingesteld bij de configuratie en moeten we dus op letten dat deze hier gelijk is. Meestal wordt de instelling voor de configuratie doorgelust naar de Copen ingang. ObjHandle out zorgt ervoor de dat informatie die aangemaakt is bij het configureren en openen van de interface wordt doorgegeven naar het overige deel van het programma. Zo kan er bijvoorbeeld bij het sluiten van de communicatie gebruik worden gemaakt van dezelfde instellingen. 34

35 4.3.3 Data aanmaken Bij de communicatie van de CAN moet er natuurlijk bepaalde data worden toegevoegd op de bus, data die bestemd is voor een welbepaalde ontvanger of als broadcast message. Verdere uitwerking van het aanmaken van de data word in paragraaf 4.4 gegeven Schrijven van de data op de bus Nadat de configuratie, het openen van de interface gebeurd is, kunnen we de aangemaakte data effectief gaan schrijven op de bus. De aangemaakte data wordt dus op de bus gemaakt klaar om verstuurd te worden over de 8473-module. Figuur 4-7 CWrite Bij het schrijven van de data moet er met meerdere zaken rekening worden gehouden. Enkele instellingen werden echter in het verleden al gedaan zoals de ObjHandle in. (zie referentie 13) Deze parameter wordt gehaald vanuit het openen van de interface. Voor de overige parameters wordt de uitleg in de onderstaande tabel gegeven. Parameter DataLength ObjHandle in Data IsRemote Error in ArbitrationId ObjHandle out Error out Tabel 4-3 parameters CWrite Beschrijving Lengte van de boodschap in bytes Instellingen van de configuratie en het openen van de interface De eigenlijke data / boodschap Deze byte heeft waarde 0 of 1, bij 1 gaat het om een remote frame Foutafhandeling, optioneel Aan deze ingang wordt de identifier gehangen, duidt dus aan waar de boodschap naar toe gaat Instellingen van de configuratie en het openen van de interface doorgeven aan verdere controls Foutafhandeling, optioneel 35

36 4.3.5 Afsluiten van de interface Nadat de data op de bus geschreven is, moet de interface nog worden afgesloten. Dit volgt hetzelfde principe als het openen van de interface. De bus wordt correct afgesloten via de instellingen die doorheen het hele programma worden meegenomen met de ObjHandle parameter. Figuur 4-8 CClose 4.4 Praktische uitwerking Voor de praktische uitwerking in LabVIEW wordt een volledig programma uitgelegd. Voor die uitleg wordt gebruik gemaakt van het programma dat werd geschreven voor de VOLVO FH Front panel Het front panel staat gelijk aan de gebruikersinterface. Hiermee zal de gebruiker van het programma de sturing doen om gas te geven op de welbepaalde motor. Software ergonomie is tegenwoordig een nieuw begrip en wordt steeds belangrijker. De doelstelling om een eenvoudig en duidelijk programma te maken werd hierin dus ook verwerkt. Figuur 4-9 Front panel VOLVO FH13 36

37 Fotopage Aan de linkerzijde van het front paneel wordt het type vrachtwagen weergegeven. Deze foto dient louter als informatie voor de gebruiker Startpage Op de startpagina wordt een handleiding meegegeven aan de gebruiker hoe hij de opstart moet doen om de motor te kunnen testen. Centraal op de startpagina kan hij het stappenplan mee volgen, dat aan de rechterkant ondersteund wordt door nuttige foto s. Deze foto s worden bedient via de slider rechtsboven, die kan worden bewogen en zo de bijpassende op het fotokader laat verschijnen Workpage Figuur 4-10 Workpage VOLVO FH13 Op de werkpagina wordt de eigenlijke sturing van het gaspedaal gedaan. Hierbij is er opnieuw gedacht aan de eenvoudigheid in gebruik tijdens het testen. In de onderstaande tabel wordt het workpage volledig uitgelegd. Zijde Links Midden Rechts Onder Tabel 4-4 Uitleg workpage Beschrijving CAN Network Interface Config De instellingen voor het configureren van de interface Stappenplan voor het gebruik van de sturing Schuifbalk voor het bedienen van het gaspedaal Wijzer die het toerental weergeeft 37

38 4.4.2 Block diagram Figuur 4-11 Volledig block diagram Slideshow en tabbladen In dit onderdeel van het programma wordt de sturing van de slideshow gemaakt. Aan de hand van een getalwaarde wordt gekozen welke foto er wordt weergegeven. Figuur 4-12 Slideshow en tabcontrol Configureren en openen van de interface Figuur 4-13 CConfig - COpen Zoals eerder al vermeld moet de interface geconfigureerd, geopend en gesloten worden. Dit doen we door de volgende controllers te gebruiken. Voor CConfig worden de nodige parameters ingesteld via de Interface configurator, voor zowel CConfig als COpen moet het kanaal ingesteld worden waarop de sturing moet gebeuren. Dit gebeurt aan de hand van een string die aan de bijbehorende ingang wordt gekoppeld. 38

39 Data aanmaken Bij het aanmaken van de data om op de bus te plaatsen, maken we gebruik van enkele vaste data en twee regelbare. Daarnaast wordt er ook de identifier bepaald waarmee de data wordt verbonden. De zes vaste datawaarden worden via een numerieke constante ingelezen in het datablok. De overige twee datawaarden zijn niet constant en hangen af van de toestand van het gaspedaal. De eerste waarde die regelbaar is, is de Figuur 4-14 Data waarde van de slider. De slider geeft een numerieke waarde en schrijft deze naar het gaspedaalblok. Daarnaast moet er ook bepaald worden of het gaspedaal in stationaire toestand staat of ingedrukt is. Deze twee toestanden worden dus beide in het gaspedaalblok gelezen, en worden als twee numerieke waarden naar buiten gestuurd. Samen met de zes constante waarden vormen ze de acht databytes die het gaspedaal aansturen. Even belangrijk als de data is de identifier, de locatie waarheen de data moet verstuurd worden. Deze identifier wordt als numerieke constante ingelezen in het J1939 TX blok, wat we kunnen gaan vergelijken met CWrite. Dit gebeurt wel in hexadecimale waarde. Samen met de data en de ObjHandle out van Copen, vormen deze waarden de basis om het signaal op de bus te plaatsen en te versturen Afsluiten van de interface Nadat alle data op de bus geplaatst is, kan de interface correct worden afgesloten. Dit doen we met dezelfde instellingen als de configuratie. Figuur 4-15 CClose 39

40 5 Stand-alone toepassing via MikroC 5.1 Inleiding Net zoals met de LabVIEW toepassing, willen we met onze stand-alone toepassing de motor gaan aandrijven. De bedoeling van de ontworpen module is niet echt voor het testen van de motoren bedoeld, maar wel om mee te leveren aan de klant indien hij dit wenst. Turbo s Hoet gebruikt en verkoopt dus tweedehands motoren om een elektrogroep mee aan te drijven. Er moet ook voor dit soort toepassing de nodige elektronica aanwezig zijn om de motor goed aan te sturen. Het zou dus voor de gebruiker een pluspunt zijn om over een compact systeem te beschikken dat kan gebruikt worden om in te bouwen bij een generatorset. 5.2 Werkmodule Het opzet van de werkmodule is dat men met één module verschillende motoren kan aansturen. Dit zou het gebruik, voor de werknemer althans, aanzienlijk verbeteren in tegenstelling tot wanneer hij voor ieder ander type motor zijn PIC moet gaan herprogrammeren of een andere module moet aanschaffen Keuze motor Zoals net vermeld is het voor de gebruiker de moeite waard dat hij verschillende motoren kan sturen met één module. Dit werd in het ontwerp in rekening gebracht en daarvoor werden drukknoppen toegevoegd. Iedere drukknop wordt dan gekoppeld aan een welbepaald type motor Visuele ondersteuning Met het gebruiksgemak voor de gebruiker in gedachten, ondervonden we dat een visuele ondersteuning een echt pluspunt is voor het ontwerp. Het opzet van deze ondersteuning is dat de gebruiker effectief ziet wat hij aan het doen is. Zo zal hij onder andere te zien krijgen op een LCD display welke type motor hij selecteerde, maar ook de hoeveelheid gas die hij aan het geven is. 5.3 Hardware Voor de realisatie van de CAN-sturing wordt de module visueel opgesplitst in twee onderdelen: Microcontroller CAN-sturing 40

41 Als de opsplitsing gebeurt op het vlak van de sturing en opbouw van het signaal, onderscheiden we echter drie onderdelen: Microcontroller CAN-controller CAN-transceiver Opbouw signaal De microcontroller die we gebruiken kan algemeen omschreven worden als het brein in de schakeling. Hierin wordt alle verwerking gedaan van alle signalen die nodig zijn in de module. Deze microcontroller stuurt dan signalen uit, die worden opgevangen in de CAN-controller. Deze speelt als het ware vertaler voor de ontvangen signaal. Hij vertaalt dus de digitale signalen naar de CAN-bus. Op zijn beurt zendt de CAN-controller die signalen terug uit naar de CAN-transceiver. De functie van deze transceiver is de signalen compatibel te maken voor de CAN-bus. Omdat een microcontroller zijn signalen uitstuurt op een 5V-niveau moet er hier een aanpassing worden gemaakt naar het CAN-niveau. Wanneer de opbouw van het signaal schematisch wordt voorgesteld, is de onderstaande afbeelding het resultaat. Microcontroller CAN-controller CAN-transceiver CAN-bus motor Digitaalsignaal 5V signaal CAN signaal CAN-sigaal Figuur 5-1 Schematische opbouw stand-alone controller Keuze componenten Op de vorige paragraaf wordt de sturing onderverdeeld in drie componenten. We kunnen dit echter ook verkrijgen door maar twee componenten te gaan gebruiken. Daarvoor moeten we dan wel de keuze voor de microcontroller goed afwegen. Er bestaan immers microcontrollers die intern een CAN-controller bevatten. In het ontwerp van de module viel de keuze op de gekoppelde structuur, deels om het resultaat compact te houden, anderzijds om de eenvoud en het overzicht te verbeteren PIC18F4680 De keuze voor de PIC van Microchip viel om verschillende redenen. Enerzijds is er de opgebouwde ervaring vanuit de schoolopleiding met het programmeren van soortgelijke PIC s, anderzijds is deze PIC met ingebouwde CAN-controller uitermate geschikt voor onze doelstellingen. Het onderliggende blokschema van het 40-pins PIC wordt op de volgende pagina weergegeven. 41

42 Figuur 5-2 Blokschema PIC18F

43 Eigenschappen Parameter Program Memory Type Program Memory (KB) 64 CPU Speed (MIPS) 10 Waarde Flash RAM Bytes 3,328 Data EEPROM (bytes) 1024 Digital Communication Peripherals Capture/Compare/PWM Peripherals Timers ADC Comparators 2 CAN 1-A/E/USART, 1-MSSP(SPI/I2C) 1 CCP, 1 ECCP 1 x 8-bit, 3 x 16-bit 11 ch, 10-bit 1 ECAN Temperature Range (C) -40 to 150 Operating Voltage Range (V) 2 to 5.5 Pin Count 40 Tabel 5-1 Eigenschappen PIC18F4680 Voor het ontwerp is het natuurlijk zeer belangrijk dat CAN-sturing aanwezig is, maar ook dat het programmeerbaar geheugen toch een redelijke grootte heeft. Hier is dit 64 kb, wat voldoende zou moeten zijn voor de gewenste toepassingen Pin lay-out Figuur 5-3 Pin lay-out PIC18F4680 (40 pin) 43

44 De gebruikte PIC heeft een 40-pins design, waaronder klem 35 en 36 een belangrijke rol spelen. Deze zijn namelijk de CANRX en CANTX klemmen. Onderstaand design van diezelfde PIC is ook in de handel verkrijgbaar. Figuur 5-4 Pin lay-out PIC18F4680 (44 pin) MCP2551 I/P De belangrijkste eisen voor de transceiver waren dat hij uiteraard compatibel was met de microcontroller, maar zeker ook dat hij het vrachtwagennetwerk ondersteunde. Dit netwerk werkt op 24V, de MCP2551 ondersteunt zowel 12 als 24V. De MCP2551 wordt in de schakeling ingebracht om de TTL niveaus van de microcontroller om te vormen in de benodigde spanningen op de bus. Deze omvorming staat gelijk aan de implementatie van de fysische laag van het OSI-model. Op de volgende pagina staat de afbeelding van het inwendig schema van het IC. Hierop zien we alle in- en uitgangen aangeduid, maar ook de interne werking. De belangrijkste onderdelen van de tranceiver zijn de drivertransistoren. 44

