DATUM BEHANDEUNG IN D&H 24 OktObef 2006 VASTSTELLEN VERORDENING WOON-WERKVERKEER EN DIENSTREIZEN

Transcriptie

1 DATUM VERGADERING 30 novembet 2006 AGENDAPUNTNUMMER J ) BIJLAGE(N) 3 REGISTRATIENUMMER VOORSTEL D&H DATUM BEHANDEUNG IN D&H 24 OktObef 2006 AAN DE VERENIGDE VERGADERING B VASTSTELLEN VERORDENING WOON-WERKVERKEER EN DIENSTREIZEN 1. Aanleiding Ten aanzien van vervoer zijn in de periode na de fusie enkele knelpunten geconstateerd. Deze knelpunten en voorgestelde oplossingen zijn vastgelegd in een notitie die op 26 april jl. is vastgesteld door het directieteam. Een van de knelpunten heeft direct betrekking op vervoer, nl. vergoedingen woon-werkverkeer en dienstreizen. In bovengenoemde notitie is de aanpak geschetst hoe we binnen deze knelpunten willen oplossen. Deze voorstellen zijn verwerkt in bijgaande concept verordeningen. Dijkgraaf en heemraden hebben op 29 augustus jl. ingestemd met de voorgestelde oplossingen en deze ter instemming voorgelegd aan de Commissie voor Georganiseerd Overleg (GO) van ons. Het GO heeft op 10 oktober jl. haar instemming gegeven. 2. Voorstel Wij stellen u voor bijgaande concept verordeningen woon-werkverkeer en dienstreizen met uitvoeringsbesluiten overeenkomstig vast te stellen. 3. Achtergrondinformatie Eén van de knelpunten is de toepassing van de reiskostenregeling voor functies met een ambulant karakter. In de praktijk is geconstateerd dat: 1. het besluit inzake de definitie van ambulante functies niet op rechtsgeldige wijze tot stand is gekomen; 2. er onduidelijkheid is over de samenhang tussen ambulant en aangewezen standplaats; 3. de uitvoering van de regeling en het vergoeden van onkosten bij samenloop van de woon-werkverkeer en dienstreizen met eigen vervoermiddel op een eenvoudiger wijze kan plaatsvinden. Daarnaast vormt de nieuwe SAW aanleiding om de vergoedingen voor dienstreizen opnieuw te bezien. De nieuwe SAW heeft namelijk als uitgangspunt dat een medewerker voor dienstreizen gebruik maakt van een dienstauto. Een medewerker mag zijn eigen auto slechts dan gebruiken bij het vervullen van zijn functie indien en voor zover hem daartoe door of namens het dagelijks bestuur toestemming is verleend. Dit ter voorkoming v.an een ongelimiteerd gebruik. Wanneer toestemming is verleend mag de medewerker verwachten dat de gemaakte kosten die voortvloeien uit het gebruik van de eigen auto door de werkgever worden vergoed. Onderstaand voorstel schetst de aanpak waarmee genoemde punten worden opgelost. In de SAW zijn kaders vastgelegd met betrekking tot vergoeding dienstreizen, vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en het gebruik eigen motorvoertuig voor het vervullen van een betrekking. Ook in het Sociaal

2 DATUM VERGADERING 30 november 2006 PAGINA 2 van 4 ONDERWERP Vaststellen verordening woon-werkverkeer en dienstreizen Statuut zijn afspraken over reiskostenvergoedingen vastgelegd. Deze kaders vormen het uitgangspunt voor onderstaand voorstel. Voorstel Begrip ambulant De strekking van het voorstel voor een nieuwe toepassing is dat het aanwijzen van functies die ambulant zijn niet noodzakelijk is. Buiten het regelen van de samenloop van vergoedingen voor reiskosten heeft het aanwijzen van ambulante functies ook geen verdere betekenis. Het begrip ambulante functie komt in de nieuwe regeling te vervallen. De nieuwe regeling heeft tot doel het bepalen van de vergoedingen voor woonwerkverkeer en dienstreizen. Vergoedingen In een vereenvoudigde opzet is de vergoedingssituatie als volgt. Indien een medewerker een dienstreis maakt met eigen vervoermiddel, uitgaande van toestemming dit met eigen vervoermiddel te mogen doen onder meer omdat vervoersalternatieven die door worden voorgestaan, zoals openbaar vervoer en dienstauto's niet voor de hand liggen, dan worden de kosten van de dienstreis vergoed conform de verordening dienstreizen. In het geval dat een medewerker voor die dag het eigen vervoermiddel inzet voor de dienst worden de reiskosten voor het (eventuele) traject woon werk vergoed tegen het tarief voor dienstreizen. De (eventuele) vergoeding voor woon-werkverkeer, ontvangen uit hoofde van de bepalingen van de reiskostenregeling woon werk, wordt verrekend met de vergoeding voor de dienstreis van die dag. Met deze benadering is een onderscheid tussen diverse groepen ambulante functies niet relevant en kan komen te vervallen. Bepalend voor de toe te kennen vergoedingen is niet of een medewerker ambulant is, maar of een medewerker een dienstreis maakt met eigen vervoermiddel. o Een nieuwe beheersrichtlijn voor dienstreisdeclaraties vormt onderdeel van de nieuwe regeling. De beheersrichtlijn ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: de vergoeding woonwerk verkeer is gemaximeerd op een bedrag van 150 euro per maand; dienstreizen die vanaf het woonadres starten worden in de nieuwe regeling eveneens gemaximeerd. Dit betekent dat medewerkers die uitzonderlijk ver (meer dan 70 kilometer) buiten het verzorgingsgebied van WSHD wonen en dienstreizen maken die starten vanaf het woonadres niet alle kilometers als dienstreis kunnen declareren. Het wonen buiten het verzorgingsgebied is immers een eigen keuze. Het wonen buiten een straal van 70 kilometer van de standplaats wordt als uitzonderlijk ver gezien. het declareren van dienstreizen gebeurt met behulp van een ingevuld en door de leidinggevende ondertekend declaratieformulier. Standplaats Bij de start van WSHD is aan iedere medewerker een standplaats toegewezen. Dit is het gebouw, gebouwencomplex of terrein waar de medewerker zijn functie (meestentijds) uitoefent of waar hij kantoor houdt indien de uitoefening van zijn functie zich uitstrekt over een gebied. Voor het toekennen van reiskostenvergoedingen voor woon-werkverkeer en dienstreizen vormt de aangewezen standplaats het uitgangspunt. Ook met invoering van een nieuwe regeling voor vergoedingen woon-werkverkeer en dienstreizen blijft dit het geval. De standplaats is in de nieuwe regeling niet meer gekoppeld aan het begrip ambulante functie. Dienstreizen met eigen vervoer vinden immers plaats op declaratiebasis los van de standplaats. Besluitvormingsprocedure In de nieuwe regeling vergoedingen woon-werkverkeer en dienstreizen is het begrip ambulante functie vervallen. Bepalend voor de toe te kennen vergoedingen is niet of een medewerker ambulant is, maar of een medewerker een dienstreis maakt en hiertoe met

