TIJ DSCH RI FT voor Documentatie en Voorlichting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TIJ DSCH RI FT voor Documentatie en Voorlichting"

Transcriptie

1 NATIONALE BANK VAN BELGIE Afdeling Studiën en Documentatie ci TIJ DSCH RI FT voor Documentatie en Voorlichting XXVIe Jaar, Vol. II, N' 4 Verschijnt maandelijks October i951 Bit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikeis geven cle opvatting van de scbrijvers weer, onathanke1ik van de mening der Bank INHOUD De gewone uitgaven van het Rijk. Hun verloop sedert de vooroorlogsperiode De landbouwpolitiek van België Algemene telling van de landbouw en de veeteelt op 15 Mel 1951 Literatuur betreffende de monetaire en financiele toestand van België Economische wetgeving Statistieken. DE GEWONE UITGAVEN VAN IJET RIJK HUN VERLOOP SEDERT DE VOOROORLOGSPERIODE Onderhavig artikel stelt zich ten doel de gewone uitgaven (1) voor het dienstjaar 1938 met die voor de verschillende naoorlogsjaren te vergelijken en de wijzigingen toe te lichten die uit die vergelijking naar voren komen. Vooreerst zal worden nagegaan hoe de gezamenlijke gewone uitgaven zich sedert de vóóroorlogsperiode ontwikkelden. De eerste kolom van tabel i vermeldt de werkelijke uitgaven in de dienstjaren 1938 en , alsook de goedgekeurde credieten voor het dienstjaar De invloed van de wijzigingen in de waarde van het geld is daarna uitgeschakeld aan de hand van een indexcijfer der klein handelsprijzen uitgaande van het basisjaar Zodoende kan een index over het verloop der reële uitgaven sedert 1938 worden berekend. Een indexcijfer der kleinhandelsprijzen voor de jaren 1945 en 1946 is niet voorhanden, zodat de uitgaven voor die dienstjaren niet in reële grootheden konden worden uitgedrukt. Het indexeijfer voor het jaar 1947 (328) ligt beneden de werkelijkheid, daar het alleen rekening houdt met de officiële prijzen, en de zwarte markt toentertijde nog niet geheel verdwenen was. De reële uitgaven voor het dienstjaar 1947 hebben dus naar alle waarschijnlijkheid niet de millioen voorkomend in kolom c van de tabel bereikt. Daarentegen zullen de nominale zowel als de reele uitgaven voor het dienstjaar 1951 aanmerkelijk de cijfers van de tabel overtreffen. In die bedragen is immers geen rekening gehouden met de bijcre (1) In onderhavig artikel Is de benaming gewone uitgaven in brecie zin gebruikt, d.w.z. de eigenhijke gewone uitgavefl en de uit de oorlog voortvloeiende uitgaven. dieten welke van het Parlement op de bijbladen zullen gevraagd worden. Reeds werd een eerste bijblad (1) gepubliceerd, doch het kwam te laat om hiermee in dit artikel rekening te houden. Een tweede bijblad moet nog bij de Kamers worden ingediend. TABEL I Verloop van de gewone uitgaven sedert de vóoroorlogsperiode Indexcijfer Nominale der klein. uitgaven Diensi handelsprij. jeer (millioenen zen franken) (1938 1) Werkelij ke uitgavon Millioenen franken kol. (a) X 1 Indexcij fer kolom (6) (a) (6) (c) (d) (1) (2) (3) (2) (3) (2) (2) (4) (2) (5) (6) 392 (7) (1) Delinitieve credieten. (Wet van 14 December 1946 houdencie definitieve afrekening van de begroting voor bet dienstjaar 1938.) (2) Gedane uttgaven. (Voorlopige cijfers volgens cle Algemene Stand van 's Rijks Schatkist per 1 Januari 1951 Document van de I{amer, flr 597, zittijd ) (3) Exci. tie aanrekeningen op de credieten bij tie Integratiewet van 29 Juni 1948 geopend. (4) Exci. 64,6 miljiard voor overname door de Staat van de vorciering tier Nationale Bank van Beigle op de Emisslebanic. (Wet van 27 Jull 1948.) (5) Vermoedelijke uitgaven. (Naar tie Algemene Stand van 'a Ttijks Schatkist per 1 Januarl 1951.) (6) Begrotingswettefl. (7) Gemlddelcie tier eerste negen maanden. (1) Document van tie Kamer, nr 62 zlttijd

2 Uit het onderzoek van tabel x kunnen volgende vier belangwekkende verschijnselen worden afge leid 1) in de loop der Iaatste vier dienstjaren (1948 tot 1951) overtroffen de gewone reëie uitgaven met 4 tot 5 pct. die van het jaar 1938; 2) de gewone, zowel nominale als reële uitgaven, stegen ononderbroken in de loop der dienstjaren 1947, 1948 en 1949; 3) het dienstjaar 195 was gekenmerkt door een belangrijke inkrimping der nominale en reële uitgaven; 4) nochtans was die inkrimping van korte duur en in 1951 gingen de gewone uitgaven aanzieniijk stijgen. In de hierna volgende biadzijden zulien we trachten de eerste drie verschijnseien toe te iichten. Een onderzoek van punt 4 is onmogelijk zonder de omstandige gegevens die door de bijbladen voor aanpassing van de begroting worden verstrekt. Een verkiaring voor bovengenoemde verschijnseien moet uiteraard de versehillende soorten gewone uitgaven afzonderlijk beschouwen. Daar het blijkbaar niet doenlijk is al de uitgaven op de gewone begrotingen te onderzoeken, zulien we ons beperken tot een analyse van de hierna volgende zeven gtote groepen 1. Openbare schuld. 2. Pensioenen. 3. Personeeiuitgaven. 4. Economische toelagen. 5. Uitgaven voor sociale voorzorg. 6. Uitgaven ten behoeve van provinciën en gemeenten. 