Verdwenen laatmiddeleeuwse vissersdorpen aan de Vlaamse kust:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Verdwenen laatmiddeleeuwse vissersdorpen aan de Vlaamse kust:"

Transcriptie

1 Verdwenen laatmiddeleeuwse vissersdorpen aan de Vlaamse kust: Een archeologische kijk op het laatmiddeleeuws vissersmilieu. Promotor: Prof. Dr. Johnny De Meulemeester

2 Masterproef Verdwenen laatmiddeleeuwse vissersdorpen aan de Vlaamse kust: Een archeologische kijk op het laatmiddeleeuws vissersmilieu. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Archeologie Academiejaar

3 Inhoudstafel Voor - en dankwoord. i Abstracts ii 1. Inleiding p.1 2. De kustvlakte: een veranderlijk landschap p.2 Veranderlijk landschap.p.2 Evolutie van de kustvlakte..p.2 De impact van de mens op het kustlandschap p.3 Situering in tijd en ruimte.p.5 Historische achtergrond..p.5 Verdwenen vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust p.6 Walraversijde (Raversijde).p.6 a. Situering en ontwikkeling b. Archeologisch onderzoek Heis/Heys (Heist) p.9 a. Situering en ontwikkeling b. Archeologisch onderzoek Monnikenrede (Oostkerke).p.11 a. Situering en ontwikkeling b. Archeologisch onderzoek Nieuwe Yde (Oostduinkerke).p.12 a. Situering en ontwikkeling b. Archeologisch onderzoek 2

4 3. Het laatmiddeleeuws vissersmilieu aan de Vlaamse kust.p.15 Het vondstmateriaal van de laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust.p.15 Structuren p.15 Bewoningssporen: gebouwen p.15 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Monnikenrede en Nieuwe Yde Tonputten p.19 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Beerputten en latrines.p.24 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Mobiele archaeologica: voorwerpen en artefacten.p.26 Aardewerk..p.26 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Monnikenrede Nieuwe Yde Metalen objecten p.31 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Nieuwe Yde 3

5 Houten en benen objecten..p.36 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Glas p.39 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Monnikenrede Textiel en leer.p.45 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Dierlijke resten p.48 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Monnikenrede Nieuwe Yde Plantaardig materiaal: zaden, vruchten en pollen..p.51 Walraversijde (Raversijde) Heis/Heys (Heist) Vergelijking en interpretatie van het vondstmateriaal..p Wonen in een laatmiddeleeuws vissersnederzetting p.53 Uitzicht en organisatie p.53 Omgeving...p.57 De inwoners p.58 4

6 Werken in een laatmiddeleeuws vissersnederzetting..p.59 Visserij en landbouw..p.59 Handel p.61 Piraterij en strandjutterij.p.63 Andere artisanale activiteiten.p.64 Leven in een laatmiddeleeuws vissersnederzetting p.65 Religie p.66 Menu: eten en drinken p.67 Hygiëne..p.69 Vrije tijd.p.70 Algemene conclusies... p Besluitende opmerking..p.75 Bibliografie...p Lijst illustraties.i-vii Illustraties...VIII-XLIII 5

7 Voor en dankwoord Ik heb het onderwerp over de verdwenen laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen voor een drietal redenen gekozen. Ten eerste omdat ik mijn Bachelorproef geschreven heb over middeleeuwse scheepswrakken in de lage landen en in de maritieme archeologie wou blijven. Een tweede reden is omdat het bezoek aan het museumproject Walraversijde 1465 met de gereconstrueerde laatmiddeleeuwse huizen en de uitgebreide tentoonstelling van het gevonden materiaal op de site mij enorm heeft aangesproken en gefascineerd. Een derde reden is dat de middeleeuwse vissers een aparte cultuur opbouwen als gevolg van de continue confrontatie met de krachten en de gevaren van de zee. Hierdoor wou ik mij een beter beeld vormen over de activiteiten van de vissers en het uitzicht van hun (verdwenen) nederzettingen. Voor het tot stand komen van deze paper bedank ik in de eerste plaats mijn promotor, Prof. Dr. Johnny De Meulemeester voor zijn deskundig advies en suggesties. Daarnaast bedank ik ook het VIOE, en in het bijzonder Marnix Pieters voor zijn medewerking en nuttige informatie. Ook bedank ik het Nationaal Visserijmuseum van Oostduinkerke voor het verlenen van de nodige informatie. 6

8 Abstracts Abstract: In a first part of this paper I will give a general evolution of the Flemisch coastal plain through time as well as the location and the description of the disappeared late medieval fishing villages. In a second part I will discribe the archaeological structures and artefacts who are discovered on those sites. In the following part I will try to give a general view of the outlook and organisation of the late medieval fishing villages along the coast of the County of Flanders, and the activeties that took place here. This I will try to do by a comparative study. Herewith I will focus on the social, economical and cultural/religious aspects of the fishermen s community. Keywords: dissapeared, late medieval, fishing village, Flemisch coast, fishermen Résumé: Dans une première partie de cet article je donne une évolution générale de la côte de Flandres à travers le temps, et ausi la position et la description des villages de pêcheurs disparus. Dans une deuxième partie je donne un aperçu des structures et des objets qu on a trouvé dans ces sites ici. Après j essaie de former un image générale de la vue et de l organisation des vilages de pêcheurs aux long de la côte du Comté de Flandres, et aussi les activités qui avais passé ici. A ceci je vais me rendre aux aspect sociale, économique et culturèle/religieuse de la commune de pêcheurs. Mots de clé: disparus, médiéval, le village de pêcheurs, la côte de Flandres, des pêcheurs 7

9 1. Inleiding De maritieme archeologie probeert via materiële bronnen de interactie van de mens met oceanen, zeeën, rivieren en meren te reconstrueren. Het maritieme erfgoed bestaat daarbij uit verschillende aspecten. Zowel het maritiem erfgoed in zee als het maritieme erfgoed aan land behoren tot het onderzoeksdomein van de maritieme archeologie. Bij het maritieme erfgoed aan land gaat het voornamelijk om sites die zich in de nabijheid van water bevinden, en waarbij hun bestaan en uitzicht in belangrijke mate afhankelijk is van de zee of het water. De zee of het water heeft daardoor een belangrijke invloed op de kustbewoners, maar de meeste activiteiten, zoals handel e.d., gebeuren vooral op het land. Het maritieme erfgoed aan land is zeer gevarieerd en bestaat uit verschillende onderzoeksgebieden, namelijk: aanleg - en haveninfrastructuur, sluizencomplexen, getijden - en andere watermolens, vuurtorens, scheepswerven, vissersnederzettingen, specifieke of visgerichte installaties zoals visweren en rokerijen, ambachtelijke installaties die werken met grondstoffen uit zee (o.a. kalkbranderijen, zoutziederijen), direct in de omgeving van water gelegen toeleveringsbedrijven (bv. houtzagerijen) en de kustarchitectuur 1. Deze verhandeling focust zich op het onderzoeksdomein van de vissersnederzettingen. In de studie beperk ik mijn onderzoek tot de verdwenen laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen langsheen de Vlaamse of Belgische kust, m.n. Walraversijde, Heis/Heys, Monnikenrede en Nieuwe Yde. Daarbij maak ik een vergelijkende studie van het vondstmateriaal dat afkomstig is van deze reeds archeologisch onderzochte sites om hiermee een algemeen beeld te schetsen over de organisatie en het uitzicht van het laatmiddeleeuws vissersmilieu aan de Vlaamse kust, alsook de activiteiten die er plaatsvonden. De doelstelling daarbij is om via deze vergelijkende studie te trachten om nieuwe inzichten en suggesties in verband met de organisatie binnen de vissersnederzettingen naar voren te brengen. Hierbij ga ik in op de sociale, economische en cultureel/religieuze aspecten van de vissersgemeenschappen

10 2. De kustvlakte: een veranderlijk landschap 2.1. Veranderlijk landschap Evolutie van de kustvlakte Het kustlandschap dat we vandaag de dag aantreffen aan de Vlaamse kust is het resultaat van een samenspel tussen de mens en de natuur. De kustvlakte (Kaart 1) kan omschreven worden als een wad- of getijdengebied. Het gebied kwam zo n jaar geleden onder invloed van de getijden, eb en vloed, toen de Noordzee onze streken bereikte. De toenemende invloed van de getijden op het kustlandschap was het gevolg van de stijging van het zeeniveau en het dichtslibben van de kustvlakte. De sterke stijging van het zeeniveau begon zo n jaar geleden en was het resultaat van het afsmelten van de ijskappen ten gevolge van de opwarming van het klimaat na de laatste ijstijd. De kustvlakte is dan ook veeleer het resultaat van een continue afzetting van sediment (klei en zand) door de getijdenwerking van de zee. De moederbodem in het kustgebied bestaat uit Pleistocene dekzanden die tijdens de laatste ijstijd zijn afgezet, waarboven zich Holocene mariene afzettingen bevinden. Op het land verhoogde de grondwaterspiegel, waardoor er een weelderige vegetatie tot stand kwam. Als de afgestorven planten niet werden afgebroken tot humus kon er zich veen (zgn. basisveen) vormen. Als gevolg van de aanhoudende stijging van het zeeniveau werd het basisveen afgedekt met een pakket zand en klei. Door het dagelijks patroon van verschillende waterstanden ontwikkelden er zich verschillende landschappen of afzettingsmilieus, die zich voortdurend aanpasten aan de veranderingen in het waterniveau of sedimenttoevoer. Dit dynamische landschap wordt uitgedrukt met de termen zandwad of slikken en schorren. Het landschap wordt hierbij doorsneden door getijdengeulen die het belangrijkste element vormen in een wadgebied, waardoor er kleine eilandjes ontstonden aan de kust (zoals de Spermalie- en de Testerepgeul). Zowel de getijdengeulen als de slikken worden dagelijks overstroomd door vloed en vallen min of meer droog bij eb. Op die manier wordt iedere keer een dun laagje sediment afgezet. Door de vertraging van de zeespiegelstijging (zo n jaar geleden) vormden er zich schorren als gevolg van het hoog opslibben van delen van het wad. Een 9

11 schorre ontstaat wanneer het landinwaarts gedeelte van de slikken hoog genoeg is opgeslibd zodat het niet meer dagelijks bij hoogtij wordt overspoeld. Enkel bij uitzonderlijk hoge waterstanden of stormvloed wordt dit gebied nog overstroomd. Op de schorre vormt zich een intense begroeiing. In dit schorrengebied vormden zich talrijke zoetwatermoerassen waarin opnieuw veen begon te groeien: zo ontstonden de zgn. verlandingsveentjes. De zeespiegelstijging kende omstreeks een tweede belangrijke vertraging, waardoor het veen vanaf dan ongestoord kon blijven groeien. De veengebieden werden steeds uitgebreider en konden langer stand houden. Dit veen wordt ook het oppervlakteveen genoemd. Het einde van de veengroei situeert zich in de periode tussen en jaar geleden. Dit komt doordat de sedimenten die voordien waren afgezet opnieuw geërodeerd werden. Daar waar de veengbieden ingezakt waren, ontstond dan weer nieuwe ruimte voor het afzetten van zand en klei. Deze gebieden veranderden na verloop van tijd terug in een wadgebied. Langsheen de getijdengeulen bleef de invloed van de dagelijkse getijden op het landschap zeer groot (Augustyn B. 1992; Vervloet J & Thoen E. 2005; Zeebroek I. et al 2002) De impact van de mens op het kustlandschap De activiteiten en het levenspatroon van de mens wordt in grote mate bepaald door de omgeving, maar de mens beïnvloed op zijn beurt het landschap rondom. Vanaf de Romeinse periode greep de mens reeds in op het landschap. In de Romeinse periode werd in de kustvlakte intensief aan zoutwinning gedaan. Zout was namelijk een belangrijk handelsproduct en de seizoenale zoutwinning in de kustvlakte langsheen de Noordzee was dan ook een economisch belangrijke onderneming. Deze Romeinse zoutwinning ging gepaard met grote investeringen in het landschap, zoals de aanleg van zoutpannen en drainagesystemen om de aan - en afvoer van het zeewater in het kustgebied te verbeteren. Voor de zoutwinning had men heel wat brandstof nodig, dit om het zeewater te laten verdampen waardoor men enkel zout overhoud. Brandstof was in het kustgebied overvloedig aanwezig in de vorm van veen. De Romeinen hielden zich dus ook reeds bezig met veenontginning in de kuststreek. Naast zoutwinning en veenontginning legden de 10

12 Romeinen ook al dijken aan. Zo is er tijdens de opgravingen te Raversijde een Romeinse dijk aangesneden 2. In de vroegmiddeleeuwse kustvlakte bleven de grootste getijdengeulen nog steeds actief, terwijl kleinere geulen dichtslibden. Het kustgebied bestond in de vroege middeleeuwen uit een eerder rustig wadgebied, met geulen die zich zijdelings verplaatsten en die afgezoomd werden door slikken en schorren. Het vroegmiddeleeuws getijdengebied was voor de mens nooit helemaal ontoegankelijk, aangezien het gebied ideaal was voor schapenteelt. Voor de mens nam echter de mogelijkheid om zich te vestigen in het kustgebied toe als gevolg van het dichtslibben van de kleinere geulen, maar werd hierbij geconfronteerd met de dynamiek van de zee via de geulen en overstromingsgevaar. In de loop van de vroege middeleeuwen zou de mens daarom grote delen van het kustlandschap aan de invloed van de getijden onttrekken en droogleggen. De oudste middeleeuwse dijken werden waarschijnlijk in de eerste helft van de 11 de eeuw opgeworpen, langsheen de geulen loodrecht op de kustlijn. Het waren defensieve dijken die het land moesten beschermen tegen de gevolgen van stormvloeden, waardoor de dijken nog steeds invloed bleven ondervinden van de getijden. De dijken moesten vooral het water tegenhouden dat vanuit de twee overstromingsgebieden, de IJzerstreek en de Zwinstreek (Kaart 2) kwam aanzetten. Naast deze defensieve of preventieve dijken begon men in de loop van de 12 de eeuw ook offensieve dijken aan te leggen. Deze offensieve dijken hadden het doel om gebied op de zee te heroveren. Het proces van land heroveren op de zee wordt aangeduid met de term inpolderen. Door de voortdurende menselijke ingrepen is zo het eigenlijke polderlandschap ontstaan. De inpoldering van de kustvlakte heeft echter een bijzonder bodemproces tot gevolg gehad, namelijk een inversie van het landschap. Na de indijking van een gebied werd het gedraineerd, waardoor het veen in de ondergrond begon te krimpen, met een daling van het oppervlak als gevolg. Naast het inpolderen van het landschap werden in de middeleeuwen ook grote gebieden uitgeveend. Het veen werd gedeeltelijk of geheel uitgegraven om te dienen als brandstof. Ook kleilagen werden in deze periode ontgonnen (Zeebroek I. et al 2002). In de 13 de eeuw is men begonnen met een groot deel van het overstromingsgebied van het Zwin in te dijken en in te polderen, waardoor er niet veel maar overbleef van het oorspronkelijke Zwin (Hillewaert B. 1984). Ook andere geulen (zoals het Groot Geleed dat het kusteiland Testerep van het vasteland scheidde) kwamen droog te liggen als gevolg van bedijking ( Caeydyck en Hoge Dyck )

13 In de late 14 de eeuw had het kustgebied zwaar te lijden onder de dynamiek van de zee. Als gevolg van verschillende stormen werden er breuken in de dijken geslagen en verdwenen heel wat stukken land met de erop liggende nederzettingen in zee, o.a. te Walraversijde, Mariakerke en Oostende. Op het einde van de 14 de eeuw werd een nieuwe dijk opgeworpen (de Gravejansdijk ) om de situatie terug te stabiliseren (Zeebroek I. et al 2002) Situering in tijd en ruimte Historische achtergrond In de loop van de late middeleeuwen (12 de - vroege 14 de eeuw) groeiden een aantal plaatsen langs de kust van het Graafschap Vlaanderen uit tot kust - of vissersnederzettingen. Een kustnederzetting kan volgens Dries Tys gedefinieerd worden als een nederzetting aan de kust die op z n minst een maritieme focus heeft, met de zee als belangrijkste bron en plaats van actie voor de inwoners van de nederzetting. De kustnederzettingen zijn met andere woorden geen rurale nederzetting in de kustzone, met een dominante rurale en territoriale focus. Deze opdeling betekent echter niet dat er geen interactie of relatie was tussen beide typen van nederzetting, wellicht integendeel (Tys D. 2006). De belangrijkste reden van het ontstaan en de sterke groei van deze kustnederzettingen was de stijgende bevolking en de enorme vraag naar zeevis vanuit het binnenland. Zeevis was in de middeleeuwse steden namelijk een belangrijk en betaalbaar onderdeel van het menu. De Vlaamse visserij kende haar bloeiperiode dan ook in de 15 de en 16 de eeuw. Het blijft tot heden echter onduidelijk hoe de laatmiddeleeuwse visserij aan de Vlaamse kust ontwikkelde en hoe de vishandel was georganiseerd (Tys D. 2006). Het belang en de rol van de vissersnederzettingen kon variëren van kleinschalige aanlegplaatsen (zoals Walraversijde) tot havensteden (zoals Oostende en Nieuwpoort), waarbij er een soort van hiërarchie optrad. De grotere steden en havens hadden een belangrijke vloot, marktplaatsen en enige politieke rol in het laatmiddeleeuws Vlaanderen. De gewone vissersnederzettingen, zijn op dit vlak veel moeilijker te begrijpen, aangezien ze minder goed gekend zijn. (Tys D & 2006). Het aantal sites dat extensief en systematisch werd onderzocht is vrij beperkt en daarom is het (archeologisch) inzicht in de materiële wereld van deze mensen nog altijd vrij gelimiteerd (Verhaeghe F. 2003). Om de rol, 12

14 complexiteit en dynamiek van deze kustnederzettingen te begrijpen is het nodig om de materiële en ruimtelijke kenmerken van de nederzetting te bestuderen, om ons op die manier iets te kunnen vertellen over de aard en de identiteit van deze laatmiddeleeuwse vissersnederzetting en vissersgemeenschap (Tys D & 2006). De specifieke milieuomstandigheden en de specifieke activiteiten hadden ongetwijfeld een invloed op het leven van de vissersgemeenschappen, alsook op de perceptie van de wereld en het gedrag van deze mensen (Verhaeghe F. 2003) Het verdwijnen van een aantal vissersnederzettingen kan verklaard worden door de sociaal en economische veranderingen aan het eind van de late middeleeuwen. Dit als gevolg van oorlogen op het einde van de 16 de en het begin van de 17 de eeuw (o.a. de godsdienstoorlogen en het Beleg van Oostende ( )) (Hillewaert B. 1984; Kightly C. et al 2000) Verdwenen vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust De verdwenen middeleeuwse vissersnederzettingen die in deze studie bestudeerd worden zijn gesitueerd langsheen de Vlaamse Kust (Kaart 3). Ik beperk me hierbij tot de laatmiddeleeuwse situatie van deze sites. Walraversijde (Raversijde): 3 a. Situering en ontwikkeling Walraversijde (ook wel Walraverside of Walravensyde) is ontstaan als een vissersgehucht langs de Noordzee in het midden van de 13 de eeuw en situeert zich in een kleine inham of getijdengeul van de Noordzee tussen Oostende en Nieuwpoort (Kaart 4 & 5) (Kightly C. et al 2000 & 2003). Het middeleeuwse dorp was gelegen op het kusteiland Testerep dat zich uitstrekte van Westende tot Oostende (Kaart 6). Het kusteiland was van het vaste land gescheiden door het Groot Geleed, een kreek of een overblijfsel van een getijdengeul die parallel liep met de kustlijn (Pieters M. 1993; Schietecatte L. 2003). Walraversijde is een ijde of (h)yde (= aanleg - of landingsplaats) dat genoemd is naar een 3 Zie ook: Kightly C & 2003; Pieters M. 1997; Tys D & 2006; Zeebroek I. et al

15 zekere Walraf ( Walraf s IJde ), mogelijk een visser, handelaar of de belangrijkste inwoner van de nederzetting. De nederzetting heeft twee fasen gekend. De eerste fase is te situeren in de 13 de en 14 de eeuw. Tijdens deze periode kende de nederzetting een uitbreiding in de richting van het binnenland, terwijl de kleine inham van de Noordzee langzaam verzande. Aan het eind van de 14 de eeuw en het begin van de 15 de eeuw had de nederzetting zwaar te leiden onder een zware crisis. Deze crisis was niet enkel het gevolg van de economische moeilijkheden waarmee de nederzetting geconfronteerd werd, maar ook door natuurlijke invloeden. Als gevolg van de economische en financiële moeilijkheden werd de duinengordel tussen de nederzetting en de zee nauwelijks onderhouden. De duinen werden verzwakt door de overbegrazing door vee en de ondermijning door graafwerken van konijnen. De konijnen werden in de duinen uitgezet om er op te kunnen jagen door de adel en koninklijke familie. De konijnenpopulatie kenden een zeer grote toename, waardoor dit rampzalige gevolgen had voor de duinenstructuur. Hierdoor werd de omgeving van Walraversijde geconfronteerd met duinverstuivingen. Als gevolg van de verzwakte duinen en talrijke zware stormvloeden (o.a. een zware storm rond 1394) kwam een deel van de nederzetting onder water te staan. Heel wat stukken land verdwenen samen met de eropliggende nederzettingen (te Walraversijde, maar ook delen van Oostende) in zee. Ook verdwenen enkele hectaren onder landinwaarts geblazen duinzand. Door de verplaatste duinengordel kwam Walraversijde gedeeltelijk op strand te liggen (aangeduid met Walraversijde-strand) en werd onbewoonbaar. Hierdoor werden de inwoners van de nederzetting gedwongen om te verhuizen en de nederzetting verder inlands her op te bouwen (Kigthly C. et al 2000; Pieters M. 1993). De nieuwe 15 de -eeuwse nederzetting die verder landinwaarts, in een agriculturele zone, werd heropgebouwd is de tweede fase van Walraversijde (aangeduid met Walraversijde-polder). Deze nederzetting werd gebouwd op gronden die eerder dienst deden als landbouwgronden (agrarische doeleinden) en was aanzienlijk groter dan de landbouwdorpen uit de omgeving. Walraversijde werd nu beveiligd door een nieuwe dijk die Jan zonder Vrees, Hertog van Bourgondië en Graaf van Vlaanderen, in 1399 liet bouwen. Deze dijk staat gekend als de Gravejansdijk en is nog steeds zichtbaar in het landschap aan de Vlaamse kust, meerbepaald tussen Mariakerke en Middelkerke. Walraversijde-polder kende zijn grootste bloei op het einde van de 14 de en het begin van de 15 de eeuw. In deze periode kende de nederzetting een bevolking van ongeveer 500 inwoners. Walraversijde had in de 15 de eeuw een belangrijke positie binnen de kustvlakte. Het nieuwe dorp was namelijk aanzienlijk groter dan de landbouwdorpen in de omgeving. Het 14

16 dorp bleef echter wel kleiner dan de naburige zeesteden zoals Oostende en Nieuwpoort. Ondanks het belang en het hoog aantal inwoners heeft Walraversijde echter nooit een eigen marktinfrastructuur gehad en is, ondanks een prestigieuze kapel, nooit een zelfstandige parochie geweest (Tys D. 2006). De welstand van Walraversijde bleef niet lang duren. Vanaf de laatste tientallen jaren van de 15 de eeuw kende de nederzetting reeds een achteruitgang, om in de 16 de een verder verval te ondergaan. Het verval begint met de burgeroorlog tussen Aartshertog Maximiliaan en de Vlaamse steden, waar de grootste kuststeden Oostende en Nieuwpoort (waartussen Walraversijde was gelegen) lijnrecht tegenover elkaar stonden. Oostende steunde de steden, terwijl Nieuwpoort aan de kant stond van Aartshertog Maximiliaan (Kightly C. et al 2000). Deze burgeroorlog ging gepaard met een ontvolking en neergang van de vishandel. Tegen 1510 waren sommige gebouwen tot ruïnes omgevormd en tegen 1534 waren zelfs ganse delen van Walraversijde reeds verlaten. Tegen het midden van de 16 de eeuw was de nederzetting herleid tot enkele huizen rond de kerk en de molen die nog overgebleven waren van het ooit zo roemrijke Walraversijde. Uiteindelijk verdween de nederzetting (vanaf 18 de eeuw met de naam Raversijde) volledig uit het landschap als gevolg van het Beleg van Oosten tussen 1601 en b. Archeologisch onderzoek Reeds in de 19 de eeuw werden er regelmatig meldingen gedaan van archeologische vondsten op het strand tussen Middelkerke en Oostende. Naar aanleiding van een uitvoerige prospectie in 1896, beschreef A. Rutot deze vindplaats relatief uitvoerig. Hij beschreef ceramiekvondsten uit verschillende periodes, sporen van middeleeuwse veenexploitatie, resten van een verdwenen dorp ter hoogte van Raversijde en een verdwenen dorp ter hoogte van Mariakerke. Een meer gedetailleerd verslag met beschrijving van de vondsten werd door K. Loppens gedaan die de site tussen 1920 en 1928 regelmatig bezocht. Sporen van de vissersnederzetting Walraversijde-strand bleven tot de jaren 70 van de 20 ste eeuw zichtbaar op het strand (Figuur 1). Deze sporen gaven de aanzet tot enkele archeologische onderzoeken door amateur-archeologen. O.a. A. Choqueel en E. & A. Cools- Mortier hebben belangrijke gegevens geregistreerd op het strand te Raversijde (Pieters M. 1993). Sinds 1992 heeft het VIOE (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed), onder leiding van Marnix Pieters, in nauwe samenwerking met de provincie West-Vlaanderen, 15

17 grootschalige opgravingen uitgevoerd in het 15 de -eeuwse Walraversijde (Kaart 7, 8, 9 & 10). Tot het heden zijn er reeds negen campagnes opgezet. Dit grondig en systematisch onderzoek heeft heel wat informatie en nieuwe inzichten opgeleverd in verband met de materiële leefwereld, de socio-economische organisatie en het gedrag van middeleeuwse en latere vissers (Pieters M & 2006). Walraversijde is een uiterst belangrijke site doordat de natuurlijke omgeving ervoor gezorgd heeft dat de middeleeuwse voorwerpen uitstekend bewaard zijn gebleven, met als resultaat dat de vondsten talrijk en zeer divers zijn (Kightly C. et al 2007). Als gevolg van het systematisch en grootschalig onderzoek naar het middeleeuwse Walraversijde is het één van de best bestudeerde vissersnederzettingen aan de Noordzee door een combinatie van archeologie, natuurwetenschappen, historische en historiografisch onderzoek (Tys D. 2006). Op basis van historisch en archeologische gegevens is het ook mogelijk geweest om het middeleeuwse Walraversijde te doen herleven in de vorm van vier gereconstrueerde huizen (Figuur 2) en een museum op het domein Raversijde (Kightly C. et al 2003; Kightly C. 2006). In de bespreking van Walraversijde doe ik beroep op de resultaten van dit archeologisch onderzoek en beperk ik mij tot het laatmiddeleeuwse Walraversijde (14 de -15 de eeuw). Heis/Heys (Heist): a. Situering en ontwikkeling Heis(t) ontstond omstreeks 1170 als vooruitgeschoven woonkern van Rugge (gelegen tussen het huidige Heist en Ramskapelle), tot midden 11 de eeuw een terp of vluchtheuvel voor de herders die hun schapen op de schorre lieten grazen. Na de inpoldering omstreeks 1050 werd Rugge een permanente bewoonde en een snel groeiende dorpskern. Toen het rond 1170 door de Oudemaarsdijk de verbinding met de open zee verloor, moesten de vissers hun schepen op het strand vóór de dijk achterlaten en was de vissersbevolking verplicht zich zo dicht mogelijk achter de nieuwe dijk te vestigen, meerbepaald te Heis (of Heys), genoemd naar het leenhof Hof te Heis. Heis breidde steeds verder uit, maar bleef officieel een deel van Rugge, dat omgedoopt werd tot Koudekerke. 16

18 De bloeiperiode van Heis(t) situeerde zich vooral tussen 1450 en 1550 (Kaart 11). Het inwonersaantal bereikte in deze periode 400 à 500 personen. De godsdienstoorlogen tijdens de tweede helft van de 16 de eeuw betekenden echter een keerpunt. In de decennia vóór en na 1600 werd de hele regio zwaar geplunderd, en het grootste deel van de Heistse vissers week uit naar Zeeland. Slechts het einde van de Tachtigjarige Oorlog bracht beterschap en in de daaropvolgende eeuwen kon Heist herstellen. Door de opkomst van het kusttoerisme vanaf de 19 de eeuw ontwikkelde Heist tot de badstad aan de Belgische kust, gelegen tussen Knokke en Zeebrugge, op ongeveer 20 km van Brugge. Administratief gezien is Heist nu een deelgemeente van Knokke. (Caluwé D. et al 2003; Vandevelde J. 2002). b. Archeologisch onderzoek Tot een halve eeuw geleden, toen het strand van Heist nog niet opgespoten was, kon men na stormweer of springtij de houten resten van de verdwenen laatmiddeleeuwse bewoning nog waarnemen (Vandevelde J. 2002). Op het eind van de jaren 80 van de 20 ste eeuw werd er te Heist heel wat archeologisch veldwerk verricht door Bieke Hillewaert en Yann Hollevoet. Zo ook werd er op twee sites archeologische noodonderzoeken uitgevoerd. De eerste opgravingen werden verricht in 1987 en zijn te situeren langst de Kerkstraat. De aanleiding van dit archeologisch onderzoek was de uitbreiding van de schoolgebouwen. Een tweede opgraving vond plaats langst de Vuurtorenstraat in Aanleiding voor dit onderzoek was de bouw van een appartementsblok, met een binnenkoer en ondergrondse parkeergarage. Beide opgravingen leverde heel wat aan archeologisch materiaal (Caluwé D. et al 2003; Hillewaert B. 1987; Vandevelde J. 2002). Op basis van de gevonden ceramiek werden de sites globaal in de 14 de - 16 de eeuw gedateerd (Vandevelde J & 2003) Uit de periode vóór de opgravingen in 1987 en 1988 zijn zeer weinig archeologische vondsten bekend. Wel werden er in 1987 resten van enkele houten tonnen en een hoeveelheid ceramiekscherven gevonden (Vandevelde J. 2002). Het meest recente onderzoek dateert van april Het terrein tussen de Kerkstraat en de Vlamingenstraat werd als gevolg van de aanleg van een ondergrondse parkeergarage archeologisch begeleid door M. Dewilde en F. Wyffels van het toenmalige I.A.P. (nu VIOE). Tijdens deze opgravingen werden zeven tonputten, een aantal kuilen, een greppel en een oven onderzocht. Op basis van het schervenmateriaal afkomstig uit de tonputten en de kuilen kon 17

19 men besluiten dat het terrein reeds in het begin van de 14 de eeuw gebruikt werd, maar vooral de 15 de en 16 de eeuw waren vertegenwoordigd (Dewilde M. & Wyffels F. 2001). In deze verhandeling verwijs ik naar de opgravingen, die uitgevoerd zijn op de sites Kerkstraat (1987) en Vuurtorenstraat (1988), naar het laatmiddeleeuwse Heis of Heys (14 de tot 16 de eeuw), dat nu volledig verdwenen is onder de huidige bebouwing te Heist. Monnikenrede (Oostkerke): a. Situering en ontwikkeling De verdwenen vissersnederzetting Monnikenrede situeerde zich op de linkeroever van het Zwin, tussen Damme en Hoeke. Het is nu gelegen op het grondgebied van de gemeente Oostkerke, ca. 15 km ten noordoosten van Brugge (Kaart 12 & 13) (Hillewaert B & 1986). Als havenstadje langs het Zwin wordt het verdwenen Monnikenrede meestal in één adem vernoemd met Damme, Hoeke, Mude en Sluis. Alle hebben hun ontstaan te danken aan de middeleeuwse Brugse handel via het Zwin. Monnikenrede dankte zijn naam aan de eveneens verdwenen waterloop de Monnikenrede die in verbinding stond met het Zwin (Caluwé D. et al 2003). De oorsprong van Monnikenrede en de occupatie in de 13 de en 14 de eeuw blijven vrij obscuur door de schaarsheid aan historische documenten. Wellicht werd de nederzetting gesticht in het begin van de 13 de eeuw. De naam van het stadje wordt namelijk voor het eerst vermeld in een Engelse akte van In datzelfde jaar werd er een schepencollege opgericht en had het bepaalde rechten op de handel in het Zwin. Enkele decennia later kreeg het stadsrechten. Monnikenrede was een belangrijk centrum in de internationale handel van Brugge en van Vlaanderen in het algemeen. Zowel de historische als archeologische bronnen wijzen op contacten met Engeland en de Golf van Gascogne. Monnikenrede moet een soort miniatuurstadje geweest zijn met stadhuis, vleeshuis en vismarkt. De markt van Monnikenrede was de belangrijkste economische plaats. Een kerk is er nooit geweest, enkel een kapel. Ten tijde van haar bloei in de 14 de eeuw heeft Monnikenrede nooit meer dan 400 inwoners geteld, maar het stadje bezat o.a. wel het stapelrecht van de handel in gedroogde vis. Er werd met eigen schepen in dienst van Brugse kooplieden naar Engeland en de Franse westkust gevaren. Er was geen uitgebreide haveninfrastructuur. De schepen liepen gewoon 18

