Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk A&W rapport 1360

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk A&W rapport 1360"

Transcriptie

1 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk A&W rapport 1360 M.S.E. Greve H. Miedema

2 Foto Voorplaat Kuindervaart in de herfst, Greve, M.S.E., H. Miede Wezenlijke kenmerken en Altenburg & Wymenga ec Opdrachtgevers

3 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Inhoud 1 Inleiding 1 2 EHS-Doelbenadering 3 3 Kuinderbos 9 4 Voorsterbos 15 5 Schokland 23 6 Urkerbos 29 7 Toppad 35 8 Staartreservaat 41 9 Rotterdamse Hoek Casteleynsplas EVZ Urker- en Zwolsevaart EVZ Lemstervaart 63 Literatuur 67 Bijlage 1 Bijlage 2 Modellen ecologische verbindingen Natura 2000-gebieden

4 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 1.1. Overzicht van EHS-gebieden en Ecologische Verbindingszones in de gemeenten Noordoostpolder en Urk.

5 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 1 1 Inleiding Aanleiding De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen (Natuurbeleidsplan 1990). De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft boven andere belangen. Het netwerk van natuurgebieden moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en daardoor uitsterven. Het Rijk en de provincies hebben afspraken gemaakt over de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS. Deze afspraken zijn in overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties gemaakt en zijn verwerkt in de Spelregels EHS (Ministerie van LNV et al. 2007). In de EHS geldt het nee, tenzij principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast, niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De Provincie Flevoland heeft de Spelregels EHS als uitwerking van het Omgevingsplan 2006 overgenomen in haar provinciaal beleid. In het document Spelregels EHS, EHSkaart en EHS-doelbenadering van de provincie is dit beleid uitgeschreven. Wezenlijke kenmerken en waarden De beslissing of een ingreep in de EHS kan doorgaan, hangt dus naast de instandhouding van de oppervlakte en de samenhang van de EHS af van de mate van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Om significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden te toetsen, dienen deze nauwkeurig te zijn vastgesteld, bij voorkeur aan de hand van goed uitgewerkte definities. Dit zorgt er voor dat er geen ecologische en functionele aspecten over het hoofd worden gezien en dat het voor een ieder duidelijk is waar bij toetsingen naar gekeken wordt. Een definitie voor wezenlijke kenmerken en waarden is te vinden in de Nota Ruimte (2004, p.114): de wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen van het gebied. Het gaat daarbij om: de bij het gebied behorende natuurdoelen en kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde. Er volgt geen verdere uitleg van de gebruikte criteria noch wordt er een middel gegeven om de criteria te kwantificeren. De kenmerken en waarden hebben daardoor veelal een beschrijvend karakter en de objectiviteit in de vaststelling van significante aantasting wordt daardoor belemmerd. Daarnaast wordt geen onderscheid gemaakt tussen kenmerken en waarden, met als gevolg dat bij de inventarisatie van een gebied door verschillende instanties of personen, verschillende indelingen naar kenmerken en waarden worden gehanteerd. Om deze reden is in opdracht van Provincie Flevoland door Arcadis de EHS-Doelbenadering ontwikkeld (Arcadis 2008) en toegepast voor de gemeente Almere (Arcadis & Provincie Flevoland 2009). Doel van dit rapport Gebaseerd op de hiervoor genoemde doelbenadering beschrijft dit rapport de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur in de gemeente Lelystad (zie figuur 1.1). Het primaire doel van het rapport is om de wezenlijke kenmerken en waarden te beschrijven, zodat deze na vaststelling door Gedeputeerde Staten van Flevoland beschermd en voor de toekomst behouden kunnen worden. Het rapport kan echter ook gebruikt worden door initiatiefnemers die plannen willen ontwikkelen binnen de EHS, om inzicht te krijgen waaraan getoetst moet worden en bijvoorbeeld welke waarden door initiatiefnemers kunnen worden vergroot. Aan de andere kant is het een leidraad voor het

6 2 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Bevoegd Gezag, die de toetsing moet controleren (besluit Gedeputeerde Staten d.d. 24 februari 2009). De wezenlijke kenmerken en waarden zoals in dit rapport zijn weergegeven, zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 27 september NB: deze rapportage behandelt alleen de binnendijkse EHS-gebieden. De begrenzing en beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden van de zoete rijkswateren (in Flevoland allemaal onderdeel van de EHS) is de taak van het Rijk. Ook al worden begrenzing en waarden van deze gebieden hier niet behandeld, niettemin dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met deze begrenzing en waarden. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van de voor dit rapport meest relevante punten uit het rapport EHS- Doelbenadering, methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur (Arcadis 2008). Dit hoofdstuk is toegevoegd zodat dit voorliggende rapport zelfstandig gelezen kan worden. In de daaropvolgende hoofdstukken worden per gebied de wezenlijke kenmerken en waarden behandeld. In bijlage 1 wordt ingegaan op de in dit document gehanteerde modellen voor ecologische verbindingen.

7 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 3 2 EHS-Doelbenadering Inleiding In het rapport EHS-Doelbenadering, methode voor vaststelling wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur (Arcadis 2008) wordt uitgebreid de achtergrond, aanleiding en uitwerking van de EHS-Doelbenadering beschreven. Hieronder volgt een samenvatting van de voor het voorliggende rapport meest relevante punten. De EHS-Doelbenadering is een methode waarbij de wezenlijke kenmerken en waarden van EHSgebieden worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen die de basis vormen voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze doelstellingen zijn (Spelregels EHS): Het realiseren van een samenhangend netwerk van bestaande en nieuwe natuurgebieden; Het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecosystemen, inclusief de bijbehorende soorten Het focussen op nationaal en/of internationaal belangrijke soorten; Het duurzaam behouden van ecosystemen: zorgdragen voor de randvoorwaarden voor behoud: de juiste bodem-, water- en beheerscondities. Ieder EHS-gebied heeft zijn eigen rol in het behalen van de doelstellingen die voor de hele EHS zijn gesteld. De wezenlijke kenmerken en waarden waaraan getoetst wordt, zouden dus die aspecten van het EHS-gebied moeten zijn, die bijdragen aan de doelstellingen voor de EHS. Hierna volgt een uitwerking van de aspecten die volgens de doelbenadering worden meegenomen in de vaststelling van de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS-gebieden. Het is belangrijk om op te merken dat niet alle aspecten die hier besproken worden, op ieder gebied van toepassing of even relevant zijn. De hieronder gehanteerde indeling wordt ook toegepast in de hoofdstukken per EHS-gebied. Wettelijk- en beleidskader Het wettelijk kader bepaalt de wettelijke bescherming die het gebied geniet. Het gaat erom of het gebied een Natura 2000-gebied is (Natuurbeschermingswet 1998), een Beschermd Natuurmonument (Natuurbeschermingswet 1998) of geen van beide (EHS beleid). Regelmatig hanteren provincies naast het landelijk beleid, een provinciaal beleid om bijzondere (natuurlijke) waarden in de provincie te beschermen. Het gaat hier bijvoorbeeld om oude bosdelen, bijzondere geomorfologische processen zoals zandverstuiving of kwel, maar ook om bijvoorbeeld een stiltegebied of grondwaterbeschermingsgebied. Door middel van dergelijk beleid kent de provincie Flevoland specifiek bepaalde waarden toe aan het EHS-gebied, die daarom opgenomen dienen te worden in de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. De Ecologische Hoofdstructuur in Flevoland bevat verder de in het Omgevingsplan Flevoland (2006) opgenomen ecologische verbindingszones, prioritair gebied, waardevol gebied en overige EHS. In het Omgevingsplan Flevoland staat hierover het volgende: Prioritaire gebieden: naast de gebieden die in het verleden al door het Rijk zijn aangewezen (als Natura 2000-gebied, Beschermd natuurmonument of Bosreservaat), gaat het om gebieden waar zeer bijzondere natuurwaarden zijn ontstaan die vanwege die bijzondere abiotische omstandigheden niet of nauwelijks elders in Flevoland realiseerbaar zijn (bijv. Kuinderplas, Bremerbergbos, Ellerslenk). Toepassing van de saldobenadering is in de prioritaire gebieden niet mogelijk, in tegenstelling tot de andere EHS-gebieden, waar de saldobenadering wel kan worden toegepast.

8 4 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Waardevolle gebieden: dit zijn gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. De gebieden zijn essentieel voor de gewenste samenhang en kwaliteit van de EHS. Binnen deze gebieden is de ruimte voor het toepassen van de saldobenadering beperkt, tenzij de natuurkwaliteit en/of kwantiteit en de gebruikswaarde van het gebied verbeteren. De prioritaire en de waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS. Overige EHS: deze gebieden hebben vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij de kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden ook duurzaam te blijven beheren. De gebieden lenen zich voor de saldobenadering, waarbij nadrukkelijker dan bij de waardevolle gebieden ook verplaatsing aan de orde kan zijn. Gebiedskenmerken Bepaalde kenmerken van een gebied zijn geen abiotische randvoorwaarden voor een natuurbeheertype, maar wel kenmerkend voor het gebied. Denk hierbij aan (infrastructurele) barrières, stilte, rust, toegankelijkheid, openstelling(tijden) en de randlengte. De effecten van deze kenmerken vinden veelal plaats op soortniveau, wat het lastig maakt om te beoordelen of deze kenmerken apart voor het gebied opgenomen moeten worden. Het is ook mogelijk dat een kenmerk geen effect heeft op de aanwezige of potentiële soorten, maar wel op de belevingswaarde van een gebied (bijvoorbeeld geluids- of lichtintensiteit). Abiotische kenmerken Door middel van de EHS wordt gestreefd naar een duurzame natuur, waarin condities worden gecreëerd of behouden die op lange termijn een gezond ecosysteem faciliteren. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de volgende abiotische eigenschappen: Bodem Textuur: natuurbeheertypen zijn vaak gebonden aan een bepaalde bodemtextuur. Nutriëntgehalte: het nutriëntgehalte van de bodem kan van grote invloed zijn op de vegetatie. Kalkrijkdom: het belang van de aanwezigheid van kalk is te vinden in de zuurbufferende eigenschap Water Type: een natuurbeheertype kan vereisen dat er stilstaand water (poelen, vennen, meertjes etc.) of stromend water (beken, riviertjes, etc.) aanwezig is. Waterherkomst: zowel voor de fysisch chemische samenstelling als voor de levensgemeenschappen in het water is het belangrijk om in kaart te brengen wat de herkomst van het water is. Denk aan regen, grondwater, kwel, etc. Kwaliteit: net als het nutriëntgehalte van de bodem is ook het nutriëntgehalte en de daarmee gerelateerde waterkwaliteit van invloed op de aanwezige flora en fauna. Voor een aantal gebieden geldt, dat gegevens over de waterkwaliteit niet voorhanden zijn. In dat geval vormt de aanwezigheid van gevoelige natuurwaarden een graadmeter voor de waterkwaliteit. Afmetingen (lengte, breedte, diepte): de afmetingen van het water zijn van belang voor de ecologische mogelijkheden en ontwikkelingen. Grondwaterstand: de actuele grondwaterstand is afgeleid uit de grondwatertrappen. In een grondwatertrap geven de gemiddelde hoogste (GHG) en de gemiddelde laagste (GLG) grondwaterstand het niveau en de fluctuatie van de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld. In onderstaande tabel is de relatie tussen de grondwatertrappen en de GHG en GLG weergegeven. Hierbij staan de genoemde waterstanden in centimeters ten opzichte van het maaiveld

9 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 5 Grondwatertrap Gemiddelde hoogste grondwaterstand (cm t.o.v. maaiveld) Gemiddeld laagste grondwaterstand (cm t.o.v. maaiveld) I -- <50 II < III < IV > V <40 >120 VI >120 VII >80 (>160) Actuele natuurwaarden per natuurbeheertype Volgens de Spelregels EHS en de Nota Ruimte moeten zowel de actuele als potentiële natuurwaarden beschermd worden. Daarbij is de focus van de EHS op ecosystemen, inclusief daarbij horende soorten. Het gaat hier dus om alle doelen die door Provincie en beheerder bepaald zijn voor het gebied. De actuele natuurwaarden worden uitgesplitst naar natuurbeheertypen. Deze zijn voor alle EHS-gebieden in Flevoland vastgelegd in het Natuurbeheerplan 2010 (Provincie Flevoland 2009) en zijn van belang voor de subsidies die in het kader van beheer worden verleend. Daarbij wordt kort toegelicht wat de huidige kwaliteiten van de beheertypen zijn: zowel de staat van het beheertype als belangrijke populaties van enkele kenmerkende (doel)soorten worden vermeld. Relatie Natura 2000 en EHS In de Spelregels EHS staat: Volgens het Natuurbeleidsplan (1990) is de EHS het samenhangend netwerk van in (inter)nationaal opzicht belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. Uit deze definitie wordt duidelijk welk doel de EHS moet dienen, namelijk: het duurzaam behouden van ecosystemen die in nationaal of zelfs internationaal opzicht belangrijk zijn. Natura 2000-gebieden maken in de meeste gevallen deel uit van de EHS. De samenhang tussen het Natura 2000-netwerk en de rest van de EHS is dan ook een essentieel kenmerk van een gebied. Het betreffende EHS-gebied kan een bijdrage leveren aan de instandhoudingsdoelen van de (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden, maar ook voor het halen van de landelijke instandhoudingsdoelen (bijv. Grote zilverreiger in de Oostvaardersplassen). Deze rol zal in de regel altijd voor aangewezen soorten uit het betreffende Natura 2000-gebied gelden. De soorten kunnen het gebied onder meer gebruiken als foerageergebied, ecologische corridor of winterverblijfplaats. Voor de EHS zelf kan het gebied functioneren als kerngebied, stepping stone, corridor of robuuste verbindingszone. In het geval van een robuuste verbindingszone (EVZ) is het van belang wat het ambitieniveau is (dit is beleidsmatig vastgelegd in zgn. modellen, zie voorgaande). Aan het ambitieniveau zijn vervolgens soorten gekoppeld voor wie de verbindingszone geschikt moet zijn. Belang en schaalniveau Eén van de doelstellingen van een EHS-gebied is het belang in (inter)nationaal opzicht. Een EHS-gebied kan echter ook van lokaal of regionaal belang zijn. Zo kunnen aanwezige of nagestreefde natuurwaarden in een gebied (zeer) zeldzaam zijn op lokale, regionale, nationale of internationale schaal, wat als kenmerkend voor het gebied aangemerkt kan worden.