3 DATUM VERGADERING 30 november 2006 PAGINA 3 van 4 ONDERWERP Vaststellen verordening woon-werkverkeer en dienstreizen toestemming van de leidinggevende zijn eigen vervoermiddel inzet. De verordeningen treden in werking op l januari Motief N.v.t. 5. Gevolgen a. Financieel: Consequenties Financiële consequenties De directe vervoerskosten stijgen op korte termijn omdat in het nieuwe voorstel het uitgangspunt is dat een medewerker die een dienstreis maakt en hiervoor (met toestemming) zijn eigen auto inzet de reiskosten voor het (eventuele) traject woon-werk vergoed krijgt tegen het tarief, voor dienstreizen. Hierbij wordt de (eventuele) vergoeding voor woon-werkverkeer, ontvangen uit hoofde van de bepalingen van de reiskostenregeling woon-werk, verrekend met de vergoeding voor de dienstreis van die dag. De oplossing is (op middellange termijn) kostenbesparend omdat de hoeveelheid dienstauto's niet uitbreidt. b. Personeel: Niet van toepassing. c. Juridisch: Niet van toepassing. d. Communicatief: Na besluitvorming de medewerkers informeren. e. Wijze van publiceren: D Niet van toepassing 0 Intranet D Internet D Ter inzagelegging D Pers 6. Verdere aanpak/procedure N.v.t. 7. Evaluatie N.v.t.

4 DATUM VERGADERING 30 november 2006 PAGINA 4 van 4 ONDERWERP Vaststellen verordening woon-werkverkeer en dienstreizen Dijkgraaf en heemraden, secretaris, dijkgraaf, ing. J.M. Geluk. Bijlagen (3) concept besluit verordening woon-werkverker met uitvoeringsbesluit; verordening dienstreizen met uitvoeringsbesluit.

5 DATUM VERGADERING 30 november 2006 AGENDAPUNTNUMMER KENMERK BESLUIT W: VASTSTELLEN VERORDENINGEN WOON-WERKVERKEER EN DIENSTREIZEN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA; op voordracht van dijkgraaf en heemraden van d.d. 24 oktober 2006; gezien het advies van de commissie Middelen, Bestuurlijke Zaken en Handhaving van 15 november 2006; gelet op het bepaalde in de artikelen lid 3 en lid 7 van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel; gehoord de commissie voor Georganiseerd Overleg op 10 oktober 2006: BESLUIT: 1. de Verordening woon-werkverkeer met Uitvoeringsbesluit vast te stellen; 2. de Verordening dienstreizen met Uitvoeringsbesluit vast te stellen; 3. dit besluit met terugwerkende kracht tot en met l januari 2005 in werking te laten treden. Dordrecht, 30 november De Verenigde Vergadering voornoemd: secretaris, dijkgraaf, mr. J.B. van Gerdingen. ing. J.M. Geluk.