7. Uitgaven ten behoeve van de oorlogsslachtoffers. Deze verschillende groepen werden uitgekozen hetzij omdat zij in absolute getallen van grote betekenis zijn zo vertegenwoordigen de personeeluitgaven thans zowat 25 pct. van de gezamenlijke gewone uitgaven, hetzij omdat zij in de beschouwde periode bijzonder sterk schommelden de economische toelagen, in 1938 nihil, stegen tot een maximum van millioen in 1947, waarna zij terugvielen tot millioen in Openbare schuld De eerste kolom van tabel xi toont het verloop der uitgaven die op de begroting van de Openbare Schuld voorkomen. In oils onderzoek zulien de lasten voortvloeiend uit de Muntsaneringslening worden in mmdering gebracht. Zuiks is om verschiliende reden gewettigd 1) wat de gevestigde leningen hetreft, vallen zowel de aflossing ais de renteuitkering ten laste van de begroting der Openbare Schuid. De Muntsaneringslening maakt evenwel uitzondering op de regel, daar de credieten voor haar afiossing op de Buitengewone begroting voorkomen; 2) de credieten voor de renteuitkering op de Muntsaneringsiening werden eerst met ingang van het dienstjaar 1948 op de begroting van de Openbare Schuld aangetekend. Zij waren voordien op de Bui' tengewone begroting geboekt. Elke rechtstreekse vergelijking van de begroting der Openbare Schuid voor de dienstjaren 1946 en 1947 met de latere dienstjaren gaat dan ook niet op; 3) de rente uitbetaald nan de obligatiehouders van de Muntsaneringslening is aanzienlijk lager dan die betaaid ann de houders van de andere binnenlandse gevestigde leningen. De uitgifte van de Muntsaneringsiening deed derhalve de begroting van de Openbare Schuld niet aangroeien in clezelfde mate als een normale lening van hetzelfde bedrag en dezeifde looptijd; 4) de rente op de Muntsaneringslening drukt niet ten voile op de Staat. Zij wordt immers in ruime mate gecompenseerd door de invordering van nalatigheidsinteresten op de geidsaneringsbeiastingen. TABEL Ii Verloop van de Begroting der Openbare Schuld Dionstjaar sedert de vôóroorlogsperiode (millioenen franleen) Bogroting van I Bogroting van waarvan ronte do op do Schuld minus do Oponbaro obligatios van do Nunt. ronto op do Schuld saiioringsloning obligatics van do Muntsanoringstoning (1) (2) (2) (7) (2) (7) (3) (5) (4) (5) (5) 1.81 (5) (6) (6) (1)Deflnitleve credleten. (Document van vie Kamer, flr 7 zlttljvi ) (2)Voorlopige rekening per 31 December 1948 (Algemene Stand van 's Ilijks Schatkist per I Januari 1949). (3)Voorloplge rekening per 31 December 1949 (Algeinene Stand van 's Rijks Schatkist per I Januari 195). (4)voorloplge rekening per 31 December 195 (Algeniene Stand van 'S Rijks Schaticist per 1 Januari 1951). (5)Goedgekeurde credleten, met Inbegrip van vie bljblaclen del' begroting, doch niet vie credleten welke op vie vorige clienstjaren betrekklng hebben. (6)Begroting van vie Openbare Schulci. (7)In 1946 en 1947 waren vie credleten voor de ultkering der rente op tie obligatles van vie Muntsanei lngslenlng ultgetrolcken op de buitengewone begrotlng. Afgezien van de rente op de obligaties van de Muntsaneringslening (derdi kolom van tabel ii) blijkt uit een onderzoek der uitgaven ten iaste van de begroting der Openbare Schuld, dat bedoelde uitgaven voor het dienstjaar 1951 slechts 2,9 maal hun peil van het beiastingjaar 1938 bereikten. T.o.v. de vóórooriogsperiode stegen zij dus in mindere mate dan de gezamenlijke gewone uitgaven en vertegenwoordigen zij, in reëie termen, zeifs een kieinere uitgave. 13

3 Dit hoeft geen verwondering te wekken. De begroting van de Schuld is inderdaad een dier zeldzame posten in de openbare uitgaven, die in een inflatieperiode niet. automatisch vermeerdererl. In zulke tijden veroorzaakt de prijsstijging een compenserende toeneming van de last der pensioenen en der personeeiuitgaven, terwiji de bestrijding van de stijging der kosten van levensonderhoud over het algemeen een sterke verhoging der economisehe toelagen met zich brengt. Doch de last van de Openbare Schuld neemt alleen toe in de mate dat deze laatste gevormd is uit buitenlandse leningen en de waardevermindering van het geld door een devaluatie wordt bekrachtigd. Met andere woorden, de last van de Openbare Schuld stijgt slechts in de mate dat die schuld zeif atijgt; de inflatie veroorzaakt rechtstreeks maar een kleine toeneming van de Schuld. Dc matige verhoging van de begroting van de Openbare Schuld van 1938 tot 1951 kan dus eenvoudig door een eveneens matige aangroei van de Openbare Schuld worden verklaard. Tabel iii toont evenwel aan dat die uitleg niet volstaat. Afgezien van de Muntsaneringslening (kolom c van de tabel) bereikte de Openbare Schuld immers per 31 December 195 4,3 maal haar peil op 31 December Hoe komt het dan dat die toeneming niet een overeenkomstige stijging van de begroting der Openbare Schuld ten gevolge had? TARE1 III Verloop van de Openbare Schuld sedert dè vooroorlogsperiode (mill'ioenev franken) Datum Openbare waarvan rentedragende schuld Openbare Sohuld minus op korte termijn Totale waarvan Schuld minus waarvan Muntsanerings. openbare Muntsanerings. Muntsanerings. renteloze lening en sohuld lening lening schuld Absolute In pot. van renteloze sbhuld getallen kolom (e) (a) (b) (c) (d) (e) (j) (g) 31 December (1) 3,6 31 December (2) 39,6 31 December (2) 4,5 31 December (2) 33,9 31 December (2) 32,3 31 Deoembor (2) 33,3 31 December (2) 29,9 31 December (2) 32,5 (1) Schuld op korte en halilange termijn. (2) Met inbegrip van de schaticistcertificaten voorkomencle