20 vast op de zacht glooiende oever van het Zwin. Lichtere scheepstypes werden op het droge getrokken (Caluwé D. et al 2003; Hillewaert B. 1986). In de 15 de eeuw begon de achteruitgang, met de gedeeltelijke verzanding van het Zwin en de achteruitgang van de economie in de grote omliggende steden (Brugge en Damme). Er werden heel wat pogingen ondernomen om de waterloop te redden. Dit was van kapitaal belang, want het Zwin was als het ware de poort tot het hele Graafschap Vlaanderen. Omstreeks het midden van de 16 de eeuw werd er door de Garende Hebbe, dit is een stuk van de vrijgekomen zwinbedding, gelegen in Monnikenrede, een zeekanaal gegraven van Damme naar Sluis (Caluwé D. et al 2003; Hillewaert B & 1986). In 1594 werd Monnikenrede als stad opgegeven. Langzamerhand werd het stratenpatroon in het landschap opgenomen. In het begin van de 19 de eeuw tenslotte, gaf Napoleon opdracht de Damse vaart dwars door de vroegere markt van Monnikenrede te graven. Hierbij verdween de allerlaatste bewoning en kan men spreken van de verlaten vissersnederzetting Monnikenrede (Caluwé D. et al 2003; Hillewaert B. 1986). b. Archeologisch onderzoek Vandaag de dag zijn er zeer weinig resten en sporen zichtbaar van het middeleeuwse Monnikenrede, waardoor de precieze lokalisatie van Monnikenrede in het actuele landschap moeilijk te achterhalen is. Aan de hand van topografisch onderzoek is Beatrijs Hillewaert er in geslaagd om de situering van het middeleeuws Monnikenrede te verduidelijken (Hillewaert B. 1986). Ook zijn er oppervlakte prospecties en een aantal kleinschalige opgravingen uitgevoerd in de jaren 80. De opgravingen situeerden zich langst de verdwenen straten Roostraat en Visserstraatje. Zowel de prospecties als de kleinschalige opgravingen leverden heel wat aardewerk op (Hillewaert B & 1986). Te Monnikenrede werden er ook in door de Universiteit Gent twee opgravingen uitgevoerd. De opgravingen waren gesitueerd langs de vroegere Hoogstraat, ten oosten van de Damse vaart en in de hoek van de Zuiderkerkstraat en de markt, ten westen van de Damse vaart (Caluwé D. et al 2003). Nieuwe Yde (Oostduinkerke): a. Situering en ontwikkeling 19

21 De naam van het verdwenen vissersdorp Nieuwe Yde (= nieuwe aanlegplaats ) duikt in 1277 voor het eerst in de archieven op (als Nova Hida ). Bestuurlijk en juridisch behoorde het dorp onder de nabijgelegen stad Nieuwpoort. Parochiaal was het vissersdorp afhankelijk van de parochie Oostduinkerke, die zelf onder het patronaatschap van de Sint-Niklaasabdij van Veurne viel. De geografisch context blijft onduidelijk, maar vermoedelijk lag de nederzetting langs een nu verzande tak van de IJzermonding, het Vloedgat (Kaart 14 & 15) (Termote J. 1981). Het dorp was wellicht gelegen langs een kreek, die in de periode van een natuurlijke beschutte haven vormde (De Meulemeester J. 1977). Deze kreek of getijdengeul zal wellicht bepalend geweest zijn voor de inplanting van de nieuwe yde of aanlegplaats. De loop ervan is nog gedeeltelijk in het landschap te volgen. Reeds op het einde van de 13 de eeuw werd de benedenloop van de geul afgedicht door een dijk (de Groenendijk ), waardoor de achterliggende gronden konden ingepolderd worden. De nederzetting kende een hoogtepunt in de 14 de eeuw. Na een bloeiperiode in de 14 de -15 de eeuw, bezegelden de verslechterde economische toestand vanaf het einde van de 14 de eeuw, de toegenomen verzanding en duinvorming en de godsdienstoorlogen aan het eind van de 16 de eeuw ook hier het definitief lot van het dorp Nieuwe Yde. De site is nu gelegen op het grondgebied van de gemeente Oostduinkerke (deelgemeente van Koksijde) op ongeveer 1 km van de huidige kustlijn en draagt de naam Spelleplekke als gevolg van de massa s spelden die er in de vorige eeuw gevonden zijn (Termote J & 1984). b. Archeologisch onderzoek Na de ontdekking van de site door E.H.Ad. Duclos rond 1900, aan de hand van talrijke oppervlaktesporen, werden er in het begin van de 20 ste eeuw terreinprospecties en steekproeven uitgevoerd door A. de Loë en M.E. Rahir van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel. Het archeologisch onderzoek werd daarna verder gezet door J. Maertens (van de Gentse Rijksuniversiteit) en K. Loppens. Loppens verrichte vanaf 1922 regelmatig opzoekingen op de site. De talrijke vondsten lieten toe de nederzetting te dateren en nauwkeurig te lokaliseren. Na W.O.II verzwakte de belangstelling, ondanks het feit dat de site steeds meer bedreigd werd door toenemende verkavelingen als gevolg van het toenemende toerisme. In 1977 leidde een verkaveling tot enkel belangwekkende toevalsvondsten. Zo kwamen er o.a. belangrijke hoeveelheden laatmiddeleeuws aardewerk een het licht. Deze vondsten hebben aanleiding gegeven tot het archeologisch beschermen van de site. Bovendien werd door de plaatselijke Werkgroep Archeologie voor Veurne en 20

22 Omstreken gestart met de systematische archeologische prospectie van het gebied (Termote J & 1984). Steunend op de steekproeven en de verspreiding van de oppervlaktevondsten is het mogelijk om een beeld te vormen van de evolutie van de nederzetting. Het overgrote deel van het materiaal dateert uit de tweede helft van de 13 de eeuw tot het begin van de 15 de eeuw en wordt over nagenoeg het ganse oppervlak van de site aangetroffen (Termote J. 1984). Veel van het materiaal dat tijdens de eerst onderzoeken verzameld is, is verloren gegaan. Ook bevind er zich heel wat materiaal in private collecties, waardoor de studie van het materiaal dat gevonden is op de site van het verdwenen vissersdorp Nieuwe Yde moeilijk uit te voeren is. 21

23 3. Het laatmiddeleeuws vissersmilieu aan de Vlaamse kust 3.1. Het vondstmateriaal van de laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust In dit eerste deel geef ik een uitgebreid overzicht van de archeologische structuren en voorwerpen die aangetroffen zijn tijdens archeologische opgravingen en prospecties naar de verdwenen laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust, om deze daarna te vergelijken en te interpreteren Structuren Bewoningssporen: gebouwen Walraversijde (Raversijde): Te Raversijde zijn er sinds de opgravingen in het 15 de -eeuws vissersdorp achter de Gravejansdijk reeds meer dan 30 bewoningssporen of gebouwplattegronden te voorschijn gekomen (Figuur 3 & 4) (Pieters M. 1993). Deze gebouwplattegronden werden daarbij geheel of gedeeltelijk vrijgelegd. De grondplannen zijn in twee vormen bewaard: ofwel met uitbraaksporen ofwel is het grondplan bewaard in de vorm van een aantal lagen baksteen van muurresten (Kightly C. et al 2003). De zgn. uitbraaksporen zijn sporen van een gebouwplattegrond waarbij de stenen van de muren zelf, ten behoeve van een hergebruik, reeds uit de grond zijn gehaald (Kightly C. et al 2000). Merkwaardig hierbij is dat de hoeken beter bewaard zijn (Figuur 5). Uit de niet uitgebroken gedeelten leidt Marnix Pieters af dat de onderste baksteenlagen bestaan uit droog metselwerk (Pieters M. 1994), dat wil zeggen zonder een verbindingsmiddel zoals mortel. De gebouwen zijn ingeplant op wooneilanden die van elkaar gescheiden zijn door een 3 tot 4 m brede gracht (Figuur 3). De oriëntatie van de grachten heeft de oriëntatie van de gebouwen bepaald. De lange zijde van de gebouwen is 22

24 meestel NO-ZW georiënteerd. De onderlinge afstand tussen de gebouwen bedraagt globaal 1,5 tot 2,5 m. (Pieters M. 1994). De gebouwen zelf, parallel aan elkaar, zijn veelal rechthoekig en in de lengte verdeeld in twee vertrekken, meestal een groter en een kleiner vertrek. Er komen echter ook grotere huizen voor (o.a. gebouw 13) met meerdere kamers (Kightly C. et al 2003). Zo is er in 1992 een huisplattegrond vrijgelegd waarbij minstens vijf vertrekken onderscheiden konden worden (Pieters M. 1993). De gebouwen variëren in lengte van 12 tot 18 m (met één uitzondering van 25 m) en in de breedte steeds tussen 5 en 6 m (Kightly C. et al 2000; Peters M. 1993), met een gemiddelde oppervlakte van 85 m² (Kightly C. et al 2003). Twee gebouwen die men heeft vrijgelegd in 1993 vertonen een afwijkende plattegrond, zowel van vorm als van oriëntatie. Van de beide gebouwen (gebouwen 4 en 5) is de lange zijde NW-ZO georiënteerd. Gebouw 4 (Figuur 6) is bovendien voorzien van een circulaire aanbouw van 1,5 m diameter (Figuur 7). Deze circulaire aanbouw werd geïnterpreteerd als een mogelijke bak - of broodoven. Dit gebouw is duidelijk geen woonhuis. Op basis van de talrijke brandvlekken op de grond en de aangebouwde oven werd dit gebouw wellicht gebruikt als bakkerij en visrokerij (Figuur 8) (Kightly C. et al 2000; Pieters M. 1994). Gebouw 5 lijkt eerder trapezoïdaal van grondplan (Figuur 9) (Pieters M & 1995). De archeologische informatie over het bovenste gedeelte en vooral het dak is zeer gering. Te Raversijde zijn er een aantal delen van muren bewaard gebleven tot enkele baksteenlagen, zelfs tot 13 steenlagen (80 cm hoog) (Figuur 10). Ook is er een stuk omgevallen pleisterlaag teruggevonden die een afdruk levert van 23 lagen baksteen, bewijs voor een minstens 1,40 m hoge muur (Figuur 11). Deze vondsten wijzen erop dat de bovenbouw van de huizen grotendeels of zelfs volledig in baksteen was uitgevoerd, het is echter niet uitgesloten dat er ook gebouwen voorkwamen met een houten bovenbouw of vakwerkbouw met enkel een sokkel of voetmuur in baksteen. Zo waren er namelijk minstens drie houten gebouwen aanwezig in het archeologische record (Kigtly C. 2000; Pieters M & 1997b). Er zijn in de plattegronden van de gebouwen geen sporen geregistreerd van nokdragende palen. Hieruit is op te maken dat de dakconstructies ontworpen waren zonder binnenin de gebouwen geplaatste stutbalken (Pieters M. 1994). Wat de dakbekleding betreft zijn er zowel negatieve als positieve aanwijzingen. De positieve aanwijzingen zijn de zgn. druipsporen die tussen sommige gebouwen voorkomen. Deze druipsporen zijn greppeltjes die gevormd worden door het afdruipende regenwater van het dak, en wijst op de afwezigheid van een dakgoot. De grote afstand tussen de gebouwen te 23

25 Walraversijde vormen een bijkomend argument voor een bedaking met organisch materiaal. De afstand hangt namelijk nauw samen met het gebruikte bedakingsmateriaal (Pieters M. 1994). De negatieve aanwijzing is het weinig voorkomen van fragmenten van dakpannen en het ontbreken van houten leien. Dit wijst erop dat het dak wellicht bedekt werd met organisch materiaal, zoals stro, zegge of riet (Kigtly C. 2003; Pieters M. 1994). Het is waarschijnlijk dat het dak werd bedekt met galigaan, aangezien dit op veel plaatsen in de nederzetting aangetroffen is, voornamelijk als verbrande of verschroeide resten (Kightly C. et al 2003). Galigaan is een zegge-achtige, die zeer geschikt is als dakbedekking en bovendien in natte duingebieden groeit, dus mogelijk in de omgeving aanwezig was. Echter andere soorten zoals riet, zegge en stro komen ook in aanmerking (Kightly C. et al 2000). Het dak rustte wellicht op zware eiken balken die tevens ook de muur samenhielden en aan de zijgevels werden vastgeklonken met ijzeren muurankers. Het voorkomen van ijzeren muurankers bevestigt nog eens het vermoeden dat de muren volledig in baksteen werden opgetrokken (Kightly C. et al 2000). De aangetroffen pleisterlaag duidt erop dat de binnenkant van de gebouwen werd voorzien van een witte deklaag (Figuur 12). Deze witte deklaag bestaat uit gebrand kalksteenpoeder dat vermengd werd met water en soms met kaarsvet (Kightly C. et al 2000) om zo een soort witsel te bekomen. Dikke lagen witsel die op de site werden aangetroffen wijzen erop dat sommige muren over een lange periode herhaaldelijk werden gewit (Kightly C. et al 2003). De witte pleisterlaag had wellicht tot doel om de binnenruimte van de huizen te verlichten, het weerkaatste namelijk het natuurlijk invallende licht. Daarnaast beschermde het de houten balken tegen insecten en had het een bacteriedodende werking (Kightly C. et al 2003). Sommige huizen in Walraversijde waren waarschijnlijk ook aan de buitenkant bepleisterd. Andere aanwijzingen wijzen erop dat de binnenmuren in sommige huizen kleurrijker waren dan de gewone gewitte muren. Er zijn namelijk sporen van roodsel gevonden (Figuur 13). Dit roodsel werd gemaakt door aan het witsel rode oker of andere natuurlijke kleurstoffen toe te voegen. De vloer in de woningen bestond voornamelijk uit verharde of aangestampte klei (Kightly C. et al 2003). Er is slechts in één enkel geval ook de ingang van het gebouw herkend. Deze deuropening werd voorzien van een bakstenen bevloering. Ook bevindt er zich vierkante of rechthoekige bakstenen zones binnen de gebouwplattegronden. Aan de hand van de verbrandingssporen kunnen deze zones geïnterpreteerd worden als de haardplaats (Figuur 14) (Kightly C. et al 2000; Pieters M. 1994). De toenmalige bewoners gebruikten voornamelijk veen om te stoken, dit is af te leiden van de vele veenwinningsputten in de 24

26 nabijheid van de nederzetting, alsook de afwezigheid van bossen in de kuststreek. In enkele opgegraven huizen waren de vloeren van ganse kamers in baksteen, soms in visgraatmotief gelegd (Figuur 15) (Kightly C. et al 2003). Behalve de lokalisatie van de met vuur geassocieerde zones, zijn er geen aanwijzingen voorhanden die op een eventuele specifieke functie van de verschillende ruimten binnen de gebouwen zouden kunnen duiden (Pieters M. 1994). De gebouwen werden voorzien van deuren en ramen of luiken. De houten onderdelen van de deuren en ramen zijn echter verdwenen, mogelijk werden deze gerecupereerd voor andere doeleinden. Sommige grotere, rijkere huizen werden voorzien van glasramen. De gevonden voorwerpen die hierop duiden zijn ruitvormige stukken doorzichtig glas (Caluwé D. 2002; Caluwé et al 2003) en fragmenten loodnet die het glas op zijn plaats hield (Kightly C. et al 2003). De ramen van de andere, armere huizen werden wellicht afgedekt met een traliewerk in goedkopere materialen, zoals hout of vlechtwerk (Kightly C. et al 2003). Rondom enkele van de gebouwen bevinden er zich veelal bakstenen of natuurstenen plaveisels (o.a. gebouw 1) (Figuur 16) (Kightly C. et al 2000; Pieters M. 1995). Deze plaveisels zijn meestal 1 m breed en zijn evenwijdig met de muren. Naast baksteen werd er ook natuursteen aangewend om deze plaveisels aan te leggen. Tijdens de opgravingen werden er een aantal concentraties natuursteen aangetroffen, o.a. in een 15 de -eeuwse grachtvulling. Na een grondige petrografische analyse van deze natuursteen bleek dat de overgrote meerderheid afkomstig is van de oost - of noordoostkust van Engeland (Kaart 16). De mogelijke verklaring van hoe ze te Walraversijde terecht zijn gekomen, is dat de stenen mogelijk als scheepsbalast zijn aangevoerd en daarna hergebruikt zijn als plaveisel. Anderzijds kan ook niet worden uitgesloten dat de stenen in een steenarme regio als de Polders als handelswaar werden beschouwd. Dit materiaal verschaft een belangrijk inzicht in de contacten die de vissersgemeenschap van Walraversijde onderhielden (De Paepe P. & Pieters M. 1995; Kightly C. et al 2000). Naast de woningen bevonden er zich ook nog andere gebouwen. Aan de hand van historische bronnen is gekend dat er in Walraversijde een molen, een brouwerij en een kapel (Kaart 9) in de vissersnederzetting te vinden was. Deze zijn echter nog niet archeologisch onderzocht. Er is enkel een proefsleuf getrokken op de plaats waar de kapel heeft gestaan. Heis/Heys (Heist): 25

27 Bij de opgravingen in 1987 en 1988 werden er geen bewoningsporen aangetroffen. Wel werden er heel wat structuren geregistreerd. Op de site van de Kerkstraat werden er in totaal 15 tonputten, een vijftal afval - of mestkuilen, een rechthoekige bakstenen beerput en een vierkante houten waterput aangetroffen. Langs de Vuurtorenstraat werden er negen tonputten en twee afvalkuilen geregistreerd. Zowel de structuren op de site Kerkstraat als deze op de site Vuurtorenstraat kunnen teruggebracht worden tot het laatmiddeleeuwse Heis/Heys (14 de - 16 de eeuw) (Vandevelde J. 2002). In een aantal van de tonputten en afvalkuilen werd heel wat bouwafval aangetroffen. Het betreft naast baksteen, dakpannen en constructiehout ook veel grote en kleinere brokken kalkmortel (Vandevelde J. 2002). Deze vondsten wijzen erop dat de tonputten en afvalkuilen in verband moeten gebracht worden met middeleeuwse bewoning op dit terrein. Aan de hand van de bakstenen en dakpannen kan men afleiden dat de gebouwen in het middeleeuwse Heis/Heys geheel of gedeeltelijk opgetrokken werden uit baksteen en voorzien waren van een dak bedekt met dakpannen. Het is echter niet uit te sluiten dat er ook hier houten constructies voorkwamen met een dakbedekking van organisch materiaal. Het archeologisch bewijs hiervoor is echter niet duidelijk. Monnikenrede en Nieuwe Yde: Archeologische vondsten die verwijzen naar bewoningssporen zijn te Monnikenrede en Nieuwe Yde zeer schaars. Te Monnikenrede heeft men tot nu toe zelfs nog geen enkele aanwijzing gevonden van bewoning. Als sporen van constructie werden er te Nieuwe Yde alleen resten van een tegelbevloering gevonden. Deze tegelbevloering kon over verschillende tientallen meters gevolgd worden. De oorsprong en het doel ervan blijven echter onduidelijk (De Meulemeester J. 1977) Tonputten Walraversijde (Raversijde): Naast vele bewoningssporen zijn er te Raversijde reeds meer dan 70 tot 80 tonputten aangetroffen (Figuur 17 & 18). Deze tonputten deden wellicht dienst als tonwaterputten en vormen een onschatbare informatiebron voor de site, o.a. voor de datering, herkomst van de 26

28 tonnen en het uitzicht van de omgeving. Tonwaterputten zijn waterputten die opgebouwd zijn uit met boven elkaar gestapelde tonnen (Figuur 19) zonder bodem of deksel (Kightly C. et al 2000). De reden dat er zoveel tonwaterputten goed bewaard zijn, is o.a. te wijten aan de permanente positie onder de grondwatertafel, het hout blijft namelijk goed bewaard in een waterverzadigde bodem (Houbrechts D. & Pieters M. 1999; Kightly C. et al 2000 & 2003). De tonwaterputten te Raversijde komen over het algemeen gegroepeerd voor in de nabijheid van de gebouwen. Bovengronds waren de tonputten waarschijnlijk uitgewerkt in baksteen, al is hier niets van bewaard gebleven (Pieters M. 1995). De tonputten zijn opgebouwd met een aantal boven elkaar gestapelde hergebruikte haringtonnen (Kightly C. et al 2000 & 2003). Dit is af te leiden aan de hand van de afmetingen van de tonnen. Algemeen wordt aangenomen dat kleine tonnen met een hoogte tussen 65 en 75 cm wellicht dienst hebben gedaan als haringtonnen, terwijl grotere tonnen met een hoogte van ongeveer 120 tot 150 cm eerder als wijntonnen worden gedefinieerd (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). De tonwaterputten waren opgebouwd met twee tot vier tonnen en gingen tot een diepte van 75 cm en zelfs tot 3 m. De tonnen van Raversijde zijn samengesteld uit 12 tot 15 duigen van 72 tot 75 cm hoogte (Kightly C. et al 2003). Ongeveer de helft van de tonnen is samengesteld uit 15 duigen. Aan de binnenkant van de duigen zijn zgn. kroosgroeven aangebracht. Dit is het bewijs dat het oorspronkelijk wel degelijk om vaten ging. De kroosgroeven hebben namelijk als functie om de bodem en het deksel te vatten. Zowel de bodem als het deksel werden (op één uitzondering na) niet teruggevonden. De maximale diameter van de tonnen varieert voornamelijk van ongeveer 50 cm tot ongeveer 60 cm. Een uitzonderlijke keer is een diameter van 67 cm gemeten. Het betreft algemeen weinig buikige tonnetjes die soms haast cilindrisch zijn. De diameter in het midden van de ton is hooguit een tiental centimeter groter dan de uiteinden. Van een aantal tonnen werd de inhoud berekend hieruit blijkt dat de inhoud, van deze relatief kleine tonnetjes, situeert zich tussen 110 en 150 liter (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). Sommige duigen zijn voorzien van een vierkanten (of licht rechthoekig) vulgat, ook wel bom - of spongat genaamd. Slechts in twee gevallen is een circulair bomgat aanwezig (Figuur 20). Het bomgat is over het algemeen afgedekt met een zgn. bomgatplankje, al is er ook een voorbeeld aangetroffen waar het bomgat afgedekt was met een leren lap (Figuur 21). De eiken duigen van de hergebruikte tonnen zijn samengehouden door gekliefde twijgen van hazelaar, wilg of es. Op de duigen komen regelmatig ingekerfde merktekens of eigendomsmerken voor (Figuur 22). Over het algemeen bracht men deze merktekens aan op de bodemplaten van de 27

29 vaten, hiervan zijn slechts drie voorbeelden van bewaard (Figuur 23), waarvan twee bodemplaten werden aangewend om het bomgat af te sluiten. In alle drie de gevallen waren er merktekens aanwezig. Toch zijn er ook merken aangebracht op de duigen zelf. De merken zijn zowel ingekrast als ingebrand. Een aantal merktekens op de duigen zijn aangebracht nadat de tonnen in elkaar waren gezet, aangezien ze op verschillende duigen van de ton doorlopen (Figuur 24). De merktekens die men op de duigen van de tonnen te Raversijde heeft vastgesteld kan men verdelen in een zestal groepen. Een eerste groep bestaat uit merktekens in de vorm van één of twee X-en. Een sterk verwante groep bestaat uit merktekens waarbij één X of meerder deel uitmaken van een groter geheel. Een derde eenvoudig te individualiseren groep bestaat uit Romeinse cijfers. Een vierde groep zijn merktekens in de vorm van een verticale of horizontale streep waardoor of waartegen een aantal parallelle haakse of parallelle schuine lijnen of een combinatie van beide zijn aangebracht. Een vijfde groep merktekens bestaat uit één of meerdere cirkeltjes en een zesde groep zijn complexe merken. Deze laatste groep is vermoedelijk het resultaat van een aantal boven mekaar aangebrachte merktekens en kan dus een indicatie zijn voor een langere levensduur van de ton vóór ze als waterputbekisting werd aangewend. Eenmaal werd een teken opgemerkt aan de binnenkant van een duig (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). Het is niet duidelijk aan wie deze merken moeten worden toegeschreven en wat ze juist betekenen. Ze verwijzen mogelijk naar de kuiper die de tonnen heeft gemaakt of de handelaar die de tonnen heeft vervoerd (Kightly C. et al 2000; Pieters M. 1995), al kunnen ze ook gewoon eigendomsmerken zijn (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). Regelmatig is de ton aan de binnenzijde geschroeid. Dit kan intentioneel, om het sluiten van de ton te vergemakkelijken of om verrotting van het vat tegen te gaan of wanneer een ton bedorven waar heeft bevat, alsook niet intentioneel zijn. Het lichtjes branden van haringtonnen werd ook gedaan om op die manier de vis beter te bewaren (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). Over de oorspronkelijke functie en inhoud van de tonnen die hergebruikt zijn voor het construeren van tonwaterputten te Raversijde is het gissen. Zoals al eerder opgemerkt kan men op basis van de grootte aannemen dat het eerder om haringtonnen dan om wijntonnen gaat, aangezien wijntonnen over het algemeen steeds een stuk groter zijn dan de tonnen aangetroffen te Raversijde (Houbrachts D. & Pieters M. 1999). Op enkele tonnen, afkomstig uit de tonwaterputten, zijn er dendrochronologische analysen verricht. De duigen zijn vervaardigd uit eik gekenmerkt door een trage groei, zoals af te leiden is uit de talrijke, smalle jaarringen. Hout met een trage groei leent zich over het 28

30 algemeen uitstekend voor een dendrochronologisch onderzoek. De meerderheid van het hout komt uit de periferie van de boom in de nabijheid van het spinthout (d.i. het laatste levensjaar van de boom). Enkele duigen vertonen immers nog resten van het spinthout en er is zelfs éénmaal de schors vastgesteld (tonput 555). De duigen zijn het resultaat van een perfecte radiaal, waardoor de beste kwaliteit van het hout bekomen is (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). Op basis van de jaarringen en het aanwezige spinthout was het mogelijk om de kapdatum van de eiken bomen die gebruikt zijn voor het maken van de tonnen te achterhalen. Hieruit blijkt dat de meeste bomen (op enkel na) geveld zijn in de periode ca , waarvan de overgrote meerderheid te situeren is van 1400 tot Deze datering komt overeen met de vellingsdatum van de bomen en dus niet het gebruik van het hout, waardoor men enkel een terminus post quem bekomt voor het gebruik van de tonnen en deze tonnen dus niet precies te dateren zijn. (Houbrechts D. & Pieters M. 1999; Kightly C. et al 2000). Naast de datering kon men ook de herkomst van het hout en zo ook de tonnen nagaan. Als gevolg van verschillende klimatologische omstandigheden kan men een verschil in het patroon van de jaarringen herkennen. Op basis van dit patroon kan men de herkomst van de eiken tonnen die men te Raversijde heeft aangetroffen (op één uitzondering na) ten oosten van het Baltische gebied situeren, in het bijzonder de regio rond Gdansk (Polen) (Houbrechts D. & Pieters M. 1999; Pieters M. 1997b). Ook is er een nauwkeurige analyse gedaan op de vulling van de tonwaterputten (Figuur 25). In deze opvulling valt de afwezigheid van keukenafval op. De gebruikers van de tonputten hebben regelmatig een nieuw pakket sediment in de tonput gegooid om zo de vervuilde bodem te zuiveren. Na de gebruiksfase werd de waterputten volgestort met grond of met puin. Enkele tonwaterputten waren op de bodem voorzien van keien en stenen die wellicht hier waren gelegd om het water in de put zo lang mogelijk proper te houden (Pieters M. 1994). Het onderzoek van de vulling van de tonwaterputten verschaft gegevens omtrent het uitzicht van de omgeving tijdens het gebruik van de put. Tijdens het open liggen van de tonwaterputten zijn er namelijk allerlei pollen en zaden alsook talrijke kleine diertjes (zgn. intrusieven) in terecht gekomen, waarbij de tonwaterput als een soort bodemval voor deze diertjes heeft gefungeerd. De pollen, zaden en kleine diertjes komen terecht in het bodemslib van de waterput waar ze vrij goed bewaard blijven en op die manier een getuigen vormen van het verdwenen milieu uit de omgeving. Na de determinatie van de diertjes bleek dat er voornamelijk soorten loopkevers aangetroffen werden die wijzen op een met gras begroeide omgeving (Kightly C. et al 2000). 29

31 Naast de vele houten tonwaterputten zijn er ook enkele bakstenen waterputten aangetroffen (Figuur 26). Eén van deze bakstenen waterputten was geconstrueerd op een houten velg, wellicht afkomstig van een karrenwiel (Figuur 27) (Kightly C. 2000). Heis/Heys (Heist): Tijdens de opgravingen te Heist werden er heel wat structuren teruggevonden die herkend werden als overblijfselen van het middeleeuwse vissersdorp Heis of Heys. Zo werden er zowel langs de Kerkstraat als de Vuurtorenstraat tonputten gevonden. In totaal werden er zo n 25 tonputten aangetroffen die te dateren zijn van de 14 de tot de 16 de eeuw. Het betreft waterputten waarvan de schacht geconstrueerd werd met een aantal afgedankte houten tonnen. De meeste tonputten die men te Heist heeft aangetroffen waren ongeveer twee meter diep en waren wellicht opgebouwd uit haring - en/of wijntonnen, een aantal tonnen vertonen nog een bom - of spongat dat verwijst naar het oorspronkelijke gebruik. Het bomgat is in dit geval ook een ronde, vierkante of rechthoekige opening in één van de duigen, dat afgesloten werd met een bomgatplankje. De afmetingen van de hergebruikte tonnen is niet eenvormig, maar de gemiddelde hoogte ligt rond 75 cm (Tabel 1). De geringe diepte van de tonputten is te wijten aan het niveau van de permanente grondwatertafel. Te Heist zou de permanente grondwatertafel zich reeds op een diepte van twee tot drie meter bevinden. De bovenbouw van de houten putten is zelden bewaard, zo ook is de bovenbouw van de tonwaterputten te Heist niet bewaard gebleven. De tonputten te Heist hebben twee gebruiksfasen gekend, namelijk: een waterputfase en een afvalfase. De waterputfase tekent zich af in het bodemprofiel als een dik pakket kleiig sediment (zand) met meestal vrij weinig archeologisch materiaal. Het archeologisch materiaal dat men heeft teruggevonden in dit pakket is in het algemeen zeer fragmentarisch en grotendeels residueel. De meest kenmerkende voorwerpen die in de waterputten gevonden werden zijn grote grijze waterkruiken met één oor, waarmee wellicht het water uit de waterput vervoerd werd (Hillewaert B. 1989). Na hun gebruiksfase als waterput zijn de Heistse tonputten secundair gebruikt als afval - en/of beerput. In de meeste gevallen deden de putten tegelijk dienst als afval - en als beerput. Het materiaal dat in deze afvallaag werden aangetroffen was zeer gevarieerd. Zo werd er o.a. veelal gebroken huisraad, maar ook versleten schoenen, allerlei bouwafval en heel wat consumptiemateriaal aangetroffen (Hillewaert B & 1989; Vandevelde J. 2002). Naast de tonputten werden er op de site Kerkstraat ook enkele waterputten in vlechtwerk vastgesteld (Hillewaert B. 1987) 30

32 Beerputten, latrines en afvalkuilen Walraversijde (Raversijde): Bij de opgravingen te Raversijde zijn er ook een aantal beerputten aangetroffen (Kightly C. et al 2000). Beerputten zijn voornamelijk vierkante of rechthoekige structuren die opgebouwd zijn in hout of in steen (Figuur 28). Zo werd er o.a. tijdens de campagne van 1995 en 1996 een bakstenen beerput onderzocht. Deze beerput bevindt zich in een gedurende de 15 de eeuw bewoond gedeelte van het vissersdorp. De bakstenen constructie is licht trechtervormig en vertoont een aantal uitsparingen. Deze uitsparingen kunnen als stellinggaten geïnterpreteerd worden die verband houden met een voormalige gewelfconstructie. De uitsparingen vormen de aanzet hiervan. De oorspronkelijke kleur van de bakstenen is over het algemeen niet meer te herkennen aan de binnenkant van de beerputten, dit tengevolge van allerlei vormen van chemische neerslag. Een aantal bakstenen beerputten vertonen een verbinding met een gebouw waar de beerput nauw bij aansluit. Eén van de aangetroffen beerputten te Raversijde is zelfs volledig ingewerkt in het muurwerk van een gebouw (Pieters M. et al 1999). Naast de beerputten komen er op de site ook een aantal beertonnen voor. Deze beertonnen zijn gemaakt van hergebruikte tonnen, zoals de eerder besproken tonwaterputten. Beerputten worden gekenmerkt door hun specifieke vulling, het zgn. beer. De bewaringsomstandigheden voor allerlei organische resten in de onderste vulling van beerputten zijn zeer goed, waardoor de beerputten over het algemeen zeer rijk zijn aan resten van planten en kleine dieren (Kightly C. et al 2000; Pieters M. et al 1999). Als aanvulling op het macrorestenonderzoek heeft men ook een palynologisch onderzoek uitgevoerd op de vulling van enkele beerputten. Het pollenspectrum dat in de beerputten werd aangetroffen, is een combinatie van pollen afkomstig uit de omringende omgeving, die rechtstreeks via de lucht en het deponeren van afval in de beerput beland zijn, en pollen van voedselgewassen, specerijen en keukenkruiden, die via eten en drinken door de mens in de beerput terecht gekomen zijn. Verder zijn er heel wat typische akkeronkruiden te onderscheiden. Deze zijn mogelijk op beide manieren in de beerputvulling beland (Deforce K. 2003). 31

