OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B2 Beginner. Verlenen van verpleegkundige basiszorg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B2 Beginner. Verlenen van verpleegkundige basiszorg"

Transcriptie

1 OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B2 Beginner Verlenen van verpleegkundige basiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: KD Versie:1 Fase: beginner Naam student:.

2 2

3 Inhoudsopgave 1. Oriëntatie basiszorg...7 Activiteiten Verpleegkunde Orientatie basiszorg 2. Hygiëne...11 Activiteiten Verpleegkunde Beroepsmatige hygiëne voorkomen infecties Persoonlijke verzorging en hygiène van zorgvrager en verpleegkundige PAAF Opdracht afweer Opdracht infectieleer Zelftest 1 infectieleer Zelftest 2 infectieleer Vaardigheden Handen wassen in praktijklokaal 3. Veilig en ergonomisch werken...23 Activiteiten Verpleegkunde Ergonomisch werken Veiligheid van zorgvrager en zorgverlener 4. Bedverzorging...29 Activiteiten Verpleegkunde Bedverzorging-vragen en opdrachten Eisen aan ziekenhuisbed en ziekenkamer Vaardigheden Bed opmaken en diverse hulpmiddelen installeren in het praktijklokaal 5. Activiteiten en rustpatroon...35 Activiteiten Verpleegkunde Slapen en waken-orientatie Slapen en waken-vragen ter verdieping Slaapproblemen-oorzaken-gevolgen-interventies PAAF Fysiologie van het slapen: Verstoring van het slapen Zelftest slapen 3

4 6. Mobiliteit, transfer en tiltechnieken...47 Activiteiten Verpleegkunde Mobiliteitsproblemen Hulpmiddelen bij het tillen en verplaatsen van een cliënt Kennisopdracht til- en transfertechnieken Opdracht til-en verplaatsingstechnieken PAAF Bouw en functie van het skelet Bouw en functie van de spieren Bouw en functie van de wervelkolom Bouw van de schedel Oefening over de botten1 Oefening over de botten2 Opdracht spieren Zelftest bewegingsapparaat 1 Zelftest bewegingsapparaat 2 Vaardigheden Een bedlegerige cliënt in verschillende houdingen installeren Actieve en passieve tillift Til-en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal1 Til-en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal2 7 Persoonlijke basiszorg...75 Activiteit Verpleegkunde Kennis en-samenwerkingopdrachten: helpen bij persoonlijke verzorging PAAF Bouw en functie van de huid Cellen en weefstel Zelftest huid Anatomie zintuigen Het oog Het oor Zelftest zintuigen Vaardigheden Wassen van cliënt op bed Gebitsprothese verzorgen Mondverzorging Tandenpoetsen Haarverzorging: haren wassen, kammen, borstelen en opmaken Hulp bieden bij het aan-en uitkleden Scheren van de gelaatsbeharing Verzorging van handen, voeten en nagels Verzorgen van bril en contactlenzen 4

5 8 Vitale functies Activiteiten Verpleegkunde Observatie pols en bloeddruk Observatie ademhaling De lichaamstemperatuur PAAF Oriëntatie hart Circulatie, lichaamsvloeistoffen en hart Hart en circulatie Bouw en functie bloedvaten Latijnse woorden circulatie Stellingen en circulatie Scheikundige symbolen Zelftest scheikunde Bloeddruk Herhaling bouw en functie bloedvaten Herhaling circulatie Herhalingsopdracht bloedcellen Bouw ademhalingsstelsel Latijnse woorden ademhaling Zelftest ademhaling Lichaamstemperatuur en afwijkingen van de lichaamstemperatuur Vaardigheden De bloeddrukmeter Het opmeten van de bloeddruk Invullen van de temperatuurlijst Meten van lichaamstemperatuur Observeren van de ademhaling en meten van de hartslag 9 Voeding en vochtopname Activiteiten Verpleegkunde Voeding en cultuur Voedingsproblemen en interventies PAAF Spijsvertering Latijnse woorden Schema spijsverteringsstelsel Mondholte, keelholte, slokdarm en maag Darmen Alvleesklier, galblaas en lever Voedsel en stofwisseling Zelftest spijsvertering Voedingsleer Studieactiviteit voedingstoffen Voorlichtingsmodel-schijf van vijf Disciplines en hun taken m.b.t. de voedingszorg Vaardigheden Gezonde maaltijd bereiden en nuttigen Hulp bieden bij eten en drinken in het praktijklokaal 5

6 Vervolg Activiteiten Voeding en vochtopname Vaardigheden Invullen van een vochtbalans Lengte en gewicht meten en registreren 10. Uitscheiding Activiteiten Verpleegkunde Oriëntatie: Helpen bij de uitscheiding Uitscheidingsproblemen, observaties en verpleegkundige interventies Verpleegkundige zorg aan zorgvragers met incontinentie Incontinentiematerialen Uitscheiding en andere culturen PAAF Bouw en functie van de nieren Bouw en functie van de urinewegen Herhaling uitscheiding PAAF Incontinentie Afwijking uitscheiding urine Vaardigheden Aanbrengen van een uritip Po en urinaal geven Toepassen van incontinentiematerialen 11 Recht Activiteiten 1.Gezondheidsrecht: blok aan het been of handvat voor goede zorg? 2 Het beroepsgeheim: Zwijgen of toch spreken 3.Informeren en toestemming vragen 4.Het zorgdossier: Last of hulp 5.Basiszorg: vergoed of niet? 6.Het einde van het leven beschermen of vrijlaten 7.Verpleegkundige zorg verlenen Doen of laten 8.Crisisituaties, binnen kaders blijven of er toch buiten treden 9.Wilsonbekwaam: Andermans beslissing of toch eigen beslissing 10. De ontevreden cliënt 11. Onderwerp vrije keuze studenten 6

7 1 Oriëntatie basiszorg Activiteiten Verpleegkunde Oriëntatie basiszorg 7

8 8

9 1 Oriëntatie Basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student is op de hoogte wat er onder basiszorg wordt verstaan door een poster collage te maken en het aan andere studenten uit te leggen. Afhankelijk van de manier van presenteren zorg je voor de benodigde materialen zoals flappen, viltstiften, tijdschriften, en ondersteunende benodigdheden. Bestudeer theorie over de basiszorg. DVD/ Boeken/ Tijdschriften of Interview met familie of kennissen. Theorielokaal en/ of praktijklokaal Nabespreken met de hele groep en docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K, R) Verplicht Activiteit Geef een posterpresentatie over wat jullie verstaan onder basiszorg in bijvoorbeeld een ziekenhuis of een verpleeghuis. Werkwijze benoemen: Activiteiten: Themaopdracht: Welke zorgvragers hebben basiszorg nodig? Maak een posterpresentatie. Deze opdracht maak je in een groep medestudenten van maximaal 5 personen. De uitwerking van de opdracht wordt op een creatieve manier gepresenteerd aan je klasgenoten. In deze opdracht gaat het er om dat je een beeld krijgt van wat basiszorg precies is.. De volgende vragen kunnen behulpzaam zijn bij deze opdracht: Wat is basiszorg? Hoeveel onderdelen zijn er in de basiszorg? Welke zorgvragers hebben basiszorg nodig? Welke hulpmiddelen heb je nodig om basiszorg te verlenen? Wat is de taak van de verpleegkundige in de basiszorg? Welke taken in de basiszorg zou jij als eerstejaars verpleegkundige al kunnen doen? Wat is specifiek aan een afdeling in een ziekenhuis en een afdeling in een verpleeghuis? Welke vragen heb je nog meer? 9

10 10

11 1. Hygiëne Activiteiten Verpleegkunde Beroepsmatige hygiëne voorkomen infecties Persoonlijke verzorging en hygiène van zorgvrager en verpleegkundige PAAF Opdracht afweer Opdracht infectieleer Zelftest 1 infectieleer Zelftest 2 infectieleer Vaardigheden Handen wassen in praktijklokaal 11

12 12

13 2 PAAF opdracht afweer Hygiëne Resultaat De student heeft de opdracht over afweer gemaakt. Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over het boek anatomie/fysiologie en basisboek pathologie. Bestudeer theorie over afweer en ontstekingen Theorie - boek anatomie/fysiologie het hoofdstuk over de afweer - basisboek pathologie over ontstekingen Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Thuis, school Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit Maak de opdracht over afweer Ons lichaam wordt belaagd door vele ziekteverwekkers, toch wordt men er (meestal) niet ziek van omdat ons lichaam een goede afweer heeft. Ons lichaam is gelukkig goed beschermd op verschillende manieren. 1. niet specifieke afweer van de buitenwereld (exogene aspecifieke afweer) - Mechanische barrière Aan de buitenkant van ons lichaam zit een belangrijke deklaag..., die ons lichaam beschermt. Op een aantal plaatsen gaat deze deklaag naar binnen en geeft ook daar zijn bescherming, je kunt dan denken aan de slijmvliezen. Deze bevinden zich... - Fysiologische barrière Benoem de 7 verschillende fysiologische barrières en geef een korte beschrijving 2. niet specifieke inwendige afweer (endogene aspecifieke afweer) Ook van binnenuit wordt er gewerkt aan de afweer van ons lichaam. Welke bloedcel is hierbij betrokken?... Eén van de reacties van ons lichaam op een schadelijke prikkel (weefselbeschadiging) is... Een ontsteking kan vervelend aan voelen maar is het ook nuttig? Leg uit waarom. Noem een aantal oorzaken voor een ontstekingsreactie:... Wat zijn de 5 ontstekingsverschijnselen (ook in het latijn). 13

14 Bij weefselbeschadiging komen stoffen vrij, wat is het effect van deze stoffen en welke verschijnselen veroorzaken zij? Bij de niet-specifieke zijn ook bloedcellen betrokken de leucocyten dat zijn de... Er zijn 3 soorten leucocyten, de granulocyten en de monocyten. Deze regelen de nietspecifieke afweer. De lymfocyten regelen de specifieke afweer. De granulocyten en de monocyten 'eten' als het ware de ziektekiemen 'op' en verdedigen op deze manier het lichaam. De monocyten kunnen zelfs dode celresten 'opruimen'. Er ontstaat een waar slagveld tussen de ziekteverwekkers en de leucocyten, met dode cellen. Dit vormt een gele dikke vloeistof, beter bekend als... Wanneer een ontsteking heftig verloopt ontstaat necrose, dat is. Soms ontstaat er een nieuwe holte gevuld met de dikke vloeistof en de necrose, zo n nieuwe holte noem men dan Zit deze vloeistof in een holte die al aanwezig was, dan noemt men dit. Een enkele keer boort deze vloeistof zich een weg naar buiten of naar andere ruimtes toe, dan noemen we dit.. 3. specifieke afweer De specifieke afweer moet geactiveerd worden. Dit gebeurt door... Deze vreemde stoffen voor het lichaam noemen we ook wel... Het lichaam gaat reageren op deze vreemde stoffen met een immuunreactie(respons) Noem 3 eigenschappen van deze reactie en geef daarbij een uitleg Welke soort witte bloedcel zorgt voor de specifieke afweer?. Als een antigeen ons lichaam binnendring en dreigt ons ziek te maken komt ons afweersysteem in actie. De lymfocyten gaan als reactie antistoffen maken die de antigenen vernietigen. Het lichaam maakt echter extra antistoffen aan zodat ze vast zitten in ons lichaam voor het geval er een nieuwe aanval komt. We zijn dan... ( 3.8) Er zijn 4 soorten immuniteit. Noem ze en geef bij elk een korte uitleg. Soms maakt het lichaam een fout (pathologie) dat maakt het antistoffen/antilichamen te het eigen lichaam dit noemen we ook wel... Geef hier 2 voorbeelden van. Zijn deze aandoeningen besmettelijk? Leg uit.. 14

15 2 PAAF opdracht infectieleer Hygiëne Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de opdracht over infectieleer gemaakt Zorg dat je beschikking hebt over het basisboek pathologie en bestudeer theorie over infectie/ontstekingen Basisboek pathologie/ het hoofdstuk over infectie en ontsteking School, thuis Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel uit het ondersteunend materiaal 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit 1: Maak de opdracht over infectieleer Ziekteverwekkers zijn organismen die ons lichaam ziek maken. Niet alle ziekteverwekkers maken het lichaam van de mens ziek, sommige zijn alleen schadelijk voor dieren. Ziekteverwekkers kunnen met het blote oog zichtbaar zijn: de macro-organismen, andere niet: de micro-organismen. Sommige micro-organismen horen zelfs in ons lichaam aanwezig te zijn, ze zijn zelfs nuttig voor ons Beantwoord de volgende vragen: Soorten micro-organismen: 1. Wat zijn protozoën? Geef voorbeelden: 2. Wat zijn bacteriën? Welke soorten zijn er?... Wat zijn kenmerken voor de groei van de bacteriën en waar zij zich bevinden?... Wat kunnen bacteriën maken en wat is het effect daarvan op het lichaam?... Welke bacterie is voor de mens erg nuttig en waarom? De mens wordt ziek van een bacterie als zij met een groot aantal zijn en als de bacterie agressief is, we spreken dan ook wel van virulentie (aanvalskracht). - Bacteriën kunnen bestreden worden met - Bacteriën die ongevoelig zijn geworden voor alle medicatie zijn. 3. Wat is een virus? Beschrijf de leefwijze en vermenigvuldiging van een virus. 15

16 Kunnen virussen op een voedingsbodem gekweekt worden? Waarom wel/niet? Geef voorbeelden van virussen. Kunnen virussen ook met antibiotica bestreden worden? Waarom wel/niet? Hoe moet een virus bestreden worden? 4. Wat is een schimmel (gisten)? Waar bevinden zij zich? Geef voorbeelden. Wanneer hebben mensen m.n. last van schimmels(gisten)? En waarom? Geef voorbeelden. Is het verloop van een schimmel ernstig en langdurig? Benoem de 5 besmettingswegen en geef een beschrijving met voorbeelden Geef een omschrijving van onderstaande woorden: a. besmetting b. infectie c. incubatietijd d. ontsteking e. resistentie f. virulentie g. toxinen h. breedspectrum antibiotica i. pus Het lichaam bestrijdt de ziekteverwekkers met zijn eigen afweersysteem. Maak hiervoor de opdracht afweer. 16

17 Beschrijf het verschil tussen een ontsteking en een infectie Ontsteking Infectie Wanneer er een infectie wordt vermoed kan er een laboratorium onderzoek worden gedaan. Welk materiaal van ons lichaam kan gebruikt worden voor dit onderzoek en geef 4 voorbeelden

18 2 Beroepsmatige hygiëne voorkomen infecties Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan beschrijven welke maatregelen hij moet nemen om kruisinfectie te voorkomen Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg en bestudeer het hoofdstuk over persoonlijke hygiëne en (zichzelf) wassen Raadpleeg GEZ onderwijsprotocollen voor informatie over hygiëne, en persoonlijke verzorging en hygiëne Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg. Hulp bieden bij het wassen: persoonlijke hygiëne en (zichzelf) wassen Leslokaal, OLC Kijk deze activiteit na met behulp van antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit: Beschrijf wat beroepsmatige hygiëne inhoudt met behulp van onderstaande vragen Werkwijze: 1. Wat is een kruisbesmetting? 2. Wat is een kruisinfectie? 3. Wat zijn pathogene micro- organismen? 4. Hoe verloopt een directe overdracht van micro-organismen? 5. Hoe verloopt een indirecte overdracht van micro-organismen? 6. Beschrijf minimaal 10 maatregelen die je kunt toepassen om kruisinfecties te voorkomen? Motiveer bij iedere maatregel waarom je dat doet Maatregel Motivatie 18

19 2 Persoonlijke verzorging en hygiène van zorgvrager en verpleegkundige Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan - voorschriften en richtlijnen met betrekking tot de persoonlijke verzorging en hygiëne in eigen woorden weergeven en hiervan voorbeelden noemen - het belang motiveren van deze voorschriften voor zowel de zorgvrager als de verpleegkundige Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg en bestudeer het hoofdstuk over persoonlijke hygiëne en (zichzelf) wassen Raadpleeg GEZ onderwijsprotocollen voor informatie over hygiëne en persoonlijke verzorging en hygiëne Boek: Hulp bieden bij het wassen: persoonlijke hygiëne en (zichzelf) wassen Leslokaal, OLC Bespreek deze activiteit met klasgenoten 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit: Beschrijf de voorschriften en richtlijnen met betrekking tot de persoonlijke verzorging en hygiëne. Motiveer het belang van deze voorschriften voor zowel de zorgvrager als de verpleegkundige Voorschriften en richtlijnen t.a.v.: 1 Persoonlijke hygiëne en verzorging 2 Persoonlijke verzorging van de zorgvragers 3 Kleding 4 Dienstkleding 5 Privé-kleding 6 Handschoenen Motiveer het belang van deze voorschriften voor zowel de zorgvragers als de verpleegkundige: 19

20 2 Handen wassen in praktijklokaal Hygiëne Resultaat Praktische voorbereiding Theoretische voorbereiding Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft volgens protocol zijn/haar handen gewassen en kan hierbij het belang van handen wassen benoemen. Bestudeer de theorie over hygiëne van de verpleegkundige en zelfbescherming uit het Basisboek voor verpleegkundigen Ga naar GEZ onderwijsprotocollen en bestudeer de informatie over handhygiëne en hygiënerichtlijnen: - Hygienerichtlijnen Thuiszorg van Werkgroep Infectie en Preventie - Hygienerichtlijnen voor verpleeghuizen en wooncentra Print het protocol handen wassen uit Stem af met welke klasgenoten je deze vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 2 personen) Regel zonodig het praktijklokaal Boek Basiszorg voor verpleegkundigen 1/302: Hygiëne van de verpleegkundige en zelfbescherming Algemeen: waarom is hygiëne belangrijk? Handhygiëne Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheid met behulp van het protocol Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, K) Verplicht Activiteit: Was volgens protocol je handen Werkwijze: Was je handen volgens protocol en benoem hierbij het belang van handen wassen Een student voert de handeling uit; een student leest het protocol voor en een geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Criteria. Je hebt de vaardigheid actief geoefend Je hebt volgens protocol je handen gewassen Je kunt het belang van hygiëne en handen wassen benoemen 20

21 2 PAAF zelftest 1 infectieleer Hygiëne Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Tijdsduur Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student toont zijn kennis over infectieleer door het maken van de zelftest Bestudeer de theorie en je aantekeningen over infectieleer Theorie en aantekeningen over infectieleer Naar keuze 30 minuten Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Maak de zelftest over infectieleer Werkwijze: Maak individueel de zelftest Beantwoord de vragen 1. Met wat voor geneesmiddel kunnen bacteriën bestreden worden? 2. Bij welke mensen komen schimmelinfecties vaker voor? 3. Welke onderzoeken m.b.t. bacteriën zijn belangrijk? Waarom? 4. Noem 2 plaatsen van het lichaam waar schimmelinfecties vaak voorkomen. 5. Noem 5 lokale ontstekingsverschijnselen 6. Wat verstaan we onder een steriele ontsteking? 7. Hoe maakt een virus je ziek? 8. Wat is een abces? 9. Wat is resistentie? 10. Wat is een fistel? 11. Noem 4 mogelijke besmettingswegen 12. Wat verstaan we onder besmetting? 13. Wat verstaan we onder incubatietijd? 14. Welk algemeen ziekteverschijnsel treedt bij iedere infectieziekte op? 15. Hoe noemt men iemand die een ziekteverwekker in/op zich heeft zonder dat hij daar (nog ) ziek van is? 16. Wat betekent virulentie? 21

22 2 PAAF Zelftest 2 infectieleer Hygiëne Resultaat De student heeft zelftest over infectieleer gemaakt Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over het boek anatomie/fysiologie en basisboek pathologie Bestudeer theorie en aantekeningen over infectieleer Theorie - boek anatomie/fysiologie het hoofdstuk over de afweer - basisboek pathologie over ontstekingen Locatie School, thuis Evaluatie Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel Werkproces competentie 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht/keuze Keuze Activiteit 1: Maak de zelftest over infectieleer 1. Waarom leidt niet iedere besmetting met een ziekteverwekker tot een infectie? 2. Noem 3 ziektebeelden die kunnen worden veroorzaakt door protozoën. 3. Wat is het verschil tussen de macroscopische metazoën en de microscopische protozoën. 4. Bij besmetting met ziekteverwekkers spreekt men al gauw over incubatietijd. Wat houdt dit in en waarom zijn er veel verschillen in incubatietijd per ziekteverwekker. 5. Waarom is koorts een natuurlijk afweermiddel op de aanwezigheid van bepaalde ziekmakende bacteriën in het lichaam. 6. Waarom is de colibacterie die leeft in de dikke darm een bacterie juist een zeer nuttige voor ons is. 8. Wat is het verschil tussen een virus en een bacterie? 9. Geef 2 voorbeelden van een virusinfectie. 10. Wat zijn de voorkeursplaatsen voor een schimmelinfectie? 11. Hoe zou men in het bloed kunnen zien of er ergens een infectie is? 22

23 2. Veilig en ergonomisch werken Activiteiten Verpleegkunde Ergonomisch werken Veiligheid van zorgvrager en zorgverlener 23

24 24

25 3 Ergonomisch werken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student: - kan uitleggen wat word bedoeld met ergonomisch werk in de verpleegkundige zorg - het doel van ergonomische werken uitleggen - voorbeelden en tips van ergonomisch werken noemen, die van belang zijn voor de verpleegkundige Stem af met welke klasgenoten je deze activiteit gaat uitvoeren (maximaal 4 personen) Regel zo nodig het praktijklokaal Je alle mogelijke informatiebronnen gebruiken. School Evalueer met klasgenoten de uitgevoerde workshop aan de hand van TIPS en TOPS 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K) Verplicht Activiteit: Onderzoek de voorschriften, richtlijnen en protocollen met betrekking tot ergonomisch werken in de zorg en geeft hiervan 8 voorbeelden Werkwijze: Voer deze activiteit in een subgroep van maximaal 4 personen uit. Zorg dat je zoveel mogelijk informatie verzamelt over de voorschriften, richtlijnen en protocollen met betrekking tot ergonomische werken. Voor je informatie mag je alle mogelijke informatiebronnen gebruiken. - Wat wordt bedoeld met ergonomisch werken? - Wat is het doel van ergonomisch werken? - Wat betekend ergonomisch werken voor de verpleegkundige? Geef hiervan 8 voorbeelden + de reden Voorbeeld ergonomisch werken Reden - Organiseer een workshop voor je klasgenoten en demonstreer voorbeelden van ergonomische werken - Evalueer met klasgenoten de uitgevoerde workshop aan de hand van TIPS en TOPS 25