op cle staten van cle Openbare Schulci, onder cle Iialflange schulcl in de rubriek Diverse renteciragende certificaten met ineer clan eon jaar looptijcl. Zulks ligt aan vier hoofdoorzaken 1. De renteloze schuld bereikte per 31 December ,7 pot. van de totale schuld (cxci. de Muntsaneringslening), tegen 24,5 pot, per 31 December Die relatief sterkere aangroei van de renteloze schuid houdt hoofdzakelijk verband met het bestaan, op 31 December 195, van de twee volgende schulden a) een renteloze schuld groot millioen tegenover de Nationale Bank, als saldo van de renteloze voorschotten die tijdens de oorlogsjaren en de onmiddeliijke naoorlogsjaren door de Bank aan de Staat werden verleend en waarmee deze laatste zijn begrotingstekorten in die periode kon dekken zonder de last van de Openbare Schuld te verzwaren; b) een renteloze schuid groot millioen tegenover de Internationale Bank en het Valutafonds. Afgezien van de Muntsaneringslening en de renteloze schuld vertegenwoordigde de Openbare Schuld per 31 December 195 slechts 3,6 maal zoveel als op 31 December op 31 December 1937 was de kortlopende schuld onbeduidend. op 31 December 195 bereikte zij daarentegen nagenoeg één derde van de rentedragende schuld. Nu is het bekend dat de desbetreffende rentevoet veel lager is dan voor de halfiange en gevestigde schuld. 3. Dc gemiddelde rentevbet van de gevestigde en halfiange schuld verminderde lichtelijk van 1938 tot Zulks blijkt uit tabel iv, waarin de rentevoet berekend is op basis van de schuld op 31 December varide jaren 1937 en 195 en op de rentelast voorzien in de begrotingsontwerpen voor de dienstjaren 1938 en Daar in de geraamde uitgaven rekening gehouden is met het dccl van de schuld dat in de loop van het belastingjaar zal worden afgelost en waarvoor derhalve geen volle interest moet worden betaald, geeft de methode een schatting die jets beneden de werkelijke percentages ligt. Nochtans is de vergissing niet zeer groot., 131

4 TABEL Iv Gemiddelde rentepercentages door de Staat in 1938 en in 1951 betaald op de gevestigde en de haiflange Schuld A DIENSTJAAR 138 Bedrag per 31 December 1937 Rentelast (1) Gemid I delde I'ilillioenen not. van (millioenenl rentevoet franken I iet totaal franken) Gevestigde binnenl.schuld , ,91 Gevestigde buiteni. 8ohuld , ,96 Haiflange binnen landse sobuld.. 7 1,7 18 2,6 Ralfiange buiten landse echuld.. Totaal (2) 1, ,5 (1) Credleten aangevraagci op het ontwerp van Begroting der Openbare Sehuld voor bet clienstjaar (1) Op een totaie rentedragende gevestigde en haiflange schuld ten bed rage van rnillioen. Dc rentelast op de overbllivende millioen is niet afzonderlljk In het ontwerp van Begroting vermelci. II DIENSTJAAR 1951 Bedrag per 31 December 195 Rentelast (1) Gemid. delde Millioenen pet, van (millioenen franken) rentevoet franken bet totaal Gevestigde binnenl.sehuld , ,91 G evestigde buiteni. sohuld , ,48 Halfiange binnen. landse schuld , ,77 Haiflange buitenlandse sehuld (2) 1,3 4 3,17 (2) Totaal (3) 1, ,66 (1)Aangevraagcle credieten op bet ontwerp van Begroting 6cr Openbare Schuld voor het dlenstjaar (2)In werkelijkheld betreft bet bier slechts een lening en wel die van $ 5 miliioen, In 1948 door de Verenlgde Staten aan l3elgi6 verstrekt tegen een rente van 3 1/2 pct. Het verschil tussen laatstgenoemde rentevoet en 3.17 pct. voorkomend In de laatste kolom van de tabel vloelt voort uit de algemene factor van onderwaardesing waarvan sprake In de tekst en waarvan de lnvloecl bier buitengewoon sterk Is. (3) Op ecu totale renteciragende gevestlgde en halilange schulci van mililoen [kolom (e) minus kolom (f) van tabel rn] De rentelast op de overblljvende millioen Is niet afzonder lijk In bet ontwerp van Begroting vermeld. De lichte daling van de gemiddelde rentevoet op de gevestigde en haiflange schuld kan niet worden verklaard door een verminderd rentepercentage op de gevestigde binnenlandse schuld, hetwelk van 1938 tot 1951 niet veranderde, doch wel door a) een aanmerkelijke daling van de rentevoet op de gevestigde buitenlandse schuld. Zij was zo sterk dat de rentelast practisch dezelfde bleef, dan wanneer de schuld sedert de vóóroorlogsperiode meer dan verdubbelde. Zij is toe te schrijven aan de naoorlogse politiek van de Verenigde Staten, die leningen tegen voordelige rentepercentagc8, aan de Europese landen verstrekken, ten einde hun economisch herstel te begunstigen; b) een sterke toeneming van de binnonlandse halflange schuld, waarvan de rentevoet jets kleiner is dan die van do binnenlartdso gevestigde schuld. Do matige rentevoet op halfiange termijn is alleen toe te schrijven aan de vorschillende leningen welke tijdens de oorlogsjaren tegen 3,5 pot.. konden uitgegeven worden, toen er ruixue geidmiddelen voorhanden waren. Al do leningen op haiflange termijn welke sedert 1947 hier te lande werden uitgegeven, droegen 4 pot. rente. 