33 Ook heeft men de beerputvulling uit de beerputten die te Raversijde zijn aangetroffen onderworpen aan een parasitair onderzoek, d.i. het onderzoek naar eitjes van darmparasieten. Er zijn eitjes gevonden van de zweepworm (Trichuris) en de spoelworm (Ascaris). Hieruit blijkt de aanwezigheid van schapen in de onmiddellijke omgeving (Deforce K. 2003; Fernandes A. et al 2005; Pieters M. et al 1999). Naast de resten van planten en kleine dieren werden er ook heel wat insectenresten aangetroffen in de zeefstalen van de beerputvulling. De voornaamste soort die men uit de vondstencollectie kon determineren zijn de loopkevers (Carabidae). De aanwezigheid van deze loopkevers is een belangrijke parameter in de reconstructie van de omgeving, waarover later meer (Pieters M. et al 1999). Er werden te Raversijde ook een aantal veenwinningskuilen aangetroffen. Vele van deze kuilen werden hergebruikt als afvalkuilen en waren dan ook gevuld met heel wat archeologisch materiaal (Pieters M. 1993). Heis/Heys (Heist): Vele van de tonwaterputten die men te Heist heeft aangetroffen werden in een tweede fase gebruikt als afval - en/of beerput, maar daarnaast werden er ook nog een aantal andere structuren aangetroffen. Zo werd er op de site Kerkstraat ook een vierkante waterput aangetroffen die opgebouwd was met planken. Elke zijde bestond uit telkens drie aan elkaar getimmerde horizontale planken en in één van de hoeken was een verticale balk aangebracht ter versteviging van de constructie. Ook deze put werd in een laatste fase als afvalput gebruikt, waardoor er heel wat archeologisch materiaal in aanwezig was (Vandevelde J. 2002). Daarnaast werd op de site Kerkstraat een rechthoekige beerput opgegraven, die bovenop een oudere, deels uitgebroken tonput, was opgebouwd. De bovenbouw van deze beerput was volledig vernield, maar men kon wel nog de resten van een toevoerkanaal onderscheiden (Vandevelde J. 2002). Zowel op de site Kerkstraat als op de site Vuurtorenstraat werden er een aantal kleinere afvalkuilen gevonden. Deze ondiepe kuilen waren niet voorzien van een speciale constructie als begrenzing, maar gewoon ingegraven in de grond. Op basis van de vulling kan men twee soorten kuilen onderscheiden. Zo zijn er kuilen die geleidelijk zijn opgevuld met afval. Deze kuilen worden gekenmerkt door een laagsgewijze stratigrafie. De tweede soort 32

34 kuilen vertonen een homogene vulling en werden bijgevolg in één keer volgestort (Hillewaert B & 1989; Vandevelde J. 2002) Mobiele archaeologica: voorwerpen en artefacten Aardewerk Het vondstmateriaal afkomstig van archeologische sites bestaat meestal voor het grootste deel uit aardewerk. De reden hiervoor is dat aardewerk voor zeer veel toepassingen werd gebruikt en dat het materiaal vrij goed tot zeer goed bewaard blijft in de bodem. Ondanks de goede bewaring is het aardewerk in archeologische contexten meestal zeer sterk gefragmenteerd. Aardewerk komt veelal pas in een archeologische context terecht nadat het weggegooid is. Zo ook heeft men tijdens de opgravingen in de middeleeuwse vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust heel wat aardewerk teruggevonden, het gaat daarbij voornamelijk om fragmenten, hoewel er ook een aantal volledige potten zijn aangetroffen. Het merendeel betreft rood en grijs lokaal of regionaal aardewerk, maar er is ook heel wat geïmporteerd aardewerk teruggevonden (Tabel 4). Walraversijde (Raversijde): Het meest dominante aardewerk dat gevonden is te Raversijde, is het rood en grijs lokaal of regionaal aardewerk (Figuur 29) (Kightly C. et al 2000 & 2003; Pieters M. 1994; Pieters M. et al 1995b). Het betreft voornamelijk kook - en tafelgerei: braadpannen, kookpotten, kommen, schalen en borden. Het grijs aardewerk is veel minder talrijk dan het rood aardewerk en is vooral door waterkruiken (Figuur 30), kookpotten en voorraadpotten vertegenwoordigd. Een aantal borden zijn fraai versierd met een sliblaag en ingekraste motieven, zoals vogeltjes. Enkele opmerkelijke vondsten van roodbakkend aardewerk zijn: een fragment van een tuitkan, fragmenten van waarschijnlijk drieledige kruidenbakjes en melkteilen (Pieters M. 1994; Pieters M. et al 1995b). Ook is er een opvallende vondst van een bord met de afbeelding van Johannes-de-Doper (Figuur 31), de patroonheilige van Walraversijde (Kightly C. et al 2000). Een andere bijzondere vorm van het lokaal-regionaal 33

35 rood aardewerk zijn de aardewerken fluitjes in de vorm van een mannenhoofd, meestel met baard en snor (Figuur 32). Deze fluitjes worden beschouwd als speelgoed, maar kunnen ook gebruikt zijn om het uitzenden van signalen (Kightly C. et al 2000). Als men de fluitjes namelijk gedeeltelijk vult met water en er dan op geblazen wordt, dan brengen ze een luid trillend geluid voort dat lijkt op de roep van een vogel (Kightly C. et al 2003). Naast het lokaal-regionaal aardewerk is er ook nogal wat importmateriaal gevonden op de site. Het meest voorkomende importaardewerk is het Rijnlands steengoed. Rijnlands steengoed vormt kwantitatief de belangrijkste importgroep. Het betreft schenk - en kookgerei met zoutglazuur. Steengoed uit Siegburg en Langerwehe/Raeren komt in beperkte mate voor (Pieters M & 1994; Pieters M. et al 1995b). Verder is er aardewerk in Iberisch baksel gevonden (Figuur 33). Ook het Spaanse majolica met goudluster is opvallend goed vertegenwoordigd te Raversijde. Goudluster is een soort kleurstof, aanvankelijk bereid op basis van stofgoud dat aangewend werd om het majolica-vaatwerk van extra glanzende versieringen te voorzien. Het gaat hierbij vooral om fragmenten van borden en kommetjes (Figuur 34). Sporadisch werd er aardewerk uit Italië, Frankrijk, Engeland of Schotland aangetroffen (Kightly C. et al 2000 & 2003; Pieters M. et al 1995b). Te Raversijde werden er aardewerken gewichten en met de hand gerolde knikkers in gebakken klei aangetroffen. Deze knikkers werden wellicht gemaakt voor kinderen (Kightly C. et al 2003). Ook zijn er heel wat fragmenten van heiligenbeeldjes in pijpaarde teruggevonden (Figuur 35). Dergelijke relatief goedkope beeldjes werden in massa geproduceerd in metalen gietvormen en waren wellicht de belangrijkste elementen van huiskapelletjes (Kightly C. et al 2003). Als laatste is er ook nog de categorie van het bouwmateriaal te vermelden. Binnen deze categorie zijn de bakstenen het belangrijkst, aangezien er geen of zeer weinig fragmenten van dakpannen zijn aangetroffen. De bakstenen die gebruikt zijn voor de constructie van de huizen vertonen een grote variatie in afmetingen en kleuren, dit wijst wellicht op recyclage - of recuperatiemateriaal (Pieters M. 1994). De bakstenen zijn vermoedelijk van lokale makelij, wat niet betekent dat ze ter plekke werden vervaardigd (Kightly C. et al 2000). Ze werden in elk geval wel gemaakt met zand en klei gelijkend op deze aanwezig te Raversijde en wel in één van vier min of meer standaardmaten (23-28 cm lang, cm breed en 5-7 cm dik) (Kightly C. et al 2003). Baksteen werd gebruikt als constructiemateriaal van gebouwen, maar ook van latrines en het leggen van plaveisels. 34

36 Heis/Heys (Heist): Te Heist werden er heel wat fragmenten van aardewerk aangetroffen. Het aardewerk bevind zich voornamelijk in afvalcontexten (tonputten), waardoor de overgrote meerderheid van het aardewerk zeer sterk gefragmenteerd is. In totaal werden er een 3000-tal scherven geteld, die een minimum aantal exemplaren van 450 vertegenwoordigden. (Vandevelde J. 2002). Op basis van de kenmerken kan het gevonden aardewerk algemeen in de 14 de tot 16 de eeuw gedateerd worden. Het betreft veelal lokaal grijs - en roodbakkend gebruiksaardewerk, maar ook heel wat importmateriaal, zoals Rijnlands steengoed en enkele uitzonderlijke stukken Spaanse lusterwaar (Vandevelde J. 2002). Het lokaal grijs - en roodbakkend aardewerk wordt voornamelijk vertegenwoordigd door aardewerk dat gebruikt werd voor de bereiding van voedsel. Zo werden er o.a. heel wat grapes aangetroffen. Deze aardewerkvorm is een typische kookpotten uit de late middeleeuwen. Het is een ronde halfopen vorm, meestal met een lichte lensvormige bodem en een standring van uitgeknepen standvinnen. Daarnaast zijn er ook een aantal steelpannen gevonden. De pannen hebben een open vorm met een opstaande rand en een steel. Deze vorm komt uitsluitend in roodbakkend aardewerk voor. Verder werden er grote kommen gevonden, die wellicht gebruikt werden in de keuken als mengkommen of melkteilen, voor het berieden van kaas en boter. Een speciale vorm van keukengerei is een vetvanger. Dit is een langwerpige schotel, vaak versierd met groeven of slibbandjes op de rand, die onder het braadspit werd gezet om het afdruipend vet op te vangen. Naast het keukengerei is er ook tafelgerei aangetroffen, zoals schenk - en drinkgerei (kannen, flessen en drinkbekers). Ook zijn er tal van borden en kleine kommen gevonden (Vandevelde J. 2002). Een opvallende vondst onder de grijze waar is de aanwezigheid van een klein fragmentarisch bewaard driepootkannetje (Hillewaert B. 1988) Voorraadcontainers komen niet veel voor, men gebruikte immers heel wat vergankelijk materiaal om voedsel en goederen te stockeren, zoals gevlochten manden, stoffen of leren zakken, houten vaten en kleine tonnen. Op de site te Heist werden er echter wel een aantal waterkruiken aangetroffen. Deze waterkruiken bevonden zich vooral in de onderste lagen van de tonwaterputten. Ze werden wellicht gebruikt voor het transporteren van water uit deze tonwaterputten. Verder werden er een aantal grote voorraadpotten gevonden, die uitsluitend in grijsbakkend aardewerk gemaakt 35

37 werden. Tot slot komen er ook nog enkele kamerpotten voor. Dit zijn meestal bolle potten met een hoge hals en een uitstaande rand. De 14 de en 15 de -eeuwse exemplaren hebben steeds een vlakke of holle bodem (Vandevelde J. 2002). Heel wat van het lokaal aardewerk te Heist was behandeld met loodglazuur. Ook is het soms versierd met een witte sliblaag (Vandevelde J. 2002). Naast het lokaal grijs - en roodbakkend aardewerk werd er ook heel wat importmateriaal gevonden. Van het roodbakkend aardewerk afkomstig van het Iberisch schiereiland werd er slechts één fragment teruggevonden. Aangezien het om een wandfragment ging, was het niet mogelijk om de vorm van het oorspronkelijke voorwerp te achterhalen. Ook is er een zeer klein fragment teruggevonden dat met zekerheid geïmporteerd is uit Frankrijk. Het betreft een fragment van Saintonge-ceramiek. In de categorie van het witbakkend aardewerk werd er een fragment gevonden van een zgn. pelgrimshoorn (Figuur 36). Een pelgrimshoorn was in de middeleeuwen een karakteristiek attribuut van de pelgrims. De pelgrimshoorn dat in Heist (Vuurtorenstraat) gevonden is, is afkomstig van Langerwehe (Duitsland). Verder werden er een aantal tabakspijpen gevonden. Soms werd de steel met een versiering voorzien, zoals dat het geval is bij de steel die men heeft teruggevonden in één van de tonputten op de site Vuurtorenstraat (Hillewaert B. 1988; Vandevelde J. 2002). Op beide sites te Heist kwam heel wat geïmporteerd steengoed voor. Zo werd er voornamelijk Rijnlands steengoed aangetroffen en steengoed afkomstig van Siegburg, Langerwehe en Raeren. De vormen die voorkomen behoren grotendeels tot de meest algemeen verspreide types. Er komen geen rijk versierde exemplaren voor. De typische producten uit Siegburg zijn de zgn. Jacobakan, de trechterbeker en het drinknapje of drinkschaaltje. Uit Langerwehe/Raeren zijn vooral kannen en flessen afkomstig. Verder werden er tijdens de opgravingen te Heist enkele fragmenten van majolica en lusterwaar gevonden. Het ging in totaal om één fragment gewone majolica en drie fragmenten lusterwaar. Het fragment majolica is beschilderd met kobaltblauw en paars-bruin en is misschien een voorbeeld van het zgn. Isabella-polychroom. Het gaat om een zeer klein wandfragment, waardoor zowel de vorm als de afkomst van het fragment niet te achterhalen is. Twee van de drie fragmenten lusterwaar zijn randscherven. Het derde fragment is een klein wandfragment. Het lusterwaar dat men te Heist heeft aangetroffen is wellicht afkomstig van het Iberisch schiereiland (Vandevelde J. 2002). Te Heist werd er ook heel wat bouwceramiek aangetroffen. Het bouwceramiek bevond zich als bouwafval in de tonwaterputten en is tijdens de afvalfase hierin terecht gekomen. Het gaat zowel om baksteen als dakpannen (Vandevelde 2002 & 2003). Enkele bakstenen die 36

38 werden gevonden waren geprofileerd (Hillewaert B. 1988). Ook werd er één fragment van een versierde tegel gevonden (Vandevelde J. 2002). Monnikenrede: Een aantal prospecties en kleinschalige opgravingen in de jaren 80 van de 20 ste eeuw heeft heel wat aardewerk opgeleverd te Monnikenrede. Naast lokaal rood - en grijsbakkend aardewerk is er ook heel wat importmateriaal gevonden. Zo is er o.a. het zgn. Saintongeceramiek en Spaanse majolica aangetroffen. Het Saintonge-ceramiek is afkomstig uit de streek van Saintonge (Zuidwest-Frankrijk) en kan in het midden en late 13 de eeuw geplaatst worden (Hillewaert B & 1984). Ander materiaal is vermoedelijk afkomstig uit Engeland en de Golf van Gascogne (Hillewaert B & 1986). Nieuwe Yde: Tijdens sonderingen in 1977, uitgevoerd door de Werkgroep Archeologie voor Veurne en Omstreken, werd naast baksteenpuin en etensresten (waarvan opvallend veel pisulaschelpen) ook wat schervenmateriaal gevonden. Het betrof grijs en rood aardewerk en steengoed dat globaal kan gedateerd worden in de 14 de tot de 15 de eeuw. Tussen het rood aardewerk bevond er zich ook hoogversierde waar (Termote J. 1981). In hetzelfde jaar werden er bij bouwwerken langs de Konijnepijpstraat te Oostduinkerke een betrekkelijk grote hoeveelheid schervenmateriaal gevonden uit de 13 de en 14 de eeuw. Dit schervenmateriaal is afkomstig van de bewoningszone van het middeleeuws vissersdorp Nieuwe Yde (De Meulemeester J. 1977). Het laatmiddeleeuwse vondstmateriaal van Nieuwe Yde omvat voornamelijk gewoon gebruiksaardewerk van lokale productie. Het betreft bakpannen, kookkommen en kookpotten. Een aparte groep in dit lokaal aardewerk vormt het zgn. baksteengoed. Het bestaat uit fragmenten van grote tuinpotten, versierde deksels, kandelaars en vuurbokken. Opvallend bij de site van Nieuwe Yde is de grote verscheidenheid van importwaar. Er is voornamelijk steengoed gevonden uit het Rijnland, maar daarnaast is er ook vaatwerk gevonden ingevoerd vanuit de Maasvallei, de Britse Eilanden (o.a. Scarborough) en Noord-Frankrijk. Er komt onder ander zgn. Saintongewaar voor uit Zuidwest-Frankrijk. Fragmenten van dit vaatwerk zijn voornamelijk afkomstig van fraai beschilderde wijnkannen (Termote J. 1984). 37

39 Metalen objecten Walraversijde (Raversijde): Te Raversijde zijn er uiteraard heel wat metalen objecten gevonden die te maken hebben met activiteiten uit de visserij (Figuur 37), namelijk: loden visnetverzwaringen, ijzeren vishaken (met afmetingen van 4 tot 12 cm), koperen onthakers, een hakesteker (met een V-vormig uiteinde uitgevoerd in een koperlegering) en een peillood (Kightly C. et al 2003; Pieters M & 1994). De netverzwaringen werden voornamelijk vervaardigd in lood, maar ook baksteen en natuursteen werd hiervoor gebruikt (Figuur 38). Deze zgn. zinkloden werden gebruikt om de onderkant van de netten te doen doorhangen. Er werden meer dan 1200 zinkloden op de site aangetroffen (Kightly C. et al 2003). Onder de ijzeren vishaken zijn er enkele zeer grote exemplaren teruggevonden, die vermoedelijk werden ingezet bij de kabeljauw - en schelvisvangst (Kightly C. et al 2000). De peilloden werden vastgemaakt aan een eind op zorgvuldig gemeten afstanden geknoopte twijndraad. Ze werden gebruikt om de diepte onder de boot te peilen en zo ondiepe plaatsen en zandbanken te ontdekken (Kightly C. et al 2003) Verder werd er een ijzeren harpoen op de site aangetroffen. Dergelijke harpoenen werden mogelijk gebruikt voor het doden van zeezoogdieren, zoals dolfijnen en bruinvissen, die aangespoeld waren op het strand (Kightly C. et al 2003). Naast de metalen objecten die in verband kunnen gebracht worden met de visvangst zijn er metalen objecten gevonden die gekoppeld kunnen worden aan de gebouwen die voorkwamen in het vissersdorp Walraversijde. Zo is er een ijzeren muuranker aangetroffen (Figuur 39). IJzeren muurankers werden gebruikt om zware eiken balken, die het dak ondersteunden, aan de buitenmuren te bevestigen (Kightly C. et al 2003). Hoewel de mogelijke houten raamluiken en deuren verdwenen zijn, zijn er indirecte archeologisch aanwijzingen voor de aanwezigheid hiervan, namelijk in de vorm van scharnieren, grendels en zelfs sloten. Er is o.a. een slotplaat in ijzer aangetroffen (Figuur 40) (Kightly C. et al 2003). Daarnaast zijn er ook metalen voorwerpen die wijzen op de aanwezigheid van glasramen in sommige rijkere huizen. Zo heeft men fragmenten van loodnet of loodprofielen in gegoten lood gevonden (Figuur 41). Deze zijn een duidelijke aanwijzing voor de toepassing van losangeramen en dienden om het vlakglas van de glasramen op zijn plaats te 38

40 houden (Caluwé D. et al 2003; Kightly C. et al 2003). Het bewaard gebleven loodnet, in de vorm van een ruit, meet 10 bij 13 cm. Er is tevens een volledig bindlood bewaard gebleven dat indicatief is voor de hechtingswijze met een bindroede. De loodprofielen zijn vrij smal, namelijk 4,2 mm, en hebben een vrij lange zielhoogt van 3,2 mm (Caluwé D. et al 2003). Ook werden er heel wat nagels en enkele sleutels teruggevonden (Pieters M. 1994) Sinds de start van het archeologisch onderzoek te Raversijde werden er reeds heel wat munten en rekenpenningen gevonden. Opvallend daarbij is de sterke aanwezigheid van imitaties uit de Maasstreek. Het numismatisch ensemble wordt sterk gedomineerd door kleine munten (Figuur 42) (Pieters M. 1994). De meest opmerkelijke munt is een gouden munt van Conrad III von Dhaun (aartsbisschop van Mainz, ), geslagen tussen 1419 en 1934 (Figuur 43). Deze munt werd aangetroffen in een laag puin van een grote woning (Kightly C. et al 2000; Pieters M. 1993). Daarnaast is er te Raversijde een zeer opvallend muntdepot gevonden (Figuur 44). Het betreft een kookpotje in rood aardewerk met een inhoud van 211 zilveren munten, in een stuk zijden stof gewikkeld en overduidelijk met opzet verstopt. De munten waren alle van hetzelfde type, namelijk Vlaamse plakken of dubbele groten, dit zijn munten met een hoog zilvergehalte die geslagen werden onder Lodewijk II van Male, Graaf van Vlaanderen van 1346 tot 1384 (Kightly C. et al 2003). De reden dat de munten verborgen werden is niet geweten, en zal wellicht nooit achterhaald worden. Ondanks een aantal munten die afkomstig zijn uit Engeland, Frankrijk, Portugal en Italië, is de overweldigende meerderheid van de munten die zijn aangetroffen afkomstig uit Vlaanderen (Kightly C. et al 2000). De meeste Vlaamse munten hebben een relatief kleine waarde en dateren uit de late 14 de tot de late 15 de eeuw (Kightly C. et al 2003). Uit andere metalen vondsten, zoals een bronzen boekslot (oorspronkelijk allicht verguld) (Figuur 45) en enkele bronzen schrijfstiften, die gebruikt werden om aantekeningen te maken op wastafeltjes, blijkt dat sommige inwoners van Walraversijde konden lezen en schrijven (Kightly C. et al 2003), wat uiteraard van pas komt bij het handeldrijven. Verder zijn er nog enkele metalen objecten gevonden die werden gebruikt als gewicht voor een weegschaal, wat wellicht tijdens handelsactiviteiten gebruikt werd. Er zijn ook gewichten gevonden die uit steen waren vervaardigd (Kightly C. et al 2003). Er werden ook metalen voorwerpen gebruikt aan tafel. Zo heeft men tinnen vaatwerk, o.a. tinnen borden, bestek en een tinnen zoutvaatje teruggevonden (Figuur 46). Dit tinnen vaatwerk werd wellicht enkel gebruikt door de rijkere inwoners van Walraversijde. De armere inwoners konden zich dit wellicht niet veroorloven en moesten het stellen met eenvoudig tafelgerei in hout of goedkoop plaatselijk aardewerk (Kightly C. et al 2003). Andere metalen 39

41 voorwerpen, zoals geperforeerde bronzen schuimspanen, bronzen ketels met drie poten en een ijzeren staander, verwijzen naar voorwerpen die gebruikt werden bij het bereiden van voedsel. De geperforeerde bronzen schuimspanen werden gebruikt om het schuim dat zich op het kokend voedsel vormde te verwijderen. Er werd op de site te Raversijde een zeer groot aantal kookpotten, sommige vrijwel intact, andere in stukken, gevonden. De meeste kookpotten zijn gemaakt uit aardewerk, maar er komen ook kookpotten in brons voor. Deze bronzen ketels waren veel duurder, maar minder breekbaar en meer hittebestendig. De ijzeren staanders werden wellicht gebruikt om te koken boven de haardplaats (Kightly C. et al 2003). Ook is er nog een bronzen kandelaar en enkele metalen mesheften aangetroffen (Kightly C. et al 2003). Binnen de categorie van de metalen objecten zijn er enkele accessoires of toebehoren van de kledij gevonden (Figuur 47). Het betreft o.a. knopen, kettinkjes, kledinghaken, mantelhaken, sierspelden, gespen, en eindstukken voor lederen riemen. Deze objecten zijn gemaakt in brons of tin. Vele van deze sierraden zijn gepersonaliseerd door middel van inkervingen (Kightly C. et al 2000 & 2003; Pieters M & 1994). Van de sierspelden zijn er sommige die duidelijk naar bloemen verwijzen (Pieters M. et al 2002) Tevens zijn er heel wat insignes, zoals kruisjes, allerhande sierspelden en hangertjes, aangetroffen op de site. Er werden zowel insignes aangetroffen op de site van Walraversijdepolder als op de site Walraversijde-strand, wat wijst op de continuïteit tussen de beide bewoningsfasen (Pieters M. et al 2002). Ik bespreek hier enkel de insignes opgegraven en ingezameld tijdens het onderzoek naar het 15 de -eeuws/begin 16 de -eeuws Walraversijde (Walraversijde-polder). De site Walraversijde-polder leverde zo n 107 objecten (vervaardigd in tin of lood) op. Het gaat voornamelijk om religieuze insignes (Figuur 48 & 49), al komen er ook insignes voor met een profaan karakter, zoals o.a. liefdesinsignes (Figuur 50), ringbroches en siergespen (Pieters M. et al 2002). De zgn. liefdesinsignes waren zeer populair in de middeleeuwen en werden gegeven als bewijs van liefde en affectie (Kightly C. et al 2003). Een zeer opmerkelijk insigne is een insigne van een papegaai of gaai, die werd geassocieerd met de liefdesmaand mei (Figuur 51). Deze insigne is uniek in Vlaanderen, maar lijkt sterk op insignes afkomstig van vele plaatsen in Engeland. Het is daarom mogelijk als souvenir meegebracht. Verder zijn onder de insignes met een profaan thema nog vertegenwoordigd: een ridder met zwaard, twee gewapende figuren, een wildeman, een figuur in een modieuze s- houding, drie buste-insignes, een naar rechts gaande leeuw, een ankertje, een fraai versierd bijltje, een hoefijzeren, twee klokvormige insignes, een letter M, een merkwaardig miniatuurvoorwerp, een sleuteltje, een ster en een hangertje. Verder zijn er metalen insignes 40

42 in de vorm van een kruisboog gevonden (Figuur 52) (Kightly C. et al 2003; Pieters M. et al 2002). Het grootste deel van de insignes is echter als religieus te definiëren, met name de pelgrimsinsignes. De pelgrimsinsignes zijn voornamelijk afkomstig van lokaal-regionale bedevaartsoorden, zoals Lombardsijde, Oudzele, Ninove, Geraardsbergen en Petit-Synthe (nabij Dunkerque/Duinkerke), die als souvenir werden meegebracht. Er werden ook uitzonderingen teruggevonden die aantonen dat pelgrims uit Walraversijde ook langere tochten naar heilige plaatsen ondernomen. Zo zijn er namelijk insignes uit Boulogne (Frankrijk), uit Aachen (Duitsland) en uit Amersfoort (Nederland) teruggevonden (Kightly C. et al 2000 & 2003; Pieters M. et al 2002). Deze laatste zijn typisch voor vissersgemeenschappen, aangezien te Amersfoort een Mariabeeld werd vereerd, o.a. door zeelui die op miraculeuze wijze van de verdrinkingsdood waren gered (Kightly C. et al 2000). Naast de pelgrimsinsignes werden er zeer veel rudimentaire, waarschijnlijk zelf gemaakte, loden kruisjes gevonden (Figuur 53) (Van Bulck G. 2006). Het waren wellicht geluksbrengers, die werden vastgemaakt aan kledij of visnetten. Ook zijn er fragmenten teruggevonden van insignes in de vorm van een Lotharingenkruis (Figuur 54). Dit soort insignes was mogelijk afkomstig van een plaatselijk populair bedevaartsoord (Kightly C. et al 2003; Pieters M. et al 2002), maar zeker is dit niet. De bekendste en belangrijkste middeleeuwse pelgrimsinsigne waren de typische Sint- Jacobsschelpen (Figuur 55), die enkel bij het bekende bedevaartsoord van Santiago de Compostella (Noord-Spanje) voorkwamen. Het voorkomen van zulke insignes te Raversijde toont aan dat de pelgrims van Walraversijde de lange en gevaarlijke tocht daarheen ondernamen (Pieters M. et al 2002; Kightly C. et al 2003). Behalve echte schelpen is ook een imitatieschelp in tin/lood aangetroffen (Pieters M. et al 2002). Naast de insignes die men kan determineren zijn er ook nog een heel aantal insignes die te fragmentair zijn om het thema te bepalen (Pieters M. et al 2002). In Raversijde werden verscheidene metalen exemplaren gevonden van zgn. mondtrommen (Figuur 56). Mondtrommen zijn goedkope en eenvoudige muziekinstrumenten die in de middeleeuwen zeer populair waren. Sommige waren voorzien met het overgebleven stompje van het, oorspronkelijk veel langere, centrale trilijzer. Op het trilijzer werd getokkeld om er zo muziek uit te krijgen (Kightly C. et al 2003). Daarnaast zijn er een groot aantal zgn. snorrebotten of zoemschijven gevonden (Figuur 57). Deze snorrebotten zijn gladde of gekartelde ronde schijven en zijn gemaakt uit leisteen, lood of 41

43 oesterschelpen. Ze zijn voorzien van twee gaatjes waardoor twee touwtjes werden getrokken (Kightly C. et al 2003; Pieters M. 2005). Ook zijn er opmerkelijk veel loden kolfsloffen aangetroffen op de site (Figuur 58). Uit sommige van deze vondsten is af te leiden dat deze loden kolfsloffen aan houten stokken waren bevestigd en werden zo gebruikt voor het kolfspel (Kightly C. et al 2003). Heis/Heys (Heist) : Te Heist werden er verschillende metalen objecten aangetroffen in de tonputten. Zo werd er o.a. in tonput 13, naast een bord met een witte sliblaag, twee grote smeedijzeren haken, een emmerhengsel en een loodfragmentje of loodstrip gevonden. De loodstrip kan gedateerd worden in de eerste helft van de 15 de eeuw en is een aanwijzing van het gebruik van glas-in-lood (Caluwé D. et al 2003; Vandevelde J. 2002). Een opvallende vondst is een kapotte kruik in de waterputvulling van put 17 (Kerkstraat). Deze kruik zat vol met allerlei metalen of smeedijzeren voorwerpen. Het materiaal bestaat uit: meubelbeslag, slotplaten en hang - en sluitwerk, zoals hengsels, scharnieren, grendels en haken. Wellicht gaat het hier om recuperatiemateriaal van de afbraak van één of ander gebouw, dat bedoeld was om te hersmelten. De reden dat deze kruik in een waterput terecht is gekomen zal wellicht nooit achterhaald kunnen worden. In diezelfde put werd er ook een rekenpenning of jeton aangetroffen (Figuur 59). Het betreft een getrouwe Neurenbergse kopie van een populair jetontype uit de Nederlanden tussen ±1488 en Een rekenpenning is een metalen schijfje waarmee op een telbord op - en aftelsommen konden gemaakt worden. De middeleeuwse rekenpenningen waren steeds van metaal en vrijwel altijd rond. De overige metalen voorwerpen die tijdens de opgravingen te Heist zijn gevonden, zijn een gesp (waarschijnlijk afkomstig van een schoensluiting), een aantal koperen kopspelden en een ijzeren vork (Figuur 60). Verder werd er een klein loden plaatje aangetroffen, waarvan de rand volledig overgeplooid was. Het gaat vermoedelijk om een netverzwaring (Vandevelde J. 2002). In afvalkuil 21 werd er ook nog een ijzeren sleutel (?) aangetroffen. Daarnaast werden er een paar duizend ijzeren nagels aangetroffen tijdens de opgravingen te Heist (Vandevelde J & 2003). Nieuwe Yde 42

44 Te Nieuwe Yde zijn er heel wat metalen objecten gevonden. Zo zijn er duizenden zgn. spellewerkersspelden aangetroffen. De huidige benaming van de plaats Spelleplekke heeft het te danken aan deze talrijke spelden. Deze vindplaats is ook rijk aan laatmiddeleeuwse kleine bronzen voorwerpen. Het betreft o.a. beslagplaatjes, gordelgespen en knopen (Termote J. 1984) Houten en benen objecten Hout en been werd voor verschillende doeleinden gebruikt, maar is in het archeologisch record dikwijls afwezig wegens de slechte bewaring of de gemakkelijke recuperatie ervan. Het is waarschijnlijk zo dat vele ramen en deuren van woningen in de nederzettingen voorzien werden met houten luiken, hiervan zijn er enkel nog indirecte aanwijzingen, zoals scharnieren, sloten e.d.. Ook de zware balken voor de ondersteuning van het dak en het hout van meubilair in de woningen blijft zelden bewaard. Zo ook is dit materiaal niet gevonden tijdens de archeologische opgravingen naar de verdwenen laatmiddeleeuwse sites langsheen de Vlaamse kust. Desondanks zijn er wel heel wat ander houten en benen objecten bewaard gebleven als gevolg van de goede bewaringsomstandigheden van de (vochtige) omgeving. Walraversijde (Raversijde): De meest opvallende houten vondsten die tijdens de opgravingen te Raversijde zijn gevonden, zijn uiteraard de reeds besproken haringtonnen die hergebruikt zijn als bekisting van tonwaterputten. Deze haringtonnen zijn vervaardigd uit eikenhout en zijn via dendrochronologie voornamelijk te dateren in de periode ca Na een herkomstbepaling bleken de tonnen afkomstig te zijn uit de regio rond Gdansk (Polen) (Kightly C. et al 2000). Naast de houten tonnen zijn er ook nog andere houten en benen voorwerpen aangetroffen op de site. De meeste van deze houten voorwerpen kunnen gekoppeld worden aan de visserij. Zo zijn er o.a. houten en benen boetnaalden (Figuur 61) (Kightly C. et al 2003) en enkele priemen in hertshoorn (Figuur 62) (Pieters M. 1993), teruggevonden. De boetnaalden werden voornamelijk vervaardigd in vlier, maar ook acht andere soorten hout werden daarvoor aangewend. Ze werden gebruikt voor het maken en herstellen van de netten. 43