10 6 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Potentiële natuurwaarden De potentiële natuurwaarden zijn de natuurwaarden die het gebied in potentie heeft, gelet op de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied en de natuurbeheertypen die voor het gebied zijn vastgesteld in de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan Hierop aansluitend wordt vermeld welke beheerambities er liggen, die (indien van toepassing) zijn weergegeven in een figuur en eventueel welke (potentiële) soorten door dit beheer worden geholpen. Soorten De kwaliteit van een gebied of ecosysteem, is te meten aan de hand van de soorten die aanwezig zijn. Soorten stellen bepaalde eisen aan een gebied, waarbij de ene soort veeleisender is dan de andere. Door soorten op te nemen in de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied, wordt aangegeven welke kwaliteiten worden nagestreefd. Zo houdt een Waterspitsmuis van natuurvriendelijke oevers, helder water en een rijke onderwatervegetatie, een Boommarter van dikke bomen, rust en voldoende voedsel en een Roerdomp van onverstoorde, brede rietkragen met een variatie aan riettypen. De aanwezigheid van de soorten zegt daarbij iets over de natuurwaarde van een gebied. Voor de vaststelling van de soorten per gebied zijn de volgende vijf vragen nagegaan: 1. Welke soorten behoren tot de in het EHS-gebied aanwezige natuurdoeltypen volgens het Handboek Natuurdoeltypen (Bal et al. 2001)? En welke soorten hiervan zijn gezien bijvoorbeeld hun verspreiding binnen Nederland relevant? De vanaf 1 januari 2010 gehanteerde natuurbeheertypen uit het Subsidiestelsel voor Natuur en Landschapsbeheer zijn te herleiden tot één of enkele natuurdoeltypen, waardoor de relevante soorten zijn te achterhalen. Zo kan bijvoorbeeld beheertype N14.03 Haagbeuken- en essenbos worden gekoppeld aan natuurdoeltype 3.53 Zoom, mantel en droog struweel. Relevante soorten voor dit natuurdoeltype zijn onder andere Buizerd, Torenvalk, Zanglijster, Ruige dwergvleermuis, Sleedoornpage, Bosaardbei en Kamsalamander. 2. Is het gebied relevant voor soorten die middelzwaar of zwaar zijn beschermd volgens de Floraen faunawet (tabel II en III)? 3. Heeft het EHS-gebied voor een soort een belangrijke ondersteunende functie bij het behalen van de instandhoudingsdoelen van een nabijgelegen Natura 2000-gebied? 4. Behoort de soort tot de lijst van door de Provincie Flevoland aangewezen prioritaire soorten (De Vries et al. 2008)? 5. Is het gebied van (inter)nationaal belang voor een soort, of is de soort een speciaal beheerdoel van de beheerder? Een soort hoeft niet per se vastgesteld te zijn in het gebied. Als de soort de potentie heeft om het gebied op den duur te bereiken en het doel is om aan de eisen van deze soort te voldoen, wordt de soort opgenomen in de wezenlijke waarden. Hiermee worden de kwaliteiten die de soort vereist, beschermd door ze vast te leggen in de wezenlijke kenmerken en waarden. In de beschrijvingen van de gebieden wordt het in dit rapport apart vermeld als het om potentiële soorten gaat (pot.). Voor alle soorten geldt dat het EHS-gebied (potentieel) geschikt moet zijn voor een populatie van deze soort. Dit betekent dat zwervende exemplaren van soorten en toevallige waarnemingen niet per se leiden tot het opnemen van een soort in de wezenlijke kenmerken en waarden.

11 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 7 Merk op, dat voor veel gebieden niet alle soorten bekend zijn; er is bij de vaststelling van de soorten gebruik gemaakt van beschikbare en gepubliceerde bronnen, aangevuld met informatie van de beheerders (die een conceptversie van dit rapport hebben gescreend). De gekozen methode heeft daarnaast beperkingen: omdat wordt uitgegaan van de vastgestelde beheertypen per gebied, worden hier aan één of meerdere natuurdoeltypen gekoppeld. Het kan echter voorkomen dat binnen een dergelijk gebied, meerdere landschapstypen aanwezig zijn die tevens aansluiten bij andere natuurdoeltypen of zelfs beheertypen. Hierdoor kan het voorkomen, dat soorten die landschapstechnisch wel in het gebied passen, volgens de bovenstaande criteria niet kwalificeren als soort. Een voorbeeld hiervan is de Dwergmuis die bijvoorbeeld wel past binnen beheertype N12.06 Ruigteveld, maar volgens de bijbehorende natuurdoeltypen niet bij beheertype N04.02 Zoete plas, waar de soort te vinden kan zijn in de oevervegetatie. Voorbehoud: In deze rapportage is gebruik gemaakt van de EHS-begrenzing zoals deze in 2010 is vastgesteld en de actuele en potentiële beheertypekaarten uit het Natuurbeheerplan 2011 van de Provincie Flevoland. In een zich ontwikkelende provincie zullen beide kaartbeelden door de jaren heen veranderen. De verwachting is dat deze verandering de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied niet wezenlijk veranderen. Om echter zeker te zijn van de meest recente en vigerende kaarten dient men te allen tijde te raadplegen voor het dan geldende Natuurbeheerplan Flevoland of contact op te nemen met de Provincie Flevoland.

12 8 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk

13 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 9 3 Kuinderbos Wettelijk- en beleidskader EHS: Prioritair gebied & Waardevolle EHS (figuur 3.1) Stiltegebied Milieutekort verdroging (51 ha: Schoterveld) Gebiedskenmerken Het Kuinderbos ligt aan de oostrand van de Noordoostpolder en is ruim ha groot. Het is een aaneengesloten gemengd boscomplex, in beheer bij Staatbosbeheer. Het Kuinderbos is aangeplant in de periode als productiebos en is daarmee, samen met het Voorsterbos, het oudste bos van de Noordoostpolder. Het bos is omgeven door akkers en grasland, waardoor het vrij geïsoleerd ligt. Het Kuinderbos bestaat uit twee delen: het feitelijke Kuinderbos, een aaneengesloten complex met de Kuinderplas in het centrum, en het Burchtbos in het zuidoosten daarvan. Tussen het Kuinderbos en het Burchtbos ligt een grasland-enclave. In het westelijke deel van het gebied ligt natuurontwikkelingsgebied Schoterveld. Een brede tocht de Kuindervaart loopt door het Burchtbos in zuidwestelijke richting naar de Lemstervaart. Aan de noordwestzijde grenst het Kuinderbos aan de snelweg A6 en daarachter de ecologische verbindingszone Lemstervaart. Het bos is goed ontsloten door een vrij dicht padenstelsel voor wandelaars, fietsers en ruiters. Daarnaast doorsnijden vier secundaire wegen het gebied. Aan de Kuinderplas ligt een natuurkampeerterrein. In een enclave in het westelijke deel van het Kuinderbos liggen een schietbaan en een vakantiepark. De aan de westkant gelegen A6 vormt een bron van geluidsdruk en lichtinval. Deze weg vormt tevens een barrière voor grondgebonden soorten. Onder de A6 zijn meerdere faunatunnels aanwezig, deze sluiten echter slecht aan op het Kuinderbos (meded. SBB). Abiotische kenmerken Het Kuinderbos ligt 0,5 tot 3 m - NAP, waarbij het zuidwestelijke deel het laagste ligt. De ondergrond bestaat grotendeels uit kalkrijke zandgrond (gewone hydropodzolgronden). Alleen in het zuidoostelijke deel van het gebied is over een klein oppervlak kleigrond aanwezig (hydrokleivaaggronden). Rond de Kuinderplas heeft zich een podzolprofiel ontwikkeld in de bodem. Er is sprake van sterke kwel in het gebied, maar door het lage waterpeil in sloten en vaarten wordt dit kwelwater afgevangen en bereikt het bijna nergens het maaiveld. In het noordelijke deel, waar veen aan het oppervlak komt, is sprake van een grondwaterstand van cm beneden het maaiveld (GWT VI); in de rest van het gebied staat het water s zomers cm beneden maaiveld (GWT VII) en s winters cm beneden maaiveld. Door uitspoeling van zout uit de aanwezige veenlaag in de ondergrond, is het oppervlaktewater in het Kuinderbos plaatselijk licht brak.

14 10 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 3.1. Overzicht EHS-gebied Kuinderbos

15 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 11 Actuele waarden en beheer N00.01 Nog om te vormen naar natuur (46ha) Dit beheertype betreft een perceel langs de noordrand van het gebied en een perceel ten zuidwesten van de Schansweg. N04.02 Zoete plas (29 ha) Drie delen van het Kuinderbos vallen onder het natuurbeheertype Zoete plas : de Kuindervaart, de Kuinderplas en enkele poelen in het Schoterveld. Een deel van de Kuindervaart is gelegen in het Burchtbos en loopt van de voormalige burcht tot aan de Wellerzandweg. De vaart wordt halverwege onderbroken door de Schansweg waar een duiker onderdoor loopt. In de Kuindervaart zijn onder andere de beschermde vissoorten Vetje en Kleine modderkruiper en de Flevolandse aandachtssoort Paling waargenomen. Zowel langs de Kuindervaart als in de Kuinderplas komen Ringslangen voor. De Kuinderplas ligt in het centrum van het bos en is in de periode ontstaan door zandwinningen. Deze tot 5 m diepe waterplas is grondwatergevoed en wordt omgeven door een smalle rietkraag. De plas bevat veel ondiepe gedeelten met diverse soorten water- en oeverplanten en andere aan het water gebonden organismen. Dit gedeelte is o.a. van belang voor libellen (o.a. Gevlekte witsnuitlibel en Noordse winterjuffer.). In het Schoterveld is een waterplas gegraven. De Burchtplas biedt leefgebied aan tientallen Gevlekte witsnuitlibellen en aan Ringslang. Vanuit de Linde loopt een sloot met stromend water langs de Hopweg die van belang is voor Bruine korenbout en Ringslang. Daarnaast vormen circa 15 poelen in het gebied leefgebied voor verscheidene libellensoorten. N06.04 Vochtige heide (8,5 ha) Aan de westzijde van de Kuinderplas bevindt zich een vochtige heidevegetatie, waar soorten voorkomen als Dopheide, Kraaiheide, Ronde zonnedauw, Welriekende nachtorchis en Moeras- en Dennenwolfsklauw. Dit heidegedeelte is tevens van belang voor de Ringslang en voor libellen (Tengere Grasjuffer en Noordse winterjuffer). N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (106,7 ha) De graslanden rond de Kuinderplas worden open gehouden door extensieve beweiding met pony s. Hierdoor is een structuurrijke vegetatie ontstaan met soorten als Stijve ogentroost, Kleine ratelaar en Geelhartje. Aan de noordwestkant van het Kuinderbos, grenzend aan de A6, wordt door Staatsbosbeheer een nieuw natuurgebied ontwikkeld: het Schoterveld (circa 80 ha). Dit gebied gaat een geleidelijke overgang vormen tussen bos en polder. Deze zal bestaan uit grasland met een grote (circa 22 ha), diepe waterplas. Het beheer zal bestaan uit begrazing door schapen en maaien met afvoer van de vegetatie. In dit natuurbeheertype plant de Ringslang zich ook voort in speciaal daarvoor aangelegde broeihopen. N16.01 Droog bos met productie (517,3 ha) Dit zuidelijke deel van het Kuinderbos bevindt zich op zandgrond en voor een klein deel kleigrond. Het gebied is vooral waardevol voor varens en paddenstoelen. Op greppelkanten in het veenafbraakgebied groeit een groot aantal (deels zeer zeldzame) varensoorten. In dit gebied is een laag schelphoudend (kalkrijk) zand afgezet op een tot twee meter dikke laag hoogveen. Hier groeien varensoorten als Rechte driehoeksvaren, Stijve naaldvaren, Zachte naaldvaren en Lansvaren. Dit gebied is tevens uniek vanwege de rijke paddenstoelenflora. Het gaat hierbij deels om bedreigde soorten van voedselarme loof- en naaldbossen en die van naaldbossen op kalrijke bodem (waaronder het Sparreveertje).

16 12 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 3.2. Natuurbeheertypen Kuinderbos (bron: Provincie Flevoland).