26 3 Veiligheid van zorgvrager en zorgverlener. Ergonomische werken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student laat in een presentatie zien welke voorschriften en richtlijnen er zijn met betrekking tot veiligheid van zorgvrager en zorgverlener Stem af met welke klasgenoten je deze activiteit gaat uitvoeren Je mag alle mogelijke informatiebronnen gebruiken Tip: School Evalueer met klasgenoten de uitgevoerde presentatie 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K, R) Verplicht Activiteit: Laat in een presentatie duidelijk zien welke voorschriften en richtlijnen er zijn met betrekking tot de veiligheid van zorgvrager en zorgverlener en geef hiervan vijf praktische voorbeelden. Werkwijze: Voer deze activiteit in een subgroep van maximaal 4 personen uit. Zorg dat je zoveel mogelijk informatie verzamelt over de voorschriften, richtlijnen en/of protocollen met betrekking tot veiligheid van zorgvrager en zorgverlener in de zorg. Je kunt denken aan: 1. het veilig maken van de verpleegafdeling 2. valpreventie 3. medicatieveiligheid 4. gevaarlijke situaties en calamiteiten 5. veiligheid op het gebied van gebruik en onderhoud van de hulpmiddelen 6. incident melden Voor je informatie mag je alle mogelijke informatiebronnen gebruiken. Geef per gekozen onderwerp, vijf voorbeelden met betrekking tot veiligheid van zorgvrager en zorgverlener in de zorg. Presenteer ze aan de klas Het veilig maken van de verpleegafdeling: Praktische voorbeelden

27 27

28 28

29 3. Bedverzorging Activiteiten Verpleegkunde Bedverzorging-vragen en opdrachten Eisen aan ziekenhuisbed en ziekenkamer Vaardigheden Bed opmaken en diverse hulpmiddelen installeren in het praktijklokaal 29

30 30

31 4 Bedverzorging-vragen en opdrachten Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkprocessen Competenties Keuze of verplicht De student heeft de vragen en opdrachten gemaakt van het thema Het bed van de zorgvrager verzorgen. Zorg dat je beschikking hebt over studieboek ondersteunen bij basiszorg Ondersteunen bij basiszorg: Thema: Het bed van de zorgvrager verzorgen Hoofdstuk 1 Bedden verzorgen Hoofdstuk 2 Bedden hanteren Hoofdstuk 3 Hulpmiddelen toepassen bij de bedverzorging Leslokaal, studieruimte Kijk de vragen en opdrachten na met behulp van je antwoordmodel van ThiemenMeulenhof 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, J, K, R, V) Verplicht: 1 hoofdstuk naar keuze Activiteit: Maak alle vragen bij de praktijksituaties en de kennisopdrachten van: - Hoofdstuk 1 Bedden verzorgen 1 - Hoofdstuk 2 Bedden hanteren - Hoofdstuk 3 Hulpmiddelen toepassen bij de bedverzorging 2 1 Werk 1 hoofdstuk naar keuze uit 2 Beantwoord alleen vraag 1 en 3 bij de kennisopdracht 31

32 4 Eisen aan ziekenhuisbed en ziekenkamer Bedverzorging Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkprocessen Keuze of verplicht De student kan benoemen aan welke vijf eisen een ziekenhuisbed en een ziekenkamer moet voldoen Zorg dat je beschikt over studieboek Ondersteunen bij basiszorg. Studieboek Ondersteunen bij basiszorg. Thema het bed van de zorgvrager verzorgen : Hoofdstuk 2 in thema het bed van de zorgvrager verzorgen Boek Traject 302 Basiszorg voor verpleegkundigen 3 Leslokaal, studieruimte Kijk activiteit 1 na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, J, K, R, V) Activiteit 1: verplicht Activiteit 2: keuze Activiteit 1 Onderzoek met behulp van de theorie, aan welke eisen een bed en een ziekenkamer moet voldoen. Werkwijze Vul onderstaand kolom in Eisen waaraan een bed moet voldoen Eisen waaraan een ziekenkamer moet voldoen Activiteit 2 Stel vast of de bedden in het praktijklokaal op school voldoen aan deze eisen. Rapporteer jullie bevindingen aan een groepje klasgenoten en docent Geeft een toelichting op jullie bevindingen. 3 In mediatheek 32

33 4 Bed opmaken en diverse hulpmiddelen installeren Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competenties Verplicht of keuze De student kan een bed opmaken zowel met- als zonder zorgvrager en diverse hulpmiddelen installeren, volgens protocol. Zorg dat je beschikt over theorieboek Ondersteunen bij basiszorg. Bestudeer theorie over de volgende onderwerpen: bed verzorgen en bedden hanteren Print protocollen uit: 1. bed verschonen en opmaken met zorgvrager 2. bed opmaken met: - dekenboog - voetenbankje Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3 personen) Thema Het bed van de zorgvrager verzorgen : Hoofdstuk 1 Bed verzorgen Hoofdstuk 3 Bedden hanteren Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, J, K, R, V) Verplicht Activiteit Voer met je klasgenoten onderstaande vaardigheden volgens protocol uit in het praktijklokaal: Gebruik van een hoog-laag bed (hier is geen protocol voor) Maak een bed op zonder zorgvrager Maak een bed op met een zorgvrager erin Maak een bed op, waarin een zorgvrager ligt, met een dekenboog Maak een bed op, waarin een zorgvrager ligt, met een voetenbankje 33

34 34

35 4. Activiteiten en rustpatroon Activiteiten Verpleegkunde Slapen en waken-orientatie Slapen en waken-vragen ter verdieping Slaapproblemen-oorzaken-gevolgen-interventies PAAF Fysiologie van het slapen: Verstoring van het slapen Zelftest slapen 35

36 36

37 5 Slapen en waken _oriëntatie Activiteiten en rustpatroon Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft het tabel en de vragen over slapen en waken gemaakt. Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Stem af met welke klasgenoten je deze activiteit gaat maken ( Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Thema Een evenwichtig slaap- en waakritme bevorderen Hoofdstuk slapen en waken Theorielokaal, studieruimte Bespreek de uitkomst van deze activiteit met je klasgenoten 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K, R) Verplicht Activiteit: Vorm een subgroep van maximaal 5 personen Vul de tabel in (geef iedereen een eigen nummer) en maak de vragen a. Hoeveel slaap heb je nodig? (in uren per nacht) a. b. Slaap je meestal snel in? b. c. Slaap je de hele nacht door? c. d. Slaap je makkelijk uit? d. e. Heb je moeite met opstaan? e. f. Ben je wel eens moe als je net wakker bent? f. g. Droom je wel eens? g. h. Word je van dromen wel eens wakker? h. i. Slaap je wel eens overdag? i. j. Gebruik je wel eens een hulpmiddel om in slaap te komen j. 37

38 1. Bekijk de antwoorden in de tabel. Zijn er verschillen tussen de personen? Zijn daar verklaringen voor? Welke? 2. Bij vraag j. is gevraagd naar hulpmiddelen om in slaap te komen. Probeer samen zoveel mogelijk hulpmiddelen te verzinnen. Schrijf ze op. Hulpmiddelen om in slaap te komen zijn: 3. Probeer samen zoveel mogelijk hulpmiddelen te verzinnen om wakker te blijven. Schrijf ze op. Hulpmiddelen om wakker te blijven zijn: 38

39 5 Slaap en waakritme_vragen ter verdieping Activiteiten en rustpatroon Leerdoel Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competenties Verplicht/keuze De student heeft zich verdiept en het thema slaap-waakritme en hierover vragen beantwoord. Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Thema Een evenwichtig slaap- en waakritme bevorderen Hoofdstuk slapen en waken Thuis Kijk je antwoorden na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. vragen aan de docent tijdens de les. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit: Verdiep je in het thema: slaap- en waakritme en beantwoord de vragen. 1. Geef een definitie van het begrip slapen. 2. Wat is de gemiddelde slaapbehoefte van een baby? En van een volwassene? En van een bejaard persoon? 3. Wat gebeurt er tijdens de rustige slaap? (non-rem- slaap) 4. Wat gebeurt er tijdens de droomslaap? ( REM-slaap) 5. Wat is het verschil tussen slapen en een coma-toestand? 6. Wat gebeurt er in het menselijk lichaam tijdens de slaap? 7. Noem minimaal 3 voorwaarden die bijdragen aan een goede slaap. 8. Noem minimaal 5 oorzaken van slaapstoornissen. 9. Noem minimaal 5 adviezen die je kunt geven aan slechte slapers. 10. Noem enkele gevolgen die mensen ondervinden die verhinderd worden in slaap te vallen. Dus die niet kunnen of mogen slapen. 11. Hoe komt het dat veel ouderen vaak s nachts wakker liggen? 12. Hoe komt het dat een avondmens vaak minder nadelige consequenties ondervindt qua slapen tijdens nachtdiensten? 13. Noem 2 soorten slaapmiddelen (geen merken). 39

40 5 Slaapproblemen: oorzaken, gevolgen en interventies Activiteiten en rustpatroon Resultaat De student heeft de oorzaken, gevolgen en interventies bij een verstoord slaappatroon beschreven. Praktische Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen voorbereiding bij persoonlijke zorg Theorie Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Thema Een evenwichtig slaap- en waakritme bevorderen Hoofdstuk slapen en waken Locatie Thuis, school Evaluatie Activiteit 1: Kijk de vragen en opdrachten na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhoff. Bespreek de activiteiten op school met klasgenoten en docent Werkproces 1.2 competentie Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, J, K, R,V) Verplicht/keuze Verplicht: 2 van 3 Activiteit 1: Maak de vragen bij de praktijksituaties en de kennisopdracht in het hoofdstuk slapen en waken Activiteit 2 Lees de casus en maak de bijbehorende vragen. Mevrouw Peters is 72 jaar en is sinds 2 maanden opgenomen in het verpleeghuis. Vanwege haar lichamelijke klachten kon zij niet meer thuis verzorgd worden, het werd te zwaar voor haar man en kinderen. Zij heeft het daar erg moeilijk mee en mist haar man en eigen huis enorm. In het verpleeghuis ligt zij samen met mevrouw de Jong op een kamer. Als Thomas, een derdejaars leerling verpleegkundige over de gang loopt om 1.00 uur ziet hij dat mevrouw Peters nog steeds wakker ligt. Mevrouw Peters vraagt of hij even wil komen en zegt dat ze helemaal niet kan slapen. Thomas pakt er een stoel bij en vraagt hoe dat komt. Mevrouw Peters vertelt dat zij er maar niet aan kan wennen dat ze hier is. Er zijn een hoop vreemde geluiden, het licht op de gang is aan en mevrouw de Jong slaapt ook al zo onrustig. Die belt regelmatig de verpleging en maakt dan veel kabaal. Thomas vraagt of zij ook veel aan thuis denkt. Natuurlijk zegt ze, ik maak me zorgen om mijn man, die is ook de jongste niet meer, nu zit hij ook maar alleen in dat grote huis. Nee, het valt allemaal niet mee. Mevrouw Peters is verdrietig. 1. Wat zijn volgens jou de belangrijkste oorzaken van mevrouw Peters haar slaapprobleem? 2. Wat kunnen de gevolgen van het slaapprobleem voor mevrouw Peters zijn? 3. Wat kan de verpleegkundige doen om ervoor te zorgen dat mevrouw Peters voldoende nachtrust krijgt? 40

41 Activiteit 3 Maak een analyse en plan van aanpak voor het slaapprobleem van de drie zorgvragers Zorgvrager Een zorgvrager die dement is en wordt opgenomen in het verpleeghuis Oorzaken van het slaapprobleem Wat zou zorgvrager van de verpleegkundige verwachten? Hoe biedt je als verpleegkundige hulp aan de zorgvrager? Een zorgvrager die werkloos is geworden Een zorgvrager die in het ziekenhuis is opgenomen en slecht slaapt 41

42 5 PAAF Fysiologie van het slapen Activiteiten en rustpatroon Resultaat De student kan de fysiologie omtrent waken en slapen in eigen woorden weergeven. Praktische Bestudeer het hoofdstuk over slapen en waken uit het boek voorbereiding Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Bestudeer uit Anatomie/fysiologieboek het deel over slapen Haal of reserveer dvd de slaap (615.9) uit de mediatheek Theorie Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg: hoofdstuk over slapen en waken Anatomieboek: deel over slapen Dvd de slaap (615.9) Locatie Thuis-school Evaluatie Activiteit 2 en activiteit 3 Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige Werkproces competentie Verplicht/keuze Activiteit 1 (keuze) 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Activiteit 1: keuze Activiteit 2 en 3: verplicht Bekijk de dvd: de slaap (615.9) en noteer vragen en onduidelijkheden. Activiteit 2 (verplicht) Maak de oefenvragen over slapen 1. Noem 4 factoren die de slaapbehoefte bepalen. 2. Noem de 4 slaapstadia en vertel hoeveel keer je per nacht gemiddeld droomt. 3. Noem 4 verschijnselen van slaap te kort 4. Noem 6 lichamelijke oorzaken voor slaapproblemen. 5. Noem 4 psychische oorzaken voor slaapproblemen 6. Noem 2 sociale oorzaken voor slaapproblemen 7. Noem 2 veel voorkomende slaapproblemen 8. Noem 4 niet-farmacologische behandelingen voor slaapproblemen 9. Noem 3 farmacologische behandelingen voor slaapproblemen 10. Noem 3 bijwerkingen van slaapmedicatie Activiteit 3 (verplicht) Maak onderstaande vragen met behulp van je boeken 1. Waarom slapen we meestal s nachts en zijn we over het algemeen overdag wakker? 2. Wat gebeurt er in met het lichaam tijdens de slaap? 3. Noem een aantal oorzaken voor het veranderen van de regelmaat van het slapen en wakker zijn. 42

43 4. Waarom is slapen nodig voor de mens? 5. Beschrijf de slaapcyclus en wat gebeurt er in elke fase? 6. Verandert in de loop van de nacht de slaapcyclus? Zo ja, hoe? 7. Hoe kunnen we de slaapcycli meten? 8. Slaap je gedurende je leven in elke levensfase even veel? Waarom? 9. Hoeveel slaap heb je dan gemiddeld nodig? Als we willen gaan slapen willen we zo weinig mogelijk prikkels naar de hersenen laten gaan, die hersenen wakker houden. 10. Welke maatregelen kunnen we nemen zodat de hersenen niet te veel geprikkeld worden? 11. Welke activiteit van het lichaam kunnen we moeilijk beïnvloeden zodat we toch lang wakker kunnen liggen? 43

44 5 PAAF Verstoring van het slapen Activiteiten en rustpatroon Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan het begrip slaapstoornissen en de oorzaken en gevolgen hiervan in eigen woorden weergeven. Bestudeer uit het boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg de theorie over slapen en waken, Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg: het hoofdstuk over slapen en waken Theorielokaal/ studieruimte/thuis Kijk de vragen na met behulp van antwoordmodel (ondersteunend materiaal) 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit Maak onderstaande vragen over verstoring van het slapen. 1. Noem een aantal externe factoren die het slaap-waakritme verstoren. 2. Noem een aantal interne factoren die het slaap-waakritme verstoren. 3. Door welke vloeistof blijf je wakker? 4. Door welk hormoon blijf je wakker? 5. Geef voorbeelden van een verstoord slaappatroon 6. Leg uit wat de volgende begrippen inhouden: Slapeloosheid (insomnia) Somnolentie Narcolepsie Slaapapneusyndroom 7. Wat kunnen gevolgen zijn van een verstoord slaapwaakritme? 8. Zoek op internet een aantal slaapmiddelen op 9. Noem bijwerkingen van slaapmiddelen. 44

45 5 PAAF Zelftest slapen Activiteiten en rustpatroon Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Tijdsduur Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student toont zijn kennis over het slapen door het maken van de zelftest Bestudeer de theorie en je aantekeningen over slapen en waken Theorie en aantekeningen over slapen en waken Naar keuze 30 minuten Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Maak de zelftest over slapen Werkwijze: Maak individueel de zelftest Beantwoord onderstaande beweringen met juist of onjuist 1. Tijdens de langzame lichte slaap is het lichaam totaal ontspannen. 2. Tijdens de diepe slaap zijn de spieren actief. 3. Mensen met veel angst en zorgen zijn vaak vroeg wakker. 4. De remslaap vindt plaats na de diepe slaap. 5. Een toxische slaapstoornis kan veroorzaakt worden door medicijnen. 6. Bij gebruik van slaapmiddelen is het gevaar van verslaving groot. 7. Het slaappatroon is bij ieder mens gelijk. 8. Overmatig alcoholgebruik is zeker geen voorwaarde voor een goede nachtrust. 9. Een slaapkamer moet warm en behaaglijk zijn. 10. Een lichamelijk probleem door te weinig slaap kan een verminderd reactievermogen zijn. 11. Lichte lichamelijke inspanning voor het slapen gaan zorgt ervoor dat men moeilijk in slaap kan komen. 12. Om goed te kunnen slapen heb je een regelmatig slaap- waakritme nodig. 13. Tijdens de slaap groeit men. 14. Een psychische oorzaak voor slecht slapen is een prikkelhoest. 15. Als men slaapapnoe heeft kan men slecht in slaap vallen. 16. Narcolepsie is een slaapstoornis door een narcose. 17. Gemiddeld slaapt een volwassene 6 tot 9 uur per nacht. 18. De biologische klok zorgt ervoor dat je wakker bent zolang het licht is. 19. Het verwijderen van de keelamandelen kan slaapapnoe verminderen. 20. Tijdens het dromen zijn je spieren actief. 45

46 46

47 6. Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Activiteiten Verpleegkunde Mobiliteitsproblemen Hulpmiddelen bij het tillen en verplaatsen van een cliënt Kennisopdracht til- en transfertechnieken Opdracht til-en verplaatsingstechnieken PAAF Bouw en functie van het skelet Bouw van de schedel Bouw en functie van de wervelkolom Bouw en functie van de spieren Oefening botten Opdracht spieren Zelftest bewegingsapparaat 1 Zelftest bewegingsapparaat 2 Vaardigheden Een bedlegerige cliënt in verschillende houdingen installeren Actieve en passieve tillift Til-en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal1 Til-en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal2 Internet Praktijkrichtlijnen fysieke belasting patiëntgebonden activiteiten: richtlijnen%20ziekenhuizen%20patient.pdf Gezond werken met actieve en passieve tillift E-learning: 47

48 6 Mobiliteitsproblemen Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan: - de klachten benoemen die kunnen optreden bij beperkte mobiliteiten - noemen op welke manier hij de zorgvrager ondersteuning kan bieden bij mobiliteitsproblemen Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Thema helpen bij mobiliteitsproblemen Hoofdstuk een zorgvrager helpen met mobiliseren Leslokaal, studieruimte, OLC, thuis Bespreek deze opdracht na in de klas 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K, R) Keuze Activiteit 1: Maak individueel de vragen bij praktijk 1 en de kennisopdracht uit het hoofdstuk een zorgvrager helpen met mobiliseren bij thema helpen bij mobiliteitsproblemen Activiteit 2: Bespreek met een groepje klasgenoten onderstaande vragen en vul het schema in. Welke klachten zou je kunnen krijgen als je: Klachten - lang op de fiets zit - langdurig met je benen over elkaar zit - snel opstaat vanuit liggende houding - 2 maanden met je been in het gips hebt gezeten - (bijna) altijd op bed ligt. 48

49 6 Kennisdracht til en verplaatsingstechnieken Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de kennisopdrachten over til en verplaatsingstechnieken gemaakt Zorg dat je het artikel hebt gelezen over: - til en verplaatsingstechnieken - Zwakke plekken in het lichaam v.w.b. tillen en verplaatsen Zorg dat je beschikking hebt over het boek ondersteunen bij persoonlijke basiszorg en zorg voor een computer. Helpen bij mobiliteitsproblemen een zorgvrager tillen en verplaatsen Artikel til en verplaatsingstechnieken Artikel zwakke plekken in het lichaam v.w.b. tillen en verplaatsen daarna fysieke belasting - informatiemateriaal - praktijkinformatiefolder School, thuis Kijk activiteit 1 na met behulp van het antwoordmodel Kijk de overige activiteiten na met behulp van het antwoordmodel ThiemeMeulenhoff 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (F, J, K, R) Verplicht: Activiteit 1 Activiteit 2 en 3 (1 van 2) Activiteit 1: Maak de opdracht over til en verplaatsingstechnieken 1. Wat wordt er verstaan onder transfer? 2. Welke vormen van belasting zijn er mogelijk voor een verpleegkundige? Leg uit wat beide vormen inhouden 3. Wat zegt de Arbo-wet over tillen? 4. Hoe kunnen we er voor zorgen dat het tillen binnen een instelling door iedereen op dezelfde wijze wordt uitgevoerd? 5. Welke benaderingswijzen kunnen er gebruikt worden bij de til-en transfertechnieken? En geef voorbeelden. 6. Noem hulpmiddelen bij til- en verplaatsingstechnieken. Activiteit 2: Maak de vragen van; praktijk 1 en praktijk 2 uit het basisboek; ondersteunen bij persoonlijke basiszorg uit het hoofdstuk: een zorgvrager tillen en verplaatsen Activiteit 3; Maak de kennisopdracht uit het hoofdstuk: een zorgvrager tillen en verplaatsen 49

50 6 Hulpmiddelen bij het tillen en verplaatsen van een zorgvrager Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat De student toont zijn kennis door het maken van de vragen en opdrachten over het tillen en verplaatsen van een zorgvrager Praktische Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek Ondersteunen bij voorbereiding de persoonlijke basiszorg Print het protocol een zorgvrager tillen met de tillift Stem af met welke klasgenoten je de activiteiten gaat maken en uitvoeren (maximaal 4) Theorie Theorieboek Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema Helpen bij mobiliteitsproblemen Hoofdstuk een zorgvrager tillen en verplaatsen Locatie Leslokaal Evaluatie Kijk de vragen en opdrachten na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhoff Werkproces 1.2 competentie Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht/keuze Verplicht: 2 van 3 Activiteit 1: verplicht Maak de vragen a.d.h.v. de casus over meneer Adriaans Werkwijze: Meneer Adriaans is een man van 55 jaar die sinds 10 jaar M.S. heeft (multiple sclerose). Hij is 1.80 meter lang en weegt 60 kg. Dat is een chronisch progressieve aandoening van het zenuwstelsel waardoor er steeds meer functies uitvallen en waardoor hij gehandicapt is. Deze ziekte is niet te genezen en hij kan steeds moeilijker voor zichzelf zorgen. Meneer Adriaans is opgenomen in het verpleeghuis op de afdeling somatiek. Hij is hier nog maar pas en moet erg wennen. Hij vindt het erg vervelend om zo afhankelijk te zijn. Hij zit in een elektrische rolstoel om zich te kunnen verplaatsen; hij kan even op zijn benen staan, maar dat is niet betrouwbaar. Er is in het zorgplan afgesproken dat meneer Adriaans met de til-lift in en uit bed wordt gehaald. Aan jou wordt gevraagd om meneer Adriaans naar bed te brengen. Hij heeft aangegeven dat hij moe is. Jij gaat de til-lift halen, maar meneer Adriaans zegt dat hij dat zo n gedoe vindt. Hij zegt dat hij best even kan staan om in bed geholpen te worden. Bekijk de dvd De til-lift thuis ( min.) Bespreek met elkaar: - wat zou het betekenen voor de zorgvrager om afhankelijk te zijn voor wat betreft het verplaatsen? - Hoe lijkt het je om in een til-lift te zitten? - Wat zou voor jou belangrijk zijn als je zo verplaatst zou moeten worden? - Hoe zou jij omgaan met het feit dat meneer Adriaans liever niet in de tillift wil? Activiteit 2: keuze Maak de vragen bij de praktijksituaties en de kennisopdracht uit het hoofdstuk zorgvrager tillen en verplaatsen uit het thema Helpen bij mobiliteitsproblemen 50