45 Sommige boetnaalden vertonen ingekerfde figuren, één van de gevonden boetnaalden is fraai versierd met drie in mekaar gestrengelde vissen (Kightly C. et al 2000). Ook zijn er enkele houten spinstokjes en daarbij horende spinsteentjes gevonden die verwijzen naar de productie van draden en touwen die mogelijk gebruikt werden bij activiteiten in verband met de visserij (Kightly C. et al 2000). Andere vondsten die gebruikt werden bij het vissen zelf zijn de vlotters (Figuur 63). Deze vlotters werden uit hout maar vooral uit kurk vervaardigd (Kightly C. et al 2000). Verder werd er in een onderste grachtvulling een spant van een overnaads gebouwd vaartuig aangetroffen. De spant stemt waarschijnlijk overeen met een volledige hoogte van de zijwand van een eerder klein type vaartuig (Pieters M. 1995). Hout werd tevens ook gebruikt als vaatwerk (Figuur 64). Het houten vaatwerk werd wellicht enkel gebruikt door de armere inwoners van Walraversijde, die zich geen dure aardewerken of metalen vaatwerk konden veroorloven (Kightly C. et al 2003). Verder werden er te Raversijde een groot aantal houten of benen heften van tafelmessen gevonden (Figuur 65) (Kightly C. et al 2003). Tijdens de opgravingen te Raversijde heeft men heel wat houten klompen of zgn. trippen teruggevonden (Figuur 66). Deze trippen hebben houten zolen die aan de hiel en aan de voorkant waren verhoogd en die waren voorzien van leren riempjes. Ze werden over gewone schoenen geschoven en onder de schoenen gedragen om ze zo te beschermen tegen vocht en modder. De trippen werden wellicht uitgetrokken voor men een huis binnenging. Binnenshuis werden dan platijnen en stillegangen gedragen (Figuur 67). Platijnen hebben een vlakke zool. Stillegangen worden ook ledertrippen genoemd. Ze hebben een houten of kurken kern die met leder bekleed is. Trippen werden er op de site in alle maten en vormen teruggevonden. Sommige zijn zelfs zeer klein en werden wellicht door kinderen gedragen. Er is één scharniertrip teruggevonden, waarbij de twee zooldelen met een scharnier aan elkaar verbonden waren. Op deze manier wordt de houten zool flexibeler en kan ze veel beter de beweging van de voet volgen. Het voorkomen van trippen, platijnen en stillegangen blijft beperkt tot de 14 de en vooral de 15 de eeuw (Kightly C. et al 2003; Schietecatte L. 2003). In de vulling van een tonwaterput is er tijdens de opgraving ervan een houten meetstok gevonden. Deze meetstok is gegradeerd in eenheden van inches (2,54 cm). Dat sommige inwoners van het vissersdorp inderdaad konden lezen, schrijven en rekenen is ook af te leiden uit een fragment van een benen brilmontuur (Figuur 68) dat gemaakt is van de beenderen van een stier en houten lijsten met wastabletten dat geïnterpreteerd kan worden als een soort aantekenboekje (Kightly C. et al 2003). 44

46 Tevens heeft men enkele fragmenten van houten bezems gevonden op de site (Figuur 69). Deze bezems waren vervaardigd uit twijgjes (Kightly C. et al 2003, Pieters M. 1995). We hebben reeds bij het aardewerk opgemerkt dat er enkele fluitjes uit aardewerk zijn aangetroffen op de site. Daarnaast zijn er echter ook kleine fluitjes uit been en hout opgegraven (Figuur 70). Deze fluitjes werden wellicht gebruikt als muziekinstrument (Kightly C. et al 2003). Een opmerkelijke houten vondst is een houten miniatuurbootje, dat geïnterpreteerd word als een speelgoedbootje (Figuur 71). Verder zijn er speelkoten uit been aangetroffen. Deze speelkoten werden mogelijk gebruikt als gokspel voor volwassenen, aangezien ze voorzien waren met ingekraste strepen die mogelijk een aanduiding is van de score (Figuur 72) (Kightly C. et al 2003). Daarnaast zijn er ook nog enkel benen dobbelstenen gevonden (Figuur 73). De ogen op deze dobbelstenen staan zoals gebruikelijk was in de middeleeuwen: de 1 t.o.v. de 2, de 3 t.o.v. de 4 en de 5 t.o.v. de 6 (Kightly C. et al 2000 & 2003). Tussen de vele dierlijke botresten werden regelmatig bewerkte stukken aangetroffen. Het betreft o.a. de reeds besproken boetnaalden, priemen in hertshoorn, een benen brilmontuur, enkele mesheften in bot, een splitshoorn in gewei en een aantal kammen. Deze kammen zijn vervaardigd uit ivoor of been (Figuur 74) (Kightly C. et al 2003). Tevens is er hout en been aangewend voor de vervaardiging van wapens. Tijdens de opgravingen heeft men o.a. de houten heften van zgn. kloten - of nierdolken teruggevonden (Figuur 75) (Kightly C. et al 2003). De naam verwijst naar de typische vorm ervan. Ook heeft men enkele benen tuimelaars aangetroffen die afkomstig zijn van kruisbogen (Figuur 76). Tuimelaars waren een belangrijk onderdeel in het mechanisme van de boog (Kightly C. et al 2003). Naast de houten objecten zijn er ook enkele vondsten te vermelden van vlechtwerk.. Er zijn namelijk enkele stukken vlechtwerk teruggevonden die afkomstig zijn van manden (Figuur 77). Heis/Heys (Heist): Ook te Heist zijn er een aantal houten tonputten aangetroffen. In de vulling van deze tonputten kwam echter heel wat houtafval voor. Het merendeel hiervan waren vormloze stukken (af en toe met een roestige nagel erin), waarvan de functie niet te achterhalen viel. Andere stukken zijn nog te herkennen als een stuk van een duig of van een bodemplaat van een ton. Daarnaast zijn er ook een aantal houten gebruiksvoorwerpen gevonden. De 45

47 belangrijkste hiervan zijn: twee mesheften, enkel boetnaalden en een trip (Figuur 78). De mesheften werden aangetroffen in de waterputvulling van put 12 (Kerkstraat), en hebben een eenvoudige rechthoekige vorm. Het ene mesheft was onderaan voorzien van een gat wellicht om het met een koordje te bevestigen. Van het andere mesheft zaten de beide helften nog aan elkaar vastgenageld, en ertussen zaten nog metalen resten van het lemmet. Boetnaalden zijn kleine platte instrumenten waarmee visnetten gebreid werden. De twee exemplaren werden gevonden in de vulling van de bakstenen beerput 16 (Kerkstraat) en één naald werd aangetroffen in put 9 (Vuurtorenstraat). Uit dezelfde put komt ook een stuk van een zware houten priem, die voor aan brede waaier van doeleinden kan gebruikt zijn. Ook is er nog een houten fragment gevonden in de onderste afvallaag van put 3 (Kerkstraat). Het is wellicht een stuk van de bovenrand van een emmer. Ten slotte is er ook nog een trip, een houten overschoen die werd gedragen om de schoenen tegen modder en vuil te beschermen, gevonden. De trip werd samen met een aantal leren schoenzolen en bovenstukken gevonden in de afvallaag van put 10 (Kerkstraat) (Vandevelde J. 2002). Het enige voorwerp uit bewerkt been dat te Heist werd gevonden is een zgn. snorrebot (Figuur 79). Het is een rechthoekig stuk been dat in de lengterichting gesneden werd uit de rib van een groot dier, zoals een rund of een paard (Vandevelde J. 2002) Glas De aanwezige hoeveelheid en de soorten van glas op een site kan heel wat vertellen over de welstand en de technische ontwikkeling van de gemeenschap. Het probleem van het glas bij een opgraving is echter dat de voorwerpen in glas meestal enkel fragmentarisch worden teruggevonden, alsook dat vele stukken zijn aangetast als gevolg van chemische verwering. Hierdoor is de studie van het archeologisch glas niet eenvoudig. Ook is het teruggevonden glas slechts een fractie van het oorspronkelijk aanwezige glas op een site. Voor het dateren van het glas moet men kijken naar de context waarbinnen de fragmenten worden gevonden, zodat men een terminus post quem of terminus ante quem kan bekomen (Caluwé D. et al 2003). De vondstcategorie van het glas kan men opdelen in twee grote groepen, namelijk het holglas (tafelwaar, kralen, ) en het vlakglas (glasramen). Glaswerk voor huishoudelijk gebruik was tot in de late middeleeuwen zeldzaam en kwam voornamelijk in elitaire contexten voor (Caluwé D. et al 2003), aangezien glas in het midden van de 15 de eeuw nog 46

48 steeds een relatief duur luxeproduct was (Caluwé D. et al 2003; Kightly C. et al 2003). De gewone man gebruikte in het algemeen drink - en schenkgerei in hout en ceramiek. Door de stijging van de welvaart kon men zich geleidelijk aan veroorloven speciaal vervaardigde glazen voorwerpen te gebruiken (Caluwé D. et al 2003). Glas werd daardoor steeds algemener gebruikt aan tafel in de late middeleeuwen. Het tafelglas kan men opdelen op basis van de functie: drinken (bekers, drinkglazen en speciale drinkflessen), schenken (kannen en karaffen) en opslaan (flessen en voorraadpotten). Aan tafel wordt ook gebruik gemaakt van schalen, schotels en kommen. Naast het tafelwaar wordt glas ook nog gebruikt als optisch glas voor brillen e.d. en voor andere voorwerpen zoals kandelaars, lampen, zandlopers enz. (Caluwé D. et al 2003). Tevens kan glas gebruikt worden voor het vervaardigen van sierraden zoals kralen, knopen en ringen. Het vlakglas werd gebruikt voor het dichten van raamopeningen, maar dit was in de middeleeuwen geenszins algemeen verspreid. Dikwijls werd er gebruik gemaakt van stof, huid, papier of hout om de ramen af te sluiten (Caluwé D. et al 2003; Kightly C. et al 2003). Glas is op vele sites langs de Vlaamse kust aangetroffen, alsook in Zeeland, waardoor er een vrij goed beeld is te schetsen van de glasconsumptie in de 15 de eeuw langsheen onze kust (Caluwé D. et al 2003). Walraversijde (Raversijde): Het glas dat teruggevonden is tijdens de opgravingen op de site te Raversijde is zeer talrijk. Dit is wellicht te danken aan de gunstige bewaringsomstandigheden, maar ook dat glas zeer veel werd gebruikt in de nederzetting. Het glasensemble van Raversijde bestaat voornamelijk uit groen, malgevormd tafel - en drinkgerei en vensterglas, dat te dateren is in de 15 de eeuw (Caluwé D. et al 2003). Er zijn ongeveer 700 glasscherven teruggevonden, waarvan 391 fragmenten van holglas en 308 fragmenten van vlakglas. De fragmentatie van het materiaal is zeer hoog, er is zelfs maar één voorwerp quasi volledig bewaard en slechts 14 voorwerpen vertonen geen of weinig aantasting. Wat de samenstelling betreft zijn de glasvondsten op te delen in vier hoofdgroepen: een kalkrijke potasgroep (vertegenwoordigd 86%), een kaliumgroep (6%), een natriumgroep (7%) en een loodgroep (1%) (Caluwé D. et al 2003). Binnen de groep van het holglas (Figuur 80) zijn de groene, ééndelige, malgevormde en optisch geblazen woudglasbekers met ribbelpatroon dominant, er zijn hiervan 97 fragmenten teruggevonden. Er zijn verschillende subtypes te onderscheiden: de gewone 47

49 Maigelbecher of kruisribbelbeker (Figuur 81, 82 & 83), de achtkantige Maigelbecher (Figuur 82), de Maigelein of drinknap, de schuine getorste beker (Figuur 84) en de beker met abrupte knik. Deze types dienen gesitueerd te worden in de Duitse woudglastraditie, alhoewel er ook archeologisch en historisch bewijs is voor productie te Formathot, te Herbeumont en te Macquenoise (Caluwé D. et al 2003). Dat de vormen voornamelijk gevormd werden in een mal is o.a. af te leiden van twee bekers waarbij het ribbelpatroon gevormd is door een metalen mal, zodat de ribbels beter en scherper zijn afgetekend. De achtkantige variant werd vervaardigd door het inbrengen van een ceramische mal, waardoor de wand zijn specifieke vorm kreeg (Caluwé D. et al 2003). Tien bekers hebben een kalkrijke samenstelling en twee bekers hebben een kaliumrijke samenstelling. De opgravingsgegevens laten toe de kaliumrijke bekers vóór de kalkrijke bekers te dateren (Caluwé D. et al 2003). In de context van deze studie zijn de schuingetorste bekers en de bekers met abrupte knik belangrijk, aangezien de fragmenten van deze types in associatie zijn aangetroffen van structuren die gedateerd kunnen worden in de 15 de eeuw. Zo zijn er schuingetorste bekers aangetroffen in bewoningscontexten vanaf 1418 tot het midden van de 15 de eeuw. Ook zijn er twee fragmenten van bekers met abrupte knik aangetroffen in een tonput, waarvan het hout een kapdatum levert tussen 1418 en 1438 (Caluwé D. et al 2003). Deze datering is echter relatief aangezien het enkel voor een terminus post quem zorgt. De beide types hebben een getorst ribbelpatroon, zijn dunwandig en zijn vervaardigd uit kalkrijk potasglas (Caluwé D. et al 2003). Het formaat van de meeste bekers die gevonden zijn te Raversijde hebben een bodemdiameter tussen 50 en 65 mm, ongeacht de kleur, samenstelling, vormgeving of decoratie. Enkel de drinknap is gebonden aan een bodemdiameter van meer dan 65 mm. Verder werden er ook groene noppenbekers aangetroffen. De noppenbekers uit Raversijde zijn echter typologisch moeilijk te plaatsen. Ze behoren waarschijnlijk tot de meer alledaagse vormen, zijn minder frequent aanwezig in het materiaal dan de kruisribbelbekers en worden later gedateerd (laatste kwart 15 de eeuw) (Caluwé D. 2003). De filigraanbekers uit Raversijde behoren zeker tot de façontraditie, waartoe ook de kelken met de geribde knoopbaluster behoren (Caluwé D. 2003) Te Raversijde zijn er dus heel wat fragmenten van (drink)glazen aangetroffen, verspreid over de hele site: voornamelijk in clusters rond gebouwen en in tonputten (Caluwé D. et al 2003). Deze glazen werden wellicht veel gebruikt, en niet enkel door de rijken (Kightly C. et al 2003). Daarnaast zijn er slechts vier flessen gevonden. Het betreft drie groene wijnflessen die te dateren zijn in het midden van de 18 de eeuw en één zeer klein kleurloos, dubbelpostig geblazen flesje dat aangetroffen is in een 16 de -eeuwse context en 48

50 misschien gebruikt is als sier - of tafelgerei (Caluwé D. et al 2003). Gezien de late datering zijn deze hier echter niet van belang. Er is dus op te merken dat er geen flessen zijn aangetroffen die gebruikt zijn in het 15 de -eeuwse vissersdorp. Er zijn een aantal vlakglasfragmenten aangetroffen die erop duiden dat sommige gebouwen voorzien waren van geheel of gedeeltelijk beglaasde ramen. Zo werden er o.a. ruitvormige stukken doorzichtig glas gevonden, alsook fragmenten van brandglas (Kightly C. et al 2003). Het betreft voornamelijk blank glas, voor een deel blank beschilderd glas en voor een deel gekleurd glas. De gemiddelde glasdikte bedraagt 2,5 à 3 mm (Caluwé D. et al 2003). Het overgrote deel van de beschilderde fragmenten is aangetroffen in de nabijheid van de kapel (Figuur 85). De aanwezigheid van gebrandschilderd glas in de context van een religieus gebouw is in de eerste helft van de 15 de eeuw niet uitzonderlijk. De overige vlakglasfragmenten zijn aangetroffen in concentraties rond grotere woningen, wat aanduid dat de huizen van de meer welstellende inwoners van het dorp voorzien waren van beglaasde ramen. In enkele gevallen is het vlakglas op basis van de context dendrochronologisch en vooral stratigrafisch gedateerd in de tweede helft van de 15 de eeuw (Caluwé D. et al 2003). Naast de gebruiksvoorwerpen werden er ook bijzondere voorwerpen zoals fragmenten van spiegels en kralen gevonden (Figuur 86). De glazen kralen zijn van betere tot uitzonderlijke kwaliteit, gerelateerd aan persoonlijk gebruik (Caluwé D. et al 2003). Ze waren vermoedelijk afkomstig van rozenkransen en werden ook in barnsteen, git en been vervaardigd. Rozenkransen waren in de 15 de eeuw zeer populair en werden aan de riem of om de hals gedragen. Ze werden zowel gedragen door mannen als door vrouwen. Ze deden namelijk dienst als modeaccessoires en statussymbool, en werden gebruikt bij het bidden (Kightly C. et al 2003). Eén kraal is volledig verpulverd gevonden in een tonput, in associatie met paternosterkraaltjes in been. De ellipsvormige blauwe en groene kralen zijn onderling zeer gelijkend. Het zijn getrokken kralen, wat wijst op een betere kwaliteit. Ook de bolle, bruine en rode kralen met een kleine perforatie zijn van een goede kwaliteit. Aan de hand van de context waarin de kralen zijn aangetroffen zijn ze te dateren in de tweede helft van de 15 de eeuw (Caluwé D. et al 2003). Ook zijn er vijf ondoorschijnende, witte ringetjes aangetroffen in een tonput, op een stukje textiel dat vermoedelijk als toiletdoekje (her)gebruikt is. Het zijn getrokken of gesneden ringetjes uit een glas met een hoog loodgehalte. Mogelijk betreft het import, maar lokale productie is ook niet uit te sluiten (Caluwé D. et al 2003). De aanwezigheid van een spiegelfragment in een context uit de eerste helft van de 15 de eeuw is zeer opmerkelijk. Het betreft een dun en sterk verweerd stuk glas dat voorzien is van een loodlaag (Caluwé D. et al 2003). 49

51 Er is tijdens de opgravingen te Raversijde ook een brilmontuur aangetroffen (Figuur ), de glazen ervan zijn echter niet teruggevonden (Caluwé D. et al 2003; Kightly C. et al 2003). Het montuur wijst er echter wel op dat men glas gebruikte voor brillen. Heis/Heys (Heist): Tijdens de opgravingen te Heist zijn er tal van glasfragmenten gevonden. Ook hier betreft het zowel holglas als vlakglas (fragmenten van drinkglazen en vensterglas) (Caluwé D. et al 2003; Vandevelde 2003). Er kwamen slechts enkele fragmenten van drinkglazen en vensterglas voor, namelijk acht fragmenten holglas en drie scherven vlakglas. Deze fragmenten wijzen op de aanwezigheid van minstens vier drinkbekers en minstens drie soorten glas-in-lood. De bekers behoren tot verschillende types: één driedelig stengelglas en drie ééndelige ribbelbekers. Zowel het holglas als het vlakglas kunnen, op basis van de context, in de 14 de of de eerste helft van de 15 de eeuw gedateerd worden (Caluwé D. et al 2003; Vandevelde J. 2002). Het glas dat in Heist is aangetroffen, is afkomstig uit twee profielen en enkele tonputten. Zo werden er o.a. in tonput 10 en tonput 6 enkele glasfragmenten aangetroffen. Tonput 10 betrof een wijnton dat onderaan gevuld was met materiaal uit de eerste helft van de 14 de eeuw. Hierin werd een volledige ribbelbeker (Figuur 87) en een vlakglasfragment gevonden (Vandevelde J. 2002). In tonput 6 werd er een fragment van een ribbelbeker aangetroffen (Caluwé D. et al 2003; Vandevelde J. 2002). Het zgn. stengelglas dat te Heist is aangetroffen is wellicht afkomstig uit Frankrijk (Argonne, nabij Verdun) of de Frans-Belgische grensstreek (Macquenoise). Het is vervaardigd uit glas van goede kwaliteit en vertoont, ondanks de dunne wand, weinig aantasting. Het fragment heeft een dunne massieve stengel en een aangezette hoge voetplaat. Het stengelglas vertegenwoordigd het meest typische kelkglas uit de 13 de en de 14 de eeuw (Caluwé D. et al 2003). De andere vondsten van holglas betreffen drie ééndelige, schuingetorste ribbelbekers van het type Maigelbecher en Maigelein. Deze types kunnen gesitueerd worden in de 15 de en vroege 16 de eeuw. De bekers zijn uitgevoerd in groen woudglas en werden mogelijk vanuit het Duitse productiegebied ingevoerd (zgn. Waldglas). Ze zijn dikwandig en eenvoudig van opbouw. Op basis van één glasbel werd de beker gevormd waarna de versiering aangebracht werd door middel van een mal met rechte inkerving. Deze dikwandige bekers waren vrij gemakkelijk, snel en goedkoop te vervaardigen en kwamen dus voor bij verschillende sociale 50

52 groepen. De meeste bekers te Heist hebben een bodemdiameter tussen de 50 en 65 mm (Caluwé D. et al 2003). De overige glasvondsten zijn allemaal klein tot zeer kleine fragmenten van vlak vensterglas. Eén van de vlakglasscherven is vermoedelijk afkomstig van een ruitvormig stuk met afgeronde hoeken en is slechts 1,1 mm dik. Het is wellicht een restant van een losangeraam. De loodsporen die op het glas aanwezig zijn, duiden op het gebruik van loodprofielen met loodvleugels van ongeveer 2 tot 2,5 mm (Caluwé D. et al 2003). Een helgroene scherf zgn. plaquéglas heeft een gruisrand en is zeer dik. Het bestaat uit twee lagen: een donker gekleurde laag met een witte laag erachter, om de donkere kleur te verzachten. Het is een zeer opmerkelijke scherf aangezien het gebruik van dergelijk groen plaquéglas in de 14 de /15 de eeuw niet vermeld wordt in de literatuur (Caluwé D. et al 2003; Vandevelde J. 2002). Het glasensemble dat te Heist is aangetroffen, omvat in het algemeen zowel vroeg als relatief zeldzaam drinkgerei, gedomineerd door vroeg 15 de -eeuws ééndelig gebruikstypes uit de woudtraditie. Het oudere stengelglas wijst op invloeden uit de Franse varenglastraditie.dit glas is kwantitatief van minder belang, maar was wellicht exclusiever dan het gewone drinkgerei (Caluwé D. et al 2003). Monnikenrede: Het glas uit het bodemarchief van Monnikenrede omvat slechts negen scherven waarvan er vier tot de onvolledige voet van een tweedelige kelk in loodglas behoren (Figuur 88). De gevonden scherven hebben allen een opmerkelijk kenmerk gemeen. Ze hebben namelijk een smaragdgroene kleur, een geringe aantasting en een relatief zwaar gewicht. Dit betekend echter niet dat al deze fragmenten tot hetzelfde stuk behoren. Op basis van de versieringswijze zou men kunnen besluiten dat de fragmenten die gevonden zijn te Monnikenrede misschien van twee voorwerpen afkomstig zijn. Een kleine randscherf heeft een zeer licht ribreliëf dat niet voorkomt op de delen die mogelijk tot het voetstuk behoren. Deze randscherf is mogelijk afkomstig van een zgn. cuppa (Caluwé D. et al 2003). Het groene loodglasfragment uit Monnikenrede is voorlopig een unieke vondst in de regio. Het typische materiaalgebruik en de kleur kenmerken het fragment als een 14 de -eeuws kelkglas. Vergelijkbaar materiaal van andere sites is gekend uit de periode midden 14 de tot begin 15 de eeuw en verwijzen naar adellijke of religieuze milieus (Caluwé D. et al 2003). 51

53 Textiel en leer Walraversijde (Raversijde): Textiel en leer blijft archeologisch zelden goed bewaard, enkel in extreme omstandigheden. Desondanks zijn er te Raversijde enkele (meer bepaald 15) stukken textiel en heel wat fragmenten leer teruggevonden (Rogers P.W. 2002). Deze bevonden zich voornamelijk in afvalcontexten en beerputten waar de bewaringsomstandigheden van het organisch materiaal, en ook het textiel en leer, optimaal waren. Mogelijk zijn de textielresten in de beerputten terechtgekomen wanneer ze dienst deden als wc-papier. Het textiel uit Raversijde dateert uit de 15 de eeuw. De site leverde zowel textiel op in linnen als in wol (Rogers P.W. 2002). De stukken effen linnen zijn typisch huishoudelijk linnen (Rogers P.W. 2002). Het is mogelijk, maar niet zeker, dat deze stukken textiel gebruikt werden als binnenhuisdecoratie. Tijdens de middeleeuwen werden de huizen namelijk vaak ingericht met wandtapijten, om zo wat kleur en comfort te verschaffen aan het huis. Dit was wellicht enkel weggelegd voor de meer rijkere inwoners, aangezien textiel in die tijd vrij duur en dus onbetaalbaar was voor de armere inwoners van het dorp (Kightly C. et al 2003). Het decoratief textiel en het linnen werd echter vooral gebruikt voor het aankleden van het bed. Het bed stond op een plaats in het huis waar iedereen ze kon zien. Het was dan ook het belangrijkste meubelstuk voor het aanduiden van de rijkdom van de bewoner. Na een grondige analyse van de resten van de wollen en linnen stoffen die teruggevonden zijn op de site, bleken ze nog sporen van blauwe, blauwpaarse of goudgele verfstoffen te bevatten (Kightly C. et al 2003). Naast de wandtapijten en bedlinnen werd het textiel (wol) uiteraard ook gebruikt voor het maken van kledij. De meeste stukken wol uit Raversijde zijn goed afgewerkte goedkope producten. Er is echter ook een stuk van betere kwaliteit (Rogers P.W. 2002). De schaarse vondsten wijzen erop dat de wollen stoffen die werden gebruikt voor de bovenkledij over het algemeen van goede kwaliteit, maar niet bijzonder duur, waren. De kleur die het meest werd aangetroffen was het blauw van de wede, alhoewel één stuk stof in een duurdere blauwpaarse akeleikleur was geverfd. Een ander stuk stof dat ongetwijfeld was gebruikt voor een kledingstuk, en mogelijk was ingevoerd uit Italië, had een diepgele tot oranje kleur. De onderkledij, zoals hemden voor mannen en vrouwen, en hoofddoeken voor vrouwen, werden van lokaal geproduceerd linnen gemaakt (Kightly C. et al 2003; Rogers P.W. 2002). 52

54 Een opmerkelijke context van textiel is het reeds besproken muntdepot dat te Raversijde werd aangetroffen. Het rood aardewerken potje bevatte 211 zilveren munten die zorgvuldig gewikkeld waren in een stuk stof (Figuur 44) (Kightly C. 2003) Te Raversijde werden er meer dan 1000 stukken/stukjes leer gevonden (Figuur 92). Zo heeft men o.a. een afvalkuil aangetroffen die zeer rijk was aan allerlei leerresten. Het leer bestaat voor het overgrote deel uit schoenen en vooral onderdelen daarvan: schoenzolen en bovenstukken (Kightly C. et al 2003; Schietecatte L. 2003). De reden dat er zoveel stukken leer zijn aangetroffen is dat schoenen snel verslijten en bijna niet te recycleren zijn, alsook de goede bewaringstoestand van de contexten waarin de resten zijn teruggevonden (Schietecatte L. 2003). Van de verschillende onderdelen van een zool is enkel de teen bepalend voor het type. Zo zijn er vijf types te herkennen: met ronde of symmetrische teen, met ovale teen, met gepunte teen, met spitse teen en met uitgelengde teen (Figuur 89). Verder kan ook onderscheid gemaakt worden tussen: enkelvoudige zolen (met één laag leer), meervoudige zolen (meer dan één laag) en met leer overtrokken zolen van stillegangen. Op basis van het bovenleer zijn het type en het model van de schoenen af te leiden (Figuur 90), tenminste wanneer de sluiting bewaard is. Te Raversijde zijn er zo vier middeleeuwse en drie postmiddeleeuwse types gevonden. Ik beperk mij hier enkel tot de middeleeuwse types. Een eerste type zijn de schoenen met een vetersluiting opzij (waarvan minstens 45 schoenen zijn teruggevonden ). Een tweede type zijn de schoenen met een vetersluiting vooraan (minstens 25 schoenen). Een derde type zijn schoenen met een gespsluiting (minstens 18 schoenen) en het type vier zijn schoenen met een knoopsluiting (minstens 24 schoenen). Deze laatste type wordt algemeen gezien als het populairste model voor kinderschoenen, omdat het gemakkelijk sluit. Te Raversijde zijn er tevens zes stukken bovenleer gevonden die men kan toewijzen aan platijnen en 14 stripbanden van minstens 11 stillegangen. Verder heeft men drie laarzen teruggevonden die aan type 1 toe te schrijven zijn. De middeleeuwse types kunnen globaal in de 12 de tot de 15 de eeuw gedateerd worden (Schietecatte L. 2003). De versleten zolen werden zelden hersteld. Gedeeltelijk versleten zolen werden wel versneden voor recuperatie. Er zijn echter wel enkele aanwijzingen van een herstelstuk. Ook zijn er aanwijzingen die erop wijzen dat de zolen vanaf hun productie voorzien werden van een extra beschermlaag. Om het bovenleer tegen wrijving of trekkracht te versterken werden er aan de binnenkant van de schoenen bijkomende stukken genaaid. Ook werden de vetergaten voorzien van vetergatverstevigingen en werden er schoenen voorzien van een 53

55 randversteviging. Te Raversijde zijn er daarnaast minstens 71 hielverstevigingen teruggevonden (Schietecatte L. 2003). Naast schoenen zijn ook riemen, schedes en andere gebruiksvoorwerpen vertegenwoordigd. In totaal werden er 47 stukken van riemen teruggevonden. In enkel van de fragmenten zitten nog gaatjes en/of indrukken van de metalen versiering. Bij één van de stukken zat de versiering er zelfs nog op vast. Er werd ook een fragment van een zwaardschede en vier fragmentarische messcheden aangetroffen. Twee van de vier messcheden waren versierd met lineaire motieven gevormd door rijen ingestempelde cirkeltjes of ingesneden lijnen. Daarnaast zijn er nog resten gevonden van gordeltassen (3 stukken) en hengsels uit twee lagen leer. De opmerkelijkste vondst in de categorie van het leer is een afdekking van een bomgat door er een lap leer over te spannen. Verder zijn er nog heel wat stukken leer gevonden met onbekende functie (Schietecatte L. 2003). Te Raversijde werden er ton slotte ook nog enkele stukjes touw gevonden. Het touw was gemaakt uit een houtachtige vezel, vermoedelijk afkomstig van de dunne stengel van een struik of een boom (Rogers P.W. 2002). Mogelijk werd dit touw vervaardigd en gebruikt voor de visserij. Heis/Heys (Heist): Tijdens de opgravingen te Heist werden er heel wat lederen schoenfragmenten gevonden (Vandevelde J. 2002). Het grootste deel van de schoenresten waren zoolrepen en snippers, al komen ook volledige schoenzolen (Figuur 91) en bovenleer voor. Zo werden er in een aantal tonputten op de site Kerkstraat resten van leren schoenen en volledige schoenzolen gevonden in o.a. put 7, 10 en 13. De meeste zolen uit Heist kunnen niet nauwkeuriger gedateerd worden dan laatmiddeleeuws. Eén van de schoenzolen lijkt echter afkomstig te zijn van een type dat pas in de eerste helft van de 16 de eeuw voorkomt, met name de zgn. Tudorschoen (Vandevelde J. 2002). Tijdens de opgraving op de site Vuurtorenstraat werd er in put 3 een kluwen van draden opgemerkt. Het bleek om samengebalde stukken visnet te gaan. De draden waren nauwelijks een millimeter dik en in heel slechte staat van bewaring. Nog aan de Vuurtorenstraat werden in de waterputvulling van put 1 enkele fragmenten textiel aangetroffen. Het gaat hier waarschijnlijk om wol. In de afvallaag van put 10 op de site Kerkstraat zat ten slotte ook een stuk dik gevlochten touw van ongeveer 40 cm lang (Vandevelde J. 2002). 54

56 Dierlijke resten De dierlijke resten die men op archeologische sites terugvind kan men opsplitsen in twee groepen: resten van consumptie en andere niet geconsumeerde dierlijke resten, o.a. overblijfselen van intrusieven en begraven gezelschapsdieren. De overgrote meerderheid van de dierlijke resten van een vissersnederzetting bestaat uiteraard uit resten van zeevis, al komen ook heel wat resten van zoetwatervis en gedomesticeerde dieren voor. Walraversijde (Raversijde): Tijdens het archeologisch onderzoek naar het vissersdorp Walraversijde zijn er een ontelbaar aantal dierlijke resten aangetroffen. Een aantal daarvan zijn bewerkt en heb ik reeds besproken. Het overige dierlijk materiaal betreft zowel visresten als resten van andere gedomesticeerde dieren bestemd voor consumptie, alsook andere dieren die wellicht niet geconsumeerd werden en eerder toevallig bij het archeologisch materiaal terecht gekomen zijn. Het merendeel van de dierlijke resten betreft allerlei visresten. Deze visresten zijn voornamelijk afkomstig uit beerputten en afvalkuilen, en zijn een aanwijzing van wat de inwoners van het dorp aten of verhandelden. De visresten geven aan dat de inwoners van Walraversijde voornamelijk vis aten met kleine afmeting (Grafiek 1) en vissoorten die weinig geschikt zijn voor verkoop (onaantrekkelijk of moeilijk transporteerbaar), zo zijn er o.a. resten teruggevonden van haaien. De visresten bestaan vooral uit resten van zeevis. Er zijn resten gevonden van onder ander: zeeëngel (Figuur 93), kathaai, gladde haai, stekelrog, rog, haring, kabeljauw, schelvis, wijting, poon, schel, andere platvissen en tonijn (Figuur 94). Haring was wellicht de meest gevangen en de meest winstgevende vissoort voor de Walraversijdse vissers. Er zijn echter ook resten gevonden van zoetwatervis, zoals: paling, snoek, rietvoorn en karper (Kightly C. et al 2000; Van Neer W. & Ervynck A. 2006). Deze zoetwatervissen werden wellicht gevangen in de grachten met zoetwater in de nabijheid van het dorp en werden zowel voor verkoop als voor eigen consumptie gebruikt (Kightly C. et al 2003) Alhoewel sommige vis allicht rechtstreeks van de boot verkocht werd, zijn er archeologisch bewijzen dat de vis ook in Walraversijde werd verwerkt voor ze werd verkocht (Kightly C. et al 2003). Een opmerkelijke vondst hierbij is een vermoedelijke 15 de -eeuwse afvalkuil, ten noordoosten van woning 2, die de resten bevatte van viskoppen, -staarten en maaginhoud van minstens 130 platvissen (vooral schollen) (Tabel 2). De geringe variatie in 55