17 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 13 N16.02 Vochtig bos met productie (469,4 ha) In het noordelijke deel van het Kuinderbos zijn zowel vakken aanwezig met uitsluitend naald- of loofhout als met gemengde beplanting. Het bosbeheer bestond vanaf de aanplant uit een intensief beheer; vanaf 2000 is vooral sprake geweest van dunningen. Een aantal na de storm van 1990 ontstane stormvlaktes is in de eerste helft van de jaren 90 herbeplant. In dit deel groeien enkele zeldzame varensoorten (waaronder Groensteel), maar ook Gele zegge en Grote keverorchis. Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het Kuinderbos en Natura 2000-gebieden ten aanzien van de hiervoor bepaalde instandhoudingsdoelstellingen. Ecologische Hoofdstructuur Het Kuinderbos vormt door zijn omvang en ouderdom een kerngebied voor de boscomponent van de EHS in Flevoland. Ook is het één van de weinige gebieden in Flevoland waar vochtige heide voorkomt. Het bosgebied ligt wel tamelijk geïsoleerd maar ondanks dat het gebied op ongeveer 5 km afstand is gelegen van de Natura 2000-gebieden Weerribben en Rottige Meenthe en Brandemeer is uitwisseling mogelijk via de Linde en de Tjonger. Deze verbindingszone is mogelijk de hoofdreden dat veel bijzondere soorten het Kuinderbos hebben weten te bereiken. Het dichtstbijzijnde bosgebied is het 10 km zuidelijker gelegen Voorsterbos. De Lemstervaart vormt een verbinding tussen het IJsselmeer en de EHS-gebieden Kuinderbos, Casteleynsplas en, via de Zwolsevaart, het Voorsterbos. De A6 vormt een barrière tussen het Kuinderbos en de daarachter gelegen Ecologische Verbindingszone Lemstervaart. Belang en schaalniveau Het Kuinderbos is het grootste boscomplex in de Noordoostpolder en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de boscomponent van de Flevolandse EHS. Voor soorten die afhankelijk zijn van bos vervult het gebied een belangrijke functie. Dit betreft vooral bosvogels en vleermuizen. In het Kuinderbos zijn 138 voor Nederland vrij zeldzame tot zeer zeldzame paddenstoelensoorten waargenomen. Er komen twee soorten voor die binnen Nederland alleen in Flevoland zijn gevonden, namelijk Entoloma lilacinoroseum (Satijnzwam) en Helvella solitaria (Kluifjeszwam; Veerkamp 1992). Potentiële waarden Het gebied rond de Kuinderplas is van grote botanische waarde doordat op de voormalige zeebodem een ontwikkeling naar zowel heide (kalkarme bodem) als duingrasland (kalkrijke bodem) mogelijk blijkt. De ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar kalkarme veenbodem en kalkrijk zand in combinatie voorkomen. Vanaf 2010 worden meer zoomvegetaties ontwikkeld, waardoor bijvoorbeeld Weerschijnvlinder en Sleedoornpage het gebied kunnen ontdekken. Ten behoeve van de rust in het gebied gaat Staatsbosbeheer enkele paden slechts één keer per jaar te maaien, waardoor ze voor de meeste wandelaars niet meer aantrekkelijk zijn. De potentiële beheertypen zijn gelijk aan de huidige beheertypen.

18 14 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Soorten Broedvogels Spotvogel, IJsvogel, Roerdomp, Groene specht, Zwarte specht, Wespendief, Havik, Glanskop, Niet broedvogels Wilde zwaan, Kuifeend, Klapekster Zoogdieren Boommarter, Steenmarter, Eekhoorn, Meervleermuis, Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Waterspitsmuis, Otter, Bever (pot.), Bunzing, Wezel, Hermelijn, Das (pot.) Amfibieën en Reptielen Ringslang, Rugstreeppad (pot.) Vissen Winde, Kleine modderkruiper, Kroeskarper, Paling, Vetje. Vlinders Grote weerschijnvlinder, Kleine ijsvogelvlinder (pot.), Sleedoornpage (pot.) Libellen Gevlekte witsnuitlibel, Bruine korenbout, Noordse winterjuffer, Bandheidelibel, Bruine winterjuffer, Glassnijder, Vroege glazenmaker, Vuurlibel, Tengere grasjuffer, Weidebeekjuffer Planten Welriekende nachtorchis, Grote keverorchis, Welriekende agrimonie, Geelhartje, Lansvaren, Blaasvaren, Zachte naaldvaren, Tongvaren, Steenbreekvaren, Kleine Zonnedauw, Ronde zonnedauw, Dennenwolfsklauw, Gele zegge, Rond sterrenkroos, Stomp fonteinkruid, Stekende bies, Stijve ogentroost, Ruig Klokje, Kleine ratelaar Mossen Grof etagemos Paddenstoelen Sparreveertje

19 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 15 4 Voorsterbos Wettelijk- en beleidskader EHS: Prioritair gebied & waardevolle EHS (figuur 4.1) Milieutekort verdroging (369 ha) Gebiedskenmerken Het Voorsterbos ligt in de zuidoosthoek van de Noordoostpolder, ten westen vanvollenhove, en daarvan gescheiden door het Vollenhover meer en Kadoeler meer. Het gebied beslaat een oppervlakte van 937 ha en is in beheer bij Natuurmonumenten. Het Voorsterbos is één van de oudste bossen van Flevoland. In 1942 is de Noordoostpolder drooggevallen en omdat het gebied niet geschikt was voor landbouw, besloot men in de periode om hier een bos aan te leggen.het EHS-gebied Voorsterbos bestaat uit een groot complex met het eigenlijke Voorsterbos, het Waterloopbos, het Kadoelerbos, het Wendelbos en de natuurontwikkelingsgebieden Leemringveld, Kadoelerveld, Voorsterveld en Zwarte Hoek (figuur 4.1). Het wordt doorsneden door de Zwolse vaart en de Leemvaart. Het Waterloopbos ligt aan de noordkant van het gebied. Het was tot 1990 eigendom van het Waterloopkundig Laboratorium en bood plaats aan veel op schaal nagebouwde waterwerken. Inmiddels is dit gebied in beheer bij Natuurmonumenten. Aan de zuidzijde is het bos enkele jaren geleden deels gerooid om een geleidelijke overgang te creëren naar het Kadoelerveld. Ten noordwesten van het Voorsterbos is in 2006 het 120 ha grote Wendelbos aangeplant met een onlangs aangelegde beek. Ten noordoosten van het Waterloopbos ligt een begrensd gebied aan het Vollenhovermeer, waar natuurontwikkeling zal plaatsvinden (figuur 4.1). Aan de noordzijde van het Voorsterbos ligt het Voorsterveld. Dit laatstgenoemde gebied omvat twee percelen, die in 2007 zijn heringericht door het graven van poelen en het afgraven van de bovenlaag. Ten zuiden van het Kadoelerbos ligt de Zwarte Hoek. Dit gebied is van 2002 tot 2007 ingericht als broed- en leefgebied voor weidevogels. Hoewel als geheel een groot complex is het natuurgebied in zekere mate versnipperd door het gebruik van het tussenliggende gebied voor andere functies en de intensieve structuur van wegen en paden. Het Voorsterbos biedt plaats aan vier campings, een zwembad, een speeltuin, een hotel, twee restaurants en een jachthaven. Het Voortsterboscomplex wordt doorsneden door de Leemringweg (N917), de Repelweg/Kadoelerweg/Kraggenburgerweg (N352) en de Vollenhoverweg (N331); hierdoor is sprake van geluidsdruk en licht/inval in het gebied. Recreatie concentreert zich rond de recreatiebedrijven en het Waterloopbos; hier zijn met name in de zomermaanden veel recreanten. In combinatie met de intensieve padenstructuur kan dit leiden tot verstoring. Rustiger kernen zijn te vinden in het Kadoelerbos. Abiotische kenmerken Het Voorsterbos ligt 0,7 tot 2,4 meter onder NAP. Het bos is aangeplant op keileem dat een voortzetting is van de keileemopduikingen van het Hoge Land van Vollenhove. De hoogste delen liggen in het oostelijke deel. Naar het westen toe neemt de hoogte af. De bodem van het Voorsterbos is gevarieerd qua samenstelling en reliëf. Afwisselend komen grof zand en keileem aan het oppervlak. Vanwege de aanwezigheid van een grote hoeveelheid schelpen is de bodem op de meeste plaatsen kalkrijk tot licht zuur op plaatsen met minder kalkinvloed.

20 16 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk In het Voorsterbos wordt de grondwatertrap V (centrale deel) en VI aangehouden. Zowel in het Kadoelerbos als het Waterloopbos komt sterke kwel voor. Deze wordt veroorzaakt door de druk van het nabij gelegen Vollenhover- en Kadoelermeer. Dit leidt in de winter tot hoge grondwaterstanden (< 25 cm beneden maaiveld) die in het voorjaar en zomer echter diep wegzakken (> 120 cm beneden maaiveld). In het oostelijk deel van het Kadoelerbos is de bodem zeer vochtig omdat hier relatief veel keileem in de bodem zit (en water niet wegzakt). De waterkwaliteit is dusdanig dat hier bijzondere flora en fauna te vinden zijn. Door de relatief hoge ligging en de diepe doorsnijding door de Zwolse Vaart zijn grote delen van het gebiedzeer verdrogingsgevoelig. Het gebied is aangemerkt als verdroogd gebied en er worden verschillende anti-verdrogingsprojecten uitgevoerd. Actuele waarden en beheer Als één van de grotere boscomplexen in de Noordoostpolder heeft het Voorsterbos grote betekenis als broed- en leefgebied voor bosvogels, paddenstoelen en andere bosfauna en flora, en sluit in die zin aan op het coulisselandschap op het Hoge land van Vollenhove. De bijzondere abiotiek maakt dat het gebied actueel belangrijke waarden herbergt maar ook potentieel van groot belang is voor de ontwikkeling van soortenrijk Essen-Iepenbos met een rijk ontwikkelde fauna. N04.02Zoete plas (39,4 ha) Dit betreft waterpartijen in het Waterloopbos, de beek door het Wendelbos en het Voorsterveld en poelen in Zwarte Hoek. De wateren zijn van belang voor Ringslang en libellensoorten, zoals Gevlekte witsnuitlibel, Glassnijder, Tengere grasjuffer, Noorse winterjuffer en Bruine korenbout. In het Kadoelerveld is een poel aangelegd ten behoeve van amfibieën. Hier komen grote aantallen Rugstreeppadden voor. In het oppervlaktewater in het Kadoelerbos hebben zich plaatselijk Krabbenscheervegetaties ontwikkeld. N05.02 Moeras (2 ha) Dit betreft een deel van het Kadoelerveld. Het Kadoelerveld bestaat uit voormalig akkerland en is aangekocht in Dit gebied is nog in ontwikkeling en heeft potenties voor Ringslang en moerasvogels als Baardmannetje. N10.02 Vochtig hooiland (7,1 ha) Dit betreft een deel van het Kadoelerveld. Momenteel wordt dit gebied eenmaal per jaar gemaaid met afvoer van gewas. Dit gebied is nog in ontwikkeling. In 2010 is in Kadoelerveld tevens een populatie Moerassprinkhaan aangetroffen (meded. Natuurmonumenten). Uitgangspunt is gedeeltelijk ontwikkeling van botanisch grasland (Dotterbloemhooiland). N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (80,6 ha) Het gebied Leemringveld, ten zuidwesten van het Voorsterbos bestaat uit botanisch interessant grasland. Hierin zijn enkele poelen gegraven en er is reliëf aangebracht. Het wordt begrensd door een waardevolle oude houtwal. Het huidige beheer bestaat uit maaien en nabeweiden. Het Kraggenburgerveld is een klein in het bosgebied gelegen grasland dat van belang is voor orchideeën (Rietorchis, Grote keverorchis) en voor de Moerassprinkhaan. Het Kraggenburgerveld wordt deels bij het begrazingsgebied betrokken met inzet van Schotse Hooglanders. Aangrenzende bospercelen zullen tevens bij dit begrazingsgebied worden betrokken.

21 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 17 N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (18,2 ha) In het graslandgebied Zwarte Hoek vindt natuurontwikkeling plaats naar weidevogelgebied. Het huidige beheer bestaat uit maaien met afvoer en begrazen door koeien. In het gebied komen als broedvogel Bontbekplevier, Tureluur, Gele kwikstaart en Graspieper voor. N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos (93,9 ha) Het recent aangelegde Wendelbos bevat inheemse loofboomsoorten en staat periodiek onder water. De natuurwaarden zijn op dit moment nog beperkt. Dit gebied zal zich ontwikkelen tot een nat (beekbegeleidend) bostype. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (493,2 ha) Dit deel van het bos is aangeplant vanaf Het betreft aaneengesloten bos, met hier en daar open plekken. Het bestaat uit loofbos, gemengd bos en naaldbos op keileem en op (kalkrijk) zand. Vooral het Waterloopbos is geschikt voor Bever. Dit oudere, vochtige loofbos herbergt de enige populatie Grote weerschijnvlinder van Flevoland. N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos (138 ha) Een groot deel van het Kadoelerbos wordt beheerd als dennen-, eiken- en beukenbos. Ook een deel van het Waterloopbos en het meer toeristische deel van het Voorsterbos, ten zuiden van de Zwolse Vaart wordt zo beheerd. In deze gebieden komen holbewonende soorten voor, zoals Rosse vleermuis en Boommarter. Ook de Franjestaart is (overwinterend) waargenomen in dit deelgebied. De soort overwintert hier in ijskelders. N00.01 Nog om te vormen naar natuur (64,7 ha) Nieuwe natuur wordt beoogd op vijf plaatsen binnen het gebied: In het Leemringveld: tussen het bosgebied langs de Leemringweg en de boomsingel langs de Hertentocht In het Kadoelerveld: tussen de Kadoelerweg en de bosgrens Het Voorsterveld: ten noorden van de Voorsterweg Het gebied ten noorden van de Vollenhoverweg (N331) en langs het Vollenhovermeer Het westelijke en noordelijke deel van de Zwarte Hoek

22 18 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 4.1. Ligging en overzicht van het EHS-gebied Voorsterbos.