51 Activiteit 3: verplicht Volg de demonstratie: een zorgvrager tillen met de tillift, in het praktijklokaal Ervaar hoe het is om met de tillift getild en verplaatst te worden Werkwijze: Ga naar het praktijklokaal en volg de demonstratie: een zorgvrager tillen en verplaatsen met een tillift Ga hierna het protocol zelfstandig oefenen aan de hand van het protocol. Een student is zorgvrager, een student voert de handeling uit, twee studenten observeren en beoordelen. Wissel door tot alle studenten geoefend hebben Bespreek met elkaar de volgende vragen: Hoe is het om in een tillift getild en verplaatst te worden? Hoe wil jij tijdens het tillen en verplaatsen begeleid worden door de verpleegkundige? 51

52 6 PAAF Bouw en functie van het skelet Mobiliteit en transfer Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de bouw en functie van het skelet benoemen Zorg dat je beschikking hebt over studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Bouw en functie van het skelet School, thuis Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over de bouw en functie van het skelet 1. Benoem alle genummerde onderdelen. N.b.: de onderstreepte nummers ook in het Latijn

53 2. Vergelijk de schoudergordel en de bekkengordel eens met elkaar. Wat valt je op? 3. Benoem de onderdelen van onderstaand plaatje Hoe noemen bij elkaar? 5. Welke botten vormen met elkaar de bekkengordel? 6. Wat is de thorax en welke beenderen vormen de thorax? 7. Wat wil men onderzoeken als men een sternumpunctie neemt? 53

54 6 PAAF Bouw en functie van de schedel Mobiliteit transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de bouw en functie van de schedel benoemen Zorg dat je beschikking hebt over studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Bouw en functie van de schedel School, thuis Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over de bouw en functie van de schedel De schedel bestaat uit een hersenschedel en een aangezichtsschedel. De hersenschedel bestaat uit een schedeldak en een schedelbasis. Benoem in onderstaande plaatjes de genummerde delen. De onderstreepte nummers ook in het latijn

55 Bekijk onderstaand plaatje van de schedelbasis. De achterkant van het hoofd (dorsale zijde) ligt aan de bovenkant

56 6 PAAF bouw en functies spieren Mobiliteit en transfer Resultaat De student heeft kennis over de bouw en functies van de spieren Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Theorie Paragraaf en 11.6 Locatie School, thuis Evaluatie Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel. Stel evt. je leervragen aan de docent Werkproces competentie 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht/keuze Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over de bouw en functies van spieren Als spieren samentrekken worden zij korter, door naar de aanhechtingsplaatsen van de spieren te kijken kunnen we de bewegingen die de spieren kunnen verzorgen benoemen. Geef van de genoemde spieren de Nederlandse benaming en beschrijf de beweging die deze spieren kunnen maken. ACHTERZIJDE:

57 VOORZIJDE:

58 6 PAAF bouw en functie van de wervelkolom Mobiliteit en transfer Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de bouw en functies van de wervelkolom benoemen Zorg dat je beschikking hebt over studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Hoofdstuk beweging: bouw en functie van de wervelkolom School, thuis Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over de bouw en functie van het skelet 1. Welke wervels zijn er en hoeveel van elk soort? Geef ook de Latijnse benaming. 2. a. Benoem in bijgevoegde plaatjes van de wervels de volgende nummers: Wat bevindt zich in nummer 7?.. 3. Wat valt je op als je van de hals-, borst- en lendenwervels de wervellichamen respectievelijk de wervelgaten bekijkt? 4. Waarom zit er een gat in de dwarsuitsteeksel van de halswervels? 5. Hoe heten de bovenste 2 halswervels? 6. Waarmee is de bovenste wervel verbonden? 7. a. Hoe vindt ja-knikken plaats? b. Hoe vindt nee-schudden plaats? 8. Wat is het bijzondere aan de borstwervels? 9. Hoe zijn de meeste wervels onderling met elkaar verbonden? 58

59 10. In het plaatje van de wervelkolom zie je dat de wervelkolom van de zijkant bezien niet recht is, maar krommingen heeft. Zet in dit plaatje erbij: hoeveel wervels we hebben van elk soort het aantal heiligbeenwervels en staartwervels ;de Latijnse namen (behalve voor de staartwervels); wat de ventrale zijde is en wat de dorsale zijde is; zoek eerst uit wat dit betekent de namen van de krommingen. 59

60 6 PAAF Oefening botten Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de vragen over de botten correct beantwoord.. Zorg dat je beschikking hebt over studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Bouw en functie van het skelet, botten School, thuis Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) verplicht Activiteit 1 Maak de vragen over de botten Zet de betekenis van de volgende termen erachter: 1. scapula = 2. tibia = 3. ulna = 4. periost = 5. thorax = 6. synovia = 7. meniscus = 8. lumbal wervels = 9. os occipitale = 10. os frontale = Is onderstaande stelling juist? Bij onjuist: maak er een goede stelling van! 1. Alle soorten beenderen bevatten spongiosa. 2. Het middendeel van een uitgegroeid pijpbeen bevat geel beenmerg. 3. Tussen de schaambeenderen bevindt zich een gewricht. 4. In het pijpbeen verzorgen de epifysair schijven de diktegroei. 5. Het gewricht heeft zijn soepelheid o.a. te danken aan het kraakbeen. 6. Het hart ligt ventraal ten opzichte van het sternum 7. Bij het ja knikken beweegt de atlas ten opzichte van de draaier. 60

61 Activiteit 2 Maak de vragen over de botten Zet de betekenis van de volgende termen erachter: 1. clavicula = 2. femur = 3. radius = 4. fibula = 5. sternum = 6. sacrum = 7. ligamenten = 8. cervicale wervels = 9. os temporale = 10. os parietale = Is onderstaande stelling juist? Bij onjuist: maak er een goede stelling van! 1. In een pijpbeen zorgt het periost voor de lengtegroei. 2. Bij een gewricht bevindt zich kraakbeen op de uiteinden van de botten. 3. Bij een plat been bevindt het spongiosa zich aan de buitenzijde. 4. In geel beenmerg vindt de aanmaak van bloedcellen plaats. 5. In de onderarm draait de ellepijp om het spaakbeen. 6. De wervellichamen bevinden zich aan de ventrale zijde. 7. Bij het nee schudden beweegt het hoofd ten opzichte van de atlas. 61

62 6 PAAF opdracht spieren Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat De student heeft kennis over de spieren in het menselijk lichaam Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Theorie Paragraaf en 11.6 Locatie School, thuis Evaluatie Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent Werkproces competentie 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht/keuze Verplicht Activiteit 1 Maak de opdracht over de spieren Een eigenschap van spieren is dat ze kunnen samentrekken, dit noemen we ook wel.. Als een spier samentrekt zwelt hij op. Er zijn 3 soorten typen spierweefsel: Geef van elk type aan waar het voor komt en wat de kenmerken zijn: De functies van skeletspieren zijn: vormen een wand en geven bescherming, bv produceren warmte Het Latijnse woord voor spier is musculus, vaak afgekort met m. Een vervoeging van het woord spier is myo-. Zo betekent myocard: hartspier. De bouw van een spier. Een spier is verbonden aan bot via een 62

63 Van macro(groot) naar micro (klein) niveau is een spier opgebouwd uit: Zie ook afb 1.21 anatomieboek. Om elk bovenstaand onderdeel zit een bindweefselvlies, dat heet ook wel een Als een spier samentrekt wordt hij korter, als hij moet verlengen wordt dit gedaan door de tegenwerker, dit noemen we ook wel de.. Spieren die met elkaar samenwerken noemen we Als spieren samentrekken heerst er een spanning in de spier, we spreken over de spierspanning of de. Door een spier veel te gebruiken wordt hij geprikkeld om meer spierweefsel aan te maken. We zijn een spier aan het trainen en er ontstaat hypertrofie, dit is.. Gebruiken we een spier (tijdelijk) niet veel dat neemt een spier in omvang af. Dit is hypotrofie of.. Het is zelfs mogelijk dat een spier verdwijnt. (atrofie) In bovenstaand plaatje zie je dat er in de spier naast spierweefsel nog ander weefsel aanwezig zijn de: De taak hiervan is brandstof en zuurstof brengen voor energie en verbranding. Welke stof is deze brandstof meestal?.. Echter, bij langdurige arbeid kant het gebeuren dat er te weinig zuurstof is en er ontstaat het afval product melkzuur. Wat kun je de volgende uren voelen als deze stof in de spieren zit?. Een spier is bevestigt aan het bot via een (soms lange) pees. Aan een pees wordt veel getrokken. Daarom is hij extra beschermd door:

64 6 PAAF zelftest bewegingsapparaat 1 Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student toont zijn kennis over het bewegingsapparaat door het maken van de zelftest Bestudeer de theorie en je aantekeningen over het bewegingsapparaat Theorie en aantekeningen over het bewegingsapparaat Naar keuze Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Maak de zelftest over het bewegingsapparaat Werkwijze: Maak individueel de zelftest Beantwoord de vragen 1. Welke van de onderstaande botten vormen samen het heupbeen? A. heiligbeen, zitbeen, darmbeen B. darmbeen, zitbeen, schaambeen C. zitbeen, schaambeen, heiligbeen D. heiligbeen, schaambeen, darmbeen 2. Periost is een synoniem voor: A. beenmerg B. beenvlies C. bot D. kraakbeenschijf 3. Welk soort gewricht verbindt de radius met de ulna? A. kogel B. rol C. scharnier D. zadel 4. Het wervellichaam ligt ten opzichte van het wervelgat: A. caudaal B. craniaal C. dorsaal D. ventraal 64

65 5. Bij het "nee" schudden van het hoofd beweegt (bewegen) o.a. de A. eerste halswervel B. eerste en de tweede halswervel C. tweede halswervel 6. In welke beenderen bevindt zich spongiosa? A. onregelmatige B. pijp C. platte D. alle bovengenoemde 7. Het aantal lendenwervels bedraagt: A. 4 B. 5 C. 6 D Welke beenderen vormen samen een schoudergewricht? A. schouderblad en opperarmbeen B. schouderblad en sleutelbeen C. sleutelbeen en opperarmbeen D. opperarmbeen, sleutelbeen en schouderblad 9. Wanneer een spier in omvang afneemt, bijv. door langdurige inactiviteit, is er sprake van: A. atonie B. atrofie C. hypotensie 10. Welke spier loopt van sternum naar os pubis (= schaambeen)? A. grote borstspier B. rechte buikspier C. schuine buikspier Spieren dienen uitsluitend voor beweging. 2. Spieren hebben in het algemeen antagonisten nodig om te verlengen. A. 1 en 2 zijn juist. B. alleen 1 is juist. C. alleen 2 is juist. D. 1 en 2 zijn niet juist. 65

66 12. Een pees is opgebouwd uit A. dwarsgestreept spierweefsel B. glad spierweefsel C. vetweefsel D. stevig bindweefsel 13 Welke van de volgende onderdelen behoort NIET tot het centrale zenuwstelsel? A. grijze stof B. hersenen C. ruggenmerg D. ruggenmergzenuwen 14. Het parasympathische zenuwstelsel stimuleert de A. hartwerking B. hartwerking en ademhaling C. spijsvertering 15. Hoe wordt het autonome zenuwstelsel ook wel genoemd? A. centraal B. perifeer C. vegetatief D. willekeurig Beantwoord onderstaande vragen met juist of onjuist: 16. Het middendeel van een uitgegroeid pijpbeen bevat geel beenmerg Juist/onjuist 17. In het pijpbeen zorgen de epifysairschijven de diktegroei. Juist/onjuist 18. Contractie van spieren leidt altijd tot beweging. Juist/onjuist 19. Bij schrik is er een overheersing van het parasympatische zenuwstelsel. Juist/onjuist 20. Het hart ligt ventraal ten opzichte van het sternum. Juist/onjuist 66

67 6 PAAF zelftest bewegingsapparaat 2 Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de zelftest over het bewegingsapparaat gemaakt Bestudeer de theorie en je aantekeningen over het bewegingsapparaat Theorie en aantekeningen over het bewegingsapparaat Naar keuze Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Maak de zelftest over het bewegingsapparaat Werkwijze: Maak individueel de zelftest Beantwoord de vragen Het rode beenmerg verzorgt de aanmaak van bloedcellen 2. Het gele beenmerg bestaat uit vetweefsel A. 1 en 2 zijn juist B. alleen 1 is juist C. alleen 2 is juist D. 1 en 2 zijn niet juist 2. Welke bewering over de tussenwervelschijven is juist? A. ze bestaan uit been B. ze houden de wervelkolom recht C. ze werken als schokbrekers D. ze zijn alle even dik 3. Een lordose komt voor in het (1) deel en het (2) deel van de wervelkolom A. (1) cervicale, (2) lumbale B. (1) cervicale, (2) sacrale C. (1) thoracale, (2) lumbale D. (1) thoracale, (2) sacrale Het synoviaalvlies bevindt zich in een gewricht op de uiteinden van de gewrichtsvlakken. 2. Het synoviaalvlies produceert gewrichtssmeer A. 1 en 2 zijn juist B. alleen 1 is juist C. alleen 2 is juist D. 1 en 2 zijn niet juist 67

68 5. De diktegroei van het scheenbeen vindt plaats vanuit A. de epifysaire schijven B. de holte in het midden C. het kraakbeen D. het periost 6. De symfyse (= de schaambeenvoeg) vormt de verbinding tussen twee A. darmbeenderen B. heupbeenderen C. kraakbeenstukken D. zitbeenderen 7. Cervicale wervels bezitten verhoudingsgewijs een (1)--- wervelgat en een (2)--- wervellichaam A. (1) groot, (2) groot B. (1) groot, (2) klein C. (1) klein, (2) groot D. (1) klein, (2) klein 8. De grote fontanel bevindt zich tussen A. achterhoofdsbeen en slaapbeenderen B. achterhoofdsbeen en wandbeenderen C. voorhoofdsbeen en slaapbeenderen D. voorhoofdsbeen en wandbeenderen 9. Welke spieren zijn elkaars antagonisten? A. flexoren van linker arm en flexoren van rechter arm B. flexoren van linker been en extensoren van rechter been C. flexoren van rechter been en extensoren van rechter been 10. Welke spier zorgt voor extensie van het onderbeen? A. bilspier B. kuitspier C. vierhoofdige dijspier 11. In de buikwand treft men de volgende spieren aan 1. dwarse buikspieren 2. rechte buikspieren 3. binnenste schuine buikspieren 4. buitenste schuine buikspieren In de laterale buikwand treft men van binnen naar buiten aan A B C D

69 12. Hoe wordt het autonome zenuwstelsel ook wel genoemd? A. centraal B. perifeer C. vegetatief D. willekeurig 13. Het sympathische zenuwstelsel heeft invloed op hartslagfrequentie (1) en maagsapafscheiding(2). Wat is de juiste combinatie? A. (1) +(2) + B. (1) +(2) - C. (1) -(2) + D. (1) -(2) Het centrale zenuwstelsel bestaat uit A. animale en vegetatieve zenuwstelsel B. grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam C. hersenen en hersenzenuwen D. hersenen en ruggenmerg 15. Hoe noem je spieren die tegengestelde bewegingen veroorzaken? A. antagonisten B. extensoren C. flexoren D. synergisten Beantwoord onderstaande vragen met juist of onjuist: 16. In een pijpbeen zorgt het periost voor de lengtegroei. Juist/onjuist 17. In de onderarm draait de ellepijp om het spaakbeen. Juist/onjuist 18. Het sympatische zenuwstelsel activeert de productie van maagsap. Juist/onjuist 19. Het willekeurige zenuwstelsel verzorgt de contacten met de buitenwereld. Juist/onjuist 20. In geel beenmerg vindt de aanmaak van bloedcellen plaats. Juist/onjuist 69

70 6 De bedlegerige zorgvrager in verschillende houdingen installeren Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan een bedlegerige zorgvrager volgens protocol in verschillende houdingen installeren Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Print de benodigde protocollen uit Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 4 personen) Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Thema helpen bij mobiliteitsproblemen Hoofdstuk een zorgvrager helpen bij het mobiliseren Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, K, R) 1.4 Begeleiden van de zorgvrager (C, D) Verplicht Activiteit 1: - Installeer de zorgvrager in een rechtop zittende houding, - Installeer een zorgvrager in zijligging - Leg de arm van een zorgvrager hoog - Immobiliseer een been van de zorgvrager - Installeer de zorgvrager in de houding van Trendelenburg, - Installeer de zorgvrager in de houding van anti-trendelenburg, - Installeer de zorgvrager in de houding van Fowler. Werkwijze: Voer met je klasgenoten de vaardigheden volgens protocol uit in het praktijklokaal. Een student is zorgvrager en ligt in bed; een student voert de vaardigheid uit; een student leest het protocol en een student beoordeeld de uitvoer + geeft feedback. Ieder student voert de vaardigheden minimaal 1x uit. Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten 70

71 6 Actieve en passieve tillift Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan een zorgvrager verplaatsen met behulp van een tillift Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Print de protocollen uit. Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3 personen) Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk; een zorgvrager tillen en verplaatsen Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, K, R) 1.5 Begeleiden van de zorgvrager (C, D) Verplicht Activiteit 1: Gezond werken met actieve en passieve tillift Ga naar het e-learning programma van Bekijk de plaatjes en filmpjes en beantwoord de vragen. Activiteit 2: Demonstratie Volg de demonstratie: een zorgvrager tillen met de tillift, in het praktijklokaal Ervaar hoe het is om met de tillift getild en verplaatst te worden Activiteit 3; Zelfstandig oefenen met tillift - de zorgvrager van bed naar een stoel verplaatsen met de actieve lift - de zorgvrager van bed naar een stoel verplaatsen met de passieve lift Werkwijze: Ga naar het praktijklokaal en volg de demonstratie: een zorgvrager tillen en verplaatsen met een tillift Ga hierna het protocol zelfstandig oefenen aan de hand van het protocol. Een student is zorgvrager, een student voert de handeling uit, twee studenten observeren en beoordelen. Wissel door tot alle studenten geoefend hebben Bespreek met elkaar de volgende vragen: - Hoe is het om in een tillift getild en verplaatst te worden? - Hoe wil jij tijdens het tillen en verplaatsen begeleid worden door de verpleegkundige? 71

72 6 Til- en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal 1 Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan een zorgvrager volgens protocol tillen en verplaatsen. Lees het artikel over til-tips - en til en verplaatsingstechnieken (uit ondersteunend materiaal) Bestudeer theorie over helpen bij mobiliteitsproblemen (boek : ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Print de benodigde protocollen uit Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 4 personen) Helpen bij mobiliteitsproblemen/ Hoofdstuk een zorgvrager tillen en verplaatsen. - Artikel til-tips en artikel til en verplaatsingstechnieken - Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan. Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Verplicht Activiteit 1: Demonstreer de volgende til en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal - kantelen met behulp van een korte hefboom - de zorgvrager tot zit op de rand van het bed brengen - de zorgvrager van uit een liggen de positie uit bed halen - de zorgvrager rechtop in een stoel verplaatsen vanaf de voorkant - de zorgvrager rechtop in een stoel verplaatsen vanaf de achterkant - de zorgvrager ondersteunen bij het lopen - de zorgvrager ondersteunen bij het lopen met de onderarmsteun - de zorgvrager omhoog verplaatsen in bed met behulp van een glijzeil - omhoog plaatsen van de zorgvrager door de schaarlifttechniek toe te passen (passieve zorgvrager) - omhoog plaatsen van een actieve zorgvrager m.b.v. de papegaai - wisselligging m.b.v. het glijzeil - het begeleiden van een zorgvrager met loophulpmiddelen (krukken, looprekje, rollator) - gebruik van de draaischijf - het begeleiden van een zorgvrager in een rolstoel Werkwijze: Voer met je klasgenoten de vaardigheden volgens protocol uit in het praktijklokaal. Een student is zorgvrager, een student voert de vaardigheid uit en een student beoordeeld de uitvoer + geeft feedback Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaanvraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 72

73 6 Til- en verplaatsingstechnieken in het praktijklokaal 2 Mobiliteit, transfer en tiltechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan een zorgvrager volgens protocol tillen en verplaatsen. Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Print de benodigde protocollen uit Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3 personen) Studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Thema helpen bij mobiliteitsproblemen Hoofdstuk een zorgvrager tillen en verplaatsen. daarna fysieke belasting - informatiemateriaal - praktijkinformatiefolder Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, K, R) Verplicht Activiteit 1: Oefen volgens protocol onderstaande til-en verplaatsingtstechnieken: - Draai een zorgvrager die niet meer kan werken, op zijn zij - Verplaats een zorgvrager, die zich niet met de benen kan afzetten, naar achteren in bed - Verplaatst een zorgvrager, die volledig afhankelijk is, naar achteren in bed - Haal een zorgvrager, die met ondersteuning kan staan en enkele pasjes lopen, uit bed en verplaats hem in een stoel - Haal een zorgvrager, die met ondersteuning kan staan en enkele pasjes lopen, uit een stoel en plaats hem weer in bed - Haal een zorgvrager die niet instaat is met ondersteuning te staan uit bed en verplaats hem in een rolstoel - Haal een zorgvrager die niet instaat is met ondersteuning te staan uit de rolstoel en plaats hem weer in bed - Zet een zorgvrager in de juiste houding in een stoel - Til een zorgvrager met de tillift - Help een zorgvrager bij het plaatsnemen in de rolstoel, en het duwen van de rolstoel Werkwijze: Voer met je klasgenoten de vaardigheden volgens protocol uit in het praktijklokaal. Een student is zorgvrager, een student voert de vaardigheid uit en een student beoordeeld de uitvoer + geeft feedback Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten 73

74 74

75 7 Persoonlijke basiszorg Activiteit Verpleegkunde Kennis en-samenwerkingopdrachten: helpen bij persoonlijke verzorging PAAF Bouw en functie van de huid Cellen en weefstel Zelftest huid Anatomie zintuigen Het oog Het oor Zelftest zintuigen Vaardigheden Wassen van cliënt op bed Gebitsprothese verzorgen Mondverzorging Tandenpoetsen Haarverzorging: haren wassen, kammen, borstelen en opmaken Hulp bieden bij het aan-en uitkleden Scheren van de gelaatsbeharing Verzorging van handen, voeten en nagels Verzorgen van bril en contactlenzen 75