57 afmeting doet vermoeden dat het hier om één enkele vangst gaat. De wervels dichtbij kop of staart vertonen snijsporen die wijzen op de verwerking van de vis(figuur 95). Naast het materiaal van de platvissen bevatte de lens ook wat resten van andere soorten die samen 1% van het gedetermineerde materiaal vormen. Naast deze lens bevatte de kuil ook heel wat houtskool en schelpfragmenten (Kightly C. et al 2000; Pieters M. et al 1995b). Tussen de vondsten zijn er ook resten van allerlei schelpdieren, zoals mossels, oesters en wulken aangetroffen. Verder is de aanwezigheid van garnalen en krabben vastgesteld, en bevat de ondergrond te Raversijde heel wat schelpen in concentraties of als verspreide exemplaren (Kightly C. et al 2000; Pieters M. et al 1995b). Ook werden er resten van slakken aangetroffen (Pieters M. et al 1999) Naast de visresten zijn er resten gevonden van zoogdieren en vogels. Bij de zoogdieren heeft men vooral botresten aangetroffen van varkens, schapen/geiten, runderen en occasioneel een paard. Sporadisch werden er resten van konijn en hert aangetroffen. De resten van konijn is wellicht het gevolg van stroperij. Tevens zijn er botresten gevonden die afkomstig zijn van begraven gezelschapsdieren, namelijk katten en honden. Opmerkelijk is de aanwezigheid van zeezoogdieren, zoals dolfijn, bruinvis en vermoedelijk ook potvis. De aanwezigheid van deze dieren te Raversijde is wellicht eerder een gevolg van gestrande dieren op het strand in de buurt van het dorp, dan het jagen op deze diersoorten. Er zijn ook talrijke vogelresten aangetroffen op de site. Het betreft vooral gedomesticeerde soorten, zoals: kip, gans en eend. Deze dieren werden wellicht ook geconsumeerd in het dorp. Af en toe zijn er schaarse resten van wilde vogels aangetroffen, zoals: roodkeelduiker, zeekod, wintertaling, meerkoet, houtduif en kauw. De consumptie van deze dieren wordt in vraag gesteld. Deze dieren zijn wellicht eerder toevallig tussen het archeologisch materiaal terecht gekomen (Kightly C. et al 2000; Pieters M. 1997b; Pieters M. et al 1995b). Een laatste categorie binnen de dierlijke resten zijn de overblijfselen van kleine dieren die in en rond de nederzetting voorkwamen en eerder toevallig in het archeologisch record zijn bewaard gebleven, de zgn. intrusieven. Vele van deze dieren zijn per toeval terecht gekomen in een water - of andere tonputten, die functioneerden als een soort bodemval, of omdat bewoners de intrusieve dieren doodden en zich via de latrine van de krengen ontdeden. In deze context, op de bodem van de ton - of beerputten in het bodemslib, zijn de dierlijke resten dan ook vrij goed bewaard gebleven en vormen op die manier een getuigen van het verdwenen milieu in en ronde het middeleeuws Walraversijde. Men heeft zo o.a. resten aangetroffen van allerlei kleine knaagdieren (mol, woelmuis, veldmuis, dwergmuis, huismuis en zwarte rat), amfibieën en insecten. De overgrote meerderheid van de 56

58 determineerbare vondsten van de amfibieën waren afkomstig van de rugstreeppad (Bufo calamita) (Figuur 96), terwijl de groene kikker (Rana esculenta) minder frequent voorkomt. Onder de insecten zijn voornamelijk de talrijke loopkevertjes op te merken. (Kightly C. et al 2000; Pieters M. et al 1995b & 1999). Heis/Heys (Heist): Doordat de tonputten die te Heist gevonden zijn secundair als afval - of beerput gebruikt zijn, waren deze gevuld met een massa dierlijk en plantaardig materiaal. Hiervan is er echter zeer weinig geweten als gevolg van het ontbreken van bemonstering en zeefstalen tijdens het archeologisch onderzoek van de sites. Het botmateriaal werd enkel met de hand verzameld. Zo werd er op de site Vuurtorenstraat een doormidden gekliefde schapenschedel aangetroffen in put 3. Verder werden er ook heel wat visresten aangetroffen. De viscollectie uit de Heistse contexten wordt gedomineerd door haring, wijting en platvissen, terwijl visbotjes van zoetwatervissen vrijwel helemaal ontbreken. Te Heist kwamen echter twee soorten voor die nog op geen enkele andere site gevonden zijn, namelijk: de koolvis en de leng. Beide soorten komen voor in de noordelijke delen van de Noordzee (Engelse en Schotse kust), en niet in de traditionele viswateren van de Vlaamse visser. Ze komen bovendien te Heist in vrij grote aantallen voor, dus het kan niet zomaar om toevallige vangsten gaan (Vandevelde J. 2002: Van Neer W. & Ervynck A & 2006). Ook zijn er aanwijzingen van de aanwezigheid van ponen uit afzettingen van het vissersdorp (Pieters M. et al 1999). Naast de talrijke visresten werd er een grote hoeveelheid schelpen aangetroffen in de vullingen van de putten. Het is echter niet duidelijk of het hier gaat om consumptiemateriaal of gewoon dump van afvalmateriaal (Vandevelde J. 2002). Een opvallende vondst was een volledig skelet van een hond, aangetroffen op de site Kerkstraat (Vandevelde J. 2002). Aangezien het hier om een volledig skelet gaat is het onwaarschijnlijk dat het om consumptieafval gaat. Wellicht was het dier een gezelschapsdier dat hier begraven werd. Monnikenrede: Uit historische bronnen blijkt dat Monnikenrede in de loop van de 13 de of 14 de eeuw stapelrecht van de handel in gedroogde vis bekwam (Caluwé D. et al 2003). Archeologische 57

59 bewijzen en tastbare visresten zijn hiervan echter nog niet teruggevonden. Wellicht is het beperkte archeologisch onderzoek op deze site hier de belangrijkste reden voor. Nieuwe Yde: Tijdens de sonderingen in 1977 werden er te Nieuwe Yde een aantal etensresten, waarvan opvallend veel pisulaschelpen, aangetroffen (Termote J. 1981). Het materiaal is echter niet verder onderzocht en geanalyseerd Plantaardig materiaal: zaden, vruchten en pollen Walraversijde (Raversijde): Tijdens de opgravingen te Raversijde werden er door middel van zeefstalen heel wat resten van plantaardig materiaal (Figuur 97 & Tabel 3) en steenkool aangetroffen. Vele van deze resten werden aangetroffen in de beerputten (Pieters M. et al 1999) en afvalkuilen. De plantaardige resten zijn zowel resten van zaden als van andere vruchten. Er werden resten gevonden van geteelde groenten zoals kool en peulvruchten (tuinboon en paardeboon), evenals in het wild groeiende planten zoals wilde wortelen of hazelnoten. Ook resten van geteelde of in het wildgroeiende vruchten zoals appels, pruimen, kersen, frambozen en braambessen werden aangetroffen op de site (Kightly C. et al 2003). Daarnaast werden er resten gevonden van: vijgen, aardbeien, okkernoten, mispelen, moerbeien, perziken, granaatappels, peren en druiven (Kightly C. et al 2000). Enkele van deze producten zijn duur ingevoerd fruit (exotische producten) zoals de granaatappels, de vijgen en vermoedelijk ook de druiven, maar er zijn ook resten teruggevonden van nog duurdere ingevoerde specerijen, zoals paradijskorrel (soort vervangproduct van peper) uit West-Afrika en zwarte peper uit Zuid-India (Kightly C. et al 2003). Verder zijn er verschillende goedkopere (keuken)kruiden, zoals koriander, venkel, bonenkruid, zwarte mosterd, hop, en postelein aangetroffen (Kightly C. et al 2000). Naast de resten van vruchten, groenten, kruiden en noten bevatte de beerputvulling ook resten van een aantal graan - of consumptiegewassen, zoals rogge, gerst, (brood)tarwe en misschien gierst. Met deze granen werden waarschijnlijk brood en scheepsbeschuit gebakken (Kightly C. et al 2000). Scheepsbeschuit was voor de vissers één van de belangrijkste 58

60 voedselbronnen wanneer ze voor een lange periode op zee waren. Tevens zijn hierin heel wat akkeronkruiden teruggevonden, zowel onkruiden van winterakkers als van zomerakkers. Daarnaast waren soorten die nabij mesthopen, aan wegranden en op bermen groeien aanwezig (Kightly C. et al 2000 & 2003; Pieters M. et al 1995b & 1999). De kans is gering dat resten van plantensoorten van weilanden en min af meer natuurlijke vegetatie uit de omgeving in een beerput verzeilen. Toch werden ook van deze categorieën, in mindere mate, zaden aangetroffen (Pieters M. et al 1999). Er werden in de latrines en de waterputten te Raversijde ook sporen van bloemen en bomen aangetroffen. Zo werden er sporen van typische bloemen van graanvelden (akkeronkruiden), zoals koekruid (vaccaria hispanic), korenbloem (centaurea cyanus) en grot klaproos (papaver rhoeas), onderscheiden. Op basis van de analyse van de gevonden pollen kan men nagaan welke bomen en struiken voorkwamen in de nabijheid van de nederzetting. Hieruit blijkt dat zowel els (alnus glutinosa) als hazelaar (corylus avellana) frequent voorkwamen in de omgeving (Kightly C. et al 2003). Verder werd er over de gehele site heel wat resten galigaan aangetroffen. Wellicht is het galigaan gebruikt als dakbedekking (Kightly C. et al 2000; Pieters M. et al 1995b). Heis/Heys (Heist): In de vulling van de tonputten was naast dierlijk ook plantaardig consumptieafval aanwezig in de afvallagen. Zaden en pitten waren wel in overvloed aanwezig, maar werden niet gerecupereerd tijdens de opgravingen (Vandevelde J. 2002) Vergelijking en interpretatie van het vondstmateriaal In dit deel zal ik via een vergelijkende studie, van de reeds beschreven structuren en vondsten van de verdwenen laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen, een algemeen beeld trachten te vormen van het uitzicht en de organisatie van de laatmiddeleeuwse vissersmilieu aan de Vlaamse kust. Hierbij vertrek ik van de belangrijkste activiteiten, namelijk wonen, werken en leven in een vissersnederzetting en ga ik in op de sociale, economische en cultureel/religieuze aspecten van de dagelijkse activiteiten in en rond de vissersnederzetting, 59

61 met betrekking tot z n inwoners. Eveneens ga ik in op de sociale organisatie en de interactie met de omgeving Wonen in een laatmiddeleeuws vissersnederzetting Uitzicht en organisatie Het uitzicht en de organisatie van een nederzetting kan afgelezen worden aan de hand van archeologische sporen van verschillende structuren in een nederzetting. De belangrijkste structuren hiervoor zijn uiteraard de bewoningssporen. Om het uitzicht van een middeleeuws vissersdorp aan de Vlaamse kust te reconstrueren steun ik voornamelijk op het archeologisch onderzoek naar het laatmiddeleeuwse vissersdorp Walraversijde, aangezien er enkel te Raversijde bewoningssporen zijn teruggevonden. Het algemeen grondplan, met de gebouwplattegronden (Figuur 3 & Kaart 10) te Raversijde toont een grote homogeniteit. De gebouwen werden dicht bij elkaar gebouwd en gelijken zowel in grondplan (rechthoekig, met over het algemeen twee vertrekken) als in oriëntatie (NW-ZO) zeer sterk op elkaar. Dit wijst erop dat het 15 de -eeuws Walraversijde er eerder uitzag als een soort miniatuurstad dan als een plattelandsdorp met verspreide bewoning (Kightly C. et al 2000). Wat de afstand tussen de gebouwen betreft is er echter wel een nuance te maken. Volgens Marnix Pieters wordt de afstand tussen de huizen namelijk bepaald door het materiaal dat is aangewend voor de dakbedekking (Pieters M. 1994). Te Raversijde waren de daken wellicht bedekt met organisch materiaal. Tijdens de opgravingen te Heist heeft men tussen het bouwafval daarentegen fragmenten gevonden van leisteen of dakpannen, wat erop wijst dat de daken waarschijnlijk eerder bedekt waren met leisteen en niet met organisch materiaal. Hieruit is af te leiden dat de gebouwen die in het middeleeuwse Heis/Heys voorkwamen wellicht op een andere afstand waren gebouwd dan deze te Walraversijde, waardoor het uitzicht van de nederzetting er dan ook anders zal hebben uitgezien. Het is echter zo dat Beatrijs Hillewaert aanneemt dat ook Monnikenrede vanaf de 13 de tot de 15 de eeuw er eerder uitzag als een miniatuurstad (Hillewaert B & 1986). Op basis van geschreven bronnen en vondsten blijkt volgens Hillewaert dat Monnikenrede in deze periode het midden hield tussen een stad en een dorp. Deze hypothese is echter niet hard te maken door duidelijke archeologische bewijzen. De gebouwen in de vissersnederzettingen werden over het algemeen opgetrokken uit lokaal geproduceerde baksteen (Pieters M. 2005). Te Raversijde werden verschillende nog 60

62 rechtopstaande muren uit baksteen teruggevonden. Dat men ook te Heist met baksteen bouwde is af te leiden aan de hand van het bouwafval waarin talrijke bakstenen werden aangetroffen. Het is echter niet uit te sluiten dat er ook gebouwen voorkwamen die gedeeltelijk in steen en hout of zelfs volledig uit hout waren geconstrueerd. Het formaat van de bakstenen die men te Raversijde heeft aangetroffen vertonen grote gelijkenissen met de bakstenen die gebruikt zijn voor een kelder aangetroffen in de zone tussen de Van Iseghemlaan en de Langestraat te Oostende. De bakstenen hadden hier namelijk ook een gemiddelde afmeting van 25 bij 12 bij 5,5 cm (Pieters M. et al 2005). De vloer in de woningen te Raversijde bestond voornamelijk uit verharde of aangestampte klei, al zijn er ook heel wat resten van bakstenen bevloeringen aangetroffen, soms in visgraatmotief. Het aanleggen van de vloeren in visgraatmotief is ook aangetroffen tijdens de opgravingen te Oostende (Pieters M. et al 2005). Over bovenbouw en dan vooral voor de dakbedekking, is er zoals reeds vermeld, weinig archeologische informatie. Te Walraversijde werden de gebouwen waarschijnlijk voorzien van een organische dakbedekking, wellicht met riet of een zegge-achtige (mogelijk galigaan), terwijl te Heist de gebouwen eerder met leisteen werden bedekt. Een aantal ramen van de gebouwen werden voorzien van zgn. glas-in-lood ramen. Zowel te Raversijde als te Heist werden er hiervoor aanwijzingen gevonden in de vorm van loodstips en fragmenten van vlakglas. Het gebruik van het glas-in-lood was wellicht niet algemeen en enkel beperkt tot de rijkere inwoners. De ramen van de armere inwoners werden wellicht met een organisch raamwerk of enkel met een luik afgesloten. Zowel het vlakglas als de loodstrips die men te Heist heeft aangetroffen lijken van een betere kwaliteit te zijn dan deze te Raversijde, als gevolg van het verschil in technische uitwerking (Caluwé D. 2006) Te Raversijde heeft men pleisterlagen teruggevonden die zich op zowel de binnen - als de buitenkant van de muren bevonden. Dit wijst erop dat er een aantal huizen in de nederzetting een wit uitzicht vertoonden. Tussen de gebouwen van Walraversijde werden er ook bakstenen en natuurstenen plaveisels aangelegd. Naast de gebouwen bevonden er zich verder nog andere structuren in de vissersnederzettingen, namelijk tonwaterputten en beerputten of latrines. Zowel te Raversijde als te Heist heeft men tal van tonwaterputten aangetroffen. Tonwaterputten zijn waterputten die opgebouwd zijn uit met boven elkaar gestapelde tonnen zonder bodem of deksel, waarbij de tonnen dienst deden als waterputbekisting of -schacht. Zowel in Raversijde als in Heist kwamen de tonputten min of meer gegroepeerd voor. De tonputten van beide sites kunnen ongeveer in dezelfde periode gedateerd worden, namelijk in 14 de tot de 16 de eeuw. 61

63 De tonwaterputten van het middeleeuwse Heis/Heys vertonen wat de vorm betreft sterke gelijkenissen met deze uit het 15 de -eeuwse Walraversijde. Het gaat daarbij om kleine tonnetjes met een maximale hoogte tussen 65 en 75 cm. Aan de hand van deze afmeting kan men besluiten dat de tonputten waren opgebouwd met afgedankte haringtonnen (en/of wijntonnen). De diepte van de tonputten die in Raversijde werden opgemeten is erg wisselend, van meer dan 3 m tot amper 75 cm. De putten in Heist waren, net zoals het grootste deel van die in Raversijde, ongeveer 2 m diep. Een aantal tonnen te Raversijde en Heist waren voorzien van een bom - of spongat, wat verwijst naar het oorspronkelijk gebruik van de ton. Het gat werd namelijk gebruikt om de inhoud van de vaten te controleren. Ook zijn er ingekerfde merken aanwezig op de duigen van een aantal tonnen. Zowel te Raversijde als te Heist komen er kleine cirkeltjes voor als merk. De functie van deze merken is moeilijk te achterhalen, mogelijk gaat het om merken van de kuiper of de handelaar van de tonnen, maar het kan evengoed om gewone eigendomsmerken gaan. Soms ziet men dat de tonnen uit Heist aan de binnenzijde lichtjes verschroeid zijn, dit was ook het geval bij een aantal tonnen die te Raversijde zijn teruggevonden. De reden hiervoor is om het sluiten van de ton te vergemakkelijken of om verrotting van het vat tegen te gaan. Het werd ook gedaan om de vis beter te bewaren of wanneer een ton bedorven waar heeft bevat. Tonwaterputten zijn een typisch fenomeen van laatmiddeleeuwse vissersnederzettingen (ze werden reeds aangetroffen te Brugge, Mechelen, Kortrijk, Oostende, Brussel, Herk-de-Stad, Eindhoven(Nl), Haarlem(Nl) en Goedereede(Nl)), maar worden niet overal op dezelfde manier gebruikt. Dit blijkt uit de vergelijking tussen de tonputten te Raversijde en te Heist. De tonwaterputten te Heist werden namelijk na de gebruiksfase als tonwaterput secundair als afvalputten of beerput hergebruikt, terwijl dit te Raversijde niet het geval is. Mogelijk wijst het verschil in opvulling op een verschil in het afvalverwerkingspatroon dat men hanteerden. In Heist werd het afval gedumpt in vervuilde tonwaterputten, zonder rekening te houden met de samenstelling ervan. De tonnen uit Heist zijn dan ook zeer rijk aan archeologisch materiaal. Daartegenover heeft men in Raversijde het afval wel enigszins sorteerden. De tonwaterputten zijn namelijk enkel opgevuld met vrijwel steriel sediment (enkele een aantal aardewerkfragmenten) (Figuur 98). In de beerputten en latrines werden enkel kleine botfragmentjes, van voornamelijk vis, gevonden, wat erop wijst dat men zich van de grotere beenderen van o.a. het vee op een andere manier ontdeed. 62

64 De bakstenen waterputten te Raversijde komen minder talrijk voor en zijn wellicht later te dateren. Ze oversnijden namelijk in een aantal gevallen de houten exemplaren (Houbrechts D. & Pieters M. 1999). Eén van de bakstenen waterputten was geconstrueerd op een houten velg, wellicht afkomstig van een karrenwiel. Hiervan is te Raversijde slechts één voorbeeld gekend. Tijdens opgravingen op het Mijnplein te Oostende naar de 15 de /16 de - eeuwse bewoning heeft men echter ook een aantal bakstenen waterputten aangetroffen die onderaan systematisch rustten op een houten onderstel. Bij drie putten had men hiervoor ook de velg van een karrenwiel gebruikt (Pieters M. et al 1995a; Pieters M. et al 2005). Daarnaast werden er tal van beerputten of -tonnen aangetroffen. Beerputten zijn voornamelijk vierkante of rechthoekige structuren die opgebouwd zijn in hout of in steen. Te Heist werden hier de vervuilde tonwaterputten voor gebruikt, terwijl er in het middeleeuwse Walraversijde latrines voorkwamen die enkel voor dit doel werden geconstrueerd. In Heist betreft het enkel houten beertonnen, terwijl in Raversijde zowel houten als stenen latrines voorkwamen. De stenen latrines te Raversijde vertonen eveneens grote gelijkenissen met deze die aangetroffen zijn op het Mijnplein te Oostende (Pieters M. et al 1995a; Pieters M. et al 2005). Er is te Raversijde slechts één tonput aangesneden die hergebruikt of gebruikt werd als latrine. Op basis van de analyse van de inhoud van de beerputten van Raversijde heeft men vastgesteld dat er voornamelijk visresten in aangetroffen zijn, en omzeggens geen botmateriaal van andere dieren. Dit betekend echter niet dat de gebruikers van de latrine enkel vis (kruiden en fruit) aten, maar wel dat er een specifiek afvalverwerkingspatroon gehanteerd werd binnen de huishoudens, waarbij enkel visresten in de beerputten belanden. Dit kan het gevolg zijn van twee motieven. Een eerste motief is dat men de inhoud van de beerputten na gebruik als compost voor de moestuin en de akkers wou gebruiken, en daardoor grote botten liever kwijt was. Een ander motief is dat men zo probeerde te verhinderen dat de beerput te snel zou vol geraken met niet verterend en dus zich opstapelend vuil. Men ontdeed zich dus van het botmateriaal van grote zoogdieren op andere locaties (Kightly C. et al 2000) (mogelijk in de veenwinningskuilen). Verder duidt een gedetailleerd onderzoek naar het aardewerk, o.a. in de grachtvulling tussen enkele gebouwen, op een zekere vaste organisatie. Het aangetroffen schervenmateriaal wijst er namelijk op dat het gebroken of onbruikbaar geworden vaatwerk bijna nooit volledig of grotendeels volledig in afvalkuilen zijn beland. Ook vormen de fragmenten van het aardewerk, op basis van refitting, een aanwijzing dat het materiaal na het deponeren niet meer of slechts in geringe mate werd verplaatst (Pieters M & Pieters M. et al 1995b). 63

65 Omgeving Het uitzicht van een vissersnederzetting wordt veelal bepaald door de omgeving. Zowel Walraversijde(-strand) als Nieuwe Yde zijn aanlegplaatsen die ontstaan zijn in een inham aan de kust, terwijl Monnikenrede is ontstaan aan het Zwin. In beide gevallen heeft de omgeving een sterke impact gehad op de ontwikkeling en het uitzicht van de nederzettingen. Monnikenrede heeft namelijk zijn opkomst en bloei te danken aan de ligging aan het Zwin (Hillewaert B. 1984). Belangrijk hierbij was uiteraard de bereikbaarheid van het water. De belangrijkste informatiebron voor het uitzicht van de omgeving zijn de tonwaterputten en de beerputten. De vulling van deze structuren zijn namelijk zeer rijk aan pollen, zaden, vruchten, maar ook tal van kleine dieren zijn hierin terecht gekomen. Deze rijkdom is te danken aan de functie van de structuren, waardoor ze als een soort bodemval functioneerden, maar ook de ideale bewaringstoestand. De plantenresten verschaffen informatie over de geteelde en geconsumeerde planten, alsook over de vegetatie die aanwezig was op en rond de site. Te Raversijde heeft men vastgesteld dat er zowel tal van vruchten, noten, kruiden en groenten voorkwamen in de beerputten, waarvan er enkele, zoals de peulvruchten, zelf geteeld werden in de omgeving. Ook kwamen er wilde planten voor in de omgeving die groenten en fruit opleverden voor de inwoners van Walraversijde. Andere graan - of meelgewassen, zoals rogge, gierst en tarwe werden vermoedelijk in de omgeving van de nederzetting geteeld op de omliggende akkers. Verder zijn er heel wat resten gevonden van galigaan, een zegge-achtige die wellicht in de omgeving van Walraversijde voorkwam en dan ook mogelijk gebruikt werd als dakbedekking. Het is niet echt verwonderlijk dat galigaan in de omgeving van Walraversijde voorkwam, aangezien het een plantensoort is dat groeit in natte duingebieden (Kightly C. et al 2000). De vullingen van de ton - en beerputten te Heist waren wellicht ook zeer rijk aan plantaardige resten, hiervan werd er tijdens het onderzoek echter niets gerecupereerd. Tussen de talrijke intrusieven die men heeft aangetroffen in de beerputvullingen in Raversijde zijn voornamelijk de loopkevertjes op te merken (Pieters M. 1999). Na grondige analyse kon men een soortbepaling doen en hieruit bleek dat de kevers erop duiden dat de omgeving met gras begroeid was. De aangetroffen slakkensoorten wijzen dan weer op de nabijheid van een duinenbiotoop, oevervegetatie en brak water. Ook te Heist heeft men slakkensoorten gevonden die in duinen voorkomen (Pieters M. et al 1999). 64

66 De inwoners De vissersnederzettingen aan de Vlaamse kust groeide sterk als gevolg van de stijgende vraag naar zeevis uit het binnenland in de 14 de en 15 de eeuw. De nederzettingen kenden dan ook in deze periode hun hoogtepunt. Dit hoogtepunt is af te leiden aan de aantal inwoners die in en rond de nederzetting woonden en werkten. De hier besproken vissersnederzettingen telden in de 14 de en 15 de eeuw zo n 400 tot 500 inwoners. De inwoners van de vissersdorpen waren voornamelijk vissers. De schippers of stuurmannen stonden aan het hoofd van de vissersvloot en het dorp. Ze waren namelijk de eigenaars van de vissersboten, organiseerden de vangst en verhandelden de vis. Walraversijde telde in 1480 zo n 16 stuurmannen, terwijl er te Heist zo n 10 waren (Blankenberge: 7, Nieuwpoort: 35 en Oostende: 50) met elk hun schepen en bemanning (Kightly et al C. 2003). In het midden van de 15 de eeuw kwam er verandering in deze situatie. Als gevolg van nieuwe technieken (haringkaken) en nieuwe scheepstypes was het mogelijk om langere zeereizen te ondernemen, waardoor er minder tijd was om de vis te verkopen. Hiervoor werden er tussenpersonen ingezet, de zgn. weerden, die aan wal de vis verkochten aan de vishandelaars. Deze weerden kregen al snel een grotere en belangrijkere rol (Kightly C. et al 2000). Deze ontwikkelingen hadden invloed op de sociale structuur van het vissersdorp. Zo waren er enkele rijke stuurlui die als weerd optraden, minder welvarende stuurlui die voor een weerd werkten maar toch een zekere onafhankelijkheid behielden en een grote groep gewone vissers die op de visserschepen van het dorp werkten. Deze sociale structuur is o.a. af te leiden aan de bewoningssporen. Zo zijn er te Raversijde gebouwplattegronden aangetroffen van woningen (o.a. gebouw 5 en 13) die beduidend groter zijn dan andere. Ook heeft men enkele bakstenen latrines aangetroffen, die volgens Marnix Pieters toe te schrijven zijn aan de socio-economisch beter gesitueerde inwoners (Pieters M. et al 1999). De inhoud van deze latrines lijken deze stelling te bevestigen, met name dure voedingsproducten. Daarnaast duiden ook de binnenhuisdecoratie en het meubilair op de sociale status van de bewoners, maar hiervan heeft men te weinig van teruggevonden. Daarnaast zijn ook de mobiele vondsten (in de nabijheid van deze gebouwen) een aanduiding van de sociale situatie van de inwoners. Mensen met verschillende sociale status produceren namelijk verschillend afval. Hieruit is af te leiden dat er een aantal rijkere inwoners zich tal van exotische importproducten konden permitteren. Te Raversijde betreft het o.a. een gouden munt, ivoren kammen en dure etenswaren, zoals granaatappels, melegueta 65

67 peper of paradijskorrel. Ook het aardewerk, zoals het Spaanse majolica dat zowel te Raversijde als op de ander sites is aangetroffen, is een teken van een zekere welstand. Het voorkomen van tal van importproducten is echter in zekere mate te nuanceren. De vissers hadden namelijk gemakkelijk toegang tot deze producten door hun activiteiten. Daarnaast is het zilveren vaatwerk tegenover het houten vaatwerk een aanduiding van het verschil in sociale status. Tevens was ook de kledij die men droeg in de middeleeuwen een aanduiding van de welstand, rijkdom en de sociale positie. (Kigthly 2003). De fragmenten van kleding die gevonden zijn te Raversijde was van lokale makelij en niet bijzonder duur, maar in het algemeen wel van relatief goede kwaliteit. Er is echter ook een stuk stof gevonden dat geverfd was in een eerder duur blauwpaarse kleur, alsook een geïmporteerd kledingsstuk, wat erop wijst dat enkele inwoners zich ook duurdere kledij konden permitteren of toegang hadden tot meer aantrekkelijke producten. Daarnaast geeft het schoeisel ook informatie over de sociale context en de demografie. Het voorkomen van bepaalde typen schoenen en stillegangen wijzen op een bepaalde graad van welvaart. Het schoeisel te Raversijde duidt erop dat de inwoners zowel functioneel schoeisel droegen, maar zich ook de luxe van stillegangen konden veroorloven. Te Raversijde komen er zowel grote schoenen als kleine schoenen voor. Deze kleinere formaten worden toegeschreven aan kinderen. Te Raversijde en te Heist werden er ook een aantal accessoires, zoals knopen, kettinkjes en sierspelden aangetroffen die mogelijk verwijzen naar een hogere sociale status. Ook te Nieuwe Yde heeft men een heel aantal spelden teruggevonden. Wat betreft het beroep van de inwoners van de middeleeuwse vissersdorpen is op basis van het plantaardig en dierlijk vondstmateriaal te besluiten dat de inwoners zich niet enkel bezighielden met visserij, maar ook met landbouw (zie ). De inwoners waren met andere woorden zowel vissers als boeren (Bollen A. & Ervynck A. 1999) Werken in een laatmiddeleeuws vissersnederzetting Visserij en landbouw De belangrijkste activiteit in een middeleeuws vissersdorp was uiteraard het vissen zelf. Er zijn zeer veel vondsten die naar de visserij verwijzen (Pieters M. 1997b). Het visgerei 66

68 betreft zowel metalen objecten als objecten in hout of been en verwijst naar vissen met drijf - en sleepnetten in volle zee en vissen met lijnen en haken aan de kust (Pieters M & 2006). Te Raversijde heeft men zo o.a. visnetverzwaringen, ijzeren vishaken, koperen onthakers, een hakesteker en een peillood, maar ook houten en benen boetnaalden, enkele priemen in hertshoorn en houten of kurken vlotters teruggevonden. Er is ook een harpoen gevonden die mogelijk gebruikt werd om zeezoogdieren te doden (Figuur 99 & 100). Te Heist verwijzen een netverzwaring en enkele boetnaalden naar activiteiten die te maken hebben met de visserij. Ook stukken touw en het samengebalde stuk visnet vormen hiervoor een aanwijzing. Niet enkel de voorwerpen vormen een bewijs van de visserij, maar ook de ontelbare visresten die zijn teruggevonden te Raversijde en te Heist. De gevonden visresten, zoals haring, kabeljauw, schol en andere platvissen, verwijzen naar visserij met boten op volle zee, soms zelfs in de noordelijke zone van de Noordzee waarbij de vissers wellicht de seizoensbeweging van hun prooi volgden (Van Neer W. & Ervynck A. 2006). Naast diepzeevisserij werd er echter ook aan kustvisserij gedaan. De mosselen en andere schaaldieren, die men heeft aangetroffen op de sites, werden aan de waterlijn verzameld of in de zone tussen hoog en laag tij opgespit. Ook garnalen en sommige soorten platvissen werden verder weg van de kustlijn gevangen (Kightly C. et al 2003). Men deed ook aan zoetwatervisserij in de nabijgelegen waterloopjes, zo heeft men resten gevonden van paling, snoek, rietvoorn en karper. Zoetwatervisserij speelde in vergelijking met zeevisserij allicht een kleinere rol in de plaatselijke economie. Naast de visserij hielden de inwoners van de vissersdorpen zich ook bezig met landbouw, zowel veeteelt als akkerbouw. Veeteelt, en dan voornamelijk de schapenteelt, blijkt van belang geweest te zijn binnen de economie (Bollen A & Ervynck A. 1999). Het vondstmateriaal te Raversijde dat verwijst naar veeteelt zijn de vele dierlijke resten van runderen, schapen/geiten en varkens, maar ook de resten van gedomesticeerde vogels, zoals kip, gans en eend zijn hier bewijzen voor. Ook te Heist heeft men dierlijk consumptieafval aangetroffen van gedomesticeerde dieren, zoals een schapenschedel. De aanwijzingen voor akkerbouw in de nabijheid van de nederzettingen zijn resten van o.a. graangewassen, kool en peulvruchten die men te Raversijde heeft aangetroffen. Verder heeft men heel wat akkeronkruiden aangetroffen in de beerputten. Het betreft zowel onkruiden van zomer - als van winterakkers. Dit wijst erop dat men heel het jaar door aan akkerbouw deed. 67

