Ambitieuze klimaatsdoelstellingen bij gemeenten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ambitieuze klimaatsdoelstellingen bij gemeenten"

Transcriptie

1 Ambitieuze klimaatsdoelstellingen bij gemeenten onderzoek naar het waarom, wat en hoe oktober 2010 De Jonge Milieu Advies Utrechtseweg HA Zeist T: E: info@dejongemilieuadvies.nl I:

2 SAMENVATTING Al meer dan een decennium is klimaatverandering een hot item. Zowel op mondiaal, Europees, als nationaal niveau zijn door landen afspraken gemaakt om klimaatverandering een halt toe te brengen. Daarnaast zijn tussen de Nederlandse Vereniging van Gemeenten (VNG) en het Rijk afspraken opgesteld omtrent klimaatverandering welke in lijn zijn met nationale afspraken. Een selecte groep gemeenten heeft er echter voor gekozen verder te gaan dan deze afspraken tussen VNG en het Rijk. Deze gemeenten hebben op eigen initiatief de ambitie vastgelegd klimaat-, CO2- of energieneutraal te worden. Middels dit rapport wil De Jonge Milieu Advies (JMA) zich verdiepen in het klimaatbeleid van gemeenten met een ambitieuze klimaatdoelstelling. Door middel van desk research en interviews met gemeenten welke een koplopers positie innemen is met dit onderzoek een visie tot stand gekomen op het gebied van gemeentelijk klimaatbeleid; de Trias Innervatie die in dit rapport zal worden gepresenteerd. Het rapport is als volgt opgebouwd: het eerste gedeelte van het rapport geeft een overzicht van een verscheidenheid aan onderwerpen gerelateerd aan klimaatbeleid opgesteld door gemeenten op basis van literatuuronderzoek. Het tweede gedeelte van dit rapport is gebaseerd op de interviews welke zijn gehouden met 14 gemeenten welke met hun klimaatambitie tot de top van Nederland behoren. Drie onderwerpen staan hierin centraal: waarom hebben gemeenten gekozen voor een ambitieuze klimaatdoelstelling ; wat houdt de doelstelling precies in ; en hoe denken gemeenten de doelstelling te bereiken. In het derde gedeelte worden de bevindingen samengevat en wordt de visie van JMA gepresenteerd. Het onderzoek heeft een aantal interessante bevindingen opgeleverd. Allereerst is op basis van de ondernomen activiteiten gericht op het creëren van bewustwording, energiebesparing, en duurzame energie gekomen tot een onderverdeling van gemeenten in drie categorieën. Hierbij is geconcludeerd dat wanneer gemeenten activiteiten hebben ondernomen gericht op alle drie de thema s zij een meer volwassen klimaatbeleid volgen. Een tweede belangrijk bevinding is dat de motivatie om een ambitieus klimaatbeleid op te stellen komt vanuit de gemeentelijke organisatie en niet een gevolg is van druk van buitenaf. Een wethouder, al dan niet gesteund door beleidsmedewerkers, of de gemeenteraad heeft het onderwerp op de politieke agenda gebracht. Gemeenten geven aan het belangrijk te vinden verantwoordelijkheid te nemen door zelf actie te ondernemen. De verwachting is dat de landelijke politiek na de verkiezingen daar niet veel invloed op heeft. De middelen om het beleid uit te voeren zijn echter meer nog dan in vorige jaren beperkt. Er zal gezocht moeten worden naar kosteneffectieve maatregelen om de ambities vorm te kunnen geven. Ten derde is er een duidelijk tweedeling in de manier waarop gemeenten omgaan met het thema monitoring waarbij de ene groep gemeenten momenteel weinig waarde hecht aan een uitgebreid en accuraat monitoringssysteem en de andere groep gemeenten juist veel waarde hecht aan zo n monitoringssysteem. Gezien de beperkte middelen welke beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van het klimaatbeleid en beperkte noodzaak tot monitoren 2

3 lijkt het beter zoveel mogelijk middelen aan te wenden voor het opzetten van nieuwe projecten en het continueren van bestaande projecten. Wanneer de noodzaak tot monitoren daar is en de vraag vanuit gemeenten naar een accuraat en uitgebreid monitoringssysteem toeneemt, zal het bedrijfsleven hier ongetwijfeld op inspelen waardoor via de markt zulke systemen zullen worden aangeboden. Kijkend naar de activiteiten welke zijn ondernomen en de voortgang die dit heeft opgeleverd, moet geconcludeerd worden dat gemeenten aan het begin staan van het traject om CO2-, klimaat-, of energieneutraal te worden. Van de totale benodigde hoeveelheid reductie in broeikasgassen (of CO2-uitstoot), % energiebesparing en % duurzame energieopwekking is namelijk slechts een klein gedeelte gerealiseerd. De belangrijkste rede voor deze ietwat teleurstellende resultaten is het gebrek aan participatie van inwoners en bedrijven. Gemeenten hebben al een grote hoeveelheid middelen geïnvesteerd in het verhogen van bewustwording en het stimuleren en overtuigen van inwoners en bedrijven om maatregelen te nemen, alleen heeft dit nog onvoldoende geleid tot het gewenste resultaat. Er zijn drie ontwikkelingen die de transitie kunnen gaan versnellen. Allereerst zullen burgers initiatieven gaan nemen voor energiebesparing en werkgelegenheid in deze nieuwe markt wanneer de prijzen van traditionele energie drastisch stijgen. Bedrijven zullen op de nieuwe markt inspelen middels innovaties. De overheid kan hierbij een steun in de rug geven middels impulsen, hetzij financieel hetzij anderszins. Dit model is in dit rapport schetsmatig uitgewerkt en de Trias Innervatie genoemd. Het ziet er als volgt uit: Trias Innervatie Energie uit fossiele brandstoffen Energieprijs Duurzame energie Lokale duurzame energiebedrijven

4 Gemeenten hebben in dit model een grote invloed op het tot stand komen van lokale duurzame energie bedrijven of bedrijvigheid (LDEB s). Gemeenten kunnen allereerst een impuls geven aan het opzetten van een LDEB door burgers uit te dagen met initiatieven te komen en bedrijven uit te dagen te innoveren. De beste ideeën zou zij kunnen belonen met een financiële bijdrage. Hiervoor moet dan wel een instrument worden ontwikkeld, de Climate Rate of Return (CRR), waarmee business cases kunnen worden beoordeeld op rendement in termen van % energiebesparing en % duurzame energie dat met het plan behaald kan worden in 2020 voor elke ingelegde Euro. Feitelijk is dit het principe op de markt is uw gulden een daalder waard. Middels het instellen van een revolving fund kan de gemeente deze financiële impuls zodanig vormgeven dat LDEB s die eenmaal succesvol zijn het ingelegde geld al of niet met rente weer terugbetalen zodat nog meer LDEB s middels een kunnen worden opgestart. Aanvullend op deze maatregelen kunnen gemeenten het proces van het opzetten van een LDEB faciliteren. Gemeenten kunnen bepaalde randvoorwaarden creëren, zoals het toewijzen van een locatie, het geven van concessies en het stellen van eisen aan nieuwbouw, bestaande bouw en bedrijventerrein. Ook kunnen zij als launching customer optreden en op deze wijze LDEB s van werk en referenties voorzien. Gemeenten kunnen bovendien fungeren als een spin in het web door informatie aan te dragen en door informatie uitwisseling tussen verschillende partijen in de LDEB te faciliteren. Kortom impuls mogelijkheden zijn er legio en niet beperkt tot de harde pecunia. Lokale omstandigheden bepalen in grote mate het kostenvoordeel dat bereikt kan worden met energiebesparende maatregelen en duurzame energieproductie. Naar mate het succes van LDEB s toeneemt zal de prijs van energiebesparende maatregelen en duurzame energieproductie afnemen. Dit kostenvoordeel ten opzichte van het gebruik van fossiele energie kan weer leiden tot een verdere toename van initiatieven van inwoners en bedrijven. Het is dus zaak voor de overheid om nu, in de beginfase van de transitie, zoveel mogelijk LDEB s te zaaien die dan overig enige jaren gezamenlijk maar zelfstandig en in eigen belang de klus gaan klaren. De aanbevelingen voor de gemeenten zijn met de Trias Innervatie visie tot slot als volgt: Daag burgers en bedrijven uit te komen met initiatieven en innovaties, in de vorm van business cases voor een LDEB; Ontwikkel een beoordelingsinstrument; de Climate Rate of Return (CRR); Beloon de meest effectieve en realistische plannen (volgens CRR) met een impuls in de vorm van hetzij een financiële bijdrage, dan wel een bijdrage anderszins; Stel een revolving fund in, zodat succesvolle LDEB s gaan bijdragen aan de beschikbare middelen voor nog op te richten LDEB s, als voorwaarde voor de ontvangen steun. Probeer hiermee zoveel mogelijk levensvatbare LDEB s te zaaien voor een op langere termijn succesvol klimaatbeleid. 4

5 5

6 SAMENVATTING 2 1. INLEIDING 8 2. WET EN REGELGEVING 9 3. KLIMAATAKKOORD GEMEENTEN EN RIJK DUURZAME BEDRIJVEN DUURZAME OVERHEID DUURZAME ENERGIEPRODUCTIE SCHONE EN ZUINIGE MOBILITEIT ENERGIETRANSITIE VAN DE GEBOUWDE OMGEVING DUURZAME AGRARISCHE BEDRIJVEN KLIMAATBESTENDIGE LEEFOMGEVING DE TOEKOMST DELTAPLAN NIEUWE ENERGIE KABINETSBEZUINIGINGEN 24 5 STAND VAN ZAKEN ONDERZOEKEN NAAR DUURZAAMHEID BIJ GEMEENTEN PRAKTIJKVOORBEELDEN KLIMAAT NEUTRALE GEMEENTEN MAATREGELEN UIT DE PRAKTIJK 37 6 ONDERZOEKSRESULTATEN ALGEMENE BESCHRIJVING WAAROM WAT HOE 52 7 CONCLUSIE OVERZICHT ONDERZOEKSRESULTATEN VISIE 64 6

7 7

8 1. INLEIDING Al meer dan een decennium is klimaatverandering een hot item. Zowel op mondiaal, Europees, als nationaal niveau zijn door landen afspraken gemaakt om klimaatverandering een halt toe te brengen. Als laagste overheidsorgaan spelen gemeenten een belangrijke rol in het realiseren van deze afspraken. Binnen het overheidsapparaat zijn gemeente de schakel met burgers en bedrijven. Gemeenten staan midden in de samenleving, met de voeten in de klei. Op het gebied van klimaatverandering zijn afspraken gemaakt tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Rijk. Toch zijn slechts een beperkt aantal gemeenten aan de slag gegaan om klimaatbeleid op te stellen. Een nog selecte groep gemeenten gaat nog een stap verder. Deze gemeenten hebben de ambitie om klimaat-, CO2- of energieneutraal te worden. Het overgrote deel van de klimaatambities zijn ontstaan in de coalitieperiode Gemeentelijk klimaatbeleid zit nog in de verkenningsfase waarbij gemeenten op zoek zijn naar de kortste weg om hun klimaatdoelstelling te bereiken. Met andere woorden: het klimaatbeleid van gemeenten staat nog in de kinderschoenen. Middels dit rapport wil De Jonge Milieu Advies zich verdiepen in het klimaatbeleid van gemeenten met een ambitieuze klimaatdoelstelling. Door middel van desk research en interviews met gemeenten welke een koplopers positie innemen denkt De Jonge Milieu Advies inzicht te kunnen verschaffen op het gebied van gemeentelijk klimaatbeleid. Het rapport is als volgt opgebouwd: het eerste gedeelte van het rapport geeft een overzicht van een verscheidenheid aan onderwerpen gerelateerd aan klimaatbeleid opgesteld door gemeenten. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op afspraken en wet- en regelgeving welke op mondiaal, Europees en nationaal niveau tot stand zijn gekomen op het gebied van klimaatverandering. Hoofdstuk 3 gaat in op het klimaatakkoord wat is ondertekend door Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk. Hoofdstuk 4 bespreekt allereerst een gezamenlijk voorstel van denktanks van een aantal politieke partijen waarin Nederland in 2050 over een volledige hernieuwbare energievoorziening beschikt: het Deltaplan Nieuwe Energie. Ten tweede word ingegaan op de aanstaande kabinetsbezuinigingen. In hoofdstuk 5 worden allereerst een aantal onderzoeken besproken welke ingaan op duurzaamheid of klimaatbeleid bij gemeenten. Daarnaast worden een aantal interessante klimaatinitiatieven besproken. In het eerste gedeelte van dit rapport vindt u her en der grijze kaders. Deze grijze kaders gaan in op onderwerpen gerelateerd aan in die paragraaf besproken onderwerpen of geven kort uitleg over besproken begrippen. Het tweede gedeelte van dit rapport is gebaseerd op de interviews welke zijn gehouden met 14 gemeenten welke met hun klimaatambitie tot de top van Nederland behoren. Drie onderwerpen staan hierin centraal: waarom hebben gemeenten gekozen voor een ambitieuze klimaatdoelstelling ; wat houdt de doelstelling precies in ; en hoe denken gemeenten de doelstelling te bereiken. In hoofdstuk 6 worden de resultaten van de interviews beschreven, gevolgd door de conclusie in hoofdstuk 7. 8

9 2. WET EN REGELGEVING Op mondiaal niveau zijn de laatste jaren verschillende afspraken gemaakt omtrent klimaat. Tijdens de klimaatconferentie in Kyoto (COP3) in 1997 ontstond het Kyoto protocol welke op februari 2005 officieel in werking is getreden. In het Kyoto protocol is afgesproken dat de industrielanden de uitstoot van broeikasgassen in de periode met gemiddeld 5,2 procent moeten verminderen ten opzichte van De reductieverplichtingen wisselen van land tot land. Voor Nederland geldt dat in 2012 de uitstoot 6% lager moet zijn dan in 1990 (Gemeente Breda, 2008, p. 46). In 2009 heeft de klimaatconferentie in Kopenhagen plaatsgevonden (COP5). Tijdens deze klimaattop zijn doelstellingen voor 2020 opgesteld. Concreet is afgesproken dat er een zogeheten groenfonds opgericht wordt voor arme landen welke getroffen zijn door klimaatverandering en dat de opwarming van de aarde tot 2 graden wordt beperkt ( 1). Op Europees niveau zijn ook verschillende afspraken gemaakt om klimaatverandering af te remmen. De Europese Unie (EU) heeft in maart 2007 de doelstelling vastgelegd om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met minimaal 20% te verlagen ten opzichte van Daarnaast wil de EU 20% energie besparen ten opzichte van 1990 en moet het aandeel duurzame energie en groene energiebronnen omhoog tot 20% in Biobrandstoffen moeten in 2020 minimaal 10% uitmaken van de transportbrandstoffen (Gemeente Breda, 2008, p.46). Op landelijk- en gemeentelijk niveau zijn de Europese afspraken doorvertaald in concrete doelstellingen. In lijn met de gemaakte Europese afspraken is het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig opgesteld en het uitvoeringsprogramma Nieuwe energie voor het klimaat. In dit werkprogramma zijn drie doelen geformuleerd: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van Het gaat dan zowel om CO2 als overige broeikasgassen, zoals lachgas en methaan; een energiebesparingpercentage van 2% per jaar; een aandeel van hernieuwbare energiebronnen van 20% in 2020 (Senternovem, 2008). In het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk hebben het Rijk1 en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) overeenstemming bereikt over een gezamenlijke ambitie om aan de slag te gaan met maatregelen om klimaatverandering aan te pakken in lijn met het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig. In het coalitieakkoord heeft het kabinet als ambitie geformuleerd dat Nederland de komende kabinetsperiode grote stappen neemt in de 1 Ministeries van Ruimte en Milieu; Economische Zaken; Wonen, Wijken en Integratie; Verkeer en Waterstaat; Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Financiën en Buitenlandse zaken 9

10 transitie naar een zo duurzaam en efficiënt mogelijke energievoorziening in Europa in 2020 (Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit et al., 2007). Uitleg klimaatneutraal, CO2-neutraal, en energieneutraal Klimaatneutraliteit betekent dat een gemeente geen invloed uitoefent op het klimaat bij àlle activiteiten die binnen de gemeentegrenzen worden uitgevoerd (wonen, werken en vervoer).voor zover er nog broeikasgassen vrij komen (zoals CO2, methaan en lachgas) worden deze elders duurzaam gecompenseerd. Bij CO2-neutraliteit geldt bovenstaande alleen voor de uitstoot van CO2 (dat voor 80 procent van de opwarming van de aarde verantwoordelijk is). Energieneutraliteit gaat juist een stapje verder. Zo moet de volledige energievraag door duurzame bronnen worden opgewekt. De opslag van CO2 in nieuwe bossen of de ondergrond is geen optie. Duurzame energie mag wel binnen én buiten de gemeente worden opgewekt. Ondanks de verschillende definities, bestaat de aanpak grotendeels uit hetzelfde soort maatregelen. 1 In de uitvoering van het klimaatbeleid spelen de gemeenten een vijftal verschillende rollen. Allereerst hebben gemeenten een rol als voortrekker bij het agenderen van klimaatverandering, het ontwikkelen van een visie hierop en het tonen van leiderschap bij het stimuleren van innovatie. Ten tweede hebben gemeenten een voorbeeldrol. Bijvoorbeeld door bij opdrachtverlening voor openbare gebouwen te investeren in energiebesparing en duurzaam in te kopen. Ten derde staan gemeenten dichtbij de burgers en hebben zij daarmee een voorlichtende en faciliterende rol. De gemeente is het loket voor burgers en bedrijven. Ten slotte hebben gemeenten de rol van vergunningverlener en handhaver, bijvoorbeeld bij het afgeven van vergunningen voor het plaatsen van windmolens (Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit et al., 2007). Het principe Trias energetica is een belangrijke leidraad geweest bij het opzetten van het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk en bij de concrete invulling van het klimaatbeleid door gemeenten (zie bijvoorbeeld het klimaatbeleid van de gemeente Groningen in paragraaf 3.2.2). Trias energetica is een 3-stappenplan naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening. Het stappenplan van trias energetica bestaat uit: Beperk de vraag naar energie door toepassing van vraagbeperkende maatregelen; Gebruik zoveel mogelijk duurzame energiebronnen om de energie die nog nodig is op te wekken; Zet efficiënte technieken in om het resterende energieverbruik op te wekken. 10

11 Fig. 1: Trias Energetica ( 1) Trias Energetica is een afgeleide van de Trias Ecologica. Dit is een stappenplan voor duurzaamheid, dat (in tegenstelling tot de trais energetica) op meer van toepassing is dan alleen energie ( 1). Het idee van trias ecologica is helder: zorg dat er zo min mogelijk materiaal, energie enzovoort IN een systeem gaat en dat er, zo min mogelijk weer UIT het systeem stroomt. In schema: Fig.2: Schematisch overzicht In- en Uitstroom Trias Ecologica ( 11

12 3. KLIMAATAKKOORD GEMEENTEN EN RIJK Het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk is onderverdeeld in een zevental pilaren: Duurzame bedrijven Duurzame overheid Duurzame energieproductie Schone en zuinige mobiliteit Energietransitie van de gebouwde omgeving Duurzame agrarische bedrijven Klimaatbestendige leefomgeving Hieronder volgt een beschrijving van ieder van deze zevental pilaren en de rol die gemeenten spelen bij het realiseren van doelstellingen. 3.1 DUURZAME BEDRIJVEN De gemeente heeft als rol het stimuleren van duurzaamheid bij bedrijven, erop toe zien dat bedrijven hun doelstelling met betrekking tot duurzaamheid daadwerkelijk halen en wanneer dit niet het geval is, corrigerende maatregelen te nemen. Gemeenten kunnen duurzaamheid bij bedrijven stimuleren door deze te benaderen en samen te werken met bedrijven. De gemeenten handhaven als bevoegd gezag op basis van de Wet Milieubeheer vooral bij de niet-deelnemers aan het MJA-convenant de naleving van energievoorschriften. Met het MJAconvenant wordt bedoeld Meerjaren Afspraken Energie-efficiency. Het Thema Team Duurzame Bedrijven is opgericht om versnelling en beweging te creëren bij gemeente zodat deze daadwerkelijk bedrijven gaan benaderen en gaan samenwerken met bedrijven. Het Thema Team Duurzame Bedrijven bestaat uit de gemeenten Amsterdam, Nijmegen, Venlo, Heerhugowaard, Haarlem, Terneuzen en Den Haag ( 1). Momenteel zijn er de volgende meerjarenafspraken tussen het Rijk en het bedrijfsleven: MJA1: looptijd (Supermarkten en Nederlandse Spoorwegen) MEE: looptijd (ETS-ondernemingen) MJA3: looptijd (niet ETS-ondernemingen) MJA-e+: looptijd (Bloembollen- en Paddenstoelenteelt) Van deze meerjarenafspraken zijn de MEE en MJA3 de meest belangrijke2. In het MEE staan afspraken beschreven omtrent het meerjarenplan voor energie-intensieve bedrijven die vallen onder het Emissions Trading Scheme (ETS). Tot de ETS-sectoren behoren de elektriciteitscentrales, de raffinaderijen en het grootste deel van de industrie. Deze ETSsectoren maken gebruik van het Europese handelssysteem voor CO2-emissierechten (CPB en 2 Voor gedetailleerde informatie over MEE en MJA3, zie bijlage 1 12

13 Planbureau voor de leefomgeving, 2010). In het MJA3 staan afspraken beschreven omtrent het meerjarenplan voor bedrijven die niet vallen onder het ETS. In de bijlage vindt u een overzicht van de meest belangrijke afspraken hierover opgenomen. Vomar Voordeelmarkt uit Heerhugowaard is een voorbeeld van een duurzaam initiatief vanuit het bedrijfsleven. Vomar Voordeelmarkt realiseerde in de wijk Stad van de Zon een supermarkt, die dankzij een combinatie van technische maatregelen, jaarlijks 69 ton CO2 minder uitstoot dan een vergelijkbare winkel. Dat staat gelijk aan de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt door autokilometers. Vomar Voordeelmarkt koos onder meer voor warmteterugwinning uit koel- en vriesinstallaties. Een lokale Energie BV gebruikt de koelwarmte van de supermarkt als warmtebron voor de collectieve warmtepomp met warmte/koudeopslag van de overige winkels en 72 woningen in hetzelfde complex. De teruggewonnen energie staat gelijk aan kubieke meter aardgas. Ook werd gebruik gemaakt van ledverlichting en dag- en nachtafdekkingen op vriezers en koelingen en het gebruik van zonne-energie ( 2). Een voorbeeld van hoe een gemeente het bedrijfsleven kan stimuleren duurzaam te handelen is de gemeente Nijmegen. Gemeente Nijmegen heeft verschillende initiatieven opgezet. Allereerst heeft het met 14 bedrijven in de regio een convenant gesloten dat deze 3% per jaar gaan bezuinigen op hun energieverbruik. Daarnaast heeft de gemeente Nijmegen verschillende projecten lopen ter stimulering. Zo heeft het een distributieservice opgezet voor de binnenstad waarbij zendingen van een aantal verschillende aanbieders gebundeld worden in een distributiecentrum waarna deze op een milieuvriendelijke manier worden afgeleverd in de binnenstad. Een ander project biedt de detailhandel de mogelijkheid voor een gratis energiescan teneinde inzicht te krijgen in de eigen energiegebruik ( 3). 3.2 DUURZAME OVERHEID Het Rijk en de gemeenten willen hun inzet voor klimaatbeleid in de komende jaren substantieel intensiveren en hebben doelstellingen opgesteld omtrent de volgende vier thema s waar de gemeenten een relevante CO2 emissie genereert en zelf ook invloed op kan uitoefenen: gebouwen, mobiliteit, verlichting en inkopen. Allereerst streven rijk en gemeenten naar een klimaatneutrale huisvesting en organisatie, waarbij de gemeentelijke koplopers een voorbeeldfunctie vervullen en het rijk in 2012 klimaatneutraal gehuisvest is. Ten tweede gaan gemeenten actief aan de slag met energiezuinige verlichting. Ten derde gaan het Rijk samen met de gemeenten de markt voor duurzame producten stimuleren door gezamenlijk het goede voorbeeld te geven en zelf duurzame producten in te kopen. In het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk heeft het Rijk aangegeven om uiterlijk in 2010 bij 100% van de rijksaankopen en investeringen duurzaamheid als zwaarwegend 13