45 Figuur 5-5 Blokschema MCP Eigenschappen Supports 1 Mb/s operation Implements ISO standard physical layer requirements Suitable for 12V and 24V systems Externally-controlled slope for reduced RFI emissions Detection of ground fault (permanent dominant) on TXD input Power-on reset and voltage brown-out protection An unpowered node or brown-out event will not disturb the CAN bus Low current standby operation Protection against damage due to short-circuit conditions (positive or negative battery voltage) Protection against high-voltage transients Automatic thermal shutdown protection Up to 112 nodes can be connected High noise immunity due to differential bus implementation Temperature ranges: - Industrial (I): -40 C to +85 C - Extended (E): -40 C to +125 C Pin lay-out Figuur 5-6 Pin lay-out MCP2550 Op de pin lay-out is te zien dat klemmen 6 en 7 de beide CAN-niveaus bevatten. 45

46 5.3.3 Programmer Om de gekozen PIC te gaan programmeren, moest er een zogenaamde programmer gebruikt worden. Op de markt zijn er verschillende vormen en manieren om microchips te gaan programmeren. De eerste keuze viel om de PIC extern te gaan programmeren en de programmer niet in de schakeling te verwerken. Het gebruik van een externe programmer vermindert de kans op fouten in de zelfgemaakte schakeling en geeft meteen een zekerheid over de kwaliteit van het programmeren. Daardoor vielen al enkele mogelijkheden weg, zoals de PICkit van Microchip. Na verder onderzoek konden enkele mogelijkheden naar voor worden geschoven: Velleman Kit VM134 Beeprog EasyPIC board Van alle kandidaten werden de eigenschappen, voor- en nadelen en de prijs/kwaliteitsverhoudingen naast elkaar gelegd. Door deze parameters af te wegen tegenover elkaar viel de keuze uiteindelijk op het nieuwe EasyPIC6 board van Mikroe. Van de voor- en nadelen wordt een overzicht gegeven. EasyPIC6 board Voordelen Nadelen Tabel 5-2 Voor- en nadelen EasyPIC6 Compatibel voor PIC18F4680 Simpele en snelle programmering via USB Code makkelijk uitbreidbaar via hardware: I/O ports A/D converter LCD display Drukknoppen Veel voorbeeldcode Relatief goedkoop Ervaring met programmeren met oudere boards Omvormen bestaande code Niet compatibel met C18 Het grote voordeel tijdens de ontwerpfase is dus dat men als ontwerper vele zaken meteen kan testen en het resultaat ervan kan zien. Zo kan men gebruik maken van de buttons om het LCD aan te sturen, LED's aansturen enz. 46

47 Figuur 5-7 EasyPIC Print ontwerp Wanneer alle hardware gekozen was, kon er gestart worden met het ontwerp van een print. Dit ontwerp werd getekend met de hulp van het elektronisch programma Eagle Dit programma is een uitstekende en betaalbare manier om printplaten te ontwerpen. Op het printontwerp vinden we de gekozen microcontroller en transceiver terug. Daarnaast ook een LCD display, een aantal drukknoppen en de potentiometer alias gaspedaal Schema In onderstaande tabel worden alle componenten weergegeven. Omschrijving Microcontroller: PIC18F Transceiver: MCP2511 Weerstand: 120Ω Pinhead Component nr - R9 JP1 47

48 LCD Display 2x16 Potentiometer: 10kΩ 16 MHz kristal Condensatoren: 22pF Ontkoppelcondensatoren: 100nF Master reset knop Condensator: 100nF Weerstand: 10kΩ Potentiometer: 5kΩ Keuze drukknopen Weerstanden: 1kΩ Pinhead: spanning Tabel 5-3 Componentenlijst print - R3 Q1 C1, C2 C3, C5, C6 S1 C4 R2 R1 S2, S3, S4, S5, S6 R4, R5, R6, R7, R8 JP2 Het volledige schema bevindt zich op de volgende pagina. 48

49 Figuur 5-8 Print ontwerp 49

50 5.4 Software De software voor de PIC wordt geschreven in MikroC. Deze variant van de klassieke C is goed gedocumenteerd door de makers van het EasyPIC board en zou een voordeel moeten bieden bij het ontwikkelen van de code. Tijdens het project van vorig jaar werd ook al enige ervaring opgebouwd wat de keuze hierop deed vallen A/D conversie Als eerste wordt de A/D conversie besproken. Deze conversie dient ervoor om de aanwezige potentiometer in te lezen. Deze potentiometer staat symbool voor het gaspedaal. De uitvoer van de potentiometer wordt weergegeven op een LCD display. Hierop wordt in spanning, van 0 tot en met 5V, en in procenten, 0 tot 100%, weergegeven hoeveel de waarde van de potentiometer is. Die uitgelezen waarde wordt dan ook gebruikt om de hoeveelheid gas aan te duiden. Figuur 5-9 Code voor ADC LED blinking Zoals reeds vermeld maken we gebruik van visualisatie voor de gebruiker. De bedoeling van deze visualisatie is het weergeven van de motorkeuze die de gebruiker gemaakt heeft. Hierbij wordt ondermeer gebruik gemaakt van een blinking functie. Deze functie laat achtereenvolgens tekst verschijnen, roept het delay aan, wist het display en roept opnieuw een delay aan. Door dit enkele malen te herhalen krijgen we een visueel effect van een knipperende tekst. 50

51 Figuur 5-10 Code voor LED's Buttons Voor het selecteren van de verschillende types motoren wordt er gebruik gemaakt van enkele buttons. Als er een button op de D-input rij wordt ingedrukt, controleren we of deze een logische 1 stuurt. Om problemen met slechte contacten of een storing weg te filteren, roepen we een delay aan van 10 milliseconden en controleren daarna opnieuw of de bit nog steeds 1 is. Indien dit het geval is, roepen we de functie aan die visueel weergeeft welk type geselecteerd wordt. Nadat deze visualisatie ten einde is, controleren we of de gebruiker wil gas geven via de ADC. Hierbij roepen we dan de ADC functie aan die in de vorige paragraaf werd besproken. Figuur 5-11 Code voor buttons 51

52 5.4.4 CAN Figuur 5-12 Code voor CAN-instellingen In bovenstaande afbeelding worden alle instellingen gedaan voor de communicatie met het CAN-netwerk. We stellen ondermeer de identifier, ports en flags in. Op de onderstaande afbeelding wordt de communicatie opgezet met de juiste parameters. Daaronder wordt dan de data gevormd. De data bestaat uit acht data bits, die elk afzonderlijk moeten gedefinieerd worden. Als laatste wordt alles ingevuld in de CANWrite methode die in een oneindige lus gestopt word. Figuur 5-13 Code voor CAN-sturing 52

53 5.4.5 Andere code Naast deze vier onderdelen die al besproken werden, moet er onder andere ook nog het LCD geconfigureerd worden en op de juiste poort geplaatst worden. Dit wordt gedaan via het stuk onderstaande code. Figuur 5-14 Code voor LCD 53

54 6 VOLVO FH Inleiding Binnen de afdeling van Parts & Revisie worden verschillende motoren aangekocht, nagezien en terug verkocht. Onder deze motoren kunnen we het grootste deel stoppen onder de merken Volvo en Scania. Daarnaast worden in kleine hoeveelheden ook nog merken als Mercedes, Renault en Iveco aangeworven. Het eerste type waar de testen op gebeurden, was het FH model van Volvo. 6.2 Geschiedenis van het model Figuur 6-1 Volvo FH13 De Volvo FH13 of FH is een model van het Volvo concern. Het werd begin jaren 90 in de handel gebracht en blijkt nu na al de jaren een heel succesvol type te zijn. FH, de naam van het model, staat voor Forward control High cab. Daarnaast verwijst het getal dat gekoppeld hangt aan FH naar de motorcapaciteit in liter. Het gekozen model heeft dus een motor inhoud van 13 liter. Volvo besliste om het getal 13 weg te laten bij dit model, omdat het getal voor veel mensen een teken van ongeluk is. Sinds het najaar van 2005 wordt een nieuwere zescilinder turbodieselmotor gebruikt. Deze wordt aan de gebruiker geleverd in vier vermogensvarianten en verschillende uitvoeringen. De nieuwe motor die in deze vrachtwagens wordt gebruikt krijgt de naam D13CXXX. Hierbij stelt XXX de vier vermogensvarianten voor. Op volgende afbeelding wordt de D13C420 voorgesteld met maximum koppel en vermogen als functie van het toerental. 54

55 De D13C levert dus een vermogen af van 420 pk. Deze motor is speciaal ontworpen voor lange afstanden transport. Verder beschikt deze motor over een hoog koppel bij lage toeren, wat hem naast een uitstekende trekkracht ook een zuinige motor oplevert. Figuur 6-2 Eigenschappen D13C Inwendige CAN-bus Volvo rust dit model van vrachtwagen uit met een tweevoudig CAN-bus systeem. De bouwer maakt zowel gebruik van de J1939-bus als van de SAE J1708/J1587. J1708 is een standaard die werd ontworpen voor de seriële communicatie tussen ECU s in de transportsector. J1587 wordt ook vooral toegepast voor het zware transport, maar is meer ontwikkeld als diagnose protocol. Deze laatste twee vormen worden in de huidige assemblage van vrachtwagens wel meestal vervangen door J1939. J1939 is dus de meer moderne versie en staat in de Volvo FH ook in voor de belangrijkste onderdelen. Het onderhoudt de communicatie tussen o.a. de motor, remmen, versnellingen maar ook het gaspedaal. Dit gaspedaal hangt gekoppeld aan een ECU. Deze zorgt ervoor dat de gaspedaalstand perfect wordt uitgelezen en omgezet wordt naar het busnetwerk. 6.4 Metingen op testbank Door reeds gedaan onderzoek zou het moeten mogelijk zijn om een motor te laten draaien op een testbank en werden de testen meteen begonnen op een dergelijke opstelling Aansluitklemmen en -fiche Het eerste dat gedaan moest worden was de correcte fiche gaan zoeken waarop de sturing van CAN kan gebeuren. Na een korte zoektocht werd de correcte fiche op het motorblok terug gevonden. 55

56 Figuur 6-3 Motorfiche Volvo FH Met de gedachte in het achterhoofd dat de werknemer van het stagebedrijf moest in staat zijn om de volledige opbouw eenvoudig te kunnen verwezenlijken, werd het idee om een vaste fiche te ontwerpen in realiteit omgezet. Het eerste idee was om zelf de fiche eigenhandig te gaan ontwerpen. De fiche zou in een metalen omhulsel gestopt worden en de noodzakelijke klemmen zouden vast in het omhulsel gezet worden. Op het eerste zicht goed haalbaar, maar hier en daar kwamen toch wat kleine problemen opzetten. Hoe zouden deze klemmen vast worden gezet? Of welke connectoren zouden passen voor deze toepassing? Figuur 6-4 Basisontwerp connector Daarom werd er rond gekeken of er geen andere oplossing beschikbaar was die beter haalbaar bleek. Die kwam er door inbreng van een tweede gelijk type motor. Op deze motor was de oude fiche niet verwijderd, waardoor deze kon gedemonteerd worden voor het gebruik van de stage. Na de demontage is er met behulp van een multimeter gekeken welke pinnen aan de fiche overeenkomen met de bijbehorende draad. We zochten op de fiche de vier noodzakelijke klemmen en draden en verwijderden alle overbodige materialen. Aan de + en klem werden klemschoentjes bevestigd, voor de gemakkelijkheid om later spanning aan te sluiten. De CAN-H en L werden op hun beurt verbonden met een DB9 connector. Dit zorgt dat de USB-module van NI hierop eenvoudig en goed aangesloten kon worden. Het resultaat van de bekabeling is zichtbaar op de volgende foto. 56

57 Figuur 6-5 Ontworpen connector De aansluiting van de klemmen wordt op de volgende afbeelding getoond. Hierop worden de gebruikte klemmen voorzien van hun benaming. De overige klemmen dienen voor relaiscontacten en dergelijke en zijn dus niet nodig voor de CAN-sturing. Figuur 6-6 Pin lay-out ontworpen connector Eerste meting De testen werden aangevat met het uiterst eenvoudig programma ontworpen voor de thesis van het voorbije academiejaar. In dit programma moet enkel de baudrate, identifier en data worden ingesteld. De vragen die gesteld konden worden voor aanvang van de testen waren o.a. of de motor dezelfde identifier zou gebruiken als het D13A type. Of zou deze wel problemen geven door een sleutelbeveiliging? En in hoeverre kan dit verholpen worden? Meetopstelling Gebruik makend van het testprogramma werden de testen gestart. Eerst moest de stuurdoos onderspanning worden gezet. Daarnaast sluiten we ook de startmotor rechtstreeks aan op de spanning. Door dit te doen kunnen we de functie van de startsleutel omzeilen. De startmotor krijgt dan via een externe startbediening een stroompiek en zet zo de motor in gang. 57