23 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 19 Relaties Natura 2000-gebieden In de nabijheid (1-5 km) van het Voorsterbos liggen de Natura 2000-gebieden De Wieden & Weerribben en het Zwarte Meer. Doordat het ingelaten water in het Voorsterbos bijna rechtstreeks vanuit De Wieden komt, komen met het water ook laagveensoorten mee. Daardoor heeft zich in de omgeving van het Voorsterbos onder andere Krabbenscheer gevestigd. Het laagveengebied is een belangrijke bron voor verschillende planten- en dierensoorten, die in het Voorsterbos een uitbreiding van hun leefgebied vinden. Zo vormt het gebied een ondersteunende vootplantingslocatie voor de aangewezen libellensoorten en Kleine modderkruiper en foerageergebied voor Meervleermuis. Kleine modderkruiper en Meervleermuis zijn tevens aangewezen voor het Natura 2000-gebied Zwarte Meer. Het natuurontwikkelingsgebied langs het Vollenhovermeer biedt mogelijkheden om het Voorsterbos beter te laten aansluiten bij De Wieden, wat ten goede komt aan soorten van natte omstandigheden. Dit geldt dan vooral voor de oeverzone aan het nieuwe land. Ecologische Hoofdstructuur Het Voorsterbos ligt als bosgebied tamelijk geïsoleerd binnen de EHS van Flevoland. Het dichtstbijzijnde bosgebied in Flevoland van enige importantie is het circa 10 km noordelijker gelegen Kuinderbos. Wel ligt het bosgebied met het Vollenhovermeer als tussenliggende barrière vlak tegen het Hoge Land, waardoor met name soorten die mobiel zijn (vogels, vleermuizen, vlinders, libellen) wel mogelijkheden hebben tot uitwisseling. Het gebied heeft via het Kadoelermeer en het Vollenhovermeer ook een duidelijke relatie met het oude land voor soorten en soortgroepen als Otter, Gevlekte witsnuitlibel, Ringslang, weidevogels en een aantal vleermuissoorten. Belang en schaalniveau Het Voorsterbos is het oudste boscomplex van enige omvang in de provincie Flevoland en levert daarmee, ondanks zijn relatief geïsoleerde ligging, een belangrijke bijdrage aan de boscomponenten van de EHS. Voor soorten die afhankelijk zijn van bos vervult het gebied een belangrijke functie. Dit betreft vooral bosvogels en vleermuizen. Daarnaast hebben belangwekkende populaties van enkele libellensoorten van de Rode Lijst zich vanuit De Wieden gevestigd in het Voorsterbos. Deze populaties kunnen als bron fungeren voor nieuwe vestigingen in te ontwikkelen natuur rond het Voorsterbos. De Zwarte Hoek is van belang voor weidevogels als Gele kwikstaart en Tureluur. Potentiële waarden Het beheer van het gebied is gericht op omvorming tot bos met hogere natuurwaarden. Voor circa 45% van het bos is omvorming gewenst naar een meer gevarieerd bostype. In het bos zijn en worden vlinderbanen aangelegd en aan de randen wordt gewerkt aan het creëren van een geleidelijke overgang van bos naar open ruimte. Zowel in het bos als aan de randen zijn of worden poelen aangelegd. De aanwezigheid van oppervlaktewater in het Waterloopbos heeft geleid tot de vestiging van belangrijke laagveensoorten. Het gebied Leemringveld heeft potenties voor verschillende vlindersoorten, waaronder Sleedoornpage. Een deel van het Leemringveld wordt ingericht als paddenstoelenreservaat. De ambitie van dit stuk nieuwe natuur is een combinatie van schraal grasland met verspreid staande bomen. Aan de zuidkant is ruimte voor spontane bosopslag. Het beekbegeleidende Wendelbos zal in de toekomst geschikt worden voor soorten als Bever, Otter, Waterspitsmuis en Kleine ijsvogelvlinder. In het natuurontwikkelingsgebied Zwarte Hoek wordt gestreefd naar de ontwikkeling van vochtig grasland en rietland met poelen, die tevens geschikt zijn voor pleisterende steltlopers. Zie figuur 4.3 voor de potentiële beheertypen.

24 20 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 4.2. Natuurbeheertypen Voorsterbos (bron: Provincie Flevoland).

25 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 21 Soorten Broedvogels Spotvogel, Paapje, Bontbekplevier, Gele kwikstaart, Graspieper, Baardmannetje, Tureluur, Nachtegaal, Wespendief, Wielewaal, Watersnip (pot.), Zomertaling (pot.), Boomvalk, Bosuil (pot.), Zwarte specht (pot.) Zoogdieren Steenmarter, Boommarter, Meervleermuis, Wezel, Bunzing, Hermelijn, Rosse vleermuis (verblijfplaats), Grootoorvleermuis (verblijfplaats), Watervleermuis (verblijfplaats), Laatvlieger, Gewone dwergvleermuis, Franjestaart (verblijfplaats), Otter (pot.), Bever (pot.), Waterspitsmuis (pot.) Amfibieën Rugstreeppad Reptielen Ringslang Vissen Bittervoorn (pot), Kleine modderkruiper Vlinders Grote weerschijnvlinder, Sleedoornpage (pot.), Kleine ijsvogelvlinder (pot.), Groot dikkopje Libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker, Gevlekte witsnuitlibel, Tengere grasjuffer, Noordse winterjuffer, Bruine korenbout, Gevlekte glanslibel, Groene glazenmaker (pot.), Bandheidelibel, Tengere Pantserjuffer, Bruine winterjuffer Overige insecten en spinnen Grote gerande oeverspin, Moerassprinkhaan Planten Rietorchis, Tongvaren, Brede orchis, Geelhartje, Gevlekte orchis, Grote keverorchis, Rond sterrenkroos, Ronde zonnedauw, Zachte naaldvaren, Stofzaad, Holpijp, Akkerandoorn, Draadklaver, Dubbelloof, Duits viltkruid, Moerasstreepzaad, Moeraswolfsklauw, Ruige leeuwentand, Schraallandpaardenbloem, Sierlijk vetmuur, Stijve naaldvaren, Welriekende agrimonie Mossen Grof etagemos, Grof snavelmos Paddenstoelen Dwergsatijnzwam, Gewone morielje, Groene knolamaniet, Geaderde hertenzwam, Cantharel

26 22 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 4.3. Potentiële beheertypen Voorsterbos.

27 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 23 5 Schokland Wettelijk- en beleidskader EHS: Waardevol gebied & Gebied begrensd als nieuwe natuur (figuur 5.1) Top-lijst verdroging (Natte zone, 133 ha) Werelderfgoed (UNESCO) Milieubeschermingsgebied voor bodem en archeologie Gebiedskenmerken Het EHS-gebied Schokland ligt in het zuiden van de Noordoostpolder, tussen Nagele en Ens, en beslaat een oppervlak van 453 ha. Schokland was tot aan de inpoldering van de Noordoostpolder (1942) een eiland in de Zuiderzee. Het oude eiland wordt nu omringd door randbeplanting. Aan de oostzijde betreft dit een smalle singel, aan de west en zuidzijde ligt een bredere boomsingel. Aan de noordwestzijde ligt een bos en aan de oostzijde liggen vochtige graslanden (natte zone). Het gebied wordt grotendeels beheerd door Het Flevo-landschap. Het EHS-gebied kan worden opgedeeld in verschillende delen, namelijk het eiland zelf, de Natte zone, het Schokkerbos, de beplanting langs de rand van het eiland en de noordelijke en westelijke randzone. Op één van de voormalige woonterpen van het eiland ligt een restaurant en een museum. Door het gehele gebied lopen fiets- en wandelpaden en het gebied wordt doorsneden door de Schokkerringweg (N352), die de voornaamste bron vormt met betrekking tot lichtinval en geluidsdruk. In 1995 heeft Schokland de status Werelderfgoed gekregen (UNESCO). Daarnaast is het gebied door de provincie Flevoland aangewezen als milieubeschermingsgebied voor bodem en archeologie. Abiotische kenmerken De basis van Schokland is gevormd in de voorlaatste ijstijd door Pleistocene afzettingen in de vorm van keileem en zandafzettingen. Vervolgens zijn dikke lagen klei en veen afgezet, die in latere perioden deels weer zijn verdwenen. In de Zuiderzeeperiode is opnieuw klei afgezet. Het gebied is grotendeels infiltratiegebied met plaatselijk veel hangwater, waar neerslagwater adhesief aan gronddeeltjes kleeft. De grondwaterstand van het voormalige eiland is vrij diep. Aan de noordrand van het eiland is dit minder diep. De drooglegging van de Noordoostpolder en de ontwatering ten behoeve van de landbouw rondom Schokland hebben geleid tot verdroging van de graslanden (toen nog akkers) in de Natte zone. Sinds de drooglegging zakt het voormalig eiland jaarlijks circa één cm en mede daarom zijn vernattingsmaatregelen uitgevoerd in het gebied. Actuele waarden en beheer N13.01 Vochtig weidevogelgrasland (63,9 ha) In deze delen van de natte zone vindt hooilandbeheer plaats. Deze -deels natte- graslandzone ligt tussen het eiland en de agrarische omgeving in. In het gebied vindt een aangepast waterbeheer plaats. De waterstand wordt kunstmatig hoog gehouden (circa 5 cm boven maaiveld) door middel van buffering van het regenwater en in droge perioden aanvoer van water uit de Schokkertocht. Tijdens maaiwerkzaamheden wordt het waterpeil tijdelijk wat lager gehouden (meded. Flevo-landschap). De graslandzone is ingericht in een natte zone en een bufferzone, waarbij gereconstrueerde oude dijkjes en terpen fungeren als scheiding.

28 24 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 5.1. Overzicht EHS-gebied Schokland.

29 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 25 In dit deel van het gebied broeden weidevogelsoorten als Grutto, Tureluur en Watersnip, maar het wordt ook gebruikt als foerageergebied door Lepelaar, Grote zilverreiger en als rust- en foerageergebied door trekvogels, waaronder steltlopers. Ook Porseleinhoen, Slobeend en Zomertaling komen hier voor als broedvogel N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (211,1 ha) Het beheer op het voormalige eiland, en de zone er omheen, is gericht op het creëren van mogelijkheden voor diersoorten die thuishoren in kleinschalige cultuurlandschappen. Op het weidevogelgrasland is alleen bemesting met stalmest toegestaan. Het grootste deel van de oostelijke randzone zal een open agrarisch karakter behouden en beheerd worden als halfnatuurlijk, nat bloemrijk grasland. Dit gebied vormt foerageergebied voor Lepelaar en Grote zilverreiger, maar ook voor Kolgans en (mogelijk) Toendrarietgans. Aan de noordkant van Schokland ligt de voormalige haven. Binnen de havenhoofden en ten noorden hiervan liggen plassen, omzoomd door een smalle rietkraag. N14.03 Haagbeuken- en essenbo s (89,1 ha) Aan de westzijde van het voormalige eiland ligt het Schokkerbos. De grens van het eiland is aangegeven met randbeplanting, gevormd door een strook beplanting langs de westgrens van het voormalige eiland. Het Schokkerbos bestaat uit oud gemengd loof- en naaldbos en rabattenbos. Het beheer is gericht op het ontstaan van een natuurlijk loofbos met gedeelten naaldbos. Een aantal van de rabatten is afgedamd, waardoor het bos een nat karakter krijgt. Het bos is van belang voor Boommarter en bosvogels zoals Kruisbek en Appelvink (meded. Het Flevo-landschap). Daarnaast worden in het Schokkerbos zeldzame, kalkrijkdom indicerende soorten als Grof etagemos gevonden. De bosgreppels en rabatten op keileem zijn van waarde voor bijzondere paddenstoelen, bladmossen en varens. N00.01 Nog om te vormen naar natuur (85,8 ha) De westelijke randzone bestaat nu nog grotendeels uit agrarische grasland, akkers en bouwland, maar wordt omgevormd naar nieuwe natuur. In dit deel gebied komt de zwaar beschermde amfibieënsoort Rugstreeppad voor. De akkers blijven behouden in het kader van het behoud van kleinschalig cultuurlandschap. Relaties Natura 2000-gebieden Hoewel de Natura 2000-gebieden Ketelmeer & Vossemeer (1 km afstand), Zwarte Meer en Uiterwaarden IJssel (6 km afstand) vrij dicht tegen Schokland gelegen zijn, heeft het gebied een beperkte ecologische relatie met deze gebieden. Dit komt doordat Schokland wordt omgeven door agrarisch landschap. Ook staan de tochten rondom Schokland niet in directe verbinding met het Ketelmeer. Het gebied vervult wel een beperkte functie voor aangewezen vogelsoorten als Lepelaar, Grote zilverreiger en Kolgans, die foerageren in de natte zone. Ecologische Hoofdstructuur Het EHS-gebied Schokland heeft een geïsoleerde ligging en bevat betrekkelijk weinig landschappelijke elementen die het gebied verbinden met de omliggende EHS-gebieden. Ecologisch gezien kan Schokland nog steeds worden gezien als een eiland, nu omringd door een open agrarisch landschap. Dit is geen probleem voor mobiele soorten van bossen of soorten van het open agrarisch landschap. Hiervoor kan Schokland zelfs een functie als brongebied hebben. Zo kunnen goede verspreiders als mossen, paddenstoelen, varens, libellen en vogels zich vanuit Schokland naar andere gebieden uitbreiden.