14 criterium mee te nemen. Gemeenten streven naar 75% duurzaam inkopen in 2010 en 100% in Ten vierde stelt het rijk een klimaatsubsidieregeling open voor de periode om gemeentelijke initiatieven voor een duurzaam klimaatbeleid te ontwikkelen en te intensiveren. De huidige subsidieregeling staat bekend als SLOK (Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven, zie kader hieronder). ( 1). Tenslotte is er afgesproken dat CO2 afvang in combinatie met CO2 opslag, ook wel carbon capture and storage (CCS) genoemd, een wezenlijke tussenstap is in de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Maatschappelijke steun is essentieel voor de implementatie van CO2 afvang en opslag (Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit et al., 2007). Teneinde dit akkoord kracht bij te zetten, is het Thema Team Duurzame Overheid (TTDO) in het leven geroepen. De volgende gemeenten zijn onderdeel van het TTDO: Den Haag, Amsterdam, Lochem, Utrecht, Enschede en Deventer. SLOK (Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven) Om de samenwerking tussen Rijk en gemeenten te bevorderen, stelt het kabinet een financiële bijdrage beschikbaar voor gemeenten en provincies die structureel werken aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Dat is de kern van de nieuwe regeling Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK). Met SLOK kunnen gemeenten en provincies personeelskosten, onderzoek, communicatie en educatie ten behoeve van de uitvoering van klimaatbeleid financieren. De acties zijn gericht op CO2-reductie en op het verminderen van andere broeikasgassen, die op lokaal gebied worden uitgestoten, zoals lachgas en methaan. De regeling is gebaseerd op de Prestatiekaart Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven. Er is 31,5 miljoen beschikbaar voor gemeenten. Voor provincies is er een bedrag van 3,5 miljoen gereserveerd. De prestatiekaart maakt een onderscheid tussen drie ambitieniveaus: actief, voorlopend of innovatief niveau. Daarnaast word een onderscheid gemaakt tussen thema s: Duurzame overheid (eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop; Energiezuinige gebouwde omgeving (woningen en utiliteitsbouw); Duurzame (agrarische) bedrijven; Schone en zuinige mobiliteit (verkeer en vervoer); Duurzame energieproductie (grootschalige duurzame energie opties. Daarnaast zijn er nog doelstellingen opgesteld gericht op Organisatieversterkende randvoorwaarden. Aanvragen konden ingediend worden tot september Senternovem, 2008 Prestatiekaart Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven Voor de aanvraag van SLOK-subsidies kunnen gemeenten gebruik maken van een handig hulpmiddel: de prestatiekaart stimulering lokale klimaatinitiatieven. Aan de hand van thema s (de pilaren uit het klimaatakkoord) en drie ambitieniveaus (actief, voorlopend, of innovatief) kunnen gemeenten bepalen voor welke klimaatinitiatieven en de daarbij horende doelstellingen zij subsidie wensen te krijgen. 14

15 3.3 DUURZAME ENERGIEPRODUCTIE In het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk zijn beide partijen overeengekomen het opwekken en gebruik van hernieuwbare energie te bevorderen. Concreet hebben beide partijen afgesproken: Het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020 te vergroten; Een verdubbeling van het opgesteld vermogen van windenergie op land in 2011; In het voorjaar van 2008 de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE) wordt opengesteld; Als aandeelhouder van energie- en afvalbedrijven beide partijen hun invloed gebruiken om de mogelijkheden voor het benutten van duurzame energie en restwarmte te stimuleren; Gemeenten in bestemmingsplannen duurzame energie de ruimte geven; Gemeenten de ontwikkeling van groen gas ondersteunen en medewerking verlenen aan proefprojecten. In bijlage 2 vind u een overzicht van soorten duurzame energie. Lokaal Duurzaam Energiebedrijf (LDE) Een van de mogelijkheden om op duurzame wijze energie op te wekken binnen de gemeentegrenzen, is het opzetten van een LDE. Een LDE is een samenwerkingsverband van lokale partijen, eventueel aangevuld met bovenlokale partijen. Vaak participeren de gemeente en andere (semi-)publieke organen zoals woningcorporaties en het waterschap. Mogelijk kunnen ook burgers en lokale bedrijven deelnemen. Een lokaal duurzaam energiebedrijf zorgt voor de productie en afzet van duurzame energie op lokaal niveau, bijvoorbeeld warmte en koude uit de ondergrond, elektriciteit en warmte uit biomassa, zonne-energie en windenergie. De duurzame energie wordt zo veel mogelijk lokaal verkocht aan huishoudens of bedrijven. Zij kunnen hiermee, op termijn, geheel in hun eigen energievraag voorzien. Naast duurzame energie levert het lokaal duurzaam energiebedrijf ook energiebesparing als concreet product. Voorbeelden hiervan zijn (na- )isolatie van woningen en gebouwen, het leveren en installeren van zuinige verlichting en het overnemen en optimaliseren van klimaatinstallaties in kantoren. Ook voor deze pilaar van het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk is een themateam opgesteld. Het themateam bestaat naast afgevaardigden van VROM, Ministerie van Economische Zaken, VNG en Senternovem ook elf gemeenten3. Het doel van dit 3 Gemeenten Almere, Delft, Rotterdam, Tilburg, Terneuzen, Goes, Zwolle, Zeewolde, Amsterdam, Den Bosch, Texel 15

16 themateam duurzame energieproductie is het stimuleren, faciliteren en versnellen van activiteiten door gemeenten op het terrein van duurzame energieproductie (Merkx, 2009). 3.4 SCHONE EN ZUINIGE MOBILITEIT Het Rijk en gemeenten zijn overeengekomen te bevorderen dat; maatregelen bij de mobiliteitssector genomen worden welke leiden tot een daling van de emissies van broeikasgassen en verbetering van de luchtkwaliteit; burgers en bedrijven worden gestimuleerd om zuiniger auto s aan te schaffen; en Nederland in 2020 één van de schoonste vervoersystemen heeft. Concreet is afgesproken dat het Rijk en de gemeenten de verkrijgbaarheid van biobrandstoffen gaan vergroten; het Rijk en VNG (vereniging van Nederlandse gemeenten) de mogelijkheden zullen onderzoeken naar het uitbreiden van de milieuzonering voor (bestel)auto s; VNG en de gemeenten minimaal tien additionele pilots ontwikkelt waarin extreem schone, stille en zuinige wagenparken of wagenparken die voor een groter aandeel op alternatieve brandstoffen kunnen rijden worden aangeschaft; het Rijk de aanschaf en het gebruik van schone en zuinige auto s fiscaal stimuleert en er op zal toezien dat de sector tot een adequate sloopregeling komt voor oude vervuilende auto s; gemeenten inzetten op een schoner wagenpark, experimenten met milieuzonering continueert, CO2-emissiereductie integraal opnemen in lokale en regionale verkeers- en vervoersplannen, en innovaties in het openbaar te stimuleren via concessieverlening aan vervoersbedrijven; VNG in overleg met het bedrijfsleven vervoersmanagement stimuleert. Het themateam schone en zuinige mobiliteit bestaat uit vertegenwoordigers van kennisnetwerk KpVV, Verkeer en Waterstaat, SenterNovem, VROM en 7 gemeenten4 ( 4). Voorbeeld-gemeente: Amsterdam Amsterdam heeft een grote verscheidenheid aan maatregelen genomen om schone en zuinige mobiliteit binnen Amsterdam te stimuleren: Een milieuzone binnen de ring A10 voor meest vervuilende personen- en bestelauto s; Hogere parkeertarieven (3 tot 4 euro per uur in de binnenstad), stringenter parkeerbeleid, uitbreiding van het betaald-parkerengebied; Stads- en stedelijke distributiecentra; Stimuleren van transport over water en schone rondvaartboten; Proef met waterstofbussen (inmiddels geslaagd); P+R-centra (Parkeer en Reis) bij OV-knooppunten. ( 1) 4 Gemeenten Groningen, Leeuwarden, Amsterdam, Venlo, Haarlem, Houten, Rotterdam 16

17 VervoersPrestatie op Locatie (VPL) VPL een manier om in het stedelijk planproces aandacht te schenken aan duurzame mobiliteit en kwaliteit in de gebouwde omgeving. Met de VPL-aanpak kunnen belanghebbenden op gestructureerde wijze keuzes maken over het stedelijk ontwerp en de consequenties voor de kwaliteit van de leefomgeving onderbouwen en bespreken. De VPL-aanpak ondersteunt de besluitvorming over zowel nieuwbouw- als herstructureringslocaties. De aanpak kan worden ingezet om planvarianten te ontwikkelen, door te rekenen op effecten op duurzame mobiliteit en kwaliteit in de gebouwde omgeving met elkaar te vergelijken. Bij de toepassing moet worden gestreefd naar een zo breed mogelijke vertegenwoordiging. Het 'ideale VPL-planteam' bestaat uit bestuurders en ambtenaren van de gemeente (ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, milieu enzovoort), projectontwikkelaars, voor het plangebied relevante (vervoer)bedrijven en maatschappelijke organisaties (incl. bewoners) ENERGIETRANSITIE VAN DE GEBOUWDE OMGEVING Het Rijk en de gemeenten zijn overeengekomen in de gebouwde omgeving een forse energiebesparing te realiseren. Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van alle woningen en gebouwen te samen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Hier is dus een onderscheid met het platform PEGO (zie kader) welke qua energiebesparing dezelfde doelstelling heeft maar wel 10 jaar langer de tijd heeft om deze doelstelling te bereiken (2030 i.p.v. 2020). Daarnaast willen beide partijen innovatie voor energiebesparing in de gebouwde omgeving een forse impuls geven. Gemeenten kunnen, omdat zij dicht bij marktpartijen staan, op lokaal niveau partijen bij elkaar brengen om effectieve acties te organiseren (bijvoorbeeld in het kader van wijkaanpak) met woningcorporaties, projectontwikkelaars en burgers. Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving (PEGO) In dit platform werken marktpartijen uit de bouw, kennisinstellingen en adviseurs, gebruikers van gebouwen én de overheid aan het gezamenlijke doel: het realiseren van een duurzame energiehuishouding in de gebouwde omgeving. Concreet is afgesproken dat in 2030 alle gebouwen gemiddeld de helft van de hoeveelheid fossiele brandstoffen gebruiken (t.o.v. 1990). PEGO bestaat uit drie werkgroepen: Innovatie, Bestaande bouw en Regelgeving. Zeer belangrijk wordt het opwaarderen van bestaande bouw naar het energielabel B

18 Er is een groot aantal initiatieven bekend van klimaatneutrale nieuwbouw. Hieronder volgen een aantal voorbeelden: Heerhugowaard: Binnen Stad van de Zon, Plandeel 2 wordt een onderdeel (het Carré) eind 2008 CO2-neutraal. Voor de duurzame energievoorziening wordt voor 3,75 megawatt aan zonnepanelen op de daken van de woningen en voorzieningen geplaatst (in totaal m2 aan PV-panelen). Verder komen er energiezuinige woningen, drie windturbines (in het recreatie gebied) en een bos. Amsterdam: B en W besloten op 10 juni 2008, dat in 2010 een derde van alle nieuwbouwwijken klimaatneutraal gebouwd moet worden. Vanaf 2015 moeten alle nieuwe woningen klimaatneutraal zijn. Breda: In de wijk Teteringen worden nieuwbouwwoningen volledig klimaatneutraal opgeleverd. Dat is met name mogelijk door de bouw van een biomassawarmtekrachtcentrale die groenafval uit Breda verstookt. De centrale levert warmte en elektriciteit. Apeldoorn: Voor de wijk Zuidbroek wordt een EPL van 9,9 gehanteerd. ( 1) Energie Prestatie op Locatie (EPL) De EPL is een communicatie-instrument dat met één rapportcijfer waardering geeft aan de energieprestatie van een woonwijk. Met dit instrument wordt, vóór de bouw of herstructurering, de gewenste CO2-emissiereductie van de locatie en in de woning bepaalt. De EPL is een maat voor de energetische kwaliteit van een complete bouwlocatie, inclusief de energievoorziening. Op een schaal van 0 tot 10 staat de 10 voor de ideale situatie waarin geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Bij een 10 is de wijk CO2-neutraal; dan wordt in de wijk minstens evenveel duurzame energie opgewekt dan wordt verbruikt. De EPL is een instrument dat inzet wordt vóór de bouw of herstructurering van een locatie om de ambitie te bepalen. EPL is niet een instrument dat het daadwerkelijke fossiele brandstofgebruik meet ten tijde van het gebruik van de diverse gebouwen. Dit ondermeer omdat het gedrag van de gebruikers van de gebouwen sterk van invloed is op het werkelijke fossiele brandstofgebruik ( 4). Energie Prestatie Coëfficient (EPC) De EPC geeft aan hoe energiezuinig een woning is. De EPC wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen (isolatiewaarde van wanden, vloeren, beglazing enzovoort) en installaties (bijvoorbeeld zonnecollectoren, ventilatiesystemen en verwarming). Hoe lager het getal is, hoe energiezuiniger het gebouw. Sinds 1 januari 2006 is de maximaal toegestane EPC voor nieuwbouwhuizen verlaagd van 1,0 naar 0,8. Dat betekent dat alle woningen waarvoor sinds 1 januari 2006 een vergunningsaanvraag is ingediend, aan deze nieuwe waarde moeten voldoen

19 Het themateam duurzame gebouwde omgeving zal gemeenten informeren met goede, eenvoudig op te pakken voorbeelden, trachten barrières te slechten en nieuwe oplossingen aandragen om de gebouwde omgeving te verduurzamen en tevens bestaande werkwijzen te verbeteren. Dit zowel voor de bestaande bouw als voor nieuwbouw ( 5). Het themateam bestaat uit een afgevaardigde van VROM/WWI, een afgevaardigde van Senternovem en afgevaardigden uit 6 gemeenten5. Passief gebouw Passief Bouwen is een verzamelnaam voor die manieren van bouwen, waarbij een goed binnenklimaat wordt gerealiseerd zonder traditionele verwarmings- of koelsystemen waarbij passieve energie van de zon en restwarmte optimaal benut wordt. In verbruikseenheden betekent het globaal dat de energievraag voor ruimteverwarming en koeling beperkt moet blijven tot 15 kwh per vierkante meter gebruiksoppervlakte per jaar. Met het concept Passief Bouwen kan het benodigde energiegebruik dalen met 80%. Stichting Passief bouwen.nl Energieprestatie Advies voor de Utiliteitsbouw (EPA-U) EPA-U is een integraal advies over verbetering van een bestaand utiliteitsgebouw. Partijen uit bouw- en installatiepraktijk, beleid, advies, wetenschap en gebouweigenaren hebben meegewerkt aan het opzetten van de EPA-U. In de adviezen in de EPA-U wordt rekening gehouden met energiegerelateerde eisen uit de nationale wet milieubeheer (en dus MJA s). De adviezen hebben betrekking op bouwkundige en installatietechnische maatregelen, op organisatorische en gedragsmaatregelen. Het EPA-U-advies geeft niet alleen een overzicht van concrete maatregelen, maar ook van terugverdientijden en subsidie. Naast software wordt ook een handboek en cursusmateriaal aangeboden DUURZAME AGRARISCHE BEDRIJVEN Het Rijk en de gemeenten zijn overeengekomen duurzame land- en tuinbouwbedrijven te gaan stimuleren. Deze duurzame bedrijven gaan bewust om met energie en brandstoffen. Voorbeelden zijn het opzetten van innovatie energie systemen, (bio-massa)vergisting en reduceren van het aantal transportkilometers. Het Rijk en de gemeenten willen initiatieven stimuleren door stroomlijnen van vergunningsprocedures, subsidie (Stimulering Duurzame Energie) en het bieden van ondersteuning. 5 Gemeente Apeldoorn, Heerle, Breda, Emmen, Helmond en Haarlemmermeer. 19

20 Stimulering Duurzame Energie, SDE Deze subsidieregeling is ingesteld door het ministerie van Economische Zaken. Economische Zaken ondersteunt met de SDE-regeling projecten op het gebied van duurzame energie die (nog) niet uit de kosten komen. De SDE geeft particulieren, bedrijven en instellingen die investeren in duurzame energie een langjarige zekerheid. Agentschap NL voert de regeling uit In juni 2008 is het convenant Schone en zuinige agrosectoren ondertekend door ministeries van LNV, VROM, EZ, en FIN en de vertegenwoordigers van de agrarische sector (Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit, 2008). In dit convenant is aangegeven dat 20% van de energie in 2020 duurzaam opgewekt moet worden. Het rapport Verkenning duurzame energieproductie landbouwbedrijven is in opdracht van het Ministerie van LNV, samengesteld door het Application Centre for Renewable Resources (ACRRES, onderdeel Wageningen UR) uit Lelystad en het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) uit Petten. Het rapport geeft inzicht in de perspectieven voor duurzame energie op agrarische bedrijven en de mogelijkheden voor kostenreductie. Volgens dit rapport liggen de belangrijkste mogelijkheden voor kostenverlagingen van duurzame energie in het gebruik van de primaire bedrijfsprocessen. De volgende kansen voor kostenverlaging worden aangegeven: Eigen gebruik van duurzame energie, breder dan alleen productie van elektriciteit voor het net, biedt de meeste kansen op kostenverlaging. Het gaat dan om het verhogen van het (eigen) gebruik van restwarmte, en het vermijden van de inkoop van bijvoorbeeld diesel, gas en elektriciteit door vervanging met biodiesel, biogas en duurzame elektriciteit. Dit wordt op dit moment niet gestimuleerd via de SDE. De inzet van eigen resources. Het kan dan gaan om eigen biomassa, agro-residuen, mest en (in mindere mate) grond, dakoppervlak en arbeid. Naast de eigen resources wordt hier ook een breder scala aan inputproducten bedoeld, waaronder gewassen of residuen die op dit moment niet op de positieve lijst voor co-vergisting staan. Innovaties. Deze bieden ook kansen op substantiële kostenverlagingen. Het gaat dan om ontwikkelingen in opwerking van digestaat (het residu uit een vergister) tot kunstmestvervanger, coöperatieve grootschalige opwerking van ruw biogas tot groen gas, direct gebruik van ruw biogas en agrarische bioraffinage. (ACRRES en ECN, 2010) Teneinde deze kansen voor kostenverlaging te stimulering, zijn de volgende aanbevelingen voor beleidsinstrumenten gedaan: Laat nieuw te ontwikkelen instrumenten (eigen) gebruik van duurzame energie (elektriciteit, warmte en/of brandstoffen) stimuleren. Hiertoe zou óf een aanvullend instrument kunnen worden ontwikkeld of het huidige instrumentarium zoals SDE en biobrandstoffenverplichting worden aangepast. 20

21 Stimuleer het gebruik van eigen grondstoffen, bijvoorbeeld via verruiming van de positieve lijst en het ondersteunen van (lokale) logistieke ketens zoals gasringleidingen. Maak ruimte voor innovatieve opties, zoals digestaatopwerking, centrale opwerking van groen gas, gebruik ruw gas en bioraffinage. Hiervoor zijn praktijkexperimenten nodig om tot realisatie te komen. Ondersteuning kan financieel, maar bijvoorbeeld facilitering in vergunningverlening lijkt minstens zo belangrijk. Stimuleer duurzaamheid in brede zin, bijvoorbeeld de methaanemissiereductie die mestvergisting oplevert en de vermindering van het mestoverschot wanneer digestaat wordt opgewerkt tot kunstmestvervanger. Zorg daarbij voor samenhang tussen beleid van EZ, VROM en LNV. Maak generieke fiscale instrumenten als EIA, MIA en VAMIL geschikter voor de agrarische sector. (ACRRES en ECN, 2010) 3.7 KLIMAATBESTENDIGE LEEFOMGEVING Het Rijk en de gemeenten onderschrijven de noodzaak om te komen tot een klimaatbestendig Nederland. Via goede ruimtelijke inrichting, waterbeheer en gezondheidszorg moet worden ingespeeld op de klimaatverandering. Juist op deze terreinen hebben gemeenten belangrijke taken en ze zijn daarom een cruciale partner voor het Rijk. Concreet zijn de volgende afspraken gemaakt: het Rijk en de gemeenten gaan, in Arkverband (zie kader), de komende vier jaar gezamenlijk de maatregelen voor adaptatie in kaart brengen en uitwerken welke aansluiten bij de ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkelingen, waterbeheer en gezondheidszorg binnen gemeenten. ARK-programma In 2006 zijn de ministeries VROM, VenW, LNV en EZ samen met de koepelorganisaties van de provincies (IPO), de gemeenten (VNG) en de waterschappen (UvW) op initiatief van het Rijk het ARK-programma (Nationaal Programma Adaptatie Ruimte en Klimaat) gestart. Gezamenlijk richten zij zich op het klimaatbestendig maken van Nederland. ( Het eerste resultaat van het ARK-programma is het opstellen van de nationale adaptatiestrategie Maak ruimte voor klimaat!. Hierin wordt een eerste aanzet gegeven om doelen te stellen, de (klimaat)risico s in kaart te brengen en te komen tot een plan van aanpak. Ministerie van Volkshuisvesting et al., 2007 Bovendien gaan gemeenten en waterschappen in pilots realistische en praktisch uitvoerbare scenario s uitwerken, waarmee de andere gemeenten invulling kunnen geven aan de (lange termijn) overheidsdoelstellingen. Bij de uitvoering van de pilots wordt zoveel mogelijk 21

22 aangesloten bij het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat (zie kader) en de regionale adaptatiestrategieën. Kennis voor Klimaat is het wetenschappelijke programma ter ondersteuning van het nationale programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK). Teneinde de kans op succesvolle adaptatiestrategieën te vergroten, is ervoor gekozen zich te beperken tot een aantal kwetsbare gebieden, de zogenaamde hotspots (Mainport Schiphol, Haaglanden, Regio Rotterdam, Grote Rivieren, Zuidwestelijke Delta, Ondiepe wateren en veenweidegebieden, Droge rurale gebieden, en de Waddenzee). Daarnaast is de Klimaat Kennis Faciliteit (KKF) opgericht wat zich richt op de meer generieke vragen en vragen over de lange termijn. Tenslotte is, teneinde de kans op succesvolle adaptatiestrategieën te vergroten, kennistransfer te stimuleren tussen zowel Nederlandse-, als ook internationale kennis instellingen. 1 Een goed voorbeeld van een gemeente die al flink op weg is klimaatbestendig te worden, is de gemeente Rotterdam. Naast 50% CO2-reductie, heeft Rotterdam zichzelf ten doel gesteld in % klimaatbestendig te zijn. Hiermee hoopt Rotterdam zijn internationale toppositie te houden en maximaal te profiteren van de economische kansen die hierdoor ontstaan. De gemeente Rotterdam heeft vijf speerpunten opgesteld met betrekking tot klimaatbestendig zijn welke zijn gebundeld in het programma Rotterdam Climate Proof. Het allereerste speerpunt is waterveiligheid. Deze pijler is gericht op dat de Rotterdamse delta veilig is, ongeacht klimaatomstandigheden. Rotterdam wil bijvoorbeeld dat voor 2025 alle waterkering op voldoende sterkte zijn. Het tweede speerpunt is bereikbaarheid. Rotterdam werkt aan een klimaatbestendige vervoersinfrastructuur van stad én haven. Het derde speerpunt is adaptief bouwen. In 2025 het bestaande buitendijkse gebied (inclusief waterfront en havengebied) waterproof en wordt alleen nog adaptief gebouwd. Adaptief bouwen betekent concreet in Rotterdam het hoogwaterbestendig inrichten van het buitendijks gebied. Een deel van het Stadshavengebied zal bestaan uit drijvende wijken. Ten vierde dient het stedelijk watersysteem klimaatbestendig te zijn. Om pieksituaties in de waterafvoer te voorkomen, is het vasthouden en vertragen van hemelwaterafvoer vereist. In tijden van droogte is het belangrijk om de aanvoer van zoet water te garanderen. Het laatste speerpunt voor Rotterdam 100% klimaatbestendig in 2025 is stadsklimaat. Stadsklimaat is erop gericht de leefomgeving leefbaar en aantrekkelijker te maken door de inrichting van de buitenruimte en het ontwerp van het stedelijk gebied aan te passen aan klimaatverandering (Programma Rotterdam Climate Initiative, 2009, p. 7). 22

23 4. DE TOEKOMST 4.1 DELTAPLAN NIEUWE ENERGIE Dit voorstel is tot stand gekomen door een samenwerking van politieke denktanks (gericht op duurzaamheid) van CDA, D66, PvdA, SGP, ChristenUnie, GroenLinks en VVD, waarbij experts en deskundigen op het gebied van energie en energietransitie afkomstig van adviesbureaus, brancheorganisaties, NGO s, wetenschappers, kennisinstellingen, ondernemers en ambtenaren benaderd zijn om input te leveren. Het uiteindelijke doel is dat Nederland in 2050 over een volledig hernieuwbare energievoorziening beschikt. Om dit uiteindelijke doel te bereiken wordt de jaarlijkse energiebesparing opgeschroefd naar 3% tot 2030 (i.p.v. de huidige 2%) en de jaarlijkse groei naar hernieuwbare energie naar 7%. Het deltaplan nieuwe energie geeft aan dat om deze doelstellingen haalbaar te maken, de overheid zorg moet dragen voor een aantal randvoorwaarden: Een wettelijk vastgesteld teruglevertarief voor een consistent en stimulerend investeringsklimaat ten aanzien van hernieuwbare energie en warmte/krachtkoppeling Consequente invoering en stapsgewijze aanscherping van het principe de vervuiler betaald. Opzetten van een Nationaal Energietransitie Fonds dat de financiering van energiebesparende maatregelen en investeringen in opwekking van hernieuwbare energie bevorderd. Investeren in een energie infrastructuur die in alle opzichten klaar is voor de 21e eeuw waarbij gelet wordt op het realiseren van slim transport en waar nodig opslag van energie zodat het variabele hernieuwbare energieaanbod goed afgestemd kan worden op de vraag. Wettelijk vastgelegd dat alle energieleveranciers in Nederland een toenemend aandeel hernieuwbaar opgewekte elektriciteit in hun energiemix hebben volgens onderstaande planning: Tabel 1: CDA Duurzaamheidsberaad et al., 2010, p. 27 Een wettelijk vastgelegd verbod op nieuwbouw van conventionele energiecentrales. Indien marktinitiatief achterblijft, de overheid de groei van hernieuwbare energieproductie versnelt door grootschalige projectontwikkeling gevolgd door terugverkoop. 23

