HANDLEIDING RADIOBESTURING IKUSI SIGNAALOVERDRACHT (02/2009)

Transcriptie

1 HANDLEIDING RADIOBESTURING IKUSI SIGNAALOVERDRACHT (02/2009) indic bvba, Molenberglei 21, B-2627 Schelle, tel +32(0) fax +32(0)

2 1 Inhoud 1 Inhoud CE Certificaat Beschrijving Zender Ontvanger Voorbeeld Voorzorgsmaatregelen bij indienststelling en gebruik Aanslingen Zender Ontvanger Installatie Zender Plaatsen zender Instellen van het kanaal van de zender Ontvanger Plaatsen ontvanger Werking Werking zender Werking ontvanger Problemen oplossen Problemen bij de zender Problemen bij de ontvanger Technische specificaties Zender Ontvanger

3 2 CE Certificaat DECLARACION DE CONFORMIDAD DECLARATION OF CONFORMITY KONFORMITÄTSERKLÄRUNG DECLARATION DE CONFORMITE DICHIARAZIONE DI CONFORMITA' DECLARAÇAO DE CONFORMIDADE VERKLARING VAN GELIJKVORMIGHEID Voor gebruik in Europa Pour l usage en Europe Nur für Gebrauch in Europa El Fabricante The Manufacturer Der Hersteller Le Fabricant Il Fabbricante O Fabricante De Fabrikant ANGEL IGLESIAS, S.A. Pol. Ind. 27, nº SAN SEBASTIAN - SPAIN NIF: A Tel : (+34) Fax: (+34) Declara que el producto: Telemando IKUSI Declares that the product: Remote Control IKUSI Erklärt, dass das Produkt: Funkfernsteuerung IKUSI Déclare que le prod: Télécommande IKUSI Dichiara che il prodotto: Radiocomando IKUSI Declara que o produto: Radiocomando IKUSI Verklaart dat het product: Radiobesturing IKUSI T70F8, T70F16 R70/13, R70/21 Cumple con las Directivas de Consejo: Complies with the provisions of Council: Erfüllt die Richtlinien des Rates: Accompli les Directives du Conseil: E conforme alle Direttive del Consiglio: Cumpre as Directivas del Consello: Conform is met de richtlijnen van de Raad: 98/37 EEC MACHINARY 99/5 EEC R&TTE Normas armonizadas utilizadas: Applied harmonized standards: Angewendete harmonisierte Normen: Normes harmonisées utilisées: Norme armonizate utilizzate: Normas armonizadas utilizadas: Volgens geharmoniseende normen: ETSI EN EN ETS EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN EN or EN13849 EN San Sebastián, 30/04/2003 Luis Ayuso Jauregui Quality Director 3

4 3 Beschrijving Het systeem bestaat een zender met een ingangsinterface voor 8 of 16 contactsignalen en een ontvanger met maximum 13 of 21 gangsrelais, beide afhankelijk van het model. De ontvanger is voorzien van een STOP-schakeling gevoerd met 2 mechanisch gedwongen relais beheerd door 2 onafhankelijke processoren. Hierdoor voldoet dit systeem aan de categorie 3 voor hijstoepassingen zoals gedefinieerd in de standaarden EN of EN Zender Zendmodule LE73 logica kaart Interfacekaart T70F Transformator Ingangen voor veiligheidscontacten 2. COM, gemeenschappelijke voeding voor de veiligheidscontacten 3. Smeltveiligheid 1A voor het COM-contact 4. Smeltveiligheid 1A voor de voedingsaansling 5. Voedingsaansling 6. Controle LED INIT: Wanneer de voedingsspanning wordt ingeschakeld zal de LED oranje-groen branden (initialisering) en zal vervolgens doven. Bij radioverbinding brandt de LED continu groen. 7. Controle LED POWER : controle van de voedingsspanning 8. Controle LED HEART : brandt telkens wanneer de microprocessor zich reset 9. Controle LED CUTS : brandt telkens bij het opkomen van de voedingsspanning 10. Microswitch C : wordt niet gebruikt 11. Microswitch B : wordt gebruikt om eenheden in te geven bij het wijzigen van het basiskanaal (bij frequentiewijzigingen) 12. Microswitch A: wordt gebruikt om de basisfrequentie met stappen van 1 kanaal verder te zetten met een maximum van 8 kanalen, hierna heeft men terug de basisfrequentie. Deze knop activeert ook de frequentie programma-mode voor het willekeurig kiezen van een basiskanaal (zie Programmeren van een nieuw basiskanaal) 4