30 26 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 5.2. Natuurbeheertypen Schokland (bron: Provincie Flevoland).

31 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 27 Belang en schaalniveau De bijzondere waarden van het Schokkerbos worden onder meer gevormd door mossen en paddenstoelen. Ook heeft het een belangrijke functie als broedgebied voor bosvogels. De natte zone is van belang voor Rugstreeppad, weidevogels (Grutto, Watersnip, Veldleeuwerik), moerasvogels (Porseleinhoen) en trekvogels (Lepelaar, Grote zilverreiger en Kemphaan). Daarnaast is Schokland het enige gebied in Flevoland waar de Steenuil al lange tijd broedt (meded. Flevo-landschap). Potentiële waarden In de oost- en westrand van Schokland bevinden zich een populaties Rugstreeppadden. Om de populaties te behouden en te versterken wordt hier een aantal poelen aangelegd. In dit deel van Schokland wordt het beheer van een aantal percelen omgevormd van kruiden- en faunarijk grasland (12.02)m naar Vochtig hooiland (N10.02). De natuurontwikkelingsgebieden (N00.01) worden grotendeels omgevormd tot Kruiden en faunarijke akker (N12.05). Daarnaast wordt voor een klein deel het areaal Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02) uitgebreid. Zie figuur 5.3 voor de potentiële beheertypen van Schokland. Soorten Broedvogels Porseleinhoen, Spotvogel, Grutto, Graspieper, Veldleeuwerik, Steenuil, Grauwe klauwier (pot.), Bruine kiekendief (pot.), Gele kwikstaart, Zomertaling, Buizerd, Kruisbek, Nachtegaal, Watersnip, Slobeend Niet-broedvogels Lepelaar, Grote zilverreiger, Blauwe kiekendief, Kemphaan Zoogdieren Steenmarter, Boommarter, Das (pot.), Bunzing, Wezel, Hermelijn Amfibieën Rugstreeppad Vissen Kleine modderkruiper Libellen: Vroege glazenmaker, Bruine korenbout, Glassnijder, Tengere grasjuffer Planten Rietorchis, Grote ratelaar, Veenpluis, Slanke sleutelbloem, Welriekende agrimonie Mossen Grof etagemos, Grof snavelmos

32 28 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 5.3. Potentiële beheertypen Schokland.

33 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 29 6 Urkerbos Wettelijk- en beleidskader EHS: Waardevol gebied, Overige EHS & Gebied begrensd als nieuwe natuur (figuur 6.1) Gebiedskenmerken Het Urkerbos (224 ha) is gelegen ten noorden van Urk. Het bos functioneert deels als dorpsbos en deels als rustig natuurgebied en is in beheer bij Het Flevo-landschap. Het bos is in de jaren 50 van de vorige eeuw aangeplant. Het bestaat uit eiken-, sparren-, beuken- en dennenpercelen. In het Urkerbos ligt een geologisch reservaat : het Reservaat P. van der Lijn. Dit 3,6 ha grote reservaat is niet vrij toegankelijk in verband met de kwetsbaarheid van het gebied. Het gebied ligt tegen het EHS-gebied Staartreservaat en ten westen van EHS-gebied Toppad Urk. Het gebied wordt doorkruist door de Vormtweg en de Westermeerweg. Aan de randen van het Urkerbos liggen sportvelden, een camping, een manege en een begraafplaats. Aan de zuidzijde van het gebied ligt de Staartweg (N317). Door de ligging nabij Urk, trekt het bos veel bezoekers, waar ook de padenstructuur voor aanwezig is. de recreatieve voorzieningen en de verkeerswegen door en langs het gebied veroorzaken geluids- en lichtinval. Dit geldt in het bijzonder voor het sportterrein aan de noordzijde van het Urkerbos. Barrières worden gevormd door zowel de bebouwing van Urk als de Staartweg. Het ecologisch meest waardevolle gedeelte ligt in het westelijke deel van het Urkerbos en is het meest rustige gedeelte van het gebied. Abiotische kenmerken In het Urkerbos is van oost naar west een overgang van zand en veen naar keileem aanwezig. Hierdoor is er sprake van een gevarieerde bodemopbouw. In het Reservaat P. van der Lijn bevinden zich uitgewassen morene keien van de gletsjer die Urk tijdens het Saalientijdperk bereikte en liggen er zwerfstenen afkomstig uit onder andere Zuid-Scandinavië. De bodem van de landbouwkavel tussen het Urkerbos en de IJsselmeerdijk, die begrensd is als nieuwe natuur, bestaat uit lichte zavel in de bovengrond en plaatselijk venige grond met in de ondergrond keileem. Het Urkerbos valt onder grondwatertrap IV, met uitzondering van het keileemgedeelte, waar de grondwatertrap V van toepassing is. Actuele waarden en beheer N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (5,0 ha) Dit natuurbeheertype komt voor op drie percelen, te weten een strook ten westen van de Vormtweg (Geologisch reservaat P. van der Lijn), een perceel ten noorden van de begraafplaats en een perceel ten zuiden van het sportterrein. Opmerkelijke soorten in dit beheertype zijn Geelhartje, Jeneverbes en Kleine valeriaan. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (190,1 ha) In 1954 is begonnen met de aanplant van het huidige Urkerbos. Op het keileem is hoofdzakelijk loofhout aangeplant en op het veen vooral naaldhout. Het Flevo-landschap wil de natuurwaarde van het Urkerbos versterken door middel van een selectief kapbeleid. De aangeplante populieren worden op verschillende plaatsen verwijderd. Daarvoor in de plaats worden inheemse bomen geplant, zoals Haagbeuken en eiken. Ook struiken als Meidoorn, Sleedoorn, Hondsroos en braam nemen de plaats in van de oorspronkelijk aangelegde boomakkers. Het bos is betrekkelijk arm aan kruiden maar telt veel bijzondere varen-, paddestoel- en mossoorten, waaronder Gebogen driehoeksvaren, Grote voorjaarsbekerzwam en Groot varentjesmos.

34 30 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 6.1. Overzicht EHS-gebied Urkerbos.

35 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 31 N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos Dit beheertype betreft een perceel ten zuiden van de Vormtweg. N00.01 Nog om te vormen naar natuur (29 ha) Aan de westzijde van het Urkerbos is 29 ha nieuwe natuur begrensd. In de huidige situatie bestaat dit gebied uit akkers. Dit gebied is bedoeld als afronding van het gebied en biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van een boszoommilieu, overgaand naar bloemrijk grasland. Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het Urkerbos en Natura 2000-gebieden. Ecologische Hoofdstructuur Het Urkerbos ligt, samen met het Staartreservaat, relatief geïsoleerd ten opzichte van andere EHSgebieden. Het EHS-gebied Toppad ligt één km ten zuiden van het gebied. Het tussenliggende gebied bestaat uit de bebouwing van Urk en het Toppad bevat geen geschikt biotoop voor bosdieren. Om deze redenen is er waarschijnlijk weinig uitwisseling mogelijk tussen het Urkerbos en het Toppad voor soortgroepen als bosvogels en planten. Door het gebruik van het tussenliggende gebied (bebouwing Urk, provinciale wegen en agrarisch gebied), zijn er via de Ecologische verbindingszone Urkervaart momenteel weinig mogelijkheden voor uitwisseling van soorten als Das. Belang en schaalniveau Het Urkerbos is vooral van belang voor planten en paddenstoelen. Door de combinatie van naaldhout en het grote aantal greppels, komen hier een groot aantal bijzondere paddenstoelen-, varen- en mossensoorten voor. Op regionale schaal vervult het Urkerbos een belangrijke functie als stapsteen/corridor voor bosgebonden vogelsoorten. Potentiële waarden Aan de westzijde van het Urkerbos is 30 ha nieuwe natuur begrensd. Dit is bedoeld als afronding van het gebied en bied mogelijkheden voor de ontwikkeling van een boszoommilieu met het beheertype Haagbeuken- en essenbos (N14.03), overgaand in een vochtig weidevogelgrasland met het beheertype Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02). Voor het P. van der Lijnreservaat geldt een toekomstig beheer als Nat schraalland (N10.01). Zie figuur 6.3 voor de potentiële beheertypen van het Urkerbos.

36 32 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 6.2. Natuurbeheertypen Urkerbos (bron: Provincie Flevoland).

37 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 33 Soorten Broedvogels Blauwe reiger (kolonie), Boomvalk, Wielewaal, Houtsnip, Ransuil, Koekoek Zoogdieren Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Gewone grootoorvleermuis (pot.), Eekhoorn, Boommarter, Steenmarter (pot.), Das (pot.), Bunzing (pot.), Wezel (pot.), Hermelijn (pot.) Vlinders Bruin blauwtje, Eikenpage Libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker Planten Jeneverbes, Gevlekte orchis, Grote keverorchis, Addertong, Geschubde mannetjesvaren, Donderkruid, Geelhartje Mossen Grof etagemos, Grof snavelmos, Tong-haarmuts Paddenstoelen Papagaaizwammetje, Purperrode russula

38 34 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 6.3. Potentiële beheertypen Urkerbos.

39 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 35 7 Toppad Wettelijk- en beleidskader EHS: Prioritair gebied & Waardevol gebied (figuur 7.1) Staatsnatuurmonument Gebiedskenmerken Het natuurterrein bevindt zich aan de oostkant van Urk en beslaat een oppervlakte van 32 ha. Het gebied is in beheer bij Het Flevo-landschap en is ontwikkeld nadat zandwinning plaatsvond. Door een spontane ontwikkeling sinds de jaren vijftig en zestig is er een gevarieerd landschap ontstaan met vochtig en nat grasland, nat rietland en spontane opslag van elzen en wilg. Het gebied ligt aan de noord-, oost- en westzijde omklemd in de bebouwde kom van Urk. Ten zuiden van het gebied ligt de drukke Urkerweg (N351) met daarachter de Urkervaart en een bedrijventerrein. Verstoring door lichtinval en geluidsdruk gaat met name uit van de bebouwing en het verkeer in de directe omgeving. Het gebied is niet vrij toegankelijk, maar zo nu en dan organiseert Het Flevo-landschap excursies in het gebied. Sinds 1989 is het Toppad Urk aangewezen als Staatsnatuurmonument voor haar bijzondere flora en ornithologische waarde. Abiotische kenmerken Urk ligt op een boven de omringende Holocene bodem uitstekende Pleistocene heuvel, bestaande uit keileem. Het water van de plas staat niet in open verbinding met de nabij gelegen Urkervaart. De watertoevoer is afhankelijk van kwel en regenwater. Aan de noord- en oostkant en zuidzijde van het gebied liggen sloten. De wateraanvoer van deze sloten is afhankelijk van de infiltratie in het omringende gebied. Onder invloed van de nabij gerealiseerde woningbouw is het bestaande infiltratiesysteem gewijzigd. Oppervlaktewater wordt door middel van een pomp in het gebied gevoerd om de graslanden aan de noord- en oostkant van het Toppad van voldoende water te voorzien (meded. Het Flevo-landschap). Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (3,5 ha) Dit betreft meerdere plassen. Eén van de plassen ligt in het gedeelte dat is aangewezen als Beschermd Natuurmonument. In het noorden van het terrein zijn enkele plassen aangelegd om de ecologische ontwikkelingsmogelijkheden te versterken. Deze worden omzoomd door reliëfrijke, droge ruigtevegetaties. Deze plassen zijn van belang voor Aalscholvers en eenden. N05.01 Moeras (14,6 ha) Ruwweg bestaat het terrein vooral uit moeras. Het is een gevarieerd en soortenrijk terrein dat van belang is voor moerasvogels. Dit wordt weergegeven door de aanwezigheid van soorten als Bruine kiekendief, Baardman en Snor. Daarnaast is de flora uniek te noemen met soorten zoals Galigaan, Spaanse ruiter, Rietorchis, Kamvaren, Moerasvaren, Veenmos (meded. Het Flevo-landschap).

40 36 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 7.1. Overzicht EHS-gebied Toppad.