4. Punten 1 tot 3 verklaren de zwakke stijging van de begroting der Openbare Schuld sedert 1938 door de lichte toeneming van de rentelast. Doch de last van de aflossing steeg evenmin in dezelfde mate ale de Openbare Sohuld. Bedoelde last is immers alleen bepaald door de gevestigde schuld, daar do aflossing van de viottende schuld ten laste van do Schatkist valt. Nu is de toeneming van de gevestigde schuld tegenover de vóóroorlogsperiode naar verhouding veel kleiner dan de aangroei van de gezamenlijke schuld (tabellen 111 en xv). Na die vergelijking van de uitgaven op de begroting van de Openbare Schuld in 1938 en 1951 zal thans worden nagegaan hoe de uitgaven zich sedort het einde van de oorlog hebben ontwikkeld. Tabel xx toont aan dat de begroting van de Openbare Schuld, afgezien van de rente op de obligaties van de Muntsaneringslening, sodert 1945 tamelijk regelmatig toenam. De stijging bereikte Ca. 26 pot., hetgeen, afgezien van do Muntsaneringslening en de renteloze schuld, aanzienlijk meer is dan de toeneming van 16 pot. der Openbare Schuld van 31 December 1944 tot 31 December 195. Het verschil tusson die twee percentages is te verkiaren door de vermindering van het aandeel der kortlopende schuld in do gezamenlijke schuld, en wel van 39,6 pot. per 31 December 1944 tot 32,5 pot. op 31 December 195. Do daling deed zich nagenoeg uitsluitend voor in do ioop van hot jaar 1946 en vloeit hoofdzakelijk voort uit de twee hierna volgende feiten 1) door de wet van 14 October 1945 verminderde de kortlopende schuld van do Staat tegenover de financiële instellingen met netto 6,9 milliard, daar doze Iaatste enerzijds 2,2 milliard schatkistcertificaten aan do Schatkist afstonden als tegenwaarde voor de annulering hunner geblokkeerde depositorekeningen en anderzijds voor 13,3 milliard certificaten ontvingon als tegenwaarde voor do olnzetting van hun tijdelijk onbeschikbare biljettenrekertingen in dito depositorekeningen; 2) de banken verminderden met zowat 4,1 milliard hun bezit aan overheidspapier in 1946, ten einde hun credietverlening aan het bedrijfsleven uit to breiden. Pensloenen Dc begroting voor Pensicenen over het dienstjaar 1951 geeft t.o.v eon stijging met 262,5 pot. te zien (eerste kolom van tabel v). Deze laa.tste lijkt buitengewoon klein, zo men bedenkt dat zij lager is dan de stijging van do kosten voor levensonderhoud tussen , dan wanneer de tweode wereld 132

5 oorlog het aantal pensioengerechtigden van de Staat sterk deed toenemen. Die tegenstrijdigheid is ten dele te verkiarert door bet feit dat de begrotingen voor 1951 en voor 1938 niet nauwkeurig met elkaar kunnen vergeleken worden. De begroting over 1938 omvat de uitgaven voor de pensioenen van weduwen en wezen van het burgerlijk Rijkspersoneel, van het Leger en van de Rijkswacht, welke uitgaven niet ten laste van de Staat vallen, daar zij gefinancierd worden door een afhouding van 6 pct. van de wedden, doch van 1937 tot 1939 op de begroting voor Pensioenen voorkwamen. Dc laatste kolom van tabel v toont het verloop der begroting voor Pensioenen aan na aftrek van die uitgaven. Zodoende bedraagt de stijging van de begroting voor Pensioenen sedert pct. Dit percent is aanmerkelijk lager dan dat waaraan men zich a priori kon verwachten. Hieronder trachten wij een verkiaring te geven voor die matige stijging of m.a.w. voor het feit dat de werkelijke pensioenlast van de Staat van 1938 tot 1951 nagenoeg gelijk bleef. Uit tabel vi blijkt dat de stabilisatie van die last der pensioenen voortvloeit uit een reeks tegengestelde factoren. TABEL V Verloop van de Begroting voor Pensioenen sedert de vôóroorlogsperiode (rnillioenen,franlcen) Dienstjaar Begroting voor waarvan Pensioenen Begroting voor Penaioenen der minu8 Peneioe Pensioenen weduwen en non van wezen van do weduwen on ambtenaren wezen dor ambtenaren (1) 23 (7) (2) (2) (2) (3) (4) (5) (6) (1) Definitieve credieten (Document van de ICamer, flr 7 zittljd ) (2) Voorlopige rekening per 31 December 1948 (Algemene Stand van 's 1tijks Schatkist per 1 Januarl 1949). (3) Voorlopige rekening per 31 Decelnber 1949 (Algemene Stand van 's Rijks Schatklst per 1 Januari 195). (4) Voorlopige rekening per 31 December 195 (Algemene Stand van 's luiks Schatkist per 1 Januarl 1951). (5) Goedgekeurcle credieten, met inbegrip van cle bijbladen der begroting, doch niet van de credleten betreffende de vorige dienstjaren. (6) negroting voor Pensioenen. (7) Werkelljke ultgaven. (Algemene Toellcbtlng bij cle Begro. t.tng voor bet dlenstjaar 1948, tabel x, blz. 97.) TABEL vi Vergeliking der voornaamste pensioengroepen in 1938 en Ouderdomspensioenen a) burgerlijke ) militaire Dienatjaar 1938 Dienstjaar 1951 Goed. Good. Stijgings. Aantal gekeurde gekeurde cosificient coten Gemiddeld Aantal credieten Gerniddeld van het pensioenen (milhioenen pensioen penaioenen (millioenen penstoen gemiddeld franken) (franken) frankeri) (franken) penoioen (1) (2) (3) (4) 419, , ,7 3, , , 2. Oorlogspensioenen a) Oorlog (5) Invaliden , , ,4 Weduwen , ,7 Asoendenten , , 7.2 3, Frontstreeprenten , , ,6 Burgerlijke slachtofiers , , 7.6 3,1 5) Oorlog , Pensioenen voor sociale voorzorg: a) Rentetoeslag (6) 578, (7) ,3 (8) ,1 5) Rentevestiging...: : : : : : 25, 115, (9) 4. Mijnworkersponsioenen , , ,7 (1) Verslag van do Senaatscomrnjssie voor Flnanclen belast met bet onderzoek der Begrotlng voor Pensloenen voor bet dienstjaar 1938, blz. 6 en 7 (Document van de Senaat, flr 98). (2) Begroting voor Pensloenen en bijbladen (exci. de credleten betreffencle de vorige dlenstjaren). (3) Bljvoegsel van do Algemene Toelichting blj de Begroting voor bet clienstjaar 1951, bijlago XIII, blz. 62 