6 VERORDENING WOON-WERKVERKEER Artikel l Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. Werkgever: ; b. Medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel onder a SAW; c. Standplaats: het gebouw, gebouwencomplex, terrein of werkgebied waar de med zijn functie (meestentijds) uitoefent, of waar hij kantoor houdt indien de uitoefen zijn functie zich uitstrekt over een gebied; d. Woning: de woning waar de medewerker is gevestigd; e. Woon-werkafstand: het aantal kilometers van de woning tot de werkplek; f. Fiets: een rijwiel dat alleen kan worden voortbewogen door op de pedalen te trappen eventueel met electrische trapondersteuning; g. Carpoolen: gemiddeld minimaal drie dagen per week de woon-werkafstand met meer dan één persoon afleggen in één motorvoertuig; h. Carpoolpartner: de persoon waarmee de medewerker carpoolt; i. Bestuurder: de carpooler die met een eigen motorvoertuig zichzelf en een of meer carpoolpartners vervoert van de woning naar de werkplek; j. Meerijder: de carpooler die zich door een bestuurder laat vervoeren van zijn woning naar zijn werkplek; k. Eigen motorvoertuig: een motorvoertuig dat de medewerker beschikbaar heeft, dat niet openbaar is, niet voor een dienstreis gehuurd en niet door de werkgever beschikbaar gesteld; Artikel 2 Woon-werkafstand maximaal 15 kilometer (t/m 15,0 km) 1. De medewerker met een maximale woon-werkafstand van vijftien kilometer, die hoofdzakelijk gebruik maakt van een flets voor het woon-werkverkeer, heeft recht op verstrekking van een fiets door de werkgever, en een verzekering voor de fiets. Tevens heeft de medewerker recht op vergoeding van de gemaakte kosten voor onderhoud en accessoires behorende bij de verstrekte fiets, tot een vastgesteld maximum bedrag. 2. Als de medewerker met een woon-werkafstand van meer dan vijf kilometer gebruik wenst te maken van het openbaar vervoer in plaats van de fiets, worden aan hem de noodzakelijke goedkoopste vervoersbewijzen voor gebruik van openbaar vervoer verstrekt. De medewerker heeft dan geen recht op verstrekkingen en vergoedingen, horende bij het gebruik van een flets. 3. De medewerker met een woon-werkafstand tussen vijf en vijftien kilometer, kan ervoor kiezen met de fiets te reizen en in de winterperiode van het openbaar vervoer gebruik te maken. Aan de medewerker worden dan zowel een fiets inclusief verzekering verstrekt als de noodzakelijke goedkoopste vervoersbewijzen voor de maanden dat hij met het openbaar vervoer reist. De medewerker heeft geen recht op vergoeding van de kosten voor onderhoud en accessoires die met de verstrekte fiets samenhangen. 4. De medewerker aan wie binnen drie jaren na verstrekking van de fiets ontslag wordt gegeven, is verplicht een deel van de kosten van de fiets terug te betalen. De terugbetaling is uitgewerkt in artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit woon-werkverkeer. De verplichting tot terugbetaling is niet van toepassing op de medewerker aan wie ontslag wordt verleend als gevolg van een reorganisatie of als gevolg van het bereiken van de FPU- of pensioengerechtigde leeftijd. 5. Indien de medewerker met een woon-werkafstand groter dan tien kilometer dat wenst, en beschikt over een of meer carpoolpartners waarmee hij gemiddeld minimaal drie dagen per week het woon-werkverkeer aflegt, krijgt de medewerker toestemming om tegen een vastgestelde vergoeding te carpoolen. Voor de carpoolauto bestaat tevens recht op een gratis parkeerplaats; 6. De medewerker die gebruik maakt van een fiets voor het woon-werkverkeer als bedoeld onder l en 3 van dit artikel, verklaart schriftelijk aan de werkgever dat hij hoofdzakelijk gebruik maakt van de onder l en 3 van dit artikel bedoelde wijze van reizen. Pagina l van 3 C:\Documents and Settings\diadjo\Local Settings\Temporary Internet Files\OLK121\Verordening woonwerkverkeer defvs doc

7 Artikel 3 Woon-werkafstand groter dan 15 kilometer (vanaf 15,1 km) 1. De medewerker met een woon-werkafstand groter dan vijftien kilometer heeft recht op de noodzakelijke goedkoopste vervoersbewijzen voor het openbaar vervoer, om het woonwerkverkeer af te leggen. De verstrekkingen vanwege openbaar vervoer zijn nader geregeld in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit woon-werkverkeer. Indien de medewerker een fiets gebruikt voor een gedeelte van het woon-werktraject, worden eventuele kosten voor een fietsenstalling vergoed. 2. Indien aangetoond wordt dat de medewerker als bedoeld in lid l niet op doelmatige wijze met het openbaar vervoer kan reizen, en voor carpoolen geen geschikte carpoolpartner beschikbaar is, krijgt de medewerker toestemming om het woon-werkverkeer tegen een vergoeding met een eigen motorvoertuig af te leggen. De medewerker heeft recht op een gratis parkeerplaats. Artikel 4 Functiebepalingen 1. De medewerker die wachtdienst verricht heeft toestemming het woon-werkverkeer af te leggen met een beschikbare dienstauto of met een eigen motorvoertuig, in de periode dat de medewerker wachtdienst heeft. Tevens heeft de medewerker in die periode recht op een gratis parkeerplaats bij de standplaats niet zijnde het woonadres van de medewerker. 2. De medewerker in de functie van algemeen directeur, directeur, secretaris en controller heeft toestemming het woon-werkverkeer tegen vergoeding af te leggen met een eigen motorvoertuig. De medewerker heeft recht op een gratis parkeerplaats bij de standplaats niet zijnde het woonadres van de medewerker. Artikel 5 Overige bepalingen 1. De medewerker die toestemming heeft om met een eigen motorvoertuig van de woonplaats naar de standplaats te reizen, hetzij met of zonder carpoolpartner, verklaart schriftelijk aan de werkgever dat hij op bedoeld motorvoertuig een zodanige verzekering heeft afgesloten, dat de werkgever daardoor gevrijwaard is van enige aansprakelijkheidsstelling door derden. 2. Aan de medewerker die het woon-werkverkeer structureel aflegt met een ander vervoermiddel dan waarvoor hij toestemming heeft gekregen, worden geen verstrekkingen of vergoedingen toegekend. De medewerker heeft ook geen recht op een gratis parkeerplaats. 3. De in deze verordening genoemde verstrekkingen en vergoedingen worden nader gespecificeerd in het Uitvoeringsbesluit Verordening reiskosten woon-werkverkeer. Artikel 6 Wijzigingen 1. Als de situatie van de medewerker zich wijzigt door verandering van woonadres of standplaats of door verandering van functie, kan dit leiden tot een gewijzigde vervoerssituatie met andere rechten op grond van deze verordening. Indien hiervan sprake is vervallen de aanspraken, horende bij de oude situatie, met ingang van de eerste van de maand nadat de wijziging heeft plaatsgevonden. Met ingang van diezelfde datum treden de aanspraken, horende bij de nieuwe situatie, in werking. 2. Indien deze verordening wordt gewijzigd, treden de wijzigingen in werking drie kalendermaanden nadat de wijziging is vastgesteld. Artikel 7 Onvoorziene gevallen Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft de algemeen directeur een bijzondere regeling. Artikel 8 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van l januari 2005 en kan worden aangehaald als "Verordening woon-werkverkeer ". 2. Deze verordening treedt in de plaats van de "Verordening woon-werkverkeer " zoals vastgesteld op 3 januari Pagina 2 van 3 C:\Documents and Settings\diadjo\Local Settings\Temporary Internet Files\OLK121\Verordening woonwerkverkeer defvs doc