41 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 37 N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (12,4 ha) Het Toppad bestaat deels uit grasland. Het beheer bestaat uit jaarlijks maaien en afvoeren van delen van het grasland, andere delen worden begraasd. Het oostelijke deel is in 1994 aan het Toppad toegevoegd als buffer tussen het reservaat en een nieuwe woonwijk dat aan drie zijden van het reservaat grenst. Het bestaat uit vochtig en nat voedselrijk grasland, waarin enkele plassen zijn aangelegd. N12.06 Ruigteveld (1,3 ha) Dit gedeelte vormt een overgang tussen de plas, het moeras en het grasland. Het is van belang als foerageer- en broedgebied voor moerasvogels als Bruine kiekendief. Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het Toppad en Natura 2000-gebieden. Ecologische Hoofdstructuur Het Toppad is van de ecologische verbindingszone Urkervaart gescheiden door de Urkerweg (N351). Door de tussenliggende bebouwde kom van Urk ligt het Toppad niet in directe verbinding met de noordelijker gelegen Staartreservaat en Urkerbos. Voor grondgebonden soorten vormt in het bijzonder de Urkerweg een barrière voor uitwisseling via de Urkervaart. Belang en schaalniveau Het Toppad is vooral van belang voor planten en moerasvogels. Ondanks haar beperkte omvang, vervult het Toppad op regionale schaal een functie als stapsteen voor met name moerasvogels. Potentiële natuurwaarden In het oostelijke deel van het gebied is de ambitie het verkrijgen van de beheertypen zilt- en overstromingsgrasland (N12.04) en Vochtige duinvallei (N08.03). Voor beide beheertypen zijn karakteristieke soorten aangetroffen in het gebied, zoals Zilte rus (N12.04), en Rietorchis (N08.03). In het buffergebied tussen het reservaat en de nieuwe woonwijk is een uitbreiding van het areaal Moeras (N5.01) voorzien. Zie figuur 7.3 voor de potentiële beheertypen van het Toppad. Soorten Broedvogels Roerdomp, Tureluur, Baardman, Bruine kiekendief, Buidelmees, Snor Amfibieën Rugstreeppad (pot.) Vissen Kleine modderkruiper Planten Rietorchis, Spaanse ruiter, Kamvaren, Moerasvaren, Veenmos, Galigaan

42 38 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 7.2. Natuurbeheertypen Toppad (bron: Provincie Flevoland).

43 Figuur 7.3. Potentiële beheertypen Toppad. A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 39

44 40 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk

45 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 41 8 Staartreservaat Wettelijk- en beleidskader EHS: Prioritair gebied & Gebied begrensd als nieuwe natuur (figuur 8.1) Staatsnatuurmonument Gebiedskenmerken Het Staartreservaat ligt direct ten noordoosten van Urk op een oude schoorwal van het voormalige eiland en is een klein natuurgebied van 8,5 ha. Het terrein bestaat grotendeels uit moeras (riet en plas) en een klein deel bloemrijk grasland en is in beheer bij Het Flevo-landschap. Na 1952 zijn de zandwinningactiviteiten in het gebied gestopt, waarna het gebied spontaan begroeid raakte. Het zand is slechts gedeeltelijk afgegraven. Aan de noordzijde sluit het aan bij het Urkerbos, aan de oostzijde aan landbouwgebied en aan de zuidzijde aan de provinciale weg Staartweg (N712) met daarachter woongebied. Aansluitend aan het Staartreservaat is een kavel als 'nieuwe natuur' begrensd. Deze kavel is van belang voor de beperking vande verdroging in het Staartreservaat. Tussen het Staartreservaat en de Staartweg ligt een sloot. In het gebied zijn geen kunstmatige lichtbronnen aanwezig. Verstoring wordt vooral veroorzaakt door geluid- en lichtuitstraling vanuit de verkeersweg en de bebouwing. Het gebied is vanwege de geringe oppervlakte en kwetsbaarheid niet vrij toegankelijk. Het gebied ( Staartweg ) is in 1980 aangewezen als Staatsnatuurmonument vanwege haar botanische en ornithologische waarden. Abiotische kenmerken Het Staartreservaat heeft een grofzandige bodem met op veel plaatsen een grindrijke bijmenging. Onder deze laag komt een laag zware klei voor die weer rust op veen. De vroegere zandwinningswerkzaamheden hebben gezorgd voor een licht reliëf in het gebied waarbij aan de oostzijde een ondiepe zandplas is ontstaan. In 1990 is een ringsloot aan de oostzijde van het gebied aangelegd om de invloed van gebiedsvreemd water te weren. Actuele waarden en beheer N05.01 Moeras (5,1 ha) Het moerasgedeelte van het Staartreservaat bestaat uit riet en een kleine waterplas. Vanaf de jaren 80 zijn beheersmaatregelen uitgevoerd, onder andere om een hoge grondwaterstand te handhaven. Lokaal worden wilgen geknot. Het moerasgebied is voor diverse soorten moerasvogels van belang als broedlocatie en hier groeit Rietorchis. N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland (0,6 ha) Dit centrale deel van het reservaat wordt jaarlijks gemaaid. In dit gebied komen (zeer) zeldzame plantensoorten voor, zoals Rondbladig wintergroen, Grote keverorchis, Geelhartje, Vleeskleurige orchis en Ronde zegge.

46 42 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 8.1. Overzicht EHS-gebied Staartreservaat.

47 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 43 N01.00 Nieuwe natuur (2,8 ha) Aansluitend aan en ten noordoosten van het Staartreservaat is een kavel van bijna 3 ha als nieuwe natuur begrensd. In de huidige situatie bestaat dit gebied uit agrarisch grasland. Deze kavel is belangrijk om de verdroging in het Staartreservaat te kunnen beperken. Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen het Staartreservaat en Natura 2000-gebieden. Ecologische Hoofdstructuur Het Staartreservaat ligt samen met het Urkerbos relatief geïsoleerd ten opzichte van andere EHSgebieden. Het EHS-gebied Toppad ligt ruim 1 km ten zuiden van het gebied. Een beperkte uitwisseling tussen deze gebieden is mogelijk via de vijvers en groenvoorziening van Urk. Hierbij vormt de Staartweg een belangrijke barrière. Via het Toppad is nadere uitwisseling van bijvoorbeeld bijzondere libellensoorten mogelijk via de EVZ Urkervaart. Belang en schaalniveau Dit gebied herbergt een aantal bijzondere natuurwaarden. Daarbij is met name de uitzonderlijke floristische waarden van belang, maar het gebied is tevens van belang voor moerasvogels. Potentiële waarden Voor het gedeelte met graslandvegetatie is de ambitie het verkrijgen van het beheertype Vochtige duinvallei (08.03). De abiotiek is hier geschikt voor en verschillende karakteristieke plantensoorten van dit beheertype zijn hier aangetroffen, waaronder Vleeskleurige orchis. Het natuurontwikkelingsgebied (N00.01) wordt omgevormd tot Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02Zie figuur 8.3 voor de potentiële beheertypen van het Staartreservaat. Soorten Broedvogels Bruine kiekendief, Blauwborst, Roerdomp (pot.), Porseleinhoen (pot.) Amfibieën Rugstreeppad (pot.) Libellen Glassnijder, Vroege glazenmaker Planten Geelhartje, Rietorchis, Grote keverorchis, Vleeskleurige orchis, Rondbladig wintergroen, Ronde zegge

48 44 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 8.2. Natuurbeheertypen Staartreservaat (bron: Provincie Flevoland).

49 Figuur 8.3. Potentiële beheertypen Staartreservaat. A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 45

50 46 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk

51 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 47 9 Rotterdamse Hoek Wettelijk- en beleidskader EHS: Waardevol gebied & Gebied begrensd als nieuwe natuur (figuur 9.1) Gebiedskenmerken De Rotterdamse Hoek is gelegen in de hoek waar de Westermeerdijk overgaat in de Noordermeerdijk en beslaat een oppervlakte van 80,5 ha. Het natuurgebied bestaat uit een bos en een plas en is in beheer bij de Het Flevo-landschap. Tegen het bestaande natuurgebied is agrarisch gebied als nieuwe natuur begrensd. Op enkele honderden meters ten zuiden van het gebied ligt een varkensbedrijf, dat licht- en geluidsinval in het gebied veroorzaakt. Abiotische kenmerken De bodem bij de Rotterdamse Hoek bestaat uit klei en er is sterke kwel vanuit het IJsselmeer aanwezig. De plas in het bos wordt gevoed door kwel. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (0,5 ha) De aanwezige kwelplas was aanvankelijk bedoeld als rustgebied voor watervogels, maar door de geringe oppervlakte heeft het die functie niet kunnen vervullen. De kwelplas wordt omgeven door een smalle rietkraag en daarachter bos. N14.03 Haagbeuken- en essenbos (3,6 ha) Het bos rond de plas is het grootste gedeelte van het jaar zeer nat door de sterke kwel. Het is daarmee het natste bos van de Noordoostpolder. Het bos bestaat uit soorten als Meidoorn, Ruwe berk. Sleedoorn en Lijsterbes met een ondergroei van Gevlekte dovenetel, Grote veldbies en Gele dovenetel. Dit bosje vormt een uitvalsbasis voor de Havik. N00.01 Nog om te vormen naar natuur (76,4 ha) Ten noorden, oosten en zuiden van het bestaande gebied is een gebied begrensd ten behoeve van natuurontwikkeling. In de huidige situatie bestaat dit gebied uit agrarische percelen met beperkte natuurwaarden. Relaties Natura 2000-gebieden De Rotterdamse Hoek wordt gescheiden van het Natura 2000-gebied IJsselmeer door de Wester/Noordermeerdijk. Dit gebied heeft geen relevante betekenis voor de instandhoudingsdoelen van dit Natura 2000-gebied.

52 48 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 9.1. Overzicht EHS-gebied Rotterdamse Hoek.

53 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 49 Ecologische Hoofdstructuur De Rotterdamse Hoek ligt erg geïsoleerd ten opzichte van andere binnendijkse EHS-gebieden. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is het ongeveer 8 km zuidelijker gelegen Urkerbos. Gezien deze grote afstand en het gebruik van het tussenliggende gebied, vindt er weinig uitwisseling plaats tussen deze gebieden. Voor dieren met een grotere actieradius, zoals vogels, dient de Rotterdamse Hoek als stapsteen. Belang en schaalniveau Als gevolg van de sterke onderdijkse kwel zijn er in het natuurontwikkelingsgebied goede potenties voor water- en weidevogels. Potentiële waarden Het natuurontwikkelingsgebied is begrensd om te ontwikkelen naar moeras of vochtig weidevogelgrasland met rust- en foerageermogelijkheden voor Lepelaar, Kolgans, Smient, Krakeend en Wintertaling. Daarnaast kunnen moerasvogels (Bruine kiekendief) en weidevogels (Grutto, Slobeend, Watersnip) in het gebied gaan broeden. Ook worden in de Rotterdamse Hoek enkele poelen aangelegd die geschikt worden als voortplantingswater voor amfibieënsoorten als Rugstreeppad. Zie figuur 9.3 voor de potentiële beheertypen van de Rotterdamse Hoek. Soorten Broedvogels Havik, Grutto (pot.), Bruine kiekendief (pot.), Gele Kwikstaart, Veldleeuwerik, Porseleinhoen (pot.), Slobeend (pot.), Watersnip (pot.), Zomertaling (pot.) Niet-broedvogels Kleine zwaan, Kolgans, Brandgans, Smient, Wulp, Krakeend, Wintertaling, Lepelaar Zoogdieren Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Hermelijn, Wezel, Bunzing, Boommarter Amfibieën Rugstreeppad (pot.)

54 50 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur 9.2. Natuurbeheertypen Rotterdamse Hoek (bron: Provincie Flevoland).

55 Figuur 9.3. Potentiële beheertypen Rotterdamse Hoek. A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 51

56 52 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk

57 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Casteleynsplas Wettelijk- en beleidskader EHS: Overige EHS (figuur 10.1) Gebiedskenmerken De Casteleynsplas is gelegen langs de snelweg A6 tussen Lemmer en Emmeloord en beslaat een oppervlak van 40 ha. Het terrein, een voormalige zandwinplas die is ontstaan bij de aanleg van de A6, bestaat uit een grote plas met hier rondom een in 1978 aangeplant bos. Het gebied is in beheer bij Het Flevo-landschap. De functie van het terrein is gericht op natuur met recreatief medegebruik. Belangrijkste vormen van recreatie zijn wandelen, duiken en vissen. De ligging van het gebied langs de A6 betekent dat licht en geluid vanaf de snelweg het natuurgebied binnenkomt. Daarnaast wordt het gebied door veel recreanten bezocht, die deels illegale activiteiten uitvoeren. Abiotische kenmerken De bodem van het gebied bestaat deels uit zand en deels uit klei De Casteleynsplas staat onder invloed van kwel, wordt gevoed door regenwater en is zeer helder door de natuurlijke filtering van het zand. De centrale plas heeft geen open verbinding met omliggende sloten. Dit geldt wel voor de waterpartijen langs de rand van het gebied. Actuele waarden en beheer N14.03 Haagbeuken- en essenbos (14,7 ha) De plas is omringd door bos. Het bos bestaat uit aanplant van onder andere eiken, populieren en elzen. Het gebied herbergt een groot aantalvogelsoorten van ruigte, opslag en opgaand bos. In het bos komt de Wielewaal als broedvogel voor. N04.02 Zoete plas (24,8 ha) De oevers van de plas zijn over het algemeen steil en hier ontbreekt een geleidelijke overgang van het bos naar open water. Vooral aan de westzijde zijn plaatselijk langs de oevers smalle rietkragen en moerasvegetaties aanwezig. In het noorden en het oosten zijn de aangrenzende sloten natuurvriendelijk ingericht. De plas wordt vaak gebruikt als rustplaats door Kuifeend en Tafeleend, die in de luwte van de plas een geschikte rusplaats vinden. Daarnaast broedt de IJsvogel in het gebied.

58 54 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur Overzicht EHS-gebied Casteleynsplas.