69 Wellicht hielden voornamelijk de vrouwen en een deel van de mannen van de nederzetting zich bezig met landbouw, aangezien de meerderheid van de mannen een lange tijd op zee doorbracht Handel Er werden heel wat vondsten aangetroffen die wijzen op handel en handelscontacten (Figuur 101 & Kaart 17). De belangrijkste vondstcategorie in dit verband is het aardewerk. Naast het lokaal of regionaal rood en grijs aardewerk werd er namelijk op de vier besproken sites heel wat importmateriaal aangetroffen. Het meest voorkomende importaardewerk is het Rijnlands steengoed. Ook aardewerk uit Siegburg, Langerwehe en Raeren komen veelvuldig voor op de sites. Het onderscheid tussen het aardewerk uit Langerwehe en Raeren is hierbij vaak moeilijk te maken. Daarnaast is er ook te Raversijde, Heist en Monnikenrede importmateriaal gevonden afkomstig van het Iberisch schiereiland. Het betreft voornamelijk Spaanse majolica, maar ook roodbakkend aardewerk en lusterwaar (Heist). Te Raversijde is er sporadisch aardewerk uit Italië, Frankrijk, Engeland of Schotland aangetroffen. Te Heist, Monnikenrede en Nieuwe Yde heeft men ook het zgn. Saintonge-ceramiek uit Zuidwest- Frankrijk teruggevonden. Ander importmateriaal te Monnikenrede is vermoedelijk afkomstig uit Engeland en de Golf van Gascogne. Te Nieuwe Yde heeft men ook nog vaatwerk gevonden ingevoerd vanuit de Maasvallei, de Britse Eilanden (o.a. Scarborough) en Noord- Frankrijk. Het glas dat men te Raversijde, Heist en Monnikenrede heeft teruggevonden verwijst ook naar handelscontacten (Caluwé D. 2006). Zowel te Raversijde als te Heist heeft men fragmenten holglas gevonden in de Duitse woudglastraditie (zgn. Waldglas). Het betreft ribbelbekers van het type Maigelbecher en Maigelein. De bekers uit Heist verschillen echter in decoratie van deze uit Raversijde. Het formaat is wel vergelijkbaar, ze behoren tot een groep met een bodemdiameter tussen de 50 en 65 mm (Caluwé D. 2003). Het veelvuldig voorkomen van de ribbelbekers in de Duitse woudtraditie aan de Vlaamse kust, maar ook in de provincie Zeeland (Nederland) wijst erop dat de handel in dit product op grote schaal gebeurde. Het fragment van een stengelglas gevonden te Heist is wellicht afkomstig uit Frankrijk of de Frans-Belgische grensstreek. De aanwezigheid van holglas te Monnikenrede is verklaarbaar door de vroege en intensieve commerciële en professionele contacten van de regio. De 14 de -eeuwse vormen uit Heist en Monnikenrede betreffen bekers en kelkglazen van een goede kwaliteit en bevestigen de ruimere sociale spreiding van deze types. Ze worden niet 68

70 enkel gebruikt door de hogere clerus en de adel, maar ook door kooplui en vissers in vissersmilieus zoals Heist en Monnikenrede. Dit is wellicht te verklaren door de gemakkelijke toegang van de inwoners tot dergelijke producten (Caluwé D. 2003). De tonnen die hergebruikt zijn als tonwaterputten te Raversijde en te Heist vormen een getuige van de toenmalige handel in hout, tonnen of hun inhoud. Na een herkomstbepaling van de tonnen aangetroffen te Raversijde bleek het hout afkomstig te zijn uit het Baltisch gebied, meerbepaald de streek rond Gdansk (Polen). Dat de tonnen werden gemaakt te Walraversijde met Baltisch hout lijkt minder waarschijnlijk gezien de aard en de hoeveelheid van de tonnen. De herkomst van de tonnen tonen eerder aan dat de vissers te Walraversijde contacten onderhielden, en mogelijk ook handel dreven, met deze streek. De meest waarschijnlijke veronderstelling is dat de tonnen gevuld met haring (zgn. kaakharing) naar Walraversijde kwamen, waarna de haringtonnen werden hergebruikt als tonwaterputten (Kightly C. et al 2003). De herkomst van de tonnen die men te Heist heeft aangetroffen is niet geweten, maar aan de hand van de grote en de vorm is het wel duidelijk dat het hier ook om (wijn - of) haringtonnen gaat, die secundair gebruikt zijn als tonwaterputten. Dat de vissersgemeenschap te Walraversijde een zakengemeenschap was die handel dreef is af te leiden uit de vele munten en rekenpenningen die zijn aangetroffen. De munten zijn voornamelijk kleine munten en zijn overwegend afkomstig uit Vlaanderen. Er zijn echter ook een aantal munten aangetroffen die afkomstig zijn uit Engeland, Frankrijk, Portugal en Italië. Het voorkomen van deze munten kan erop duiden dat de handelaars te Walraversijde ook handelscontacten hadden met deze streken. Het is hierbij belangrijk om op te merken dat de waarde van het betaalmiddel in de middeleeuwen bepaald werd op basis van het gehalte van het edelmetaal en niet de oorsprong of de afbeelding, waardoor de verschillende herkomst van de munten enigszins gerelativeerd dient te worden. Desondanks zijn de gevonden munten zeer belangrijk binnen het archeologisch vondstmateriaal. De munten hebben namelijk een daterend vermogen van de context waarin ze worden aangetroffen en ze verschaffen informatie over de toenmalige geldcirculatie (Kightly C. et al 2000). De meeste munttypes die te Raversijde zijn aangetroffen zijn te dateren in de 15 de /16 de eeuw. Te Heist heeft men een rekenpenning gevonden. Het betreft een getrouwe Neurenbergse kopie van een populair jetontype uit de Nederlanden tussen ±1488 en Te Raversijde heeft men enkele natuurstenen plaveisels aangetroffen. Na een petrografische analyse bleken de natuurstenen afkomstig te zijn van de oost - of noordoostkust van Engeland (Kaart 16). Volgens Paul De Paepe en Marnix Pieters is het mogelijk dat de natuurstenen als scheepsbalast zijn aangevoerd en nadien zijn gebruikt als plaveisels (De 69

71 Paepe P. & Pieters M. 1995). Het is echter ook niet uit te sluiten dat de stenen als handelswaar zijn aangevoerd in de steenarme regio als de Polders. Dit materiaal verschaft wel een belangrijk inzicht in de contacten die de vissersgemeenschap te Walraversijde met het Britse eiland onderhielden. Als laatste vondstcategorie dat verwijst naar handelsactiviteiten zijn de talrijke plantaardige importproducten die te Raversijde zijn aangetroffen, zoals granaatappels, vijgen en vermoedelijk ook druiven. Er zijn ook resten teruggevonden van dure ingevoerde specerijen, zoals paradijskorrel uit West-Afrika en zwarte peper uit Zuid-India. Dat er niet enkel materiaal en voedsel naar Walraversijde werd verhandeld, maar ook andersom bewijst mogelijk de kuil met de afvalresten van 130 platvissen. Deze context kan gezien worden als bewijs van handel in zeeproducten vanuit het vissersdorp (Pieters M. et al 1995b). De schaarsheid van dierlijke resten op Vlaamse binnenlandse sites maakt het echter moeilijk om de importen van mariene vis in het binnenland te reconstrueren, waardoor het onduidelijk blijft hoe de laatmiddeleeuwse visserij aan de Vlaamse kust ontwikkelde en hoe de vishandel was georganiseerd (Tys D. 2006; Van Neer W. & Ervynck A. 2006) Piraterij en strandjutterij Dat alle dure luxeproducten bekomen zijn via handel is te simplistisch. Er zijn namelijk historische aanwijzingen dat de Walraversijdse vissers deelnamen aan piraterij. Piraterij was tijdens de middeleeuwen geen rariteit. Vele zeelui waren geneigd om alle onbekende schepen als vijand of als prooi te behandelen, wanneer ze minder goed bewapend of bemand waren. De vissers van Walraversijde lijken op dit gebied een slechte reputatie te hebben gehad, aangezien de scheidingslijn tussen wettige oorlogsvoering en plundering niet nageleefd werd (Kightly C. et al 2003). Volgens Charles Kightly is het aandeel van strandjutterij ook niet te verwaarlozen. De Vlaamse kust was in de middeleeuwen gevaarlijk en elk jaar leden meerder (handels)schepen er schipbreuk, vooral tijdens de winter als gevolg van zware stormen. Dit is gekend aan de hand van officiële verslagen van de vertegenwoordigers van de regering die als taak hadden alles te registreren dat van verloren gegane schepen aan land spoelden. Het lijkt dus aannemelijk dat minstens sommige van de waardevolle objecten op de site raakten via piraterij of de vele schepen die schipbreuk leden voor de kust. Alhoewel de opbrengst van piraterij en wrakken ook hebben bijgedragen tot de algemene welvaart van Walreversijde, weten we niet welk aandeel ze hierin vertegenwoordigen. 70

72 Naast de piraterij en de strandjutterij zou ik nog een derde element toevoegen aan de manier waarop de inwoners van de vissersnederzettingen aan luxeproducten kwamen. Het is namelijk zo dat de inwoners nauwe contacten onderhielden met de grotere steden in de omgeving (Walraversijde met Oostende en Nieuwpoort, Monnikenrede als voorhaven van Oostkerke en Brugge), voor de handel, maar ook met de weerden die in de steden woonden waarvoor de vissers werkten. Het is daarom mogelijk dat de inwoners van de vissersdorpen via deze weg aan de luxeproducten kwamen die wellicht talrijk in de grotere steden voorhanden waren. Om het belang van de piraterij aan te tonen, zijn er een aantal archeologische aanwijzingen. Zo heeft men te Raversijde een aantal wapens teruggevonden. Het betreft houten heften van zgn. klotendolken en benen tuimelaars van kruisbogen teruggevonden. Volgens Charles Kightly toont het voorkomen van deze wapens aan dat de vissers van Walraversijde niet alleen zelf aan piraterij deden, maar dat ze er ook slachtoffer van waren (Kightly C. et al 2003). Ook werden ze wellicht af en toe slachtoffer van schipbreuk, waardoor de nederzetting zowel schepen als bemanning verloren Andere artisanale activiteiten Er zijn zeer weinig archeologische aanwijzingen van andere artisanale activiteiten die men in de vissersdorpen uitvoerden. Wel zijn er te Raversijde en te Heist enkele houten en benen boetnaalden aangetroffen die verwijzen naar het vervaardigen en herstellen van visnetten. Visnetten waren van het uiterste belang voor de visserij. De vissersboten hadden naar schatting minstens vijftig netten aan boord. Ze raakten echter tamelijk makkelijk beschadigd of verloren. Bijgevolg was het maken en herstellen van netten een vrijwel eindeloze opdracht in de nederzetting (Kightly C. 2003). Ook zijn er enkele houten spinstokjes met daarbij horende spinsteentjes en spinpotjes in Rijnlands steengoed met zoutglazuur (Figuur 102) gevonden te Raversijde. Deze objecten verwijzen naar de productie van draden en touwen. Volgens Marnix Pieters kan de plaats waar deze voorwerpen gevonden zijn geïnterpreteerd worden als zgn. draeyplaetsen. Dit zijn specifieke plaatsen waar men het touw vervaardigden (Pieters M. 2006). De touwen werden wellicht gebruikt bij activiteiten in verband met de visserij. Te Heist heeft men een fragment aangetroffen van een touw dat mogelijk vervaardigd en gebruikt is in de nederzetting. 71

73 Het effen linnen dat op de site te Raversijde is gevonden vertegenwoordigd naar alle waarschijnlijkheid producten van rurale huisnijverheid (Rogers P.W. 2002). Waar deze nijverheid plaatsgreep is niet geweten. Te Raversijde heeft men verder ook enkele structuren aangetroffen die mogelijk verwijzen naar artisanale activiteiten. Zo heeft men een gebouwplattegrond (gebouw 4) aangetroffen die voorzien is van een circulaire aanbouw. Deze circulaire structuur werd, aan de hand van de brandvlekken op de grond, geïnterpreteerd als een externe bak - of broodoven. Brood en scheepsbeschuit was namelijk één van de belangrijkste voedselbronnen voor de vissers wanneer ze een lange tijd op zee doorbrachten. Hetzelfde gebouw werd mogelijk ook gebruikt als visrokerij. Dit wijst erop dat vis verwerkt werd in de nederzetting, wellicht voor het transport en de handel. Een andere aanwijzing van visverwerking te Walraversijde is de afvalkuil met de visresten (viskoppen, -staarten en maaginhoud) van minstens 130 platvissen. De wervels dichtbij kop of staart vertonen snijsporen die wijzen op de verwerking. Te Raversijde is er ook een afvalkuil gevonden die een aantal stukken leer bevatte. Het gevonden leer is mogelijk het afval van een leerlooierij. Op basis van geschreven bronnen en afbeeldingen uit de middeleeuwen weten we dat er ook een brouwerij en een molen aanwezig waren in het 15 de -eeuws Walraversijde (Kightly C. et al 2003). Hiervan zijn echter nog geen archeologisch bewijzen, waardoor de ligging en het uitzicht van deze gebouwen nog niet geweten is. Het aardewerk dat op de vier sites die hier besproken werden, wordt gedomineerd door het lokaal of regionaal rood en grijs aardewerk. Ondanks het lokaal karakter betekent dit echter niet dat het ter plaatse geproduceerd is, dit soort aardewerk komt namelijk in heel Vlaanderen voor. De precieze productieplaats ervan is niet gekend Leven in een laatmiddeleeuws vissersnederzetting Vele objecten en structuren die men gevonden heeft op de vier sites geven informatie over allerlei aspecten van het dagelijkse leven van de toenmalige bewoners. Het gaat dan voornamelijk om religieuze aspecten, aspecten van hygiëne, het menu en de vrijetijdsbesteding. 4 Mondelinge informatie Marnix Pieters, waarvoor dank. 72

74 Religie Dat religie en geloof belangrijk was voor de inwoners en vissers van de middeleeuwse vissersdorpen aan de Vlaamse kust bewijzen een aantal vondsten te Raversijde (Figuur 103). De vissers op volle zee waren dan ook kwetsbaar voor natuurlijk geweld, zoals stormen (Van Bulck G & 2006). Zo heeft men heel wat religieuze insignes aangetroffen. Het betreft voornamelijk pelgrimsinsignes van lokale en regionale bedevaartsoorden, maar er zijn ook heel wat insignes aangetroffen die erop duiden dat de inwoners van Walraversijde ook heilige plaatsen bezochten die verder gelegen waren (o.a. Frankrijk, Duitsland, Nederland) (Kaart 18). Er zijn ook typische pelgrimsinsignes (Sint-Jacobsschelpen) gevonden afkomstig van Santiago de Compostella (Noord-Spanje). Het is volgens mij ook niet uitgesloten dat deze insignes te Walraversijde terecht zijn gekomen als gevolg van handelscontacten. De insignes kunnen mogelijk bekomen zijn via handelaars die in het bezit waren van een aantal insignes van bedevaartsoorden en die doorverkochten aan de goedgelovige vissers uit Walraversijde. Naast de pelgrimsinsignes zijn er ook heel wat rudimentaire kruisjes gevonden die wellicht dienst deden als geluksbrengers en een symbool waren van goddelijke bescherming. Op basis van historische bronnen is gekend dat er een vrij grote kapel te Walraversijde aanwezig was (Figuur 104). Deze kapel, gewijd aan Sint-Jan of Johannes-de-Doper, tevens patroonheilige van de kapel en het dorp, werd gebouwd tussen ca en ca Het was oorspronkelijk een indrukwekkend gebouw met drie beuken en een toren, met het uitzicht van een kerk. De kapel was erg prestigieus en had een belangrijke symboolwaarde. De kapel symboliseerde naar de buitenwereld dat de vissers deel uitmaakten van de christelijke samenleving en evenzeer op de hemel waren georiënteerd als op de zee. Voor de vissers zelf was het een symbool van veiligheid en bescherming, alsook de plaats voor het afsmeken van een behouden vaart. Het symboliseerde ook de macht, aanzien en welvaart van de burgerlijke stichters van de kapel. Deze burgerlijke stichters waren vooraanstaande inwoners van het dorp en dus afkomstig uit de hoogste sociale lagen. De kapel was met andere woorden een uiting van de rijkdom en de vroomheid van de inwoners (Kightly C. et al 2000; Tys D & 2006). Deze kapel is nog niet archeologisch onderzocht, er is enkel een proefsleuf getrokken tijdens één van de campagnes 5. In deze proefsleuf heeft men enkele fragmenten gekleurd vlakglas aangetroffen dat mogelijk afkomstig is van de glasramen van de kapel (Kightly C. 2003). 5 Mondelinge informatie Marnix Pieters, waarvoor dank. 73

75 De belangrijkheid van Johannes-de-Doper voor de inwoners van Walraversijde wordt nog eens benadrukt door de vondst van een bord versierd met het hoofd van Johannes-de- Doper. Dat religie en geloof niet enkel in het middeleeuwse Walraversijde belangrijk was toont een pelgrimshoorn in witbakkend aardewerk, afkomstig van Langerwehe (Duitsland), gevonden te Heist. Een pelgrimshoorn was in de middeleeuwen een karakteristiek attribuut van de pelgrims. Op basis van historische bronnen is ook geweten dat er te Monnikenrede ook een kapel heeft gestaan. Er zijn echter geen enkele pelgrimsinsigne aangetroffen op deze sites, in tegenstelling tot de enorme aantallen gevonden te Raversijde. Wat de oorzaak of de reden hiervan is, is moeilijk te achterhalen. Mogelijk is dit te verklaren als gevolg van de onderzoeksmethode. Er is zeer weinig tot niets bekend over het begrafenisritueel van de vissersgemeenschappen aan de Vlaamse kust, aangezien er nog geen begraafplaatsen archeologisch bekend en onderzocht zijn. Ook over de perceptie van de dood door de vissersgemeenschap aan de Vlaamse kust is er weinig geweten. Wel zijn er enkel pelgrimsinsignes teruggevonden te Raversijde die afkomstig zijn van Amersfoort in Nederland. Deze pelgrimsinsignes zijn typisch voor vissersgemeenschappen, aangezien te Amersfoort een Mariabeeld werd vereerd door zeelui die op miraculeuze wijze van de verdrinkingsdood waren gered Menu: eten en drinken Het menu van de inwoners van de middeleeuwse vissersdorpen was zeer gevarieerd. Het bewijsmateriaal voor het voedsel en drank dat geconsumeerd werd is afkomstig uit de latrines, beerputten en afvalkuilen. Het betreft zowel het voedsel dat gegeten werd als hetgeen weggegooid werd tijdens de bereiding van de maaltijden. Aan tafel werd over het algemeen gebruik gemaakt van houten vaatwerk. De rijkere inwoners maakten echter gebruik van zilveren vaatwerk. Ook holglas werd in de late middeleeuwen frequent gebruikt als drinkglas aan tafel. Het is niet verwonderlijk dat de inwoners veelal vis aten. De visresten die te Raversijde zijn aangetroffen geven aan dat men voornamelijk kleine vis consumeerden, alsook vissoorten die weinig geschikt zijn voor verkoop (onaantrekkelijk of moeilijk transporteerbaar). Het gaat daarbij vooral om zeevis (zeeëngel, kathaai, gladde haai, stekelrog, rog, haring, kabeljauw, schelvis, wijting, poon, schel, andere platvissen en tonijn), maar ook 74

76 zoetwatervis (paling, snoek, rietvoorn en karper). Er werden ook allerlei schelpdieren geconsumeerd, zoals mosselen, oesters en wulken. Verder stonden ook garnalen en krabben op het menu. Ook te Heist zijn er visresten aangetroffen, zoals haring, wijting en platvissen. Zoetwatervissen ontbreken hier echter vrijwel volledig. Te Nieuwe Yde heeft men opvallend veel pisulaschelpen aangetroffen, die wellicht geconsumeerd werden. Zeevis was in het middeleeuwse dieet een belangrijke voedselbron, er werden namelijk reeds op heel wat sites in Vlaanderen visresten aangetroffen. Zo heeft men visresten aangetroffen o.a. te Oostende, te Ieper, te Brugge, te Gent en in beerputten van de abdij van Ename (Pieters M. et al 1999; Van Neer W. & Ervynck A. 1993). Naast vis stond er echter ook vlees op het menu van de inwoners van de vissersdorpen aan de Vlaamse kust. Veeteelt blijkt immers een even vitale bijdrage te hebben geleverd voor het menu. Het betreft vooral gedomesticeerde zoogdieren zoals rund, schaap/geit en varken. Te Raversijde heeft men heel wat botmateriaal van deze diersoorten aangetroffen. Ook de parasieten die zijn aangetroffen in de beerputten wijzen erop dat er schapen in de nabijheid van de nederzetting voorkwamen. Te Heist heeft men ook enkele consumptieresten van schaap aangetroffen, wat er dus op wijst dat er ook in het middeleeuwse Heis/Heys schaap werd geconsumeerd. Gedomesticeerde vogels, zoals kip, gans en eend maakten daarnaast ook deel uit van het menu, maar dan in mindere mate. Tevens komen ook wilde dieren voor op de site te Raversijde. Het gaat hier sporadisch om konijn, hert en een aantal vogelsoorten (roodkeelduiker, zeekod, wintertaling, meerkoet, houtduif en kauw). Verder is het voorkomen van zeezoogdieren zoals bruinvis en dolfijn opvallend. De consumptie van deze wilde dieren wordt echter in vraag gesteld. Deze dieren zijn wellicht eerder toevallig tussen het archeologisch materiaal terecht gekomen, nadat ze op het strand terecht gekomen waren. De dorpsbewoners leefden natuurlijk niet van vlees en vis alleen. Naast het dierlijk materiaal is er ook heel wat plantaardig materiaal aangetroffen te Raversijde. Er was wellicht ook heel wat plantaardig consumptieafval aanwezig in de beerputten te Heist, maar als gevolg van het ontbreken van zeefstalen uit de vulling hiervan, is er geen informatie voorhanden. Het plantaardig materiaal dat te Raversijde is aangetroffen betreft zowel geteelde producten als wilde planten. De geteelde producten zijn groenten, zoals kolen en peulvruchten alsook graangewassen, zoals rogge, gerst, (brood)tarwe en misschien gierst. Deze graangewassen werden wellicht ook gebruikt voor het maken van broden en scheepsbeschuit. Brood was namelijk in de middeleeuwen een zeer belangrijk voedselproduct. Ook scheepsbeschuit was voor de vissers een belangrijk product dat men meenam tijdens visexpedities. Andere 75

77 producten die te Raversijde aangetroffen zijn, en dus wellicht op tafel kwamen, zijn: hazelnoten, aardbeien, okkernoten, appelen, mispelen, moerbeien, kersen, pruimen, perziken, peren, braambessen en frambozen. Daarnaast zijn er ook ingevoerde producten aanwezig, zoals vijgen, granaatappels en druiven. Bij het bereiden van het voedsel werd er gebruik gemaakt van goedkope (keuken)kruiden en specerijen, zoals koriander, venkel, bonenkruid, zwarte mosterd, hop, en postelein, maar ook dure importproducten (paradijskorrel en zwarte peper). De dure luxeproducten wijzen erop dat niet iedereen in de nederzetting hetzelfde voedsel op het menu had staan, aangezien de armere inwoners zich deze producten niet konden veroorloven. De melkteilen die tijdens de opgravingen te Raversijde en te Heist zijn aangetroffen wijzen ook op het belang van zuivelproducten in de voeding. Melkteilen werden namelijk gebruikt als mengkommen voor het bereiden van kaas en boter Hygiëne Er zijn een aantal voorwerpen aangetroffen op de sites die erop duiden dat de middeleeuwse bewoners van de vissersdorpen wel degelijk aandacht hadden voor hygiëne. Zo zijn er in Raversijde een aantal fragmenten van trippen aangetroffen. Ook te Heist is er een trip gevonden. Deze trippen werden over gewone schoenen geschoven en onder de schoenen gedragen om ze te beschermen tegen vocht en modder. De trippen werden wellicht uitgetrokken voor men een huis binnenging. Binnenshuis werden dan platijnen of stillegangen gedragen. Verder heeft men enkele resten van houten bezems gevonden. Deze bezems waren vervaardigd uit twijgjes. Zowel de bezems als het schoeisel duiden erop dat de bewoners hun huizen zo proper mogelijk wilden houden. Rond de huizen van het middeleeuwse Walraversijde bevonden er zich stenen plaveisels die ervoor moesten zorgen dat men bij regenweer de woning in propere omstandigheden kon betreden. Deze aanwijzingen worden door Charles Kightly aangewend om te besluiten dat het loopvlak in de middeleeuwse huizen haast steriel waren en dat er geen opeenstapeling van huisvuil gebeurde. Andere vondsten die erop wijzen dat de inwoners van Walraversijde bezig waren met hun persoonlijke hygiëne zijn de talrijke ivoren en benen kammen die over heel de site zijn aangetroffen. Ook het 16 de -eeuwse klein kleurloos flesje wijst mogelijk op hygiëne of opsmuk. De inwoners van het middeleeuwse Heis/Heys maakten gebruik van kamerpotten. 76

78 Ook de structuren zoals de tonwaterputten en beerputten leveren een schat aan informatie over de hygiëne. Zo heeft men in de tonwaterputten te Raversijde kunnen vaststellen dat men een pakket zand in de tonputten deponeerden om op die manier de vervuilde bodem te zuiveren, om zo proper water te verkrijgen. Wellicht haalde men ook eerst de grote stukken aardewerk die in de put waren terechtgekomen eruit. Ook het detailonderzoek van de beerputvulling levert inzichten in aspecten van de dagelijkse hygiëne van de gebruikers van deze beerputten en dus de inwoners van het vissersdorp. De parasitologische studie leverde informatie omtrent de hygiëne te Walraversijde in de 15 de eeuw, en toonde indirect de aanwezigheid van schapen aan. Er zijn namelijk eitjes gevonden van de zweepworm en de spoelworm. Dit zijn namelijk typische parasieten van schapen. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat men aan afvalbeheer deed. Er zijn namelijk geen grote dierlijke botten in de beerputten terecht gekomen. Men ontdeed zich hiervan dus op een andere manier, mogelijk werden ze gedeponeerd in de vele veenwinningskuilen in de omgeving van de nederzetting Vrije tijd Op de site te Raversijde werden er een 230-tal objecten en voorwerpen aangetroffen die men kan relateren aan vrijetijdsbesteding (Pieters M. 2006). Enkel objecten hebben te maken met muziek. Zo is er een stuk leisteen gevonden waarop muziekbalken zijn gekrast (Figuur 105). Verder zijn er een aantal muziekinstrumenten aangetroffen, zoals mondtrommen en aardewerken en benen fluitjes. De functie van deze fluitjes is echter niet gekend. Ze worden beschouwd als speelgoed, maar kunnen ook een andere functie gehad hebben, namelijk voor het uitzenden van signalen of een lokroep voor vogels (Kightly C. et al 2003). De exacte functie van deze opmerkelijke fluitjes zal wellicht nooit opgehelderd worden. Naast de muzikale objecten zijn er enkele voorwerpen die in verband kunnen gebracht worden met sport en spel. Zo zijn er o.a. met de hand gerolde knikkers in gebakken klei en speelkoten uit been aangetroffen. De knikkers in gebakken klei werden wellicht gemaakt voor kinderen, terwijl de speelkoten uit been mogelijk werden gebruikt als gokspel voor volwassenen, aangezien ze voorzien waren met ingekraste strepen die mogelijk een aanduiding is van de score (Kightly C. et al 2000 & 2003). Er zijn ook nog enkel benen dobbelstenen gevonden. 77

79 Daarnaast zijn er een groot aantal zgn. snorrebotten gevonden, wat blijkbaar zeer populair was als speelgoed in het middeleeuws Walraversijde. Mogelijk heeft de grote hoeveelheid van snorrebotten te maken met de wind die altijd aanwezig is in de kustvlakte. Deze snorrebotten uit Raversijde zijn gladde of gekartelde ronde schijven en zijn gemaakt uit leisteen, lood of oesterschelpen. Ze zijn voorzien van twee gaatjes waardoor twee touwtjes werden getrokken. Wanneer men de touwtjes rond elkaar draait en er dan aan trekt, beginnen de snorrebotten te draaien en geeft het een snorrend geluid (Figuur 106). Ook te Heist heeft men een snorrebot aangetroffen. Het is echter van een ander type dan deze te Raversijde. Het is een rechthoekig stuk been dat in de lengterichting gesneden werd uit de rib van een groot dier, zoals een rund of een paard. Dit type van snorrebot heeft slechts één doorboring en werd boven het hoofd rondgedraaid, waardoor het op die manier geluid voorbracht (Figuur 107). Te Heist is er ook nog een cirkelvormig schijfje leisteen gevonden op de site Kerkstraat. Het schijfje heeft een diameter van ongeveer 6 à 6,5 cm en kan geïnterpreteerd worden als een speelschijfje (Vandevelde J. 2002). De juiste functie is echter niet geweten. Daarnaast zijn er enkele vondsten gedaan die verwijzen naar sport. Zo zijn er opmerkelijk veel loden kolfsloffen aangetroffen te Raversijde. Uit sommige van deze vondsten is af te leiden dat deze loden kolfsloffen aan houten stokken waren bevestigd en zo gebruikt werden voor het kolfspel. De kolfsloffen zijn een soort voorloper van de hedendaagse golfstick (Kightly C. et al 2000). Verder zijn er metalen insignes in de vorm van een kruisboog gevonden. Misschien waren het prijzen van een wedstrijd van boogschutters (Kightly C. et al 2003). Te Raversijde is er ook nog een houten miniatuurbootje gevonden dat wellicht als speelgoed werd gebruikt door kinderen Algemene Conclusies Algemeen is er te stellen dat de laatmiddeleeuwse vissersdorpen aan de kust van het Graafschap Vlaanderen van een zekere welstand konden genieten. Dit is voornamelijk af te leiden aan de hand van de talrijke aanwezigheid van diverse importaardewerk, zowel te Walraversijde als te Heist, Monnikenrede en Nieuwe Yde. Ook het voorkomen van o.a. exotische producten, zoals ivoren kammen, en dure geïmporteerde voedingswaren te Walraversijde ondersteunen deze veronderstelling. Te Heist kan men in dit verband o.a. de 78

80 leien dakpannen, de glasramen (loodnet) en ander geïmporteerd glas vermelden. Ook de gevonden glasfragmenten in Monnikenrede zijn hiervoor een aanwijzing. Er is hier echter wel een nuance te maken. De inwoners van de vissersnederzettingen hadden namelijk gemakkelijker toegang tot deze producten als gevolg van de handelscontacten. Ook is de rol van de piraterij en de strandjutterij niet te vergeten, alsook de invloed van de grote steden en havens in de nabijheid van de vissersdorpen, in het bekomen van dergelijke exotische waar. De inwoners van de vissersdorpen stonden namelijk nou in contact met grote steden in de omgeving, zoals Walraversijde met Oostende en Monnikenrede als voorhaven van Brugge. Niettemin kan men op basis van de archeologische bronnen allerminst spreken van arme vissersdorpen. De welstand hebben de vissersdorpen voornamelijk te danken aan de zee, meer bepaald de zeevisserij. Als gevolg van de stijgende vraag naar zeevis vanuit het binnenland konden de nieuwe vissersdorpen zich verder ontwikkelen. Hierbij is echter ook de bedenking te maken dat wellicht niet alle inwoners van de vissersdorpen dezelfde welvaartsgraad bezaten. De grondplannen te Raversijde vertonen een grote uniformiteit, maar er zijn ook enkele gebouwen aangetroffen die beduidend groter waren van oppervlakte. Deze huizen waren voorzien van meer vertrekken en in de nabijheid van deze gebouwen werden heel wat dure importproducten aangetroffen. Dit wijst erop dat deze woningen wellicht toebehoorden aan meer gegoede inwoners (stuurmannen of weerden) van het dorp. Ook het voorkomen van slechts twee gemetselde bakstenen latrines zijn hiervan een aanwijzing. De welstand blijft echter niet duren, en als gevolg van enkele oorlogen op het einde van de 16 de en het begin van de 17 de eeuw worden er een aantal vissersdorpen verlaten en verdwijnen nadien uit het landschap. Het importmateriaal dat men op de hier besproken sites heeft aangetroffen vormen een bewijs voor de socio-economische situatie van de nederzettingen. Zo is aan de hand van het importaardewerk af te leiden dat de vissers van de dorpen aan de kust van het Graafschap Vlaanderen contacten onderhielden met streken in heel Europa. De belangrijkste hierbij zijn: het Rijnland, regio s in Duitsland (Siegburg, Langerwehe/Raeren) en Frankrijk (Saintongeceramiek) en het Iberisch schiereiland (Spaans majolica en lusterwaar). Ook het voorkomen van glas in de Duitse woudtraditie (zgn. Waldglas) te Raversijde en Heist wijzen op contacten met de Duitse regio. Daarnaast zijn er te Raversijde en te Heist echter ook andere vondsten aangetroffen die mogelijk wijzen op handelscontacten, namelijk tonnen in tonwaterputten en beerputten. De 79