58 Figuur 6-7 Aansluiting bekabeling Naast het elektrische gedeelte van de opstelling, moet er ook aandacht worden gegeven aan de waterkoeling en het olie circuit. Deze beide zorgen dat de motor thermisch beveiligd wordt en niet oververhit geraakt. Als laatste moet de motor ook nog voorzien worden van brandstof. De volledige opstelling wordt op de volgende foto weergegeven. Figuur 6-8 Volledige meetopstelling Nu kon de motor bekrachtigd worden. Dit verliep succesvol, de motor sloeg aan en draait op een stationair toerental van zo n 550 rpm PC-sturing Na eerst de bekabeling tussen de zelfgemaakte fiche en de pc te verifiëren door de MAXexplorer, kon het LabVIEW werkblad geactiveerd worden. De slider, die het gaspedaal vervangt, werd bewogen maar leverde geen resultaat op. 58

59 Figuur 6-9 Testprogramma Tweede meting Om het probleem op te lossen werd er ondermeer contact opgenomen met de helpdesk van Volvo Belgium. Uit dat onderhoud werd onthouden dat de baudrate in hun vrachtwagens toch op 125 kbaud zou liggen, hoewel er gedacht werd dat dit verplicht op 250 kbaud zou moeten zijn. Hierdoor werd in eerste instantie niets gewijzigd aan de Baud rate. Om zeker te zijn van CAN-verkeer op de bus, wordt de MAX-explorer in gebruik gesteld om de bus uit te lezen. Ook hier staat de Baud rate op 125 kbaud. Dit zorgde echter opnieuw voor een negatief resultaat. Toen werd beslist de raadgevingen van Volvo in de wind te slaan en te gaan testen op iedere Baud rate om te vinden welke de juiste was. Na enige zoektijd kond de conclusie gemaakt worden dat 250 kbaud de enige juiste frequentie is voor deze CAN Derde meting Nu er succesvol kon uitgelezen worden van de bus, moest er nu gestuurd kunnen worden op de bus. In het LabVIEW programma werden de nodige zaken aangepast en de meting werd hernomen. Opnieuw werd er een negatief resultaat verkregen. De fout hierin opgetreden was dat de verkeerde identifier in het testprogramma stond ingesteld. Dit kunnen we ook zien op de vorige afbeelding. Met de aanpassing te doen van de identifier CFF8027 naar CFF2011 reageerde de motor wel op de slider en kon er gas gegeven worden via de pc. 6.5 Conclusie Volvo FH De doelstelling om het Volvo FH programma opnieuw operationeel te krijgen is behaald. De motor die op de testbank geplaatst werd kon met succes bediend worden via de slider. Daarnaast is voor dit type motor ook een gebruiksvriendelijke fiche ontwikkeld zodat er geen fouten kunnen optreden bij het aanbrengen van de juiste klemmen. Na de verdere uitbouw van het LabVIEW programma is het nu eenvoudig om voor de werknemer om het FH-type te testen. 59

60 7 Scania R 7.1 Inleiding Zoals in het vorige hoofdstuk vermeld is Volvo een van de twee grote merken die worden behandeld bij de revisie afdeling. Naast Volvo wordt er binnen het bedrijf vooral gewerkt met Scania-motoren. Binnen het merk is dan vooral de Scania R-serie een populair type. 7.2 Geschiedenis van het model De Zweedse producent Scania bracht in 2004 een nieuwe lijn modellen uit waarbij Figuur 7-1 Scania R420 de benaming veranderde. Voorheen werden de modellen aangeduid met een cijfer, sinds 2004 gebeurd dit met een letter. Voor het ontwerp van de R-serie werd de voorganger, de 4-serie, zowel van binnen als van buiten gewijzigd. Het R-type is vooral gebruikt voor de lange afstand, waar hij vanbinnen speciaal voor uitgerust is. In 2009 kreeg het type een facelift en werden nieuwe motoren toegevoegd aan het gamma. Het R-type is op heden in zes verschillende motortypes beschikbaar, die gaan van een 9 liter 5 cilinder tot een 16.4 liter V8. Ieder motortype is ook nog leverbaar in een verschillende vermogensgrootte. 7.3 Inwendige CAN-bus Scania blijkt een van de betere leerlingen in de klas te zijn betreffende het CAN-netwerk. De Zweedse gigant doet het meeste volledig volgens de regels van de J1939-norm. In de documentatie die ter beschikking werd gesteld kon de werking van de CAN-bus bij de R-serie teruggevonden worden. Het elektrisch systeem van een R wordt onderverdeeld in het ECU- en het DEC-systeem. ECU staat voor Electronic Control Unit of elektronische regeleenheid. De ECU-systemen over de hele vrachtwagen worden aangestuurd door de ECU via het CAN-netwerk. DEC staat op zijn beurt voor Discrete Electric Circuit en is een afzonderlijk elektrisch circuit. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van het CAN-netwerk. Scania koos ervoor om de ECU-systemen te gaan verdelen over drie CAN-bussen, met als reden ervoor te zorgen dat de CAN-bus niet overbelast wordt door allerlei berichten. Men onderscheidt de rode, groene en gele bus. Wordt er gesproken over de rode bus, worden hierop alle belangrijkste systemen aangesloten zoals de remmen, COO, motorregeling en versnellingsbak. De andere ECU-systemen worden verdeeld over de gele en groene bus. De gele bus dient vooral voor zaken als de tachograaf, instrumentenpaneel, alarmsystemen, 60

61 terwijl de groene bus dan eerder dient voor comfortsystemen zoals radio, pc, klimaatregeling, 7.4 Metingen op testbank Als we onze doelstelling voor de Scania willen gaan realiseren, moet er dus vooral gezocht worden binnen de rode CAN-bus. Hierover wordt dus onder andere de motorsturing gezonden, wat voor ons heel belangrijk is. Bij het lokaliseren van het rode circuit was de informatie van Scania heel nuttig. Ook verder in dit hoofdstuk zal blijken dat Scania betrouwbare informatie levert aan zijn klanten Aansluitklemmen en -fiche Om de motor zo weinig mogelijk schade toe te brengen werd er gewerkt met Piercing probes. Een dergelijke probe werkt op het principe van naaldtechnologie. Het boort als het ware een enorm fijne naald door de mantel van de draad (de isolatie) en dringt door tot in de kern. Hierdoor kan het contact maken met de kabel, zonder op deze grote schade toe te brengen. Figuur 7-2 Piercing probes Net zoals we bij Volvo gerealiseerd hadden, was het gebruiken van een stabiele verbinding tijdens de metingen één van de doelstellingen. De verwezenlijking gebeurde door een bestaande kabel met DB-9 connector te gaan demonteren, zodat deze connector gebruikt kon worden. De nieuwe kabel kreeg dan aan de ene uitzijde een DB-9 connector die de aansluiting voorziet met de NI USB-module. Aan de andere zijde zorgden we voor twee banaanstekkers die we konden bevestigen op de piercing probes. Figuur 7-3 Kabel met DB-9 connector en piercing probes 61

62 Met deze bekabeling moesten we in staat zijn om de bus uit te lezen en via de USB-module te ontvangen op de pc. Via de MAX-explorer konden we dan het verkeer zien dat op de bus aanwezig was Lokaliseren van CAN op motor Met behulp van het elektrische schema betreffende de COO werd getracht de juiste draden terug te vinden in de kabelboom. Het probleem bij Scania dat zich voordeed is dat er op de stuurdoos enorm veel kleine connectoren zitten, in twee rijen verdeeld. De mogelijk bestaat natuurlijk om op het zicht te gaan uitzoeken welke de CAN-draden zijn, omdat deze normaal gezien getwist lopen. Als we de motor gingen bekijken zagen we dat er een blauwe en witte kabel getwist vertrokken in de kabelboom. Dit wekte het idee op dat dit de juiste twee draden zouden zijn. Figuur 7-4 E44 connector Om deze gedachte te kunnen staven, werd het elektrisch schema erin betrokken. Hierop konden we de CAN-H en L volgen en kwamen we uiteindelijk uit bij de connector E44. Op deze connector kwamen zeven draden toe, waaronder de volgende twee: COO63 BU-0.75 COO64 WH-0.75 Na de legende geraadpleegd te hebben, bleek dat onze gedachte juist was. BU en WH staan respectievelijk voor blauw en wit, 0.75 staat voor de dikte van de kabel. De juiste CAN-draden werden dus gevonden en nu konden we de metingen gaan starten door hierover de piercing probes te plaatsen Eerste meting Voor de test kon starten, moesten eerste de noodzakelijke elementen aangesloten worden. Spanning op motor en startmotor Brandstof leidingen Water aan- en afvoer Olie leidingen Rookafzuiging 62

63 Bij het bekrachtigen van de startmotor liep het fout. De motor demarreerde maar sloeg niet over. De vraag was natuurlijk: Wat houdt de motor tegen om aan te slaan? Ligt het aan de startmotor? Of is er iets mechanisch defect waardoor dit probleem optreedt? Of gebruikt Scania een sleutelbeveiliging die het starten blokkeert? Vooreerst werd de startmotor afgenomen en gecontroleerd door een collega in het bedrijf. Deze werd grondig nagekeken, maar er bleek geen fout te zitten in de startmotor zelf. Deze oorzaak kon dus al geschrapt worden. Het volgende dat werd onderzocht was of er ergens anders een defect was aan de motor. Op het eerste zicht waren er geen defecten te zien. De derde reden die gedacht werd was dus de sleutelbeveiliging door Scania. In tegenstelling tot bij de Volvo, waar nog niet ieder type uitgerust is met een sluitende sleutelbeveiliging, zou op deze Scania R dus wel een blokkering kunnen zitten. In de documentatie i.v.m. de elektrische regelsystemen in een Scania vrachtwagen werd de volgende informatie gehaald. Alvorens een regeleenheid (ECU) CAN-berichten kan ontvangen, moet deze voeding krijgen van de accu (30-voeding) en moet een activeringssignaal worden verstuurd. De regeleenheid wordt in de meeste gevallen geactiveerd door de contactsleutel in de rijstand te zetten (15-voeding). Het contactslot (2) ontvangt spanning van de 30- voeding via een 10A zekering (1). De regeleenheden van de CAN-bus ontvangen 15- voeding van het contactslot. Figuur 7-5 Sleutelcontact Met deze informatie kunnen we dus besluiten dat de ECU inderdaad niet zal werken als deze geen signaal krijgt van de responder in het contactslot. De vraag die nu kan worden gesteld is of het mogelijk is om dit te gaan omzeilen via één of andere simulatie? 7.5 Metingen op vrachtwagen Doordat de motor door de startbeveiliging niet aansloeg, kon het LabView programma ook niet worden getest. Daarom werd beslist om een Scania R420 te laten overkomen om hier de testen op verder te zetten. Met de kennis dat de rode CAN-bus onze CAN-bus is, werd er gezocht in de vrachtwagen naar de locatie van deze bus. Op de onderstaande afbeelding worden de drie CAN-bus connectoren weergegeven met hun locatie in de cabine. Ze bevinden zich onder het dashboard aan de passagierszijde. We herkennen hier verschillende modules, waaronder de 63

64 COO-module. Hierop bevinden zich drie connectoren, waarbij deze met code 480 de rode bus voorstelt. Nr Afkorting C479 Groen C480 Rood C481 geel Tabel 7-1 connectoren COO Figuur 7-6 COO in cabine Op de volgende afbeelding ziet u enkele regeleenheden die in de cabine verwerkt zitten. Vele zijn verbonden met het CAN-netwerk. Enkele voorbeelden zijn weergegeven in de volgende tabel. Nr Afkorting Functie 18 GMS Versnellingsbak retarderregeling 5 BWS Carrosserie-interface 17 SMS Luchtvering 16 BMS Rem 19 COO Coördinator Tabel 7-2 regeleenheden Figuur 7-7 regeleenheden in cabine Door de connector gevonden te hebben in de cabine, werden meteen ook de juiste twee draden gevonden. Deze waren makkelijk herkenbaar mede omdat deze getwist werden en de juiste kleur hadden volgens het elektrisch schema Eerste meting De opstelling voor de eerste meting op de vrachtwagen was de volgende: Sleutel in contact slot, niet over gedraaid Piercing probes over CAN-draden op connector C480 MAX-explorer open om CAN-bus uit te lezen 64