24 Het subsidiestelsel drastisch wordt vereenvoudigd en verbeterd. Innovatienetwerken worden gestimuleerd. De overheid energie efficiënt gedrag bevordert door onder meer een sterk verbeterd openbaar vervoer, strengere productnormen en verplichte toepassing van energiebeheer in gebouwen. Vergunningsaanvragen specifiek voor energiebesparende maatregelen die binnen zes weken te zijn afgehandeld, anders mogen de maatregelen worden uitgevoerd. (CDA Duurzaamheidsberaad et al., 2010) Succesvol stimuleren duurzame energie: Vaste teruglevertarieven Duitsland Anders dan in Nederlands is in Duitsland het duurzaam opwekken van energie een groot succes. Eind 2009 ging het aandeel duurzaam opgewekte energie al richting de 16% van de totale hoeveelheid opgewekte energie ( 1). Belangrijkste rede voor dit succes is het dat energiebedrijven bij wet verplicht zijn duurzame energie, welke wordt aangeboden aan het net, te vergoeden tegen een vaste teruglevertarief. Dit is de zogenaamde Erneuerbare Energie Gesetz (EEG) of Einspeisegesetz, letterlijk: toevoerwet. In deze einspeisegesetz wordt gedurende minimaal 20 jaar een vast teruglevertarief gegarandeerd welke hoger ligt dan de prijs voor energie. Voor wind- en bio-energie ligt het teruglevertarief lager dan voor zonne-energie. Dit verklaart ook het succes van zonne-energie in Duitsland. Energiebedrijven bekostigen de betaling van teruggeleverde energie door het door te berekenen in hun energieprijs. Het kost ieder Duits huishouden 35,- per jaar. Een aantal andere Europese landen (voornamelijk aan de middellandse zee) zijn al overgestapt op dit Duitse model van subsidiëren KABINETSBEZUINIGINGEN Voor de kabinetsperiode worden grote bezuinigingen aangekondigd. Het CPB en het Centraal Planbureau voor de Leefomgeving hebben de verkiezingsprogramma s van 9 politiek partijen geanalyseerd op de effecten die het uitvoeren van deze programma s zou hebben op de economie en het milieu. Alle partijen geven in hun verkiezingsprogramma aan fors te gaan bezuinigen. Wel zijn er verschillen in de manier waarop de verschillende politieke partijen trachten te bezuinigen. In het kader van dit onderzoek zijn emissiereductie en het aandeel hernieuwbare energie van belang. Tabel 3 vermeldt de reductie van broeikasgassen (in Mton CO2-equivalent) in 2020 ten opzichte van het basispad. Het basispad is de verwachte reductie van broeikasgassen in 2020 op basis van het pakket maatregelen opgenomen in het regeerakkoord van het demissionair kabinet. In alle gevallen zal er een reductie plaatsvinden in Mton CO2- equivalent t.o.v. het basispad. Alleen is er een duidelijk verschil in de hoeveelheid reductie. Duidelijke koploper in haar plannen is GroenLinks met een totale reductie van 63 Mton CO2- equivalent t.o.v. het basispad. GroenLinks denkt dit te kunnen realiseren door in te zetten op 24

25 verhoging van het aandeel hernieuwbare energie. Dit zou leiden tot een reductie van 23 Mton CO2-equivalent in Naast het verhogen van het aandeel hernieuwbare energie (wat een grote invloed heeft op de reductie van broeikasgassen) wil GroenLinks een vertienvoudiging van de belasting op kolen voor kolencentrales tot 127,60 euro per ton kolen. Dit zou leiden tot een reductie van 27 Mton CO2-equivalent in 2020 in de energiesector. Uitgezonderd de verkiezingsprogramma s van de VVD en PVV, leiden de overige verkiezingsprogramma s tot een toename van het aandeel hernieuwbare energie wat zal resulteren in een reductie van broeikasgassen. Tabel 2: Reductie Broeikasgassen partijvoorstellen t.o.v. basispad (In: CPB en Planbureau voor de Leefomgeving, 2010, p. 39) In tabel 4 is het aandeel hernieuwbare energie welke de verschillende partijen wensen te realiseren in In het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig is overeengekomen dat het aandeel hernieuwbare energie 20% zou bedragen in Geen van de partijen is van plan om aan deze doelstelling te gaan voldoen. PvdA, ChristenUnie en D66 zijn met 18% hernieuwbare energie koplopers gevolgd door GroenLinks met 17%. Deze percentages zijn te vinden door Realisatie basispad (7%) op te tellen met Realisatie partijen t.o.v. het basispad in %-punten (11% voor PvdA, ChristenUnie en D66 of 10% voor GroenLinks). Het basispad kan gezien worden als het verwachte aandeel hernieuwbare energie wanneer hetzelfde beleid gevolgd zou worden als dat van het demissionair kabinet. CDA en SGP hebben als doelstelling om te komen tot het aandeel hernieuwbare energie van 14% in Dit is in overeenstemming met de doelstelling voor Nederland welke vanuit de Europese Unie is opgesteld (CPB en Planbureau voor de Leefomgeving, 2010). Het verkiezingsprogramma van de VVD en PVV leidt zelfs tot een daling van het aandeel hernieuwbare energie in vergelijking 25

26 tot het huidige beleid (6% hernieuwbare energie in 2020). De voornaamste rede voor deze daling is de afschaffing van de subsidie regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE) zonder dat er een alternatief voor in de plaats komt. De andere partijen kiezen voor een hybride leveranciersverplichting voor hernieuwbare energie zodanig dat het aandeel hernieuwbare energie toeneemt. De sde-subsidie wordt in die voorstellen vervangen door financiering via een opslag op het elektriciteit- en aardgastarief voor eindgebruikers. Behalve Groen Links en D66 leiden de plannen van de politieke partijen tot een bezuiniging van een half miljard euro per jaar voor de rijksoverheid. Wanneer men kijkt naar de lasten voor bedrijven en gezinnen leiden de plannen van alle partijen, met uitzondering van de VVD en PVV, tot een verhoging van de lasten. Tabel 3: Aandeel hernieuwbare energie partijvoorstellen (In: CPB en Planbureau voor de Leefomgeving, 2010, p. 39) 26

27 5 STAND VAN ZAKEN 5.1 ONDERZOEKEN NAAR DUURZAAMHEID BIJ GEMEENTEN DUURZAAMHEIDSMETER Sinds 1999 wordt elke 4 jaar door COS Nederland, een vereniging van elf onafhankelijke advies- en projectorganisatie bureaus, een enquête gehouden onder Nederlandse gemeenten met als doel inzicht te krijgen in de mate van duurzaamheid bij gemeenten ( Uit het laatste onderzoek, gehouden in 2009, kwamen Breda en Alkmaar als grote winnaars uit de bus. In totaal hebben 167 gemeenten de duurzaamheidsmeter 2009 ingevuld. Tabel 4: Eindresultaat Uitslag 2009 (COS Nederland, 2009, p.9) In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt in people, planet en profit ( Voor het onderzoek naar klimaatneutrale gemeenten zijn met name planet en profit van belang. Deze twee categorieën worden hieronder kort besproken. Centraal in de vragenlijst planet staat het behoud, de bescherming en het beheer van de natuurlijke hulpbronnen; de diversiteit aan plant- en diersoorten; kwaliteit en kwantiteit van 27

28 water, luchtkwaliteit, bodemvruchtbaarheid, etc. De vragen bij dit thema waren voornamelijk gericht op de kaderstelling (ambitiestelling); het versterken van draagvlak voor de lokale ambities in relatie tot de problematiek rond klimaatverandering; behoud en versterken van de lokale flora en fauna (biodiversiteit) en overige ecologische of milieudiensten binnen de grenzen van de gemeente en ten slotte vragen gericht op waterbeheer. Ongeveer 75% van de deelnemende gemeenten hebben aangegeven een klimaatbeleidsplan te hebben opgesteld en meer dan 90% neemt deel aan de SLOK subsidie. De gemeenten Delft en Breda scoorden in 2009 een score van 100%, kort gevold door Tilburg, Groningen en Alkmaar met 98%. Tabel 5: Resultaten 2009 peiler Planet (COS Nederland, 2009, p. 14) De vragenlijst profit is voornamelijk gericht op de voorbeeldrol van de overheid op het gebied van duurzame bedrijfsvoering en haar mogelijkheden om duurzaam ondernemen te bevorderen. Maar liefst 90% van de deelnemende gemeenten geeft aan uitsluitend gebruik te maken van groene stroom. En 40 gemeenten (26%) hebben als doel gesteld om als organisatie in 2015 klimaatneutraal te zijn. In gemeenten zou over het algemeen meer aandacht mogen gaan naar het verduurzamen van de catering, het kiezen voor duurzame bedrijfskleding en het zorgen dragen dat er standaard dubbelzijdig gekopieerd wordt. De gemeenten Groningen gaat aan kop met 94%, gevolgd door Alkmaar met 92%. Te zien is dat er bij gemeenten meer ruimte is voor verbetering t.o.v. het thema planet. Tabel 6: Resultaten 2009 peiler Profit (COS Nederland, 2009, p. 17) Verder blijkt uit de resultaten van de duurzaamheidsmeter dat kleinere gemeenten over het algemeen lager scoren dan de grotere gemeenten. Waar gemeenten met meer dan inwoners gemiddeld meer dan 100 punten scoren, neemt de gemiddelde score van gemeenten met minder dan inwoners naar mate het inwonersaantal daalt. 28

29 Tabel 7: Score Duurzaamheidsmeter per Inwonersaantal (COS Nederland, 2009, p. 10) KLIMAATKAART.NL De klimaatkaart is een initiatief van milieudefensie. Klimaatkaart.nl gaat verder dan de Duurzaamheidsmeter.nl. De klimaatkaart meet namelijk het klimaatbeleid van gemeenten én de CO2-uitstoot per inwoner ( 2). De CO2-uitstoot per inwoner wordt omgerekend naar een score van 0 (de hoogste uitstoot) naar 25 (de laagste uitstoot). De gegevens zijn afkomstig van emissieregistratie.nl. In de berekening van de CO2-uitstoot worden de volgende sectoren meegenomen: energie, consumenten, elektriciteitsproductie, industrie, landbouw, en verkeer. Daar zitten ook sectoren bij die niet direct onder de invloedssfeer van een gemeentebestuur vallen. Milieudefensie vindt namelijk dat gemeenten ook een verantwoordelijkheid hebben voor de activiteiten van bedrijven en burgers binnen hun gemeentegrenzen die bijdragen aan het klimaatprobleem. Niet zelden halen gemeenten projecten of infrastructuur naar zich toe vanwege het (veronderstelde of reële) positieve effect op werkgelegenheid en economie. Van gemeenten mag daarom verwacht worden dat zij niet alleen de 'lusten' maar ook de 'lasten' van deze activiteiten tot de hunne rekenen ( 3). Het klimaatbeleid van gemeenten wordt gemeten aan de hand van gegevens afkomstig van duurzaamheidsmeter.nl. Ook hier is de hoogst haalbare score, 25. De klimaatscore is een gemiddelde van twee factoren. Op basis van deze klimaatscore worden gemeenten ingedeeld in een van de volgende categorieën: slecht (1-7 punten), matig (8 17 punten), en goed (18 25 punten). 29

30 Tabel 8: Voorbeeld Klimaatscore 2009 ( 4) In het voorbeeld Klimaatscore 2009 is duidelijk te zien dat een hoge score op klimaatbeleid niet automatisch leidt tot een hoge klimaatscore. Doordat de CO2-uitstoot per inwoner wordt meegewogen, leidt dit in sommige gevallen dat een hoge score op beleid negatief wordt beïnvloed door een lage score op CO2-uitstoot per inwoner waardoor dit resulteert in een lagere (overall) klimaatscore. Een goed voorbeeld is de gemeente Nijmegen. Deze gemeente scoort op klimaatbeleid de maximale score van 25, maar door de beduidend hogere CO2- uitstoot per inwoner (23,9 ton) resulteert dit in een matige klimaatscore. Fig. 3: Overzicht Klimaatscore ( 5) 30

31 Global Reporting Initiative (GRI) Het GRI is een non-profit instelling wat vooroploopt in de ontwikkeling van het meest gebruikte duurzame rapportage raamwerk. Het Global Reporting Framework is per branche opgesteld, rekening houdend met branchespecifieke aspecten. Gebruik maken van GRI-framework levert bedrijven een aantal voordelen op: het helpt bedrijven bij het opstellen van het duurzaamheidsrapport, en gezien het groot aantal bedrijven dat gebruik maakt van het GRI-framework is het een zeer bruikbare benchmarktool. Het GRI is bezig met onderzoek naar het opzetten van een framework voor overheidsinstellingen. De ontwikkeling van dit framework is echter nog niet afgerond INVULLING KLIMAATBELEID BINNEN NEDERLANDSE GEMEENTEN Tensor Energy heeft in 2009 een onderzoek uitgevoerd onder gemeenten om te bepalen in hoeverre gemeenten verwachten de eigen en landelijke klimaatdoelstellingen te kunnen realiseren en om te bepalen of gemeenten vinden dat de Rijksoverheid meer actie moet ondernemen om de landelijke klimaatdoelstellingen gerealiseerd te krijgen (Verhagen, Westerink en Zwang, 2009). In totaal hebben 134 van de 441 gemeenten de enquête ingevuld (30% response). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven per gemeentecategorie onderverdeeld op inwonersaantal (0 tot , tot , tot , tot , groter dan ) en een totaalcategorie. Het onderzoek van Tensor Energy een aantal interessante resultaten opgeleverd. Allereerst laat tabel 7 zien dat over het algemeen 57,1% van de gemeentelijke klimaatdoelstellingen in lijn is met de landelijke klimaatdoelstellingen. Opmerkelijk is dat in de categorie gemeenten met een inwonersaantal tussen de en , 50% van de ondervraagde gemeenten aangeeft in lijn te zijn met de landelijke klimaatdoelstellingen en de overige 50% heeft aangegeven ambitieuzere doelstellingen heeft opgesteld. Ambitieuzere doelstellingen wil in dit geval nog niet zeggen dat gemeenten de ambitie hebben klimaatneutraal, CO2-neutraal, dan wel energieneutraal te willen worden, maar geeft wel aan dat deze gemeenten verder gaan dan door landelijke overheidswegen verplicht is gesteld. 31

32 Tabel 9: Mate waarin klimaatdoelstellingen gemeenten in overeenstemming zijn met landelijke klimaatdoelstellingen (In: Verhagen, Westerink en Zwang, 2009) Ten tweede laten de resultaten van het onderzoek een beeld zien van de verwachting die gemeenten hebben om hun eigen klimaatdoelstellingen te bereiken. Dit is te zien in tabel 10. Opmerkelijk is dat 100% van de gemeenten met een inwonersaantal boven de verwacht de eigen doelstellingen te realiseren terwijl in de overige gemeenten deze verwachtingen veel lager liggen (tussen de 58,1% en 75,0%). Tabel 10: Verwachting realiseren landelijke klimaatdoelstellingen per inwonersaantal (In: Verhagen, Westerink en Zwang, 2009) Tabel 11 laat de verwachting van gemeenten zien over het realiseren van de landelijke doelstellingen. Over het algemeen denkt 46,3% van de gemeenten de landelijke doelstellingen te kunnen realiseren. Verder lijken de resultaten over de verwachting de landelijke doelstellingen te realiseren niet in overeenstemming met de resultaten over de verwachting de eigen doelstellingen te realiseren (tabel 12). Het onderzoek laat namelijk zien dat 65,4% van de gemeenten verwacht de eigen doelstellingen te realiseren. Dit is aanmerkelijk hoger dan het aantal gemeenten dat de landelijke doelstellingen verwacht te realiseren. Volgens Tensor Energie is er een logische verklaring voor dit onderscheid: Het verschil in de verwachting dat gemeenten de eigen doelstellingen wel denken te realiseren 32

33 en de verwachting de landelijke doelstellingen te realiseren blijkt vooral in het feit te zitten dat de landelijke doelstellingen breder zijn; bijvoorbeeld een doelstelling voor mobiliteit wordt door gemeenten vaak buiten beschouwing gelaten in het eigen beleid (Verhagen, Westerink en Zwang, 2009, p. 15). Tabel 11: Verwachting realiseren eigen klimaatdoelstellingen per inwonersaantal (In: Verhagen, Westerink en Zwang, 2009) 5.2 PRAKTIJKVOORBEELDEN KLIMAAT NEUTRALE GEMEENTEN OVERZICHT GEMEENTELIJKE KLIMAATDOELSTELLINGEN Hieronder vindt u een overzicht van een gemeente welke op eigen initiatief heeft gekozen vooruit te lopen op Europees/Nederlands beleid door zelf een doelstelling te formuleren m.b.t. het klimaat en deze ook actief nastreven. Deze inventarisatie is in 2009 gemaakt door Stichting Urgenda. Urgenda is de actie-organisatie die Nederland sneller duurzaam wil maken, samen met bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren ( 1). In de bijlage is een uitgebreide tabel te vinden met de klimaatdoelstelling, het jaar waarin deze doelstelling bereikt gewenst te worden en de stedelijkheidsklasse. 33

34 Figuur 4: Steden met klimaatneutrale doelstellingen ( 2) GRONINGEN, ENERGIENEUTRAAL IN 2025 De gemeenten Groningen heeft in haar routekaart aangegeven in 2025 energieneutraal te willen zijn. Groningen heeft voor deze uitdagende doelstellingen gekozen door drie redenen. Allereerst vind de gemeente Groningen dat zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en vindt dat het tijd is een de weg in te slaan naar een duurzame en energieneutrale stad. Daarnaast ziet men de mogelijkheid, wanneer Groningen in staat is een duurzame en energieneutrale stad, vanuit deze positie economische- en kennisvoordelen te halen zijn (Gemeente Groningen, 2007). De gemeente Groningen neemt als startsituatie de CO2-uitstoot van het jaar Zoals in de figuur hieronder te zien is, wordt 40% van de totale CO2-uitstoot als gevolg van energieverbruik veroorzaakt door gasverbruik, 40% door elektriciteitsverbruik en 20% door brandstofverbruik. De gemeente Groningen heeft vier sectoren aangewezen waarvan zij verwacht het grootste besparingpotentieel voor CO2-uitstoot te kunnen realiseren. In de huidige situatie (2000) wordt 35% van de CO2-uitstoot veroorzaakt door de sector 34

35 consumenten en wonen, 34% wordt veroorzaakt door industrie, handel en diensten, 22% door verkeer en wonen en 1,5% door de gemeente (Gemeente Groningen, 2007). Figuur 5: Gemeente Groningen, 2007 Figuur 6: Gemeente Groningen, 2007 Teneinde de doelstelling energieneutraal te zijn in 2025, heeft de gemeente Groningen een eigen leidraad ontwikkeld : de Groningse energieladder. Na eigen zeggen is deze ladder hét gereedschap bij de afweging van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen. De Groningse energieladder bestaat uit vijf treden: 1) Energievrij, 2) Vermindering energieverbruik, 3) Gebruik en productie van duurzame energie, 4) Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen, 35

36 5) Compensatie van fossiele energiebronnen en komt sterk overeen met de trias energetica (zie hfd 1). De energieladder dient dusdanig geïnterpreteerd te worden dat de hoogste trede onderzocht dient te worden voordat er afgedaald wordt naar een lagere trede. Gemeente Groningen, 2007, p. 9 Het plan tot het bereiken van de doelstelling energieneutraal te zijn in 2025 richt zich op vijf thema s: (A) Ruimte en Klimaat, (B) Wonen, (C) Duurzame mobiliteit, (D) Ondernemen en werken en (E) Gemeente Groningen. In bijlage 3 vindt u, per thema, een korte beschrijving welke maatregelen de gemeente Groningen wil gaan nemen teneinde haar doelstelling te bereiken. Zoals in de tabellen in de bijlage te lezen is, heeft de gemeente Groningen een grote verscheidenheid aan maatregelen opgesteld. De meeste maatregelen zijn (logischerwijs) gericht op het stimuleren van de bevolking (burgers en bedrijven) om duurzamer te handelen. Er is immers nog geen concrete regelgeving om de bevolking te dwingen. Gemeente Groningen probeert het goede voorbeeld te geven door de eigen organisatie sterk te verduurzamen. 36

37 5.3 MAATREGELEN UIT DE PRAKTIJK In de hoofdstuk 2 zijn verschillende lokale projecten beschreven welke bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen zoals deze zijn opgesteld in het Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk In deze paragraaf worden, per pilaar van het klimaatakkoord, een aantal projecten uitgelicht met als doel om de lezer een beter beeld te geven van de mogelijkheden welke aangewend kunnen worden om de klimaatdoelstellingen te bereiken. VOORBEELD 1: DUURZAME BEDRIJVEN Binnen de TNT-groep is transport de belangrijkste activiteit. Hierdoor is TNT een grote veroorzaker van uitstoot van broeikasgassen. Als een van de weinige transport ondernemingen neemt TNT zijn verantwoording door Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen centraal te stellen. Jaarlijks wordt middels een MVO rapport verslag uitgebracht van de in dat jaar ondernomen activiteiten. Verder investeert men in de meest milieuvriendelijke technieken en loopt er zelfs al een aantal jaren experimenten met elektrisch aangedreven voertuigen in Engeland. VOORBEELD 2: DUURZAME OVERHEID Amersfoort is een van de gemeente welke heeft aangeven op de korte termijn binnen de eigen organisatie CO2-neutraal wil zijn. Om precies te zijn wil men deze ambitie in 2011 behalen. Allereerst koopt Amersfoort 100% groene stroom en gas in. Men heeft ook de ambitie om in % duurzaam in te kopen en wil jaarlijks 4% energiebesparing per jaar realiseren in de eigen gebouwen. VooRBEELD 3: DUURZAME ENERGIEPRODUCTIE In Den Haag is begin 2009 een zeewaterwarmtecentrale geopend. Met deze innovatieve techniek worden in de wijk Duindijk 800 woningen verwarmd met water uit de Noordzee. Van de centrale in Scheveningse haven naar Duindorp loopt een ondergronds distributienetwerk. Een grote warmtepomp brengt in de wintermaanden de temperatuur van het water van 4 naar 12 graden, terwijl in de zomermaanden koud water door het netwerk loopt om de huizen te verkoelen. Ieder huis heeft een eigen, kleinere pomp om in de warmtebehoefte van die woning te voorzien. Een centrale verwarmingsketel zou minstens twee keer zoveel energie nodig hebben om hetzelfde huis te verwarmen. De zeewaterwarmtecentrale vermindert de totale CO2-uitstoot van de woningen met 50% (Van Beurden, 2009). VoORBEELD 4: SCHONE EN ZUINIGE MOBILITEIT Amsterdam gaat sterk inzetten op elektrisch rijden in de stad. In 2015 moeten er elektrische auto s in de stad rijden, inclusief het eigen wagenpark. In 2040 moeten alle autokilometers elektrisch worden gereden, op groene stroom van windmolens, zonnepanelen 37