8 Artikel 9 Overige bepalingen De algemeen directeur kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Aldus vastgesteld door de Verenigde Vergadering op 30 november Pagina 3 van 3 C:\Documents and Settings\diadjo\Local Settings\Temporary Internet Files\OLK121\Verordening woonwerkverkeer defvs doc

9 UITVOERINGSBESLUIT Verordening woon- werkverkeer Ter uitvoering van artikel 5, lid 3 van de Verordening woon-werkverkeer. Fietsregeling Artikel l Verstrekking fiets 1. Aan de medewerker die, conform artikel 2, lid lof 3 van de Verordening woon-werkverkeer, voor woon- werkverkeer gebruik maakt van de fiets, wordt elke zes jaren een fiets verstrekt indien de medewerker dit wenst. Een fiets wordt pas verstrekt als aan de medewerker in de zes voorafgaande jaren geen fiets is verstrekt. 2. De werkgever verstrekt een fiets ter waarde van maximaal 75% van de aanschafwaarde met een maximum van 749,-- (maximale cataloguswaarde die de fiscus hanteert 749, in 2006). Indien de medewerker een fiets kiest met een hogere cataloguswaarde is de meerprijs voor eigen rekening. De werkgever toetst de cataloguswaarde van de fiets. 3. Bij verstrekking van een fiets is de medewerker fiscaal verplicht het hiervoor geldende bruto bedrag te betalen. In 2006 bedraagt de fiscale bijtelling voor een verstrekte fiets bruto 68, =. Artikel 2 Overige verstrekkingen en vergoedingen 1. De werkgever vergoedt een verzekering voor de fiets tot een maximale vervangingswaarde gelijk aan het maximum verstrekte bedrag. 2. De medewerker kan kosten declareren voor zaken die dienstbaar zijn aan het woonwerkverkeer met de fiets (onderhoud, fiets- c.q. regenkleding, accessoires). Van de gemaakte kosten wordt maximaal het hiervoor geldende onbelaste bedrag vergoed. In 2006 is dit 250,- per drie jaren. Declaraties worden alleen vergoed indien de kosten met nota's aantoonbaar zijn gemaakt en mogen eens per jaar worden ingediend; 3. Aan de medewerker met een woon-werkafstand groter dan vijf kilometer, worden eens per jaar twee 45-strippenkaarten verstrekt. De afstand tussen de woonplaats en de standplaats wordt gemeten aan de hand van het aantal bus-, tram- of metrozones; er moet sprake zijn van minimaal twee zones vanaf de dichtst bij de woning zijnde bushalte tot de standplaats. Artikel 3 Combinatie Openbaar Vervoer 1. Indien de medewerker kiest voor een combinatie van fiets en openbaar vervoer als bedoeld in artikel 2, lid 3 van de Verordening woon-werkverkeer, doet hij dit voor onbepaalde tijd. De medewerker maakt dit vooraf kenbaar en geeft aan welke maanden hij in de periode november tot en met maart met het openbaar vervoer wil reizen. 2. De medewerker die kiest voor een combinatie van fiets en openbaar vervoer heeft geen recht op vergoeding van de kosten voor zaken als bedoeld in artikel 2, lid 2. Evenmin komt de medewerker in aanmerking voor verstrekking van strippenkaarten als bedoeld in artikel 2, lid De medewerker kan bovenstaande keuze wijzigen. Bij wijziging geldt het volgende: Volledig openbaar vervoer: a) De medewerker kan volledig van het openbaar vervoer gebruik maken als er zes jaren zijn verstreken sinds de datum waarop een fiets is verstrekt. b) Indien de medewerker volledig van het openbaar vervoer gebruik wil maken binnen zes jaren na de datum waarop een fiets is verstrekt, betaalt de medewerker een eigen bijdrage voor het openbaar vervoer, zoals omschreven in artikel 4. c) De medewerker komt pas weer in aanmerking voor verstrekking van een fiets indien zes jaren zijn verstreken vanaf de datum waarop voor het laatst een fiets is verstrekt. Pagina l van 5 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Uitvoeringsbesluit verordening woon-werk defvs doc