cv. (4) Begroting voor Pensioenon. (5) Do oorlogspensioenen worden betaald door tussenkomst van bet Nationaal Oorlogspensioenfonds. Dit laatste zal in 1951, naast do In do Tabol vermelde sommen, voor 13 mililoen renten In de Nationale Orden, zegge In totaal 2.31 mu. lioen, uitbetalen. Op dit bedrag zullen slechts mililoen ten laste van de Staat vallen; het overschot zal door een voorschot van de Spaarkas moeten gedekt worden. Hierult volgt dat de In do Tabel vermelde sommen jets groter zljn dan de credieten voor de ultbetaling dci' oorlogspensloenen , ingeschreven in do Begroting voor Pensioenen voor hot dlenst Jaar (6) Dit cljfer Ijgt beneden do werkelijkheld, daar hot geen rekening Iioudt met do toeneming van hot aantal rechthebbonden Ingevolgo do wet van 15 December (7) Do verhoging van do ouclerdomspensloenon, de woduwenrenton on de wezonuitkeringen kostten in 1938 eon 675 millioefl Hot verschll tussen die uitgave on do 578 mlllioen ten lasto der Begroting voor Pensloenon, zegge 97 mililoen, word bulten do begroting door lening gedekt. (8) De toeslag op do ouderdomsrenten, weduwenrenten en wezenuiticoringen zal in 1951 eon mtllioen kosten. Het versehil tussen die ujtgave on do millioen ten lasto van do Begroting voor Ponsloenen, zegge 464 mllhioen, zal button do begroting door lening gedekt wordon. (9) Do stijging met 36 pct. van 1938 tot 1951 der credieten bestemd voor de rentevestiging is niot aan de waardeverminclering van hot geld toe to schrljvon. Reeds voor do oorlog word berekend dat die credloten In millioen zouden bereiken.. 133,

6 Do voornaamste factor van verniindering was de sterke daling van het reële bedrag van het << gemiddeld pensioen >. Uit tabel vi blijkt dat do stijgingscoefficient van het gemiddelde nominale pensioen slechts in één geval, namelijk voor de pensioenen der mijnwerkers, 3,1 overtrof. Die cijfers dienen vanzelfsprekend met grote omzichtigheid geinterpreteerd. Geen enkele der hoofdgroepen voorkomend in de tabel is homogeen. Elke hoofdgroep oinvat versehilleride groepen rechthebbenden en het toegekende pensioen verandert vanzelfsprekend van de ene groep tot de andere. De wijzigingen van 1938 tot 1951 in de relatieve betekenis der verschillende groepen in een zelfde hoofdgroep oefenden op de stijgingscoefficienten een invloed uit, die moest doch niet kon uitgeschakeld worden. Bovendien moet een zeer duidelijk onderscheicl gemaakt worden tussen de anciënniteits en oorlogspensioenen enerzijds, de pensioenen voor sociale voorzorg en de mijnwerkerspensioenen anderzijds. Eerst genoemde pensioenen zijn geheel ten laste van de Staat. De stijgingscoefficienten vermeld in tabel vi kunnen dan ook, waar het die pensioenen betreft en onder voorbehouci van hetgeen in vorige paragraaf werd gezegd, beschouwd worden als coëfficienten van de pensioenen die werkelijk door de rechthebbenden werden getrokken. De pensioenen voor sociale voorzorg en de mijnwerkerspensioenen worden daarentegen slechts ten dele door de Staat gefinancierd, zodat de stijgingscoëfficiënten in dit geval slechts de coëfficiënten van het aandeel van de Staat per rechthebbende vertegenwoordigen. In werkelijkheid was de stijgingscoefficiënt der werkelijk ontvangen peni sioenen heel wat groter dan 2,1 voor de pensioenen voor sociale voorzorg en kleiner dan 6,7 voor de mijnwerkerspensioenen. M.a.w., het aandeel van de Staat in de uitgaven voor de pensioenen voor sociale voorzorg is kleiner dan vóór de oorlog. Zuiks ligt hoofdzakelijk aan de omstandigheid dat het aanvullend pensioen sedert 1945 aan de verplichte verzekerden uitbetaald, niet door de Staat doch wel door de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid wordt gedekt. Bovendien, zo de waarde van het geld niet gewijzigd was, zou de gemiddelde rentetoeslag. en het is alleen op de basis van die toeslag dat do hierboven vermelde coëfficiënt berekend werd van 1938 tot 1951 enigzins gedaald zijn, wegens de toepassing zeif van de beersende wetgeving. Immers de < toeslag >> is bedoeld als een compensatie voor do ontoereikencle stortingen voor ouderdomspensioenen der verzekerden, geborert tussen 1867 en 197. Nu stijgt het pensioen dat do verzekerden met hun eigen bijdrage gevormd hebben, met de jaren, zodat de Staatstoeslag kan verminderd worden. Tenslotte zij opgemerkt dat de cijfers van tabel vi geen rekening houden met de algemene stijging van 5 pct., die sedert 1 Mei ii. aan de pensioengerechtigden werd toegekend, en evenmin met bepaalde andere perequatiemaatregelen die sedert het begin van 1951 getroffen werden. De last van de oorlogspensioenen vroeg of laat beginnen inkrimpen onder invloed van het verminderd aantal rechthebbenden en na enkele jaren volledig verdwijnen. Tabel vu toont evenwel aan dat de ontlasting, die zich mettertijd in de begroting voor Pensioenen moet voordoen, geen belangrijke factor van verinindering was in de periode zal TABEL VII Vermindering van de last der oorlogspensioenen voortvloeiend uit de afneming van het aantal rechthebbenden tussen 1938 en 1951 Aantal pensioenen in 1938 (1) qemi1e1 d pensioen in 195 (franken) (2) Last in 1951 zo het aantal ponsioenen hetzelfde was geblevan als in 1938 (millioenen... VVerkelijke last in 1951 (mi!lioenon franl.en) Vermeercioring (+) of vormindering ( ) (millioenen fraiikon) franken) (a) (b) (a) x (b) = (c) (d) (d) (c) = (c) :nvaliden vveduwen tseondenten : ?rontstroeprenten : urgerlijke s1achtoffer (1) Tabel vi, eerste kolom. (2) Tabel vi, zesde kolom. (3) Tabel vi, vljfde kolom. Totaal