5 13. Controle LEDS voor de 8 ingangen van de veiligheidscontacten 14. EEPROM EP70 : bevat de programmagegevens zoals basiskanaal, relaisconfiguratie, 15. Antenne 3.2. Ontvanger Ontvangst module Transformator STOP1 STOP2 K1 K5 K4 K3 11 P K1 K1 K2 K1 K1 K1 K RL0 K14 K13 STO STAR K12 K1 K15 K11 10 P T RL1 9 K9 K8 K7 K6 K K RL RL0 : zie RL1 : zie RL2 : zie Controle LED ID : is aan wanneer de ID-code van zender en ontvanger overeenkomen 5. Controle LED DATA : - is als geen andere TM70-systemen aanwezig zijn binnen de omgeving - knippert bij het ontvangen van berichten 6. Controle LED SIGNAL : - is als alle radiokanalen vrij zijn - knippert als er radiosignalen zijn binnen de beschikbare kanalen 7. Controle LED HARD OK : hardware controle van de logica print, moet continu branden 8. Controle LED POWER : controle voedingsspanning, moet continu branden 9. EEPROM EP70 : bevat de programmagegevens zoals basiskanaal, relaisconfiguratie, 10. Antenne 11. Smeltveiligheid 500 ma voor de voedingsaansling 5

6 3.3. Voorbeeld Het systeem voor signaaloverdracht met vaste zender is oorspronkelijk ontworpen om veiligheidssignalen, zoals eindeloopcontacten, tussen tandemkranen draadloos over te brengen. Bij tandembediening worden 2 afzonderlijke kranen synchroon bediend met behulp van één bedieningsstation (bv een zender van een radiobesturingssysteem). Daarnaast stuurt de vaste zender op de ene kraan de veiligheidssignalen naar de ontvanger van de andere kraan. Zie voorbeeldtoepassing in het volgende blokdiagram: RX 1 RX 4 TX 3 ID1 F1 ID4 F4 D > 3m ID3 F3 MASTER (Tx1) F1/F2 ID1/ID2 SLAVE (Tx2) F2 ID2 Overdracht van veiligheidssignalen RX 2 RX 3 TX 4 ID2 F2 ID3 F3 D > 3m ID4 F4 6

7 4 Voorzorgsmaatregelen bij indienststelling en gebruik - De instructies voor indienststelling deze handleiding strikt volgen. - De veiligheidsvoorschriften eigen aan de werkplaats naleven, en ook de geldende veiligheidsnormen. - De handleiding steeds ter beschikking houden van de gebruiker en van de onderhoudsverantwoordelijke. - Periodiek onderhoud laten voeren door bevoegd personeel. - Gebruik bij herstellingen steeds originele onderdelen, geleverd door de fabrikant. - Nooit wijzigingen aan de besturing aanbrengen zonder voorafgaandelijke studie en akkoord van de fabrikant. - Het toestel nooit gebruiken met een andere voedingsspanning dan deze waarvoor ze voorzien is. - Het toestel schokvrij houden. - Het toestel niet gebruiken wanneer het niet goed zou werken. - Verbreek de aanslingen van het systeem bij las- en soldeerwerken op de betreffende machine. De plaatsing, het instellen en het gebruik van de signaaloverdracht mag alleen worden gevoerd door gekwalificeerd personeel en in overeenstemming met de lokale regelgeving. 7

8 5 Aanslingen 5.1 Zender VOEDING common - Klemmenstrook 1 tot en met 8 : ingangen voor de veiligheidscontacten - COM : gemeenschappelijke voor de veiligheidscontacten - Voedingsklemmenstrook: - 0 : nulleider - T : aarding - 48 : 48V aansling : 110V aansling : 230V aansling Vergeet de aarding niet aan te slen. Controleer de voedingsspanning. Gebruik steeds kabels die aan de normen voldoen. 8