65 Bij aanvang van de test werd de contactsleutel over gedraaid naar de stand contact en verder naar de stand demarreren. Hierdoor sloeg de motor aan en draaide de vrachtwagen op een stationair toerental. Nu werd de lezing gestart via de MAX-explorer en lazen we data uit die op de bus zat. Meteen bij het starten van de meting konden we data waarnemen. In de MAX-explorer zagen we verschillende parameters, maar voor ons waren vooral de eerste drie van belang, namenlijk de Arb. ID, Length en Data. Arb. ID staat voor Arbitration ID, wat we vereenvoudigen tot identifier. Length en Data spreken voor zich, Length stelt de lengte van de data voor in bytes, Data is de data zelf. Hieronder bevindt zich een voorbeeld van uitlezing via de MAX-explorer. Figuur 7-8 Uitlezing via MAX-explorer Tweede meting Nu er succesvol kon worden uitgelezen met de MAX-explorer, kon er getest gaan worden met ons LabView programma. Op dezelfde plaats als we daarnet uitlazen (op C480 connector) werden de probes opnieuw bevestigd. Opnieuw werd de motor aangezet, maar ditmaal werd het werkblad in LabView geactiveerd. Met het gelijklopende principe als bij de Volvo werd er met behulp van de slider gas gegeven. Direct reageerde de motor op de beweging van de slider, er kon dus succesvol gas gegeven worden in de cabine. 65

66 7.5.3 Derde meting Als een motor op de testbank wordt geplaatst, is er natuurlijk geen cabine aanwezig. Daarom werd de volgende test gedaan op de module die zich rechtstreeks op de stuurdoos aan het motorblok van de vrachtwagen bevindt. De stuurdoos is opgebouwd uit twee rijen met zeven connectoren onder elkaar. Al snel werd de juiste connector terug gevonden, aan de hand van de code die terug gevonden werd op het elektrisch schema (E44). Figuur 7-9 stuurdoos Het eerste probleem dat hierop trad was dat we geen CAN-signalen waarnamen. Dit probleem werd veroorzaakt doordat de piercing probes niet groot genoeg waren om door een iets dikkere kabel te geraken. Door het gebruik van andere probes kon de test hernomen worden, ditmaal wel met succes. De conclusie tot nu is dus dat er overal op de vrachtwagen gas kan gegeven worden met het LabView programma, maar dat de startbeveiliging nog niet omzeild is Vierde meting Een van de doelstelling van dit eindwerk was dat de gebruiker makkelijk de bekabeling kon leggen tussen motor en pc. Hiervoor werd een oude connector van een andere type Scania afgehaald en aangepast naar de gewenste normen. Aan de andere zijde van de kabel werd net als bij de Volvo een DB-9 connector geplaatst, terwijl aan de overige kabels schoentjes werden geplaatst om bijvoorbeeld spanning op deze kabels te plaatsen. 66

67 Figuur 7-10 kabel verbinding Op de connector zitten zoals eerder al vermeld zeven kabels. In de onderstaande tabel wordt weergegeven hoe deze worden aangesloten. Code Kleur Aansluiting COO65 RD/WH-1.5 Rood/wit +24V COO55 BK-1.5 Zwart GND COO69 GN-0.75 Groen? COO66 RD-1.5 Rood +24V COO54 WH/BK Wit/zwart GND COO63 BU-0.75 Blauw CAN-H COO64 WH-0.75 Wit CAN-L Tabel 7-3 aansluitingen E44 connector De groene lijn waar er geen aansluiting bij vermeld staat, wordt omschreven als de Call-line. Hierop worden af en toe signalen geplaatst, maar zou geen rol spelen bij de CAN-sturing. Daarom werd deze lijn niet aangesloten. Met deze bekabeling werd een nieuwe test uitgevoerd. De bedoeling is om de piercing probes te gaan vervangen door de zelfontworpen connector, zodat dit de eenvoud van de testen voor de gebruiker ten goede kwam. Bij aanvang van de test werd de motor terug gestart. Hierbij trad echter het eerste probleem op: de motor wilde niet starten. Een tweede poging met het LabView programma reeds actief sturend op de stuurdoos leverde ook geen resultaat op. Er moet over deze lijnen dus ergens een signaal tekort zijn dat niet gesimuleerd wordt via de pc. Na vier testen kon het volgende geconcludeerd worden. Sturen in de cabine en op de motor lukt met piercing probes. Het sturen van de motor via een eigen fiche of het starten van de motor zonder sleutel lukt daarentegen niet. 67

68 7.5.5 Vijfde meting De belangrijkste doelstelling die graag verwezenlijkt werd was het starten zonder sleutel. Dit zou het bedrijf toch een aanzienlijke vooruitgang geven, want dit zou betekenen dat iedere motor kon worden gestart ongeacht of het een type was met of zonder sleutelbeveiliging. Om te weten te komen wat er nu juist die sleutelbeveiliging inhield, werd er getracht om op ieder tijdstip van het starten van de vrachtwagen, de CAN-bus uit te lezen. Dit geeft de volgende metingen: Sleutel in neutraal stand Sleutel in contact stand Sleutel in demarreren stand Sleutel in rij stand De bedoeling van deze testen is om te weten wat er precies verandert wanneer het contact aan wordt gezet en hoe dit dus de ECU of COO gaat gaan beïnvloeden, zodat deze toelating geeft om de motor te starten Contact stand Wanneer de meting wordt gestart met de MAX-explorer, wordt er gekeken welke boodschappen er verschijnen. Daarnaast controleren we ook of de data die aan deze identifier gekoppeld is, constant blijft. Figuur 7-11 uitlezeing contact stand We merken op de bovenstaande afbeelding al op dat dit laatste niet het geval is. Voor identifier 0x18EBFF29 zien we dat de data drie verschillende toestanden aanneemt. Dit zal het simuleren aanzienlijk vermoeilijken Demarreer stand We hernemen de metingen, maar dit maal blijven we demarreren op de motor. Dit kan verwezenlijkt worden door bijvoorbeeld een fiche uit te trekken op het motorblok, zodat de motor niet overslaat. 68

69 Figuur 7-12 uitlezing demarreer stand Bij het bekijken van de resultaten kan er bemerkt worden dat de meeste identifiers gelijk zijn als bij de contact stand. We zien echter dat de data bij de veel van de identifiers niet gelijk blijft. In totaal treed dit op bij 15 van de 49 identifiers Rij stand Sluiten we de uitgetrokken fiche terug aan en laten we de motor starten, hernemen we voor de derde maal de testen. Hierbij wordt de CAN-bus dus opnieuw uitgelezen. Ook ditmaal merken we dat niet alle data constant blijft Zesde meting Niettegenstaande het door de niet constante data zeer moeilijk wordt om de CAN-bus boodschappen te simuleren, werd er toch een poging ondernomen. Figuur 7-13 LabView simulatie 69

70 Het bovenstaande programma werd opgebouwd om de simulatie te proberen. Hierin werden alle boodschappen (identifiers) gestopt, met hun daarbij behorende data. Iedere boodschap kan op het front panel worden aan- en uitgeschakeld met een schakelaar. Het programma werd actief geplaatst samen met alle boodschappen. De motor werd opnieuw gestart, maar reageerde opnieuw niet. 7.6 Conclusie Scania R De doelstelling voor de Scania R werd niet volledig gehaald. Wel: De sturing van een vrachtwagen werd wel gerealiseerd. Er kan zowel gestuurd worden in de cabine of op het motorblok. Niet: Sturing via een eigen fiche. Sturing van motor op testbank. De motor kan niet worden gestart door de sleutelbeveiliging. De oplossing hiervoor zou zijn om een sleutelcontact + COO uit een bestaande vrachtwagen te halen, samen met de bekabeling en deze in een module in te bouwen die dan voor het testen kan gebruikt worden. 70

71 8 Renault DXI Inleiding Uit het totaal pakket van vrachtwagenmotoren die binnen- en buitengaan vormen zoals eerder al vermeld Volvo en Scania de grootste brok. Naast deze twee grote spelers is ook Renault redelijk vertegenwoordigd. Daarom werd beslist om het nieuwe zoekgebied hierop te focussen. De motor die voor handen was, was van het type DXI13. Dit soort motoren wordt ondermeer gebruikt in de Renault Magnum. 8.2 Geschiedenis van het model Figuur 8-1 Renault Magnum In 1991 lanceerde Renault Trucks zijn nieuwe truck. Deze was revolutionair voor zijn tijd en kreeg de naam AE, dat verwees naar Europese Gemeenschap omdat zij de wetten aanpasten zodat Renault zijn nieuwe truck toch op de baan kon krijgen. Later werd dit type de standaard en evolueerde hij tot een klassieker, terwijl zijn naam via omzwervingen uitkwam tot Magnum. 8.3 Inwendige CAN-bus Renault werkt voor sommige motoren samen met Volvo. Dit zou een aanzienlijk voordeel kunnen opleveren in de zoektocht aangezien Volvo al onder de loep werd genomen. Echter was er niet veel informatie te vinden over dit type motor. Ook via de Texa-tool werd er niet veel extra informatie gevonden over de locatie en precieze ligging van de CAN-draden. Texa S.p.A is een bedrijf dat eind jaren 80 werd opgericht toen CAN opkwam. Het heeft zich in de loop der jaren gespecialiseerd in het uitlezen en communiceren met ECU s en dergelijke zaken. 8.4 Metingen op testbank Wanneer de motor ter beschikking was, bleek dat het inderdaad een type was dat ontwikkeld was in samenwerking met Volvo. Toen de connector gevonden werd op het motorblok, zag deze gelijk te zijn aan die van de Volvo FH. 71

72 Op onderstaande afbeelding wordt de pin lay-out van de connector voorgesteld. Figuur 8-2 Pin lay-out connector De volle vakjes stellen de pinnen voor die gelijk zijn aan de Volvo connector. De holle vakjes diegene die extra zijn bij de DXI13. Er kan dus duidelijk afgeleid worden dat de motor een gelijklopende sturing heeft. Daarnaast kan er ook afgeleid worden dat de vier noodzakelijke klemmen gelijk zijn. Dit geeft het voordeel dat er geen nieuwe connector moet gemaakt worden voor dit Renault type, maar dat er gebruik kan gemaakt worden van de Volvo FH connector Eerste meting Voor de eerste meting werden opnieuw alle noodzakelijke elementen aangesloten zoals waterafvoer, olie en brandstof. Er waren wel nog enkele vragen die in gedachten werden gehouden voor het starten. Zal dit type motor gelijklopend werken? Kan het LabVieuw programma voor Volvo hier dan ook gebruikt worden of maakt Renault toch gebruik van een andere identifier? Net als bij de Volvo en Scania moet er hier van buitenaf bekrachtiging gestoken worden op de startmotor. Na het inschakelen van de brandstof- en waterpomp, werd de spanning ingeschakeld. Wanneer de startmotor bekrachtigd werd, sloeg de motor niet aan. Tijdens het demarreren bleef hij haperen en sloeg niet over. Figuur 8-3 Startmotor 72

73 Het probleem voor het niet starten is waarschijnlijk, net als bij de Scania, te zoeken bij de sleutelbeveiliging. Omdat de ECU geen signaal krijgt van het sleutelcontact en diens responder laat de ECU niet toe dat de motor wordt gestart Tweede meting Om het startprobleem op te lossen kon er net als bij de Scania een lange zoektocht gehouden worden om te zien of de startbeveiliging al dan niet kon omzeild worden. Een tweede oplossing was proberen of een Volvo FH de oplossing niet kon bieden. Omdat de motor en connector al hoofdzakelijk gelijk waren, werd er gedacht dat een stuurdoos van Volvo kon ingeschakeld worden om de sleutelbeveiliging te omzeilen. De stuurdoos werd parallel gehangen met de originele en de beide connectoren werden erin gestopt. Figuur 8-4 Parallelle stuurdoos De testen werden hervat en nu kon er wel succesvol gestart worden. Er kon nu dus besloten worden dat de sleutelbeveiliging de oorzaak was Pc-sturing Omdat het volledige testen gelijklopend was met de Volvo testen werd er getracht om met het Volvo FH LabView programma gas te geven. Wanneer dit programma werd ingeschakeld, reageerde de motor meteen op de slider. 8.5 Conclusie Renault DXI13 Voor dit type motor zijn de doelstellingen behaald. Er kan gas gegeven worden en de motor reageert normaal. Enkele opmerkingen zal de gebruiker wel in acht moeten nemen. Deze zijn dat dezelfde fiche als bij de Volvo FH gebruikt moet worden, maar dat ook een Volvo FH stuurdoos parallel moet gehangen worden om de sleutelbeveiliging te omzeilen. Er is in het bedrijf beslist om een stuurdoos te houden die enkel gebruikt zal worden om motoren te testen. 73