38 en biomassa centrales. Amsterdam gaat samenwerken met overheden en het bedrijfsleven. De NS gaan voor (vervolg)vervoer zorgen. Amsterdam realiseert voor oplaadpunten (Van Beurden, 2009). VOORBEELD 5: ENERGIETRANSITIE VAN DE GEBOUWDE OMGEVING De gemeente Dalfsen wil bewoners stimuleren tot investeren in het energiezuinig maken van bestaande woningbouw. Uit onderzoek van Milieu Centraal (gehouden in januari 2009 onder ruim 800 huizeneigenaren) is gebleken dat huiseigenaren pas geld willen steken in energiebesparende maatregelen als die niet teveel moeite kosten, voldoende comfort opleveren en het financiële plaatje helemaal klopt (VVM, 2010, p. 10). De conclusies van het onderzoek zijn toegepast in het project in Dalfsen. De gemeente stelde gratis maatwerkadviezen plus een duurzaamheidslening beschikbaar en stimuleerde de oprichting van een lokale uitvoeringsorganisatie om de bewoners te ontzorgen. Deze bestond uit plaatselijke ondernemers en zijn aangesloten bij het Nationale besparingsprogramma Meer Met Minder. Bewoners konden zich aanmelden bij een aangesloten ondernemer. De organisatie zorgde vervolgens voor een offerte, vroeg subsidies aan en voerde de maatregelen uit (VVM, 2010). Communicatie is gedurende het gehele project zeer belangrijk geweest. Allereerst konden bewoners voor vragen direct aankloppen bij het gemeentelijk energieloket. Daarnaast zijn bewoners tijdens het project frequent geïnformeerd gebruikmakend van verschillende kanalen: introductiebrief, informatieavond, woningbezoek, artikelen in het plaatselijke huis-aan-huis- blad, telefonisch contact, inloopavond en een folder met de resultaten van de pilot en een opsomming van de subsidiemogelijkheden. Het project werd uitgevoerd in een wijk van rond de honderd woningen uit de jaren 70. De aandacht werd gericht op die maatregelen met een terugverdienperiode tussen de drie en zeven jaar, het zogenaamde laaghangende fruit. Tot mei 2010 heeft 30% van de bewoners een offerte aangevraagd. Doe-het-zelvers die zelf isolatie laten aanbrengen komen daar nog bij. VOORBEELD 6: DUURZAME AGRARISCHE BEDRIJVEN Agriport A7 is een duurzame projectlocatie voor grootschalige glastuinbouw, agribusiness en logistiek. Tussen de diverse partijen wordt energie en warmte uitgewisseld via een Energieweb. Er wordt geëxperimenteerd met de productie en het gebruik van duurzame energie, zoals het opwekken van energie uit biomassa en hergebruik van CO2. Daarnaast is in het glastuinbouwgebied een grote hoeveelheid water van een goede kwaliteit nodig. Hiervoor wordt regenwater opgevangen en opgeslagen in bassins (Leenders en Baidenmann, VOORBEELD 7: KLIMAATBESTENDIGE LEEFOMGEVING In paragraaf 2.7 wordt kort aandacht geschonken aan de klimaatdoelstellingen van Rotterdam, waaronder het doel klimaatbestendig te zijn in Om dit laatste doel te bereiken is het Rotterdam Climate Proof programma opgesteld. Een van de redenen om klimaatbestendig te zijn in 2025 is dat Rotterdam de kans op wateroverlast in de toekomst wil minimaliseren. Wateroverlast kan in principe komen vanaf vier kanten. Ten eerste, door 38

39 de klimaatverandering verandert het patroon van neerslag en droogte. Neerslag valt meer geconcentreerd en droogtes worden langer. Beide hebben vervelende consequenties voor steden als Rotterdam. Ten tweede, grondwaterstanden worden hoger en het maaiveld daalt. Kelders, souterrains en kruipruimten zijn dan moeilijker droog te houden. Vocht en schimmelvorming in woningen hebben een negatieve invloed op de gezondheid van bewoners en tasten het wooncomfort aan. Ten derde, rivierafvoeren worden hoger. Vanuit Duitsland en België komt in natte perioden meer water over de grens. Dat moet worden verwerkt in onze natte Delta. En tot slot, de zeespiegelstijging. De komende eeuw stijgt de zeespiegel naar verwachting ongeveer zestig centimeter (Gemeente Rotterdam, 2008). Het programma bestaat uit vijf speerpunten: Waterveiligheid, bereikbaarheid, adaptief bouwen, stedelijk watersysteem en stadsklimaat. Een van de meest opzienbare initiatieven welke reeds door het Rotterdam Climate Initiative genomen is, is het plaatsen van groene daken. 39

40 6 ONDERZOEKSRESULTATEN Voor dit rapport zijn 14 interviews gehouden met gemeenten6 welke een ambitieuze klimaatdoelstelling hebben opgesteld om in de toekomst CO2-, klimaat- of energieneutraal te worden. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze interviews beschreven en geanalyseerd. Allereerst wordt in paragraaf 4.1 een algemene beschrijving gegeven en wordt ingegaan op de actuele vraag wat de invloed is van de nieuwe colleges op de uitvoering van het klimaatbeleid. Paragraaf 4.2 gaat in op de waaromvraag. Wat zijn de motieven geweest om een ambitieuze klimaatdoelstelling op te stellen? En hebben nieuwe inzichten geleid tot andere motieven om door te gaan met uitvoering van het klimaatbeleid. Verder wordt er ingegaan op de vraag wie de initiator is geweest om zo n ambitieuze klimaatdoelstelling op te stellen. Paragraaf 4.3 gaat in op de wat vraag. Wat houdt de doelstelling in? Verder wordt ingegaan op de vraag hoe gemeenten gekomen zijn tot het klimaatbeleid en de hierbij gekozen doelstelling. Tenslotte gaat paragraaf 4.3 in op monitoring. Belangrijke vragen hier zijn: hoe wordt de voortgang gemeten? en hoeveel waarde wordt gehecht aan monitoring? Tenslotte, in paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de hoe vraag. Wat voor maatregelen hebben gemeente al genomen? Waar zijn gemeenten nu mee bezig? En wat voor concrete projecten staan er al gepland voor de toekomst? 6.1 ALGEMENE BESCHRIJVING In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de selectiecriteria welke zijn gebruikt om tot een goede mix van gemeenten met een ambitieus klimaatbeleid te komen. Hierna wordt een beschrijving gegeven van politieke partijen welke zitting hebben in het college van B&W van de geïnterviewde gemeenten en wordt er ingegaan op de rol van politieke partijen op de uitvoering van het klimaatbeleid in de coalitieperiode SELECTIEPROCES Voor het selecteren van potentiële gemeente voor de interviews, is uitgegaan van een lijst van Urgenda met gemeenten die de ambitie hebben uitgesproken om klimaat-, CO2-,of energieneutraal willen worden (voor lijst met gemeenten, zie bijlage 4). Op deze lijst stonden in totaal 50 gemeenten. Acht daarvan hadden niet de intentie om 100% CO2- neutraal, klimaatneutraal, of energie neutraal te worden. Deze gemeenten zijn bij voorbaat uitgesloten voor deelname aan het onderzoek. Voor de overgebleven 42 gemeenten werd gezocht naar beschikbare informatie over het klimaatbeleid. Gezocht werd naar een uitvoeringsprogramma, visie, en/of klimaatbeleidsplan etc. Hierbij werd de aanname gemaakt dat wanneer geen enkele informatie gevonden werd over het gemeentelijke klimaatbeleid, het beleid nog niet officieel was vastgesteld. Gemeenten waarvan geen informatie gevonden werd, werden uitgesloten voor deelname aan het onderzoek. Om een mix van verschillende type gemeenten te krijgen, is een onderscheid gemaakt naar stedelijkheidsklasse of omgevingsaddressendichtheid. De omgevingsadressen-dichtheid of 6 Amersfoort, Assen, Breda, Dalfsen, Eindhoven, Enschede, Groningen, Lochem, Nijmegen, Soest, Texel, Tilburg, Wageningen en Zoetermeer. 40

41 OAD is een maat voor stedelijkheid. Ze wordt in Nederland door het Centraal Bureau voor de Statistiek gebruikt ( 2). Stedelijkheidsklasse lopen van 1 (zeer sterk stedelijk) tot 5 (niet stedelijk). Om toch een goed beeld te krijgen van het klimaatbeleid van gemeenten met verschillende stedelijkheidsklasse, maar er slechts een beperkte hoeveelheid tijd beschikbaar was, is gekozen om stedelijkheidsklasse 1 en 2, en 4 en 5 samen te voegen tot 1 categorie. Uiteindelijk werd, op basis van de gevonden informatie en de stedelijkheidsklasse, een lijst opgesteld van 16 gemeenten die werden benaderd voor deelname aan het onderzoek. Dit heeft geleid tot 13 gemeenten die bereid waren tot deelname. In tabel 13 is een overzicht te zien van het aantal geïnterviewde gemeenten per stedelijkheidsklasse. In totaal is 33% van de gemeenten met een klimaatdoelstelling om CO2-, klimaat-, of energieneutraal te worden voor dit rapport geïnterviewd. Wanneer gekeken wordt naar het aandeel geïnterviewde gemeenten per stedelijkheidsklasse dan blijft varieert dit van 29% tot 38%. Conclusie is dat de geïnterviewde gemeenten een redelijk goede reflectie zijn van het totaal aantal gemeenten met een klimaatbeleid teneinde CO2- neutraal, klimaatneutraal, of energieneutraal te worden. Aantal adressen Interviewde Stedelijkheidsklasse per km2 gemeenten Totaal % 1, 2 meer dan % 3, % 5 minder dan % (Tabel 12: Aantal geïnterviewde gemeenten per stedelijkheidsklasse) POLITIEK EN KLIMAATBELEID Het Nederlandse demissionaire kabinet heeft aangegeven dat er flink zal moeten bezuinigd wil de staatschuld niet proportioneel oplopen de komende jaren. Deze bezuinigingen zullen ook van invloed zijn op de financiële middelen beschikbaar voor gemeenten. Aangezien er nog geen nieuwe regering is gevormd, is het moeilijk uitspraken te doen over het te voeren klimaatbeleid van het toekomstige kabinet. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de verkiezingsprogramma s voor de verkiezingen van juni Het CBS en Centraal Planbureau voor de Leefomgeving hebben onderzocht wat de effecten zouden zijn op het milieu indien het verkiezingsprogramma van een politieke partij daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. Aangezien de speerpunten opgesteld door de landelijke politieke partij vaak doordringen in het gedachtegoed van de gemeentelijke tak van de politieke partij, is het interessant om te kijken wat de invloed is van een bepaalde politieke partij in het college van B&W op het uit te voeren klimaatbeleid. Zoals in paragraaf 4.2 te zien, is GroenLinks met 63 megaton CO2-equivalent extra ten opzichte van het huidige beleid de onbetwiste koploper qua reductie in CO2. Duidelijke 41

42 achterblijvers zijn VVD en PVV. Hun plannen zouden leiden tot slechts 2 megaton CO2- equivalent reductie extra ten opzichte van het klimaatbeleid. Qua duurzame energieproductie zijn er ook duidelijke verschillen te zien in de verkiezingsprogramma s. PvdA, ChristenUnie en D66 zijn met 18% hernieuwbare energie koplopers gevolgd door GroenLinks met 17%. Het verkiezingsprogramma van de VVD en PVV betekent met 6% zelfs een daling zien van het aandeel hernieuwbare energie in vergelijking tot het huidige beleid wat zou leiden tot 7% hernieuwbare energie in 2020) De invloed van het nieuwe college van B&W op het uit te voeren klimaatbeleid is ook besproken tijdens de interviews. Slechts in een aantal gevallen was het college programma en budget voor de komende coalitieperiode reeds opgesteld. In de meeste gevallen was slechts het coalitieakkoord opgesteld. In het coalitieakkoord staat de richting welke het nieuwe college van B&W opgaat in de komende coalitieperiode, maar wordt nog niet ingegaan op concrete plannen voor de komende coalitieperiode. Het analyseren van de antwoorden van de respondenten heeft niet geleid tot een duidelijke relatie tussen de samenstelling van het nieuwe college en de uitvoering van het klimaatbeleid. Ondanks flinke wijzigingen in het college werden over het algemeen niet al te grote veranderingen verwacht aan het klimaatbeleid. Op basis van de verkiezingsprogramma s zou men bijvoorbeeld verwachten dat in het geval VVD in het college kwam te zitten, dit een negatieve invloed zou hebben op het uitvoeren van het klimaatbeleid. In 4 gemeenten is VVD vertegenwoordigd in het nieuwe college terwijl deze partij geen zitting had in het vorige college. Slechts in 1 geval verwacht de respondent dat het nieuwe coalitieprogramma een negatieve invloed zal hebben op de uitvoering van het klimaatbeleid. Hierbij moet gedacht worden aan het terugbrengen van het aantal toegekende FTE s als ook korten op financiële middelen. 6.2 WAAROM Wat zijn de motieven geweest voor deze gemeenten om een ambitieus klimaatbeleid na te streven? Er is gekeken naar het aantal keren dat een motief genoemd werd. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen motieven die genoemd zijn voor het opstellen van de klimaatambitie/doelstelling en motieven welke belangrijk zijn tijdens het uitvoeren van het klimaatbeleid. In totaal werden 9 motieven genoemd. Het overzicht van motieven en per motief het % gemeenten waarvoor het motief een rede is geweest om het klimaatbeleid op te stellen en/of het klimaatbeleid te continueren, is te vinden in figuur 8. In tabel 14 wordt een overzicht van de genoemde motieven per gemeente. 42

43 Figuur 7: Overzicht % motivatie gemeente nastreven klimaatbeleid Alle gemeenten geven aan dat eigen verantwoordelijkheid nemen voor klimaatverandering één van de motieven is geweest voor het opstellen van een ambitieuze klimaatdoelstelling. Klimaatverandering was een hot issue, er was veel aandacht voor in de media (o.a. film An inconvenient truth van All Gore, klimaatconferentie in Kopenhagen) en gemeenten waren er van doordrongen dat zij zelf ook verantwoordelijk zijn voor een gedeelte van het probleem en iets moesten doen om dit probleem aan te pakken. Door 79% van de geïnterviewden worden energielasten genoemd als belangrijke motivatie. De energielasten zijn de laatste jaren al redelijk gestegen. Onder deze gemeenten bestaat de verwachting dat in de toekomst de energielasten verder zullen stijgen. Met het uitvoeren van het klimaatbeleid denken gemeenten de energielastenstijging te kunnen verminderen of zelfs de energielasten in de toekomst te kunnen laten dalen. Er is een duidelijk onderscheid te zien in gemeenten waarvoor stijgende energielasten een rede was om het klimaatbeleid op te stellen (Breda, Enschede, Lochem, Tilburg en Wageningen) en gemeenten waarvoor stijgende energielasten een belangrijke motivatie zijn voor het continueren van het klimaatbeleid (Amersfoort, Assen, Dalfsen, Groningen, Nijmegen, and Texel). Verder is er een onderscheid te zien in gemeenten die zich richten op zowel de energielasten voor burgers en bedrijven en gemeenten die zich beperken tot de energielasten voor burgers. In alle gevallen is er speciale aandacht voor burgers met een laag inkomen. Deze groep zou in de toekomst in de financiële problemen kunnen raken wanneer energielasten te veel stijgen. Belangrijk issue is dat de energielasten niet een te groot deel van de totale woonlasten gaan innemen. Voor bedrijven wordt voornamelijk ingespeeld op kostenverlaging. 43

44 De gemeenten Dalfsen, Groningen, Texel en Tilburg geven daarnaast duidelijk aan dat energielasten een speerpunt van het klimaatbeleid is, omdat het een belangrijke manier is om burgers en bedrijven te activeren zelf maatregelen te gaan nemen. Maatregelen om energielasten te verminderen richten zich op energie besparende maatregelen en duurzame energieopwekking. In paragraaf 4.4 wordt hier verder op ingegaan. Gemeenten Amersfoort Assen Breda Dalfsen Eindhoven Motieven Verantwoordelijkheid X X X X X Energielasten X X X X Imago X X X Werkgelegenheid X Onafhankelijkheid X X X X X Subsidie X X X Andere gemeenten X X Leefomgeving Vestigingsklimaat Gemeenten Enschede Groningen Lochem Nijmegen Soest Motieven Verantwoordelijkheid X X X X X Energielasten X X X X Imago X X X X Werkgelegenheid X X X X Onafhankelijkheid X Subsidie X X Andere gemeenten X X X X Leefomgeving X X X Vestigingsklimaat X Gemeenten Texel Tilburg Wageningen Zoetermeer Motieven Verantwoordelijkheid X X X X Energielasten X X X Imago X X X Werkgelegenheid X X X Onafhankelijkheid X X Subsidie X X Andere gemeenten Leefomgeving X Vestigingsklimaat X Tabel 13: Motieven per gemeenten Imago is ook een belangrijk motivatie. 71% van de geïnterviewde geeft aan dat imago een rede is geweest om een ambitieus klimaatbeleid na te streven. Imago is een brede definitie. 44

45 De gemeenten die het creëren van een bepaald imago noemen als motief om een ambitieus klimaatbeleid na te streven, hebben verschillende redenen om dit te doen. Gemeente proberen zich op verschillende manieren te onderscheiden waarbij zij zich richten op verschillende doelgroepen. Een aantal gemeenten (Groningen, Nijmegen en Soest) geeft aan dat het van oudsher al een groen imago heeft en dat een ambitieus klimaatbeleid een logisch vervolg is in de ogen van achterban en/of bewoners. Vijf gemeenten (Breda, Dalfsen, Groningen, Nijmegen, en Wageningen) wil zich positioneren als koploper op het gebied van klimaatbeleid. Lochem is min of meer een uitzondering. Zij willen zich positioneren als koploper op bepaalde gebieden: landbouw, sociale cohesie en voorkomen van nieuwe armoede (armoede als gevolg van stijging van energiekosten). Citymarketing word een aantal keren genoemd. Een ambitieus klimaatbeleid past in dit geval binnen de speerpunten waarop de gemeente zich wilde profileren. Wageningen bijvoorbeeld profileert zich met de slogan city of life sciences. De doelstelling Wageningen klimaatneutraal 2030 past goed binnen dit concept. Nijmegen probeert zich te profileren als zonne-stad en volgens Zoetermeer past een actief klimaatbeleid binnen de speerpunten innovatief en ondernemend. Een duurzaam imago creëren teneinde meer toeristen te trekken was een belangrijke rede voor Texel om de ambitie energieneutraal op te stellen. Onderzoek heeft ondertussen uitgewezen dat duurzaamheid geen invloed heeft op de keuze van toeristen om naar Texel te gaan. Werkgelegenheid word door 64% van de gemeenten genoemd als motivatie. Volgens gemeenten (Breda, Enschede, Groningen, Lochem, Nijmegen, Texel en Wageningen) leidt de ambitieuze klimaatbeleid tot een boost in de werkgelegenheid voor de sectoren gericht op duurzame energie. Tilburg en Eindhoven gaven aan dat energiebesparende maatregelen de bouwsector kan helpen in deze tijd van economisch crisis. Onafhankelijkheid is het op drie na meest genoemde motief. 57% van de gemeenten gaf aan dat onafhankelijkheid van derden een belangrijke motivatie was om een ambitieuze klimaatambitie/doelstelling op te stellen. De meeste gemeenten gaven aan onafhankelijk te willen worden van olieproducerende landen door lokaal duurzame energie op te wekken. Ook werd de eindigheid van fossiele brandstoffen vaak genoemd. Dit zou de afhankelijkheid van olieproducerende, instabiele landen verder vergroten. Een uitzondering was Texel. Niet zozeer de onafhankelijkheid van olieproducerende landen was een rede om lokaal duurzame energie op te gaan wekken, maar onafhankelijkheid in het algemeen werd genoemd als belangrijke rede. Dit heeft te maken met de eilandcultuur die er van oudsher op Texel leeft. Door de afstand naar het vasteland is er altijd al het gevoel van zelfredzaamheid geweest. Het lokaal kunnen opwekken van energie zal het gevoel van zelfredzaamheid vergroten. 45

46 De helft van de geïnterviewde gemeenten geeft aan dat het verkrijgen van subsidie een motivatie is om een ambitieus klimaatbeleid te voeren. Breda, Soest en Wageningen geven aan dat het moment dat de BANS-subsidie werd afgeschaft en werd opgevolgd door de SLOK-regeling, dit een motivatie was om een ambitieus klimaatbeleid op te gaan zetten. Voor hen was dit het moment om te komen tot een meer gestructureerde klimaataanpak. Breda wilde bovendien meedoen aan het Innovatieprogramma Klimaatneutrale Steden waarvoor het opstellen van CO2-, klimaat-, of energieneutraal doelstelling verplicht was om in aanmerking te komen voor de IKS-subsidie. Lochem ziet dat een actief klimaatbeleid mogelijkheden biedt om op allerlei manieren in aanmerking te komen voor subsidies (landelijk en provinciaal). Assen en Dalfsen zien dat een ambitieus klimaatbeleid leidt tot extra subsidies van de provincie. Tenslotte heeft Texel al de nodige duurzame energie projecten kunnen opstarten door aanvragen in te dienen bij het Waddenfonds. Ook geeft 50% van de gemeenten aan dat andere gemeenten een ambitieus klimaatbeleid hebben opgesteld een motief is om zelf een ambitieus klimaatbeleid op te gaan stellen. Als rede wordt genoemd dat de gemeente graag tot de koplopers wenst te behoren en doordat andere gemeenten een stap verder gaan in hun klimaatambities, deze gemeenten daarin meegaan. Daarnaast kunnen gemeenten met een ambitieuze klimaatdoelstelling van elkaar leren. Sommige gemeenten lopen op bepaalde gebieden voor op anderen. Het wiel hoeft niet ieder keer zelf uitgevonden te worden. Hierdoor stijgt de slagingskans van het opzetten van projecten: gemeenten hebben in ieder geval een beter idee wat werkt en wat niet. Doordat andere gemeenten ook bezig zijn met het uitvoeren van een ambitieus klimaatbeleid, maakt het voor gemeenten makkelijk om door te gaan met het eigen klimaatbeleid. Voor drie gemeenten speelt leefomgeving een belangrijke rol. Een burgerenquête heeft in Soest uitgewezen dat burgers graag in Soest wonen, omdat het zo n groene gemeente is en dat burgers dit ook graag voor de toekomst willen behouden. Groningen geeft aan dat zij door het nastreven van een actief klimaatbeleid de hogere inkomens in de stad willen behouden. Enschede wil graag met het nastreven van een actief klimaatbeleid voorkomen dat afstudeerders aan de hogeschool en de TU Enschede direct verlaten. Tenslotte is vestigingsklimaat door 2 gemeenten genoemd als belangrijke motivatie om de klimaatambitie/doelstelling op te stellen. Zoetermeer is een zogenaamde new town. New towns hebben vaak problemen met het aantrekken van nieuwe bedrijven en bewoners. Zoetermeer heeft de verwachting dat een duurzaam imago ertoe leidt dat duurzame bedrijven zich eerder in Zoetermeer gaan vestigen. Ook kan dit duurzame imago leiden tot het aantrekken van nieuwe bewoners. Enschede kampt met andere problemen. Het opleidingsniveau van inwoners van Enschede ligt van oudsher lager dan het Nederlandse gemiddelde. Met het streven naar CO2-neutraliteit probeert Enschede een duurzaam imago te creëren wat zou kunnen leiden tot het aantrekken van mensen met een hoog opleidingsniveau. Bovendien zou ertoe moeten leiden dat duurzame bedrijven zich in Enschede gaan vestigen. 46

47 Zoals in tabel 14 te zien is werden door alle gemeenten meerdere motieven genoemd voor het opstellen en uitvoeren van het klimaatbeleid. Tussen de motieven genoemd door een gemeente lijkt een onderlinge relatie te bestaan. Bij sommige gemeenten kwam dit duidelijker naar voren dan bij anderen. Enschede is een goed voorbeeld hoe motieven voor het uitvoeren van een ambitieus klimaatbeleid met elkaar kunnen samenhangen. Enschede probeert met het uitvoeren van een ambitieus klimaat beleid een duurzaam imago te creëren wat hopelijk moet leiden tot een gunstiger vestigingsklimaat voor bedrijven teneinde meer werkgelegenheid te creëren. Het creëren van werkgelegenheid resulteert in lagere werkloosheid. Meer werkgelegenheid in combinatie met een aangenamere leefomgeving resulteert hopelijk in een toename van het aantal inwoners met een hoger opleidingsniveau door enerzijds het behouden van afstudeerders aan de hogeschool of TU en het aantrekken van hoger opgeleiden. Dit voorbeeld laat zien dat het voeren van een actief klimaatbeleid één van de manieren is om twee onderliggende, structurele problemen waar een gemeente mee kampt aan te pakken (in dit geval laag opleidingsniveau en werkloosheid). Figuur 8: Samenhang motieven Enschede 6.3 WAT In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op wat de gemeenten uiteindelijk willen bereiken met hun klimaatbeleid. Allereerst wordt ingegaan op het doel dat gemeenten nastreven bij het opstellen van het klimaatbeleid. Ten tweede is er een discussie over de rol van initiator bij het opstellen van het klimaatbeleid. Ten derde wordt het proces het opstellen van het klimaatbeleid beschreven. Tenslotte wordt ingegaan op de overeenkomsten en verschillen in monitoringsystemen gebruikt door gemeenten. 47