9 5.2. Ontvanger - Klemmenstrook RL0 : - P : faseleider - PE : aarding - 48 V : 48 V aansling V : 115 V aansling V : 230 V aansling - Klemmenstrook RL1 : - K14 : relais voor ingang 7 (wisselcontact) - K13 : relais voor ingang 6 (wisselcontact) - STOP : NO-contact dubbel gevoerd - START : relais K2 (niet gebruikt) - K12 : relais voor ingang 5 - K1 : relais voor ingang 1 (NO-contact) - K15 : relais voor ingang 8 (wisselcontact) - Klemmenstrook RL2 : - K11 : niet gebruikt - K10 : niet gebruikt - K9 : relais voor ingang 4 - K8 : niet gebruikt - K7 : niet gebruikt - K6 : relais voor ingang 3 - K5 : niet gebruikt - K4 : niet gebruikt - K3 : relais voor ingang 2 9

10 Vergeet de aarding niet aan te slen. Controleer de voedingsspanning. Gebruik steeds kabels die aan de normen voldoen. 6. Installatie - Het is aanbevolen om frequenties van de verschillende vastezendersystemen (F3 en F4) met een minimum verschil van 200 khz te configureren. - Controleer ook dat de frequenties van de vaste zendersystemen (F3 en F4)verschillend zijn van de frequenties van de radiobesturingen van de tandemkranen (F1 en F2). - De zender moet steeds minimum 3 meter verwijderd zijn van zowel andere radiografische zendbronnen als radio-ontvangers. Er kunnen intermodulaties tussen zend- en ontvangstantennes optreden, wanneer deze te dicht bij elkaar staan, waardoor de goede werking van het systeem niet meer gegarandeerd kan worden. - Daar de antennes in de behuizing geïntegreerd zijn, moeten de zender en ontvanger vrij zijn van alle metallische afschermingen Zender Plaats de zender in een open en vrije ruimte met direct zicht op de overeenkomstige ontvanger. De aansling van de voedingsspanning en de ingangen voeren op de overeenkomstige klemmen van de print. Gebruik hiervoor het schema dat meegeleverd wordt met het systeem. Controleer of de frequentie van de verscheidene systemen met vaste zenders een verschil hebben van minstens 200 khz, van toepassing bij radiomodules met frequentieband 433 MHz (of 0,200 MHz) en dat deze frequenties niet gelijk zijn aan de frequenties van naburige radiobesturingen. 10

11 Plaatsen zender 163 mm 113 mm M25 x 1,5 M16 x 1, Instellen van het kanaal van de zender Programmeren van een nieuw basiskanaal Indien er interferentieproblemen zijn met andere radiobesturingen, bestaat de mogelijkheid om de frequentie van de vaste zender te wijzigen. Hierbij zijn er 24 kanalen ter beschikking voor de 869MHz-band en 70 kanalen voor de 433MHz-band. Raadpleeg uw dealer voor bijkomende informatie. Volg de instructie zoals hieronder beschreven voor het wijzigen van de frequentie : - Terwijl de voeding geschakeld is, druk op de knop A. - Hou de knop A ingedrukt en schakel de voeding in om de frequentieprogrammeermode te starten. De LED INIT zal hierbij enkele seconden oranjegroen en vervolgens rood knipperen. - Wanneer de INIT LED oranje wordt mag de knop A gelost worden. De LED INIT zal vervolgens het actueel kanaal weergeven m.b.v. groene en rode pulsen : - aantal groene pulsen = tientallen van het huidig basiskanaal - aantal rode pulsen = eenheden van het huidig basiskanaal - Vervolgens zal de LED INIT continu oranje branden. - Stel hierbij het nieuw basiskanaal in : - druk een aantal keren op de toets A overeenkomstig de tientallen van het nieuw basiskanaal. - druk een aantal keren op de toets B overeenkomstig de eenheden van het nieuw basiskanaal. - Vervolgens zal de LED INIT opnieuw oranje knipperen en dan het nieuw ingesteld kanaal bevestigen met behulp van de groene en rode pulsen overeenkomstig de tientallen en eenheden van het nieuw kanaal. 11