74 9 Mercedes Actros 9.1 Inleiding Naast de drie reeds besproken modellen behandelt het bedrijf ook nu en dan een Mercedes-Benz. Dit meestal van het type Actros of Axor. 9.2 Geschiedenis van het model Het Actros model werd in het jaar 1996 Figuur 9-1 Mercedes Actros geïntroduceerd door vrachtwagenproducent Mercedes-Benz. De Actros is het zwaarste model van de reeks en is vooral gebruikt voor het lange afstandtransport. Figuur 9-2 Motorblok Actros 9.3 Inwendige CAN-bus Op het vlak van documentatie is Mercedes een van de slechtste leerlingen uit de klas. Er werd heel weinig concrete informatie gevonden over hoe het CAN-netwerk nu juist in elkaar zit bij hun trucks. Uit de afbeelding op de volgende pagina werd de meeste bruikbare informatie gehaald. Hieruit blijkt dat Mercedes via de ECU over verschillende CAN-netwerken beschikt die allerlei delen van de vrachtwagen verbinden met de centrale rekeneenheid. We kunnen de verschillende netwerken opdelen in vier grote stukken. 74

75 Onderdelen Nr op tekening Aandrijvingcomponenten 1 Remcomponenten 2 Voertuigcomponenten 3, 4 Cabinecomponenten 5 Tabel 9-1 CAN-netwerk onderdelen Figuur 9-3 CAN-netwerk 9.4 Metingen op testbank Voor de Actros was er een testkast beschikbaar. Met deze kast kan men de nodige elektronica voorzien die uit de vrachtwagen komt. De kast wordt verder nog uitgerust met een gaspedaal. Figuur 9-4 Testkast Actros 75

76 De bovenkant van de testkast ziet er uit als een simpel dashboard van een vrachtwagen. Het toerental wordt weergegeven met daarnaast enkele andere waarden zoals olietemperatuur of de inhoud van de benzinetank. Aan de linkerkant is er een gaspedaal bevestigd, binnenin bevindt zich de volledige bekabeling. Figuur 9-5 Testkast Actros (2) Eerste meting Net als bij iedere motor al gedaan werd, werden alle noodzakelijkheden aangesloten op de motor. Van de Mercedes Actros is er geweten dat hij een sleutelbeveiliging heeft die het starten dus bemoeilijkt. Turbo s Hoet beschikt echter over een andere stuurdoos die gekoppeld is met een sleutel + sleutelcontact. Door deze stuurdoos vervangt dan de stuurdoos die aan de motor hangt en zo kan het probleem omzeild worden. (voor de duidelijkheid noemen we de stuurdoos uit de testkast stuurdoos A, de andere B). Figuur 9-6 Stuurdoos A (extern) en stuurdoos B (motorblok) 76

77 Bij het bekrachtigen van de startmotor sloeg de motor niet aan. Een van de fouten was dat de stuurdoos A niet voldoende spanning kreeg, waardoor de ECU niet in werking kon treden. Dit kwam omdat de interne batterijen onvoldoende leverden aan de stuurdoos. Na dit probleem opgelost te hebben konden de testen opnieuw hervat worden. Met opnieuw de startmotor te bekrachtigen bleek de motor nu wel aan te slaan. De werking met het sleutelcontact + stuurdoos blijkt dus een goed alternatief te zijn om de motor te doen starten. Nu de motor draait, moeten de CAN-draden gelokaliseerd worden. Dit blijkt een veel groter probleem te zijn. De documentatie van Mercedes is zeer ondermaats op dit vlak. Daarom werd besloten om meteen de testen te gaan doen en alle draden na te gaan. De volledige bekabeling wordt op de onderstaande afbeelding weergegeven en door middel van de pin lay-out van de connector op de stuurdoos weergegeven. Figuur 9-7 Pin lay-out connector Uitleg kleurencode W Zw Gr G Br R Bl P Wit Zwart Grijs Geel Bruin Rood Blauw paars Tabel 9-8 Kleurencode De draden worden dus van elkaar gescheiden via verschillende kleuren. Hierdoor kunnen we dus later de CAN-draden eenvoudig terug vinden in de volledige bus. Uit vorige testen weten we ondertussen al dat de MAX-explorer het CAN-bus netwerk kan uitlezen. Dit principe wordt hier toegepast om de CAN-H en L terug te vinden in de wirwar van draden. Om de uitlezing te gaan doen werd er net als bij de Scania gewerkt met de piercing probes. Zo kan er over de draden gemeten worden die in de motorbekabeling zitten. 77

78 Eerst en vooral werd er gezocht naar getwiste draden in de dikke kabel. Hierop werd afwisselend de CAN-H en L afgesloten. Hierop werden echter geen signalen uitgelezen. Daarna werden de draden één voor één overlopen en telkens werd er gekeken met de MAXexplorer of er een signaal werd uitgelezen. Na alle kabels en mogelijkheden overlopen te hebben, werd de High en Low omgewisseld en werden alle kabels opnieuw overlopen. Helaas leverden al deze testen geen succes op. Om toch te weten te komen waar de High en Low te vinden zijn in de bekabeling, werden verschillende personen aangesproken die ons meer informatie konden geven. Om deze informatie te krijgen werd ondermeer de hulp ingeroepen van het zusterbedrijf Devriendt NV. In dit bedrijf is de ervaring met het Actros-model groter en zouden ze de oplossing kunnen bieden voor het probleem. Noch het bedrijf noch andere ondernemingen die werden gecontacteerd konden een sluitend antwoord bieden op de vraag. Een van de weinige mogelijke oplossingen die werden geboden was dat de CAN-draden zich op een groen en groen/witte draad bevonden Tweede meting Met deze mogelijke oplossing in gedachten werden de testen hervat. Opnieuw werd er via de piercing probes en de MAX-explorer getracht de CAN-bus uit te lezen. Er werd gezocht naar de nodige kleuren die ons werden aangeboden, maar deze werden niet terug gevonden op de bekabeling. In het bedrijf was er nog een andere kabel voorhanden, die ook voor een Actros zou moeten dienen. Bij het naderbij bekijken van de connector bleek dat deze een groot deel andere klemmen had. Opvallend was wel dat deze kabelboom wel een groen en groen/witte kabel bevatte. Na dit opgemerkt te hebben werd er getracht om de bestaande bekabeling te vervangen door de nieuwe kabel, maar dit bleek niet mogelijk. Later trad er tijdens de testen nog een groter probleem op. De connector die op stuurdoos A zat begaf het door broosheid en zorgde ervoor dat de ECU niet meer naar behoren kon werken. Door dit probleem moesten de testen stil worden gelegd, mede omdat er geen andere motor van dit type beschikbaar was in het bedrijf. 9.5 Conclusie Mercedes Actros De doelstelling werd niet verwezenlijkt voor het Actros-model. Door de startbeveiliging is het niet mogelijk om de motor te starten met zijn eigen stuurdoos wanneer het contactslot ontbreekt. De oplossing hiervoor is een stuurdoos + sleutelcontact bijeen houden en zo de motor te starten. Het volgende probleem, het lokaliseren van de CAN-draden, kon niet worden opgelost door mechanische en elektronische problemen met betrekking op de stuurdoos en connectoren. 78

79 10 Handleiding Het stappenplan dat opgemaakt wordt legt het gebruik van de LabView programma s uit voor de werknemer. De bedoeling is dat de persoon die binnen het bedrijf een motor moet testen aan de hand van deze handleiding de volledige test kan doen zonder grondige voorkennis. Opmerking bij dit stappenplan is dat het opgemaakt is voor de Volvo FH en Renault DXI13 omdat deze motoren succesvol getest zijn op de testbank. Voor Scania kan een gelijklopend stappenplan gebruikt worden indien er een vaste sleutel-stuurdoos combinatie gebruikt wordt. Voor Mercedes ligt dit anders, met de reden dat het eindresultaat hiervan niet vast staat Hardware Stap 1 Plaats de motor op de testbank Stap 2 Neem indien nodig de fiche boven de stuurdoos af. 79

80 Stap 3 Neem de motorfiche (Volvo FH13 & Renault DXI13) en plaats deze op de juiste connector Stap 4 Neem de NI USB module en sluit deze aan op de DB-9 connector van de motormodule. Stap 5 Sluit op de overige 2 pinnen van de motormodule +24V en GND aan. Stap 6 Voorzie de motor en startmotor van spanning (+24V en GND). Stap 7 Voorzie de motor van olie, brandstof en water. 80

81 Stap 8 (optie Renault) Neem de test-stuurdoos van een Volvo FH. Stap 9 Koppel beide fiches op de stuurdoos af, en plaats deze op de test-stuurdoos. Stap 10 Zorg voor een computer om het software gedeelte te kunnen doorlopen. Stap 11 Verbind de andere kant van de NI USB module met een USB poort van de computer. 81

82 10.2 Software Stap 1 Start de computer op. Stap 2 Ga naar Start Alle programma s National Instruments Measurement & Automation en open het programma. Stap 3 Open de MAX explorer. Het volgende scherm verschijnt: Klik Devices and Interfaces open, klik daarna op USB-8473 Aan de rechterkant verschijnt volgend scherm, klik hierbij op Self-test Het resultaat moet nu veranderen in Passed. Indien niet, controleer nogmaals de verbinding van de kabel. 82

De AT90CAN microprocessor van ATMEL in de motorvoertuigentechniek (8)

De AT90CAN microprocessor van ATMEL in de motorvoertuigentechniek (8) De AT90CAN microprocessor van ATMEL in de motorvoertuigentechniek (8) Timloto o.s. / E. Gernaat / ISBN 978-90-79302-06-2 Op dit werk is de Creative Commens Licentie van toepassing. Uitgave: september 2012

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding LC-Products B.V. tel. (+31) 088-8111000 email: info@lc-products.nl website: www.lc-products.nl LC-Products. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form or by any means

Nadere informatie

S88XPressNetLI v1.0. Installatie- en gebruikershandleiding en naslagwerk KDesign Electronics, PCB ontwerp door RoSoft

S88XPressNetLI v1.0. Installatie- en gebruikershandleiding en naslagwerk KDesign Electronics, PCB ontwerp door RoSoft S88XPressNetLI v1.0 Installatie- en gebruikershandleiding en naslagwerk. 2008 KDesign Electronics, PCB ontwerp door RoSoft 3.3 De S88XpressNetLI verbinden met de ROCO versterker Aangezien de S88XpressNetLI

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding LC-Products B.V. tel. (+31) 088-8111000 fax. (+31) 088-8111009 email: info@lc-products.nl website: www.lc-products.nl LC-Products B.V. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced

Nadere informatie

1945, eerste DC. Eigen logo

1945, eerste DC. Eigen logo 1945, eerste DC Eigen logo Doelstelling: Binnen uw computer ruimte verzamelt u diverse informatie over bijvoorbeeld stroomverbruik van uw apparatuur. Via welk netwerk kunt u deze data verwerken. Welk

Nadere informatie

Netwerken in productiesystemen. Automatiseringspiramide SCADA. Inleiding computersystemen en netwerken deel 2

Netwerken in productiesystemen. Automatiseringspiramide SCADA. Inleiding computersystemen en netwerken deel 2 6.1 6.2 Netwerken in productiesystemen 6.3 6.4 Automatiseringspiramide ERP (Enterprise Resource Planning) MES (Manufacturing Execution System) SCADA (Supervisory Control and Data Aquasition) 6.5 6.6 SCADA

Nadere informatie

Handleiding HCS VB5224

Handleiding HCS VB5224 Handleiding HCS VB5224 Digitale Uitgangsmodule met 4 uitgangen HCS Building Automation Kompasstraat 7, 2901AM Capelle a/d IJssel Postbus 182, 2900AD Capelle a/d IJssel Tel. +31(0)10 458 00 00 Fax +31(0)10

Nadere informatie

Handleiding HCS VB5248

Handleiding HCS VB5248 Handleiding HCS VB5248 Analoge Uitgangsmodule met 8 uitgangen HCS Building Automation Kompasstraat 7a, 2901AM Capelle a/d IJssel Postbus 182, 2900AD Capelle a/d IJssel Tel. +31(0)10 458 00 00 Fax +31(0)10

Nadere informatie

Revisie geschiedenis. [XXTER & KNX via IP]

Revisie geschiedenis. [XXTER & KNX via IP] Revisie geschiedenis [XXTER & KNX via IP] Auteur: Freddy Van Geel Verbinding maken met xxter via internet met de KNX bus, voor programmeren of visualiseren en sturen. Gemakkelijk, maar niet zo eenvoudig!