7 De factoren van stijging zijn drieërlei 1) De stijging van het aandeel van de Staat in de uitgaven voor de mijnwerkerspensioenen, en wel om de volgende twee redenen a) het << aanvullend pensioen >' van de mijnwerkers wordt niet door de maatschappelijke zekerheid gedragen, zoals dit het geval is voor het aanvullend pensioen van de andere werklieden, doch wel door de Staat, aithans ten dele; 5) de uitgaven voor de uitkering van vervroegde pensioenerr, waarop de ondergrondse mijnwerkers met dertig jaar dienst iecht hebben, zijn sedert 1945 algeheel ten laste van de Staat. Ook het reële pensioen van de mijnwerkers vermeerderde in lichte mate; 2) De last der uit de oorlog voortvloeiende pensioenen; 3) Het toegenomen aantal pensioengerechtigden, hetgeen, al naar gelang het geval, aan verschillende oorzaken is toe te schrijven a) de burgerlijke anciënniteitspensioenen : de stijging houdt verband met het toegenomen Rijkspersoneel in brede zin en meer bepaald met de talrijke aanwervingen van onderwijzers en onderwijzeressen sedert 1919, ingevolge de wet van 19 Mei 1914 op de leerplicht; 5) militaire pensioenen de stijging is hoofdzakelijk veroorzaakt door de beslissing waarbij in 1946 de pensioengerechtigde leeftijd van de beroepsofficieren en militairen verlaagd werd en wier aantal was toegenomen om in de behoeften van de mobilisatie en de oorlog te voorzien; c) pensioenen voor sociale voorzorg en mijnwerkerspensioenen : de stijging houdt verband met de verzachting der voorwaarden voor toekenning van de toeslag, enz. door de Staat en met de geleidelijke stijging van het aantal personen die meer dan vijf en zestig jaar oud zijn. Kortom, de reële last der begroting voor Pensioenen bleef van 1938 tot 1951 gelijk, daar de vermindering van de reële anciënniteits en oorlogspensioenen en van het Staatsaandeel in de uitgaven voor de pensioenen van sociale voorzorg ging opwegen tegen de nieuwe uitgaven veroorzaakt door de oorlogspensioenen , de stijging van het aantal pensioengerechtigden en de toeneming van het Staatsaandeel in de uitgaven voor de mijnwerkerspensioenen. De nominale stijging van de begroting voor Pensioenen van 1949 tot 1951 was zo sterk dat zij 75 pot. van de gezamenlijke toeneming van 1938 tot 1951 vertegenwoordigt. Zij is dan ook in ruime mate te verklaren door de factoren waarvan sprake was, toen wij de begrotingen voor Pensioenen van de jaren 1938 en 1951 met elkaar vergeleken. Onder.. die factoren. ver 135 noemen wij : aanpassing van de pensioenen aan de levensduurte, welke aanpassing in 1945 heel wat kleiner was dan nu, toeneming van het aantal anciénniteitspensioenen, vooral na 1945, en stijging van de last der oorlogspensioenen , welke post in 1945 nog onbeduidend was (192 millioen). Aan de hand van tabel VIII ka.n het verloop der uitgaven op de begroting voor Pensioenen sedert 1945 meer in bijzonderheden worden onderzocht. De gegevens waarmee die tabel werd opgemaakt zijn evenwel niet homogeen; zo hebben de cijfers voor de dienstjaren 1945 tot 1947 betrekking op de vereffende uitgaven en voor de dienstjaren 1948 tot 1951 op de aangevraagde credieten, excl. de bijeredieten. Bovendien bevat de begrotingslast van ieder dienstjaar de credieten voor financiering der pensioenachterstallen of voor regularisatie der reeds betaalde pensioenen, welke credieten van het ene jaar tot het andere sterk kunnen schommelen; de zeer belangrijke credieten van dien aard voor de burgerlijke pensioenen in bet dienstjaar 1949 verklaren o.m. de daling van de begrotingslast dier pensioenen in 195. Tenslotte is bet hierboven gemaakte voorbehoud omtrent het begrip <r gemiddeld pensioen I hier a fortor geldig, aangezien de onderverdeling der pensioenen in verschillende groepen veel minder doorgedreven werd in tabel viii dan in tabel vi. (Zie tabel viii, blz. 136.) Uit dit alles blijkt dat de schommelingen, van het ene jaar op het andere, in de cijfers voorkomend in tabel viii, niets te betekenen hebben en dat alleen de algemene tendenties onze aandacht verdienen. We zullen ons dan ook tot enkele kenmerkende trekken bepalen. 1) De stijging der uitgaven voor oorlogspensioenen was bijzonder sterk in , ten gevolge van de inwerkingtreding der wet van 26 Augustus 1947 op de herstelpensioenen (oorlog ). 2) Dc uitgaven betreffende de pensioenen voor sociale voorzorg, die van 1945 tot 1949 practisch op een zelfde peil bleven, gingen in de Iaatste twee dienstjaren aanmerkelijk stijgen, ten gevolge van de overname door de Staat van een aanzienlijk deel der uitgaven ontstaan door de opneming der compensatieuitkeringen in bet aanvullend pensioen en door de verdubbeling van de << rentetoeslag > bij de wet van 3 December 195; 3) De uitgaven voor de.mijnwerkerspensioenen stegen sedert 1945 onafgebroken, wegens de achtereenvolgende verhogingen van bet pensioen en meer bepaald de toekenning aan de mijnwerkers van voordelen gelijkaardig aan die welke door de wet van 3 December 195 aan de andere werkliedengroepen worden verleend....