76 7 Kennis en-samenwerkingopdrachten: helpen bij de persoonlijke verzorging Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student vergroot zijn kennis over hulp bieden bij de uiterlijke verzorging en het aan en uit kleden en het wassen van een patiënt Samenwerkings opdracht m.b.v. het studieboek; Ondersteunen bij persoonlijke zorg Stem af met welke klasgenoten hoe en wanneer je de vragen en opdrachten gaat maken (Max. 4). Thema; Helpen bij de persoonlijke verzorging: Theorielokaal, studieruimte, OLC Kijk samen met je groep de vragen en opdrachten na met behulp van de antwoordmodellen (op studentenmateriaal) ThiemenMeulenhof: 2T1 Hulp bieden bij aan-en uitkleden, 2T2 Hulp bieden bij het wassen, 2T3 Hulp bieden bij de uiterlijke verzorging. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) BBL: keuze BOL: verplicht Activiteit: 1 Maak de vragen bij praktijk 1 en 2, de kennisopdracht en de samenwerkingsopdracht uit het hoofdstuk hulp bieden bij de uiterlijke verzorging in het thema Helpen bij persoonlijke verzorging Activiteit: 2 Maak de vragen bij praktijk 1, de kennisopdracht en de samenwerkingsopdracht uit het hoofdstuk hulp bieden bij het aan en uitkleden in het thema Helpen bij persoonlijke verzorging Activiteit: 3 Maak de vragen bij praktijk 1, de kennisopdracht en de samenwerkingsopdracht uit het hoofdstuk hulp bieden bij het wassen in het thema Helpen bij persoonlijke verzorging 76

77 7 PAAF Bouw en functie van de huid Persoonlijke basiszorg Resultaat De student kan de anatomie, fysiologie en functies van de huid beschrijven Praktische Zorg dat beschikking hebt over je studieboek anatomie en voorbereiding fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Bestudeer uit je boek Anatomie en fysiologie hoofdstuk 9 tot 9.4 de theorie over de huid. Noteer eventuele vragen en opmerkingen. Theorie Theorie over de huid, 9.1 t/m 9.5 Locatie Leslokaal, thuis, mediatheek Evaluatie Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent Werkproces competentie 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht/keuze Verplicht: activiteit 1, 4 en 5 Keuze: activiteit 2, 3 en 6 Activiteit 1: verplicht Bestudeer uit je boek Anatomie en fysiologie hoofdstuk 9 tot 9.4 de theorie over de huid. Noteer eventuele vragen en opmerkingen. Activiteit 2: keuze Kijk eventueel naar de videoband/dvd genaamd De huid, ons levend schild of blok 77 uit de serie Biobits (bovenbouw) ; beide videobanden/dvd s gaan over de bouw en functies van de huid. Noteer de belangrijkste zaken. Activiteit 3: keuze Ga naar Bioplek.org (bovenbouw) Inhoud theorie animaties homeostase huid; doorloop de site, maak evt. aantekeningen 77

78 Activiteit 4: verplicht Maak de opdracht over de bouw en functies van de huid (geel) I II 3 III (blauw en rood) Benoem in het model van de huid de genummerde onderdelen I, II, III (de drie lagen van de huid!) en 1 t/m 12. N.B.: De lagen I, II en III ook in het Latijn. 2a. Welke laag, die onderin nr. 2 zit, verzorgt de groei van de opperhuid? 2b. Geef twee synoniemen voor deze laag. 3. Maak de volgende invuloefening. 3a. Laag I De buitenste laag is niet glad maar geribbeld en geeft waterdichtheid, stevigheid en bevat keratine. Deze laag heet:.. Daaronder zit een laag levende cellen: de slijmlaag. Deze groeit vanuit de kiemlaag (= de moederlaag). Deze cellen schuiven op naar de buitenste laag, transformeren en verlaten de huid als schilfers. In de kiemlaag zitten tevens cellen die zorgen voor de kleur van de huid, deze cellen heten.. 78

79 3b. Laag II De tweede laag van de huid bestaat uit bindweefsel en is weer te verdelen in de.. laag en de..laag. Deze laatste laag is elastisch en stevig door.. Als de huid erg wordt uitgerekt in korte tijd kunnen er scheurtjes in de lederhuid ontstaan, deze noemen we.. In de lederhuid bevinden zich tal van structuren zoals..,..,.. en 3c. Laag III Deze derde laag bevat vooral veel..cellen. 4 Door de bloedvaten van welke laag worden stoffen opgenomen bij een: 4a. intracutane injectie; 4b. subcutane injectie; 4c. intramusculaire injectie en 4d. intraveneuze injectie? 5a. Hoe reageert de huid op extreme warmte? 5b. En hoe reageert de huid op extreme koude? 5c. Welke extra maatregelen treft het lichaam in geval van extreme koude? 6a. Waardoor wordt de splijtrichting van de huid bepaald? (Zie plaatje hieronder) 6b. Waarom is het kennen van de splijtrichting van belang? 7a. Welke weefsels tref je aan in een borstklier? 7b. Welk hormoon zorgt bij het meisje voor de borstontwikkeling tijdens de puberteit? 79

80 8c. Wanneer vindt sterkere groei van de borstklieren plaats? 8d. Welke hormonen beïnvloeden respectievelijk de melkproductie en de melkejectie (het toeschieten van de melk)? 9. Noem vijf verschillende functies van de huid. 10. Waartoe dienen haren, nagels, talgklieren en cerumenklieren? Activiteit 5; verplicht Zoek de betekenis op van de vreemde woorden 1. cerumenklier = 2. collagene vezels = 3. cutis = 4. dermis = 5. epidermis = 6. subcutis = 7. mamma = 8. vasodilatatie = 9. vasoconstrictie = 10. melanocyt = 80

81 7 PAAF zelftest huid Persoonlijke zorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de zelftest over de huid gemaakt Bestudeer de theorie en je aantekeningen over de huid Theorie en aantekeningen over de huid Naar keuze Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) keuze Activiteit: Maak de zelftest over de huid Werkwijze: Maak de individueel de zelftest Omcirkel het juiste antwoord 1. Tot welke laag hoort de moederlaag of matrix? a. hoornlaag b. lederhuid c. onderhuids bindweefsel d. slijmlaag 2. Welke opmerking is niet juist? a. de hoornlaag bestaat uit levende cellen b. de lederhuid bevat veel bloedvaten c. de slijmlaag is onderdeel van de opperhuid d. in de lederhuid zitten zweetklieren 3. In welke laag van de huid zitten de pigmentcellen? a. de lederhuid b. de hoornlaag c. de slijmlaag d. het onderhuids bindweefsel 4. In welke laag van de huid vind je de meeste vetcellen? a. de lederhuid b. de hoornlaag c. de slijmlaag d. de subcutis 81

82 5. Zweetuitscheiding speelt een belangrijke rol bij: a. de warmte isolatie b. de warmte regulatie c. het vochtig houden van de huid d. het regelen van het water en zoutgehalte van het lichaam 6. In welk deel van de huid liggen voornamelijk de tastzintuigen? a. de hoornlaag b. de lederhuid c. de slijmlaag d. de subcutis 7. Het rood worden bij warmte of blozen is het gevolg van: a. bloedvatvernauwing in de epidermis/opperhuid b. bloedvatvernauwing in de lederhuid c. bloedvatverwijding in de epidermis/opperhuid d. bloedvatverwijding in de lederhuid 8. De lichaamstemperatuur wordt geregeld vanuit de: a. hersenschors b. hypothalamus c. hypofyse d. ruggenmerg 9. Iemand heeft een bloedende schaafwond. Welke laag is (of welke lagen) zijn in ieder geval beschadigd? a. de hoornlaag b. de hoornlaag en de kiemlaag c. de hoornlaag de kiemlaag en de lederhuid d. de hoornlaag, de kiemlaag, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel 10. Kijk naar de volgende lagen: 1. kiemlaag 2. hoornlaag 3. onderhuids bindweefsel 4. lederhuid In welke volgorde worden deze lagen gepasseerd door een injectienaald? a. 1,2,3,4 b. 1,2,4,3 c. 2,1,4,3 d. 2,4,1,3 82

83 7 PAAF Cellen en weefsels Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de onderdelen van de cel en hun functies noemen en kan aangeven welke weefsels er in het lichaam zitten en wat de eigenschappen zijn van die verschillende weefsels. Zorg dat beschikking hebt over je studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse Theorie over cellen en weefsels Leslokaal, thuis, mediatheek Kijk de activiteit na met behulp van het boek. Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht Activiteit 1 Bestudeer uit je boek Anatomie en fysiologie de theorie over cellen (hoofdstuk 1.1 tot en 1.4) en weefsels (hoofdstuk 1.9). Noteer eventuele vragen en opmerkingen. Activiteit 2 Maak individueel aan de hand van een tekening van de cel de activiteit over de celorganellen en hun functies. TEKENING CEL Op de volgende pagina tref je een tekening aan van de cel met in die tekening de verschillende celonderdelen (organellen). Vul de lijst in op de pagina daarna, waarin per organel gevraagd wordt wat de functie is van dat betreffende celonderdeel. Hieronder zie je wat andere plaatjes van de cel. Tip: bioplek.org 83

84 Benoem bij bovenstaande tekening van de cel de functies van de aangegeven onderdelen 1 t/m 11 + overige organellen in het schema op de volgende pagina

85 Nr. Celonderdeel Functie(s) Lysosoom Celmembraan Mitochondrion Ruw endoplasmatisch reticulum (ruw e.r.) Cytoplasma Kernmembraan Kernmembraanporie Nucleus = celkern Kernlichaampje Ribosomen Golgi-apparaat Glad e.r. Centriolen Microfilamenten Ophoping van DNA-bouwstoffen Activiteit 3 Weefsels Maak individueel de activiteit en oefening over weefsels. De histologie vormt een onderdeel van de microscopische anatomie en bestudeert weefsels. Een weefsel is een groep cellen bijeen met dezelfde bouw en functie. Weefsels kunnen we in vier soorten indelen: steunweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel en dekweefsel (inclusief klierweefsel). In onderstaande invuloefening worden per weefselsoort de kenmerkende eigenschappen en een eventuele verdere indeling uitgewerkt. Er wordt ook gevraagd naar de structuren en organen in het lichaam waar je die weefselsoort tegenkomt. 85

86 Vul onderstaand schema in: 1. DEKWEEFSEL (inclusief klierweefsel) De cellen van dekweefsel zitten dicht opeen. Tussen de cellen van dekweefsel zit geen ruimte, zelfs niet voor bloedvaten. Dekweefsel bekleedt de buitenkant van het lichaam, de slijmvliezen van de holle organen die in verbinding staan met buiten: epitheel. Verder bekleedt dekweefsel de lichaamsholten, zoals de buikholte: mesotheel. De binnenbekleding van het hart, de bloed- en lymfevaten heet endotheel. Epitheel komt het vaakst voor en dit epitheel kunnen we verder indelen op grond van de celvorm, het aantal cellagen en eventuele bijzondere kenmerken: a. plaveiselepitheel bestaat uit platte cellen: éénlagig plaveiselepitheel bevindt zich in de ; meerlagig plaveiselepitheel met oppervlakkige hoorncellen vormt de buitenste laag van je ; b. kubisch epitheel bevindt zich in klieren en urinewegen; c. hoge, zogenaamde cilindrische epitheelcellen (foto) bekleden de darm aan de binnenkant; trilhaarepitheel (cilindrische cellen + trilharen) bevindt zich.. in je 2. STEUNWEEFSEL De kenmerkende eigenschap van steunweefsel is dat tussen de cellen van het steunweefsel in zich bevindt. Steunweefsel kan verder ingedeeld worden van zacht naar hard. a. Het zachtste steunweefsel heet ; we onderscheiden meerdere soorten: 1. collageen/stevig bevindt zich in en ; 2. elastisch in en ; 3. vetweefsel bevindt zich in. b. Kraakbeen is een stuk buigzamer. Dit weefsel kan een spiegelglad laagje vormen of elastisch zijn of juist erg sterk. In je lichaam kom je kraakbeen op tal van plekken en in tal van structuren en organen tegen. Noem vier voorbeelden van deze plaatsen:,, en c. Het hardste weefsel in je lichaam is. Dit weefsel ontleent zijn hardheid aan de kalkzouten tussen de cellen in. Je komt dit weefsel tegen overal in 86

87 Vet Bot Kraakbeen Bindweefsel 3. SPIERWEEFSEL Spierweefsel bestaat uit langgerekte cellen die kunnen contraheren (= samentrekken). Spierweefsel kunnen we verder indelen en wel als volgt: a. dwarsgestreept spierweefsel wordt zo genoemd vanwege de onder de microscoop zichtbare. Dit spierweefsel is in staat tot snelle samentrekkingen, is vermoeibaar en wordt voor wat betreft de werking voorzien van prikkels uit het zenuwstelsel. Je komt dwarsgestreept spierweefsel tegen in bijv. en. b. bij glad spierweefsel ontbreekt de dwarsstreping. De cellen zien er spoelvormig uit en trekken langzaam samen. Glad spierweefsel is onvermoeibaar en bevindt zich in tal van structuren en organen in het lichaam, bijv., en... Glad spierweefsel wordt geïnnerveerd (= van zenuwimpulsen voorzien) vanuit het zenuwstelsel. c. Hartspierweefsel hoe kan het ook anders- bevindt zich in de hartwand. Hartspierweefsel verenigt enkele eigenschappen van de twee bovenstaande spiersoorten: (omcirkel steeds het juiste antwoord) hartspiercellen hebben een dwarsgestreept uiterlijk/spoelvorm; ze zijn in staat/niet in staat tot snelle contracties; hartspiercellen zijn snel vermoeibaar/onvermoeibaar; hartspierweefsel wordt geïnnerveerd vanuit het willekeurige/onwillekeurige zenuwstelsel. Hart Dwarsgestreept Glad 87

88 4. ZENUWWEEFSEL Zenuwweefsel bestaat uit twee soorten cellen: neuronen en gliacellen. Neuronen bestaan uit een, vele kleine en één (of twee) lange Zenuwweefsel zit onder andere in je en ; om een lange uitloper heen zit de stof. Zenuwweefsel Hieronder staat een aantal plaatsen in het lichaam genoemd. Zet er de weefselstructuur achter. Doe dit zo gedetailleerd mogelijk. Geef bij spierweefsel bijvoorbeeld aan of het glad of dwarsgestreept is. Geef bij epitheel aan of het plaveiselepitheel (éénlagig of meerlagig), kubisch epitheel, cilindrisch epitheel of trilhaarepitheel is. 1. armspieren:.. 2. bloedvaten (binnenkant):. 3. dunne darm (binnenkant):.. 4. gewrichtsvlakken: hersenen:.. 6a. opperhuid:.. 6b. lederhuid:.. 6c. subcutis:.. 7. longblaasjes:.. 88

89 8. luchtpijp (binnenkant): 9. maagspierlaag: 10. meniscus: neus (binnenkant): 12. oorschelp: pezen: schaambeenvoeg: spierschede: talgklier: tussenwervelschijf: Activiteit Vul individueel de lijst met vreemde woorden in over de cel en weefsels. 1. collagene vezels = 2. contraheren = 3. cytoplasma = 4. endotheel = 5. epitheel = 6. mesotheel = 7. dendriet = 8. neuriet = 9. neuron = 10. histologie = 11. cytologie = 12. myofibrillen = 89

90 Activiteit 4 Maak individueel de m.c.-vragen over weefsels. 1. Wat is juist? I. Epitheel bevat geen bloedvaten. II. Epitheel bezit soms tussencelstof. a. I en II zijn juist. b Alleen I is juist. c. Alleen II is juist. d. I enii zijn niet juist. 2. Glad spierweefsel treft men o.a. aan in de wand van a. Buik. b. Hart. c. Slokdarm. 3. Tot welk weefsel behoort een kliercel? a. Dekweefsel. b. Spierweefsel. c. Steunweefsel. 4. Tot welk type weefsel behoren cellen met trilharen? a. Dekweefsel. b. Spierweefsel. c. Steunweefsel. d. Zenuwweefsel. 5. Een spiercel is hetzelfde als een a. Spierbundel b. Spiervezel c. Spiereiwit 6. De mergschede van een motorische zenuwcel bevindt zich rondom een a. Dendriet. b. Neuriet. c. Neuron. d. Zenuwcellichaam. 90

91 7 PAAF anatomie zintuigen Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de anatomie en fysiologie van de zintuigen beschrijven Zorg dat beschikking hebt over je studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse. Zorg dat je beschikking hebt over wandplaten en modellen over de zintuigen (via docent) Theorie over de zintuigen: oor en oog Leslokaal, thuis, mediatheek Kijk de deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) verplicht Activiteit 1: Bekijk de dvd over ons lichaam/de zintuigen uit de mediatheek Activiteit 2: Vul de vreemde woordenlijst in 1. accommoderen = 2. conjunctiva = 3. cornea = 4. iris = 5. receptor = 6. retina = Activiteit 3 Benoem de onderdelen van het oog en oor a.d.h.v. een model Werkwijze Bestudeer theorie over de anatomie van het oog en oor Regel via de docent een model over het oog en oor Benoem de onderdelen van het oog en oor a.d.h.v. een model 91

92 7 PAAF Het oog Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de anatomie, fysiologie en functies van het oog beschrijven Zorg dat beschikking hebt over je studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse en bestudeer het hoofdstuk over de zintuigen Noteer eventuele vragen en opmerkingen. Theorie over de zintuigen Leslokaal, thuis, mediatheek Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht Activiteit 1 Benoem in het plaatje de onderdelen. De onderstreepte nummers ook in het Latijn

93 Waardoor zijn de ogen redelijk beschermd? Hoe heten de 3 vliezen die het oog omgeven? 1. Hoe heet de sterke kromming aan de voorkant... Wat is de functie van dit vlies? 2. Wat bevindt zich hier en waarom?... Hoe heet het deel met de specifieke kleur?... Hoe heet het gat in het midden en hoe werkt zijn reflex? Wat zit er bevestigd aan de rand van dit vlies en hoe heet deze rand? 3. Hoe heet het meest gevoelige deel van dit vlies? Met welk deel van dit vlies kunnen we niets waarnemen?... Op de volgende manier kun je bij jezelf de blinde vlek aantonen: Trek een lijn van 9 cm. Zet links ervan een kruis en rechts ervan een dikke stip Sluit het rechter oog en fixeer met het linker oog op de vlek. Beweeg het papier langzaam naar je oog. Wat signaleer je? Hoe heten de 2 verschillende zintuigcellen en wat kunnen we met hen waarnemen? Maak een tabel en geef de volgende 6 kenmerken een plaats bij de staafjes of de kegeltjes. 1. ligging aan de rand/ligging direct tegenover de lens 2. minder/meer 3. overdag/avond, nacht 4. zwart wit/kleur 5. minder gevoelig/heel gevoelig 6. scherpe waarneming/minder scherpe waarneming Wat gebeurt er in de zintuigcellen met de lichtprikkels?... Wat gebeurt er vervolgens met deze prikkels?... Hoe kan het dat je eerst niets kunt zien als je een donkere ruimte binnen komt en na verloop van tijd kun je wel voorwerpen zien? Wat bevindt zich in de oogkamers? Waar wordt dat gemaakt? Hoe vindt de afvoer plaats? Wat is de functie hiervan? Waar zit de lens in het oog?... En waar zit het aan vast?... Beschrijf het verloop van een lichtstraal in het oog. Wat kunnen we met de lens? Lees in je boek het stuk over accommoderen 93

94 Vul in of omcirkel het juiste: De ooglens in rust is ingesteld op ver weg/ dichtbij zien. Als we een voorwerp dichtbij scherp willen zien gaan we... Dan wordt de lens boller/ platter. Dit kost geen/wel energie Wat gebeurt er met de lens als we ouder worden?... Hoe noemt men dit en met wat voor lens kun je dit corrigeren? Een bijziend persoon kan goed... zien en niet goed... Deze persoon zal een positieve/negatieve lens nodig hebben. Deze mensen zullen op oudere leeftijd steeds meer de bril afzetten om goed te kunnen lezen en vervolgens een leesdeel ingeslepen krijgen (Varilux). Wat biedt het oog bescherming aan de buitenkant? Welke reflex biedt extra bescherming? Hoe heet het dunne vliesje over het hoornvlies? Hoeveel spieren zitten er aan het oog en welke bewegingen kunnen we daardoor maken? Beschrijf de onderdelen van het traanapparaat. Wat is de functie van het traanvocht? Waar komt het traanvocht uiteindelijk in terecht? Waarom hebben mensen wenkbrauwen? 94

95 Activiteit 3 Vul de onderstaande tabel in. Kenmerken of functies Delen Is stevig, beschermt het oog en is wit van kleur. Is een voortzetting van het harde oogvlies aan de voorkant en is doorzichtig. Bevat veel bloedvaten en voedt het oog. Is een voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant en is verantwoordelijk voor de kleur van het oog. Is de opening in de iris. Bevat de zintuigcellen Is de plaats in het centrum van het netvlies. Geleidt impulsen van het oog naar de hersenen. Is de plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat. Zit achter de iris en de pupil en zorgt ervoor dat je scherp kunt zien. Is de geleimassa in het oog, houdt de oogbolvorm gehandhaafd en het netvlies op zijn plaats. Kunnen het oog in de gewenste richting draaien 95

96 7 PAAF Het oor Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de anatomie, fysiologie en functies van het oor beschrijven Zorg dat beschikking hebt over je studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Bastiaanse en bestudeer het hoofdstuk over de zintuigen. Noteer eventuele vragen en opmerkingen. Theorie over de zintuigen Leslokaal, thuis, mediatheek Kijk de activiteit na met behulp van het antwoordmodel Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht Activiteit 1 Benoem in het plaatje de onderdelen

97 Het oor bestaat uit 3 delen, namelijk: De taak van de afzonderlijke delen is:.. Waaruit bestaat het uitwendige oor? Beschrijf de bouw en benoem welk onderdeel er zich aan het eind bevindt? Wat kun je beschadigen als je met een scherp voorwerp het oor schoon maakt?hoe heet de ruimte van het middenoor en wat bevindt zich hier? Door welk bot is deze ruimte omgeven? Waarmee is de buis van Eustachius een verbinding? Wat vormt de scheiding met het binnenoor? Bevat het binnenoor lucht of vloeistof? Wat bevindt zich verder in het binnenoor? In het slakkenhuis zit het orgaan van Corti. Waaruit bestaat het orgaan van Corti en wat zal hier dus plaats vinden? Hoe wordt informatie van het oor (en het evenwichtsorgaan!) naar de hersenen gebracht? Beschrijf hoe het geluid zich in het oor zich voortplant en uiteindelijk naar de hersenen gaat. Hoe kan keelontsteking snel overgaan in middenoorontsteking? Welke geluiden zijn niet goed meer te horen als we ouder worden? Wat raakt er blijvend beschadigd als we langdurig aan extreem harde geluiden blootstaan? Wat bevindt zich naast het slakkenhuis zich nog meer in het binnenoor en vormt het evenwichtsorgaan? Wat bevindt zich in deze onderdelen? 97