59 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 55 Relaties Natura 2000-gebieden Er is geen (relevante) ecologische relatie tussen de Casteleynsplas en Natura 2000-gebieden. Ecologische Hoofdstructuur De Casteleynsplas ligt geïsoleerd te midden van landbouwgronden. Het vormt een stapsteen in de verbindingszone Lemstervaart. Hierdoor kan het gebied een functie vervullen in de uitwisseling tussen grotere bosgebieden als Kuinderbos en Voorsterbos. De Casteleynsplas vormt tevens een zwaartepunt voor de corridor Emmeloord-Kuinderbos. De A6 vormt een knelpunt als barrière tussen het EHS-gebied en de Lemstervaart. Belang en schaalniveau De Casteleynsplas is waardevol vanwege haar bijzondere waternatuur. Potentiële waarden Aan de westkant van het gebied ligt een botanisch waardevol grasland dat vanwege spontane opslag aan het dichtgroeien is. De ambitie voor dit gebied is om de opslag te verwijderen en het stuk opnieuw te beheren als botanisch waardevol grasland volgens het beheertype Kruiden- en faunarijk grasland (N12.02). Zie figuur 10.3 voor de potentiële beheertypen van de Casteleynsplas. Soorten Broedvogels Dodaars, IJsvogel, Oeverzwaluw Niet-broedvogels Krakeend, Tafeleend, Kuifeend Reptielen Ringslang (pot.) Vissen Kleine modderkruiper, Winde Zoogdieren Meervleermuis, Bever (pot.), Otter (pot.), Bunzing (pot.), Wezel (pot.), Hermelijn (pot.), Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger Planten Rietorchis

60 56 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur Natuurbeheertypen Casteleynsplas (bron: Provincie Flevoland).

61 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 57 Figuur Potentiële beheertypen Casteleynsplas (bron: Provincie Flevoland).

62 58 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk

63 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk EVZ Urker- en Zwolsevaart Wettelijk- en beleidskader EHS: Ecologische Verbindingszone (figuur 11.1) Gebiedskenmerken Deze ecologische verbindingszone bestaat uit de Urkervaart en de Zwolse Vaart, en doorsnijdt van west naar oost de Noordoostpolder. De twee vaarten lopen in elkaar over ter hoogte van Emmeloord en staan in open verbinding met de Lemstervaart, eveneens een ecologische verbindingszone. De Urkervaart loopt van Urk naar Emmeloord. Langs de noordzijde van de vaart ligt een smalle strook bosaanplant, die op enkele plaatsen is onderbroken. Vanuit Emmeloord gaat de Urkervaart over in de Zwolse Vaart. Deze loopt door Marknesse en het Voorsterbos waarna deze uitmondt in het Zwarte Meer. Ten noorden van de Urkerweg ligt ook een smalle strook bosaanplant met daarachter een fietspad en een vrij drukke weg, de Marknesserweg (N331). In Marknesse ligt de Marknessersluis die de verbinding vormt tussen de twee waterniveaus in de polder. Dit punt vormt tevens een belangrijke ecologische barrière door het ontbreken van faunapassages en vistrappen. Vanaf Marknesse liggen geen wegen langs de vaart. Geluid- en lichtinval zijn afkomstig van de nabij gelegen verkeerswegen en de bebouwing van Urk, Tollebeek, Emmeloord en Marknesse. De bosjes en natuurlijk ingerichte oevers liggen versnipperd, vooral aan de noordzijde van de beide vaarten. Abiotische kenmerken Het overgrote deel van de oevers langs de vaarten is beschoeid. Het oostelijke gedeelte van de Zwolse Vaart (Marknesse-Kadoelermeer) heeft een betere waterkwaliteit dan de rest van de Zwolse Vaart en de Urkervaart, met een goed doorzicht, lagere ijzer- en chloridegehaltes en met minder voedselrijk water (meded. Zuiderzeeland). De waterdiepte is 2,5 tot 3 meter en de breedte bedraagt 28 tot 36 meter. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (92,7) De Urkervaart loopt vanaf Urk naar Emmeloord en is een brede vaart met verschillende vormen van beschoeiing, namelijk stortsteen en hout. De oevers zijn steil en de aanwezige rietvegetatie is ruig, met soorten als Grote brandnetel en Kleefkruid. Ter hoogte van Urk ligt een bedrijventerrein naast de vaart. Ook de oevers van de Zwolse Vaart zijn zeer steil en grotendeels met hout beschoeid. Hier en daar zijn inhammetjes met een natuurlijke oever. In beide vaarten is de aanwezigheid bekend van de Kleine modderkruiper en Winde. De vaarten zijn tevens van belang als onderdeel van het leefgebied van Meervleermuis en Watervleermuis. Modellen Ecologische verbindingszone Model Otter en Waterspitsmuis De vaarten vormen een corridor met stapstenen in de vorm van struweelplekken, ruigte en ruige oeverzones. Dit biedt leefmogelijkheden voor soorten als Otter, Bever, Waterspitsmuis en Ringslang.

64 60 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur Overzicht Ecologische Verbindingszone Urker- en Zwolse vaart.

65 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 61 Blankvoorn en Libel De verbindingszone Urker- en Zwolse Vaart voldoet in de huidige situatie niet aan de eisen van dit model, hoewel er wel veel potenties voor aanwezig zijn. Door een ongeveer m brede strook in te richten met natuurlijke oevers, plasdras-bermen en bosschages langs ongeveer een kwart van de totale lengte van de vaarten, kan geschikt leefgebied worden gecreëerd voor een groot aantal diersoorten. Dit betreft paai- en opgroeigebied, foerageergebied en overwinteringsgebied voor vissen, maar ook dekkingsgebied voor Otter zodat deze hierlangs kan migreren. Relaties Natura 2000-gebieden De Urker- en Zwolse Vaart vormen een verbinding tussen de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Zwarte Meer en zijn mogelijk van belang als foerageergebied van de aangewezen Meervleermuis. Ecologische Hoofdstructuur Beide vaarten dienen op termijn, samen met de Lemstervaart, de gebieden aan de oost-, west- en noordrand van de Noordoostpolder met elkaar te verbinden. In de huidige situatie bestaat er een goede verbinding tussen het Voorsterbos en de Lemstervaart, maar vormen wegen en bebouwing (Urk) een barrière in de verbinding met de EHS-gebieden Toppad, Staartreservaat en Urkerbos. Belang en schaalniveau Doordat deze vaarten een verbinding vormen tussen de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Zwarte Meer, is deze in potentie van nationaal belang. Daarnaast vormt het een belangrijke verbinding tussen de EHS-gebieden in het oosten en westen van de Noordoostpolder. Potentiële waarden De aanleg van brede natuurvriendelijke oevers en geschikte faunapassages langs deze afwateringskanalen komt niet alleen ten goede aan watergebonden soorten, maar ook aan soorten als Bever, Das en Otter. De ontwikkeling van bredere rietkragen zal broedgelegenheid kunnen bieden voor moerasvogels. Soorten Zoogdieren Das (pot.), Bever (pot.), Otter (pot.), Meervleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger Bunzing, Wezel Hermelijn Reptielen Ringslang Amfibieën Rugstreeppad Vissen Kleine modderkruiper, Winde, Rivierdonderpad, Kroeskarper, Rivierprik (pot.)

66 62 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur Natuurbeheertypen Ecologische Verbindingszone Urker- en Zwolse vaart (bron: Provincie Flevoland).

67 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk EVZ Lemstervaart Wettelijk- en beleidskader EHS: Ecologische Verbindingszone (figuur 12.1) Gebiedskenmerken De Lemstervaart loopt van Lemmer tot Emmeloord, van noord naar zuid en door de polder. Deze ecologische verbindingszone verbindt, samen met de Zwolse Vaart, de oevers van het IJsselmeer met het Zwarte Meer. Op enkele plaatsen aan de oostzijde van de vaart is vooroevermoeras aangelegd maar de kaden zijn grotendeels met hout beschoeid. Langs de oostzijde van de vaart ligt een smalle strook bosaanplant, die tevens een afscheiding vormt voor de daarachter gelegen snelweg A6. Onder de bruggen is voldoende ruimte aanwezig voor passerende dieren. Ecologische barrières worden gevormd door de sluis bij Lemmer, de A6 die grotendeels parallel loopt aan de Lemstervaart, het bedrijventerrein bij Bant dat grenst aan de vaart en de passage door de bebouwde kom van Emmeloord. Op een aantal delen vindt lichtuitstraling op de vaart plaats. Dit betreft met name het gedeelten met de bebouwing van Lemmer, Bant en Emmeloord. Abiotische kenmerken De vaart is 30 tot 45 m breed en heeft een (ontwerp)diepte van 2,8 m. Het doorzicht varieert tussen 0,5 en 1 m. Actuele waarden en beheer N04.02 Zoete plas (55,7 ha) De Lemstervaart is grotendeels met hout beschoeid. Hier en daar zijn natuurlijke oevers aangelegd. Ter hoogte van het bedrijventerrein bij Bant is een stortstenen kade aanwezig. In de vaart komen beschermde soorten voor als Kleine modderkruiper, Rivierprik, Meervleermuis en Watervleermuis. N14.3 Haagbeuken- en essenbos (46,3) Tussen Lemmer en Emmeloord wordt de ruimte tussen de vaart en de snelweg gevuld met een strook bosaanplant. In Emmeloord is gedeeltelijk een brede strook bos aan weerszijden van de vaart aanwezig. Deze bosstroken bieden broedgebied voor de Nachtegaal. Ook voor holenbewoners als Boommarter en Watervleermuis zijn deze bosjes interessant. In de bosstroken worden grote aantallen Grote keverorchissen aangetroffen (meded. Flevo-landschap). Modellen Otter en Waterspitsmuis De Lemstervaart vormt een corridor met meerdere stapstenen in de vorm van struweelplekken, ruigte en ruige oeverzones. Kuinderbos en Casteleynsplas kunnen worden gezien als twee van deze stapstenen. Dit biedt potentieel leefmogelijkheden voor soorten als Otter, Bever, Waterspitsmuis en Ringslang. Door een uitbreiding van het areaal aan natuurlijke oevers (breder) wordt de verbindingszone meer geschikt voor deze soorten. Daarbij komt dat belangrijke barrières, zoals de sluis bij Lemmer, dienen te worden opgeheven.

68 64 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur Overzicht Ecologische Verbindingszone Lemstervaart.

69 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk 65 Blankvoorn en Libel De Lemstervaart voldoet in de huidige situatie niet aan de eisen van dit model, hoewel er wel veel potenties voor aanwezig zijn. Door een ongeveer m brede strook in te richten met natuurlijke oevers, plasdras-bermen en bosschages langs ongeveer een kwart van de totale lengte van de vaarten, kan geschikt leefgebied worden gecreëerd voor een groot aantal diersoorten. Dit betreft paai- en opgroeigebied, foerageergebied en overwinteringsgebied voor vissen, maar ook dekkingsgebied voor Otter zodat deze langs de vaart kan migreren. Hierbij is het wel zaak dat dieren worden afgeschermd van de snelweg A6. Hiervoor kunnen rasters worden ingezet in combinatie met faunapassages. Relaties Natura 2000-gebieden De Lemstervaart vormt samen met de Zwolse Vaart een verbinding tussen de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Zwarte Meer. Deze is van belang voor Meervleermuis. Ecologische Hoofdstructuur De Lemstervaart vormt een verbinding tussen de EHS-gebieden IJsselmeer, Kuinderbos, Casteleynsplas en, via de Urkervaart en Zwolsevaart, Voorsterbos, Vollenhovermeer, Kadoelermeer en Zwarte Meer. Voor watergebonden soorten vormt de sluis bij Lemmer een belangrijke barrière. Gezien de beperkte ecologische waarde van een deel van de oevers van de Lemstervaart, biedt deze weinig mogelijkheden voor uitwisseling voor (potentiële) soorten als Das, Otter en Ringslang. De snelweg A6 vormt een belangrijke barrière voor uitwisseling met het Kuinderbos en de Casteleynsplas. Belang en schaalniveau De verbinding is, gelet op de waarden van de gebieden die het verbindt, van nationaal niveau, zowel voor droge als voor natte soorten. Potentiële waarden Een kritiek punt voor de werking van deze verbindingszone is de sluis bij Lemmer. Deze vormt een barrière voor zowel droge als natte soorten. Er wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk continueren van natuurvriendelijke oevers, hetgeen het gebied meer geschikt maakt voor (potentiële) soorten als Bever en Otter. Soorten Zoogdieren Das (pot.), Otter (pot.), Bever (pot.), Boommarter (pot.), Meervleermuis, Watervleermuis, Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis, Bunzing (pot.), Wezel (pot.), Hermelijn (pot.) Vissen Rivierprik, Kleine modderkruiper, Winde (pot.) Reptielen Ringslang (pot.) Amfibieën Rugstreeppad Planten Grote keverorchis

70 66 A&W rapport 1360 Wezenlijke kenmerken en waarden EHS Gemeenten Noordoostpolder en Urk Figuur Natuurbeheertypen Ecologische Verbindingszone Lemstervaart (bron: Provincie Flevoland).