48 6.3.1 DOEL VAN HET KLIMAATBELEID Zoals in paragraaf 4.1 al is vermeld, heeft de lijst van Urgenda met steden met de ambitie CO2-, klimaat-, of energieneutraal te worden, als basis gediend gemeenten uit te nodigen deel te nemen aan dit onderzoek. Het onderzoek laat zien dat een aantal gemeenten verder gaat dan alleen ambitie. Zeven van de veertien gemeenten hebben namelijk aangegeven niet een ambitie na te streven, maar een doelstelling. Het opstellen van een doelstelling i.p.v. een ambitie is een indicatie dat deze gemeenten een stap verder willen gaan. Paragraaf 6.4 laat echter zien dat qua ondernomen activiteiten er geen duidelijkheid verschil is tussen gemeenten welke een ambitie hebben opgesteld en gemeenten welke een doelstelling hebben opgesteld. De onderverdeling naar type (CO2-, klimaat- of energieneutraal) ambitie of doelstelling is te zien in tabel 15. Hierbij valt op dat slechts 1 gemeente de doelstelling energieneutraal heeft opgesteld (Groningen). Dit is theoretisch de meest vergaande doelstelling. Ambitie Doelstelling CO2-neutraal Klimaatneutraal Energieneutraal Tabel 14: Ambitie/Doelstelling onderverdeeld naar type Wanneer de klimaatambities/-doelstellingen worden uitgebreid met de periode waarin deze gehaald wenst te worden (te zien in tabel 16), valt op dat het grootste deel van de geïnterviewde gemeenten (10 van de 14) voor 2040 de ambitie/doelstelling gerealiseerd wenst te hebben. Enschede heeft zich bij het opstellen van de klimaatambitie onthouden hieraan een jaartal te verbinden. Rede hiervoor is de verwachting dat de ambitie niet voor 2040 gerealiseerd kan worden, waardoor de ambitie min of meer wordt doorgeven aan een volgende generatie. Hierdoor heeft het college besloten geen einddatum vast te leggen. Veruit de meeste gemeenten houden de broeikasgassen veroorzaakt door verkeer buiten de doelstelling. Verder is opvallend dat de enige gemeente met de doelstelling energieneutraal te worden, deze doelstelling al voor 2030 (in 2025) gerealiseerd wenst te hebben. Groningen heeft hiermee de meest ambitieuze klimaatdoelstelling opgesteld. Dit schept verwachtingen voor de vooruitgang die reeds geboekt is. Groningen heeft immers slechts 15 jaar voordat energieneutraliteit bereikt zou moeten zijn. 48

49 < < <2050 Geen Totaal Ambitie CO2-neutraal Klimaatneutraal 2 2 Energieneutraal Subtotaal Doelstelling CO2-neutraal Klimaatneutraal Energieneutraal 1 1 Subtotaal Totaal Tabel 15: Ambitie/Doelstelling onderverdeeld naar type en periode INITIATOR Bij 8 gemeenten (Amersfoort, Breda, Eindhoven, Enschede, Groningen, Lochem, Texel en Zoetermeer) is het college van B&W initiator. Of een bepaalde wethouder heeft zich sterk gemaakt voor een ambitieuze klimaatdoelstelling of ambitie (al dan niet gesteund door de ambtelijke organisatie) of het college van B&W in zijn geheel had deze intentie. Bij 5 gemeenten was de gemeenteraad (Assen, Dalfsen, Nijmegen, Tilburg, Wageningen) initiator (al dan niet gesteund door de ambtelijke organisatie). Soest speelt hierin een uitzondering. De klimaatambitie is voortgekomen uit gesprekken met werkgroepen. In deze werkgroepen zaten vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, burgers, en beleidsmedewerkers van de gemeente. Daarna is de ambitie klimaatneutraal 2030 voorgesteld aan het college wat hiermee akkoord is gegaan PROCEDURE OPZETTEN KLIMAATBELEID Wanneer gekeken wordt hoe gemeenten te werk zijn gegaan bij het opstellen van het ambitieuze klimaatbeleid, zijn er grofweg tweetal manieren van aanpak te onderscheiden. De eerste aanpak kan worden gekarakteriseerd als hands on. Bij deze aanpak wordt een doelstelling/ambitie vastgesteld voordat wordt gekeken of de doelstelling/ambitie realiseerbaar is. In sommige gevallen werd direct naar het opstellen van de ambitie een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. In andere gevallen zat er een tijd tussen het opstellen en het uitvoeren van de haalbaarheidsstudie. In totaal hebben 7 gemeenten (Amersfoort, Groningen, Lochem, Nijmegen, Soest, Texel en Wageningen) deze werkwijze gebruikt. Bij 6 van de 7 gemeenten is de haalbaarheidstudie inmiddels afgerond. 49

50 Lochem heeft ervoor gekozen te beginnen aan het uitvoeren van het klimaatbeleid. In de toekomst zal een meer omvattende visie worden opgezet waarin een meer concrete invulling zal worden gegeven aan de doelstelling, aandachtsgebieden en monitoring. Lochem vind de toekomst bovendien nog te onvoorspelbaar om, met de huidige stand der techniek, te bepalen of de doelstelling realiseerbaar is. Lochem was ook al bezig met het uitvoeren van (zichtbare) projecten voordat de ambitie officieel was vastgesteld door het college. De tweede aanpak kan worden gekarakteriseerd als doordacht. Eerst wordt onderzocht of de doelstelling welke is voorgesteld haalbaar is voordat deze officieel wordt vastgesteld door het college. Wel kan het zijn dat het college of de raad voor het afronden van de haalbaarheidstudie de intentie heeft uitgesproken CO2-, klimaat-, of energieneutraal te willen worden. In totaal hebben 7 gemeenten (Assen, Breda, Dalfsen, Eindhoven, Enschede, Tilburg, Zoetermeer) deze werkwijze aangehouden. Hierbij valt op dat Eindhoven aan de slag is gegaan met projecten van het uitvoeringsprogramma voordat de ambitie officieel was vastgesteld door het college. Tabel 17 geeft een overzicht en volgorde van de activiteiten ondernomen door gemeenten tijdens het opstellen van het klimaatbeleid. De nummers in de cellen geven de volgorde van stappen van het proces weer. De rode cellen geven aan dat een gemeente deze activiteit niet heeft ondernomen. Bij alle gemeenten, met uitzondering van Amersfoort, was het vasstellen van de beginsituatie (0-situatie) onderdeel van de haalbaarheidsstudie. Het opstellen van de beginsituatie was een aparte stap in het proces van Amersfoort. Verder is Texel de enige gemeente die de doelstelling ondertussen heeft aangepast. Ambitie/doel- Opstellen Uitvoeringspro- Ambitie Opstellen 0- Haalbaarheid- Opstellen stelling klimaatbeleids- gramma uitgesproken situatie studie visie vastgesteld plan opgesteld Amersfoort Assen Breda Dalfsen Eindhoven Enschede Groningen Lochem Nijmegen Texel Tilburg Wageningen Zoetermeer Tabel 16: Overzicht Procedure Opzetten Klimaatbeleid 50

51 6.3.4 MONITOREN Onderscheid tussen gemeenten welke al een monitoringssysteem hebben opgezet of duidelijkheid hebben hoe dit op te zetten en gemeenten welke dit nog niet hebben gedaan. Allereerst wordt ingegaan op die gemeenten welke al een monitoringssysteem hebben opgezet of weten hoe het monitoringssysteem er in de toekomst uit zal zien. In totaal 7 gemeenten (Amersfoort, Assen, Breda, Dalfsen, Groningen, Texel en Zoetermeer) berekenen de voortgang van het klimaatbeleid op basis van CO2-reductie door gebruik te maken van een (standaard) software programma. Deze software programma s berekenen per activiteit de (theoretische) reductie CO2. Nijmegen gaat monitoren op basis van energieverbruikcijfers. Zij hebben afspraken gemaakt met de energieleverancier om ieder jaar de energieverbruikcijfers te verkrijgen. Op deze manier kan Nijmegen de reductie van het energieverbruik berekenen op basis van werkelijke energieverbruik. Tilburg maakt gebruik van een combinatie een gestandaardiseerd monitoringssysteem en actuele verbruikscijfers. Monitoren op basis van werkelijke cijfers is nauwkeuriger dan gebruik maken van een gestandaardiseerd software programma. In dit laatste geval wordt voortgang gemeten op basis van genormeerde waarden. Het meten op basis van werkelijke cijfers is veel gecompliceerder en legt beslag op een relatief grote hoeveelheid middelen (capaciteit en geld). Er zal een afweging gemaakt moeten worden tussen nauwkeurigheid van het meten van de voortgang en de middelen welke beschikbaar worden gesteld voor monitoren. Het ziet ernaar uit dat de meeste gemeenten, gezien het beperkte aantal beschikbare middellen, de keuze hebben gemaakt (nog) niet te veel nadruk te leggen op monitoren en zich meer te richten op het opzetten van projecten en het continueren van projecten. Nijmegen en Tilburg zijn een andere mening toebedeeld. Zij willen het monitoringssysteem direct vanaf het begin een monitoringssysteem opzetten wat voor vele jaren gebruikt kan worden. Op deze manier kan vanaf het begin de voortgang nauwkeurig in kaart worden gebracht en corrigerende maatregelen worden genomen. De afweging kan ook worden teruggezien bij die gemeenten welke nog niet definitief duidelijk hebben hoe het monitoringssysteem opgezet gaat worden (Eindhoven, Enschede, Lochem, Soest en Wageningen). Eindhoven, Lochem en Soest geven aan dat gezien de beperkte middelen die beschikbaar zijn, zij nog niet al te veel aandacht zullen besteden aan het opzetten van een monitoringssysteem. Ten eerste wordt er aangegeven dat er nog niet heel veel te meten is. Slechts een aantal projecten zijn gerealiseerd en hebben niet geleid tot een grote reductie van de CO2 uitstoot. Ten tweede willen zij zoveel mogelijk middelen beschikbaar stellen voor het opzetten en continueren van projecten. 51

52 Wageningen kan gezien worden als een voorstander van de tweede benadering. Wageningen wil alle randvoorwaarden voor het goed kunnen uitvoeren van het klimaatbeleid ingesteld zijn voordat grote stappen in CO2-reductie worden gemaakt. Ook Wageningen is van mening dat de projecten die reeds zijn opgezet of in de nabije toekomst worden opgezet niet leiden tot een grote CO2 reductie. Grote klappers zullen pas in de toekomst gemaakt worden. Door het nu aanwenden van middelen voor het opzetten van alle randvoorwaarden denkt Wageningen in de toekomst deze grote klappers in goede banen te kunnen leiden. Monitoren is een van die randvoorwaarden en dit wordt dan ook erg serieus genomen. Wageningen speelt met het idee om in plaats van de uitstoot van broeikasgassen binnen de gemeentegrenzen, een actoren benadering centraal te stellen. Een actoren benadering houdt in dat de alle activiteiten van mensen woonachtig- en de bedrijven gevestigd binnen de gemeentegrenzen in ogenschouw worden genomen. Hieronder vallen ook de activiteiten van deze actoren buiten de gemeentegrenzen. Dit is een veel ruimere definitie dan de gebruikelijke definitie waarbij de activiteiten binnen de gemeentegrenzen in ogenschouw worden genomen. In totaal hebben 7 gemeenten een voortgangsrapportage uitgebracht. Deze gemeenten zijn Amersfoort, Assen, Breda, Groningen, Nijmegen, Tilburg en Zoetermeer. Met uitzondering van Zoetermeer willen deze gemeenten jaarlijks een voortgangsrapportage naar buiten brengen. Zoetermeer wil iedere 4 jaar een voortgangsrapportage uitbrengen. Eindhoven, Lochem, Soest en Wageningen verwachten binnen 3 jaar de eerste voortgangsrapportage te hebben uitgebracht. 6.4 HOE Activiteiten welke naar aanleiding van het klimaatbeleid werden uitgevoerd, momenteel worden uitgevoerd of uitgevoerd gaan worden in de toekomst kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën: bewustwording, energie besparing en duurzame energie. In deze paragraaf worden deze categorieën achtereenvolgens besproken. Aan het eind van deze paragraaf worden gemeenten ingedeeld op basis van het uitvoeren van activiteiten binnen deze categorieën BEWUSTWORDING Gemeenten hebben veel aandacht besteed aan het vergroten van bewustwording onder inwoners and bedrijven. Er zijn twee duidelijke redenen waarom de activiteiten ter bevordering van bewustwording juist op deze twee groepen is gericht. Allereerst geven onderzoeken (uitgevoerd door derden in opdracht van een gemeente) naar de veroorzakers van broeikasgassen aan dat inwoners en bedrijven, al dan niet samen met verkeer, de grootste veroorzakers zijn. In tegenstelling tot verkeer, verwachten gemeenten invloed te kunnen uitoefenen op inwoners en bedrijven. Gemeenten verwachten door zich te richten op inwoners en bedrijven een groot gedeelte van de uitstoot van broeikasgassen te kunnen reduceren. 52

53 In totaal hebben 6 gemeenten campagnes opgezet om bewustwording onder inwoners omtrent duurzaamheid te vergroten (Breda, Enschede, Groningen, Lochem, Nijmegen, and Texel). Enschede en Lochem hebben hun duurzaamheidcampagnes gericht op schoolkinderen. Zij zijn van mening dat het duurzaam denken aan te leren bij kinderen leidt tot voordelen op de lange termijn. Bovendien verwachten deze gemeenten dat kinderen het beste in staat zijn om het gedrag van hun ouders te beïnvloeden. Alle gemeenten, behalve Assen, hebben een campagne opzet om bewustwording te creëren onder particuliere huisbezitters. Zij werden geïnformeerd middels allerlei media (internet, pamfletten, krantartikelen etc.). Veel campagnes starten met het organiseren van een bijeenkomst waar bewoners bewust werden gemaakt van het klimaatprobleem; dat ook zij bijdragen aan het klimaatprobleem; en dat zij maatregelen kunnen nemen om het klimaatprobleem tegen te gaan. Maar het belangrijkste argument gebruikt om bewoners over te halen maatregelen uit te voeren is het feit dat deze maatregelen ook leiden tot een kostenvoordeel: energiebesparende maatregelen leiden namelijk tot een lagere energierekening. In veel gevallen werd tijdens de bijeenkomst een thermo-scan laten zien welke de huiseigenaren duidelijk moest maken hoeveel warmte, en dus energie, verspilt werd. Hierna vertelden bouwexperts welke energiebesparende maatregelen zoal uitgevoerd konden worden, hoeveel dit kost, en hoeveel bespaard kan worden op de energierekening. Na deze bijeenkomst konden huiseigenaren zich in veel gevallen opgeven voor energieadvies op maat. In dit geval bezoekt een Energie Besparing Adviseur de geïnteresseerde waarbij hij/zij de rendabele energiebesparingsmaatregelen, kosten, en het energiebesparingpotentieel in kaart brengt. Wanneer huiseigenaren geïnteresseerd waren in het uitvoeren van de energiebesparende maatregelen, konden offertes worden aangevraagd. In veel gemeenten was er sprake van ontzorgen. Dit betekent dat het gehele traject van offerte aanvraag, uitvoeren van de energiebesparende maatregelen en eventuele subsidie aanvraag, uit handen werden genomen van de huiseigenaar. Door al het regel werk uit handen van de huiseigenaar te nemen, hoopte gemeenten en de bouwsector een belangrijke drempel voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen weg te nemen. Zoetermeer heeft met de bouw van een energieneutrale stadsboerderij nog een andere manier om inwoners bewuster te maken van de mogelijkheden voor energiebesparing. Deze boerderij, welke vrij toegankelijk is, laat allerlei mogelijkheden zien voor het besparen van energie als ook het opwekken van duurzame energie. Enschede en Lochem richten hun bewustwordingscampagne op huurders. Over het algemeen hebben huurders een lager inkomen dan particuliere huiseigenaren. Een verhoging van de 53

54 energielasten zou hen hierdoor harder raken dan het gemiddelde huishouden. Het zou kunnen leiden tot het in financiële problemen van mensen in deze groep. In de meeste gevallen zijn deze campagnes opgezet als pilot. Gemeenten willen informatie verkrijgen wat de beste manier is om inwoners te stimuleren om besparende maatregelen door te voeren. De meeste campagnes richtten zich op bepaalde wijken. In de meeste gevallen werden die wijken uitgekozen met het grootste besparingspotentieel. Helaas hebben de campagnes niet geleid tot het gewenste effect. Alle gemeenten geven aan dat ondanks de hoge opkomst tijdens bewonersavonden, er relatief weinig maatwerkadviezen zijn aangevraagd. Het aantal huizen waar daadwerkelijk energiebesparende maatregelen zijn uitgevoerd is zelfs lager. Desalniettemin willen veel gemeenten doorgaan met deze campagnes. Amersfoort, Enschede, Groningen, Soest en Tilburg hebben een campagne opgezet om bewustwording onder bedrijven te vergroten. In de meeste gevallen werd een energiescan van de bedrijven gemaakt. Volgens gemeenten zien bedrijven het doorvoeren van energiebesparende maatregelen als kosten, terwijl het een investering is. Een veelgehoorde kreet van gemeenten: Bedrijven zijn bereid te investeren in producten met een terugverdienperiode van 5 jaar, waarom dan niet bereid te investeren in energiebesparende maatregelen met een terugverdienperiode van 5 jaar? Voordat gemeenten een stap extra zetten ten behoeve van klimaatverandering, moeten zij ervan overtuigd zijn dat klimaatverandering kansen bied. Indien bedrijven doordrongen zijn van de mogelijkheden leidt dit vaak niet tot het daadwerkelijk op de markt brengen van nieuwe diensten of producten. Tilburg heeft dit probleem onderkend en denkt een oplossing te hebben. Tilburg ziet dat er veel ideeën zijn bij bedrijven, maar dat de juiste partijen bij elkaar moeten worden gebracht om het idee daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. Teneinde partijen bij elkaar te brengen heeft Tilburg sinds juli 2010 het Klimaatbureau geopend. Dit bureau zal in eerste instantie de rol vervullen als tussenpersoon om de juiste partijen met elkaar in contact te brengen. Bedrijven met een idee nemen contact op met het klimaatbureau wat vervolgens aangeeft welke personen het bedrijf het beste kan benaderen. Alle gemeenten benadrukken de noodzaak van het verkrijgen van draagvlak voor het klimaatbeleid in de eigen organisatie. Het aantal medewerkers dat officieel is toegewezen aan de uitvoering van het klimaatbeleid kunnen nooit alleen de doelstellingen van het klimaatbeleid verwezenlijken. De gehele organisatie moet doordrongen zijn van de noodzaak van het klimaatbeleid en duurzaamheid zal in alle gemeentelijke activiteiten terug moeten komen. Toch zijn er geen grootschalige campagnes opgezet om draagvlak te creëren onder alle medewerkers. Eindhoven heeft aangegeven te willen starten met zo n campagne. 54

55 6.4.2 ENERGIEBESPARING Er zijn twee categorieën activiteiten welke zich richten op energiebesparing. De eerste categorie richt zich op bedrijven. De tweede categorie activiteiten richt zich op de gebouwde omgeving. Deze categorieën worden achtereenvolgens beschreven. Binnen de categorie gericht op bedrijven, worden twee soorten activiteiten genoemd. Allereerst worden convenanten opgezet met bedrijven. Nijmegen is zo n voorbeeld. Nijmegen heeft een convenant opgesteld samen met 16 van de grootste bedrijven in de stad. Er is een energiebesparing van 3% per jaar afgesproken voor een periode van 3 jaar. Voor ieder deelnemend bedrijf is een CO2-footprint opgesteld om de beginsituatie in kaart te brengen. De tweede activiteit heeft te maken met handhaving. Milieuwetgeving schrijft voor de bepaalde bedrijven energiebesparende maatregelen met een terugverdienperiode van 5 jaar verplicht moeten uitvoeren. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor handhaving van deze wetgeving. In veel gevallen handhaving schiet de handhaving door gemeenten te kort. Gemeenten hebben simpelweg niet de capaciteit om alle bedrijven te controleren. Amersfoort en Dalfsen geven aan in de toekomst meer energie te steken in handhaving. In de categorie gebouwde omgeving vinden veel meer activiteiten plaats. Deze activiteiten kunnen in 3 groepen worden onderverdeeld: particuliere huizen, woningcorporaties en nieuwe gebouwen. In paragraaf is besproken dat gemeenten huiseigenaren willen stimuleren om energiebesparende maatregelen te nemen. Naast het voeren van campagnes om bewustwording te creëren willen gemeenten huiseigenaren stimuleren door het aanbieden van subsidies bovenop de al landelijk geldende subsidies, het verstrekken van duurzaamheidleningen (met een zeer laag rentepercentage) en het al eerder genoemde ontzorgen. Veel gemeenten onderkennen het besparingpotentieel dat gerealiseerd kan worden in de categorie huurwoningen. In totaal hebben 5 gemeenten (Amersfoort, Dalfsen, Enschede, Nijmegen, and Tilburg) een convenant gesloten met woningcorporaties om de panden in hun beheer energie zuiniger te maken. Wageningen wil in de toekomst een convenant opzetten met woningcorporaties. Breda maakt afspraken met woning corporaties over het uitvoeren van bepaalde grootschalige renovatieprojecten. Dit betekent dat per renovatieproject afspraken worden gemaakt. Eindhoven is bezig om vergelijkbare afspraken te maken voor de toekomst. Het bouwen van nieuwe energiezuinige gebouwen is relatief eenvoudig doordat geen rekening hoeft te worden gehouden met de bestaande constructie en de meest energiezuinige technieken kunnen worden toegepast. In de praktijk zijn nieuwe gebouwen 55

56 minder energiezuinig dan gemeenten zouden willen. Dit heeft voornamelijk te maken met de bouweisen m.b.t. energiegebruik van nieuwe gebouwen zoals die door de overheid gesteld worden. Deze eisen zouden volgens gemeenten best wat strenger mogen zijn. Voor gemeenten is het heel moeilijk om projectontwikkelaars, bouwbedrijven en particuliere huizenbouwers te dwingen om energie-efficiëntere gebouwen te bouwen dan de geldende overheidsnormen. Het bouwen van energie-efficiëntere gebouwen gebeurd dan ook alleen wanneer de opdrachtgever hiermee vrijwillig instemt. De financiële crisis draagt ook niet bij aan het aandeel energie-efficiënte nieuwe gebouwen. Er is minder vraag naar nieuwe gebouwen en potentiële kopers zijn prijsgevoeliger. Hierdoor zijn een flink aantal projecten voor het bouwen van energie-efficiënte gebouwen en wijken voor de komende tijd in de ijskast gezet. In totaal hebben 4 gemeenten (Breda, Groningen, Tilburg en Zoetermeer) in het verleden één of meerdere energie-efficiënte nieuwbouwwijken gebouwd of zijn deze op dit moment aan het bouwen. In the nabije toekomst zullen Groningen, Lochem, Nijmegen en Soest bovendien starten met de bouw van energie-efficiënte woonwijken. Eindhoven en Tilburg hebben plannen welke verder gaan dan energie-efficiënt. Eindhoven is bezig met het plan om een energie neutrale woonwijk met 450 huizen te bouwen (Bliksembos Noord-Oost) en Tilburg wil een klimaatneutraal bedrijven terrein gaan bouwen (Vossenberg West 2) DUURZAME ENERGIE In totaal hebben 6 gemeenten een project afgerond of zijn bezig met de uitvoering van een project gericht op het produceren van duurzame energie: Amersfoort, Eindhoven, Groningen, Texel, Tilburg, en Zoetermeer. Er zijn 4 verschillende manieren gebruikt om duurzame energie op te wekken: zonne-energie, wind energie, biomassa en geothermie. In de nabije toekomst worden er nog allerlei projecten gestart in de gemeenten Breda, Dalfsen, Eindhoven, Groningen, Lochem, Nijmegen, Texel, Tilburg, en Zoetermeer. Sommige gemeenten hebben dus in het verleden al duurzame projecten opgestart; voor ander gemeenten zal het de eerste keer worden. Vooral de projecten gericht op windenergie stuiten op weerstand van de locale bevolking. Omwonende vaak tegen zo n horizonvervuiler in de buurt. Financiële compensatie of de mogelijkheid aandeelhouder te worden van windturbines lijken een goede oplossing tegen de weerstand van omwonenden CLASSIFICEREN VAN GEMEENTEN Gebaseerd op welke activiteiten reeds ondernomen zijn door gemeenten of welke momenteel worden uitgevoerd binnen deze 3 categorieën (bewustwording, energiebesparing en duurzame energie) is een onderverdeling gemaakt tussen gemeenten. Tabel 18 geeft een overzicht van deze onderverdeling. Categorie A bevat gemeenten welke reeds activiteiten ondernomen hebben of momenteel uitvoeren welke vallen binnen alle drie de categorieën ( bewustwording, energiebesparing en duurzame energie ). In categorie A zitten Amersfoort, Eindhoven, Groningen, Texel, Tilburg, en Zoetermeer. Categorie B bevat gemeenten welke activiteiten hebben ondernomen of momenteel uitvoeren welke vallen 56

57 binnen bewustwording en energiebesparing. Categorie B bevat de gemeenten Breda, Dalfsen, Enschede, Lochem, Nijmegen en Wageningen. Alle gemeenten in deze categorie hebben plannen om in de nabije toekomst duurzame energie projecten op te starten. Categorie C bevat gemeenten welke activiteiten hebben ondernomen welke vallen binnen bewustwording of energiebesparing. Soest heeft activiteiten ondernomen gericht op het creëren van bewustwording onder inwoners and bedrijven; Assen heeft zich gericht op energiebesparing. Cat. A Gemeente Amersfoort Eindhoven Groningen Past Bewustwording Energiebesparing Energiebesparing Duurzame energie Duurzame energie Present Bewustwording Bewustwording Bewustwording Energiebesparing Energiebesparing Energiebesparing Duurzame energie Duurzame energie Future Bewustwording Energiebesparing Energiebesparing Energiebesparing Duurzame energie Duurzame energie Duurzame energie Gemeente Texel Tilburg Zoetermeer Past Bewustwording Energiebesparing Bewustwording Energiebesparing Present Bewustwording Bewustwording Bewustwording Duurzame energie Duurzame energie Energiebesparing Duurzame energie Future Bewustwording Energiebesparing Duurzame energie Duurzame energie Duurzame energie Cat. B Gemeente Breda Dalfsen Enschede Past Bewustwording Energiebesparing Bewustwording Present Energiebesparing Bewustwording Bewustwording Energiebesparing Energiebesparing Future Bewustwording Energiebesparing Bewustwording Duurzame energie Duurzame energie Energiebesparing Gemeente Lochem Nijmegen Wageningen Past Bewustwording Bewustwording Bewustwording Energiebesparing Present Energiebesparing Bewustwording Bewustwording Energiebesparing Energiebesparing Future Energiebesparing Bewustwording Bewustwording Duurzame energie Duurzame energie Energiebesparing Duurzame energie 57