8 'I I uz ci) ci) GO ci) C) c C) CC C) C) Cl) >a GO E1 Ce Ca o i.t Ca ON cia a) Cd N a) C GO GO GO GO ON N CO N ; 5!! : '1) ca o CC N G al F. II ON ) N 2 CO CC N N C) F Ca C). O ') CC CCC) C') GO C) N ca GO NO Ca. CO od a) o N CO CC ci) C) C') C'). I 11 1 a).9 a) a) CC C't.. CC CC GO ) CC CC '1) N GO GO '1) CON CC be N r. CC, N a) CC th o ) COO CO CO F. be O C')1) '14 COO CC GO CC C) C) GO COC) CC CO CC CC C C') CO C) '14 '1 C) C') CO. C) OF NO CCC) 1 '1) GO ') CC CC CO N CO COO N C) C) N CC ON CC ') CC GO O N '1) ) N 1 GO '14 CC CC a).9 o 1). o C a) o CO.. C) a) C) oa. C) CC CC CC.) C) GO C) ') N.O CO :.a) ') a) GO a). 51) CC CC a).a) ) N CC CC CC =P COCa) CC. C) CC GO CC CC C) CC Cl) N C) Cl) a) a) Oa) 2... N : a). o Coo... a)... cd a)... ) a)..c) E2 j 2 ' a)c CC a)i. C 2 z CC ' Personeeluitgaven Uit statistisch oogpunt beschouwd is die groep ongetwijfeld de minst bevredigende in dit artikel. Waar de benamirigen c C)penbare Schuld >,, << Pensioenen >>, << Economische toelagen >>, enz., een nauwkeurige betekenis bezitten, rijst hier vaak de vraag of deze of gene uitgaven (bijv. de soldij der bezoldigde militairen) al dan niet als personeeluitgaven moeten worden beschouwd. En vermits die aangelegenheid niet steeds op dezelfde wijze door de ministeriële besturen werd beslecht, zijn de cijfers betreffende de personeeluitgaven in de begrotingsdocumenten van het ene jaar op het andere niet strikt vergelijkbaar. Evenzo blijkt het niet altijd even duidelijk of dit of gene lid van het Rijkspersoneel (een lid van het bestuurspersoneel van het lager of middelbaar onderwijs, bijv.) tot de ministeriële departementen, dan wel tot de bijzondere lichamen behoort. Ook hier veranderden de criteria herhaaldelijk sedert de vóóroorlogsperiode. Tenslotte zijn de definities van de personeeiuitgaven der ministeriële departementen en der bijzondere lichamen enerzijds en van de personeelsterkte der ministeriële departementen en der bijzondere lichamen anderzijds, niet steeds eensluidend. Zo zijn de wedden van de geestelijkheid in de personeeluitgaven der bijzondere lichamen begrepen, verrnits die wedden ten laste van de Staat vallen, doch de leden zeif van de geestelijkheid zijn niet in het effectief der bijzondere lichamën begrepen, daar zij niet tot het Rijkspersoneel behoren. Hieruit volgt dat ook bij uitblijven van een veranderirig in de bezoldiging, de evolutie der personeeluitgaven niet noodzakelijk gelijk loopt met die van de personeelsterkte. Ten einde voor de personeeluitgaven en de getalsterkte van het Rijkspersoneel cijfers te bekomen, die zoveel als doenlijk is, met elkaar kunnen vergeleken worden, werden de gegevens van de begrotingsdocumenten meermaals aangepast. Die verbeteringen zijn opgesomd onderaan de tabellen. Zuiks neemt niet weg dat talrijke gewenste correcties niet konden aangebracht worden. Zo zijn do personeeluitgaven en de personeelsterkte der buitenlandse diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 1951 wel en in 1938 niet in de cijfers begrepen. Bij een gevolgtrekking, berustend op de cijfers van tabellen xx tot xi, dient men dan ook met veel omzichtigheid te werk te gaan. Nochtans komen sommige conclusies zo duiceiijk naar voren dat ze geldig biijven, ook indien onze ramingen van de personeeluitgaven en de getalsterkte der ministeriële departementen en der bijzondere lichamen aanzienlijk van de werkelijkheid moesten verschillen. We merken vooreerst op dat de stijgingscoefficient van 1938 tot 1951 veruit groter was bij de personeeluitgaven van de ministeriële departementen, dan bij de uitgaven betreffende de Openbare Schuld of de 13

9 pensioenen. In werkelijkheid stegen de reele uitgaven voor het personeel der ministeriële departementen zowat met 511 pot. t.o.v. vóór de oorlog. Tabel ix geeft een lichte stijging te zien van de gemiddelde reële bezoldiging van het personeel der ministeriële departementen. Die stijging zo zij zich werkelijk heeft voorgedaan, hetgeen niet vaststaat, gelet op de leemten in het statistisch materiaal houdt verband, hetzij met een verhoging van het reële bedrag der bezoldigingen, hetzij met een stijging van het aandeel der best bezoldigde agenten. Doch de hoofdreden van de stijging der reële uitgaven van het personeel der ministeriële departementen ligt klaarblijkelijk in de toeneming van de personeelsterkte, met ruim 4 pot., van 1938 tot TABEL Ix Vergelijking der personeeluitgaven in 1938 en Stijgingsfficiont Mini8teriele depariementen (1). Getadsterkte (2) (3) (4) (5) (6) 1,4 Eegrotingscredieten (9) (millioenen franken). 