81 tonnen uit Raversijde bleken na een dendrochronologische analyse afkomstig te zijn uit het Baltische gebied (Gdansk, Polen), wat erop wijst dat de inwoners van Walraversijde contacten onderhielden met dit gebied. De tonnen kwamen wellicht gevuld met haring naar Walraversijde en werden daarna hergebruikt als tonwaterput. De Heistse tonputten werden in tegenstelling tot deze uit Raversijde als afvalput hergebruikt. De tonnen uit Heist zijn dan ook zeer rijk aan archeologisch materiaal, terwijl de opvulling van de tonputten van Raversijde overwegend bestaat uit archeologisch steriel sediment. Te Raversijde heeft men plaveisels in natuursteen en baksteen aangetroffen. Het natuursteen bleek na een palynologisch onderzoek afkomstig te zijn van de oost - of noordoostkust van Engeland en is mogelijk als scheepsbalast of als handelswaar op de site terechtgekomen. De vissersdorpen hadden een homogeen uitzicht en een strakke organisatie. Zowel Walraversijde als Monnikenrede zagen er in de late middeleeuwen wellicht uit als miniatuursteden. Te Raversijde heeft men bewoningssporen aangetroffen die dit bevestigen. De woningen waren op wooneilanden gebouwd op een relatief grote afstand van elkaar. De grote afstand tussen de woningen is het gevolg van het gebruikte materiaal als dakbedekking. Te Walraversijde werden de woningen wellicht bedekt met organisch materiaal, aangezien er geen fragmenten van dakpannen en zgn. druipsporen zijn aangetroffen. De gebouwen die voorkwamen in het middeleeuwse Heis of Heys werden wel voorzien van dakpannen, waardoor de woningen mogelijk dichter bij elkaar gebouwd waren. Hiervan is echter (nog) geen duidelijk archeologisch bewijs in de vorm van bewoningssporen. Dat de inwoners van de vissersdorpen zich niet enkel bezig hielden met visserij als activiteit voor de voedselproductie is af te leiden aan de hand van de talrijke dierlijke (consumptie)resten van gedomesticeerde dieren, zoals runderen, varkens en voornamelijk schaap. Niet enkel de dierlijke botten zijn hier getuige van, maar ook de eitjes van darmparasieten die men heeft aangetroffen in de beerputten te Raversijde. De soorten darmparasieten (zweep- en spoelworm) duiden op de aanwezigheid van schapen in de nabijheid. Ook de talrijke plantaardige resten van geteelde planten en graangewassen zijn een aanwijzing dat men zich ook bezig hield met akkerbouw. Wellicht waren het voornamelijk de vrouwen en oudere inwoners in de nederzetting die zich toelegden op de landbouw, aangezien de meeste mannen werkzaam waren in de visserij en dus lange tijd op zee doorbrachten. Het 80

82 menu van de inwoners van de vissersnederzettingen was bijgevolg ook zeer gevarieerd te noemen en bestond niet enkel uit vis of andere producten uit de zee. Als gevolg van de lange tochten en de gevaarlijk omstandigheden op zee had de religie een belangrijke plaats binnen de vissersgemeenschap. Hiervan zijn talrijke aanwijzingen in de vorm van kruisjes en pelgrimsinsignes. Een aantal pelgriminsignes duiden erop dat de inwoners van de vissersnederzettingen lange tochten ondernomen naar heilige plaatsen en bedevaartplaatsen. Deze voorwerpen waren dan ook uiterlijke tekens van het geloof. 81

83 4. Besluitende opmerking Om de situatie van de laatmiddeleeuwse vissersdorpen aan de Vlaamse kust voldoende in te kunnen schatten is het nodig om de conclusies die men via archeologische opgravingen bekomt op deze sites te vergelijken met de middeleeuwse situatie van de havensteden en de binnenlandse sites in het middeleeuws Vlaanderen. Deze vergelijking kan mogelijk het handelsverkeer in zeevis naar het binnenland verduidelijken, alsook de sociologische en culturele eigenheid van de vissersgemeenschappen in het kustgebied. Ook de vergelijking met buitenlandse vissersgemeenschappen kan nuttig zijn om zo de regionale verschillen te duiden. 82

84 Bibliografie Onuitgegeven werken: Bollen A. 1998, Archeozoölogisch onderzoek van middeleeuwse contexten (15 de eeuw) te Raversijde, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, UGent, Gent De Groote A., 1999, Archeobotanie van de middeleeuwse site Walraversijde (West- Vlaanderen, België) : houtidentificatie en dendrochronologie, Gent Hillewaert B. 1983, Archeologisch onderzoek in de gemeente Oostkerke-bij-Brugge, Prospectie-Analyse-Synthese, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, UGent, Gent Tys D. 1996, Een historische landschapsstudie van Middeleeuws en Later (Wal)Raversyde (einde- 10 de tot begin 17 de eeuw), onuitgegeven licentiaatsverhandeling UGent, Gent Vandevelde J. 2002, Heistse Tonputten. Studie van het vondstmateriaal uit de opgravingen te Heist , onuitgegeven licentiaatsverhandeling UGent, 4 Banden, Gent Uitgegeven werken: Augustyn B. 1992, Zeespiegelrijzing, transgressiefasen en stormvloeden in maritiem Vlaanderen tot het einde van de 16 de eeuw. Een landschappelijke, ecologische en klimatologische studie in historisch perspectief, Brussel Bollen A. & Ervynck A. 1999, Boeren die vissen, of vissers die boeren? Archeozoölogisch onderzoek van 15 de -eeuws Raversijde (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 22, Gent, pp. 3-4 Caluwé D. & Pieters M. 2002, Drinkbekers, spiegels en vensterglas uit Walraverside (W.- Vl.), Archaeologia Mediaevalis 25, Gent-Brussel-Namen, pp. 4 83

85 Caluwé D., Gevaert G. & Pieters M. (eds.) 2003, Glas van vissers, kooplui, monniken en heren. Midddeleeuws en later glas uit het bodemarchief van Kust-Vlaanderen en Zeeland, Brugge Caluwé D. 2003, Middeleeuws en later glas uit het bodemarchief van Kust-Vlaanderen en Zeeland, In: Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J., Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen s settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. [Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later.], Colloqium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003, Brussel, pp. 113 Caluwé D. 2006, Material Culture as a source of evidence: fragile glass in the hands of fishermen and pirates. Common commodities or exeptional finds? Preliminary results on the archaeological vessel glass of Walraversijde and other archaeological sites in coastal Flanders and Zeeland, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds) 2006, Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende-Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp De Meulemeester J. 1977, Oostduinkerke (W.-Vl.): sporen van Nieuwe Yde, Archeologie , pp. 120 De Paepe P. & Pieters M. 1995, Petrology and Provenance of Unworked Stone from the Medieval Fishing-Village at Raversijde, (mun. of Oostende, prov. of West-Flanders), Interimverslag 1994, Archeologie van Vlaanderen IV-1994, Zellik, pp De Smet J. 1941, Monnikenrede. Een verdwenen zeestad van het Zwin, Brugge 84

86 Deforce K. 2003, Palynologisch onderzoek van enkele 15 de -eeuwse beerputten uit het laatmiddeleeuwse vissersdorp Walraversijde (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 26, Gent, pp Dewilde M. & Wyffels F. 2001, Archeologische verkenning van middeleeuws HEYS (Heist) (W.-Vl.), Archaelogia Mediaevalis 24, Namen, pp Dyson, L., Heppell E., Johnson C., Pieters M. 2006, Archaeological evaluation of wetlands in the Planarch area of North West Europe. Planarch: Maidstone, UK Ervynck A., Baeteman C., Demiddele H., Hollevoet Y., Pieters M., Schelvis J., Tus D., Van Strydonk M., Verhaeghe F. 1999, Human occupation because of a regression, or the cause of a transgression? A critical review of the interaction between geological wents and human occupation in the Belgian coastal plain during the first millenium AD., In: Probleme der Küstenforschung im südlichen Noordseegebied, Band 26, pp Fernandes A., Ferreira L.F., Gonçalves M.L.C., Bouchet F., Klein C.H., Iguchi T., Sianto L., Araujo A. 2005, Intestinal parasite analysis in organic sediments collected from a 16 th -century Belgian archeological site, Cadernos de Saúde Pública, 21/1, pp Gevaert G. 2005, Walraversijde, meer dan de Atlantikwall, Ruimschoots Nautisch & Sociaal nieuws 5(1), Boom, pp Gevaert G. 2006, Walraversijde: ter zee of niet ter zee, dat is de vraag. Ruimschoots Nautisch & Sociaal nieuws 6(2), Boom, pp. 10 Gevaert G. 2006, Walraversijde een bloeiende vissersgemeenschap in de 15de eeuw, Ruimschoots Nautisch & Sociaal nieuws 6(3), Boom, pp Hillewaert B. 1984, Oostkerke-bij-Brugge, Archaeologisch Inventaris Vlaanderen, Band II, Gent 85

87 Hillewaert B. (avec une contribution de Lambot Ph. & Swartenbroekx O.) 1986, La petit ville de Monnikenrede: analyse du reliëf et étude microtopographique, Scholae Archaeologicae 4, Gent Hillewaert B. 1987, Heiste (W.-Vl.): laat-middeleeuwse tonputten, In: Archeologie , pp. 40 Hillewaert B. 1987, Heiste (Knokke-Heist, W.-Vl.), In: Archeologie , pp. 156 Hillewaert B. 1988, Heiste (Knokke-Heist, W.-Vl.), In: Archeologie , pp Hillewaert B. 1989, Recyclage avant la lettre : Heistse tonnen en putten, Westvlaamse Archaeologica 5-3, p Houbrechts D. & Pieters P. 1999, Tonnen uit Raversijde (Oostende, prov. West- Vlaanderen): een goed gedateerd verhaal over water- en andere putten, Interimverslag 1995/1996, Archeologie in Vlaanderen V-1995/1996, Zellik, pp Houbrechts D. & Pieters M. 2000, Tonnen uit Raversijde (Oostende). Een goed gedateerd verhaal over water- en andere putten (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 23, Brussel, pp. 10 Kightly C., Pieters M., Tys D. & Ervynck A. 2000, Walraversijde 1465 : De Bloeiperiode van een vissersdorp aan de zuidelijke Noordzeekust, Brugge/Zellik Kightly C., Pieters M., Gevaert G., Denis H. & Goigne J. 2003, Walraversijde Van archeologische opgraving tot daadwerkelijke reconstructie, Brugge Kightly C. 2003, Van sporen van bewijs tot daadwerkelijke reconstructie: de evocatie van het middeleeuwse Walraversijde, In: Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J., Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen s settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. [Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later.], Colloqium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003, Brussel, pp

88 Kightly C. 2006, From Evidence to Physical Reconstruction: Recreating Mediaeval Walraversijde, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds) 2006, Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende-Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp Kightly C., Gevaert G. & Pieters M. 2007, Provinciaal Museum Walraversijde, Oostende, In: Zeebroek I. et al., Verdronken Verleden, Passé Submergé, Drowned Past, Ertrunkene Vergangenheit,Beernem, pp Pieters M. 1993, Archeologisch onderzoek te Raversijde (stad Oostende, prov. West- Vlaanderen), Interimverslag 1992, Archeologie in Vlaanderen II-1992, Zellik, pp Pieters M. (met een bijdrage van F. De Buyser) 1994, Laat-middeleeuwse landelijke bewoning achter de Gravejansdijk te Raversijde, (stad Oostende, prov. West-Vlaanderen), Interimverslag 1993, Archeologie in Vlaanderen III-1993, Zellik, pp Pieters M., Dewilde M., Impens Y. & Tratsaert B. (met bijdrage van Baeteman & Kerckhof F.) 1995a, Zes eeuwen bewoningsgeschiedenis op het Mijnplein te Oostende (prov. West-Vlaanderen), Interimverslag 1994, Archeologie in Vlaanderen IV-1994, p Pieters M. (met bijdragen van F. Bouchet, A. Ervynck & M. Van Strydonck) 1995, Een 15deeeuwse sector van het verdwenen vissersdorp te Raversijde, (stad Oostende, prov. West- Vlaanderen), Interimverslag 1994, Archeologie in Vlaanderen IV-1994, Zellik, pp Pieters M., Ervynck A., Van Neer W. & Verhaeghe F. (met een bijdrage van B. Cooremans) 1995b, Raversijde: een 15de-eeuwse kuil, een lens met platvisresten, en de betekenis voor de studie van de site en haar bewoners, Interimverslag 1994, Archeologie in Vlaanderen IV-1994, Zellik, pp

89 Pieters M. 1997a, Het verdwenen laat-middeleeuws vissersdorp Walraversijde te Raversijde- Oostende (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 20, Brussel, pp. 47 Pieters M. 1997b, Raversijde: a late medieval fishermen s village along the Flemish coast (Belgium, Province of West-Flanders, Municipality of Ostend), In: De Boe G. & Verhaeghe F., Rural settlements in Medieval Europe: Papers of the Medieval Europe Brugge 1997 Conference, I.A.P. Rapporten 6, Zellik, pp Pieters M., Bouchet F., Cooremans B., Desender K., Ervynck A. & Van Neer W. 1999, Granaatappels, een zeeëngel en rugstreeppadden. Een greep uit de inhoud van een bakstenen beerput uit het 15de-eeuwse Raversijde, (Oostende, prov. West-Vlaanderen), Interimverslag 1995/1996, Archeologie in Vlaanderen V-1995/1996, Zellik, pp Pieters M. 2001, Archéologie et publique: Walraversijde 1465 (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 24, Namen, pp Pieters M. 2002, L Espace des pêcheurs au bas moyen âge dans la partie méridionale de la Mer du Nord Le cas de Walraversijde, In : Helmig G., Scholkmann B. & Untermann M. (red.), Centre-Region-Periphere. Medieval Europe Basel 2002, vol. 1, Hertingen, pp Pieters M. 2002, Raversijde : een balans na 10 jaar archeologisch onderzoek. [Raversijde : an assessment after 10 years archeological research]. Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP): Belgium. Pieters M., Cools E., Koldeweij J. & Mortier A. (met een bijdrage van Van Bulck G.) 2002, Middeleeuwse en latere insignes en devotionalia uit Raversijde (gemeente Middelkerke en stad Oostende, prov. West-Vlaanderen), Interimversalg 1997/1998, Archeologie in Vlaanderen VI-1997/1998, Zellik, pp Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J. 2003, Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen's settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later, IAP-Rapporten 13, Brussel. 88

90 Pieters M. 2003, De materiële leefwereld van Walravenside en andere laatmiddeleeuwse vissersmilieus langs de Vlaamse kust, In: Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J., Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen s settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. [Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later.], Colloqium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003, Brussel, pp Pieters M. 2005, Le village de pêcheurs de Walraversijde et son approvisionnement en eau au quinzième siècle (Oostende, Belgique) In : Klapste J., Water Management in Medieval Rural Economy. Les usages de l'eau en milieu rural au Moyen Age. Ruralia V, 27 septembre - 2 octobre 2003, Lyon / Villard-Sallet, Région Rhônes-Alpes, France., Praag, pp Pieters M., Schietecatte L., Zeebroek I. (eds) 2005, Oostende: Stadsvernieuwing en archeologie. Een balans van 10 jaar archeologisch onderzoek van het Oostendse bodemarchief, Oostende. Pieters M. 2006, The Archaeology of Fishery, Trade and Piracy. The material environment af Walraversijde and other late medieval and early modern fishing communities along the southern North Sea, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds), Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende-Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds) 2006, Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende-Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel 89

91 Pieters M., Gevaert G., Mees J. & Seys J.(eds.) 2006, Book of Abstracts Colloquium To sea or not to sea [Ter zee of niet ter zee], 2nd internationaal colloquium over maritieme en fluviale archeologie in het zuidelijk Noordzeegebied Brugge Provinciaal Hof september 2006, VLIZ special publication, volume 32, Oostende Pieters, M., Schietecatte L., Zeebroek I., Meylemans E., Jansen I., van Laecke J. 2006, The Belgian polders, Flanders: a test case , In: Dyson, L., Heppell E., Johnson C., Pieters M. 2006, Archaeological evaluation of wetlands in the Planarch area of North West Europe., pp Pieters M., Demerre I, Lenaerts T., & Zeebroek I. 2006, Walraversijde, een middeleeuws vissersdorp op een dijk uit de Romeinse periode, In: Callebaut D. et al., Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Een nieuw perspectief voor erfgoedonderzoek, Beernem, pp Rogers P. W. 2002, Textiles and Cordage from Walraversijde (Ostend, West-Flanders, Belgium), Interimverslag 1997/1998, Archeologie in Vlaanderen VI-1997/1998, Zellik, pp Schietecatte L. & Pieters M. 2002, Het laat-middeleeuws vissersmilieu Walraverside verder onderzocht (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 25, Gent-Brussel-Namen, pp Schietecatte L. 2003, Laat- en postmiddeleeuws leer uit het verlaten vissersdorp Walraversijde, (Stad Oostende, prov. West-Vlaanderen), Interimverslag 1999/2000, Archeologie in Vlaanderen VII-1999/2000, Zellik, pp Schietecatte L. & Sealy J. 2006, Fish in a medieval fishing village along the North Sea: what do isotopes have to say?, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds) 2006, Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende-Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp

92 Termote J. 1981, Het verdwenen vissersdorp Nieuwe Yde te Oostduinkerke (W.-Vl.), In: Archeologie , pp Termote J. 1983, Prospectie van het verdwenen vissersdorp Nieuwe Yde te Oostduinkerke (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 6, pp. 54 Termote J. 1984, Het archeologisch onderzoek van het verdwenen vissersdorp Nieuwe Yde (Oostduinkerke), Mededelingsblad De Vrienden van het Nationaal Visserijmuseum van Oostduinkerke 24, pp Tys D. 1997, Landscape and Settlement: the Development of a Medieval Village along the Flemish Coast, In: De Boe G. & Verhaeghe F., Rural settlements in Medieval Europe: Papers of the Medieval Europe Brugge 1997 Conference, I.A.P. Rapporten 6, Zellik, pp Tys D. 2003, Uiting van macht in een perifeer landschap? De sociale, economische en politieke context van de 15 de eeuwse vissersnederzetting Walraversijde, In: Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J., Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen s settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. [Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later.], Colloqium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003, Brussel, pp Tys D. 2006, Walraversijde, another kettle of fish? Dynamics and identity of a late medieval coastal settlement in a prot-capitalistic lanscape, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds), Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende- Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp

93 Van Bulck G. 2003, Hemelse hulp als cultuurelement van de vissersgemeenschap, ook te Walraversijde O wil verhoren onze bee, voor hen die zijn in nood op zee, In: Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J., Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen s settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. [Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later.], Colloqium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003, Brussel, pp Van Bulck G. 2006, Het afsmeken van hemelse hulp als cultuurelement van de traditionele vissersgemeenschap, ook in Walraversijde, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds) 2006, Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende- Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp Van Neer W. & Ervynck A. 1993, Archeologie en vis, Herlevend Verleden 1, Zellik Van Neer & Pieters M. 1997, Evidence for processing of flatfish at Raversijde, a late medieval coastal site in Belgium, In: Proceedings of the 7 th Meeting of the International Counci of Archaeozoology, Antropozoologica 25-26, pp Van Neer W. & Ervynck A. 2006, The zooarchaeological reconstruction of the development of the exploitation of the sea: a status questionis for Flanders, In: Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. (eds) 2006, Fisher, Trade and Privacy: fishermen and fishermen s settlements in and around the North sea area in the Middle Ages and later, Papers from the colloquium at Oostende-Raversijde, Provincial Museum Walraversijde, Belgium, november 2003, [Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, Bijdragen van het colloquium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003], Archeologie in Vlaanderen Monografie 6, Brussel, pp

94 Vandevelde J. 2002, Heistse tonputten. Studie van het laatmiddeleeuws vondstmateriaal opgegraven te Heist, (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 26, Gent, pp Vandevelde J. 2005, Heistse tonputten. Studie van het laatmiddeleeuws vondstmateriaal opgegraven te Heist, In: Van Rossenberg E., Hendriks J., Bright A. & Smal D. (eds.), SOJA bundel 2002/2003 Leiden 26 oktober 2002, Amsterdam 29 november 2003, Amsterdam/Leiden, pp Vanslembrouck N., Lehouck A., Thoen E., Gelorini V., Soens T., Vervloet J. 2007, Reconstructing disappeared landscape of wet areas: Western Sealand Flanders., In: Zoran R. (eds), European Landscape and Lifestyles: The Mediterranean and Beyond, Lissabon, pp Verhaeghe F. 2003, Middeleeuwse vissersgemeenschappen en hun materiële cultuur: vragen en probleemstellingen, In: Pieters M., Verhaeghe F., Gevaert G., Mees J. & Seys J., Fishery, trade and piracy. Fishermen and fishermen s settlements in and around the North Sea area in the Middle Ages and later. [Visserij, handel en piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond het Noordzeegebied in de Middeleeuwen en later.], Colloqium in Oostende-Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, November 2003, Brussel, pp Vervleot J. & Thoen E. 2005, Verdronken landschappen op de grens van Zeeland en Vlaanderen; een interdisciplinair onderzoeksproject van het Vlaams Nederlands Comité. In: Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 14: (2), Hilversum, p Zeebroek I., Tys D., Pieters M. & Baeteman C. 2002, Van Schorre tot Slagveld. Een verkenning van het landschap van Testerep, Leffinge en Oostende van de Vroege Middeleeuwen tot het beleg van Oostende ( ), Brugge Zeebroek I. & Pieters M. 2005, Afsluitend rapport van het archeologisch onderzoek in Oostende, op het Monacoplein en aan de Van Iseghemlaan, Brussel Zeebroek I. 2006, Walraversijde, reeds de Romeinen bouwden hier dijken, Ruimschoots Nautisch & Sociaal nieuws 6(1), Boom, pp

95 Zeebroek I., Pieters M. & Gevaert G. (eds.) 2007, Verdronken Verleden, Passé Submergé, Drowned Past, Ertrunkene Vergangenheit, Beernem 94

96 Websites:

97 Lijst illustraties Figuur voorpagina: Walraversijde 1465, reconstructie; realisatie Past Forward. ( copyright: Provincie West-Vlaanderen): Kightly C. et al 2003, p.8 Kaart 1: Ervynck A. 1999, p.98 Kaart 2: Vandevelde J. 2002, Figuur 4 & Figuur 5, p.27 Kaart 3: Caluwé D. et al 2003, 23. p.32; Pieters M., Verhaeghe F. & Gevaert G. 2006, 23. p. 19 Kaart 4: ( copyright: Nationaal Geografisch Instituut) Kaart 5: Kaart 6: Kaart 7: Pieters M. 1993, 1 p.247 Kaart 8: Kightly C. et al 2000, p.24; Kightly C. et al 2003, p.10 (Bruggemuseum, Brugge) Kaart 9: Pieters M. 1997b, Fig. 1, p.171 Kaart 10: Pieters M. 1997, Fig. 2, p.172 Kaart 11: Vandevelde J. 2002, Figuur 6, p.28 Kaart 12: Hillewaert B. 1986, Fig. 1, p.6 Kaart 13: Hillewaert B. 1986, Fig. 2, p.8 Kaart 14: Termote J. 1984, p.481 Kaart 15: Termote J. 1984, p.480 Kaart 16: De Paepe P. & Pieters M. 1995, 5 p.247 Kaart 17: / Kaart 18: / 96

98 Tabel 1: Vandevelde J. 2002, Tabel 1, p.62 Tabel 2: Pieters M. et al 1995, Tabel 2, p.269 Tabel 3: Pieters M. et al 1995, Tabel 3, p.272 Tabel 4: / Grafiek 1: Pieters M. et al 1999, 12, p.210 Figuur 1: Kightly C. et al 2000, p.15; Kightly C. et al 2003, p.6; Pieters M. 1993, 3 p.249; Tys D. 2006, p.24 ( copyright: Chocqueel André) Figuur 2: Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.55 Figuur 3: Figuur 4: Kightly C. et al 2000, p.26; Pieters M. 1993, 15 p.259 Uitsnijding: ( copyright: Van Meenen Marc) Figuur 5: Kightly C. et al 2000, p.28; Pieters M. 1994, 5 p.285 Figuur 6: ( copyright: Van Meenen Marc) Figuur 7: Kightly C. et al 2000, p.32; Pieters M. 1994, 7 p.286 Figuur 8: Kightly C. et al 2003, p.41; Pieters M. 2006, 8 p.48 Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.41; Zeebroek I. et al 2002, p.69 Figuur 9: ( copyright: Van Meenen Marc) Figuur 10: Kightly C. et al 2000, p.28 Figuur 11: Kightly C. et al 2000, p.29; Kightly C. et al 2003, p.58 Figuur 12: Kightly C. et al 2003, p.68 Uitsnijding: Kightly C. et al 2000, p.28 Figuur 13: Kightly C. et al 2000, p.29 Figuur 14: Kightly C. et al 2000, p.34 Figuur 15: Kightly C. et al 2000, p.35; Kightly C. et al 2003, p.57 Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.63 97

99 Figuur 16: Kightly C. et al 2000, p.31; Kightly C. et al 2003, p.20 & p.42 Figuur 17: Houbrechts D. & Pieters M. 1999, 1 p.226 Figuur 18: links: Kightly C. et al 2000, p.38 rechts: Kightly C. et al 2000, p.40; Kightly C. et al 2003, p.17 & p.100 Figuur 19: Kightly C. et al 2000, p.37; Kightly C. et al 2003, p.36; Pieters M. 2006, 6 p.47; Zeebroek I., Tys D., Pieters M. & Baeteman C. 2002, p.51 Figuur 20: Houbrechts D. & Pieters M. 1999, 21 p.246 Figuur 21: Houbrechts D. & Pieters M. 1999, 12 p.236 Figuur 22: links: Kightly C. et al 2000, p.35 rechts boven: Pieters M. 1995, p.226 rechts onder: Kightly C. et al 2003, p.36 Figuur 23: Houbrechts D. & Pieters M. 1999, 8 p.234 Figuur 24: Houbrechts D. & Pieters M. 1999, 13 p.238 Figuur 25: ( copyright: VIOE) Figuur 26: ( copyright: VIOE) Figuur 27: Kightly C. et al 2000, p.37 Figuur 28: links: ( copyright: VIOE) rechts: Kightly C. et al 2000, p.40 Figuur 29: Kightly C. et al 2003, p.18 Figuur 30: ( copyright: VIOE) Figuur 31: ( copyright: VIOE); Kightly C. et al 2003, p.103 Figuur 32: Pieters M. 2006, 12 p.53; ( copyright: VIOE) (zie ook Kightly C. et al 2003, p.113) Figuur 33: ( copyright: VIOE) Figuur 34: links: Kightly C. et al 2000, p.45 rechts: Kightly C. et al 2003, p.45 Figuur 35: links: Kightly C. et al 2000, p.75; Kightly C. et al 2003, p.105 rechts: Kightly C. et al 2003, p

100 Figuur 36: Vandevelde J. 2002, p.1136 Figuur 37: Kightly C. et al 2003, p.27, p.30, p.32 & p.33 Figuur 38: ( copyright: VIOE) Figuur 39: Kightly C. et al 2000, p.58; Kightly C. et al 2003, p.59 Uitsnijding: ( copyright: VIOE) Figuur 40: Kightly C. et al 2003, p.70 Figuur 41: Caluwé D. et al 2003, 44. p.65; Kightly C. et al 2003, p.71 Reconstructie: Caluwé D. et al 2003, 24. p.33 Figuur 42: Pieters M. 1994, 16 p.291 Figuur 43: Kightly C. et al 2003, p.14 & p.47 Figuur 44: Kightly C. et al 2003, p.47 Uitsnijding: Kightly C. et al 2000, p.46; Kightly C. et al 2003, p. 48 Figuur 45: Kightly C. et al 2003, p.109 Figuur 46: Kightly C. et al 2003, p.81 Figuur 47: Kightly C. et al 2003, p.123 Figuur 48: links: Kightly C. et al 2000, p.75; Kightly C. et al 2003, p.107 rechts: Kightly C. et al 2003, p.109 Figuur 49: Kightly C. et al 2003, p.108 Figuur 50: Kightly C. et al 2003, p.123 Figuur 51: Kightly C. et al 2003, p.123 Figuur 52: Kightly C. et al 2003, p.116 Figuur 53: Kightly C. et al 2003, p.107 Figuur 54: Kightly C. et al 2003, p.107 Figuur 55: Kightly C. et al 2003, p.108 Figuur 56: Kightly C. et al 2003, p.113 Figuur 57: Kightly C. et al 2003, p.114 Figuur 58: Kightly C. et al 2003, p

101 Figuur 59: Vandevelde J. 2002, p.566 Figuur 60: Vandevelde J. 2002, p.624 Figuur 61: Kightly C. et al 2003, p.31; ( copyright: VIOE) Figuur 62: Pieters M. 1993, 21 p.262; ( copyright: VIOE) Figuur 63: Kightly C. et al 2003, p.31 Figuur 64: Kightly C. et al 2003, p.92 Figuur 65: Kightly C. et al 2000, p.65; Kightly C. et al 2003, p.93 Figuur 66: Kightly C. et al 2003, p.122 Figuur 67: Kightly C. et al 2003, p.122; Schietecatte L. 2003, 7 p.148 Figuur 68: Pieters M. et al 2005, p.38; Caluwé D. 2006, 14 p.128 Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.109; Pieters M. 2006, 9 p.49 Figuur 69: Kightly C. et al 2000, p.52 Uitsnijding: Pieters M. 1995, p.227 Figuur 70: Kightly C. et al 2003, p.113 Figuur 71: ( copyright: VIOE) Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.114 Figuur 72: Kightly C. et al 2003, p.114 Figuur 73: Pieters M. et al 1999, 5 p.196; ( copyright: VIOE) Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.115 Figuur 74: links: Kightly C. et al 2003, p.45 rechts: Kightly C. et al 2003, p.98 Figuur 75: Kightly C. et al 2003, p.53 Figuur 76: Kightly C. et al 2003, p.53 Figuur 77: ( copyright: VIOE) Figuur 78: Vandevelde J. 2002, p.316 Figuur 79: Vandevelde J. 2002, p

102 Figuur 80: Caluwé D. 2006, 16 & 17, p.131 & 132 Figuur 81: Caluwé D. et al 2003, 12. p.19 Figuur 82: Caluwé D. et al 2003, 41. p.60 Figuur 83: Kightly C. et al 2003, p.92; Caluwé D. 2006, 18 p.133 Figuur 84: Caluwé D. et al 2003, 40. p.58; Caluwé D. 2006, 20 p.134 Figuur 85: Caluwé D. et al 2003, p.65; Kightly C. et al 2003, p.103 Figuur 86: Caluwé D. et al 2003, 42. p.62; Caluwé D. 2006, 5 p123 Figuur 87: Caluwé D. et al 2003, 36. p.51; Caluwé D. 2006, 32 p.140 Figuur 88: Caluwé D. at al 2003, 34. p.48; Caluwé D. 2006, 31 p.139 Figuur 89: Schietecatte L. 2003, 2 p.143 Figuur 90: Kightly C. et al 2003, p.121; Schietecatte L. 2003, 4 p.145 Figuur 91: Vandevelde J. 2002, p.192 Figuur 92: Schietecatte L. 2003, 37 p.193 Figuur 93: Pieters M. et al 1999, 11 p.209 Figuur 94: Kightly C. et al 2000, p.43 Figuur 95: Pieters M. et al 1995, 11 p.270 Figuur 96: Kightly C. et al 2003, p.25 Uitsnijding: Kightly C. et al 2003, p.25 Figuur 97: Pieters M. et al 1999, 8 p.203 Figuur 98: ( copyright: VIOE) Uitsnijding: ( copyright: VIOE) Figuur 99: Pieters M. 2006, 5 p.46 Figuur 100: Pieters M. 2006, 1 p.42 Figuur 101: Pieters M. et al 2005, p.36; Zeebroek I., Pieters M. & Gevaert G. (eds.) 2007, p.39 Figuur 102: Pieters M. et al 2005, p.38 Figuur 103: Pieters M. et al 2005, p

103 Figuur 104: Kightly C. et al 2000, p.18; Kightly C. et al 2003, p.11; Zeebroek I., Tys D., Pieters M. & Baeteman C. 2002, p.53 Figuur 105: Kightly C. et al 2003, p.112 Figuur 106: Kightly C. et al 2000, p.80; Kightly C. et al 2003, p.114 Figuur 107: Vandevelde J. 2002, Figuur 30 p

104 Illustraties: Kaart 1: Situering van de kuststreek. Kaart 2: Evolutie van de Zwinmonding. rond 1150 rond 1400 Kaart 3: Situering van de hier besproken sites: Raversijde, Heist, Monnikenrede en Nieuwe Yde. 103

105 Kaart 4: Geodetische kaart van Walraversijde en omgeving. ( copyright: Nationaal Geografisch Instituut). Kaart 5: Uittreksel uit de bodemkaart van de omgeving van Walraversijde. Kaart 6: Het kusteiland Testerep. Kaart 7: Uittreksel uit de topografische kaart (1/10.000) met aanduiding van de in 1992 onderzochte zone te Walraversijde. 0

106 Kaart 8: Detail van een kaart van Pieter Pourbus (2 de helft 16 de eeuw; ca. 1560) ingezoemd op Walraversijde: Walraversijde tonend als een klein gehucht achter de duinen. Kaart 9: Walraversijde - Locatie van het opgegraven deel (donkere zone) van de laat middeleeuwse bewoningszone (grijze zone). 1. opgegraven; 2. vermoedelijke dorpszone (met de situering van de kapel). Kaart 10: Walraversijde - algemeen grondplan van de opgegraven zone met grachten, gebouwplattegronden, waterputten en veenwinningskuilen. 0

107 Kaart 11: Heist rond Kaart 12: Lokalisatie site Monnikenrede. Kaart 13: Kadastraal plan van Monnikenrede. 1

108 Kaart 14: Nieuwe Yde - De IJzermonding in de 13 de eeuw met aanduiding van de toenmalige kustlijn (1), bewoning (2), wegennet (3) en duinrand. Kaart 15: Het terrein van het verdwenen vissersdorp Nieuwe Yde te Oostduinkerke. 1. steekproeven; 2. belangrijke toevalsvondsten; 3. zones met sterke concentratie oppervlaktevondsten; 4. vermoedelijke loop van het Vloedgat. 1

109 Kaart 16: herkomstgebied van de natuurstenen die gebruikt zijn voor de aanleg van plaveisels in het middeleeuwse Walraversijde. 0

110 Kaart 17: Handelsroutes vanuit Walraversijde. Kaart 18: Pelgrimsroutes vanuit Walraversijde. 0

111 Tabel 1: Afmetingen van de tonnen gevonden te Heist. Tabel 2: Visresten uit de 15 de -eeuwse kuil te Walraversijde. Tabel 3: Selectie van plantaardige macroresten uit een 15 de -eeuwse kuil met platvisresten. 1

112 Walraversijde Heis/Heys Monnikenrede Nieuwe Yde rood lokaal-regionaal aardewerk grijs lokaal-regionaal aardewerk Rijnlands steengoed (Duitsland) Siegburg (Duitsland) Langerwehe/Raeren (Duitsland) Spaanse majolica/ lusterwaar Saintonge-ceramiek (Frankrijk) aardewerk afkomstig van Britse eilanden Tabel 4: Het belangrijkste aardewerk gevonden op de vier bestudeerde sites. Grafiek 1: Verdeling van de gereconstrueerde lengte van vissen uit de inhoud van een bakstenen beerput te Raversijde. A: haring; B: wijting; C: platvissen; D: paling. 0

113 Figuur 1: Tot 1987 bleven de resten van de eerste fase van Walraversijde zichtbaar op het strand. 14 de -eeuws huisplattegrond geregistreerd bij laagtij op het strand van Raversijde. Figuur 2: Gereconstrueerde huizen te Raversijde. Uitsnijding: grondplan van de gerestaureerde woningen (v.l.n.r.: gebouw 4: herbouwd als de bakerij-visrokerij ; gebouw 3: huis van de visroker; gebouw 2: huis van de weduwe; gebouw 1: huis van de scheepseigenaar; gebouw 13). Figuur 3: Walraversijde - Overzicht gebouwen. Figuur 4: Walraversijde - Gebouw 1, het eerste gebouw dat werd onderzocht in de zone van het vissersdorp achter de duinen, is hoofdzakelijk bewaard onder de vorm van uitbraaksporen. Uitsnijding: plattegrond gebouw 1.