10 Volledig met de fiets: d) Indien de medewerker het volledige kalenderjaar op de fiets de woon-werkafstand gaat afleggen, stopt de verstrekking van een abonnement voor het openbaar vervoer. Artikel 4 Eigen bijdrage 1. De medewerker die conform artikel 3, lid 3 sub b overstapt op openbaar vervoer, betaalt een eigen bijdrage voor het openbaar vervoer tot het moment waarop zes jaren zijn verstreken sinds de datum waarop een fiets is verstrekt. De eigen bijdrage wordt eens per jaar of maandelijks netto op het salaris ingehouden. 2. De hoogte van de jaarlijkse eigen bijdrage is gelijk aan de jaarlijkse meerkosten voor het openbaar vervoer, verminderd met de jaarlijkse afschrijvingskosten voor de fiets. 3. De jaarlijkse meerkosten voor het openbaar vervoer worden bepaald door de kosten van het jaarabonnement te verminderen met de kosten van de maandabonnementen die de medewerker voorheen ontving. De jaarlijkse afschrijvingskosten voor de fiets worden berekend door het aankoopbedrag te delen door zes. Artikel 5 Terugbetaling 1. Indien ontslag plaatsvindt binnen drie jaren nadat de fiets is verstrekt, betaalt de medewerker als bedoeld in artikel 2, lid 4 van de Verordening woon-werkverkeer een vastgesteld percentage van de fiets terug. Het percentage wordt berekend over de door de werkgever betaalde prijs voor de fiets, verminderd met de fiscale bijtelling als bedoeld in artikel l, lid Het percentage als bedoeld in lid l bedraagt 70 als ontslag plaatsvindt binnen een jaar, 50 als ontslag plaatsvindt binnen twee jaren, en 30 als het ontslag plaatsvindt binnen driejaren nadat de fiets is verstrekt. 3. Terugbetaling conform lid 2 is ook van toepassing op de medewerker die, op grond van de Verordening woon-werkverkeer, van een ander vervoermiddel gebruik gaat maken binnen drie jaren nadat de fiets is verstrekt (bijvoorbeeld door verhuizing). Regeling Openbaar Vervoer Artikel 6 Aanspraken De woon-werkafstand groter dan vijf kilometer waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor verstrekkingen vanwege openbaar vervoer, wordt bepaald door het aantal bus-, tramof metrozones of het aantal treinkilometers zoals opgegeven door de NS. De medewerker heeft recht op verstrekkingen vanwege openbaar vervoer als hij: a. minimaal twee bus-, tram- en/of metrozones moet reizen van de dichtst bij zijn woonplaats zijnde halte tot de standplaats, of b. als het aantal door de NS opgegeven kilometers over het betreffende traject minimaal vijf bedraagt. Artikel 7 Verstrekkingen 1. Aan de medewerker die voldoet aan het gestelde in artikel 6 en die hoofdzakelijk gebruik maakt van het openbaar vervoer voor het woon-werktraject, wordt de goedkoopste vorm van openbaar vervoer verstrekt, zijnde: voor de trein een NS jaartrajectkaart 2 e klas, eventueel aangevuld met een zonekaart voor noodzakelijk gebruik van bus, tram en/of metro mits voldaan is aan artikel 6, lid b; voor de bus, tram en/of metro een jaarabonnement. 2. Aan de medewerker die het woon-werkverkeer aflegt met de trein wordt een aanvullende zonekaart verstrekt indien de medewerker minimaal twee zones moet reizen van de woning tot het treinstation, of van het treinstation tot de werkplek, en pas nadat de medewerker hierom verzocht heeft. 3. Ingeval een medewerker vanwege zijn functie slechts een gedeelte van het jaar met openbaar vervoer kan reizen, worden aan hem de goedkoopste vervoersbewijzen verstrekt die in zijn situatie het meest passend zijn. Pagina 2 van 5 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Uitvoeringsbesluit verordening woon-werk defvs doc

11 4. Indien de medewerker gemiddeld maximaal drie keer per week het woon-werkverkeer aflegt, worden aan hem jaarlijks de noodzakelijke strippenkaarten of dagretours voor de trein verstrekt. Als de medewerker hierom verzoekt kan een jaarabonnement worden verstrekt, onder inhouding van een eigen bijdrage naar rato van het gemiddeld aantal dagen per werkweek dat geen woon-werkverkeer wordt afgelegd. 5. De medewerker die een duurder abonnement wenst voor het afleggen van het woonwerkverkeer, betaalt het verschil tussen de kosten van het goedkoopste abonnement en de kosten van dit duurdere abonnement zelf. De extra kosten worden eens per jaar of maandelijks ingehouden op zijn salaris. Artikel 8 Wijzigingen in de situatie 1. Indien het verstrekte abonnement, of de strippenkaarten of dagretours, niet meer van toepassing zijn in een gewijzigde situatie, levert de medewerker de vervoersbewijzen die in zijn bezit zijn, in bij de werkgever, binnen een week nadat de situatie is gewijzigd. 2. De medewerker aan wie ontslag is verleend, levert binnen een week na de laatste werkdag zijn vervoersbewijzen in. 3. Als de vervoersbewijzen na zeven dagen niet zijn ingeleverd, zoals gesteld in de leden l en 2, worden de kosten van de vervoersbewijzen, naar evenredigheid van het aantal maanden dat de vervoersbewijzen niet gebruikt worden voor woon-werkverkeer voor het, in rekening gebracht bij de medewerker. Artikel 9 Aanvullende vergoeding bij reizen per openbaar vervoer 1. Daar waar uit de toepassing van de Verordening woon-werkverkeer volgt dat een medewerker geacht wordt het woon-werkverkeer per openbaar vervoer af te leggen worden de daarvoor benodigde vervoersbewijzen verstrekt en wordt aanvullend een vergoeding verstrekt van een zodanig bedrag, dat de totale vergoeding uitkomt op 0,19 per gereisde kilometer. 2. Voor het bepalen van de totale vergoeding - en daarmee de op de OV-verstrekking aanvullende vergoeding - wordt de reisafstand bepaald conform de opgave van de routeplanner zoals die door wordt gebruikt, waarbij bij het bepalen van de totale vergoeding (OV-verstrekking + aanvullende vergoeding) een maximum geldt van 150,= per maand bij vijf dagen werken per week en een bedrag naar rato indien een geringer aantal dagen per week wordt gewerkt/gereisd. Artikel 10 Doelmatigheid 1. Indien een medewerker bezwaar maakt tegen reizen per openbaar vervoer vanwege de duur van de reis en/of de excentrische ligging van de standplaats wordt door de algemeen directeur beoordeeld of reizen per openbaar vervoer voor betrokkene ondoelmatig is. Reizen met openbaar vervoer is in ieder geval ondoelmatig: a. als de reistijd met OV langer is dan 45 minuten, en tot een reistijd van 90 minuten: minimaal twee keer langer duurt dan met een eigen motorvoertuig, waarbij een afwijking van maximaal 10% van de gestelde reistijd per motorvoertuig is toegestaan; met een reistijd langer dan 90 minuten: minimaal anderhalf keer langer duurt dan met een motorvoertuig, waarbij een afwijking van maximaal 10% van de gestelde reistijd per motorvoertuig is toegestaan; en / of b. als de woonplaats en/of standplaats niet vaker dan één keer per uur bereikbaar is met OV. 2. Voor het berekenen van de reistijd met openbaar vervoer geldt de kortste reistijd volgens de opgave van 9292 ov. De reistijd met openbaar vervoer wordt berekend van "deur tot deur". Voor het berekenen van de reistijd met eigen vervoer geldt als norm de opgave van de routeplanner zoals die door wordt gebruikt op basis van de snelste route. Pagina 3 van 5 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Uitvoeringsbesluit verordening woon-werk defvs doc