98 Hoe informeren deze onderdelen van het evenwichtsorgaan de hersenen over de stand van het hoofd (het lichaam)? Wat gebeurt er bij overmatige prikkeling van het evenwichtsorgaan? Welk zintuig(en) werken nauw samen met het evenwichtsorgaan? Wat gebeurt er als deze informatie niet met elkaar klopt? 98

99 7 PAAF Zelftest zintuigen Persoonlijke verzorging Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student toont zijn kennis over de zintuigen door het maken van de zelftest Bestudeer de theorie en je aantekeningen over de huid Theorie en aantekeningen over de huid Naar keuze Kijk de test na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) keuze Activiteit: Maak individueel de zelftest over de zintuigen 1. Wat is de functie van sensoren? a. opvangen van prikkels b. vertalen van prikkels in elektrische impulsen c. door geven van impulsen aan het zenuwstelsel d. alle bovengenoemde functies 2. Welke bewering over de sensoren is waar? a. de smaak is een chemosensor b. de reuk is een mechanosensor c. de staafjes in het oog zijn thermosensoren d. het horen is een chemosenor 3. De punt van de tong is gevoelig voor: a. zoete etenswaren b. zure etenswaren c. bittere etenswaren d. zowel zoete, als zure als bittere etenswaren 4. De cornea is een andere naam voor: a. het harde oogvlies b. het hoornvlies c. het regenboogvlies d. de ooglens 5. De retina is de (1). Laag van de oogbol, waarin de (2).. liggen a. (1) binnenste (2) zintuigcellen b. (1) middelste (2) zintuigcellen c. (1) middelste (2) staafjes d. (1) buitenste (2) kegeltjes 6. De voorste oogkamer ligt tussen: 99

100 a. de iris en de lens b. de lens en het glasachtig lichaam c. het glasachtig lichaam en het netvlies d. het hoornvlies en de iris 7. De functie van traanvocht is.. a. voeding van het oogbindvlies en het hoornvlies b. wegspoelen van vuil en stofdeeltjes c. voorkomen dat de cornea uitdroogt d. traanvocht heeft alle bovengenoemde functies 8. Wanneer je deze regel leest, dan de stand van de ooglens (1) en de accomodatiespier is daarbij (2). a. (1) plat, (2) gespannen b. (1) plat, (2) ontspannen c. (1) bol, (2) gespannen d. (1) bol, (2) ontspannen 9.Onder accommodatie van het oog verstaan we: a. het aanpassen van de vorm van de ooglens b. het aanpassen van de vorm van het glasachtig lichaam c. het aanpassen van de vorm van hoornvlies d. het aanpassen van de vorm van het regenboogvlies 10. Kijk naar het volgende: 1. hoornvlies 2. voorste oogkamer 3. lens 4. achterste oogkamer 5. gele vlek 6. oogzenuw 7. pupil 8. glasachtig lichaam In welke volgorde wordt licht doorgegeven? a b c d Het buitenoor is opgebouwd uit: a. de oorschelp b. de oorschelp en de gehoorgang c. de oorschelp, de gehoorgang en het trommelvlies d. de oorschelp, de gehoorgang, het trommelvlies en de buis van Eustachius 100

101 12. Wat is de functie van het oorsmeer? a. houdt het trommelvlies soepel b. geeft stevigheid aan de uitwendige gehoorgang c. versnelt de geleiding van het geluid naar het trommelvlies d. versterkt het geluid in de gehoorgang 13. Kijk naar het volgende: 1. trommelvlies 2. aambeeld 3. stijgbeugel 4. ovale venster 5. hamer 6. slakkenhuis De voorgeleiding van het geluid verloopt als volgt: a b c d De buis van Eustachius ligt a. in het middenoor b. tussen het buitenoor en de keelholte c. tussen middenoor en de keelholte d. tussen het binnenoor en de keelholte 15. Wat is de functie van de buis van Eustachius? a. voorgeleiding van het geluid b. aanpassing van de luchtdruk in het middenoor c. afvoer van oorsmeer d. verzwakking van te sterke geluiden 16. Het slakkenhuis is onderdeel van het.. a. buitenoor b. middenoor c. binnenoor d. evenwichtsorgaan 17. In het slakkenhuis wordt.. waargenomen a. geluid b. de snelheid van het lichaam c. de stand van het hoofd d. draaiingen van het hoofd 18. Het evenwichtsorgaan bestaat uit a. drie halfcircelvormige kanalen b. het ronde zakje c. het ovale zakje d. alle drie de genoemde structuren 101

102 19. De halfcirkelvormige kanalen zijn gevuld met: a. lucht b. vocht c. taai slijm d. kristallen 20. De zintuigcellen die het geluid waarnemen bevinden zich in: a. het orgaan van Corti b. in de halfcirkelvormige kanalen c. in het middenoor d. in de buis van Eustachius 102

103 7 Wassen op bed Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan volgens protocol een volledig wasbeurt op bed geven. Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Print het protocol uit. Neem zelf mee - 2 handdoeken en washandjes, - zwemkleding, - zeep / shampoo Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3 personen) Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 2 Hulp bieden bij wassen Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan. Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) verplicht Activiteit: Geef volgens een protocol een volledige wasbeurt op bed. Werkwijze: Activiteit 1; Ga naar het praktijklokaal samen met je klasgenoten. Was om de beurt volgens het protocol de pop op bed. Een student voert de handeling uit, de ander leest het protocol voor en geeft feedback. Activiteit 2; Ga naar het praktijklokaal samen met je klasgenoten en geef elkaar volgens protocol een wasbeurt op bed. Een student ligt in bed, een student voert de handeling uit, de ander leest het protocol voor en geeft feedback. o Bespreek met elkaar hoe het is om door een ander verzorgd te worden. Wat doet dit met jou gevoel van eigenwaarde o Tijdens het wassen kun je de zorgvrager meteen observeren, waar kun je op letten? Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid gegaan is. Ruim de gebruikte spullen op en laat de pop in het bed achter zoals je het aangetroffen hebt. Zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. 103

104 7 Tanden poetsen Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan volgens protocol het gebit van een zorgvrager poetsen Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Print het protocol over het reinigen van het gebit uit Stem af met welke klasgenoten je deze vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3) Neem zelf mee: - Tandenborstel en tandpasta Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E,F, K, R) BBL; Keuze BOL: Verplicht Activiteit: Poets volgens protocol het gebit van je klasgenoot Werkwijze: Ga naar het praktijklokaal met je klasgenoot om de vaardigheid te oefenen Eén student is zorgvrager, één student voert de handeling uit en één student leest het protocol voor en geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Evalueer de vaardigheid aan de hand van het protocol Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. 104

105 7 Gebitsprothese verzorgen Persoonlijke basiszorg Leerdoel Praktische voorbereiding Theoretische voorbereiding Locatie Evaluatie Werkproces Competenties Verplicht/keuze De student kan volgens protocol een gebitsprothese verzorgen. Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Print het protocol over het reinigen van het gebit en gebitsprothese uit (GHZ onderwijs protocollen) Stem af met welke klasgenoot je deze vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal. Thema: Helpen bij de persoonlijke verzorging/ Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal Evalueer de vaardigheid met behulp van het protocol en observatieformulier 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, K, R) Keuze Activiteit: Verzorg een boven- en onderkant van een gebitsprothese volgens protocol. Let op: Er zijn gebitsprotheses aanwezig om deze vaardigheid te oefenen. Plaats deze echter niet in de mond van de pop(pen). De mondhoeken van de poppen zijn erg kwetsbaar en scheuren snel uit. Werkwijze: Ga naar het praktijklokaal met je klasgenoot om de vaardigheid te oefenen Een student voert de handeling uit; een student leest het protocol voor en geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Evalueer de vaardigheid aan de hand van het protocol, Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. 105

106 7 Mondverzorging Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan in een oefensituatie volgens protocol aan een zorgvrager mondverzorging geven Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Print het protocol over het reinigen van het gebit uit Stem af met welke klasgenoten je deze vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3) Regel zonodig het praktijklokaal en materialen Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheid met behulp van het protocol Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Verplicht Activiteit: Geef de zorgvrager mondverzorging volgens protocol Werkwijze: Ga naar het praktijklokaal met je klasgenoten om de vaardigheid te oefenen Eén student is zorgvrager, één student voert de handeling uit en één student leest het protocol voor en geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Evalueer de vaardigheid aan de hand van het protocol Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. 106

107 7 Haarverzorging Haren wassen, kammen, borstelen en opmaken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan in een oefensituatie het haar van een zorgvrager wassen, kammen, borstelen en opmaken volgens protocol Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Stem af met welke klasgenoot je deze vaardigheden gaat oefenen (maximaal 2), print het protocol uit. Neem zelf mee: - 2 handdoeken en washandjes, - Shampoo en stylingsproducten - Borstel, kam, speldjes Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal, leslokaal Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Verplicht Activiteit: Ga het haar van een zorgvrager wassen, kammen, borstelen en opmaken. Houdt daarbij rekening met diens wensen. Werkwijze: Ga in tweetallen aan het werk Een student voert de handeling uit; een student laat zich verzorgen en geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Verzorg het haar van je klasgenoot volgens protocol, en houd hierbij rekening met zijn/haar wensen Laat je haar wassen, kammen, borstelen en opmaken door je klasgenoot Bespreek: - hoe het is om door een ander verzorgd te worden. - hoe het is om een ander te verzorgen - wat belangrijke aandachtspunten zijn bij de verzorging van haren - ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid gegaan is. 107

108 7 Hulp bieden bij het aan en uitkleden Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan een pyjama jasje, nachthemd en infuusjasje verschonen bij een zorgvrager volgens protocol. Zorg dat je beschikking hebt over het studieboek Ondersteunen bij persoonlijke zorg Print het protocol pyjamajasje/infuusjasje verschonen bij een zorgvrager uit Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3 personen) Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: hoofdstuk 1Hulp bieden bij het aan en uitkleden Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F,K, R) Verplicht Activiteit: Trek een pyjamajasje aan en uit bij een zorgvrager volgens protocol Trek een nachthemd aan en uit bij een zorgvrager volgens protocol Doe een infuusjasje aan bij een zorgvrager volgens protocol Werkwijze Voer met je klasgenoten onderstaande vaardigheden volgens protocol uit: het aan- en uitkleden van een pyjama jasje bij een zorgvrager het aan- en uitkleden van een nachthemd bij een zorgvrager het aandoen van een infuusjasje bij een zorgvrager Een student ligt in bed, een student voert de vaardigheid uit en een student leest het protocol voor en geeft feedback. Evalueer de vaardigheid aan hand van het protocol Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten 108

109 7 Scheren van de gelaatsbeharing Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan volgens protocol het gelaat van een zorgvrager scheren Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Print de volgende protocollen uit: - Elektrisch scheren van de gelaatsbeharing - Nat scheren van de gelaatsbeharing Stem af met welke klasgenoten je deze vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3) Neem zelf mee: - Spullen voor nat scheren - Spullen voor droog scheren Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van de protocollen Evalueer met je klasgenoten hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, K, R) Keuze Activiteit: Ga volgens protocol de gelaatsbeharing van een zorgvrager elektrisch scheren Ga volgens protocol de gelaatsbeharing van een zorgvrager nat scheren Werkwijze: Ga naar het praktijklokaal met je klasgenoot om de vaardigheid te oefenen Eén student is zorgvrager, één student voert de handeling uit en één student leest het protocol voor en geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Evalueer de vaardigheid aan de hand van het protocol Ruim de gebruikte spullen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. 109

110 7 Verzorging van handen, voeten en nagels Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de handen, voeten en nagels van een zorgvrager verzorgen Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Stem af met welke klasgenoot je deze vaardigheden gaat oefenen (maximaal 2) Neem zelf mee: - Nagelschaar, vijl - Nagelremover, gaasjes - Evt. nagellak - handolie/crème Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal, leslokaal Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) Keuze Activiteit: Verzorg de handen, voeten en nagels van een klasgenoot Houdt daarbij rekening met diens wensen. Werkwijze: Ga in tweetallen aan het werk en bespreek: - wat zijn belangrijke aandachtspunten bij de verzorging van handen, voeten en nagels - welke observaties kun je doen tijdens de verzorging van handen, voeten en nagels - welke materialen heb je nodig om hand, voet - en nagelverzorging te geven Verzorg de handen, voeten en nagels van je klasgenoot, en houd hierbij rekening met zijn/haar wensen. Masseer de handen en voeten van je klasgenoot (keuze). Laat je handen, voeten en nagels verzorgen door je klasgenoot Bespreek: - hoe het is om door een ander verzorgd te worden. - hoe het is om een ander te verzorgen - Onderzoek: - wat zijn belangrijke aandachtspunten bij de verzorging van handen, voeten en nagels - welke observaties kun je doen tijdens de verzorging van handen, voeten en nagels - welke materialen heb je nodig om hand, voet - en nagelverzorging te geven Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid gegaan is. 110

111 7 Verzorging van ogen en contactlenzen Persoonlijke basiszorg Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan in een oefensituatie de ogen, de bril en contactlenzen verzorgen van een zorgvrager Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Stem af met welke klasgenoot je deze vaardigheden gaat oefenen (maximaal 2) Regel zonodig het praktijklokaal en materialen Thema Helpen bij de persoonlijk verzorging: Hoofdstuk 3 Uiterlijke verzorging Praktijklokaal, leslokaal Bespreek je onderzoek met behulp van het antwoordmodel uit het ondersteunend materiaal Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, K, R) keuze Activiteit: Verzorg de ogen van een zorgvrager volgens protocol Verzorg de bril van een zorgvrager Verzorg de contactlenzen van een zorgvrager Werkwijze: Ga in tweetallen aan het werk en onderzoek: - wat zijn belangrijke aandachtspunten bij de verzorging van ogen, bril en contactlenzen - welke materialen heb je nodig bij de verzorging van ogen, bril en contactlenzen Verzorg de ogen, bril en/of contactlenzen van een zorgvrager. Een student is zorgvrager en geeft feedback, één student voert de vaardigheid uit Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid gegaan is. 111

112 112

113 8 Vitale functies Activiteiten Verpleegkunde Observatie pols en bloeddruk Observatie ademhaling De lichaamstemperatuur PAAF Oriëntatie hart Circulatie, lichaamsvloeistoffen en hart Hart en circulatie Bouw en functie bloedvaten Latijnse woorden circulatie Stellingen en circulatie Scheikundige symbolen Zelftest scheikunde Bloeddruk Herhaling bouw en functie bloedvaten Herhaling circulatie Herhalingsopdracht bloedcellen Bouw ademhalingsstelsel Latijnse woorden ademhaling Zelftest ademhaling Lichaamstemperatuur en afwijkingen van de lichaamstemperatuur Vaardigheden De bloeddrukmeter Het opmeten van de bloeddruk Invullen van de temperatuurlijst Meten van lichaamstemperatuur Observeren van de ademhaling en meten van de hartslag 113

114 8 Observatie pols en bloeddruk Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft - de polskwaliteiten benoemd en hun normale waarden aangeven; - de normaal waarden van een bloeddruk benoemd - de betekenis van verschillende begrippen van de vitale functies omschreven Bestudeer theorie over vitale functies bewaken in je anatomieboek en verpleegkunde boek ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Vitale functies, pols, bloeddruk Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk activiteit 1 en 2 na met behulp van het antwoordmodel. Het antwoord van activiteit 1 kun je vinden bij antwoormodellen Thiemehoff. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht Activiteit 1 (keuze) Maak de vragen van de kennisopdracht behorend bij het thema De vitale functies bewaken. Activiteit 2 (verplicht) Maak de onderstaande vragen over vitale functies. Pols Waar kan de polsslag gevoeld worden en welke plaats verdient de voorkeur? Hoe moet polstellen worden uitgevoerd? Noem 4 kwaliteiten van de pols en hun normale waarden. Beschrijf de volgende begrippen: 1. frequentie; 2. equaliteit/inaequaal 3. regulariteit/ irregulair 4. tachycardie 5. bradycardie 6. extrasystole 7. weke pols. Bloeddruk Leg uit hoe we tensie meten (wat gebeurt er, waar let je op, wat neem je waar, hoe voer je het uit) Wat zijn de normale waarden van de tensie noemen. Beschrijf de volgende begrippen omschrijven: 1. bloeddruk; 2. systolische bloeddruk; 3. diastolische bloeddruk; 4. polsdruk; 5. hypertensie; 6. hypotensie. 114

115 8 Observaties van de ademhaling Vitale functie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft: - De normale observatiepunten en de normale waarde van de ademhaling benoemd - De betekenis van verschillende begrippen van de ademhaling omschreven Zorg dat je beschikt over het boek: ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Boek: het ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Hoofdstuk: het bewaken van de vitale functies Theorielokaal/ studieruimte Kijk deze na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht Activiteit 1 Maak onderstaande vragen 1. Wat zijn normale waarden en normale observatiepunten van de ademhaling? (snelheid, diepte, houding, geur, kleur van de huid). 2. Omschrijf de volgende begrippen: - dyspneu, - apneu, - hyperventilatie, - hypoventilatie, - stridor (inspiratoir en expiratoir), - tonthorax - Cheyne Stokes-ademhaling, - Kussmaul-ademhaling, - foetor ex ore, - hulpademhalingsspieren. 115

116 8 De lichaamstemperatuur Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student: Heeft de verpleegkundige aandachtspunten en interventies genoemd bij afwijkingen van de lichaamstemperatuur. Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Bestudeer theorie over de lichaamstemperatuur in de verpleegkunde boek. Combineer deze activiteit met PAAF lichaamstemperatuur en afwijkingen van de lichaamstemperatuur Thema Vitale functies/lichaamstemperatuur Theorielokaal Bespreek de antwoorden met klasgenoten en docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) verplicht Activiteit: verplicht Maak de vragen over lichaamstemperatuur, afwijkingen van de lichaamstemperatuur en de verpleegkundige aandachtspunten. Werkwijze: Wat is de normale lichaamstemperatuur van de mens? Benoem de afwijkingen + observaties van de lichaamstemperatuur Benoem de verpleegkundige observaties bij koorts, hypothermie en koude rilling Beschrijf de verpleegkundige aandachtspunten en interventies: - bij koorts. - bij hypothermie - bij koude rilling Activiteit: keuze Maak de vragen bij praktijksituatie 5 Longontsteking 116

117 8 PAAF Oriëntatie hart Vitale functie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student oriënteert zich op het hart d.m.v. het maken en nakijken van de vragen en het bekijken van het model van het hart. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Bekijk de site ga naar inhoud- hart bloedsomloop en hartwerking Anatomie/ fysiologie thema; het hart Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit 2 Beantwoord de onderstaande vragen over het hart m.b.v. het model van het hart en bekijk de DVD ons lichaam: de circulatie. 1. Hoe heten de 4 ruimtes in het hart? 2. Wat is de taak van het hart? 3. Benoem de verschillende onderdelen (nummer 1 t/m 13) van hart, zie onderstaande tekening 117

118 8 PAAF Circulatie, lichaamsvloeistoffen en hart Vitale functie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft door maken en nakijken van de vragen, kennis opgedaan over de circulatie, lichaamsvloeistoffen en hart. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie hoofdstuk circulatie, lichaamsvloeistoffen en hart Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( K) Verplicht Activiteit Beantwoord de onderstaande vragen. Levende cellen verbruiken stoffen om in leven te blijven, dit levert ook weer stoffen op die overblijven. De samenstelling in en rondom de cellen moet echter gelijk blijven om in leven te blijven. Er zijn 3 lichaamsvloeistoffen die ervoor zorgen dat de homeostase constant blijft. Homeostase is. De lichaamsvloeistoffen zijn: Welke stoffen worden aan en afgevoerd? De pomp om de bloedcirculatie op gang te houden is het hart (Latijnse naam ) De ligging van het hart is: Zie voor de verschillende onderdelen van het hart de oriënterende opdracht van het hart. Zet er nu de Latijnse benamingen achter. Tussen de linker en rechter kant van het hart zit een tussenschot, het.. Geef in het plaatje van de oriënterende opdracht van het hart met kleuren aan welke bloedvaten zuurstofrijk zijn (rood) en welke zuurstofarm (blauw). 118

119 De wand van het hart bestaat uit een aantal lagen: Wat bevindt zich tussen 3 en 4?.. Waarom?... Welke laag is het dikst?.. Is er nog verschil in wanddikte tussen de rechter- en linker kamer?... Waarom is dat?... Waarom heeft het hart kleppen?. Aan de kleppen zitten peeskoortjes, die verbonden zijn met de binnenkant van het hart. Teken in de het plaatje van het hart deze koortjes. Waarom zijn deze peeskoortjes nodig? De taak van het hart is het wegpompen van het bloed door middel van een contractie van de hartspier. Het hart heeft een eigen prikkelgeleidingsysteem om ervoor te zorgen dat dit in de juiste frequentie gebeurt. Het prikkelgeleidingsysteem bestaat uit de volgende onderdelen: 1. sinusknoop 2. atrioventriculaire knoop (AV-knoop) 3. bundel van His 4. vezels van Purkinje Teken deze in op het plaatje. Wat zit er op de wand van het hart tussen nr. 1 en 2?. Wat is de functie daarvan?.. Wat is de basisfrequentie van de sinusknoop (hoeveel keer geeft hij per minuut een elektrische prikkel af)? Welk systeem kan deze frequentie verlagen?. Welk systeem kan deze frequentie verhogen?. Welk hormoon heeft ook invloed op de hartfrequentie?... Hoe heet het onderzoek waarmee we de elektrische prikkels van het hart meten? Het hart kent een systolische fase (systole) en een diastolische fase (diastole) Als het hart in diastole is, is het hart in Dan vult het hele hart zich met bloed. Dan zijn de A.V. kleppen.. en de halvemaanvormige kleppen.. Als het hart (de kamers) in systole is, dan is het hart.. 119

120 Het bloed gaat dan naar de.. De A.V. kleppen zijn en de halvemaanvormige kleppen zijn De hartcapaciteit is het vermogen van het hart om per tijdseenheid (per minuut) een hoeveelheid bloed weg te pompen. Dit heet het hartminuutvolume. (HMV) Dit geeft de kracht van het hart aan. Om dit te berekenen vermenigvuldigen we:. x. Dit is in rust: x = liter/minuut Het hart is een orgaan wat zelf ook van bloed voorzien moet worden. Dit gebeurt door:. in het latijn:.. De afvoer wordt gedaan door:.. in het latijn:... De bloedvaten komen van:.. en worden afgevoerd door:.. Benoem in het plaatje nummer:

121 8 PAAF Hart en circulatie Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft d.m.v. het maken en nakijken van de vragen kennis opgedaan over het hart en de circulatie Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie thema hart en circulatie Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit Beantwoord de onderstaande vragen. Hiernaast zie je een schematisch plaatje van het hart. Zet in dit plaatje erbij RB/RK/LB/LK Vul in openstaande plaatsen in: boezems of kamers, aders of slagaders. Het bloed komt het hart binnen in de via de Het bloed verlaat het hart uit de via de Bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we arteriën (afkorting is a.) dit zijn de. Kleine bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we. of.. de meest dunne bloedvaten zijn de.. of de Bloedvaten die het bloed naar het hart toe voeren zijn de. (afkorting is v.) of. Kleine bloedvaten die het bloed richting hart voeren zijn de. Of.. Het verloop van de KLEINE circulatie: Het bloed verlaat het hart uit de via de naar de.. Hier wordt. Dan gaat het bloed naar de via vier 121

122 Het verloop van de GROTE circulatie: Het bloed verlaat het hart uit de via de Deze voedt ALLE organen in het lichaam (dus ook de longen). Van de onderkant van het lichaam komt de en van de bovenkant de Beide aders monden uit in de In onderstaande afbeelding zie je schematisch het bloedvatenstelsel met een aantal organen. Bekijk de afbeelding en vul de nummers in. NB. De dik gedrukte nummer ook in het Latijn

123 De genummerde delen hebben betrekking op bloedvaten of op organen. N.B. de dikgedrukte nummers ook in het Latijn! Vul de nummers in: Via welke 2 bloedvaten krijgt de lever bloed? Welke is zuurstofrijk? Hoe komt het dat het bloed in de poortader rijk is aan voedingsstoffen?. De meeste slagaders zijn rijk aan zuurstof. Welke slagader bevat zuurstofarm bloed?. De meeste aders zijn arm aan zuurstof. Welke ader is zuurstofrijk? 123

124 8 PAAF Bouw en functie bloedvaten Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de bouw en functie van de bloedvaten benoemen Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie : thema bloedvaten Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( K) Verplicht Activiteit Beantwoord de onderstaande vragen. Grote bloedvaten (slagaders en aders) zijn in het algemeen opgebouwd uit 3 lagen: een binnenste, een middelste en een buitenste laag. De middelste laag varieert nogal. Deze lagen heten: 1 Deze bestaat uit: 2. Deze bestaat uit: 3. Deze bestaat uit: De grootste slagaders heten ook wel arteriën, omdat ze in hun middelste laag veel bindweefsel hebben. Deze slagaders hebben 2 functies: Het uitzetten van deze slagaders is voelbaar op die plaatsen, waar de slagaders aan de oppervlakte liggen. Op welke 4 plaatsen is dit het geval:.. Geleidelijk aan gaan deze slagaders over in wat kleinere slagaders, die ook wel arteriën heten, omdat ze in hun middelste laag overheersend weefsel hebben. Door vasodilatatie = of door vasoconstrictie = kunnen ze regelen of er veel of weinig bloed ergens heen gaat. Ze spelen dus een rol bij de van het bloed. De middelste laag wordt steeds dunner (arteriolen hebben nog één laagje spierweefsel in hun middelste laag). Uiteindelijk verdwijnt zowel de middelste als de buitenste laag en is er alleen een laagje endotheel over. Dan hebben we te maken met haarvaten, die in het Latijn heten. De membraan van deze haarvaten is semi-permeabel dat wil zeggen 124

125 Deze haarvaten zorgen voor de uitwisseling met het -vocht. Uit het haarvat gaan en en terug naar het haarvat gaan en Na deze uitwisseling worden de vaatjes geleidelijk weer wat groter en spreken we van Langzaamaan wordt de middelste laag weer wat dikker, maar de wand is vrij slap. Deze vaten noemen we:. De bloedstroom is ook omdat er geen bloeddruk meer is. Toch stroom het bloed niet snel terug, dit komt omdat deze vaten..hebben. Er zijn 4 factoren, die er voor zorgen dat het bloed b.v. uit je benen toch terugstroomt naar het hart. Deze zijn: 1. kleinere venen in armen en benen hebben 2. deze venen bevinden zich te midden van 3. de thorax en het hart hebben een werking. 4. voor bloed van bovenaf speelt mee de Vul het volgende schema in: 1. verloop ten opzichte van het hart 2. zuurstof 3. stroomsnelheid 4. bloeddruk 5. wand 6. ligging 7. kleppen SLAGADERS ADERS Normaal zien we dat een arterie via.. overgaat in. Dit is echter niet altijd het geval. Er zijn bijzondere vaatsystemen zoals:

126 8 PAAF Latijnse woorden circulatie Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de betekenis van de Latijnse woorden benoemen Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie thema circulatie Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Verplicht Activiteit Zoek op wat de onderstaande woorden betekenen. 1. adenoïd = 2. aorta = 3. appendix = 4. arteria = a. carotis = b. pulmonalis = c. renalis = 5. atrium = 6. colloïd-osmotische druk = druk door bepaald 7. diastole = 8. endocard = 9. erytrocyt = 10. fagocytose = 11. hematocriet = 12. leucocyt = 13. lymfocyt = 14. mitraalklep = 15. myocard = 16. osmotische druk = druk door.. bepaald 17. pericard = 18. pulmo = 19. ren = 20. septum = 126

127 21. serum = 22. systole = 23. tonsillen = 24. tricuspidaalklep = 25. trombocyt = 26. vasoconstrictie = 27. vasodilatatie = 28. vena = a. cava inferior = b. cava superior = c. porta = 29. ventrikel = 127

128 8 SCHEIKUNDIGE SYMBOLEN Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student weet wat de scheikundige symbolen betekenen. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier. Lees het artikel: basiskennis natuur en scheikunde Artikel basiskennis natuur en scheikunde Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) verplicht Activiteit Ga na wat de volgende scheikundige symbolen betekenen. O = Cl = Ca = Na = C = K = Mg = Fe = H = N = I = H2O = CO2 = HCO3- = NO3 = NaCl = HCl = CO = NaHCO3 = C6H12O6 + O2 energie + CO2 + H2O Vertaling: H+ + HCO3- H2CO3 H2O + CO2 Vertaling:

129 8 PAAF Zelftest scheikunde Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft inzicht of kennis in de basis van scheikunde. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie Artikel scheikunde Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) verplicht Activiteit Maak de zelftest scheikunde. Zelftest scheikunde 1. Wat is het verschil tussen een molecuul en een atoom? 2. Waarom gaan atomen en/of moleculen een verbinding aan met elkaar? 3. Geef van de volgen symbolen de betekenis weer: O = Cl = Ca = Na = C = K = Mg = Fe = H = N = I = H 2 O = CO 2 = - HCO 3 = NO 3 = NaCl = HCl = CO = 4. Waarom is de ene stof vloeibaar en de andere stof gasvormig of juist vast? 5. Lengte wordt weergegeven in meters, gewicht in kilo s etc. Hoe geven we de hoeveelheid molecuul massa weer? 129

130 6. Wat zijn ionen of elektrolyten? 7. Welk atoom wordt altijd aan water afgegeven als een zuur in water wordt opgelost? 8. Hoe noemen we de stoffen die een zuur kunnen neutraliseren? Weet je hier nog een andere naam voor? 9. Wat bepaalt of een zuur sterk is of niet? 10. Hoe wordt de zuurgraad uitgedrukt en wat zijn de minimale en maximale waarden? 11. Wat is de ph van een oplossing die neutraal is? 12. Welke oplossing is zuurder: die met een ph van 2 of met een ph van 5? 13. Wat doet een katalysator (in het lichaam noemen we dat een enzym)? 14. Wat is diffusie? 15. Wat is de invloed van de temperatuur op diffusie? 16. Waar in het lichaam vindt diffusie plaats? 17. Wat is osmose? 18. Welke stoffen in het lichaam kunnen osmose veroorzaken? 130

131 8 PAAF bloeddruk Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student: - heeft kennis opgedaan over de werking van de haarvaten en de bloeddruk - kan de begrippen osmose, diffusie en colloïd-osmotische druk uitleggen Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie hoofdstuk circulatie, bloeddruk bekijk de site ga naar inhoud haarvaten werking en bloeddruk Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( J, K,) Verplicht Activiteit 1 Beantwoord de onderstaande vragen en bespreek met elkaar of de begrippen osmose, diffusie en colloïd-osmotische druk duidelijk zijn. Vragen De druk van het bloed tegen de vaatwand heet de. of de Deze druk heerst in alle bloedvaten, alleen is de druk niet overal even hoog. Zet in de juiste volgorde van hoge druk naar lage druk: Capillairen venen arteriën Bij de arteriële bloeddruk kennen we 2 soorten bloeddruk: 1. als het hart:. 2.. als het hart: Het verschil tussen deze 2 heet de. Een normale bloeddruk van een volwassene is Er zijn 5 factoren die de bloeddruk beïnvloeden. Welke? Kent de veneuze bloeddruk een boven en een onderdruk?. Wat wordt er bedoeld met de centraal veneuze druk?. 131

132 Hoe komt het bloed vanuit de benen toch bij het hart terug? Leg uit hoe het komt dat iemand die lang stil staat flauw kan vallen Het is van belang dat de bloeddruk niet te hoog en niet te laag wordt. De elasticiteit van de bloedvaten is niet te beïnvloeden, een aantal andere factoren echter wel. De bloeddruk kan op korte termijn geregeld worden via zenuwen, waar wordt dit geregeld?.. Hoe wordt de bloeddruk gemeten?... Welke acties worden er ondernomen om de bloeddruk op pijl te brengen? (4) Op lange termijn wordt de bloeddruk geregeld via hormonen. 132

133 8 PAAF Herhaling bouw en functie bloedvaten Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de herhalingsopdracht over de bouw en functie van de bloedvaten gemaakt. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie hoofdstuk bouw en functie bloedvaten Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Beantwoord de onderstaande vragen. Grote bloedvaten (slagaders en aders) zijn in het algemeen opgebouwd uit 3 lagen: een binnenste, een middelste en een buitenste laag. De middelste laag varieert nogal. De grootste slagaders heten ook wel arteriën, omdat ze in hun middelste laag veel bindweefsel hebben. Deze slagaders hebben 2 functies: Het uitzetten van deze slagaders is voelbaar op die plaatsen, waar de slagaders aan de oppervlakte liggen. Dat is op de volgende plaatsen het geval: Geleidelijk aan gaan deze slagaders over in wat kleinere slagaders, die ook wel arteriën heten, omdat ze in hun middelste laag overheersend weefsel hebben. Door vasodilatatie = of door vasoconstrictie = kunnen ze regelen of er veel of weinig bloed ergens heen gaat. Ze spelen dus een rol bij de van het bloed. De middelste laag wordt steeds dunner (arteriolen hebben nog één laagje spierweefsel in hun middelste laag). Uiteindelijk verdwijnt zowel de middelste als de buitenste laag en is er alleen een laagje endotheel over. Dan hebben we te maken met haarvaten, die in het Latijn heten. De membraan van deze haarvaten is semi-permeabel dat wil zeggen Deze haarvaten zorgen voor de uitwisseling met het -vocht. 133

134 Uit het haarvat gaan en en terug naar het haarvat gaan en Na deze uitwisseling worden de vaatjes geleidelijk weer wat groter en spreken we van Langzaamaan wordt de middelste laag weer wat dikker, maar de wand is vrij slap. De bloedstroom is ook omdat er geen bloeddruk meer is. Er zijn 4 factoren, die er voor zorgen dat het bloed b.v. uit je benen toch terugstroomt naar het hart. Deze zijn: 1. kleinere venen in armen en benen hebben 2. deze venen bevinden zich temidden van 3. de thorax en het hart hebben een werking. 4. voor bloed van bovenaf speelt mee de Vul tot slot het volgende schema in: 1. verloop ten opzichte van het hart 2. zuurstof 3. stroomsnelheid 4. bloeddruk 5. wand 6. ligging 7. kleppen SLAGADERS ADERS 134

135 8 PAAF herhaling circulatie Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft de herhalingsopdracht over de circulatie en de bloeddruk gemaakt. Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie hoofdstuk circulatie, bloeddruk Naar keuze Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Beantwoord de onderstaande vragen. Wat betekenen onderstaande woorden? 1. arteria = 2. atrium = 3. diastole = 4. erytrocyt = 5. fagocytose = 6. myocard = 7. septum = 8. tonsillen = 9. vasoconstrictie = 10. ventrikel = Lichaamsvloeistoffen en hart Welke stoffen worden door de bloedcirculatie aan en afgevoerd? De wand van het hart bestaat uit een aantal lagen: Wat bevindt zich tussen 3 en 4? Waarom?... Welke laag is het dikst? Is er nog verschil in wanddikte tussen de rechter- en linker kamer? Waarom is dat? 135

136 Het hart trekt samen door het prikkelgeleidingssysteem. Het prikkelgeleidingsysteem van het hart bestaat uit de volgende onderdelen: Als het hart in diastole is, is het hart in Dan vult het hele hart zich met bloed. Dan zijn de A.V. kleppen.. en de halvemaanvormige kleppen.. Als het hart (de kamers) in systole is, dan is het hart.. Het bloed gaat dan naar de. De A.V. kleppen zijn en de halvemaanvormige kleppen zijn Het hart is een orgaan wat zelf ook van bloed voorzien moet worden. Dit gebeurt door: in het latijn: De afvoer wordt gedaan door:.. in het latijn: De bloedvaten komen van: en worden afgevoerd door: Het bloed komt het hart binnen in de via de Het bloed verlaat het hart uit de via de De circulatie Bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we arteriën (afkorting is a.) dit zijn de. Kleine bloedvaten die het bloed van het hart afvoeren noemen we. Of.. de meest dunne bloedvaten zijn de.. of de Bloedvaten die het bloed naar het hart toe voeren zijn de (afkorting is v.) of.. Kleine bloedvaten die het bloed richting hart voeren zijn de. of Wat is het verloop van de kleine circulatie? Via welke (slag)aderen verloopt deze? Wat is het verloop van de grote circulatie? Via welke (slag)aderen verloopt deze? Via welke 2 bloedvaten krijgt de lever bloed? Welke is zuurstofrijk?.. Hoe komt het dat het bloed in de poortader rijk is aan voedingsstoffen?. Bouw bloedvaten Grote bloedvaten (slagaders en aders) zijn in het algemeen opgebouwd uit 3 lagen: een binnenste, een middelste en een buitenste laag. De middelste laag varieert nogal. Deze lagen heten: 1 of.. Deze bestaat uit: 2.of Deze bestaat uit: 3.of Deze bestaat uit:. De dunste bloedvaten zijn haarvaten, die in het Latijn heten. De membraan van deze haarvaten is semi-permeabel dat wil zeggen Deze zorgen voor de uitwisseling van stoffen met het weefsel. 136

137 Vul het volgende schema in: 1. verloop ten opzichte van het hart 2. zuurstof 3. stroomsnelheid 4. bloeddruk 5. wand 6. ligging 7. kleppen SLAGADERS ADERS Een volwassene heeft. liter bloed. Het bloed bestaat voor procent uit plasma en voor... procent uit cellen. De hematocriet is de verhouding van de hoeveelheid op de hoeveelheid Het bepalen van de hematocriet kan van een bijdrage leveren voor het stellen van de diagnose. Samenstelling van het bloed BLOEDPLASMA bestaat uit verschillende onderdelen: Alle eiwitten tezamen geven het bloed een bepaalde druk. Dit is belangrijk voor de.. BLOEDCELLEN De 3 soorten bloedcellen: 1).. Latijnse naam: 2).. Latijnse naam: 3) Latijnse naam: Welke komen het meeste voor?.. Waar worden de rode bloedcellen afgebroken?... Hoe heet het afvalproduct?... Waar wordt het afvalproduct uit het bloed gehaald en waar gaat het vervolgens heen?. Welke voedingsstof hebben we nodig om rode bloedcellen te maken?. Wat is de naam voor de situatie die kan ontstaan als er te weinig rode bloedcellen zijn?.. (latijnse naam ) Wat merkt een zorgvrager daarvan?. Welke 3 soorten witte bloedcellen zijn er: 1) 2) 3) Globaal gezien is de taak van witte bloedcellen:.. 2 soorten witte bloedcellen zijn betrokken bij de fagocytose, dat is. De witte bloedcel die verantwoordelijk is voor de immuniteit is. De bloedplaatjes of de leven maar kort. Hun taak is Zij worden gemaakt in. 137

138 BLOEDSTELPING Na een verwonding moet het bloedverlies minimaal blijven en neemt het lichaam maatregelen. Die bestaat uit: a. of (latijnse naam) b. c. d. of (latijnse naam) Beschrijf wat er gebeurt bij a... Wat kleeft er aan elkaar bij b. Soms ontstaat een stolsel in een bloedvat zonder dat er een uitwendige wond is, maar doordat de binnenkant van het bloedvat onregelmatig is. De bloedplaatjes geven hun stof af en het stollingsproces komt op gang. Er ontstaat dan een Als dit losschiet is er sprake van een Als dit een bloedvat afsluit ontstaat er een Dit treedt vaak op in: Het lymfatisch systeem In de capillairen of vindt de uitwisseling van stoffen met het omliggende weefsel plaats. Dit kan omdat de capillairen semi-permeabel, dat is. zijn. De stoffen worden uitgewisseld doordat er 2 soorten druk met elkaar in balans zijn, namelijk: 1. druk 2. druk Vocht dat niet terugkeert naar de capillairen noemen we. Dit wordt opgenomen door. Doordat deze grote openingen hebben kunnen ze naast vocht ook makkelijk.. opnemen. Lymfe bevat: a. b. de voedingsstof.. c. de leukocyt type. d. vet Het lymfatisch systeem bestaat uit 2 onderdelen, namelijk: 1. lymfevatstelsel 2. lymfatische organen, deze organen bevatten het soort weefsel namelijk:. Dit weefsel bevat veel (soort leukocyt).. en bindweefsel. Omdat het veel leucocyten bevat speelt dit weefsel een belangrijke rol in de van ons lichaam. 138

139 Waar kunnen we veel lymfeknopen vinden?.. Wat filteren de lymfeknopen?... Wat zijn de functies van de milt? De bloeddruk De druk van het bloed tegen de vaatwand heet de. of de Bij de arteriële bloeddruk kennen we 2 soorten bloeddruk: 1. als het hart:. 2.. als het hart: Het verschil tussen deze 2 heet de. Een normale bloeddruk van een volwassene is Er zijn een aantal factoren die de bloeddruk beïnvloeden. Weke? Kent de veneuze bloeddruk een boven en een onderdruk?. Op lange termijn wordt de bloeddruk geregeld via hormonen: 1.. Zorgt ervoor dat de nieren het water vast houden en teruggeven aan de circulatie zodat de bloeddruk toeneemt. De nieren zorgen voor de productie van.. dit wordt dan meer/minder? (streep door wat onjuist is) 2... komt van Zorgt ervoor dat de nieren zout vast houden. Als zout vast wordt gehouden wordt er ook water vast gehouden en teruggeven aan het bloed. De bloeddruk gaat dan omhoog/omlaag? (streep door wat onjuist is) 3... komt van. Dit zorgt (o.a.) ervoor dat de bloedvaten vernauwen. Het gevolg voor de bloeddruk is dan een verlaging/verhoging? (streep door wat onjuist is) 4. Komt vrij bij weefselbeschadiging. Het effect van dit hormoon is:. Wat zou het effect van het hormoon adrenaline zijn op de bloeddruk?.. 139

140 8 PAAF Herhalingsopdracht bloedcellen Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces Competenties Verplicht/keuze De student heeft de herhalingsopdracht over de bloedcellen gemaakt Bestudeer theorie over het bloed en bloedcellen Neem je anatomie boek mee. Zorg voor een computer/pen en papier Anatomie/ fysiologie hoofdstuk bloed Theorielokaal/studieruimte/thuis Kijk de antwoorden na m.b.v. antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (K) Keuze Activiteit Beantwoord de onderstaande vragen. 1. Welke 3 soorten bloedcellen (Latijnse namen) zijn er? 2. Welke komen het meeste voor? 3. Wat is de functie van elk? 4. Welke 3 soorten witte bloedcellen zijn er en wat is de functie van elk? N.b.: Bij de granulocyten gaat het om de functie van de neutrofiele granulocyten. 5. Waar worden bijna alle bloedcellen gemaakt? 6. Welke witte bloedcellen worden hier niet gemaakt en waar wel? 7. Welke bloedcellen hebben geen kern? 8. Zijn er cellen die een onbeschadigd bloedvat kunnen passeren? Zo ja: welke? 9. Waar is een rode bloedcel mee gevuld? 10. Welke voedingsstof hebben we hiervoor nodig? 11. Rode bloedcellen worden in gigantische aantallen gemaakt en afgebroken. De afbraak vindt voornamelijk plaats in DE MILT. Ze hebben dan dagen geleefd. Hemoglobine valt uiteen in ijzer en bilirubine. 12. Het ijzer kan opnieuw gebruikt worden en gaat hiervoor terug naar? 13. Bilirubine is een stof die we kwijt moeten. Bloed van de milt gaat via de naar de lever. 14. De lever haalt bilirubine uit het bloed (is dus het uitscheidingsorgaan voor bilirubine) en deze stof gaat als bestanddeel van de gal (= galkleurstof) mee. De gal gaat uiteindelijk naar de darm. Bilirubine raken we kwijt via onze ontlasting! 140

141 8 PAAF bouw ademhalingsstelsel Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft kennis van de anatomie van de luchtwegen Zorg dat je beschikking hebt over je anatomieboek Zorg dat je de anatomie en fysiologie over de ademhaling bestudeerd hebt Anatomieboek: theorie over de ademhaling Theorielokaal /studieruimte Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( J, K,) verplicht Activiteit 1 Maak de vragen over de anatomie en fysiologie van de ademhaling Benoem van het plaatje de volgende nummers, de onderstreepte ook in het Latijn: Noem de delen van de ademhalingsweg, die de lucht aflegt vanaf de neusholte tot in de longblaasjes. Waarmee heeft de neus openingen?. Hoe is de ruimte in de neus verdeeld? Wat bevindt zich in de bovenste ruimte?. Wat is de bodem van de neusholte?. De neusholte is bekleed met, daarin bevinden zich.. Het doel daarvan is.. 141

142 De functie van de neusholte is: De neus heeft verbinding met 4 paar neusbijholten: De functie daarvan is: De keelholte of. (Latijnse naam) heeft een aantal openingen, benoem deze. Het strottenhoofd of.. (Latijnse naam) vormt een verbinding tussen.. en.. Beschrijf de bouw van het strottenhoofd en benoem de onderdelen. Wat sluit de luchtpijp af als wij slikken (ook Latijnse naam)?. Waarom?.. 1 Wat zit er aan de bekerkraakbeentjes bevestigd? Waarom is het belangrijk dat ze kunnen bewegen? Leg uit hoe een toon hoger/lager kan worden en harder/zachter. Wat is de ligging van de luchtpijn (Latijnse woord is ) Beschrijf de bouw van de wand van de luchtpijp. Waarom zit er kraakbeen aan de buitenzijde en waarom loopt dit kraakbeen niet helemaal rond? Hoe noemen we de vertakkingen van de luchtpijp?. Beschrijf hoe de grote luchtwegvertakkingen zich verder vertakken. Hoe heten de longblaasjes in het Latijn: Waaruit bestaat hun wand. Wat vindt er plaats in deze ruimtes? Waarom zijn er vele longblaasjes? Hoe noemen we de ruimte tussen de longen? Wat is de longhilus en wat is treffen we daar aan? Welke vliezen zitten er om de longen (ook latijnse naam) Waar zitten deze vliezen mee vergroeid? Wat zit er tussen deze vliezen en waarom is dit belangrijk?