12 - Wanneer de LED INIT opnieuw continu oranje brandt, schakel de voeding. - Bij het terug inschakelen van de voeding zal de zender met het nieuw basiskanaal werken Wijzigen van een werkkanaal In normale operatiemode (niet in programmeermode) kan het werkkanaal eenvoudig en snel gewijzigd worden, als volgt: - Druk even op de A -toets. - Hierbij zal het huidig kanaal met 1 toenemen tot maximum 8 kanalen t.o.v. het basiskanaal : werkkanaal = basiskanaal + N, waarbij N= Ontvanger - Zet de machine volledig tijdens de montage, ontruim het werkgebied en gebruik alle veiligheidsmiddelen. - In geval van montage op een kraan of rolbrug, stop deze en plaats stootbuffers (of in geval dit niet kan, aangepaste signalisatie), op een veilige afstand om botsingen met andere kranen of rolbruggen te vermijden. - Controleer de voedingsspanning en zet daarna de hoofdschakelaar. - Onthoud dat de schakelkringen van de ontvanger onder spanning kunnen zijn (bv. externe stuurspanning). Het schakelen van de voeding alleen is geen garantie van afwezigheid van spanning in de ontvanger. Zoek een geschikte plaats voor de ontvanger, gemakkelijk bereikbaar en open, om de ontvangst te optimaliseren, en verwijderd van onderdelen die sterke elektrische storingen kunnen genereren (bv frequentieregelaars). Zet de ontvangerkast vast met 4 trillingsbuffers (M8) en met de kabelgang langs onder Plaatsen ontvanger 256 mm 170 mm 12 PG21

13 - Indien nodig is het mogelijk de ontvangst te verbeteren door gebruik te maken van een externe antenne eventueel met verlengkabel. Deze kit is van toepassing voor ontvangers zonder terugmeldingsfunctie. - De voedingspanning en de gangsrelais aanslen op de overeenkomstige klemmen van de relaisprint. Gebruik hiervoor het schema dat meegeleverd wordt met de besturing en die het verband weergeeft tussen de bedieningen op de zender en de gangsrelais. - De 2 veiligheidsrelais STOP staan in serie en moeten verbonden worden met de hoofdcontactor van de betreffende machine. - De relais K2/START trekt aan bij het indrukken van de startknop. - De relais K1/SAFETY is voorzien voor toepassingen waarbij een extra veiligheidsgang verplicht of aangewezen is voor bepaalde actieve bevelen die bewegingen tot gevolg hebben. 7. Werking 7.1. Werking zender Zet de zender aan in operationele mode als volgt : - Schakel de correcte voedingspanning in. - De INIT LED zal hierbij oranje en dan groen knipperen tot de radioverbinding tot stand wordt gebracht. Van zodra de START -commando gezonden wordt zal deze LED continu groen branden. - De POWER LED zal continu branden om aan te geven dat de voeding en de hardwarefuncties in orde zijn. - Controleer of de functierelais in de ontvanger geschakeld worden bij het activeren van de overeenkomstige ingangen in de zender. Raadpleeg hierbij eventueel de productiefiches Werking ontvanger Wanneer de ontvanger aangesloten is, kijk de aansturing van de relais na terwijl het vermogen van de motoren geschakeld is, (bijvoorbeeld door de vermogenzekeringen te zetten) en zet de ontvanger onder spanning. Volgende LEDs moeten hierbij oplichten : - POWER : AAN, geeft aan dat de voedingsspanning goed is - HARDOK : AAN, geeft aan dat er geen fouten zijn gedetecteerd in de ontvanger - SIGNAL : - UIT, als alle radiokanalen vrij zijn - knippert als er radiosignalen zijn binnen de beschikbare kanalen - DATA : - UIT, als geen andere TM70-systemen aanwezig zijn binnen de omgeving - knippert in het ander geval - ID : UIT 13