Nadere informatie

Inhoudsopgave. SNI handleiding. Inhoudsopgave

Inhoudsopgave. SNI handleiding. Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE...1 INLEIDING...2 AANSPRAKELIJKHEID EN GARANTIE...2 ALGEMENE WERKING...3 PRINT AANSLUITINGEN...4 AANSLUITSCHEMA S...6 VIA COMPUTER NETWERK...6 VIA DONGLE...6 BOUTRONIC

Nadere informatie

Velbus DIN-rail RS232 & USB interface

Velbus DIN-rail RS232 & USB interface VMBRSUSB Velbus DIN-rail RS232 & USB interface 1 INHOUD Eigenschappen... 3 Velbus... 3 RS232C... 3 USB... 3 Aansluiting... 4 Aansluiting van het velbus...4 Externe seriële aansluiting... 5 Verbinding met

Nadere informatie

Les D-02 Datacommunicatie op Ethernet en Wifi netwerken

Les D-02 Datacommunicatie op Ethernet en Wifi netwerken Les D-02 Datacommunicatie op Ethernet en Wifi netwerken In deze les staan we stil bij datacommunicatie op Ethernet netwerken en Wifi netwerken. 2.1 Wat is datacommunicatie? We spreken van datacommunicatie

Nadere informatie

De PROFIBUS, PROFINET & IO-Link dag. Edegem, 8 juni 2010. PROFIBUS Belgium VZW PROFIBUS, PROFINET & IO-Link

De PROFIBUS, PROFINET & IO-Link dag. Edegem, 8 juni 2010. PROFIBUS Belgium VZW PROFIBUS, PROFINET & IO-Link De PROFIBUS, PROFINET & IO-Link dag Edegem, 8 juni 2010 PROFIBUS Belgium VZW PROFIBUS, PROFINET & IO-Link 2010 Profibus in de procesindustrie 2 Jaap Westeneng PROFIBUS in de procesindustrie Aansluiting

Nadere informatie

The cabling is the easiest part of bus systems..

The cabling is the easiest part of bus systems.. www.procentec.comcom info@procentec.comcom 1 A few words of some inexperienced engineers and marketeers: he cabling is the easiest part of bus systems.. Yeah right!!!!! 2 Copyrights by PROCENEC 2009 1

Nadere informatie

Auto Advies J.Speksnijder

Auto Advies J.Speksnijder www.apk2.nl Auto Advies J.Speksnijder www.autoadviezen.nl Altijd Praktijkgerichte Kennis 1 Uitleg EOBD en Readiness V_10 17-03-2012 2 1 Welke voertuigen kunnen via EOBD uitgelezen worden Benzine: vanaf

Nadere informatie

Handleiding HCS VB5118

Handleiding HCS VB5118 Handleiding HCS VB5118 Digitale Ingangsmodule met 8 ingangen HCS Building Automation Kompasstraat 7, 2901AM Capelle a/d IJssel Postbus 182, 2900AD Capelle a/d IJssel Tel. +31(0)10 458 00 00 Fax +31(0)10

Nadere informatie

Locobuffer Handleiding

Locobuffer Handleiding Locobuffer Handleiding HDM09 Disclaimer van Aansprakelijkheid: Het gebruik van alle items die kunnen worden gekocht en alle installatie-instructies die kunnen worden gevonden op deze site is op eigen risico.

Nadere informatie

Montagevoorschriften

Montagevoorschriften Montagevoorschriften BCU Mont_BCU1_NL.Doc 1/9 Inhoudsopgave 1. Montage van de onderdelen... 3 2. Aansluitingen van de 8 polige stekker... 3 3. Aansluitingen van de 10 polige stekker... 4 4. Opstarten...

Nadere informatie

4Logical Link Control: 4Medium Access Control

4Logical Link Control: 4Medium Access Control Opdeling Datalink Laag Telematica LANs Hoofdstuk 15 4Logical Link Control: n Error handling n Flow Control 4Medium Access Control: n Framing n Access Control n Addressing LLC en MAC sublagen MAC 4Medium

Nadere informatie

S u b n e t t e n. t h e t r u e s t o r y 1100 0000. 1010 1000. 0000 0001. 0000 0001 1111 1111. 1111 1111. 1111 1111. 0000 0000.

S u b n e t t e n. t h e t r u e s t o r y 1100 0000. 1010 1000. 0000 0001. 0000 0001 1111 1111. 1111 1111. 1111 1111. 0000 0000. S u b n e t t e n t h e t r u e s t o r y 1100 0000. 1010 1000. 0000 0001. 0000 0001 1111 1111. 1111 1111. 1111 1111. 0000 0000 Part 1 Inhoud Wat is een subnet?... 2 Waarom?... 3 Het begin.... 3 Een voorbeeld...

Nadere informatie

Modem en Codec. Telematica. Amplitude-modulatie. Frequentie-modulatie. Soorten modems. Fase-modulatie

Modem en Codec. Telematica. Amplitude-modulatie. Frequentie-modulatie. Soorten modems. Fase-modulatie Modem en Codec Telematica Data Transmissie (Fysieke laag) Hoofdstuk 6 t/m 8 Een modem gebruikt analoge signalen om digitale signalen te versturen Een codec gebruikt digitale signalen om analoge signalen

Nadere informatie

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud. www.pentair.com/valves

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud. www.pentair.com/valves KEYSTONE Inhoud 1 Optionele module 8: AS-Interface module 1 2 Installatie 1 3 Communicatiekenmerken 1 4 Beschrijving van de OM8 AS-Interface module 2 5 AS-Interface protocol 3 6 Communicatie-interface

Nadere informatie

Tinyserir-RC5. Datasheet. Tinyserir-RC5 Page: 1 of 8

Tinyserir-RC5. Datasheet. Tinyserir-RC5 Page: 1 of 8 9600 bps RS-232 interface voor uitlezing van Ontvangen RC5 codes Led aanduiding bij ontvangst van Infrarood pulsen Led aanduiding goede werking Interne firmware Inwendige oscillator Weinig externe componenten

Nadere informatie

(energie) meten via Qbus

(energie) meten via Qbus (energie) meten via Qbus Voor het bijhouden van groene stroom-certificaten, het optimaliseren van verbruiken of gewoon om te weten wat waar wanneer in uw gebouw gebeurt. Op de SD-kaart van de Qbus controller

Nadere informatie

Arduino en APRS EZHE Workshop April 2017, PD1DDK

Arduino en APRS EZHE Workshop April 2017, PD1DDK Arduino en APRS EZHE Workshop April 2017, PD1DDK Wat kunnen we met APRS? 1. Op kaarten aprs stations weergeven en hun gegevens opvragen. 2. Weerstation info opvragen. 3. Berichten uitwisselen met andere

Nadere informatie

Gedecentraliseerde I/O

Gedecentraliseerde I/O Gedecentraliseerde I/O MPI/DP interface Geintegreerde Profibus DP interface 1 9 pagina 1 Structuur van een PROFIBUS-DP netwerk Masters -400 PS 10A 400 CPU 414-2 DP PS -300-300 CPU 314 CP 342-5 DP -300

Nadere informatie

Modbuskoppeling Verdyn - Priva (engineering in Priva)

Modbuskoppeling Verdyn - Priva (engineering in Priva) 1 Modbuskoppeling Verdyn - Priva (engineering in Priva) Verhulst klimaattechniek B.V. Albert Einsteinweg 10 5151 DL Drunen Nederland Tel.: 0416-672200 Fax: 0416-340785 www.verhulst.com 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

LocoServo Handleiding

LocoServo Handleiding LocoServo Handleiding HDM12 Disclaimer van Aansprakelijkheid: Het gebruik van alle items die kunnen worden gekocht en alle installatie-instructies die kunnen worden gevonden op deze site is op eigen risico.

Nadere informatie

Event driven CAN & Video logger for unambiguous vehicle diagnostics

Event driven CAN & Video logger for unambiguous vehicle diagnostics Departement Industriële en Biowetenschappen Master in de industriële wetenschappen: elektronica-ict - ICT Event driven CAN & Video logger for unambiguous vehicle diagnostics A tool for DAF trucks Eindhoven

Nadere informatie

IP-Com. AnB - Rimex sa. 28 maart 2013 B Installatiehandleiding voor de IP-Com. De IP-RS485 interface voor BiBus, MiniDo, MaxiDo en D2000i

IP-Com. AnB - Rimex sa. 28 maart 2013 B Installatiehandleiding voor de IP-Com. De IP-RS485 interface voor BiBus, MiniDo, MaxiDo en D2000i IP-Com AnB - Rimex sa 28 maart 2013 B-703-0006 Installatiehandleiding voor de IP-Com De IP-RS485 interface voor BiBus, MiniDo, MaxiDo en D2000i Een product van AnB-Rimex sa Inhoudsopgave 1 Inleiding 3

Nadere informatie

MODBUS remote I/O-unit type MODBUS4S110

MODBUS remote I/O-unit type MODBUS4S110 MODBUS remote I/O-unit type MODBUS4S110 Opvragen en aansturen van I/O via MODBUS RTU over RS232 of MODBUS IP of directe TCP/IP-socket. De MODBUS4S110 is een unit die als slave via MODBUS RTU (RS232) of

Nadere informatie

Nieuw uniek product CAN TEST BOX

Nieuw uniek product CAN TEST BOX Nieuw uniek product CAN TEST BOX Wat is een CTB Kit? De CAN Test Box (CTB) is een diagnoseapparaat dat aangesloten wordt op de OBDII connector van de auto waarmee u snel en eenvoudig electrische storingen

Nadere informatie

AVR-DOPER MINI ASSEMBLAGE HANDLEIDING + LAYOUT. Geschreven door: Tom Vocke

AVR-DOPER MINI ASSEMBLAGE HANDLEIDING + LAYOUT. Geschreven door: Tom Vocke AVR-DOPER MINI ASSEMBLAGE HANDLEIDING + LAYOUT Geschreven door: Tom Vocke Datum: 28-09-2010 Inleiding: Dit document bevat alle hardware informatie betreffende de AVR-Doper mini. Het eerste deel zal zich

Nadere informatie

VMB1USB. USB-interface voor het VELBUS-systeem. Velbus manual VMB1USB edition 1 rev.1.0

VMB1USB. USB-interface voor het VELBUS-systeem. Velbus manual VMB1USB edition 1 rev.1.0 VMB1USB USB-interface voor het VELBUS-systeem 1 INHOUD Eigenschappen... 3 Velbus data... 3 RS232C... 3 Aansluiting... 4 Afsluiting... 4 Gebruik... 5 2 Eigenschappen: Besturing van het VELBUS-systeem via

Nadere informatie

Elektromechanisch koppelvlak voor LEDsignaalgevers. Profibus DP. jklmnopq. Technical Specification. 14 juli Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Elektromechanisch koppelvlak voor LEDsignaalgevers. Profibus DP. jklmnopq. Technical Specification. 14 juli Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Adviesdienst Verkeer en Vervoer Elektromechanisch koppelvlak voor LEDsignaalgevers Profibus DP Technical Specification 14 juli 2005 1999, Transport Research

Nadere informatie

Xelion ESPA koppeling Handleiding Beheer V1.6

Xelion ESPA koppeling Handleiding Beheer V1.6 Xelion ESPA koppeling Handleiding Beheer V1.6 van de Xelion ESPA koppeling. Dit document is bedoeld voor beheerders en operators Inhoud 1 Overzicht... 1 2... 2 2.1 Espa apparaat toevoegen... 4 2.1.1 ESPA

Nadere informatie

F O R E S T S H U T T L E S / L

F O R E S T S H U T T L E S / L 2 Installeren van de FOREST SHUTTLE S / L Installeren van de FOREST SHUTTLE S / L 1 Assembleer de rail 2 Installeer de steunen en monteer de rail in de steunen 3 Hang de gordijnen pas na het instellen

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing LMS Controller 8x Digitaal-in Module t.b.v. ALFANET

Gebruiksaanwijzing LMS Controller 8x Digitaal-in Module t.b.v. ALFANET Gebruiksaanwijzing LMS Controller 8x Digitaal-in Module t.b.v. ALFANET Omschrijving : LMS CONTROLLER 8XDIG-IN MODULE Doc.nr.: 11821 Soort: HANDLEIDING Aantal bladen: 1 Versie: V1. Bestand: Software: Do11821

Nadere informatie

Het koppelen van een FC302 op Profibus met een Siemens PLC

Het koppelen van een FC302 op Profibus met een Siemens PLC Het koppelen van een FC0 op Profibus met een Siemens PLC Snelle start handleiding Solar Technical Support Inhoudsopgave: Het gebruikte testmateriaal.... Het instellen van de FC0.... Initialisation:...