58 Cat. C Gemeente Assen Soest Past Energiebesparing Bewustwording Present Future Bewustwording Bewustwording Duurzame energie Energiebesparing Tabel 17: Overzicht Categorieën Gemeenten o.b.v. ondernomen activiteiten Het classificeren van gemeenten is geen indicatie voor de voortgang welke is gemaakt in het bereiken van de doelstelling van een gemeente. Voortgang is naar de ondernomen activiteiten afhankelijk van andere aspecten. Allereerst speelt de opgestelde ambitie/doelstelling een rol. In geval de ambitie/doelstelling CO2- of klimaatneutraal is opgesteld, kunnen gemeenten bijvoorbeeld besluiten restemissie te compenseren. Daarnaast speelt de totale uitstoot van broeikasgassen (of CO2) een grote rol: De gemeenten die een hoge uitstoot hebben van broeikasgassen, zullen meer moeten reduceren om de uiteindelijke doelstelling te kunnen realiseren. Bovendien leid het uitvoeren van activiteiten gericht of energiebesparing en duurzame energie niet automatisch tot een grotere reductie van broeikasgassen dan het uitvoeren van activiteiten enkel gericht op energiebesparing. Het ondernemen van activiteiten binnen alle drie de categorieën is een indicatie voor de volwassenheid van het klimaatbeleid. Energiebesparing en duurzame energie opwekking zijn de twee belangrijkste pijlers van de trias energetica. De trias energetica is een zeer belangrijke leidraad voor ieder klimaatbeleid. Het ondernemen van zowel activiteiten welke zowel gericht zijn op energiebesparing als duurzame energie opwekking is een indicatie van een meer volwassen energiebeleid in vergelijking tot een energiebeleid waarbij tot op heden enkel energiebesparende maatregelen zijn genomen HOE DE NEDERLANDSE OVERHEID KAN HELPEN Gemeenten zijn gevraagd hoe zij denken dat de Nederlandse overheid hen kan helpen in het bereiken van hun ambitie of doelstelling. In totaal zijn er 9 overheidsmaatregelen genoemd. Figuur 11 geeft een overzicht van deze 9 maatregelen en het percentage van het aantal gemeenten dat deze maatregel heeft genoemd. De meest genoemde overheidsmaatregel (door 57% van de gemeenten) is het opzetten van strengere eisen met betrekking tot bestaande- als ook nieuwbouw. Voor nieuwbouw zijn er al eisen opgesteld voor het energiezuiniger maken van gebouwen, alleen zijn deze eisen niet heel vergaand. In paragraaf is al beschreven dat het bouwen van gebouwen welke energiezuiniger zijn dan de daarvoor gestelde norm zeer moeilijk te realiseren is doordat gemeenten geen pressiemiddelen hebben om druk uit te oefenen. Strengere eisen aan nieuwbouw vanuit de overheid verplicht opdrachtgevers om energiezuinigere gebouwen te laten bouwen. 58

59 Momenteel worden aan bestaande bouw geen eisen met betrekking tot het energiegebruik gesteld. Het kostenvoordeel dat te behalen is door het nemen van energiebesparende maatregelen is niet genoeg om huiseigenaar ervan te overtuigen deze daadwerkelijk uit te laten voeren. Indien er energie-efficiënte normen worden gesteld aan bestaande gebouwen zullen die gebouwen die niet voldoen aan de norm verplicht energiebesparende maatregelen moeten doorvoeren. Gezien het enorme besparingspotentieel in de bestaande bouw, kan het invoeren van deze overheidsmaatregel een zeer groot effect hebben. (Figuur 9: Gewenste Overheidsmaatregelen) 50% van de gemeenten is van mening dat het opstellen van een feed-in tarief het investeren in duurzame energieproductie enorm zal stimuleren. Het feed-in tarief bestaat uit drie elementen: 1) Gegarandeerde toegang tot het netwerk; 2) Lange termijn contracten voor de geproduceerde energie; 3) Verkoopprijzen die gekoppeld zijn aan de kosten voor het opwekken van duurzame energie ( 3). In Duitsland is het feed-in tarief een groot succes. Toch zijn niet alle gemeenten voorstander van het Duitse variant van het feedin tarief. In totaal is 36% van de gemeenten van mening dat een consistent subsidie beleid zal leiden tot een toename van investeringen in energiebesparende maatregelen en duurzame energie productie door inwoners en bedrijven. Momenteel zijn er verschillende soorten subsidie beschikbaar voor inwoners en bedrijven. Het probleem is de inconsistente manier waarop deze subsidies beschikbaar zijn. Op het ene moment is de subsidieloket geopend en kan aanspraak gemaakt worden op de subsidie; het andere moment is de subsidieloket gesloten en kan er dus geen aanspraak worden gemaakt op de subsidie. Hierdoor weten inwoners en bedrijven niet waar ze aan toe zijn. In veel gevallen weerhoudt het inconsistente 59

60 subsidiebeleid tot het overgaan op investeren. Dit is ook een van de redenen waarom 29% van de gemeenten heeft aangegeven dat zij meer verantwoordelijkheid willen zodat zij de subsidieaanvraag zelf kunnen behandelen. Een aantal gemeenten (21%) gaf aan het vergroenen van het belastingsysteem een effectieve overheidsmaatregel zou zijn. Het principe van de vervuiler betaald zou leidend moeten zijn voor dit nieuwe belastingsysteem. Het principe is heel simpel: diegene die veel bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen betalen veel belasting; diegene die weinig bijdragen betalen minder. Dit leidt toe dat de vervuiler wordt gestraft en diegene die groen doet wordt beloond. Volgens 14% van de geïnterviewde gemeenten, zou de Nederlandse een uitgebreide, alomvattende duurzaamheidcampagne moeten opstarten. De Nederlandse overheid moet de urgentie van het klimaatprobleem krachtig naar buiten uitdragen en het publiek duidelijk maken dat er daadwerkelijk vooruitgang wordt geboekt in het oplossen van het klimaatprobleem. Gemeenten zouden kunnen aanhaken bij deze nationale campagne door het opzetten van lokale campagnes welke in lijn zijn met de nationale campagne. Wederom 14% van de gemeenten is voorstander van strenge milieuwetgeving voor bedrijven. Bijvoorbeeld: de regels voor het nemen van energiebesparende maatregelen zouden kunnen worden aangescherpt. Voor een groot aantal bedrijven geldt momenteel dat zij alle energiebesparende maatregelen met een terugverdienperiode van 5 jaar verplicht moeten uitvoeren. Volgens deze gemeenten zou deze terugverdienperiode best verhoogd mogen worden naar 10 jaar. Een gemeente geeft aan dat de bureaucratie bij de Nederlandse overheid best minder mag. Nu wordt er zeer weinig ruimte gegeven voor het opzetten van innovatieve projecten voor het opwekken van duurzame energie, omdat er simpelweg teveel regelgeving is waaraan moet worden voldoen. Zelfs wanneer een project voldoet aan de regels is het zeer tijdrovend om toestemming te krijgen om het project uit te voeren. Dit is een drempel om innovatieve projecten op te starten. Een ander gemeente geeft aan dat het graag zou zien dat cijfers over het daadwerkelijke energieverbruik vrij gegeven wordt voor gemeenten. Het CBS geschikt over deze cijfers. Wanneer een databank beschikbaar zou komen waar gemeenten het energieverbruik van hun inwoners en bedrijven zou kunnen vinden, zou dit hen ontzettend helpen in het meten van de vooruitgang van het klimaatbeleid. 60

61 7 CONCLUSIE 7.1 OVERZICHT ONDERZOEKSRESULTATEN Tabel 18 geeft een overzicht van de bevindingen van dit onderzoek per gemeente. Allereerst wordt het soort ambitie of doelstelling (CO2-, klimaat-, of energieneutraal) vermeld. Ten tweede vermeld tabel 18 de aanpak van de gemeente bij het opzetten van het klimaatbeleid. Hierin zijn 2 benaderingen te onderscheiden. De eerste benadering kan worden getypeerd als hands on : allereerst wordt de ambitie of doelstelling vastgesteld en wordt begonnen met het opstellen van het klimaatbeleid. Nadat de doelstelling is opgesteld wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de doelstelling. Een alternatieve tweede benadering kan worden getypeerd als doordacht : Allereerst wordt onderzocht welke ambitie/doelstelling realistisch is of wordt gekeken hoe een bepaalde ambitie/doelstelling gerealiseerd kan worden. Daarna wordt de ambitie/doelstelling officieel goedgekeurd door het college. Ten derde worden de motieven weergegeven om het klimaatbeleid op te zetten en te continueren. Het meest genoemde motief voor het opstellen van een ambitieus klimaatbeleid is dat gemeenten hun verantwoordelijkheid willen nemen en zelf stappen willen ondernemen om het klimaatprobleem te verminderen. Motieven hiervoor zijn uitgebreid besproken in paragraaf 4.2. Gemeente Amersfoort Tilburg Zoetermeer Groningen Texel Doelstelling Doelstelling Doelstelling Ambitie/ Ambitie CO2 Ambitie Energy CO2 Neutraal Climate Energy Doelstelling Neutraal 2030 Neutraal Neutraal 2045 Neutraal 2025 Opzetten klimaatbeleid Hands on Berekenend Berekenend Hands on Hands on Motieven Verantwoordelijkheid X X X X X Energielasten X X X X Imago X X X X Werkgelegenheid X X X Onafhankelijkheid X X X X Subsidie X Andere gemeenten X X X Leefomgeving X Vestigingsklimaat X Categorie Cat. A Cat. A Cat. A Cat. A Cat. A Voortgangsrapport Verwachting 2010 Tabel 18: Overzicht Resultaten per Gemeente 61

62 Gemeente Eindhoven Breda Nijmegen Dalfsen Enschede Ambitie Energy Neutraal Doelstelling Doelstelling Doelstelling Ambitie CO2 Ambitie/ 2035/2045 Climate Climate CO2 Neutraal Neutraal (no Doelstelling (excl/incl Neutraal 2044 Neutraal year) traffic) Opzetten klimaatbeleid Berekenend Berekenend Hands on Berekenend Berekenend Motieven Verantwoordelijkheid X X X X X Energielasten X X X X Imago X X X X Werkgelegenheid X X X Onafhankelijkheid X X X Subsidie X X Andere gemeenten X X Leefomgeving X Vestigingsklimaat X Categorie Cat. A Cat. B Cat. B Cat. B Cat. B Voortgangsrapport Verwachting Verwachting Gemeente Lochem Wageningen Assen Soest Doelstelling Ambitie/ Ambitie Climate Ambitie CO2 Ambitie Climate Climate Doelstelling Neutraal 2030 Neutraal 2020 Neutraal 2030 Neutraal 2030 Opzetten klimaatbeleid Hands on Hands on Berekenend Hands on Motieven Verantwoordelijkheid X X X X Energielasten X X X Imago X X Werkgelegenheid X X Onafhankelijkheid X Subsidie X X X X Andere gemeenten X X Leefomgeving X Vestigingsklimaat Categorie Cat. B Cat. B Cat. C Cat. C Voortgangsrapport Verw. >2011 Verw. > Onbekend Tabel 18: Overzicht Resultaten per Gemeente (vervolg) Verder worden gemeenten onderverdeeld in categorieën aan de hand van de activiteiten welke ondernomen zijn. Gemeenten in categorie A hebben activiteiten ondernomen of ondernemen momenteel activiteiten gericht op bewustwording, energiebesparing en duurzame energie. Categorie B gemeenten hebben activiteiten ondernomen of ondermenen 62

63 momenteel activiteiten gericht op bewustwording en energiebesparing. Alle gemeenten in categorie B hebben concrete plannen om in de nabije toekomst te starten met het produceren van duurzame energie. Gemeenten in categorie C hebben activiteiten ondernomen gericht op bewustwording of energiebesparing. Zoals eerder aangegeven is paragraaf 4.4. is de klassenindeling geen indicatie voor de voortgang die binnen de gemeente gemaakt is als gevolg van het gevoerde klimaatbeleid. Een aantal projecten gericht op energiebesparing kunnen, zeker op de korte termijn bezien, een grotere reductie in broeikasgassen opleveren dan een combinatie van projecten gericht op energiebesparing en het opwekken van duurzame energie. De categorisering is een indicatie voor de volwassenheid van het gevoerde klimaatbeleid tot nu toe. Tenslotte kan in tabel 18 teruggevonden worden wanneer gemeenten voor het eerst een voortgangsrapportage hebben uitgebracht of wanneer gemeenten van plan zijn dit voor het eerst te gaan doen. Door het opzetten van een voortgangsrapportage hebben gemeenten een idee van de voortgang welke is gemaakt en kunnen eventueel corrigerende maatregelen nemen. Indien gemeenten een voortgangsrapportage op gaan stellen of al hebben opgesteld en dat blijven doen is dit ook een indicatie voor de volwassenheid van het klimaatbeleid. Dit onderzoek heeft een aantal bevindingen opgeleverd. Allereerst is een ambitieuze klimaatdoelstelling door gemeenten niet opgesteld omdat externe partijen hierop hebben aangedrongen. De ambitie of doelstelling om CO2-, klimaat-, of energieneutraal te worden gaat verder dan de afspraken gemaakt tussen VNG en de Nederlandse overheid. Ook is er geen druk uitgeoefend door de twee belangrijkste groepen waarop het klimaatbeleid van gemeenten gericht is, namelijk inwoners en bedrijven. De motivatie om een ambitieus klimaatbeleid op te stellen komt vanuit de gemeentelijke organisatie. Een wethouder, al dan niet gesteund door beleidsmedewerkers, of de gemeenteraad heeft het onderwerp op de politieke agenda gebracht. Gemeenten geven aan het belangrijk te vinden verantwoordelijkheid te nemen door zelf actie te ondernemen. Men is daarbij kennelijk genegen de nek uit te steken. Waarom? Wanneer gekeken wordt naar de motieven welke genoemd zijn om een ambitieus klimaatbeleid op te stellen en uit te voeren, zijn het merendeel van de motieven van strategische aard. Het opzetten van een ambitieus klimaatbeleid kan namelijk leiden tot voordelen voor de twee belangrijkste groepen in gemeenten, de inwoners en bedrijven. Strategische motieven die genoemd zijn betreffen lastenverlaging (op langere termijn) voor burgers en bedrijven, verhoging van de leefkwaliteit, verhoging van de werkgelegenheid, verminderen van afhankelijkheid e.d.. Het is ook logisch dat deze strategisch motieven vaak genoemd zijn: wat goed is voor inwoners en bedrijven is immers ook goed voor de gemeente. Daarnaast is het aanspraak kunnen maken op bepaalde subsidies die dat 63

64 vereisten voor een aantal gemeente een motivatie geweest om een ambitieus klimaatbeleid op te stellen en uit te gaan voeren. Er is een duidelijk tweedeling in de manier waarop gemeenten omgaan met het thema monitoring. De eerste groep gemeenten hecht momenteel weinig waarde aan een uitgebreid en accuraat monitoringssysteem. Deze groep maakt gebruik van een monitoringssysteem gebaseerd op kengetallen of is van plan in de toekomst zo n monitoringssysteem te gaan gebruiken. Zij zijn de komende tijd niet bereid veel middelen te investeren in monitoring. Allereerst geven zij als rede hiervoor dat er nog weinig te monitoren valt; er wordt immers nog weinig voortgang geboekt in het bereiken van de klimaatdoelstelling. Ten tweede geeft deze groep aan dat gezien de beperkte middelen welke beschikbaar zijn voor de uitvoer van het klimaatbeleid, zij zoveel mogelijk middelen beschikbaar stellen aan het opstarten en continueren van projecten. Veel gemeenten geven namelijk aan dat het opstarten van projecten niet het grootste probleem is. Door het gebrek aan middelen (tijd, geld, capaciteit) is het draaiende houden van lopende projecten een groter probleem. De tweede groep gemeenten heeft veel middelen geïnvesteerd in het opzetten en ontwikkelen van een uitgebreid en accuraat monitoringssysteem. De gemeenten zien monitoring gebaseerd op betrouwbare gegevens als een belangrijk middel om de voortgang van het klimaatbeleid te meten en eventueel corrigerende acties te ondernemen. De eerste groep is zich ervan bewust dat de uitvoer van het klimaatbeleid nog niet heeft geleid tot grote stappen in de richting van de klimaatdoelstelling, waardoor de noodzaak van accuraat monitoren nog niet daar is. De tweede groep is van mening dat monitoren een van de belangrijke randvoorwaarden en instrumenten is voor een goed klimaatbeleid. Een accuraat monitoringssyteem dient geïnstalleerd te zijn voordat grote klappers gemaakt gaan worden. Op basis van de activiteiten welke zijn ondernomen door gemeenten en de voortgang die dit heeft opgeleverd, moet geconcludeerd worden dat gemeenten aan het begin staan van het traject om CO2-, klimaat-, of energieneutraal te worden. Van de totale benodigde hoeveelheid reductie in broeikasgassen (of CO2-uitstoot) is namelijk slechts een klein gedeelte gerealiseerd. De belangrijkste rede voor deze ietwat teleurstellende resultaten is het gebrek aan participatie van inwoners en bedrijven. Gemeenten hebben al een grote hoeveelheid middelen geïnvesteerd in het verhogen van bewustwording en het stimuleren en overtuigen van inwoners en bedrijven om maatregelen te nemen, ook zijn er al vele interessante initiatieven opgezet. Dit alles heeft echter nog niet geleid tot significante resultaten, ook omdat de opgave naar verhouding erg groot is. 7.2 VISIE Er zijn drie ontwikkelingen die de participatie van inwoners en bedrijven de komende jaren kunnen doen toenemen. Allereerst zal de participatie toenemen wanneer de prijzen van traditionele energie blijven stijgen. Zolang olie en grijze stroom in verhouding tot duurzame 64

65 energie nog aantrekkelijker zijn, zullen inwoners en bedrijven vasthouden aan traditioneel gedrag. Wanneer er een duidelijk kostenvoordeel gaat ontstaan, zullen energiebesparende maatregelen worden genomen en zal de overstap worden gemaakt op duurzaam geproduceerde energie. Een tweede ontwikkeling betreft innovatie in energiebesparende maatregelen en duurzame energie productie. Innovatie kan namelijk leiden tot kostprijsreductie van bestaande technieken en ontwikkeling van nieuwe, effectievere en efficiëntere technieken. De kosten van energiebesparende maatregelen en duurzame energie productie moet worden afgezet tegen de prijs van traditionele energiebronnen. Het creëren van een kostenvoordeel is namelijk afhankelijk van de prijs van traditionele energie. Investeren in energiebesparende maatregelen of duurzame energie productie kan leiden tot een kostenvoordeel wanneer de kosten van de energiebesparende maatregelen lager zijn dan de waarde van de bespaarde traditionele energie. Een vaak gebruikte methode om te bepalen of energiebesparende maatregelen of duurzame energieproductie leiden tot kostenbesparing is de terugverdienperiode. Dit is de periode waarbinnen de investering in energiebesparende maatregelen is terugverdiend als gevolg van besparingen op energiekosten. Innovaties kunnen dus leiden tot het verkorten van de terugverdienperiode wat een positief effect heeft op de bereidheid tot investeren. Daarnaast kunnen bedrijven zichzelf uitdagen en zich onderscheiden met nieuwe producten voor deze markt, zodat deze ontwikkelingen autonoom zullen blijven plaatsvinden zolang de dreiging van toenemende energieprijzen boven de markt blijft hangen. Een derde ontwikkeling is het stimuleringsbeleid en de op het klimaatbeleid gerichte regelgeving door de Nederlandse overheid. De overheid moet haar afspraken op gemeentelijk-, nationaal-, en mondiaal niveau nakomen en zal er ook steeds beter in slagen hiervoor de juiste instrumenten te vinden. Samengevat is een ambitieuze klimaatdoelstelling alleen maar te realiseren als het prijsverschil tussen energie uit fossiele brandstoffen of duurzame bronnen groter wordt en de energie uit fossiele brandstoffen duur wordt. Op dat moment mag verwacht worden dat burgers initiatieven zullen gaan nemen voor energiebesparing (kostenreductie) of marktgerichte activiteiten (eigen inkomsten). Bedrijven willen groeien en zullen de nieuwe markt middels innovatie van eigen producten en diensten kunnen betreden. De overheid kan deze ontwikkelingen, waar nodig, een impuls geven. Het gaat dus om Initiatieven, Innovatie en Impuls om de transitie in werking te brengen. Figuur 10 laat deze Trias Innervatie zien: een schematisch overzicht zien hoe de succesvolle samenwerking tussen overheid, burgers en het bedrijfsleven kunnen leiden tot succesvolle locale duurzame 65

66 energiebedrijven/bedrijvigheid (LDEB s) die ieder voor zich zullen willen groeien en daardoor gezamenlijk de doelstellingen kunnen gaan realiseren. Trias Innervatie Energie uit fossiele brandstoffen Energieprijs Duurzame energie Lokale duurzame energiebedrijven Figuur 10: Trias Innervatie Gemeenten hebben een grote invloed op het tot stand komen van LDEB s. Gemeenten kunnen allereerst een impuls geven aan het opzetten van een LDEB door burgers uit te dagen met initiatieven te komen en bedrijven uit te dagen te innoveren. De beste ideeën zou zij kunnen belonen met een financiële bijdrage. Hiervoor moet dan wel een instrument worden ontwikkeld, de Climate Rate of Return (CRR), waarmee business cases kunnen worden beoordeel op rendement in termen van %energiebesparing en %duurzame energie dat met het plan behaald kan worden in 2020 voor elke ingelegde Euro. Feitelijk is dit het principe op de markt is uw gulden een daalder waard. Middels het instellen van een revolving fund kan de gemeente deze financiële impuls zodanig vormgeven dat LDEB s die eenmaal succesvol zijn het ingelegde geld al of niet met rente weer terugbetalen zodat nog meer LDEB s gefinancierd kunnen worden. Aanvullend op deze maatregelen kunnen gemeenten het proces van het opzetten van een LDEB faciliteren. Gemeenten kunnen bepaalde randvoorwaarden creëren, zoals het toewijzen van een locatie, het geven van concessies en het stellen van eisen aan nieuwbouw, bestaande bouw en bedrijventerrein. Ook kan zij als launching customer optreden en op deze wijze LDEB s van werk voorzien. Gemeenten kunnen bovendien fungeren als een spin in het web door informatie aan te dragen en door informatie uitwisseling tussen verschillende partijen in de LDEB te faciliteren. Kortom impuls mogelijkheden zijn er legio. Lokale omstandigheden bepalen in grote mate het kostenvoordeel dat bereikt kan worden met energiebesparende maatregelen en duurzame energieproductie ten opzichte van 66

67 traditionele energiebronnen. Vandaar dat in de Trias Innervatie de prijs van energiebesparende maatregelen en duurzame energieproductie gepresenteerd wordt met een bandbreedte. Naar mate het succes van LDEB s toeneemt zal de prijs van energiebesparende maatregelen en duurzame energieproductie afnemen. Dit kostenvoordeel kan weer leiden tot een verdere toename van participatie van inwoners en bedrijven. Het is dus zaak voor de overheid om nu in de beginfase van de transitie zoveel mogelijk LDEB s te zaaien die dan overig enige jaren gezamenlijk maar zelfstandig en in eigen belang de klus gaan klaren. De aanbevelingen voor de gemeenten zijn met de Trias Innervatie visie tot slot als volgt: Daag burgers en bedrijven uit te komen met initiatieven en innovaties, in de vorm van business cases voor een LDEB; Ontwikkel een beoordelingsinstrument; de Climate Rate of Return (CRR); Beloon de meest effectieve en realistische plannen (volgens CRR) met een impuls in de vorm van hetzij een financiële bijdrage, dan wel een bijdrage anderszins; Stel een revolving fund in, zodat succesvolle LDEB s gaan bijdragen aan de beschikbare middelen voor nog op te richten LDEB s, als voorwaarde voor de ontvangen steun. Probeer hiermee zoveel mogelijk levensvatbare LDEB s te zaaien voor een succesvol klimaatbeleid. 67