12 Carpoolregeling Artikel 11 Overeenkomst 1. De medewerker sluit een overeenkomst af met de werkgever en de persoon of personen waarmee hij carpoolt. 2. In de overeenkomst worden vermeld: naam werkgever; namen carpoolers; status carpoolers: bestuurder, meerijder of bestuurder/meerijder; adres en woonplaats (de opstapplaats) van de carpoolers; de standplaats(en) van de carpoolers; het aantal kilometers dat wordt afgelegd om de standplaats(en) te bereiken; het aantal dagen per week waarop gecarpoold wordt. Artikel 12 Vergoeding 1. De bestuurder in dienst van het ontvangt een vergoeding, welke wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, lid l van dit uitvoeringsbesluit. Indien de bestuurder minder dan vijf dagen per week als bestuurder optreedt ontvangt hij een vergoeding naar rato. 2. De meerijder in dienst van het ontvangt een vergoeding van 60% van de voor de genoemde reisafstand geldende vergoeding. Indien de meerijder minder dan vijf dagen per week meerijdt met de bestuurder ontvangt hij een vergoeding naar rato. 3. Is de medewerker zowel bestuurder als meerijder, dan ontvangt hij zowel de geldende vergoeding voor de bestuurder als de geldende vergoeding voor de meerijder, naar rato van het aantal dagen dat hij als bestuurder resp. als meerijder optreedt. 4. Noch de bestuurder noch de meerijder ontvangen een vergoeding voor kosten vanwege gebruik van bruggen, tunnels en autoveren. 5. De meerijder kan aan de bestuurder een vergoeding voor de gemaakte kosten verstrekken. De meerijder kan de werkgever machtigen de vergoeding op zijn salaris in te houden en over te maken aan de bestuurder. Regeling gebruik eigen motorvoertuig Artikel 13 Vergoedingen 1. De medewerker die toestemming heeft het woon-werktraject af te leggen met een eigen motorvoertuig, ontvangt een vergoeding van 0,19 per af te leggen kilometer. De reisafstand wordt bepaald conform de opgave van de routeplanner zoals die door wordt gebruikt, waarbij bij het bepalen van de vergoeding een maximum geldt van 150,= per maand bij vijf dagen werken/reizen per week en een bedrag naar rato indien een geringer aantal dagen per week wordt gewerkt/gereisd. 2. De medewerker ontvangt geen vergoeding voor kosten vanwege gebruik van bruggen, tunnels en autoveren. Bepalen maandelijkse vaste vergoeding Artikel 14 Berekeningswijze 1. Voor iedere medewerker die op grond van artikel 9, 12 of 13 van dit uitvoeringsbesluit in aanmerking komt voor een vergoeding woon-werk-verkeer wordt deze vergoeding uitgedrukt in een vast bedrag, berekend op basis van de fiscaal toegestane formule die luidt als volgt: 206 werkdagen x reisafstand woon-werk (vice-versa) x 0,19 met een maximum van 150,= per maand. 2. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding geldt voor voltijders die 4 x 9 uur werken, alsmede voor deeltijders, dat het aantal van 206 werkdagen naar rato van het overeengekomen aantal werkdagen per maand wordt aangepast. 3. Voor degenen die een vervoersbewijs verstrekt krijgen wordt de waarde van deze kaart op het volgens lid l en 2 berekende bedrag in mindering gebracht. 4. Het aldus vastgestelde bedrag wordt in 12 gelijke delen maandelijks uitbetaald. Pagina 4 van 5 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Uitvoeringsbesluit verordening woon-werk defvs doc

13 Artikel 15 Overige bepalingen De bedragen genoemd in dit uitvoeringsbesluit die gekoppeld zijn aan fiscaal vastgestelde onbelaste vergoedingen, worden gewijzigd gelijk aan de wijzigingen die de fiscus in deze bedragen doorvoert. Pagina 5 van 5 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Uitvoeringsbesluit verordening woon-werk defvs doc