Nadere informatie

Minimum vereisten. Connectie met RPS. PC: Windows Vista (RPS 5.6); Windows XP SP2 ; Windows 2000 SP4 ;.NET ; MSXML (laatste 2 zijn meegeleverd op CD)

Minimum vereisten. Connectie met RPS. PC: Windows Vista (RPS 5.6); Windows XP SP2 ; Windows 2000 SP4 ;.NET ; MSXML (laatste 2 zijn meegeleverd op CD) Minimum vereisten PC: Windows Vista (RPS 5.6); Windows XP SP2 ; Windows 2000 SP4 ;.NET ; MSXML (laatste 2 zijn meegeleverd op CD) Centrale: Easy versie 2.xx RPS: RPS versie 5.4 of hoger Standaard Login

Nadere informatie

Webrelais IPIO-32R-M-v8.0 Compacte modul met 32 Relais Outputs.

Webrelais IPIO-32R-M-v8.0 Compacte modul met 32 Relais Outputs. Webrelais IPIO-32R-M-v8.0 Compacte modul met 32 Relais Outputs. Algemene informatie Configuratie versie 8.0 DHCP / STATIC Wanneer u de 12V= en de Netwerkkabel heeft aangesloten zal het moduul een IP-adres,

Nadere informatie

Voorblad tentamen

Voorblad tentamen oorblad tentamen - Naam student: Studentnr:. Klas:. Cijfer.. Dit voorblad en indien aangegeven overige opgavenbladen, moeten voorzien zijn van naam, studentnummer en klas. Controleer dit tentamen alvorens

Nadere informatie

versie: 1.0 status: vrijgegeven door: J.Eberson datum: 15 augustus 2005 aangepast: 19 februari 2006 concept beschrijving

versie: 1.0 status: vrijgegeven door: J.Eberson datum: 15 augustus 2005 aangepast: 19 februari 2006 concept beschrijving versie: 1. status: vrijgegeven door: J.Eberson datum: 15 augustus 25 aangepast: 19 februari 26 concept beschrijving DOLLYsms SMS server conceptbeschrijving V1. I N H O U D Inleiding... 3 DOLLYsms... 3

Nadere informatie

Naam student: Studentnr: Klas: Cijfer:

Naam student: Studentnr: Klas: Cijfer: oorblad tentamen ENG -6 Naam student: Studentnr: Klas: Cijfer: Dit voorblad en indien aangegeven overige opgavenbladen, moeten voorzien zijn van naam, studentnummer en klas. Controleer dit tentamen alvorens

Nadere informatie

Bussystemen. Bronvermelding. Industrial ethernet, R.A. Hulsebos. F. Rubben, Ing. 2010-2011

Bussystemen. Bronvermelding. Industrial ethernet, R.A. Hulsebos. F. Rubben, Ing. 2010-2011 Bussystemen F. Rubben, Ing. 2010-2011 Bronvermelding Industrial ethernet, R.A. Hulsebos 1 Veldbus Systemen ModBus RTU DeviceNet Profibus ModBus TCP 1980 1985 1990 1995 2000 200 5 AS-I EtherCAT CanOpen

Nadere informatie

RUKRA REMOTE DIGIT IO_44_NL ARTIKELNUMMER: RK-3004

RUKRA REMOTE DIGIT IO_44_NL ARTIKELNUMMER: RK-3004 ARTIKELNUMMER: RK-3004 Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u start met de montage of programmering RUKRA EUROPE B.V. WWW.RUKRA.EU INFO@RUKRA.EU Handleiding ALGEMENE INFORMATIE De Remote DIGIT

Nadere informatie

CAN-interface voor FMS. Inleiding

CAN-interface voor FMS. Inleiding Inleiding CAN-interface voor FMS Dit document bevat informatie over de FMS-standaard. De FMS-standaard is een open interface die door diverse vrachtwagenfabrikanten werd ontwikkeld. FMS- Standard description

Nadere informatie

Vigor 2860 serie Multi PVC/EVC - RoutIT

Vigor 2860 serie Multi PVC/EVC - RoutIT Vigor 2860 serie Multi PVC/EVC - RoutIT PPPoA en NAT + PPPoA en routing RoutIT maakt gebruik van 2 keer PPPoA, waarbij de eerste PPPoA wordt gebruikt voor NAT en de tweede PPPoA wordt toegepast voor routing.

Nadere informatie

VMB1BLS 1-kanaals rolluiksturing voor universele montage. Handleiding

VMB1BLS 1-kanaals rolluiksturing voor universele montage. Handleiding VMB1BLS 1-kanaals rolluiksturing voor universele montage Handleiding Inhoud 1. Beschrijving... 3 2. Onderdelen... 3 3. Aansluitschema s... 2 3.1. In een Velbus domotica-installatie... 2 3.2. Standalone...

Nadere informatie

Alfanet IP-interface RS485 naar Ethernet

Alfanet IP-interface RS485 naar Ethernet Alfanet IP-interface RS485 naar Ethernet Hardware Gebruiksaanwijzing Omschrijving : Alfanet IP-interface Doc.nr.: 080886 Soort: HANDLEIDING Aantal bladen: 8 Versie: V1.2 Bestand: Do080886 Alfanet IP-Interface

Nadere informatie

Wireless PC Interface installatie handleiding

Wireless PC Interface installatie handleiding Wireless PC Interface installatie handleiding Alphatronics bv * Watergoorweg 71* 3861MA Nijkerk * Tel.: 033-2459944 * Fax.: 033-2453149 * info@alphatronics.nl SPECIFICATIES Artikel nummer: 007077 Geschikt

Nadere informatie

Uitleg gebruik Cortina Diagnostic Software. Ecomo 36V

Uitleg gebruik Cortina Diagnostic Software. Ecomo 36V Uitleg gebruik Cortina Diagnostic Software Ecomo 36V UITLEG GEBRUIK CDS Open de Cortina Diagnostic Software Sluit de fiets aan Klik op Connect Zorg ervoor dat de fiets aanstaat. SYSTEM OVERVIEW 1 2 3 4

Nadere informatie

Opgave Tussentijdse Oefeningen Jaarproject I Reeks 4: Lcd Interface & Files

Opgave Tussentijdse Oefeningen Jaarproject I Reeks 4: Lcd Interface & Files Opgave Tussentijdse Oefeningen Jaarproject I Reeks 4: Lcd Interface & Files 1 Introductie In deze oefening zal je je LCD display leren aansturen. Je controleert deze display door er instructies naar te

Nadere informatie

How To Do mbspider met VIPA Modbus-TCP coupler

How To Do mbspider met VIPA Modbus-TCP coupler How To Do mbspider met VIPA Modbus-TCP coupler Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Instellingen hardware... 2 2.1 VIPA 053-1MT00... 2 2.2 mbspider... 4 3. Instellingen mbconnect24 V2... 4 3.1 Network Component...

Nadere informatie

TrimbleT&L DOC. Carcube V3 activatie na installatie FW versie 1.52

TrimbleT&L DOC. Carcube V3 activatie na installatie FW versie 1.52 TrimbleT&L DOC Carcube V3 activatie na installatie FW versie 1.52 Tijdens opstart Carcube kan het Calibratie scherm zichtbaar worden. Volg de instructies op het scherm. Verwijder de beschermfolie op het

Nadere informatie

ADRESSEERBARE ZONE UITBREIDING int-adr_nl 05/14

ADRESSEERBARE ZONE UITBREIDING int-adr_nl 05/14 INT-ADR ADRESSEERBARE ZONE UITBREIDING int-adr_nl 05/14 De INT-ADR uitbreiding is voor uitbreiding van het alarmsysteem met tot 48 adresseerbare zones en ondersteund de CA-64 ADR-MOD adresseerbare detector

Nadere informatie

Artikel / Omschrijving. Afm: 72x88x66mm. HDL SB-DN-232IP-PRO. Afm: 72x88x66mm.

Artikel / Omschrijving. Afm: 72x88x66mm. HDL SB-DN-232IP-PRO. Afm: 72x88x66mm. SMART BUS HDL Catalogus HDL systeem. Een revolutionair, modulair systeem met RS232 en IP gateway voor bi-directionele communicatie met audiovisuele systemen, pc & tablet. Volledig naar eigen behoefte samen

Nadere informatie

SI-Profinet. Unidrive M700 en Siemens S7-300 PLC (Step 7)

SI-Profinet. Unidrive M700 en Siemens S7-300 PLC (Step 7) Omschrijving: In dit document wordt stap voor stap uitgelegd hoe met Simatic Step 7 de communicatie opgezet kan worden tussen een Siemens S7-00 PLC en een Unidrive M700 met V2 module. Dit document behandelt

Nadere informatie

Dit handboek hebben wij samengesteld om u een zo goed mogelijk inzicht te geven over de werking van diagnoseapparatuur.

Dit handboek hebben wij samengesteld om u een zo goed mogelijk inzicht te geven over de werking van diagnoseapparatuur. 1 1. Woord vooraf Dit handboek hebben wij samengesteld om u een zo goed mogelijk inzicht te geven over de werking van diagnoseapparatuur. Veel van onze klanten kiezen er voor om met universele apparatuur

Nadere informatie

Triggers en Acties gebruiken

Triggers en Acties gebruiken Net2 Triggers en Acties gebruiken Belangrijke opmerking De Net2 Servercomputer moet altijd draaien, anders kan Triggers en Acties niet correct werken. Triggers en Acties is een krachtige functie. Hij kan

Nadere informatie

Deze applicatie nota legt uit hoe u een Net2 datalijn verbonden aan een TCP/IP netwerk, via een TCP/IP interface moet verbinden.

Deze applicatie nota legt uit hoe u een Net2 datalijn verbonden aan een TCP/IP netwerk, via een TCP/IP interface moet verbinden. Verbinden van via TCP/IP netwerken Oudere versies van ondersteunden enkel directe verbinding van de controle eenheden naar de server, via seriële poorten. Een nieuwe mogelijkheid, geïntroduceerd in standaard

Nadere informatie

2-poort USB naar RS232 RS422 RS485 Seriële Adapter met COM-behoud. StarTech ID: ICUSB

2-poort USB naar RS232 RS422 RS485 Seriële Adapter met COM-behoud. StarTech ID: ICUSB 2-poort USB naar RS232 RS422 RS485 Seriële Adapter met COM-behoud StarTech ID: ICUSB2324852 Met de ICUSB2324852 2-poort USB naar RS232 RS422 RS485 Seriële Adapter met COM-behoud kunt u elk type serieel

Nadere informatie

SPRAAK MODULE INT-VG. 1. Eigenschappen. 2. Specificaties

SPRAAK MODULE INT-VG. 1. Eigenschappen. 2. Specificaties SPRAAK MODULE INT-VG int-vg_nl 12/11 De INT-VG module werkt samen met de INTEGRA en VERSA alarmsystemen en maakt implementatie van spraakberichten mogelijk (deze module vervangt de CA-64 SM spraak synthesizer

Nadere informatie

Besturing van de Miniatuurwereld OC32. Apparaatdefinities (AVT)

Besturing van de Miniatuurwereld OC32. Apparaatdefinities (AVT) Besturing van de Miniatuurwereld OC32 Apparaatdefinities (AVT) Auteur: Leon J.A. van Perlo Versie: 2016/10/05 Datum: 10 oktober 2016 Release beheer Deze handleiding is van toepassing op Software o OC32Config

Nadere informatie

DP E08.UART INHOUD INHOUD. Inhoud 1. Gebied Normale Indicatie 6. Knop Definitie 7. Inleiding 2. Normale Bediening 7. Overzicht Tekening 3

DP E08.UART INHOUD INHOUD. Inhoud 1. Gebied Normale Indicatie 6. Knop Definitie 7. Inleiding 2. Normale Bediening 7. Overzicht Tekening 3 INHOUD DP E08.UART INHOUD Inhoud 1 Inleiding 2 Overzicht Tekening 3 Specificaties 4 Overzicht Functies 5 Gebied Normale Indicatie 6 Knop Definitie 7 Normale Bediening 7 Fout Code Definitie 8 BEELDSCHERM

Nadere informatie

PIC Callgever Door PA1RUM

PIC Callgever Door PA1RUM PIC Callgever Door PA1RUM Aanleiding Tijdens de radiokampweek 2008 is deze callgever met veel enthousiasme gebouwd. Niet alleen omdat het een zeer eenvoudig en veelzijdig ontwerp is, maar ook omdat het

Nadere informatie

Het koppelen van de Wago aan de AC500-eco via Modbus RTU. A quick start guide. Jaap Ruiten

Het koppelen van de Wago aan de AC500-eco via Modbus RTU. A quick start guide. Jaap Ruiten Het koppelen van de Wago 750-315 aan de AC500-eco via Modbus RTU. A quick start guide Jaap Ruiten Het koppelen van de Wago 750-315 aan een AC500-eco plc. Solar TPS 1 dinsdag 4 februari 2014 Inhoudsopgave