14 Bij het ontvangen van de signalen van de overeenkomstige zender zal de ontvanger in operationele mode gaan. De status van volgende LEDs is als volgt : - POWER: AAN, geeft aan dat de voedingspanning correct is - HARDOK : AAN, geeft aan dat er geen hardwarefouten gedetecteerd zijn - SIGNAL : AAN als een radiosignaal wordt ontvangen op de ingestelde werkfrequentie - DATA : AAN als data wordt ontvangen met het correct formaat - ID : AAN als de ontvanger de gestuurde ID-code herkent, hierbij zullen de STOP-relais geactiveerd worden alsook de K2/START-relais. 8. Problemen oplossen 8.1. Problemen bij de zender LED status indicatie / storing INIT POWER HEART CUTS oranje / groen groen rood groen geel initialisering van de zender initialisering voltooid maar geen radioverbinding radioverbinding actief voedingsspanning OK geen of foutieve voedingsspanning reset microprocessor normale werking, deze led brandt enkel wanneer de microprocessor zich reset niveau voedingsspanning stijgt voedingsspanning stabiel 14

15 8.2. Problemen bij de ontvanger LED status indicatie / storing POWER HARD-OK groen groen groen, snel knipperend groen, traag knipperend voedingsspanning OK voedingspanning niet OK hardware is in orde programma wordt ingeladen (bij nieuwe eeprom) of eepromfout elektronisch circ defect SIGNAL DATA groen groen, knipperend groen, knipperend algemene hardwarefout radiosignaal van de overeenstemde zender wordt ontvangen radiofrequenties aanwezig op de gebruikte frequentiekanalen geen ontvangst van radiosignalen er worden berichten ontvangen door de ontvanger geen ontvangst van datasignalen ID groen de unieke ID-code afkomstig van de zender is correct 15

16 Als u een signaaloverdracht heeft met meer dan 8 inputs bevat de ontvanger een relaisbord van het type LR72. Op deze kaart zijn 2 bijkomende LEDs aanwezig die informatie geven met betrekking tot de werking van de CAN-BUS, die instaat voor de communicatie met de breidingkaart van deze ontvanger : POWER HARD-OK groen groen groen, traag knipperend voedingsspanning OK voedingspanning niet OK hardware is in orde elektronisch circ defect CAN_RUN CAN_ERR groen groen, knipperend rood rood, knipperend algemene hardwarefout Can-communicatie OK initialisering Can-communicatie niet actief Can-controller OK Can-controller fout Can-controller geschakeld 16

17 9. Technische specificaties 9.1. Zender frequentieband 433,050 tot 434,040 MHz; ERP <1 mw 434,040 tot 434,790 MHz; ERP <10 mw in optie: 869,700 tot 870,000 MHz; ERP <5 mw 902,000 tot 928,000 MHz; ERP <1 mw vermogen (ERP) < 10 mw (433 MHz) < 5 mw (870 MHz) werkfrequentie programmeerbaar voeding 48/115/230 Vac ± 10% (50/60 Hz) verbruik 9 VA aantal ingangen 8 of 16 potentiaalvrije contacten, afhankelijk van het model systeemconfiguratie bepaald door wisselbare EEP-module responstijd 100 ms bereik 100 meter onder normale omstandigheden beschermingsgraad IP65 gewicht 1200 g afmetingen 180 x 130 x 112 mm (lx bx h) werkingstemperatuur -20 C tot +65 C 17

18 9.2 Ontvanger frequentieband 433,050 tot 434,040 MHz; ERP <1 mw 434,040 tot 434,790 MHz; ERP <10 mw in optie : 869,700 tot 870,000 MHz; ERP <5 mw 902,000 tot 928,000 MHz; ERP <1 mw werkfrequentie programmeerbaar voeding 48/115/230 Vac ± 10% (50/60 Hz) verbruik 20 VA aantal ingangen 13 of 21 relais, afhankelijk van het model functierelais : tot 230V 8A stoprelais : tot 230 V 6A systeemconfiguratie bepaald door wisselbare EEP-module responstijd 100 ms bereik 100 meter onder normale omstandigheden beschermingsgraad IP55 elektrische veiligheid Klasse II (EN50178) gewicht 2200 g afmetingen 255 x 200 x 110 mm (lxb xh) werkingstemperatuur -20 C tot +65 C 18