114 Figuur 5: Walraversijde - De hoeken van de gebouwen zijn soms beter bewaard. Figuur 6: Walraversijde - Plattegrond van het laatmiddeleeuwse gebouw 4. Figuur 7: Walraversijde - Onderste laag stenen van ronde bakstenen oven aangebouwd aan gebouw 4. Figuur 8: Walraversijde - Bakstenen rookoven, gebouw 4. Uitsnijding: reconstructie visrokerij. 1

115 Figuur 9: Afbeelding van plattegrond van gebouw 5 (en 11) in Walraversijde met aanvullingen en aanpassingen. Figuur 10: Walraversijde - Sommige muren zijn tot 13 steenlagen bewaard. Figuur 11: Walraversijde - Op een pleisterlaag zijn de afdrukken van 23 steenlagen te zien. De muur waarop deze bepleistering was aangebracht telde dus minstens 23 baksteenlagen. Figuur 12: Walraversijde - Sommige muren zijn aan de binnenkant witgekalkt. 2

116 Figuur 13: Walraversijde - Op het witte pleisterwerk zijn fijne, rode verfstrepen zichtbaar. Figuur 14: Walraversijde - Bakstenen haardvloer in gebouw 1. Figuur 15: Walraversijde - Bakstenen bevloering in visgraatmotief: haardplaats Uitsnijding: gereconstrueerde bakstenen haard in het huis van de visroker (gebouw 3). Figuur 16: Walraversijde - Natuurstenen plaveisel. 3

117 Figuur 17: Walraversijde - Lokalisatie van de tonputten ( 1) en de bakstenen waterputten ( 2). Figuur 18: Walraversijde - links: onderste ton van tonwaterput 130; rechts: tonwaterput 556 (rechts) 15deeeuwse tonwaterput met een vulling van baksteenpuin en ceramiek onderaan. Figuur 19: Walraversijde - Tonwaterput 226. Waterput met een bekisting van 4 boven elkaar gestapelde eiken haringtonnen, vroege 15 de eeuw. 4

118 Figuur 20: Walraversijde - Tonput 366 met rond bomgat. Figuur 21: Walraversijde - Uitzonderlijk groot bomgat aanwezig in de onderste ton van tonput 659, afgedekt met aan lap leer. Figuur 22: Walraversijde - Ingekerfde merktekens op duigen. 5

119 Figuur 23: Bodemplaten aangetroffen te Raversijde: 1) De bodemplaat aangetroffen in de linkerton van tonput 556; 2) bodemplaat geplaatst achter het bomgat van tonput 792. Figuur 24: Walraversijde - Complex geheel van merktekens aangebracht op de ton van tonput 663. Figuur 25: Walraversijde Opvulling tonwaterput

120 Figuur 26: Walraversijde - Bakstenen waterput 74. Figuur 27: Walraversijde - Bakstenen waterput met houten velg van een karrenwiel. Figuur 28: Walraversijde - links: leeggemaakte bakstenen latrine 546, behorend bij gebouw 13; rechts: vierkanten bakstenen beerput. 7

121 Figuur 29: Een selectie van aardewerk van Walraversijde: rood en grijs lokaal of regionaal aardewerk, Rijnlands steengoed, schenkgerei en kookgerei. Figuur 30: Tekening van ceramisch materiaal aangetroffen in de vulling van tonwaterput 226 te Raversijde. Figuur 31: Walraversijde - Bord in rood aardewerk met de afbeelding van het hoofd van Johannes de Doper, patroonheilige van de kapel en van het dorp. 8

122 Figuur 32: Walraversijde - Ceramieken fluitjes in rood aardewerk, in de vorm van een mensenhoofd. Figuur 33: Walraversijde - Bolvormig dikwandig potje in rood oxiderend gebakken aardewerk van Iberische afkomst. Figuur 34: Walraversijde - Enkele fragmenten van borden in geïmporteerd Spaans majolica Figuur 35: Walraversijde - Heiligenbeeldjes in pijpaarde: links: een afbeelding van de soldaat-heilige Sint-Adriaan met een aambeeld; rechts: Sint-Anna, een populaire patrones van de huisvrouwen, en haar dochter de Maagd Maria. 9

123 Figuur 36: Heis/Heys - Pelgrimshoorn in witbakkend aardewerk. Figuur 37: Walraversijde - links boven: aantal zinkloden, gebruikt om de onderkant van de netten te doen doorhangen; links onder: peillood; rechts boven: ijzeren haken, waaronder grote kabeljauwhaken ; links onder: ijzeren harpoen. Figuur 38: Walraversijde - Verzwaring in kalksteen met perforatie, vermoedelijk visnetverzwaring. Figuur 39: Walraversijde - IJzeren muuranker in situ, gevonden in de lagen met afbraakmateriaal van één van de gebouwen. Uisnijding: muuranker gebruikt in de reconstructie van de gebouwen. 10

124 Figuur 40: Walraversijde - Slotplaat in ijzer, middeleeuwse scharnieren, grendels en sloten die op de site werden gevonden geven aanwijzingen over het soort deuren en raamluiken die werden gebruikt. Figuur 41: Walraversijde - Deel van een loodnet van losangeraam (reconstructie). Figuur 42: Walraversijde - Een selectie van de munten aangetroffen in de 15 de - eeuwse woonzone en in de onmiddellijk aanpalende zone. Figuur 43: Walraversijde - Gouden munt, geslagen voor Conrad III van Daun, Aartsbischop van Mainz (Duitsland), daterend van

125 Figuur 44: Walraversijde - Het muntdepot in de pot waarin het gevonden werd. Uitsnijding: Zilveren muntstuk van Lodewijk van Male uit het muntdepot. Het devies stelt de leeuw van Vlaanderen voor met een tornooihelm met de kroon en het wapen van de graaf Lodewijk. Figuur 45: Walraversijde - Bronzen boekslot, oorspronkelijk allicht verguld, met op de bovenzijde het Franse woord Loyal en in het midden een hart, hetgeen samen Trouw Hart vormt. Figuur 46: Walraversijde - Replica s van een bronzen kandelaar en tinnen vaatwerk, waaronder een zoutvaatje. Figuur 47: Walraversijde - Accessoires, gemaakt in brons en tin. 12

15 de -eeuwse haringtonnen uit Walraversijde. Wat hebben ze te vertellen? Marnix Pieters Vissen in het Verleden, 30/10/2015 VLIZ-Oostende

15 de -eeuwse haringtonnen uit Walraversijde. Wat hebben ze te vertellen? Marnix Pieters Vissen in het Verleden, 30/10/2015 VLIZ-Oostende 15 de -eeuwse haringtonnen uit Walraversijde. Wat hebben ze te vertellen? Marnix Pieters Vissen in het Verleden, 30/10/2015 VLIZ-Oostende A. De site Walraversijde B. Het archeologisch onderzoek op deze

Nadere informatie

Brugge, Langestraat Verbrand Nieuwland 10

Brugge, Langestraat Verbrand Nieuwland 10 Komvest 45 8000 Brugge T +32 [0]50 44 50 44 F +32 [0]50 61 63 67 E info@raakvlak.be www raakvlak.be Brugge, Langestraat 39-47 Verbrand Nieuwland 10 Dossiernr. 2008/86 en 2008/276 Proefonderzoek Jan Huyghe

Nadere informatie

NOORDZEE SYMPOSIUM 2007

NOORDZEE SYMPOSIUM 2007 NOORDZEE SYMPOSIUM 2007 Holocene ingressie van de zee Willy Wintein geograaf Inhoud Holocene ingressie van de zee en de gevolgen voor de morfologie van het landschap in de oostelijke Vlaamse kustvlakte

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding. Marc Dewilde, Stadenstraat 39, 8610 Kortemark

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.)

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.) CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.) In het kader van het masterplan Parkdomein Mesen is op de site van het voormalige Markizaat te Lede

Nadere informatie

De Noordzee: een onmetelijk archief, zij het zonder archivaris. Marnix Pieters

De Noordzee: een onmetelijk archief, zij het zonder archivaris. Marnix Pieters De Noordzee: een onmetelijk archief, zij het zonder archivaris Marnix Pieters Eindconferentie SeArch project Gent, 22 november 2016 Inhoudstafel Archief en geen museum: gaat niet om vondsten maar om de

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan

Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan Rapportage vondstmelding Oostende, Wellingtonrenbaan I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding. Inge Zeebroek, erfgoedonderzoeker VIOE,

Nadere informatie

VENSTER OP HET LANDSCHAP (3) De Zwingeul tussen Sint-Anna ter Muiden en Sluis

VENSTER OP HET LANDSCHAP (3) De Zwingeul tussen Sint-Anna ter Muiden en Sluis Tenslotte moest de aannemer aan beide zijden van het dak een goot van dobbel tijckloot en een af. oerpijp hangen die het hemelwater naar de regenbak leidde. Volgens het bestek kwam het vervoer van de bouwmaterialen

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal Komvest 45 8000 Brugge T +32 [0]50 44 50 44 F +32 [0]50 61 63 67 E info@raakvlak.be www raakvlak.be Brugge, Sint-Salvatorskathedraal Dossiernr. 2010/067 onderzoek t.h.v. het koorgestoelte Elisabeth Van

Nadere informatie

Deel 7: Illustraties. Doctoraal proefschrift ingediend tot het bekomen van de graad van doctor in de Geschiedenis.

Deel 7: Illustraties. Doctoraal proefschrift ingediend tot het bekomen van de graad van doctor in de Geschiedenis. Aspecten van de materiële leefwereld in een laatmiddeleeuws vissersmilieu in het zuidelijk Noordzeegebied. Een bijdrage tot de middeleeuwse rurale archeologie, in zonderheid naar aanleiding van de opgravingen

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat)

Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat) Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat) I. Verslaggevers: Inge Zeebroek, erfgoedonderzoeker (heden: erfgoedconsulent), OE, K. Albert II-laan 19, bus 5, 1210 Brussel, 09/276 24 53

Nadere informatie

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. In de vroege zomer van 2017 heeft Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte

Nadere informatie

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem Pakhuizen Komvest 45 8000 Brugge www.raakvlak.be info@raakvlak.be Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem Brugge 2009 1 Inleiding: Het hof van Praet is vandaag gelegen

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

De geschiedenis van het Zwin

De geschiedenis van het Zwin De geschiedenis van het Zwin Situering (doorheen de tijd): Evolutie van het Zwin onderhevig aan cultivering door de mens. Oudheid en de bevolking voor de indijking van de Vlaamse kustvlakte De eerste fase

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek in de Louis D'Haeseleerstraat te Aalst (0.-VI.). Een test voor het ontwikkelingsmodel van de stad.

Archeologisch onderzoek in de Louis D'Haeseleerstraat te Aalst (0.-VI.). Een test voor het ontwikkelingsmodel van de stad. Zoo'8/o(( Archeologisch onderzoek in de Louis D'Haeseleerstraat te Aalst (0.-VI.). Een test voor het ontwikkelingsmodel van de stad. Koen De Groote & Jan Moens INSTITUUT voor het ONROEREND ERFGOED Archeologisch

Nadere informatie

Een andere mogelijke betekenis is dat het zou gaan over een verheffing naast de Zenne

Een andere mogelijke betekenis is dat het zou gaan over een verheffing naast de Zenne Heffen: Verklaring naam Heffen: Eerste maal vermelding in 1088 Heffena = Heffe en A Wil zeggen bezinksel en water Mogelijke betekenis: modderbeek of moerasgebied Een andere mogelijke betekenis is dat het

Nadere informatie

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op de hoek van de Kursaalstraat en de Kerkstraat te Knokke-Heist

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op de hoek van de Kursaalstraat en de Kerkstraat te Knokke-Heist Pakhuizen Komvest 45 8000 Brugge www.raakvlak.be info@raakvlak.be Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op de hoek van de Kursaalstraat en de Kerkstraat te Knokke-Heist Brugge 2007 Inleiding De toetreding

Nadere informatie

memo Locatiegegevens: Inleiding

memo Locatiegegevens: Inleiding memo van Bram Silkens afdeling RB Datum Contact 28-04-2016 Walcherse Archeologische Dienst (gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen) postbus 70 4330 AB Middelburg b.meijlink@middelburg.nl (06-52552925)

Nadere informatie

Ontdekking. Dorestad teruggevonden

Ontdekking. Dorestad teruggevonden Dorestad teruggevonden Ontdekking Het vroegmiddeleeuwse Dorestad verdween na de negende eeuw van de kaart. Pas rond 1840 werd de stad teruggevonden, bij toeval. Kort daarna deed het RMO opgravingen en

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek Watou Oude Provenstraat Archeologisch onderzoek 1. Inleiding Begin november 2014 werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd langs de Oude Provenstraat in Watou ter voorbereiding van de toekomstige

Nadere informatie

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode Het onderzoeksgebied vanuit de lucht bekeken (Foto: Birger Stichelbaut). De

Nadere informatie

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Lesbrief Dijken Kijken naar dijken www.wshd.nl/lerenoverwater Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Kijken naar dijken Zonder de duinen en de dijken zou jij hier niet kunnen wonen: bijna de

Nadere informatie

Geschiedenis van de duinen

Geschiedenis van de duinen Geschiedenis van de duinen Bijna de hele Nederlandse kust bestaat uit duinen. We weten hier niet beter, dan dat dat heel normaal is. Toch is dat niet zo. De kust van Frankrijk, Spanje en Portugal bijvoorbeeld

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba Archeologienota: Het archeologisch

Nadere informatie

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Mei 2012 Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier COLOFON 2012, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur:

Nadere informatie

Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets)

Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets) Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets) Opdrachtgever: De Beekhoeve bvba Oktober 2008 Caroline Vandegehuchte (bouwhistorica) Charlotte Fexer

Nadere informatie

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich Kessel-Lo, 2011 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein

Nadere informatie

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat Rapportage vondstmelding Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding.

Nadere informatie

Intern OE-rapport. Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag.

Intern OE-rapport. Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag. Intern OE-rapport Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag. Terreinwerk & rapportage Vera Ameels Brussel, 2013 Administratieve gegevens: Provincie: Oost-Vlaanderen Gemeente: Oudenaarde - Ename

Nadere informatie

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL Inleiding Hoorn is een van de steden waar zich de uitzonderlijke situatie voordoet dat al vanaf de late Middeleeuwen riolen zijn aangelegd.

Nadere informatie

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER Archeologienota Deel 3 : Programma van maatregelen 2016K8 Jasmine CRYNS Pieter LALOO Ghent Archaeological Team bvba Dorpsstraat 73 8450 Bredene Project: 2016K8 - Geraardsbergen-Duytsenkouter

Nadere informatie

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge Tijdens verbouwingswerken aan het café Pick aan de Eiermarkt 12 te Brugge werd op 13 januari 2010 een vondstmelding gedaan van een oude riolering.

Nadere informatie

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.

Nadere informatie

Oudenburg in het Brugse Ommeland

Oudenburg in het Brugse Ommeland Oudenburg in het Brugse Ommeland Oudenburg, nu eigenlijk een rustig plattelandsstadje op de grens tussen polder- en zandstreek in het Brugse Ommeland, behoort tot de oudste steden van ons land. De Romeinen

Nadere informatie

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015 Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015 Datum laag water Lauwersoog Naam Locatie/hulpmiddel Locatie(detail) Begeleiders 19-4-2015 18:06 Heffezand Wad/Schip Op het wad tussen Simonszand en de kust 2-5-2015

Nadere informatie

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van

Nadere informatie

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Texel Landschappelijke ontwikkelingen Texel Landschappelijke ontwikkelingen Een LIA-presentatie LIA staat voor: Landschappen ontdekken In een Aantrekkelijke vorm. Lia is ook de geograaf die zich gespecialiseerd heeft in de veranderende Noord-Hollandse

Nadere informatie

Activiteitenschema Archeologie

Activiteitenschema Archeologie Activiteitenschema Archeologie Soort activiteit: Spullen opgraven uit de zandbak. Tijdsindeling: 5 Minuten de plaatjes in de zandbak verstoppen. 5 Minuten vertellen over hoe de mensen vroeger wat zochten

Nadere informatie

Bouwhistorische notitie proefsleuf Fort Sint Michiel Blerick

Bouwhistorische notitie proefsleuf Fort Sint Michiel Blerick Bouwhistorische notitie proefsleuf Fort Sint Michiel Blerick 25-11-2010 Inleiding Op 25 november 2010 is op het terrein van het vroegere Fort Sint Michiel te Blerick een proefsleuf getrokken, in verband

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden opdrachtvel naam Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden Ben je eerder klaar met de vragen? Dan mag je beginnen met de woordzoeker op de laatste pagina. 1. Welk antwoord is goed?

Nadere informatie

Naam: De Romeinen. Vraag 1. De Romeinen hebben veel gebouwd. Noem vijf verschillende toepassingen. pagina 1 van 6

Naam: De Romeinen. Vraag 1. De Romeinen hebben veel gebouwd. Noem vijf verschillende toepassingen. pagina 1 van 6 Naam: De Romeinen De Romeinse bouwkunst. De Romeinen behoren tot de beste bouwers uit de geschiedenis. Ze bouwden tempels, riolen, waterleidingen, wegen, kanalen, huizen, aquaducten, havens, bruggen en

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING

ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING ARCHEOLOGISCHE WERFBEGELEIDING BIJ DE REALISATIE VAN EEN VERKAVELING AAN DE MARGRIETSTRAAT TE MEERDONK (SINT-GILLIS) 2010 Inventariserend veldonderzoek werfbegeleiding ARCHEOLOGISCHE DIENST WAASLAND SINT-NIKLAAS

Nadere informatie

Bouwmaterialen door de eeuwen heen

Bouwmaterialen door de eeuwen heen Bouwmaterialen door de eeuwen heen 1. Kies bouwmaterialen voor jouw huis Stel dat jij op een dag de kans krijgt om zelf een huis te verbouwen of te bouwen. Welke materialen zou jij kiezen voor de constructie

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010

Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010 Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk Geluwe, gemeente Wervik (West-Vlaanderen) Maart 2010 Vergunningsnummer 2010/104 Sofie Vanhoutte Rapportage vondstmelding Sint-Dionysiuskerk, Geluwe, West-Vlaanderen

Nadere informatie

Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg

Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg Vikingen in Domburg Walcherse Archeologische Dienst opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg Impressie van een ringwalburg Bloemers 1998 I nleiding In het centrum van Domburg ontwikkelt

Nadere informatie

Gent 25c. Goudstr Beersteeg Oudevest, Katelijnenstr Minnemeers Kongobrug Reke Blekersdijk Nieuwland Godshuishammeken Huidevetterken Ham

Gent 25c. Goudstr Beersteeg Oudevest, Katelijnenstr Minnemeers Kongobrug Reke Blekersdijk Nieuwland Godshuishammeken Huidevetterken Ham Goudstr Beersteeg Oudevest, Katelijnenstr Minnemeers Kongobrug Reke Blekersdijk Nieuwland Godshuishammeken Huidevetterken Ham Gent 25c De Minnemeersbrug lag in het verlengde van de Goudstraat Goudstr /Beersteeg

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

BAAC do 17/09/ :37Update: do 17/09/ :12 Gianni Paelinck, Pieterjan Huyghebaert, Joost Van Liefferinge Persinfo

BAAC do 17/09/ :37Update: do 17/09/ :12 Gianni Paelinck, Pieterjan Huyghebaert, Joost Van Liefferinge Persinfo Unieke Romeinse villa blootgelegd in Dilbeek BAAC do 17/09/2015-09:37Update: do 17/09/2015-12:12 Gianni Paelinck, Pieterjan Huyghebaert, Joost Van Liefferinge Persinfo In de Vlaams-Brabantse gemeente Dilbeek

Nadere informatie

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein I. Verslaggever: Sofie Debruyne Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed Koning Albert II-laan 19 bus 5 1210 Brussel 02-481 80 41 / 0473-96 70 71

Nadere informatie

Gelieve bij gebruik van (stukken uit) deze tekst, gelieve de naam van de auteur te vermelden.

Gelieve bij gebruik van (stukken uit) deze tekst, gelieve de naam van de auteur te vermelden. Ontstaan en evolutie in de Zwinstreek - Willy Wintein Nieuwe inzichten over het ontstaan en evolutie in de Zwinstreek is een in 2009 herwerkte tekst over de evolutie van het landschap in de (ruime) regio.

Nadere informatie

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer 2013 13 WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38 Frederik Roelens Stefan Decraemer Opdrachtgever: Dhr. Patrick Zwaenepoel Antwerpse Heirweg 38, 8340 Sijsele (Damme) Titel: Antwerpse Heirweg 38, 8340 Sijsele

Nadere informatie

Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen)

Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen) Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen) Projectcode: 2017F240 Juni 2017 ARCHEOLOGIENOTA BUREAUONDERZOEK (FASE 0) DEEL 2: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN Colofon Ruben Willaert bvba 8200 Sint-Michiels-Brugge

Nadere informatie

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ANTWERPEN DELWAIDEDOK

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ANTWERPEN DELWAIDEDOK ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ANTWERPEN DELWAIDEDOK A. DEVROE DECEMBER 2016 COLOFON Project Archeologienota Antwerpen, Delwaidedok Opdrachtgever SEA-TANK 700B Skaldenstraat 1 9042 Gent Opdrachtnemer

Nadere informatie

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is rcheobode Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is archeoloog. Hij hoort bij de groep archeologen die nu aan het opgraven is in Oosterhout in het gebied Vrachelen. Daar wordt over een jaar

Nadere informatie

Leembouw en vakwerkbouw

Leembouw en vakwerkbouw Leembouw en vakwerkbouw 1. Leem? Leem! Deze gebouwen zien er alle vijf heel verschillend uit. Ze zijn dan ook gebouwd op vier verschillende continenten, in verschillende tijdperken en met verschillende

Nadere informatie

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven Locatie: Best en Aarle Periode: NEO, BRONS, IJZ, ROM, XME, NT Complextype: ELA, GC, GVX, IX, IPER, NX, NHP, XXX. Soort onderzoek: opgraving Jaartal onderzoek:2011 en 2012 Datum vondst:2011 en 2012 Uitvoerder:

Nadere informatie

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t Kale - Leie Archeologische Dienst J a a r v e r s l a g 2 0 0 7 K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t 2 Jaarverslag 2007 COLOFON 2008 Kale - Leie Archeologische Dienst, individuele

Nadere informatie

Het archeologisch onderzoek van de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën te Vreren (Tongeren)

Het archeologisch onderzoek van de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën te Vreren (Tongeren) Het archeologisch onderzoek van de kapel Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën te Vreren (Tongeren) Opdrachtgever: Kerkfabriek Sint-Medarus December 2008 - januari 2009 Caroline Vandegehuchte (bouwhistorica)

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) Locatie 15 Westerstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend 2010-01-OCB Locatie onderzoeksgebied

Nadere informatie

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd Gebruiksaanwijzing leerdagboek Exempel Spelen met vuur Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd Aanwijzingen Schrijf- en tekenruimte in leerdagboek

Nadere informatie

MEROVINGISCHE PIONIERS BRABANTSE BOEREN

MEROVINGISCHE PIONIERS BRABANTSE BOEREN MEROVINGISCHE PIONIERS BRABANTSE BOEREN Middeleeuwse bewoning in de Kempen AdAK P R O V I N C I A L E I N F O D A G A R C H E O L O G I E 2 0 1 3 Turnhout zaterdag 16 februari 2013 Het voorbije decennium

Nadere informatie

Onder onze voeten Schoolbezoek Min40Celsius. Lesbrief

Onder onze voeten Schoolbezoek Min40Celsius. Lesbrief Onder onze voeten Schoolbezoek Min40Celsius Lesbrief Lesbrief Onder onze voeten U gaat met uw klas een bezoek brengen aan Min40Celsius, aan de hand van deze lesbrief kunt het bezoek (kort) voorbereiden.

Nadere informatie

N76, Zwartberg, gemeente Genk

N76, Zwartberg, gemeente Genk Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in maart een archeologienota

Nadere informatie

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Nadere informatie

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Medio 2015 heeft een graafmachine een grote kuil gegraven onderaan het talud op de hoek van de Groen van Prinstererlaan en de Thorbeckelaan (zie onderstaande

Nadere informatie

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Nadere informatie

Het Masterplan Kustveiligheid

Het Masterplan Kustveiligheid Het Masterplan Kustveiligheid Symposium Natuurlijke Kustbescherming, 23/10/17 Ir. Daphné Thoon MDK-Afdeling Kust A low-lying Laaghinterland liggend achterland Meer dan 85% van de polders ligt onder +5

Nadere informatie

Nota met aanbevelingen Antwerpen Oudeleeuwenrui

Nota met aanbevelingen Antwerpen Oudeleeuwenrui Nota met aanbevelingen Antwerpen Oudeleeuwenrui De nota met aanbevelingen omvat: - een allesporenplan van de opgravingsputten op leesbare schaal (pdf-bestand); - een korte beschrijving van de resultaten

Nadere informatie

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/79565

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/79565 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 03 oktober 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/79565 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Van de boomstamkano van Nekkerspoel tot de garnalenvisser Crangon

Van de boomstamkano van Nekkerspoel tot de garnalenvisser Crangon Een huisstijl voor het VIOE Van de boomstamkano van Nekkerspoel tot de garnalenvisser Crangon Tom Lenaerts Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed Inhoudstafel Inleiding: watererfgoed en vis maritiem

Nadere informatie

Analyse grensoverschrijdende verzilting grondwater in het poldergebied van de provincies Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen en Zeeland (fase 2)

Analyse grensoverschrijdende verzilting grondwater in het poldergebied van de provincies Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen en Zeeland (fase 2) ScaldWIN WP3 Analyse grensoverschrijdende verzilting grondwater in het poldergebied van de provincies Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen en Zeeland (fase 2) Dieter Vandevelde Vlaamse Milieumaatschappij Afdeling

Nadere informatie

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling Het programma van maatregelen geeft een gemotiveerd advies over het al dan niet moeten nemen van maatregelen voor de omgang met archeologisch erfgoed bij

Nadere informatie

2-2-2015. Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek 1000-1900 P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan.

2-2-2015. Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek 1000-1900 P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan. Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek 1000-1900 P Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan Opzet verhaal: 1 Ontginning van de Zaanstreek 2 Houtbouw 3 Funderingen 1 Ontginning

Nadere informatie

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied Luc Lebbe Onderzoeksgroep Grondwatermodellering Vakgebied Geologie en Bodemkunde

Nadere informatie

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM ARCHEOLOGIENOTA ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM Auteurs: Bert ACKE, Bart BARTHOLOMIEUX, Maarten BRACKE,

Nadere informatie

Monumentenregister Nijmegen. Register van beschermde monumenten krachtens de Nijmeegse Monumentenverordening

Monumentenregister Nijmegen. Register van beschermde monumenten krachtens de Nijmeegse Monumentenverordening Register van beschermde monumenten krachtens de Nijmeegse Monumentenverordening Plaatselijke aanduiding monument Ganzenheuvel 71/ Lange Brouwerstraat 55 Aanwijzingsbesluit 11-11-2015 MON ID-code 2749 Redengevende

Nadere informatie

Lesbrief MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 1 - TOPOGRAFIE EN AARDRIJKSKUNDE

Lesbrief MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 1 - TOPOGRAFIE EN AARDRIJKSKUNDE Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VMBO MAASVLAKTE 2 De haven van Rotterdam wordt te klein, omdat we steeds meer goederen bestellen uit verre landen. Daarom komt er een nieuw stuk haven: Maasvlakte

Nadere informatie

Gent 24b. De Predikherenlei anno 1820 door de Hollandse soldaat Wynantz. Onderbergen. Het pand van de Dominicanen. Predikherenlei

Gent 24b. De Predikherenlei anno 1820 door de Hollandse soldaat Wynantz. Onderbergen. Het pand van de Dominicanen. Predikherenlei De Predikherenlei anno 1820 door de Hollandse soldaat Wynantz Gent 24b Onderbergen. Het pand van de Dominicanen Predikherenlei Rue de la Valléé nr 40 /Onderbergen Onderbergen nr 57 in 1940 Tweede gedeelte

Nadere informatie

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen Gemeentelijk beleid Algemeen Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke

Nadere informatie

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen) Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen) Projectcode: 2017G95 september 2017 ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN voorafgaand: verslag van resultaten bureauonderzoek (2017B373), verslag van resultaten

Nadere informatie

DE CACHE MEER POLDER. De volgende attributen zul je zeker nodig hebben: - natuurlijk een GPS (al dan niet in de vorm van een smartphone),

DE CACHE MEER POLDER. De volgende attributen zul je zeker nodig hebben: - natuurlijk een GPS (al dan niet in de vorm van een smartphone), Met de cache Meer Polder beleef je het heden en verleden van de Meerpolder. Het is een prachtige tocht van ca. 9 km die je lopend of met de fiets kunt doen. Bij Zoetermeer ligt een polder die is heel bijzonder

Nadere informatie

Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant).

Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant). ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 101 Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant). Programma van Maatregelen. PIETERS H. Colofon Uitgever ADEDE bvba Jaar van uitgave 2016 Plaats van uitgave

Nadere informatie

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57 Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57 Het programma van maatregelen geeft een gemotiveerd advies over het al dan niet moeten nemen van maatregelen voor de omgang met archeologisch erfgoed bij

Nadere informatie

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk Programma van Maatregelen Auteur: Jeroen Vermeersch Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum

Nadere informatie

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr. 6 prehistorie oudheid 3000 v. Chr. 2500 v. Chr. 2000 v. Chr. 1500 v. Chr. Jagers en Boeren De oudste bewoners Jos en Mirthe fietsen in de zomervakantie op de Elspeetse heide. Ze maken met hun ouders een

Nadere informatie

botten uit de zee. Anton Ervynck Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

botten uit de zee. Anton Ervynck Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed 20.000 botten uit de zee Anton Ervynck Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed 1 staalname VIOE, eerste verwerking onderzoek Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen: Wim Van Neer en

Nadere informatie

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart 2008 00:33. De Steentijd

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart 2008 00:33. De Steentijd De Steentijd Het HVR museum beschikt over een uitgebreide steentijdcollectie waarvan een representatief gedeelte permanent wordt tentoongesteld. De collecties zijn gevormd uit schenkingen en bruiklenen

Nadere informatie

') G. van Klaveren Pzn.,..De Morgenster en Sterkenburg" in Maandblad Oud- Utrecht 1930, 5e jaargang, blz. 33.

') G. van Klaveren Pzn.,..De Morgenster en Sterkenburg in Maandblad Oud- Utrecht 1930, 5e jaargang, blz. 33. VONDSTEN EN RESTAURATIES TE UTRECHT Stadsmuur bij het bolwerk Sterrenburg. In het julinummer van het maandblad Oud-Utreoht is reeds even vernield, dat tijdens graafwerkzaaraheden achter het fysisch laboratorium

Nadere informatie

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK ARCHEOLOGIENOTA KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK Auteurs: Bart BARTHOLOMIEUX, Gwendy WYNS Monument Vandekerckhove nv Oostrozebekestraat 54 8770

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding. Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/ /03/2011

Rapportage vondstmelding. Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/ /03/2011 Rapportage vondstmelding Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/2011 10/03/2011 Zarren, september 2011 Rapportage vondstmelding Ieper, Leopold III-Laan I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens,

Nadere informatie

Archeo-rapport 60 De archeologische begeleiding aan de pastorie van Wezemaal

Archeo-rapport 60 De archeologische begeleiding aan de pastorie van Wezemaal Archeo-rapport 60 De archeologische begeleiding aan de pastorie van Wezemaal Kessel-Lo, 2011 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 60 De archeologische begeleiding aan de pastorie van Wezemaal Kessel-Lo,

Nadere informatie

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Inleiding De toestemming van het bestuur van het Dienstencentrum maakte het

Nadere informatie

DR WILLEM VAK DER HELM. VAN LANSCHOT, 110

DR WILLEM VAK DER HELM. VAN LANSCHOT, 110 DE EN HAAR WINDVAAN De Koepoort, afgebroken in 1864, was niet de eerste poort van die naam doch de tweede. In gaf Hertog verlof aan de stad Leiden tot het optrekken van muren en poorten rondom de stad.

Nadere informatie