Nadere informatie

AP80 Display Controller

AP80 Display Controller Datasheet AP80 AP80 Display Controller Toepasbaar als: Display voor positie en snelheid Nokkencontroller Signaalomvormer Toerentalbewaking Linearisatie functie 72 mm ca. 160 mm 144 mm Voor sensoren met:

Nadere informatie

LMX800. Open telecontrol onderstation. smart telecontrol

LMX800. Open telecontrol onderstation. smart telecontrol LMX800 Open telecontrol onderstation smart telecontrol Features Open en modulair concept voor universele toepassing Telecontrol functionaliteit standaard ingebouwd Directe aansluiting voor TCP/IP (tele)communicatie

Nadere informatie

Les D-04 Foutdetectie en correctie

Les D-04 Foutdetectie en correctie Les D-04 Foutdetectie en correctie In deze les staan we stil bij het ontdekken (detectie) van fouten bij datacommunicatie en bij het herstellen (correctie) van fouten bij datacommunicatie. We bespreken

Nadere informatie

ARA-pro Installatie Dupline bus

ARA-pro Installatie Dupline bus ARA-pro Installatie Dupline bus ARA-pro is een geregistreerd handelsmerk van Adesys bv, Wateringen, NL uitgave 30-03-2012 1. Installatie Dupline bus Dupline is een bus systeem van Carlo Gavazzi. Op deze

Nadere informatie

Handleiding HCS VB5238

Handleiding HCS VB5238 Handleiding HCS VB5238 Analoge Ingangsmodule Ni1000/Pt1000 met 8 ingangen HCS Building Automation Kompasstraat 7a, 2901AM Capelle a/d IJssel Postbus 182, 2900AD Capelle a/d IJssel Tel. +31(0)10 458 00

Nadere informatie

Foundation Fieldbus. Er zijn 2 soorten Foundation Fieldbus: FF HSE FF-H1

Foundation Fieldbus. Er zijn 2 soorten Foundation Fieldbus: FF HSE FF-H1 Foundation Fieldbus Deze paragraaf zal gaan over de opdracht die betrekking had tot de Foundation Fieldbus. Hierin zal worden beschreven hoe de informatie van deze bus in de PLC komt. Bij deze bus zijn

Nadere informatie

RS BA-1 settings Opgesteld door Rens, PA1RVL op 15-10-2012 1

RS BA-1 settings Opgesteld door Rens, PA1RVL op 15-10-2012 1 RS BA-1 settings Opgesteld door Rens, PA1RVL op 15-10-2012 1 INHOUD Inleiding 3 De basiscomputer 4 De remotecomputer 9 Het geheel in gebruik nemen 14 Errors 15 2 Inleiding De basiscomputer is de computer

Nadere informatie

Het Versacom systeem is gedefinieerd in DIN 43861, deel 301 als "transfer protocol A".

Het Versacom systeem is gedefinieerd in DIN 43861, deel 301 als transfer protocol A. Versacom Het Versacom protocol (Versatile Communication) wordt gebruikt voor het op afstand programmeren van intelligente ontvangers. Dit protocol verstuurt schakelprogramma's, agenda- en vakantie periodes

Nadere informatie

Besturingspaneel v Raam E-systeem functie omschrijving v109

Besturingspaneel v Raam E-systeem functie omschrijving v109 Besturingspaneel v Raam E-systeem functie omschrijving v109 Aantal druktoetsen: 4 stuks met de volgende functies: On/off toets voor in- en uitschakelen, toets 1 laagste vermogen, 2 midden stand, 3 max.

Nadere informatie

RTC Opleidingen Beckhoff TwinCAT. Voorbereiding

RTC Opleidingen Beckhoff TwinCAT. Voorbereiding Voorbereiding Beckhoff Automation bvba Belgium Rudi Grouset v3.3-10/11/2014 Voorbereiding voor het volgen van de Beckhoff training Om de opleidingsdagen bij Beckhoff succesvol te laten doorgaan vragen

Nadere informatie

Boutronic BV Installatie handleiding CAN-bus. Beschrijving voor het aanleggen van een CAN-bus

Boutronic BV Installatie handleiding CAN-bus. Beschrijving voor het aanleggen van een CAN-bus Boutronic BV Installatie handleiding CAN-bus Beschrijving voor het aanleggen van een CAN-bus Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 INLEIDING... 2 BESCHRIJVING CAN-BUS... 3 MAXIMUM AANTAL APPARATEN... 3 CAN-BUS

Nadere informatie

Wat is communicatie het begrip Algemeen Het uitwisselen van informatie (van Dale) Opzettelijk of onopzettelijk zenden van een boodschap met als doel d

Wat is communicatie het begrip Algemeen Het uitwisselen van informatie (van Dale) Opzettelijk of onopzettelijk zenden van een boodschap met als doel d en netwerkstructuren Wim Slabbekoorn Wat is communicatie het begrip Algemeen Het uitwisselen van informatie (van Dale) Opzettelijk of onopzettelijk zenden van een boodschap met als doel de ander op één

Nadere informatie

Extern display t.b.v.: Basic / VKTplus / Verdyn

Extern display t.b.v.: Basic / VKTplus / Verdyn 1 Extern display t.b.v.: Basic / VKTplus / Verdyn Verhulst klimaattechniek B.V. Albert Einsteinweg 10 5151 DL Drunen Nederland Tel.: 0416-672200 Fax: 0416-340785 www.verhulst.com www.oc-verhulst.nl 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

How To Do Alarmen op mbconnect24 V2

How To Do Alarmen op mbconnect24 V2 How To Do Alarmen op mbconnect24 V2 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Aanmaken Network Component... 3 2.1 Network Component; VIPA PLC... 3 2.2 Tag Server... 4 2.3 Tags aanmaken... 6 3. Alarmprofiel gebruiker...

Nadere informatie

Temperatuur logger synchronisatie

Temperatuur logger synchronisatie Temperatuur logger synchronisatie Juni 10, 2010 1 / 7 Temperatuur logger synchronisatie Introductie Twee of meerdere ontvangers van het Multilogger systeem kunnen met de temperature logger synchronisatie

Nadere informatie

MH200N MH200N. Gebruikshandleiding 05/10-01 PC

MH200N MH200N. Gebruikshandleiding 05/10-01 PC MH200N MH200N Gebruikshandleiding 05/10-01 PC 2 MH200N Gebruikshandleiding Inhoud Beschrijving van de MH200N 4 1. Gebruik van de MH200N met Webpagina s vanop Personal computer 5 2. Basisfuncties 7 2.1

Nadere informatie

LocoServo Handleiding

LocoServo Handleiding LocoServo Handleiding HDM12 Disclaimer van Aansprakelijkheid: Het gebruik van alle items die kunnen worden gekocht en alle installatie-instructies die kunnen worden gevonden op deze site is op eigen risico.

Nadere informatie

Handleiding installatie router bij FiberAccess

Handleiding installatie router bij FiberAccess Handleiding installatie router bij FiberAccess (c) 2008 Signet B.V. 1 van 11 Inhoudsopgave 1 Inleiding...3 2 Inhoud verpakking...4 3 Aansluitschema...5 4 Aansluiten router...6 5 Aansluiten interne netwerk...7

Nadere informatie

communicatie is onderhevig aan fouten

communicatie is onderhevig aan fouten 1.1 Een communicatiemodel Algemeen communicatiemodel Model voor datacommunicatie Verschil datacommunicatie en telecommunicatie Communicatie schematisch communicatie is onderhevig aan fouten Datacommunicatie

Nadere informatie

INHOUD SPI : SERIAL PERIPHERAL INTERFACE ALGEMEEN. Videolessen Deel 3 DATACOMMUNICATIE SPI

INHOUD SPI : SERIAL PERIPHERAL INTERFACE ALGEMEEN. Videolessen Deel 3 DATACOMMUNICATIE SPI INHOUD SPI : Serial Peripheral Interface... 1 Algemeen... 1 SPI protocol... 2 Klokpolariteit... 3 CASE 1. MAX5385 DAC... 4 CASE 2: FM25640 FRAM Memory... 5 SPI Praktisch... 7 Uitdagingen:... 7 Datacom-fiche...

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing LMS Controller Module Remote-Switch t.b.v. ALFANET

Gebruiksaanwijzing LMS Controller Module Remote-Switch t.b.v. ALFANET Gebruiksaanwijzing LMS Controller Module Remote-Switch t.b.v. ALFANET Omschrijving : LMS CONTROLLER MODULE REMOTE SWITCH Doc.nr.: 062842 Soort: HANDLEIDING Aantal bladen: 7 Versie: V1.0 Bestand: Software:

Nadere informatie

QoS / Quality Of Service

QoS / Quality Of Service Quality of Service QoS / Quality Of Service De QoS-functie zorgt ervoor dat datastromen, zowel inkomend als uitgaand, met een bepaalde prioriteit worden behandeld. Er kan bijvoorbeeld per poort of per

Nadere informatie

Dahua ITC-237-PU1B-IR-WIEGAND 26bit ANPR Camera QUICK START

Dahua ITC-237-PU1B-IR-WIEGAND 26bit ANPR Camera QUICK START Dahua ITC-237-PU1B-IR-WIEGAND 26bit ANPR Camera QUICK START Installatiesheet Dahua ITC-237-PU1B-IR-Wiegand Om een goede werking van deze kenteken camera te kunnen garanderen dient de camera geplaatst te

Nadere informatie

Elbo Technology BV Versie 1.1 Juni 2012. Gebruikershandleiding PassanSoft

Elbo Technology BV Versie 1.1 Juni 2012. Gebruikershandleiding PassanSoft Versie 1.1 Juni 2012 Gebruikershandleiding PassanSoft Versie 1.1 Juni 2012 2 Inhoud: Opstart scherm PassanSoft... 1 Het hoofdmenu van PassanSoft wordt geopend... 4 Verklaring extra knoppen weergegeven

Nadere informatie

DIN-RAIL UITBREIDING int-iors_nl 10/14

DIN-RAIL UITBREIDING int-iors_nl 10/14 INT-IORS INT-ORS DIN-RAIL UITBREIDING int-iors_nl 10/14 De INT-IORS uitbreiding is voor uitbreiding van het alarmsysteem met 8 programmeerbare bedrade zones en 8 programmeerbare bedrade uitgangen. De modules

Nadere informatie

Unit terminal 1. Revisie geldig vanaf software versie 1T_V1.0

Unit terminal 1. Revisie geldig vanaf software versie 1T_V1.0 1 Unit terminal 1 OC Verhulst Albert Einsteinweg 10 5151 DL Drunen Nederland Tel.: +31(0)416 672 200 Fax: +31(0)416 340 785 www.oc-verhulst.nl OC Verhulst is een handelsnaam van Verhulst Klimaattechniek

Nadere informatie

Vigor 2850 serie Dual PPPoA/PVC - RoutIT

Vigor 2850 serie Dual PPPoA/PVC - RoutIT Vigor 2850 serie Dual PPPoA/PVC - RoutIT PPPoA en NAT + PPPoA en routing RoutIT maakt gebruik van 2 keer PPPoA, waarbij de eerste PPPoA wordt gebruikt voor NAT en de tweede PPPoA wordt toegepast voor routing.

Nadere informatie

OSI model. Networking Fundamentals. Roland Sellis

OSI model. Networking Fundamentals. Roland Sellis OSI model Networking Fundamentals Roland Sellis OSI Open System Interconnections model Proces beschrijving Transport van van host naar host Het is een model! koning schrijver vertaler bemiddelaar midden

Nadere informatie

Opleidingsonderdelen Telecommunicatie Bachelor Informatica. C. Blondia

Opleidingsonderdelen Telecommunicatie Bachelor Informatica. C. Blondia Opleidingsonderdelen Telecommunicatie Bachelor Informatica C. Blondia Overzicht Ba Informatica Verplichte vakken: Computernetwerken (1 Ba 2 Ba) Telecommunicatiesystemen (3 Ba) Keuzevakken Netwerktoepassingen

Nadere informatie

M Tracer A1. Versie 0.4 juni 2011

M Tracer A1. Versie 0.4 juni 2011 M Tracer A1 Hardware installatie handleiding Versie 0.4 juni 2011 Rho Delta Automotive & Consumer Products BV Villa California Building Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel nr: 010 4971112 Verkoop Tel

Nadere informatie

Quality of Service First Priority of VoIP SIP/RTP

Quality of Service First Priority of VoIP SIP/RTP Quality of Service Inhoudsopgave Quality of Service... 3 Quality of Service Algemene informatie... 4 First Priority for VoIP SIP/RTP... 7 Quality of Service toepassen op HTTPS verkeer... 8 Quality of Service

Nadere informatie