Dwingelderveld. Aanmeldingsnotitie voor M.E.R beoordeling

Dwingelderveld. Aanmeldingsnotitie voor M.E.R beoordeling Dwingelderveld Aanmeldingsnotitie voor M.E.R beoordeling Dwingelderveld Aanmeldingsnotitie voor m.e.r.-beoordeling Definitief Opdrachtgever: Bestuurscommissie Dwingelderveld Grontmij Nederland bv Assen,

Nadere informatie

Toets (her) inrichtingsmaatregelen aan de Natuurbeschermingswet

Toets (her) inrichtingsmaatregelen aan de Natuurbeschermingswet Dwingelderveld Toets (her) inrichtingsmaatregelen aan de Natuurbeschermingswet Dwingelderveld Toets (her)inrichtingsmaatregelen aan de Natuurbeschermingswet Definitief Dienst Landelijk Gebied Grontmij

Nadere informatie

Flora- en faunatoets Oude Willem

Flora- en faunatoets Oude Willem Flora- en faunatoets Oude Willem De Vries, S. & J. Tonckens Tonckens Ecologie Flora- en faunatoets Oude Willem IN OPDRACHT VAN: Dienst Landelijk Gebied Postbus 2003 8901 JA Leeuwarden UITVOERING: TONCKENS

Nadere informatie

Startnotitie m.e.r. Tusschenwater. Definitief

Startnotitie m.e.r. Tusschenwater. Definitief Startnotitie m.e.r. Tusschenwater Definitief Grontmij Nederland bv Assen, 13 februari 2009 Verantwoording Titel : Startnotitie m.e.r. Tusschenwater Projectnummer : 262874 Datum : 13 februari 2009 Auteur(s)

Nadere informatie

MER Waterberging Diesdonk Bijlage 1. Beleid. 22 april 2010 Definitief rapport 9T0705.A0

MER Waterberging Diesdonk Bijlage 1. Beleid. 22 april 2010 Definitief rapport 9T0705.A0 MER Waterberging Diesdonk Bijlage 1. Beleid 22 april 2010 Definitief rapport 9T0705.A0 INHOUDSOPGAVE 1 PROCEDURELE RELATIE TUSSEN MILIEUEFFECTRAPPORTAGE EN BESLUITVORMING VIA HET BESTEMMINGSPLAN 3 2

Nadere informatie

Nieuwe landgoederen. Beleidskader Nieuwe Landgoederen - 2010 G EMEENTE U TRECHTSE H EUVELRUG

Nieuwe landgoederen. Beleidskader Nieuwe Landgoederen - 2010 G EMEENTE U TRECHTSE H EUVELRUG Nieuwe landgoederen Beleidskader Nieuwe Landgoederen - 2010 G EMEENTE U TRECHTSE H EUVELRUG G EMEENTE U TRECHTSE H EUVELRUG Gemeente Utrechtse Heuvelrug gemeentelijk projectleider: de heer M. Andrlik Beleidskader

Nadere informatie

Aanmeldingsnotitie ten behoeve van de m.e.r.-beoordeling. Koegraszeedijk Den Helder. J. Schaminée 13.49941. December 2013 1.0.

Aanmeldingsnotitie ten behoeve van de m.e.r.-beoordeling. Koegraszeedijk Den Helder. J. Schaminée 13.49941. December 2013 1.0. Aanmeldingsnotitie ten behoeve van de m.e.r.-beoordeling Auteur J. Schaminée Registratienummer 13.49941 Versie 1.0 Status Definitief Afdeling Hoogwaterbeschermingsprogramma Inhoudsopgave 1 Inleiding 3

Nadere informatie

Aanvulling plan-mer Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Lingewaard

Aanvulling plan-mer Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Lingewaard Aanvulling plan-mer Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Lingewaard Gemeente Lingewaard 2 september 2013 Definitief rapport 9X3266 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1 2 BESCHERMDE SOORTEN 3 2.1 Beschrijving

Nadere informatie

Visie Natuurmonumenten op natuur en landschap in 2040

Visie Natuurmonumenten op natuur en landschap in 2040 Natuurmonumenten Natuurmonumenten is een vereniging van ruim 880.000 leden, met een gezamenlijk doel: zorgen voor natuur in Nederland. Daarom verwerven en beheren we natuurgebieden het zijn er inmiddels

Nadere informatie

Wie is er bang voor de gladde slang? Beschermingsplan voor de gladde slang in Noord-Brabant

Wie is er bang voor de gladde slang? Beschermingsplan voor de gladde slang in Noord-Brabant Wie is er bang voor de gladde slang? Beschermingsplan voor de gladde slang in Noord-Brabant Datum maart 2006 Colofon Provincie Noord-Brabant Directie Ecologie Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch

Nadere informatie

Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier

Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens en dier E.A. van der Grift F.G.W.A. Ottburg J. Dirksen Alterra-rapport 1906, ISSN 1566-7197 Het gebruik van Natuurbrug Zanderij Crailoo door mens

Nadere informatie

Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer

Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer Voortgang ontwikkeling beoordelingssystematiek M. Hammers, H. Sierdsema, W.R.M. van Heusden en Th. C. P. Melman Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer Voortgang ontwikkeling

Nadere informatie

Ministerie van Verkeer en Waterstaat DGTL/PMR. Plan-MER Beheerplan Voordelta. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2. postbus 233.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat DGTL/PMR. Plan-MER Beheerplan Voordelta. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2. postbus 233. Ministerie van Verkeer en Waterstaat DGTL/PMR Plan-MER Beheerplan Voordelta van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 INHOUDSOPGAVE blz. 0. SAMENVATTING

Nadere informatie

Sport- en werklandschap Meerpaal

Sport- en werklandschap Meerpaal Sport- en werklandschap Meerpaal Vormvrije m.e.r. beoordelingsnotitie Definitief Gemeente Houten Grontmij Nederland B.V. Houten, 29 mei 2012 Verantwoording Titel Subtitel Projectnummer Referentienummer

Nadere informatie

MER - Aanmeldingsnotitie

MER - Aanmeldingsnotitie MER - Aanmeldingsnotitie CRV BV Postbus 454 6800 AL ARNHEM Locatie: Brédyk 32 9088 BX WIRDUM Datum: 24 februari 2015 Inhoudsopgave 1. Algemene gegevens... 4 1.1. Naam en adres aanmelder... 4 1.2. Plaats

Nadere informatie

Kribverlaging Waal en Pilot Langsdammen Waal

Kribverlaging Waal en Pilot Langsdammen Waal Kribverlaging Waal en Pilot Langsdammen Waal Kribverlaging Waal, Fase 3. Trajecten Waal Fort St. Andries (Waal 3) en Beneden-Waal (Waal 4). Langsdammen Waal, rivierkilometer 911 tot 922. MER beoordeling

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Recreatieve Zone De Heihorsten

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Recreatieve Zone De Heihorsten Notitie Contactpersoon Niels Bronsgeest Datum 16 november 2012 Kenmerk N001-1211026NAB-ege-V02-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Recreatieve Zone De Heihorsten 1.1 Aanleiding vormvrije m.e.r.-beoordeling

Nadere informatie

ROENBELEIDSVISIE. Groen moet je doen. Gemeente Borger Odoorn Afdeling Bouwkunde, Openbare Werken en Groen (BOWG) Uitwerking beleidsthema s groen

ROENBELEIDSVISIE. Groen moet je doen. Gemeente Borger Odoorn Afdeling Bouwkunde, Openbare Werken en Groen (BOWG) Uitwerking beleidsthema s groen G ROENBELEIDSVISIE Groen moet je doen Uitwerking beleidsthema s groen Gemeente Borger Odoorn Afdeling Bouwkunde, Openbare Werken en Groen (BOWG) 2 Groen moet je doen Gemeente Borger Odoorn Groenbeleidsvisie

Nadere informatie

4 ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN 17 4.1 Inleiding 17 4.2 Alternatieven en varianten 17

4 ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN 17 4.1 Inleiding 17 4.2 Alternatieven en varianten 17 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 M.e.r.plicht buizenstraat/-strook Eemshaven Oosterhorn Delfzijl 2 1.3 De eerste stap in de m.e.r. procedure: de startnotitie 3 1.4 Leeswijzer 4 2 HET PROJECT

Nadere informatie

HANDLEIDING VOOR HET MONITOREN VAN AMFIBIEËN IN NEDERLAND

HANDLEIDING VOOR HET MONITOREN VAN AMFIBIEËN IN NEDERLAND HANDLEIDING VOOR HET MONITOREN VAN AMFIBIEËN IN NEDERLAND HANDLEIDING VOOR HET MONITOREN VAN AMFIBIEËN IN NEDERLAND Herziene uitgave 2011 1 Informatie over het Meetnet Amfibieën: RAVON Werkgroep Monitoring

Nadere informatie

WAAR- HEEN VEEN MET HET. Kennis voor keuzes in het westelijk veenweidegebied. Martin Woestenburg. Uitgeverij Landwerk, 2009

WAAR- HEEN VEEN MET HET. Kennis voor keuzes in het westelijk veenweidegebied. Martin Woestenburg. Uitgeverij Landwerk, 2009 WAAR- HEEN MET HET VEEN Kennis voor keuzes in het westelijk veenweidegebied Martin Woestenburg Uitgeverij Landwerk, 2009 10 Inhoud 7 Voorwoord 9 Inleiding 20 19 1 De westelijke veenweiden 21 1.1 Mens en

Nadere informatie

Handboek voor beheerders Europese natuurdoelstellingen op het terrein

Handboek voor beheerders Europese natuurdoelstellingen op het terrein Handboek voor beheerders Europese natuurdoelstellingen op het terrein Handboek voor beheerders Europese natuurdoelstellingen op het terrein Deel 1: Habitats inbo Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Nadere informatie

Pilot Leefgebiedplan Laagveenmoeras

Pilot Leefgebiedplan Laagveenmoeras Pilot Leefgebiedplan Laagveenmoeras Een ecologische uitwerking van het concept leefgebiedbenadering G.W.T.A. Groot Bruinderink R.J. Bijlsma M.A.K. Bleeker H. Esselink G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis D.R.

Nadere informatie

Het veen verdwijnt uit Drenthe

Het veen verdwijnt uit Drenthe Het veen verdwijnt uit Drenthe Omvang, oorzaken en gevolgen Alterra-rapport 1661 ISSN 1566-7197 Het veen verdwijnt uit Drenthe Omvang, oorzaken en gevolgen Folkert de Vries Rob Hendriks Rolf Kemmers Ria

Nadere informatie

Concept rapport QUICK SCAN NATUUR SLOOP EN NIEUWBOUW AAN DE NIEUW-LOOSDRECHTSEDIJK 176 TE LOOSDRECHT

Concept rapport QUICK SCAN NATUUR SLOOP EN NIEUWBOUW AAN DE NIEUW-LOOSDRECHTSEDIJK 176 TE LOOSDRECHT Concept rapport QUICK SCAN NATUUR SLOOP EN NIEUWBOUW AAN DE NIEUW-LOOSDRECHTSEDIJK 176 TE LOOSDRECHT Concept rapport QUICK SCAN NATUUR SLOOP EN NIEUWBOUW AAN DE NIEUW-LOOSDRECHTSEDIJK 176 TE LOOSDRECHT

Nadere informatie

Plan-m.e.r. Nieuwbouw ligboxenstal

Plan-m.e.r. Nieuwbouw ligboxenstal Plan-m.e.r. Nieuwbouw ligboxenstal Planlocatie: Firma Roos Katwoude Hoogedijk 24 1145 PN Katwoude Opdrachtgever: Firma Roos Katwoude Hoogedijk 24 1145 PN Katwoude Projectleider: John Verweij mob: 06 524

Nadere informatie

ACHTERGRONDRAPPORT BIJ DE PLANVORMING VOOR KRW2. Achtergronden en methodieken uit de KRW en de toepassing daarvan door Rijnland

ACHTERGRONDRAPPORT BIJ DE PLANVORMING VOOR KRW2. Achtergronden en methodieken uit de KRW en de toepassing daarvan door Rijnland ACHTERGRONDRAPPORT BIJ DE PLANVORMING VOOR KRW2 Achtergronden en methodieken uit de KRW en de toepassing daarvan door Rijnland Archimedesweg 1 CORSA nummer: 14.08364 postadres: versie: 2 postbus 156 auteur:

Nadere informatie

MER STRUCTUURVISIE WAALWEELDE WEST

MER STRUCTUURVISIE WAALWEELDE WEST MER STRUCTUURVISIE WAALWEELDE WEST PROVINCIE GELDERLAND 6 januari 215 77412294:B.14 B222.32.1 Inhoud SAMENVATTING... 5 DEEL A: Hoofdrapport... 31 1 Inleiding... 32 1.1 Aanleiding... 32 1.2 M.e.r.plicht

Nadere informatie

Veerkracht waar mogelijk. Ontwerpend onderzoek voor Klimaatbestendig Nederland

Veerkracht waar mogelijk. Ontwerpend onderzoek voor Klimaatbestendig Nederland Veerkracht waar mogelijk Ontwerpend onderzoek voor Klimaatbestendig Nederland Het klimaatbestendig maken van Nederland is een van de grootste ruimtelijke opgaven van de 21e eeuw, een opgave die in toenemende

Nadere informatie

Plan van Transformatie ENCI-gebied

Plan van Transformatie ENCI-gebied Plan van Transformatie ENCI-gebied 1 2 Inhoudsopgave Voorwoord 5 Leeswijzer 6 1. Inleiding 7 2. Gebiedsbeschrijvingen 8 2.1. Groeve... 8 2.1.1. Het basispakket...10 2.1.2. Het eindplan...15 2.1.3. Toekomstige

Nadere informatie