14 VERORDENING DIENSTREIZEN Artikel l Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a) Werkgever: ; b) Medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel onder a SAW; c) Standplaats: het gebouw, gebouwencomplex, terrein of werkgebied waar de medewerker zijn functie (meestentijds) uitoefent, of waar hij kantoor houdt indien de uitoefening van zijn functie zich uitstrekt over een gebied; d) Dienstreis: de noodzakelijke verplaatsing van de medewerker voor het verrichten van dienst buiten de standplaats, alsmede het verblijf buiten de standplaats in verband met dezelfde dienstverrichting. De verplaatsing en het verblijf moeten het gevolg zijn van een opdracht door de bevoegd leidinggevende of achteraf door de bevoegd leidinggevende zijn goedgekeurd; e) Fiets: een rijwiel een rijwiel dat alleen kan worden voortbewogen door op de pedalen te trappen eventueel met electrische trapondersteuning; f) Eigen motorvoertuig: een motorvoertuig dat de medewerker beschikbaar heeft, dat niet openbaar is, niet voor een dienstreis gehuurd en niet door de werkgever beschikbaar gesteld; g) Dienstauto: een vierwielig motorvoertuig, beschikbaar gesteld door het. Hieronder vallen ook huurauto's, door het beschikbaar gesteld voor een dienstreis. Artikel 2 Dienstreizen buitenland Voor de toepassing van deze verordening wordt onder dienstreizen uitsluitend verstaan een verplaatsing binnen Nederland. Voor dienstreizen buiten Nederland wordt de vergoeding afzonderlijk door de Verenigde Vergadering geregeld. Artikel 3 Reiskosten 1. In de regel wordt een vergoeding verleend voor reis- en verblijfkosten bij dienstreizen, met het woonadres als begin- en eindpunt. Een ontvangen vergoeding voor woon-werkverkeer zal op de vergoeding voor de dienstreis in mindering gebracht indien er sprake is van samenloop. 2. Indien het woonadres ten opzichte van de standplaats/grens werkgebied meer dan 70 kilometer bedraagt, wordt voor het aandeel woon-werkkilometers maximaal 70 kilometer enkele reis in aanmerking genomen. 3. Indien de dienstreis niet op het woonadres begint of eindigt en dit tot hogere kosten leidt, wordt in de regel een vergoeding toegekend alsof de dienstreis vanuit de standplaats is gemaakt. De bevoegd leidinggevende kan hiervan afwijken en de werkelijk gemaakte kosten vergoeden, indien hij beoordeelt dat toepassing van bovenstaande leidt tot onredelijkheid of onbillijkheid. 4. Indien voor een dienstreis reeds uit anderen hoofde een vergoeding voor reis- en/of verblijfkosten wordt genoten, mogen de kosten voor de dienstreis slechts in rekening worden gebracht vanaf het bedrag waarmee de kosten de reeds genoten vergoeding te boven gaat. 5. Onder reiskosten wordt mede begrepen de kosten voor het gebruik van een parkeerplaats, brug, tunnel en autoveer, welke noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt. Deze kosten worden vergoed boven de brutovergoeding als bedoeld in artikel 2, lid l van het Uitvoeringsbesluit Verordening dienstreizen. Pagina l van 3 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Verordening dienstreizen vs doc

15 Artikel 4 Vervoermiddelen 1. De dienstreizen worden in de regel met het openbaar vervoer gemaakt. De medewerker kan, bij het reizen per trein gebruik maken van de Ie klas. Tevens kan, indien noodzakelijk, gebruik gemaakt worden van een (trein)taxi om de bestemming te bereiken. 2. De door de medewerker gemaakte werkelijke kosten voor openbaar vervoer worden volledig vergoed, evenals eventuele kosten voor vervoer van reisbenodigdheden en dienstbenodigdheden. 3. Indien de medewerker voor dienstreizen gebruik maakt van een privé aangeschafte voordeeluren-kaart voor de trein, kan hij de kosten van de voordeelurenkaart declareren nadat hij hiermee in een kalenderjaar minimaal vijf dienstreizen heeft gemaakt. 4. Indien de af te leggen reisafstand minder dan vijf kilometer is, wordt de dienstreis in beginsel gemaakt met een dienstfiets. 5. Indien reizen met openbaar vervoer of een fiets niet mogelijk of ondoelmatig is, vanwege vervoer van apparatuur en materialen of vanwege de reistijd met openbaar vervoer, maakt de medewerker de dienstreis met een dienstauto. De hieraan verbonden kosten voor de medewerker worden volledig vergoed. 6. De bevoegd leidinggevende kan de medewerker toestemming geven de dienstreis tegen een vergoeding met een eigen motorvoertuig te maken, indien er geen dienstauto beschikbaar is. In dat geval geldt als voorwaarde dat dit voertuig zodanig is verzekerd, dat de werkgever daardoor gevrijwaard is van enige aansprakelijkheidsstelling door derden. 7. De medewerker die vanwege zijn functie van algemeen directeur, directeur, secretaris en controller toestemming heeft met een eigen motorvoertuig het woon-werkverkeer af te leggen, heeft ook toestemming om dienstreizen met het eigen motorvoertuig tegen de vastgestelde vergoeding te maken. 8. De medewerker die wachtdienst verricht, heeft toestemming het woon-werkverkeer af te leggen met een beschikbare dienstauto of met een eigen motorvoertuig, in de periode dat de medewerker wachtdienst heeft. Tevens heeft de medewerker in die periode recht op een gratis parkeerplaats bij de standplaats niet zijnde het woonadres van de medewerker. 9. De kilometervergoeding bij dienstreizen wordt vermeld in het Uitvoeringsbesluit Verordening dienstreizen. Voor het bepalen van de kilometervergoeding voor een dienstreis wordt uitgegaan van het aantal kilometers langs de kortste gebruikelijke weg, gemeten van het beginpunt van de reis, langs het reisdoel of de reisdoelen, naar het eindpunt van de reis. Voor het berekenen van de reisafstand geldt als norm de opgave van de routeplanner zoals die door wordt gebruikt. Artikel 5 Verblijfkosten 1. Indien aan dienstreizen verblijfkosten zijn verbonden, worden deze vergoed conform de vergoedingsbedragen zoals vermeld in het Uitvoeringsbesluit verordening dienstreizen, welke zijn afgeleid van de Reisregeling binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. 2. Kosten voor ontbijt, lunch, diner en overnachting worden slechts vergoed, indien de werkzaamheden waarvoor de dienstreis wordt gemaakt redelijkerwijs niet kunnen worden volbracht, zonder genoemde maaltijden of overnachting buiten de standplaats of woning plaats te laten vinden. 3. Voor een dienstreis korter dan drie uren bestaat geen aanspraak op vergoeding van verblijfkosten. 4. Indien de medewerker aantoont dat de vergoeding voor een dienstreis door bijzondere omstandigheden niet toereikend is om de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten te bestrijden, kan de bevoegd leidinggevende toestaan de meerdere kosten geheel of gedeeltelijk te declareren. 5. Voor zover de werkzaamheden dit toelaten mag de medewerker, tijdens een dienstreis waarbij op de bestemde plaats moet worden overnacht, eenmaal per week voor gezinsbezoek naar de woonplaats terugkeren. Voor deze reizen wordt een vergoeding verstrekt conform de Verordening woon-werkverkeer. Pagina 2 van 3 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\verordening dienstreizen vs doc