68 LITERATUURLIJST ACRRES: Terbijhe, A., M. van der Voort, P. van Reeuwijk, R. Veltman en ECN: M. Londo, H. Mozaffarian, S. Luxembourg (2010), Verkenning duurzame energieproductie landbouwbedrijven, Een onderzoek naar de mogelijkheden voor energieproductie op het agrarische bedrijf (open teelten, melkveehouderij en intensieve veehouderij), ACRRES Wageningen UR publicatiecode: AC2010/01; ECN rapportnummer: ECN--B Beurden, van (2009), CO2 Today, Inspirerende initiatieven in 17 steden, Joh. Enschede Amsterdam, November 2009 CDA Duurzaamheidsberaad, ChristenUnie TPC Duurzaamheid, D66 Platform Duurzame Ontwikkeling, GroenLinks Milieunetwerk, PvdA Landelijke Werkgroep Milieu & Energie VVD Commissie Milieu & Duurzaamheid, SGP WI Werkgroep Energie (2010), Nederland krijgt nieuwe energie voor welvaart en welzijn in de 21e eeuw, Een partijoverstijgend voorstel voor een Deltaplan Nieuwe Energie Centraal Plan Bureau en Planbureau voor de Leefomgeving (2010), Keuzes in Kaart , Effecten van negen verkiezingsprogramma s op economie en milieu, Centraal Plan Bureau, No. 85, mei 2010, Den Haag COS Nederland (2009), Lokale Duurzaamheidsmeter, Stand van Zaken 2009 Gemeente Breda (2008), Steek positieve energie in het klimaat, Breda: een CO2- neutrale stad in 2044 Gemeente Groningen (2007), Routekaart Groningen Energieneutraal 2025, Milieu Centraal, Gemeente Rotterdam (2008), Rotterdam Climate Proof, The Rotterdam Challenge on water and climate adaptation Leenders, C., Baidenmann, J., (2010), Tekens van transitie, in opdracht van EnergieTransitie, Sittard, Mei 2010 Merx, L. (2009), Presentatie Themateam Duurzame Energie, 18 maart 2009, Zwolle Ministeries van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit; Verkeer en Waterstaat; Economische Zaken; Buitenlandse Zaken; VROM en VNG (2007), Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk , Samen werken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland Ministeries van Volkshuisvesting; Verkeer en Waterstaat; Landbouw, natuur en voedselkwaliteit; Economische Zaken, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Unie van Waterschappen (2007), Maak ruimte voor klimaat!, Nationale adaptatiestrategie de interbestuurlijke notitie Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit (2008), Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren Programmabureau Rotterdam Climate Initiative (2009), Rotterdam Climate Initiative, Het nieuwe Rotterdam, juni

69 Senternovem (2008), Prestatiekaart Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven, SLOK , Oktober 2008, Publicatienummer 2KPGE0803 Stichting Passief Bouwen.nl, Passief Bouwen, Maximaal comfort met minimale energie VVM, (2010), Milieu, Tijdschrift van de Vereniging van Milieuprofessionals, ELMA Multimedia B.V., mei 2010, nr. 3, Broek op Langendijk Verhagen, R., C.M. Westerink, J.W. Zwang (2009), Invulling van het klimaatbeleid binnen Nederlandse gemeenten, stand van zaken tweede helft 2009, Tensor Energy BV 69

70 WEBSITES 1: NL%20Graphics/BDNL%20PDF/Productsheets/Productsheet_Lokaal_duurzaam_energ iebedrijf.pdf 1: 1: 2: 3: Pilot-Product%20DOCS/090627%20Stvz%20duurzame%20bedrijven%20 Nijmegen.pdf 4: 5: 1: 1: elgesteldevragennieuwhuiskop/energie+prestatie+norm.htm 1: 1: 1: Publicaties.html 1: 2: 3: : 1: 1: 1: Econcepten/Index.asp 2: : 70

71 3: Gebouwde%20Omgeving%20- %202030%20vijftig%20procent%20minder%20energiegebruik_tcm pdf 4: ocatie_epl.asp 5: 6: 7: %20Energiemanagement_tcm pdf 8: %20Warmte%20 %20krachtkoppeling_tcm pdf 9: ( %20Warmtepompen_tcm pdf) 10: n_op_een_rij.asp 11: %20Nederlandse%20VT%20MJA2%20schema_tcm pdf 12: 20Regionale%20Klimaatinitiatieven_tcm pdf 13: : : 1: 1: 2: 3: ( 1: 71

72 TABELLEN Tabel 1: CDA Duurzaamheidsberaad, ChristenUnie TPC Duurzaamheid, D66 Platform Duurzame Ontwikkeling, GroenLinks Milieunetwerk, PvdA Landelijke Werkgroep Milieu & Energie VVD Commissie Milieu & Duurzaamheid, SGP WI Werkgroep Energie (2010), Nederland krijgt nieuwe energie voor welvaart en welzijn in de 21e eeuw, Een partijoverstijgend voorstel voor een Deltaplan Nieuwe Energie Tabel 2: Centraal Plan Bureau en Planbureau voor de Leefomgeving (2010), Keuzes in Kaart , Effecten van negen verkiezingsprogramma s op economie en milieu, Centraal Plan Bureau, No. 85, mei 2010, Den Haag Tabel 3: Centraal Plan Bureau en Planbureau voor de Leefomgeving (2010), Keuzes in Kaart , Effecten van negen verkiezingsprogramma s op economie en milieu, Centraal Plan Bureau, No. 85, mei 2010, Den Haag Tabel 4: COS Nederland (2009), Lokale Duurzaamheidsmeter, Stand van Zaken 2009 Tabel 5: COS Nederland (2009), Lokale Duurzaamheidsmeter, Stand van Zaken 2009 Tabel 6: COS Nederland (2009), Lokale Duurzaamheidsmeter, Stand van Zaken 2009 Tabel 7: COS Nederland (2009), Lokale Duurzaamheidsmeter, Stand van Zaken 2009 Tabel 8: 4: Tabel 9: Verhagen, R., C.M. Westerink, J.W. Zwang (2009), Invulling van het klimaatbeleid binnen Nederlandse gemeenten, stand van zaken tweede helft 2009, Tensor Energy BV Tabel 10: Verhagen, R., C.M. Westerink, J.W. Zwang (2009), Invulling van het klimaatbeleid binnen Nederlandse gemeenten, stand van zaken tweede helft 2009, Tensor Energy BV Tabel 11: Verhagen, R., C.M. Westerink, J.W. Zwang (2009), Invulling van het klimaatbeleid binnen Nederlandse gemeenten, stand van zaken tweede helft 2009, Tensor Energy BV 72

73 FIGUREN Figuur 1: 1: Econcepten/Index.asp Figuur 2: Schematisch overzicht In- en Uitstroom Trias Ecologica ( Figuur 3: 5: Figuur 4: 2: Figuur 5: Gemeente Groningen (2007), Routekaart Groningen Energieneutraal 2025, Milieu Centraal, Figuur 6: Gemeente Groningen (2007), Routekaart Groningen Energieneutraal 2025, Milieu Centraal, BIJLAGE 1 Figuur 1: Figuur 2: 11: %20Nederlandse%20VT%20MJA2%20schema_tcm pdf BIJLAGE 2 Figuur 3: eden_op_een_rij.asp 73

74 BIJLAGE I: MJA3 EN MEE CONVENANT MJA3 Een gemiddelde energie-efficiencyverbetering van 30 procent in de periode Brancheorganisaties stellen (waar mogelijk en nuttig) een routekaart op voor de sector (deze biedt inzicht in kansen voor de lange termijn en is gericht op innovatieve trajecten voor energie-efficiencyverbeteringen) De rijksoverheid faciliteert, via uitvoeringsorganisatie SenterNovem, bedrijven en brancheorganisaties, bijvoorbeeld: - bij het opstellen van energie-efficiencyplannen - met het ondersteunen van de invoering van energiezorg - met de jaarlijkse monitoring van de MJA's - met het organiseren van bedrijvendagen Provincies en gemeenten laten deelname aan MJA meewegen bij handhavend optreden op basis van de Wet milieubeheer Fig. 1: 2 MEE ETS-ondernemingen stellen energie-efficiencyplannen op en voeren deze uit Brancheorganisaties en ETS-ondernemingen stellen een routekaart op voor hun sector. Deze biedt inzicht in kansen voor de lange termijn en is gericht op innovatieve trajecten voor energie-efficiencyverbeteringen. SenterNovem biedt ondersteuning bij het opstellen van energie-efficiencyplannen. Daarnaast toetst zij de plannen. Ook wordt ondersteuning geboden bij de jaarlijkse monitoring en het opstellen van de routekaart. ETS-ondernemingen zijn verplicht tot het nemen van rendabele maatregelen. Rendabele maatregelen worden verstaan maatregelen met een positieve nettocontante waarde bij een interne rentevoet van 15 procent. Als alternatief kan een terugverdientijd van 5 jaar worden gehanteerd. Fig. 2:

75 BIJLAGE II: DUURZAME ENERGIEOPTIES De volgende energiebronnen worden aangemerkt als duurzame energie: Energieopwekking o 1. Verwarmen met zonnewarmte Zonnewarmte, of thermische zonne-energie kan behulp van zonnecollectoren gebruiken voor het verwarmen van bijvoorbeeld tapwater en kleine ruimten en voor het voorverwarmen van cv-water. o 2. Elektriciteit uit zonlicht Zonlicht kan met zonnecellen (pv) omzetten in elektriciteit, die teruggeleverd kan worden aan het stroomnet (inkomsten) of zelf gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld afgelegen apparatuur. Vooral het laatste is snel rendabel door de besparing op aanleg en onderhoud van een netleiding. o 3. Windenergie Door middel van windmolens energie opwekken door gebruik te maken van wind. De behoefte aan locaties voor windmolens is groot. Energieopslag o 4. Thermische energieopslag Bij thermische energieopslag wordt warmte of (in de winter) koude via een warmtewisselaar in een bodemlaag opgeslagen. De koude wordt onttrokken aan de buitenlucht of het oppervlaktewater. Met het systeem kunnen bedrijfsprocessen of gebouwen gekoeld- of (in de winter) verwarmd worden. Thermische energieopslag is een uitstekend alternatief voor grondwater- en compressiekoeling. Energie uit afvalstromen o 5. Verbranding en/of vergassing van bedrijfsafval (geen kunststoffen) Door verbranding of vergassing van brandbaar afval kan energie opgewekt worden. Het is een kosten-effectieve verwijdering van deze afvalstromen in vergelijking met andere verwerkingsroutes. Biobrandstoffen o 6. Brandstoffen uit dierlijk en plantaardig afval Sommige dierlijke en plantaardige reststromen (biomassa) kunnen omgezet worden in gasvormige of vloeibare energiedragers, zoals bijvoorbeeld biogas (methaan) en biodiesel. De omzetting geschiedt met technieken als vergisting en pyrolyse. Of biobrandstoffen kunnen worden ingekocht. o 7. Elektriciteits- en/of warmteproductie met biobrandstof Een warmtekrachtinstallatie levert elektriciteit én warmte. Doordat weinig energie verloren gaat, is het rendement hoog. Dat geldt vooral als de elektriciteit en de warmte die vrijkomen ook op dat moment nodig zijn, en in de juiste verhoudingen worden geproduceerd, ook bij wisselingen in de vraag (seizoen). Stoken op biobrandstof is duurzaam. Andere duurzame energietechnieken o 8. Warmte uit de omgeving Een warmtepomp levert duurzame energie indien een duurzame warmtebron zoals duurzame energie opslag, geothermische bronnen of relatief warme of koude omgevingslucht beschikbaar is. De warmtepomp is inzetbaar voor verwarming en/of koeling. Een combinatie met lage temperatuurverwarming voor gebouwen is aan te bevelen. o 9. Elektriciteitsopwekking met brandstofcellen Een andere vorm van duurzame energie-omzetting is het gebruik van brandstofcellen (waterstof/zuurstof). De waterstof worden duurzaam geproduceerd met behulp van elektriciteit uit wind en zonlicht. Dit is een schoon alternatief voor een accu. Energie inkoop o Groene stroom Inkoop van groene stroom kan voor uw bedrijf een goede optie zijn om uw bedrijf te voorzien van duurzame energie. Het energiebedrijf garandeert u dat de elektriciteit duurzaam is opgewekt. 75

76 76

77 BIJLAGE III Ruimte en Klimaat Trede 1 Trede Trede 3 Trede 5 Zongerichte verkaveling, Compacte bouw voor collectieve systemen, Woon- en werkfuncties dusdanig situeren zodat elkaar restwarmte gebruikt kan worden, Clusteren woon-werkrecreatie teneinde vervoerskilometers te Bij planontwikkeling minimaliseren, Hoogwaardige Stadsranden reserveren voor ruimte reserveren Optimale Inrichting Loop- openbaarvervoerassen aanleggen, windenergie en energie uit voor en Fietsroutes Voorzieningen voor beperkte automobiliteit reststromen 'compensatiegroen' Wonen Trede 1 Trede Trede 3 Stimuleren en faciliteren 'passieve woningbouw' Energiebesparing bestaande- en nieuwbouw Stimuleren duurzame energie bestaande- en nieuwbouw Duurzame Mobiliteit Trede 1 Trede Trede 3 Trede 5 Fietsen en lopen Hoogwaardig openbaar Inzetten op duurzame brandstoffen, multifuel Optie voor burgers om aantrekkelijker vervoer en slimme tankstations en aanbestedingen/concessies waarin eigen CO2-uitstoot te maken inrichting stad duurzame brandstof is opgenomen compenseren Ondernemen en Werken Trede 1 Trede 2 Trede 3 Trede 5 Stimuleren kennisontwikkeling, innovatie en nieuwe bedrijvigheid Stimuleren collectief gebruik groen (m.b.t. energiebesparing); gas/stroom, Inrichten bedrijventerreinen Gebruik fossiele brandstof Promoten fietsen Energiebesparingcampagnes, rekening houden met mogelijkheden voor compenseren met groen werknemers energiescans, opzetten energieloket productie duurzame energie op bedrijventerreinen Gemeentelijke organisatie Trede 1 Trede Trede 3 Trede 5 Fietsen en lopen aantrekkelijker houden/maken Slimme verlichting en Gemeentelijke wagenpark verwarming/koeling van openbare verduurzamen, inkopen groene gebouwen, slimme openbare stroom/gas, mogelijkheden verlichting onderzoeken stroom uit restafval Fossiele brandstof compenseren door lokaal groen of investeren in energiebesparingprojecten 77

78 BIJLAGE IV: OVERZICHT KLIMAATDOELSTELLINGEN GEMEENTEN (URGENDA) Gemeente klasse7 Jaar Klimaatneutraal CO2-neutraal Energieneutraal Oss % Zaanstad % Zutphen % Leeuwarden % Kollumerland/Nieuwkruisland % Emmen % Apeldoorn % Ameland % Assen % Enschede % Texel % Hengelo % Schiermonnikoog % Terschelling % Vlieland % Dalfsen % Groningen % Amsterdam % Rotterdam % de Kempen % Haarlem % Soest % Voorschoten % Heerhugowaard % Wageningen % Deventer % Delft % Amersfoort % Zoetermeer % Lochem % Maastricht % Dronten % Utrecht % Venlo % Nijmegen % Goirle % Schiedam % Diemen % Amstelveen % 7 Stedelijkheidsklasse 8 (Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden) 78

79 Eindhoven % Waalwijk % Breda % Tilburg % Capelle a/d Ijssel % s Hertogenbosch % Arnhem % Woerden % Den Haag % Dordrecht % Aalsmeer % 79

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Doelstellingen - Mondiaal Parijs-akkoord: Well below 2 degrees. Mondiaal circa 50% emissiereductie nodig in

Nadere informatie

Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen

Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen Fons Claessen sr.adviseur klimaat, energie & duurzaamheid Gemeente Nijmegen Waarom moeten we iets doen?? 1: Klimaatverandering 2: Energie en grondstoffen 3.

Nadere informatie

Helmonds Energieconvenant

Helmonds Energieconvenant Helmonds Energieconvenant Helmondse bedrijven slaan de handen ineen voor een duurzame en betrouwbare energievoorziening. Waarom een energieconvenant? Energie is de drijvende kracht Energie is de drijvende

Nadere informatie

CPB doorrekening verkiezingsprogrammaʼs: Duurzaamheid"

CPB doorrekening verkiezingsprogrammaʼs: Duurzaamheid CPB doorrekening verkiezingsprogrammaʼs: Duurzaamheid" Inleiding! Wat zijn de plannen van de politieke partijen op gebied van duurzaamheid en wat betekent het voor de bouw?" Dit document zet de verschillende

Nadere informatie

Klimaatakkoord Rijk en UvW

Klimaatakkoord Rijk en UvW Klimaatakkoord Rijk en UvW Politieke en beleidsmatige context (klimaatbeleid) Rafaël Lazaroms 25 mei 2010 1 Inhoud presentatie Voorstellen Internationaal en nationaal klimaatbeleid Positie waterschappen

Nadere informatie

Duurzame ontwikkeling:

Duurzame ontwikkeling: Duurzaam Tynaarlo Duurzame ontwikkeling: Een ontwikkeling die kan voorzien in de behoeften van de huidige generaties zonder die van de toekomstige generaties in gevaar te brengen. (Our common future 1987)

Nadere informatie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie Biomassa Pilaar in de energietransitie en Uitgangspunt voor de biobased economie Klimaatverandering: onze uitdaging Onze opdracht om er snel en écht iets aan te gaan doen Overeenstemming: er moet wat gebeuren!

Nadere informatie

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA UPDATE 2016 SAMENVATTING STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA Opdrachtgever Gemeente Breda Afdeling Mobiliteit en Milieu Opdrachtnemer Evert

Nadere informatie

VNG Raadsledencampagne

VNG Raadsledencampagne Duurzaam Drimmelen VNG Raadsledencampagne Klimaat niet zonder de Raad Invloed raadsleden Borging beleid Collegiaal bestuur Collegeakkoord 2010-2014 Duurzame ontwikkeling: Een ontwikkeling die kan voorzien

Nadere informatie

Groen? Het is te doen! Audit.Tax.Consulting.Financial Advisory.

Groen? Het is te doen! Audit.Tax.Consulting.Financial Advisory. Groen? Het is te doen! Audit.Tax.Consulting.Financial Advisory. Een uitdagend klimaat 20 20 2020 In 2020 moet de uitstoot van CO 2 in de EU met 20% zijn teruggebracht ten opzichte van het 1990 niveau.

Nadere informatie

Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden. Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden

Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden. Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden - Woerden: duurzaamheid tot in de haarvaten van de samenleving - Het klimaatakkoord

Nadere informatie

Notitie energiebesparing en duurzame energie

Notitie energiebesparing en duurzame energie Notitie energiebesparing en duurzame energie Zaltbommel, 5 juni 2012 Gemeente Zaltbommel Notitie energiebesparing en duurzame energie 1 1. Inleiding Gelet op de ambities in het milieuprogramma 2012-2015

Nadere informatie

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE Klimaatakkoord Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus 20401 2500 EK 'S-GRAVENHAGE BETREFT Procesbrief Klimaatakkoord DEN HAAG ONS KENMERK 5 oktober 2018 18.34838

Nadere informatie

Duurzaamheidsmonitor 2017 Voorbeeld

Duurzaamheidsmonitor 2017 Voorbeeld Duurzaamheidsmonitor 2017 Voorbeeld Duurzaamheidsmonitor 2017 De duurzaamheidsmonitor is vernieuwd. De hoeveelheid data is flink gecondenseerd en meer beeldend vormgegeven ten behoeve van de leesbaarheid.

Nadere informatie

Maak werk van zon & wind Schone energie voor heel Tynaarlo. Tynaarlo

Maak werk van zon & wind Schone energie voor heel Tynaarlo. Tynaarlo Maak werk van zon & wind Tynaarlo Aanleiding Najaarsnota 2008 aankondiging plannen voor duurzame energie Voorjaar 2009 ontwikkelen scenario s Mei 2009 raadpleging inwoners Tynaarlo Juni 2009 voorstellen

Nadere informatie

Green Deals gesloten voor stimuleren groene economische groei

Green Deals gesloten voor stimuleren groene economische groei Green Deals gesloten voor stimuleren groene economische groei Burgers, bedrijven, milieu-organisaties en overheden hebben vandaag op initiatief van minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en

Nadere informatie

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving Warmte en koude Kennis, advies, instrumenten en financiële steun EfficiEncy Duurzaam GebouwDe omgeving energie financiering KEnnis industrie instrumenten EnErgiEbEsparing De Nederlandse overheid streeft

Nadere informatie

Ontwerp Gezonde Systemen

Ontwerp Gezonde Systemen Ontwerp Gezonde Systemen Het huidige zonne-inkomen gebruiken De cycli van de natuur worden aangedreven door de energie van de zon. Bomen en planten vervaardigen voedsel op zonlicht. De wind kan worden

Nadere informatie

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst Warmtetransitie en het nieuwe kabinet Nico Hoogervorst 24 november 2017 Regeerakkoord Rutte III (2017 - ) Opmerkelijk: Lange formatie Klimaat-minister op EZ Duurzaam = klimaatbescherming Milieubescherming

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Olst-Wijhe. Raadsvergadering d.d. Agendapunt Opiniërend besproken d.d. Portefeuillehouder

Aan de raad van de gemeente Olst-Wijhe. Raadsvergadering d.d. Agendapunt Opiniërend besproken d.d. Portefeuillehouder Aan de raad van de gemeente Olst-Wijhe. Raadsvergadering d.d. Agendapunt Opiniërend besproken d.d. Portefeuillehouder 10 juli 2017 9 n.v.t. wethouder M. Blind Kenmerk 17.003559 *17.003559* Datum B&W-besluit

Nadere informatie

http://enquete.groenepeiler.nl/admin/statistics.aspx?inquiry=47 1 van 13 5-7-2011 17:03

http://enquete.groenepeiler.nl/admin/statistics.aspx?inquiry=47 1 van 13 5-7-2011 17:03 1 van 13 5-7-2011 17:03 Enquête Enquête beheer Ingelogd als: aqpfadmin Uitloggen Enquête sta s eken Enquête beheer > De Klimaat Enquête van het Noorden > Statistieken Algemene statistieken: Aantal respondenten

Nadere informatie

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid Wouter Wetzels Presentatie voor het HVC Innovatieplatform, 15 juli 2010, Petten www.ecn.nl Werkprogramma Schoon en Zuinig Doelen van het kabinet

Nadere informatie

Initiatieven CO2 reductie MVOI BV.

Initiatieven CO2 reductie MVOI BV. Initiatieven CO2 reductie MVOI BV. MVOI BV Versie: 1 Datum: 15-05-2017 Pagina 1 van 6 Inhoud 1 Inleiding...3 2. Initiatieven waarin we zijn toegetreden....4 2.1 Warmtetafel. (Warmtenetwerk)...4 De Warmtetafel

Nadere informatie

28 november 2015. Onderzoek: Klimaattop Parijs

28 november 2015. Onderzoek: Klimaattop Parijs 28 november 2015 Onderzoek: Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 45.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online onderzoek. De uitslag van de

Nadere informatie

Gemeente Ede energieneutraal 2050

Gemeente Ede energieneutraal 2050 De gemeente Ede wil uiterlijk in 2050 energieneutraal zijn. Dit betekent dat we alle energie die in onze gemeente wordt gebruikt op een schone (hernieuwbare) manier willen opwekken. Dat doen we het liefst

Nadere informatie

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad Gemeente Langedijk Raadsvergadering : 22 januari 2013 Agendanummer : 15 Portefeuillehouder Afdeling Opsteller : H.J.M. Schrijver : Beleid en Projecten : Schutten Voorstel aan de raad Onderwerp : Nota Langedijk

Nadere informatie

1. Hoe dringend vindt u het klimaatprobleem? Helemaal niet dringend, we 1% Er is helemaal geen klimaatprobleem. Weet niet / geen mening

1. Hoe dringend vindt u het klimaatprobleem? Helemaal niet dringend, we 1% Er is helemaal geen klimaatprobleem. Weet niet / geen mening 1. Hoe dringend vindt u het klimaatprobleem? Helemaal niet dringend, we 1% kunnen wel even wachten met grote maatregelen 17% 1 Een beetje dringend, we kunnen nog wel even wachten met grote maatregelen,

Nadere informatie

Een goede jas: schoon, gezond en zuinig. Frank te Poel 10 oktober 2007

Een goede jas: schoon, gezond en zuinig. Frank te Poel 10 oktober 2007 Een goede jas: schoon, gezond en zuinig Frank te Poel 10 oktober 2007 Inhoud 1. Klimaatverandering is een urgent probleem 2. Er zijn drastische maatregelen nodig 3. Waar staat Nederland nu? 4. Spaar Het

Nadere informatie

WATER- SCHAPPEN & ENERGIE

WATER- SCHAPPEN & ENERGIE WATER- SCHAPPEN & ENERGIE Resultaten Klimaatmonitor Waterschappen 2014 Waterschappen willen een bijdrage leveren aan een duurzame economie en samenleving. Hiervoor hebben zij zichzelf hoge ambities gesteld

Nadere informatie

PARKSTAD LIMBURG ENERGIE TRANSITIE

PARKSTAD LIMBURG ENERGIE TRANSITIE 1 PARKSTAD LIMBURG ENERGIE TRANSITIE BIJEENKOMST 3 DECEMBER 2015 Programma Duurzaam Landgraaf TON ANCION WETHOUDER GEMEENTE LANDGRAAF RONALD BOUWERS PROJECTLEIDER DUURZAAMHEID WIE ZIJN WIJ? PROJECTTEAM

Nadere informatie

GREEN DEAL DUURZAME ENERGIE

GREEN DEAL DUURZAME ENERGIE GREEN DEAL DUURZAME ENERGIE In kort bestek Rafael Lazaroms INHOUDSOPGAVE 1. Wat houdt het in? 2. Motieven, doelstellingen en ambities 3. Organisatiestructuur GELOOFWAARDIGE BOODSCHAP Waterschappen hebben

Nadere informatie

Raadsakkoord energietransitie. Februari 2019

Raadsakkoord energietransitie. Februari 2019 Raadsakkoord energietransitie Februari 2019 De energietransitie in Rotterdam Een klimaatneutraal en duurzaam Rotterdam. Dat is waar we naar toe willen. Een groene en gezonde stad met schone lucht, waarin

Nadere informatie

WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem 030 2393677 m.m.c.bakker@senternovem.nl

WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem 030 2393677 m.m.c.bakker@senternovem.nl WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem 030 2393677 m.m.c.bakker@senternovem.nl 12-11-2007Sheet nummer 1 Ontwikkelingen wereldwijd Heeft de Al Gore film impact?