143 8 PAAF kijkopdracht ademhaling biobits 64 Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft kennis opgedaan over de ademhaling door het maken van de kijkopdracht bij biobits 64 Zorg dat je beschikking hebt over je anatomieboek Zorg dat je beschikking hebt over een computer en internet Anatomieboek: theorie over de ademhaling Internet: biobits 64 ademhaling Thuis, theorielokaal /studieruimte Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( J, K,) Verplicht Activiteit 1 Maak de kijkopdracht bij biobits 64 ademhaling Werkwijze Beantwoord de vragen: 1. Wat levert het proces van de verbranding op? 2. Wat is de functie van het bloed? 3. Wat neemt het bloed op en wat geeft het af? 4. Welke 2 verschillende spieren vergroten de borstkas? 5. Waar ligt het ademcentrum? 6. Is het ademcentrum gevoelig voor O2 tekort of overmaat aan CO2? 7. Wat zit er tussen de longvliezen? 8. Wat wordt er bij de slikreflex afgesloten? 9. Wat zit er aan de buitenkant van de luchtpijp en wat is de functie hiervan? 10. Hoe heten de fijnste vertakkingen van de luchtwegen en waar zorgen die met elkaar voor? 11. Wat verandert er aan het bloed als het bloed in de haarvaatjes langs de longen gegaan is? 12. Hoe heet die verplaatsing van O2 en CO2? 13. Wat draagt bij aan hoge diffusiesnelheid? 14. Noem 3 voordelen van ademen door de neus. 143

144 8 PAAF Latijnse woorden ademhaling Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de betekening noemen van de lijst Latijnse woorden Zorg dat je beschikking hebt over je anatomie en fysiologieboek Boek anatomie en fysiologie: theorie over de ademhaling Thuis, theorielokaal /studieruimte Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( J, K,) verplicht Activiteit 1 Zoek de betekenis op van de lijst met Latijnse woorden 1. alveolus = 2. bronchiolus = 3. bronchus = 4. epiglottis = 5. expiratie = 6. inspiratie = 7. pleura = a. pleura visceralis = b. pleura pariëtalis = 8. sinus = a. sinus frontalis = b. sinus maxillaris = 9. trachea = 144

145 8 PAAF Lichaamstemperatuur en afwijkingen van de lichaamstemperatuur Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de fysiologie van de temperatuurregulatie vertellen en afwijkingen in de lichaamstemperatuur noemen en verklaren. Zorg dat beschikking hebt over je studieboek anatomie en fysiologie van drs. C.A. Theorie over de lichaamstemperatuur Leslokaal, thuis, mediatheek Kijk de activiteit na met behulp van het boek en de docent Stel evt. je leervragen aan de docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (J, K) Verplicht Activiteit 1 Bestudeer uit je boek Basisboek pathologie thema 4, hoofdstuk 4 over de lichaamstemperatuur (pagina 206 e.v.). Je kunt ook je boek Anatomie en fysiologie bestuderen: hoofdstuk 9.4 en 9.5 gaan over de lichaamstemperatuur en temperatuurregulatie. Noteer vragen en onduidelijkheden. Activiteit 2 Werk in een subgroep de onderstaande vragen uit over afwijkingen van de lichaamstemperatuur. Benoem de normaalwaarden en de `normale afwijkingen' van de lichaamstemperatuur Beschrijf de volgende begrippen: - subfebriel/verhoging; - febriel/koorts; - hyperthermie. - hypothermie Noem vier oorzaken voor het optreden van koorts en leg uit hoe het tot koorts komt. Beschrijf de tekenen van temperatuurstijging en van daling Beschrijf KR (koude rillingen) en noem de oorzaak daarvan Beschrijf drie koortstypen (verloop) Leg de relatie uit tussen polsslag, ademhaling en temperatuur: als de lichaamstemperatuur met 1,0 C toe- of afneemt, dan neemt de polsfrequentie toe of af met slagen per minuut en de ademhalingsfrequentie met keer per minuut. Leg uit wat ijlen' is en wat koortsstuipen (koortsconvulsies) zijn. 145

146 8 De bloeddrukmeter Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan tonen hoe de bloeddruk meter werkt. Zorg voor een bloeddruk meter uit het praktijklokaal. Neem eventueel een bloeddrukmeter van thuis mee. Zorg voor een computer en neem je boek mee. Print het protocol het opmeten van de bloeddruk Boek: Ondersteunen van persoonlijke basiszorg, thema De vitale functies bewaken. Praktijklokaal Nabespreking met de groepsgenoten en bespreek eventuele vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K,) verplicht Activiteit Onderzoek met een paar groepsgenoten de bloeddrukmeter en gebruik hiervoor de onderstaande vragen. Werkwijze : Ga met een kleine groep naar het praktijklokaal en onderzoek de bloeddruk meter. 1. Wat voor een soort bloeddrukmeter is dit? 2. Wat voor bloeddrukmeters zijn er nog meer? 3. Waar zal je de verschillende soorten bloeddrukmeters tegenkomen? 4. Hoe werkt de stethoscoop en hoe zit het met de hygiëne? 5. Is dit een goede manchet? Zo ja/nee waarom? 6. Oefen eens met de bloeddrukmeter en bespreek met elkaar hoe het werkt. 146

147 8 Het meten van de bloeddruk. Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Tijdsduur Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft volgens protocol de bloeddruk gemeten Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Ga naar GEZ onderwijsprotocollen: opmeten van de bloeddruk. Lees de achtergrondinformatie, de geprotocolleerde werkinstructies en de observatielijst Neem het protocol en de observatielijst mee naar de praktijkles Stem af met welke groepsgenoten je deze vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3) Regel zo nodig het praktijklokaal en materialen Thema de vitale functies bewaken. Bloeddruk Praktijklokaal De vaardigheid mag maximaal 15 minuten duren. Beoordeel de vaardigheden met behulp van het protocol meten van de bloeddruk. Vraag aan de docent of het voldoende is 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( E, J, K,) Verplicht Activiteit Je meet de bloeddruk volgens protocol. Werkwijze : Je gaat met je groepsgenoten naar het praktijklokaal om de vaardigheid op elkaar te oefenen. Eén student voert de handeling uit en één student leest het protocol voor en één student geeft feedback op het uitvoeren van de handeling. Wissel de rollen om, zodat ieder een keer de rol van zorgverlener is geweest. Noteer de gemeten waarden op een werkbrief of op een temperatuurlijst en vergelijk de waarden met elkaar.. Evalueer de vaardigheid aan de hand van het protocol. Oefen hierna de handeling op minstens 4 andere personen en noteer de waarden Ruim de gebruikte materialen op en zorg dat het praktijklokaal netjes wordt achtergelaten. Criteria: Je hebt theorie bestudeerd over de bloeddruk Je hebt de vaardigheid actief geoefend Je hebt de bloeddruk volgens protocol opgemeten 147

148 8 Meten van de lichaamstemperatuur Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan volgens protocol de lichaamstemperatuur meten Zorg dat je beschikking hebt over je studieboek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Print de volgende protocollen: - Meten van de lichaamstemperatuur digitaal, - Meten van de lichaamstemperatuur oraal, - Meten van de lichaamstemperatuur axillair, - Meten van de lichaamstemperatuur rectaal. Stem af met welke klasgenoten je deze vaardigheden gaat oefenen (maximaal 4) Bestudeer theorie over vitale functies en de lichaamstemperatuur Boek: Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Vitale functies/lichaamstemperatuur Praktijklokaal Evalueer met je klasgenoot hoe de uitvoering van de vaardigheid is gegaan. Vraag aan de docent of het resultaat voldoende is. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E,F, J, K, R) Verplicht Activiteit: Meet volgens protocol de lichaamstemperatuur van een zorgvrager Werkwijze: Oefen het opnemen van de lichaamstemperatuur in de subgroepen. Eén student is zorgvrager, één student voert de handeling uit en één student beoordeelt de vaardigheid met behulp van het protocol en geeft feedback Meet volgens protocol de lichaamstemperatuur van je klasgenoot: oraal, axillair en digitaal. Noteer de gemeten gegevens op de temperatuurregistratielijst op de tijd van uur, uur en uur Laat een klasgenoot jouw lichaamstemperatuur oraal, axillair en digitaal opnemen. Noteer de gemeten gegevens op temperatuurregistratielijst op de tijd van uur, uur en uur 148

149 8 Observeren van de ademhaling en het tellen van de hartslag aan de pols Vitale functies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan volgens protocol de ademhaling observeren en de hartslag tellen aan de pols Bestudeer theorie over vitale functies, de ademhaling en de hartslag Print het protocol : Het observeren van de ademhaling en Het tellen van de hartslag aan de pols Print de temperatuurlijst uit (ondersteunend materiaal) Stem af met welke klasgenoten je de vaardigheden gaat oefenen in het praktijklokaal (maximaal 3 personen) Boek Ondersteuning bij persoonlijke basiszorg Vitale functies bewaken De ademhaling De hartslag Praktijklokaal Beoordeel de vaardigheden met behulp van het protocol Het observeren van de ademhaling, het tellen van de hartslag aan de pols Vraag aan de docent of het voldoende is 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K, R) Verplicht Activiteit 1; Je observeert de ademhaling volgens protocol. Werkwijze: 1. Vorm een groepje van 4 a 5 personen. 2. Iedere persoon heeft een eigen temperatuurlijst op naam waar de ademhaling op kan worden genoteerd. 3. Meet de ademhaling bij ieder van het groepje volgens protocol en noteer de uitkomst op haar/zijn temperatuurlijst. Deze meting gebeurt tijdens rust. Vervolgens meet je op dezelfde manier als bovenstaand nog een keer maar dan na lichamelijk actieve inspanning. Ren een paar rondjes en of loop een paar trappen heen en weer. Tip: het is aan te bevelen deze activiteit te combineren met de activiteit hartslag tellen Activiteit 2; Het tellen van de hartslag aan de pols volgens protocol. Meet de hartslag direct na de inspanning en noteer op de uitslag op zijn/haar temperatuurlijst. Wat is het verschil in vergelijking tot de metingen in rust? Tip: kom niet allemaal tegelijk in actie want anders kom je in de problemen tijdens het meten. 149

150 8 Invullen van een temperatuurlijst Vitale functie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student heeft een temperatuurlijst ingevuld m.b.v. een casus Print de temperatuurlijst uit en neem hem mee naar de les Boek: Ondersteunen van persoonlijke basiszorg Thema De vitale functies bewaken. Theorielokaal/studieruimte Vergelijk de grafieken met een groepsgenoot. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F K) Verplicht Activiteit Vul met behulp van een casus een temperatuurlijst in. Temperatuur is blauw, pols is rood en de ademhaling is groen. Onderzoek wat de gegevens jou vertellen en trek eventuele conclusies. Casus: Maak zelf een casus met verschillende metingen op verschillende tijden. 150

151 9 Voeding en vochtopname Activiteiten Verpleegkunde Voeding en cultuur Voedingsproblemen en interventies PAAF Spijsvertering Latijnse woorden Schema spijsverteringsstelsel Mondholte, keelholte, slokdarm en maag Darmen Alvleesklier, galblaas en lever Voedsel en stofwisseling Zelftest spijsvertering Voedingsleer Studieactiviteit voedingstoffen Voorlichtingsmodel-schijf van vijf Disciplines en hun taken m.b.t. de voedingszorg Vaardigheden Gezonde maaltijd bereiden en nuttigen Hulp bieden bij eten en drinken in het praktijklokaal Invullen van een vochtbalans Lengte en gewicht meten en registreren 151

152 152

153 9 Voeding en andere culturen Voeding en vochtopname Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze Een presentatie van minuten over de verschillende gebruiken en gewoontes met betrekking tot eten en drinken in verschillende culturen Print de Beoordeling presentatie Verzamel informatie van internet Theorielokaal, studieruimte Beoordeling van de presentatie met behulp van de presentatie criteria door medestudenten en docent 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, F, J, K) Keuze Activiteit Bereid met 3-4 groepsgenoten een presentatie voor over gebruiken en gewoonten met betrekking tot eten en drinken binnen de verschillende culturele en religieuze achtergronden Werkwijze Verdeel de groep in kleine groepen Stem in de grote groep af wie zich op welke religieus/culturele achtergrond gaat richten en werk voor die cultuur de onderstaande vragen uit. Keuzemogelijkheid: o Hindoestaans, o Boeddhistisch, o Islamitisch, o Joods, o Rooms-katholiek, o Protestants-christelijk o Hollands o Surinaams, o Turks, o Marokkaans, o Indisch. Vragen: - Welke gewoonten of voorschriften ten aanzien van eten en drinken zijn er binnen die cultuur/religie? - Geef een voorbeeld van gerechten of producten die ze gebruiken? - Is deze andere manier van eten en drinken te realiseren binnen de instelling? - Welke bejegeningsvormen zijn er m.b.t. hulp bieden bij eten en drinken in die cultuur/religie? - Welke waarde heeft de familie met betrekking tot eten en drinken binnen die cultuur/religie? - Is er een symbolische of religieuze betekenis voor eten of drinken binnen deze cultuur? - Heeft lichaamsgewicht een bijzondere waarde binnen deze cultuur/religie? - Hebben bepaalde feesten binnen deze cultuur invloed op het eetpatroon van bewoners? 4 4 Voor bewoner kun je ook patient of client lezen 153

154 9 Voedingsproblemen en interventies Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Evaluatie Werkproces competentie Verplicht/keuze De student kan de belangrijkste voedingsproblemen en de hierbij behorend verpleegkundige interventies in eigen woorden presenteren Neem je boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg mee. Bestudeer theorie over voedingsproblemen en interventies Zorg dar je materiaal hebt om deze activiteit uit te werken. Voedingsproblemen en interventies Theorielokaal/ studieruimte Presenteer je product aan je groepsgenoten en bespreek met je groepsgenoten de antwoorden met behulp van antwoordmodel (ondersteunend materiaal) 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden (E, J, K) Verplicht Activiteit Beschrijf de belangrijkste voedingsproblemen en de hierbij behorende verpleegkundige interventies. Maak bij de uitwerking gebruik van kleine casuistieken. Je kunt de presentatie doen in de vorm van een verslag en/of door het maken van posters en/of door het maken van een filmpje. - Misselijkheid Waaraan herken je misselijkheid? Wat zijn de kenmerken? Wat zijn mogelijke oorzaken? Welke verpleegkundige interventies kun je nemen bij misselijkheid en braken? Zuurbranden Waaraan herken je zuurbranden? Wat zijn de kenmerken? Wat zijn mogelijke oorzaken? Welke verpleegkundige interventies kun je nemen om zuurbranden te verminderen? Slikproblemen Waaraan herken je slikproblemen? Wat zijn de kenmerken? Wat zijn mogelijke oorzaken? Welke verpleegkundige interventies kun je nemen om slikproblemen te verminderen? Gebrek aan eetlust Waaraan herken je gebrek aan eetlust? Wat zijn de kenmerken? Wat zijn mogelijke oorzaken? Welke verpleegkundige interventies kun je nemen om de eetlust te stimuleren? 154

I Lees het hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdracht

I Lees het hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdracht 57 58 Basiszorg plannen Leerdoel Theorie Evaluatie Competenties De student kan de theorie beschrijven m.b.t. het plannen van de basiszorg Boek: De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 2 H1 Basiszorg

Nadere informatie

Ondersteunen bij persoonlijke verzorging. niveau 2

Ondersteunen bij persoonlijke verzorging. niveau 2 Ondersteunen bij persoonlijke verzorging niveau 2 2 Inhoud 1 Thema Schoon en verzorgd 6 1.1 Micro-organismen 7 1.2 Infecties voorkomen 9 1.3 Vaardigheid Handen wassen 11 1.4 Toets jezelf 13 2 Thema Zorg

Nadere informatie

Traject Welzijn; Persoonlijke verzorging MZ. Inhoudsopgave (concept)

Traject Welzijn; Persoonlijke verzorging MZ. Inhoudsopgave (concept) Traject Welzijn; Persoonlijke verzorging MZ Inhoudsopgave (concept) 1 Traject Welzijn; Persoonlijke verzorging MZ Inhoudsopgave (concept) THEMA 1 Beperkingen en aandoeningen Hoofdstuk 1 Beperkingen en

Nadere informatie

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Crebonummer 95530 en 95520 Opleiding Verzorgende IG Kwalificatieniveau 3 MBO Verpleegkundige Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Nadere informatie

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Crebonummer 94830 en 93510 Opleiding Verzorgende IG Kwalificatieniveau 3 MBO Verpleegkundige Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Nadere informatie

Zorgen voor het slaap en waakritme

Zorgen voor het slaap en waakritme Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden Zorgen voor het slaap en waakritme ~Beroepsopdracht 6~ BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina

Nadere informatie

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Crebonummer 95530 en 95520 Opleiding Verzorgende IG Kwalificatieniveau 3 MBO Verpleegkundige Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Nadere informatie

Traject Dienstverlening; Helpende zorg en welzijn CONCEPT. Traject Dienstverlening, Helpende zorg en welzijn ThiemeMeulenhoff 1

Traject Dienstverlening; Helpende zorg en welzijn CONCEPT. Traject Dienstverlening, Helpende zorg en welzijn ThiemeMeulenhoff 1 Traject Dienstverlening; Helpende zorg en welzijn Traject Dienstverlening, Helpende zorg en welzijn 24-11-16 ThiemeMeulenhoff 1 Dienstverlening; Helpende zorg en welzijn Inhoudsopgave(concept) THEMA 1

Nadere informatie

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg OPDRACHTEN Verzorgende IG Module 8 Kraamzorg Inhoudsopgave Leeropdrachten 3 De cliënt in de kraamzorg 5 A Taken van de kraamverzorgende 5 B Visie op kraamzorg 7 C Ontwikkelingskenmerken van het ongeboren

Nadere informatie

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Crebonummer 95530 en 95520 Opleiding Verzorgende IG Kwalificatieniveau 3 MBO Verpleegkundige Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Nadere informatie

Beroepsopdracht Beroepstaak B Helpende Beginner niveau

Beroepsopdracht Beroepstaak B Helpende Beginner niveau Beroepsopdracht Beroepstaak B Helpende Beginner niveau Toelichting: Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. NB. Beroepstaak B heeft 3 niveaus! Helpen waar

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17 2. Zorgvraag verhelderen 23 - Recepten 24 - Zelfzorgvragen 30 3. Geneesmiddelen 37 - Medicijnen tegen griep en verkoudheid 38 - De

Nadere informatie

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam OPLEIDING tot Verzorgende-IG Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak D Startbekaam Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2010-2011 Fase: Startbekaam Naam student:. 1 D1.T1.KP.start.

Nadere informatie

Het organiseren van een activiteit

Het organiseren van een activiteit OPDRACHTFORMULIER Het organiseren van een activiteit Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze samen met medestudenten of je

Nadere informatie

Delirium op de Intensive Care (IC)

Delirium op de Intensive Care (IC) Deze folder is bedoeld voor de partners, familieleden, naasten of bekenden van op de Intensive Care (IC) afdeling opgenomen patiënten. Door middel van deze folder willen wij u als familie* uitleg geven

Nadere informatie

Voorletters + Achternaam. Uw kandidaat-nummer. Naam van de instelling waar u werkt : Adres instelling. Proefexamen. Kandidatenversie.

Voorletters + Achternaam. Uw kandidaat-nummer. Naam van de instelling waar u werkt : Adres instelling. Proefexamen. Kandidatenversie. STOC Centrale Examencommissie Functieopleidingen Thuiszorg deelkwalificatie 10 & 4 Datum Voorletters + Achternaam Uw kandidaat-nummer :... : : Naam van de instelling waar u werkt : Adres instelling : Proefexamen

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie: 3 Fase: Gevorderd 1 Naam Student:.

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Anatomie en fysiologie 10 - Ziektebeelden 17 2. De intake 23 - Ernst van de klachten 24 - Het intakegesprek 26 3. Geneesmiddelen 31 - Medicijnen tegen griep en verkoudheid 32

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie: 2 Fase: Gevorderd1

Nadere informatie

Hulp bieden bij eten en drinken bij platligging of halfzittende houding

Hulp bieden bij eten en drinken bij platligging of halfzittende houding OPDRACHTFORMULIER Hulp bieden bij eten en drinken bij platligging of halfzittende houding Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen

Nadere informatie

Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit ~Beroepsopdracht 5~

Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit ~Beroepsopdracht 5~ Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit ~ Beroepsopdracht 5~ ~Beroepsopdracht 5~ BBL-4, topklinisch traject

Nadere informatie

Een zorgvrager begeleiden bij het uit- en aankleden

Een zorgvrager begeleiden bij het uit- en aankleden OPDRACHTFORMULIER Een zorgvrager begeleiden bij het uit- en aankleden Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek

Nadere informatie

Bewijsmap Vaardigheden/Verpleegtechnische handelingen

Bewijsmap Vaardigheden/Verpleegtechnische handelingen Scholen voor Zorg Kwalificatiedossier 2012 Exameneenheid 6 Bewijsmap Vaardigheden/Verpleegtechnische handelingen bestaat uit de volgende 3 delen die apart worden uitgereikt: Deel A: Basisvaardigheden Deel

Nadere informatie

Een zorgvrager hulp bieden bij het braken

Een zorgvrager hulp bieden bij het braken OPDRACHTFORMULIER Een zorgvrager hulp bieden bij het braken Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze

Nadere informatie

Het registreren van de waarden van de vitale functies

Het registreren van de waarden van de vitale functies OPDRACHTFORMULIER Het registreren van de waarden van de vitale functies Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

4. Bereiden 49 - Rekenen 50 - Bereiden 52. 8. Persoonlijke groei 81 - Feedback 82

4. Bereiden 49 - Rekenen 50 - Bereiden 52. 8. Persoonlijke groei 81 - Feedback 82 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Virussen en bacteriën 10 - Het afweersysteem 14 - Ziektebeelden 19 2. Verhelderen van de zorgvraag 25 - Recepten 26 - Zelfzorgvragen 33 3. Geneesmiddelen 39 - Medicijnen tegen

Nadere informatie

INFECTIERISICO VERMINDEREN

INFECTIERISICO VERMINDEREN INFECTIERISICO VERMINDEREN In deze folder leest u welke maatregelen het UCCZ Dekkerswald treft om de kans op een infectie voor u zo klein mogelijk te maken. Wat is een infectie? Infecties w orden veroorzaakt

Nadere informatie

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 1 Mw. de Vries Mw. de Vries is 77 jaar en komt net uit het ziekenhuis. Ze is bekend met de ziekte van Ménière. Door een val heeft ze haar linkerarm gebroken en daar heeft ze gips voor gekregen. Jij

Nadere informatie

Pakket 7 Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding

Pakket 7 Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding BESCHRIJVING VAN DE ZORGZWAARTEPAKKETTEN Pakket 7 Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding Pakket 7 is bestemd voor ouderen die al heel lang

Nadere informatie

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen?