16 Artikel 6 Declaratie 1. Declaratie van kosten voor dienstreizen vindt plaats per maand door middel van het formulier Declaratieformulier dienstreizen. 2. Het afdelingshoofd beoordeelt de rechtmatigheid van de dienstreis en de gedeclareerde kosten. Artikel 7 Onvoorziene gevallen Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft de algemeen directeur een bijzondere regeling. Artikel 8 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van l januari 2005 en kan worden aangehaald als "Verordening woon-werkverkeer ". 2. Deze verordening treedt in de plaats van de "Verordening woon-werkverkeer zoals vastgesteld op 3 januari Artikel 9 Overige bepalingen De algemeen directeur kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen. Aldus vastgesteld door de Verenigde Vergadering op 30 november Pagina 3 van 3 C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Verordening dienstreizen vs doc

17 Uitvoeringsbesluit Verordening dienstreizen Ter uitvoering van artikel 4, lid 9 van de Verordening dienstreizen Artikel l Dienstreizen met eigen motorvoertuig Een dienstreis is, conform artikel 4, lid 5 van de Verordening dienstreizen, ondoelmatig indien de reis met openbaar vervoer minimaal anderhalf keer langer duurt dan de reis met een motorvoertuig. De reisduur wordt gemeten conform artikel 4, lid 9 van de Verordening dienstreizen, indien een dienstreis ondoelmatig is en er geen dienstauto beschikbaar is, kan de bevoegd leidinggevende toestemming geven de dienstreis tegen de vastgestelde vergoeding met een eigen motorvoertuig af te leggen. Artikel 2 Vergoedingen Vanaf l januari 2006 geldt de volgende vergoeding per gereden kilometer: 0,33 bruto, waarvan 0,19 onbelast conform het thans geldende fiscale regime. Voor verblijfkosten worden de maximale vergoedingen conform de bedragen in artikel 5 van Reisregeling binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gehanteerd. Met ingang van l januari 2006 wordt maximaal per dag aan verblijfkosten vergoed voor: fa ontbijt bj lunch J c diner d koffie/thee overdag e consumpties's avonds j f logies 6,82 11,46 17,34 3,64 10,89 69,75 3. Om voor vergoeding van verblijfkosten in aanmerking te komen, moet de medewerker de gemaakte kosten met nota's aantoonbaar maken. 4. Indien de bedragen, genoemd in lid 2, zich wijzigen door wijzigingen in de Reisregeling binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, worden de nieuwe bedragen aan het personeel bekend gemaakt. Nieuwe bedragen leiden niet tot aanpassingen in dit uitvoeringsbesluit. Artikel 3 Declaratie en uitbetaling 1. Declaratie van kosten voor dienstreizen vindt plaats per maand door middel van het formulier Declaratieformulier dienstreizen. De salarisadministratie zorgt voor verwerking van de declaraties. 2. De medewerker van de salarisadministratie kan een declaratie onder opgaaf van redenen wijzigen indien de declaratie niet overeenkomstig deze regeling is ingediend. 3. Uitbetaling van gedeclareerde kosten voor dienstreizen vindt plaats tezamen met de uitbetaling van het salaris. Artikel 4 Eigen risico bij schade bij gebruik eigen auto Een medewerker die tijdens een dienstreis welke met een eigen auto wordt uitgevoerd, geconfronteerd wordt met schade aan zijn auto, welke door de verzekeraar wordt vergoed maar waarop de in de vigerende polis opgenomen eigen bijdrage wordt ingehouden, ontvangt van de werkgever een tegemoetkoming in die eigen bijdrage van 200, =. Pagina l van l C:\Documents and Settings\diadjo.WSHD\Local Settings\Temporary Internet Files\OLKBC\Uitvoeringsbesluit Verordening dienstreizen vs doc