Nadere informatie

Onderwerp Regionale Energiestrategie (RES) regio Noordoost-Brabant. Geachte bestuursleden,

Onderwerp Regionale Energiestrategie (RES) regio Noordoost-Brabant. Geachte bestuursleden, Onderwerp Regionale Energiestrategie (RES) regio Noordoost-Brabant Geachte bestuursleden, De decentrale overheden (gemeenten, waterschappen en provincies) werken vanaf het najaar 2018 in 30 regio s aan

Nadere informatie

Workshop J De kracht van een klimaatfonds. 05 april 2011

Workshop J De kracht van een klimaatfonds. 05 april 2011 Workshop J De kracht van een klimaatfonds 05 april 2011 Presentatie Ad Phernambucq Zeeuws Klimaatfonds: Klimaatneutraal met Zeeuwse Projecten Nationaal Energie- en klimaatbeleid Doelstelling: Duurzame

Nadere informatie

Startnotitie Energietransitie. November 2018

Startnotitie Energietransitie. November 2018 Startnotitie Energietransitie November 2018 Startnotitie Energietransitie Een klimaatneutrale stad. Dat is wat Rotterdam wil zijn. Een groene en gezonde stad met schone lucht voor iedereen. Met een economie

Nadere informatie

Energievisie Borne 22 september 2011. Michel Leermakers Linda Rutgers Twence. Co Kuip HVC. www.twence.nl

Energievisie Borne 22 september 2011. Michel Leermakers Linda Rutgers Twence. Co Kuip HVC. www.twence.nl Energievisie Borne 22 september 2011 Michel Leermakers Linda Rutgers Twence Co Kuip HVC Inhoud van vanochtend Gemeente Borne Visie Twence Werkwijze Energievisie Resultaten Huidige energieconsumptie Bronpotentieel

Nadere informatie

De Europese lidstaten in het kader van de Lissabon-afspraken de EU tot de meest innovatieve economie ter wereld willen maken;

De Europese lidstaten in het kader van de Lissabon-afspraken de EU tot de meest innovatieve economie ter wereld willen maken; INTENTIEVERKLARING CO 2 AFVANG, TRANSPORT en OPSLAG Partijen 1. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, vertegenwoordigd door de heer ir. J. van der Vlist, Secretaris-Generaal

Nadere informatie

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas Door de vastgestelde energie- en klimaatdoelstelling binnen Europa om in 2050 energieneutraal te zijn, is het voor de hele samenleving maar met name voor bedrijven

Nadere informatie

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015 Technisch-economische scenario s voor Nederland Ton van Dril 20 mei 2015 Overzicht Energieplaatje in historisch perspectief Hoeveel en hoe gebruiken we energie? Wat gebeurt er met verbruik en uitstoot

Nadere informatie

2-7-2014. Energieakkoord voor duurzame groei. Juli 2014 WERK IN UITVOERING. Ed Nijpels. Wie zaten aan tafel tijdens de onderhandelingen?

2-7-2014. Energieakkoord voor duurzame groei. Juli 2014 WERK IN UITVOERING. Ed Nijpels. Wie zaten aan tafel tijdens de onderhandelingen? Energieakkoord voor duurzame groei Juli 2014 WERK IN UITVOERING Ed Nijpels Wie zaten aan tafel tijdens de onderhandelingen? 1 Waarom een Energieakkoord? Perspectief Consistentie Ambitie Realiteit Groei

Nadere informatie

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten Het Energiebeleid van komende jaren dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten Opbouw Ambities en hoofdlijnen Ontwikkelingen in het energieveld Keuzes van het kabinet Ambitie Regeerakkoord: 1. Minder

Nadere informatie

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst Infomoment Ranst 23 september 2015 20u 1 Ranst timing 1. Voorstelling project aan schepencollege + goedkeuring: 12/2 2. werkgroep energie & klimaat: 19/3

Nadere informatie

Wat is het Agroconvenant?

Wat is het Agroconvenant? Wat is het Agroconvenant? Nationale doelen Agroconvenant: 200 PJ Biomassa, 12 PJ Windenergie 2 %/jr Efficiencyverbetering 30 % Reductie broeikasgasemissies Gebaseerd op ambitieuze Schoon & Zuinig doelen,

Nadere informatie

Samen werken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011

Samen werken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011 Samen werken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011 Samen werken aan een klimaatbestendig en duurzaam Nederland Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011

Nadere informatie

Energieakkoord voor duurzame groei

Energieakkoord voor duurzame groei Energieakkoord voor duurzame groei Netwerkbijeenkomst Duurzame regionale energie Gelderland 15 januari 2014 Lodewijk de Waal Energieakkoord Wie zaten aan tafel? Inhoud presentatie Hoofdlijnen Energieakkoord

Nadere informatie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Nationaal Expertisecentrum Warmte maakt duurzame warmte en koude mogelijk Warmte in Nederland Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk In opdracht van 1 Warmte kost veel energie

Nadere informatie

Training Energietransitie voor ambtenaren

Training Energietransitie voor ambtenaren Training Energietransitie voor ambtenaren Ambtenaren Fysieke leefomgeving 20 Deelnemers 3 Aantal dagen 995.00 Investering Locatie Voor wie? Ambtenaren De komende jaren gaat de transitie in de gebouwde

Nadere informatie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte in Nederland Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte kost veel energie Warmtevoorziening is verantwoordelijk voor bijna 40% van het energiegebruik in Nederland.

Nadere informatie

Naar een klimaatneutrale sportvereniging

Naar een klimaatneutrale sportvereniging Naar een klimaatneutrale sportvereniging Leidraad voor het maken van een eigen projectplan of Plan van Aanpak Inleiding Steeds meer sportverenigingen met een eigen accommodatie komen in actie om energie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie Nr. 538 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM 1 12.10.2015

DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM 1 12.10.2015 DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM 1 12.10.2015 Agenda Welkom door de Schepen Lode Dekimpe Inleiding SEAP door Kim Rienckens (provincie Oost-Vlaanderen) Nulmeting en uitdagingen

Nadere informatie

Een 10 puntenplan gemeenten die echt iets aan het klimaatprobleem willen doen

Een 10 puntenplan gemeenten die echt iets aan het klimaatprobleem willen doen Een 10 puntenplan voor gemeenten die echt iets aan het klimaatprobleem willen doen Doet uw gemeente voldoende aan het klimaatprobleem? Iedere aanpak van het klimaatprobleem begint lokaal. Internationaal

Nadere informatie

Bouwen is Vooruitzien

Bouwen is Vooruitzien Bouwen is Vooruitzien Energie van visie tot projecten Peter Op t Veld Inhoud Waar staan we? Europees energie en klimaatbeleid Tegenstelling collectief belang individueel belang Waar gaan we naar toe?

Nadere informatie

Hernieuwbare energie: noodzaak, visie op 2050 en beleid

Hernieuwbare energie: noodzaak, visie op 2050 en beleid Hernieuwbare energie: noodzaak, visie op 2050 en beleid Remko Ybema Lezing Den Bosch 12 oktober 2010 www.ecn.nl Inhoud Noodzaak van duurzame energie Een duurzame energievoorziening in 2050 Doelen van het

Nadere informatie

De Lokale Duurzame Energie Coöperatie. EnergieCoöperatieBoxtel WWW.ECBOXTEL.NL. Betaalbaar, duurzaam, eigen en onafhankelijk

De Lokale Duurzame Energie Coöperatie. EnergieCoöperatieBoxtel WWW.ECBOXTEL.NL. Betaalbaar, duurzaam, eigen en onafhankelijk De Lokale Duurzame Energie Coöperatie EnergieCoöperatieBoxtel Betaalbaar, duurzaam, eigen en onafhankelijk WWW.ECBOXTEL.NL LDEC: Waarom en waartoe leidt het Samen met leden realiseren van betaalbare, duurzame,

Nadere informatie

DUURZAAMHEID, KLIMAATVISIE EN REGIONALE ENERGIE STRATEGIE. Bijeenkomst gemeenteraad 5 februari 2019

DUURZAAMHEID, KLIMAATVISIE EN REGIONALE ENERGIE STRATEGIE. Bijeenkomst gemeenteraad 5 februari 2019 DUURZAAMHEID, KLIMAATVISIE EN REGIONALE ENERGIE STRATEGIE Bijeenkomst gemeenteraad 5 februari 2019 PROGRAMMA 1. Inleiding (Daan Russchen) 2. Startnotitie Klimaatvisie (Jur Marringa/Roland Roijackers) 3.

Nadere informatie

Raadsakkoord energietransitie. April 2019

Raadsakkoord energietransitie. April 2019 Raadsakkoord energietransitie April 2019 Inhoudsopgave De energietransitie in Rotterdam 1 De energietransitie als kans 1 Tegengaan energiearmoede 1 Klimaatakkoord van Parijs 2 Rotterdamse klimaatambitie

Nadere informatie

Hoe kijkt de Nederlander tegen het aankomende klimaat- en energieakkoord aan? Nathalie Vermeij 2 mei 2018 H5285

Hoe kijkt de Nederlander tegen het aankomende klimaat- en energieakkoord aan? Nathalie Vermeij 2 mei 2018 H5285 Hoe kijkt de Nederlander tegen het aankomende klimaat- en energieakkoord aan? Nathalie Vermeij 2 mei 2018 H5285 Inhoudsopgave 1 De bekendheid met en het belang van het klimaat- en energieakkoord 5 2 Drijfveren

Nadere informatie

Nationale Energieverkenning 2014

Nationale Energieverkenning 2014 Nationale Energieverkenning 2014 Remko Ybema en Pieter Boot Den Haag 7 oktober 2014 www.ecn.nl Inhoud Opzet van de Nationale Energieverkenning (NEV) Omgevingsfactoren Resultaten Energieverbruik Hernieuwbare

Nadere informatie

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016 Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden 11 februari 2016 1 Managementsamenvatting Inleiding De gemeente Leiden heeft in haar duurzaamheidsambitie doelen gesteld voor de korte

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 28 april 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het binnenlandse

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 15 april 2009 ALDUS BESLOTEN 23 APRIL Klimaatplan Doetinchem

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 15 april 2009 ALDUS BESLOTEN 23 APRIL Klimaatplan Doetinchem Aan de raad AGENDAPUNT 3 Doetinchem, 15 april 2009 ALDUS BESLOTEN 23 APRIL 2009 Klimaatplan Doetinchem 2009-2012 Voorstel: 1. het beleidskader klimaat vaststellen, wat inhoudt dat de gemeente inzet op

Nadere informatie

Meer grip op klimaatbeleid

Meer grip op klimaatbeleid Meer grip op klimaatbeleid Klimaatbeleid voeren is complex. Het is interdisciplinair en omgeven met onzekerheid. Hoe zorg je als overheid dat je klimaatbeleid aansluit bij je ambities? En waarmee moet

Nadere informatie

Stand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving

Stand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving Stand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving Kees Kwant Inhoud Doelstellingen duurzaam energiebeleid Energiesituatie in Nederland Ondersteuning vanuit SenterNovem (SDE, EOS, EIA, DEN-B)

Nadere informatie

IenM begroting 2015: inzetten op betere verbindingen in een schonere leefomgeving

IenM begroting 2015: inzetten op betere verbindingen in een schonere leefomgeving IenM begroting 2015: inzetten op betere verbindingen in een schonere leefomgeving 16 september 2014-15:25 Het ministerie van Infrastructuur en Milieu besteedt in 2015 9,2 miljard euro aan een gezond, duurzaam

Nadere informatie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Westvoorne CO 2 - uitstoot Westvoorne CO 2 - uitstoot De grafiek geeft de CO 2-uitstoot verdeeld over de hoofdsectoren over de jaren 2010 tot en met 2013. Cijfers zijn afkomstig uit de Klimaatmonitor van RWS. Cijfers over 2014 zijn

Nadere informatie

Energieakkoord voor duurzame groei. 6 september 2013

Energieakkoord voor duurzame groei. 6 september 2013 Energieakkoord voor duurzame groei 6 september 2013 Programma perspresentatie Korte toelichting Energieakkoord voor duurzame groei Wiebe Draijer Korte toelichting doorrekeningen ECN/PBL/EIB Maarten Hajer

Nadere informatie

Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa

Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa Jennie van der Kolk, Alterra Helmond, 22-02-13 Nico Verdoes, Livestock Research Inhoud presentatie Wetenschapswinkel

Nadere informatie

Energiebesparing in de bouw

Energiebesparing in de bouw Energiebesparing in de bouw - Overheidsbeleid - Wettelijke kaders - Praktische omzetting Bijdragen van: ing. W.Baartman ir. J.Ouwehand Wetgeving en overheidsbeleid Transitie naar een duurzame energiehuishouding

Nadere informatie

Ja. Ja. D66 wil dat Groningen in 2040 al CO 2- neutraal is en wil dat de provincie een ambitieuze regionale energiestrategie opstelt.

Ja. Ja. D66 wil dat Groningen in 2040 al CO 2- neutraal is en wil dat de provincie een ambitieuze regionale energiestrategie opstelt. CDA - Wij zijn voor kleinschalige windenergie rond boerderijen. Onduidelijk. ChristenUnie 2035: 60% 2045: 100% 2050: 100% klimaatneutraal Ja. Net als zonnedaken en windmolens op zee, zijn windmolens op

Nadere informatie

Paragraaf duurzaamheid

Paragraaf duurzaamheid Paragraaf duurzaamheid Paragraaf duurzaamheid Wij hebben als gemeentelijke organisatie een voorbeeldfunctie en zorgen ervoor dat de gemeentelijke organisatie energieneutraal wordt voor 2030. Voor de gemeente

Nadere informatie

Totale uitstoot in 2010: 14.000 kiloton CO 2

Totale uitstoot in 2010: 14.000 kiloton CO 2 Totale uitstoot in 2010: 14.000 kiloton CO 2 Industrie Welke keuzes en wat levert het op? Huidig beleid 1% besparing op gas en elektra per jaar. Totaal is dat 8 % besparing in 2020. Opbrengst: 100 kiloton.

Nadere informatie

Van Energie naar Klimaat Energietransitie in Nederland Timme Lucassen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Van Energie naar Klimaat Energietransitie in Nederland Timme Lucassen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Van Energie naar Klimaat Energietransitie in Nederland Timme Lucassen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Inhoud Van energie naar klimaat Introductie RVO De opgave De uitvoering - Wetgeving - Instrumenten

Nadere informatie

De rol van biomassa in de energietransitie.

De rol van biomassa in de energietransitie. De rol van biomassa in de energietransitie. Bert de Vries Plaatsvervangend directeur-generaal Energie, Telecom en Mededinging, Ministerie van Economische Zaken Inhoud 1. Energieakkoord 2. Energietransitie

Nadere informatie

Insights Energiebranche

Insights Energiebranche Insights Energiebranche Naar aanleiding van de nucleaire ramp in Fukushima heeft de Duitse politiek besloten vaart te zetten achter het afbouwen van kernenergie. Een transitie naar duurzame energie is

Nadere informatie

Regionale Energie Strategie

Regionale Energie Strategie Regionale Energie Strategie Regionaal samenwerken voor realisatie van de Klimaatopgave Een historische opgave Om de opwarming van de aarde te beteugelen, zijn drastische maatregelen nodig. Dit jaar wordt

Nadere informatie

100% groene energie. uit eigen land

100% groene energie. uit eigen land 100% groene energie uit eigen land Sepa green wil Nederland op een verantwoorde en transparante wijze van energie voorzien. Dit doen wij door gebruik te maken van duurzame energieopwekking van Nederlandse

Nadere informatie

Regionale Energie Strategie

Regionale Energie Strategie Regionale Energie Strategie Regionaal samenwerken voor realisatie van de Klimaatopgave Een historische opgave Om de opwarming van de aarde te beteugelen, zijn drastische maatregelen nodig. Dit jaar wordt

Nadere informatie

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug CONCEPT Omgevingsdienst regio Utrecht Mei 2015 opgesteld door Erwin Mikkers Duurzame energie per Kern in gemeente Utrechtse Heuvelrug

Nadere informatie

De Kromme Rijnstreek Off Grid in Hoe kan dat eruit zien?

De Kromme Rijnstreek Off Grid in Hoe kan dat eruit zien? De Kromme Rijnstreek Off Grid in 00. Hoe kan dat eruit zien? De gemeenten Houten, Wijk bij Duurstede en Bunnik op weg naar energieneutraal in 00 Exact bepalen hoe het energiesysteem van de toekomst er uit

Nadere informatie

Betekenis Energieakkoord voor Duurzame Groei voor de Installatiebranche. Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel 3 februari 2014 / VSK beurs

Betekenis Energieakkoord voor Duurzame Groei voor de Installatiebranche. Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel 3 februari 2014 / VSK beurs Betekenis Energieakkoord voor Duurzame Groei voor de Installatiebranche Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel 3 februari 2014 / VSK beurs Inhoud Introductie Duurzame Energie Koepel en Sector beschrijving

Nadere informatie

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities Mondiale ambities In 1992 is in Rio de Janeiro in het VN-Klimaatverdrag de doelstelling vastgelegd om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR

Nadere informatie

Evaluatie Uitvoeringsprogramma 2009-2012 versie: 29-jan Doelen Doelstelling bereikt? reductie

Evaluatie Uitvoeringsprogramma 2009-2012 versie: 29-jan Doelen Doelstelling bereikt? reductie Evaluatie Uitvoeringsprogramma 2009-2012 versie: 29-jan Doelen Doelstelling bereikt? reductie Project Doelstelling wel deels niet anders ingevuld CO2- uitstoot verlaging woon- /bdrf.lasten creatie nieuw

Nadere informatie

1E SCHOOL. duurzaam gerenoveerd

1E SCHOOL. duurzaam gerenoveerd 1E SCHOOL duurzaam gerenoveerd DUURZAAM RENOVEREN investeren in MEERVOUDIGE OPBRENGST INHOUD PRESENTATIE 1 Niet duurzame school 2 Duurzaam bouwen & leven 3 Duurzame energie, kleinschalig opgewekt 4 Passief

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres

Nadere informatie

Zon Op School. Initiatiefvoorstel 1 7 APR. 2013. Initiatiefvoorstel aan de Raad GROENLINKS NIJIVIEGEN ~- INQEKDMEN. GEMEENTE NUMEQEN clas8.nr.: oy..

Zon Op School. Initiatiefvoorstel 1 7 APR. 2013. Initiatiefvoorstel aan de Raad GROENLINKS NIJIVIEGEN ~- INQEKDMEN. GEMEENTE NUMEQEN clas8.nr.: oy.. regjw. /3. 00 0 60 3 5 proowverartw.: 'So ~- INQEKDMEN Initiatiefvoorstel 1 7 APR. 2013 GEMEENTE NUMEQEN clas8.nr.: oy..si Zon Op School Initiatiefvoorstel aan de Raad Jos Reinhoudt, GroenLinl

Nadere informatie

vrijdag 19 oktober 2018

vrijdag 19 oktober 2018 vrijdag 19 oktober 2018 Programma 19 oktober 11.00-13.00 Welkom door Omgevingsdienst Haaglanden: Leo Klaassen, directeur Robin Paalvast, wethouder en voorzitter van het Algemeen Bestuur. Inspirerende startlezingen

Nadere informatie

Samen energie besparen! Convenant Energiebesparing 2009-2011 - Gemeente Kerkrade

Samen energie besparen! Convenant Energiebesparing 2009-2011 - Gemeente Kerkrade Samen energie besparen! Convenant Energiebesparing 2009-2011 - Gemeente Kerkrade 2 Voorwoord Beste mensen, voor u ligt de folder over het convenant energiebesparing 2009 2011. Dit is een samenwerkingsovereenkomst

Nadere informatie

Samen Duurzaam DOEN! Stap 1 // Welkom en inleiding. Stap 2 // Voorstelronde aanwezigen. (5 minuten) (10 minuten)

Samen Duurzaam DOEN! Stap 1 // Welkom en inleiding. Stap 2 // Voorstelronde aanwezigen. (5 minuten) (10 minuten) Samen Duurzaam DOEN! Leuk dat u samen met uw buren na wilt denken over duurzaamheid. Aan de hand van dit stappenplan helpen wij u graag op weg om het gesprek op gang te brengen. Dit stappenplan is bedoeld

Nadere informatie

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs Engineering Society Het klimaataccoord: De gebouwde omgeving Het klimaataccoord Broeikasgasuitstoot in 2030 ten opzichte van 1990 te verminderen met 49 %; Plan wordt iedere 5 jaar geactualiseerd; 5 sectoren:

Nadere informatie

Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid Vaals 2012-2015

Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid Vaals 2012-2015 Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid Vaals 2012-2015 Projectcode GEMEENTE 1 Energiebesparing gemeentelijke gebouwen Doelstelling Het verbeteren van de energieprestatie van gemeentelijke gebouwen door 3%

Nadere informatie

tot eind 2025 - LED verlichting bij vervanging - inzet slimme verlichtingsconcepten

tot eind 2025 - LED verlichting bij vervanging - inzet slimme verlichtingsconcepten Doelstelling Actie Doorlooptijd Wat gaan we doen Eigenaarschap Eigen organisatie 20% energiebesparing t.o.v. 2015 Energiebesparing gemeentelijke gebouwen 20% transitie naar hernieuwbare energie t.o.v.

Nadere informatie

Nieuwveense Landen Meppel Diep onder Drenthe 12-6-2012 Door Wouter Deddens

Nieuwveense Landen Meppel Diep onder Drenthe 12-6-2012 Door Wouter Deddens Nieuwveense Landen Meppel Diep onder Drenthe 12-6-2012 Door Wouter Deddens MeppelEnergie Lokaal Duurzaam EnergieBedrijf MeppelEnergie Openingshandeling op 26-1-2012 Duurzame energie voor de woonwijk Nieuwveense

Nadere informatie

Energieambities in strategisch voorraadbeleid

Energieambities in strategisch voorraadbeleid TEN KROODE & VAN ZEE ORGANISATIE-ADVISEURS Energieambities in strategisch voorraadbeleid Artikel 090.003 12 februari 2008 In opdracht van SenterNovem Ten Kroode & Van Zee, organisatie-adviseurs www.tkvz.nl

Nadere informatie

Lijst Lammers. Papendrecht 21 januari 2013

Lijst Lammers. Papendrecht 21 januari 2013 Lijst Lammers Papendrecht 21 januari 2013 Aan de voorzitter van de gemeenteraad van de gemeente Papendrecht, de heer C.J.M. de Bruin Markt 22 3351 PB Papendrecht Betreft: gemeente Papendrecht aansluiten

Nadere informatie

Deelname van gemeente Heusden aan landelijke Stimuleringsregeling voor lokale Klimaatinitiatieven (SloK)

Deelname van gemeente Heusden aan landelijke Stimuleringsregeling voor lokale Klimaatinitiatieven (SloK) Samenvatting: Inleiding: In de voorbereiding van de Duurzaamheidsagenda heeft uw college ingestemd met de indiening van een gemeentelijke aanvraag ter verkrijging van een uitkering uit het Gemeentefonds

Nadere informatie

Klimaatneutrale gemeenten. Frans Rooijers - directeur CE Delft

Klimaatneutrale gemeenten. Frans Rooijers - directeur CE Delft Klimaatneutrale gemeenten Frans Rooijers - directeur CE Delft CE Delft - Onafhankelijk onderzoek en advies sinds 1978 - Energie, transport en grondstoffen - Economische, technische en beleidsmatige expertise

Nadere informatie

Klimaatbestendige steden

Klimaatbestendige steden Klimaatbestendige steden Klimaatbeleid en praktijk in Nederland Inspiratie voor Amersfoort Michaël Meijer Introductie Michaël Meijer Tuin- en Landschapsinrichting @ IAH Larenstein Planologie @ Radboud

Nadere informatie