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen? Chronisch Hartfalen Wat is chronisch hartfalen? Omschrijving Hartfalen Hartfalen is een aandoening van het hart waarbij het hart niet meer in staat is om voldoende bloed uit te pompen en rond te pompen.

Nadere informatie

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen: IMMUNITEIT 1 Immuniteit Het lichaam van mens en dier wordt constant belaagd door organismen die het lichaam ziek kunnen maken. Veel van deze ziekteverwekkers zijn erg klein, zoals virussen en bacteriën.

Nadere informatie

Afweer en Immuniteit

Afweer en Immuniteit Afweer en Immuniteit Foto: Wim van Egmond over drie linies van afweer en vaccinatie Je lichaam wordt gedurende je leven voortdurend aangevallen door ziekteverwekkers. Meestal merk je daar niets van omdat

Nadere informatie

Leren beheersen van je slaapprobleem. Bart De Saeger" 19/03/2012

Leren beheersen van je slaapprobleem. Bart De Saeger 19/03/2012 Leren beheersen van je slaapprobleem Bart De Saeger" 19/03/2012 Bart De Saeger" Klinisch psycholoog - Gedragstherapeut Theorie + Technieken Inzicht krijgen" Leren hoe je het probleem stap voor stap kan

Nadere informatie

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire 1 1 1 1 1 1 0 1 0 0 Opdrachtformulier Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

Een zorgvrager hulp bieden tijdens het eten en drinken

Een zorgvrager hulp bieden tijdens het eten en drinken OPDRACHTFORMULIER Een zorgvrager hulp bieden tijdens het eten en drinken Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl.

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl. STER opdracht ADL Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl. In de eerste 10 weken van je opleiding heb je

Nadere informatie

Een zorgvrager helpen bij de oogverzorging

Een zorgvrager helpen bij de oogverzorging OPDRACHTFORMULIER Een zorgvrager helpen bij de oogverzorging Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze

Nadere informatie

Voorschriften toepassen tijdens de basiszorg

Voorschriften toepassen tijdens de basiszorg OPDRACHTFORMULIER Voorschriften toepassen tijdens de basiszorg Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten

Nadere informatie

Respectvol reageren op gevoelens

Respectvol reageren op gevoelens OPDRACHTFORMULIER Respectvol reageren op gevoelens Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Virussen en bacteriën 10 - Het afweersysteem 14 - Ziektebeelden 19

Inhoud. Inleiding 7. 1. Medische achtergrondkennis 9 - Virussen en bacteriën 10 - Het afweersysteem 14 - Ziektebeelden 19 Inhoud Inleiding 7 1. 9 - Virussen en bacteriën 10 - Het afweersysteem 14 - Ziektebeelden 19 2. De intake 25 - Ernst van de klachten 26 - Het intakegesprek 27 3. Geneesmiddelen 33 - Medicijnen tegen kinderziektes

Nadere informatie

Informatiefolder delier

Informatiefolder delier Informatiefolder delier Informatiefolder delier Het gedrag en de reactie van uw partner, familielid, vriend(in) of kennis zijn anders dan u gewend bent. Hij of zij is onrustig, begrijpt u niet, geeft vreemde

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak E Beginner Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: Juli 2013 Fase: beginner Naam deelnemer:. 2

Nadere informatie

Zelfstudie PAAF Verkorte opleiding niveau 4

Zelfstudie PAAF Verkorte opleiding niveau 4 OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Zelfstudie PAAF Verkorte opleiding niveau 4 Albeda college Branche gezondheidszorg MBO Verpleegkunde Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Januari 2014 Naam student:. 1 Rotterdam,

Nadere informatie

Het aanbrengen van een condoomkatheter bij een incontinente zorgvrager

Het aanbrengen van een condoomkatheter bij een incontinente zorgvrager OPDRACHTFORMULIER Het aanbrengen van een condoomkatheter bij een incontinente zorgvrager Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen

Nadere informatie

ADL-vaardigheidstraining geven

ADL-vaardigheidstraining geven OPDRACHTFORMULIER Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van vaardigheid en noteer vragen en opdrachten. Bespreek deze samen met medestudenten of je docent. 2 Bestudeer de theorie. 3 Beantwoord

Nadere informatie

Maatregelen nemen om de eetlust bij een zorgvrager te bevorderen

Maatregelen nemen om de eetlust bij een zorgvrager te bevorderen OPDRACHTFORMULIER Maatregelen nemen om de eetlust bij een zorgvrager te bevorderen Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

Beroepsopdracht / leermenu 5

Beroepsopdracht / leermenu 5 Beroepsopdracht / leermenu 5 Basistechnische handelingen deel 1 Werkproces 1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten T:

Nadere informatie

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 3 Mw. Niemeijer

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 3 Mw. Niemeijer Casus 3 Mw. Niemeijer Mw. Niemeyer is 82 jarige dame. Mw. lijdt aan een dementieel syndroom als gevolg van de ziekte van Alzheimer. Mw. kan hierdoor recente gebeurtenissen slecht onthouden. Ze herkent

Nadere informatie

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager OPDRACHTFORMULIER Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier bij deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten

Nadere informatie

Onderhandelen en afspraken maken

Onderhandelen en afspraken maken OPDRACHTFORMULIER Onderhandelen en afspraken maken Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Nadere informatie

Slaapproblemen? Gezonde slaap

Slaapproblemen? Gezonde slaap Dit is een folder van www.orthoconsult.nl geschreven door dhr. drs. Ard Nieuwenbroek, trainer/ therapeut bij Ortho Consult. Deze folder is op een aantal punten aangepast en aangevuld door de stressbegeleiders

Nadere informatie

Slaapstoornissen bij ouderen

Slaapstoornissen bij ouderen Slaapstoornissen bij ouderen Een goede nachtrust is belangrijk. Tijdens de slaap krijgt het lichaam de tijd om te herstellen. Daarnaast lijkt slaap ook invloed te hebben op het geheugen. Met het ouder

Nadere informatie

Slaapstoornissen bij ouderen

Slaapstoornissen bij ouderen Slaapstoornissen bij ouderen Een goede nachtrust is belangrijk. Tijdens de slaap krijgt het lichaam de tijd om te herstellen. Daarnaast lijkt slaap ook invloed te hebben op het geheugen. Met het ouder

Nadere informatie

Zorgplan van een chronische zieke, een lichamelijk gehandicapte of revaliderende zorgvrager bespreken en vervolgens bijstellen

Zorgplan van een chronische zieke, een lichamelijk gehandicapte of revaliderende zorgvrager bespreken en vervolgens bijstellen OPDRACHTFORMULIER Zorgplan van een chronische zieke, een lichamelijk gehandicapte of revaliderende zorgvrager bespreken en vervolgens bijstellen Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van

Nadere informatie

Inleiding Wat is plasmafiltratie?

Inleiding Wat is plasmafiltratie? PLASMAFILTRATIE 610 Inleiding Uw arts heeft met u besproken dat u in aanmerking komt voor plasmafiltratie. Het starten van een behandeling met plasmafiltratie brengt veel vragen met zich mee. In deze folder

Nadere informatie

Maatregelen nemen om decubitus te voorkomen bij een zorgvrager

Maatregelen nemen om decubitus te voorkomen bij een zorgvrager OPDRACHTFORMULIER Maatregelen nemen om decubitus te voorkomen bij een zorgvrager Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. OPDRACHTFORMULIER Gesprekken voeren 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. 2 Kijk in de bronnen welke informatie

Nadere informatie

BRMO INFORMATIE VOOR PATIËNTEN

BRMO INFORMATIE VOOR PATIËNTEN BRMO INFORMATIE VOOR PATIËNTEN Inleiding Onlangs bent u op de hoogte gebracht dat er bij u in een kweek een bijzonder resistent micro-organisme (BRMO) is gevonden. U leest in deze folder wat BRMO zijn,

Nadere informatie

Casus 2 Dhr. Spannenburg

Casus 2 Dhr. Spannenburg Casus 2 Dhr. Spannenburg Dhr. Spannenburg is een 63 jarige man en heeft ten gevolge van een herseninfarct (CVA) een halfzijdige verlamming rechts en wordt s morgens geholpen met de verzorging. Het valt

Nadere informatie

Het voeren van een slechtnieuwsgesprek met een zorgvrager

Het voeren van een slechtnieuwsgesprek met een zorgvrager 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Het voeren van een slechtnieuwsgesprek met een zorgvrager Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met

Nadere informatie

slaap voorlichting Slaap Voorlichting 1. Toelichting 2. Doel, doelgroep en tijdsduur 3. Uitvoering 4. Organisatie

slaap voorlichting Slaap Voorlichting 1. Toelichting 2. Doel, doelgroep en tijdsduur 3. Uitvoering 4. Organisatie 1. Toelichting Deze module is gebaseerd op de NHG-Standaard M23 van juli 2005. Een gestructureerde slaapanamnese en goede voorlichting over slaapfysiologie en slaaphygiëne kunnen onnodig en ineffectief

Nadere informatie

Pakket 6 Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging

Pakket 6 Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging BESCHRIJVING VAN DE ZORGZWAARTEPAKKETTEN Pakket 6 Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging Het pakket Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging is wonen in een verpleeghuis

Nadere informatie

Orthostatische hypotensie

Orthostatische hypotensie Infobrochure Orthostatische hypotensie Beste patiënt, Beste patiënte, Naar aanleiding van uw verblijf in het ziekenhuis in Waregem kreeg u te horen dat u last heeft van orthostatische hypotensie. In deze

Nadere informatie

Samenvatting Mensen ABC

Samenvatting Mensen ABC Samenvatting Mensen ABC Week 1ABC: Wie zijn wij? Info: Wie zijn wij mensen Mensen zijn verschillend. Iedereen is anders, niemand is hetzelfde. Dat noem je uniek. Een mens heeft een skelet van botten. Daarom

Nadere informatie

Omgaan met slaapproblemen

Omgaan met slaapproblemen Leven met Multipele Sclerose uitgave 12 Omgaan met slaapproblemen EEN UITGAVE VAN HET NATIONAAL MS FONDS Tekst: drs. Bep Franke-Barendse Uitgever: Nationaal MS Fonds 2 Inleiding We besteden ongeveer eenderde

Nadere informatie

Pakket 8 Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen met de nadruk op verzorging/verpleging

Pakket 8 Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen met de nadruk op verzorging/verpleging BESCHRIJVING VAN DE ZORGZWAARTEPAKKETTEN Pakket 8 Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen met de nadruk op verzorging/verpleging Pakket 8 is voor mensen met een ernstige

Nadere informatie

Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid. Jeugd en Gezin Gooi en Vechtstreek

Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid. Jeugd en Gezin Gooi en Vechtstreek Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid We slapen gemiddeld zo n zeven tot acht uur per nacht. Dat is ongeveer een derde van ons hele leven. Er zijn wel verschillen in de behoefte aan slaap. Waar de

Nadere informatie

PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort

PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort Eindtermen biologie PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort 2017-2018-2019 BI/K/1 Oriëntatie op leren en werken BI/K/2 Basisvaardigheden BI/K/3 Leervaardigheden in het vak biologie

Nadere informatie

Het toedienen van een kant-en-klaar klysma aan een zorgvrager

Het toedienen van een kant-en-klaar klysma aan een zorgvrager OPDRACHTFORMULIER Het toedienen van een kant-en-klaar klysma aan een zorgvrager Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

Een zorgvrager ondersteunen bij het vinden van een geschikte lichaamshouding

Een zorgvrager ondersteunen bij het vinden van een geschikte lichaamshouding OPDRACHTFORMULIER Een zorgvrager ondersteunen bij het vinden van een geschikte lichaamshouding Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer

Nadere informatie

Het voeren van een evaluatiegesprek

Het voeren van een evaluatiegesprek OPDRACHTFORMULIER Het voeren van een evaluatiegesprek Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met een medestudent of je docent.

Nadere informatie

regio Gooi en Vechtstreek Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid www.cjggooienvechtstreek.nl

regio Gooi en Vechtstreek Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid www.cjggooienvechtstreek.nl regio Gooi en Vechtstreek Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid www.cjggooienvechtstreek.nl n Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid We slapen gemiddeld zo n zeven tot acht uur per nacht. Dat

Nadere informatie

Opdracht 2: Oefen het afstemmen van de persoonlijke verzorging met naastbetrokkenen

Opdracht 2: Oefen het afstemmen van de persoonlijke verzorging met naastbetrokkenen VZ-B-K1-W4-C Biedt persoonlijke verzorging Verzorgende-IG-basisdeel kerntaak 1 werkproces 4 oefenopdracht C Je bent al behoorlijk vaardig in het ondersteunen bij de persoonlijke verzorging. Je hebt geoefend

Nadere informatie

Nynke Rademaker Docent verpleegkunde ROC van Twente 13e EPD congres 12 juni 2008. Samenwerken aan een Algemene uitgangspunten

Nynke Rademaker Docent verpleegkunde ROC van Twente 13e EPD congres 12 juni 2008. Samenwerken aan een Algemene uitgangspunten Nynke Rademaker Docent verpleegkunde ROC van Twente 13e EPD congres 12 juni 2008. Samenwerken aan een elektronisch Algemene uitgangspunten patiënten dossier. Opzet presentatie Aanleiding tot ontwikkeling

Nadere informatie

Onrust in de nacht Samenvatting Dementie Wat is onrustig gedrag in de nacht? Levensloop Jul ie contact verandert Persoonlijkheid

Onrust in de nacht Samenvatting Dementie Wat is onrustig gedrag in de nacht? Levensloop Jul ie contact verandert Persoonlijkheid Onrust in de nacht Samenvatting Hieronder hebben we de inhoud van de aflevering Onrust in de nacht samengevat. Gemakkelijk om er nog eens bij te pakken. Wat is onrustig gedrag in de nacht? Dementie kan

Nadere informatie

Beroepsopdracht Beroepstaak B Gevorderd niveau

Beroepsopdracht Beroepstaak B Gevorderd niveau Beroepsopdracht Beroepstaak B Gevorderd niveau Toelichting: Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. NB. Beroepstaak B heeft 2 niveaus! Helpen waar het

Nadere informatie

Help, ik kan niet slapen! Slaapproblemen bij jongeren

Help, ik kan niet slapen! Slaapproblemen bij jongeren 1 Help, ik kan niet slapen! Slaapproblemen bij jongeren 2 Help, ik kan niet slapen! Slaapproblemen bij jongeren Slaap jij ook zo slecht? Uit onderzoek blijkt dat één op de tien jongeren zo nu en dan last

Nadere informatie

Bloedvergiftiging (sepsis)

Bloedvergiftiging (sepsis) Bloedvergiftiging (sepsis) Albert Schweitzer ziekenhuis december 2014 pavo 0661 Inleiding De arts heeft u verteld dat u of uw familielid een bloedvergiftiging heeft. Een bloedvergiftiging wordt meestal

Nadere informatie

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 4. Mw De Vries

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 4. Mw De Vries Casus 4. Mw De Vries Vandaag verzorg je mw. De Vries, 72. Ze lijkt weer op te knappen na ruim 2 weken op bed te hebben door gebracht i.v.m. een flinke griep. Ze is al een paar keer een tijdje uit bed geweest.

Nadere informatie

Het invullen van een vochtbalans

Het invullen van een vochtbalans OPDRACHTFORMULIER Het invullen van een vochtbalans Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Nadere informatie

De polsslag van een zorgvrager opnemen

De polsslag van een zorgvrager opnemen OPDRACHTFORMULIER De polsslag van een zorgvrager opnemen Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten

Nadere informatie

Observaties uitvoeren

Observaties uitvoeren OPDRACHTFORMULIER Observaties uitvoeren Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met een medestudent of je docent. 2 Kijk

Nadere informatie

Groepsactiviteit organiseren en uitvoeren

Groepsactiviteit organiseren en uitvoeren OPDRACHTFORMULIER Groepsactiviteit organiseren en uitvoeren Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of

Nadere informatie

Een maagspoeling uitvoeren

Een maagspoeling uitvoeren 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Een maagspoeling uitvoeren Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten

Nadere informatie

Bloed Geven en Krijgen vmbo-kgt okt 2013

Bloed Geven en Krijgen vmbo-kgt okt 2013 Bloed Geven en Krijgen vmbo-kgt okt 2013 Ieder jaar geven zo n 400.000 Nederlanders bloed; zij zijn bloeddonor. Samen geven zij ongeveer 900.000 liter bloed per jaar. Dat is belangrijk, want dagelijks

Nadere informatie

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT Zien waar hulp nodig is! (Thuiszorg) Beroepstaak B Helpen bij de persoonlijke zorg/ ADL Niveau Toets beroepstaak B Helpende gevorderd Thuiszorg

Nadere informatie

Beroepsopdracht Beroepstaak B Gevorderd

Beroepsopdracht Beroepstaak B Gevorderd Beroepsopdracht Beroepstaak B Gevorderd (Thuiszorg) Toelichting: Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. NB. Beroepstaak B heeft 3 niveaus! Zien waar hulp

Nadere informatie

Het verpleegplan. Persoonlijke basiszorg 2. Begeleiden. Voorlichting, advies en instructie. Traject V&V niveau 4 OVERZICHT LEEREENHEDEN CONCEPT

Het verpleegplan. Persoonlijke basiszorg 2. Begeleiden. Voorlichting, advies en instructie. Traject V&V niveau 4 OVERZICHT LEEREENHEDEN CONCEPT Basisdeel Het verpleegplan Persoonlijke basiszorg 1 Persoonlijke basiszorg 2 Begeleiden Voorlichting, advies en instructie Oriëntatie op het beroep Gegevens verzamelen Inschatten van zorgsituaties Verpleegdoelen

Nadere informatie

Slaapproblemen? Een aantal feiten. Gezonde slaap. Soorten Slecht Slapen

Slaapproblemen? Een aantal feiten. Gezonde slaap. Soorten Slecht Slapen Niet waar Soms waar Wel waar Slaapproblemen? Een aantal feiten Uit onderzoek blijkt dat èèn op de 10 jongeren zo nu en dan last heeft van slaapproblemen. Dit kan iedereen overkomen en eigenlijk is het

Nadere informatie

Sociale vaardigheidstraining toepassen

Sociale vaardigheidstraining toepassen OPDRACHTFORMULIER Sociale vaardigheidstraining toepassen Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je

Nadere informatie

Algemeen Bloedtransfusie voor kinderen

Algemeen Bloedtransfusie voor kinderen Algemeen Bloedtransfusie voor kinderen In deze folder vertellen we je wat een bloedtransfusie is en waarom het gegeven wordt. Wat is bloedtransfusie? Bloedtransfusie betekent dat je bloed krijgt toegediend.

Nadere informatie

Augmented Reality in de biologieles

Augmented Reality in de biologieles Augmented Anatomy Educatief Programma Augmented Reality in de biologieles Augmented Reality betekent letterlijk toegevoegde realiteit. Iets wat er in werkelijkheid niet is, wordt op het beeldscherm toegevoegd

Nadere informatie

De eigen grenzen bewaken

De eigen grenzen bewaken 1 1 1 1 1 0 1 0 Opdrachtformulier De eigen grenzen bewaken Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je

Nadere informatie

Hulp bij de uitscheiding

Hulp bij de uitscheiding OPDRACHTFORMULIER Hulp bij de uitscheiding Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. 2 Kijk

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPDRACHTENBOEK BEGINNER

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPDRACHTENBOEK BEGINNER OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPDRACHTENBOEK BEGINNER Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: juni 2013 Fase: beginner Naam student:. 2 Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Contactonderzoek BRMO

Contactonderzoek BRMO Contactonderzoek BRMO In deze folder krijgt u uitleg over wat contactonderzoek is en wat dit voor u betekent. Ook leest u algemene informatie over een bacterie, resistente bacteriën en mogelijke gevolgen

Nadere informatie

Inhoud Basisverpleegkunde niveau 4. Voorwoord. Redactionele verantwoording

Inhoud Basisverpleegkunde niveau 4. Voorwoord. Redactionele verantwoording Inhoud Basisverpleegkunde niveau 4 Voorwoord Redactionele verantwoording 1 Zorgvuldig en verantwoord handelen in de basiszorg 1.1 Basisverpleegkunde en basiszorg 1.1.1 Zorgfuncties 1.1.2 Waar verleen je

Nadere informatie

SLAAP BIJ OUDEREN. - Tips voor een goede nachtrust-

SLAAP BIJ OUDEREN. - Tips voor een goede nachtrust- SLAAP BIJ OUDEREN - Tips voor een goede nachtrust- Aandacht voor het slapen is belangrijk. Tijdens de slaap kan je lichamelijk en geestelijk herstellen. Er worden bovendien reserves opgebouwd om de volgende

Nadere informatie

Het begeleiden van een zorgvrager die weerstanden heeft bij veranderingen

Het begeleiden van een zorgvrager die weerstanden heeft bij veranderingen OPDRACHTFORMULIER Het begeleiden van een zorgvrager die weerstanden heeft bij veranderingen Naam student: Datum: Voordat je gaat oefenen 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen

Nadere informatie

Kandidaatsversie. Theorie-examen. Verzorgende C. Datum. Voorletters + Achternaam. Uw kandidaatsnummer. Naam van de instelling waar u werkt:..

Kandidaatsversie. Theorie-examen. Verzorgende C. Datum. Voorletters + Achternaam. Uw kandidaatsnummer. Naam van de instelling waar u werkt:.. STOC Centrale Examencommissie Toetsnummer: 08 02 ns Datum Voorletters + Achternaam : :. Uw kandidaatsnummer : Naam van de instelling waar u werkt:.. Theorie-examen Deelkwalificaties 8 en 4 en Beroepshouding

Nadere informatie