95 (4) (7) (6) (8) 6,1 Gemiddelde bezoldiging (franken) Bijzondere lichamen (1). Begrotingscredieten (9) (milljoenen franken) (7) (1) (8) (1) 5,1 Toelagenwedden aan het Lager, nor.naal en techni8ch onderwij8. Begrotingscredieten (milhioenen franken) 835 (7) (8) 4,5 (1) Al de personeelultgaven van het Ministerie van Lanclsverdedigiflg zijn gebraeht onder de rubriek Bijzondere liehamen. Wat bet Ministerie van Openbaar Onderwijs betreft, zijn de uitgaven van bet Hoofdbestuur (of bet eigenlike Ministerie) gebracht onder de rubriek u Ministerille clepartementen en al cle andere uitgaven, oncler de rubrieken Bijzonclere lichamen en Toelagenweciden '. Evenzo is in bet personeel van de Ministeriële departementen geen enkele agent van bet Ministerie van Lanclsverdediging begrepen, terwijl bet voor het Openbaar Oflderwijs alleen de agenten van hat Hoofclbestuur omvat. (2) Exel. cle agenten In disponlbiliteit. (3) Getalsterkte per 1 Januari 1939 Bulletin voor de Statistiek, Augustus 1946, blz (4) Excl. cle buitenlandse diensten van bet Ministerie van l3uitenlandse Zaken. (5) Getalsterkte per 1 Juli 195 Buuetin voor de Statistiek, JUni 1951; blz. '1276, met de volgende correeties : Landsverdedlging: nihil, in plaats van Openbaar Onderwijs : 734 (personeel van bet hoofdbestuur), in plaats van (personeel van bet hoofdbestuur, en bestuurlijk. personeel der onderwijs en wetenschappelijke instellingen). (6) Met Inbegrip der buitenlandse diensten van bet Departement van Buitenlandse Zaken. (7) Goedgekeurde credieten en aangevraagde bljcredieten op de bijbladen. (8) Aangevraagde credieten. (9) Excl. de credleten voor de wedden der ministers en het personeel hunner kabinetten, de wedden cler agenten in disponthllitelt, de honoraria van advocaten en geneesheren, de vergoedingen voor bijzondere diensten en van derden, alsmede de uitgaven voor sociaal dienstbetoon. (1)Met Inbegrip der soldlj cler bezoldigde militairen. Een breedvoerige vergelijking van de huidige personeelsterkte der ministeriële departementen met die van de vóóroorlogsperiode, kan bezwaarlijk worden gemaakt, daar die departementen heden ten dage niet meer geheel dezelfde zijn als vóór twaalf jaar en sommige diensten in die tussentijd van het ene departement naar het andere overgingen. Zeer algemeen mag toch worden beweerd dat de toeneming van de personeelsterkte sedert de vóóroorlogsjaren aan twee hoofdoorzaken is toe te schrijven a) de uitbreiding van de normale bedrijvigheid van de Staat. Zo telden het Departement van Financiën en de diensten van de EersteMinister, per 1 Juli 195, agenten in werkelijke dienst, dan wanfleer het Departement van Financiën in 1939, dat niet alleen de diensten van de EersteMinister, doch ook de sedertdien aan het Departement van Economische Zaken gehechte handelsstatistiek omvatte, slechts agenten in werkelijke dienst telde; het grootste deel van die personeelverhoging was noodzakelijk wegens de uitbreiding van bestendige diensten; b) de oprichting van nieuwe, doch tijdelijke diensten door de oorlog ontstaan; ze zijn thans, zowel wat hun aantal als hun personeelsterkte betreft, heel wat kleiner dan in de onmiddellijke naoorlogsjaren. De meest belangrijke zijn diegene die ann het Departement voor de Wederopbouw werden gehecht; dit laatste telde op 1 Juli agenten. De stijgingscoëfficidnten zijn voor de personeeluitgaven van de bijzondere lichamen en voor de toelagenwedden (1) niet zo groot als voor de personeeluitgaven der ministeriële departementen. Jammer genoeg is de getalsterkte der bijzondere lichamen voor de vmroorlogsperiode niet gekend en de rechthebbenden van de toelagenwedden komen niet voor op de lijsten van het Rijkspersoneel, daar zij niet tot dit personeel behoren. Het is dan ook niet mogelijk vast te steflen of de kleinere stijging der personeeluitgaven van de bijzondere lichamen en van de toe (1) D.wz. de wedden der leden van bet onderwijspersoneel, die geen deel uitmaken van bet Eijlcspersoneel, bijv. de leer krachten behorend tot bet gemeentepersoneel. 137 *

10 lagenwedden toe te schrijven is aan een "mindr sterke verhoging der nominale bezoldigingen van ht personeel van de bijzondere lichameñ, het leger, het normaal en technisch onderwijs, dan wel aan eei minder snelle toeneming van dit personeel of aan de invloed van beide factoren samen. Zoals het onderaan tabel x uitgelegd is, kunnefi de personeeluitgaven der ministeriele departementen en der bijzondere lichamen gedurende de dienstjaren 1948 tot 195 zeer moeilijk worden geraamd en dan nog op een benaderende wijze. Voor de dienstjaren die aan 1948 voorafgaan, kon geen enkele raming worden gemaakt. De gegevens van tabel x als zodanig, leiden nochtans tot een belangwekkende conclusie : de uitgaven van het personeel der bijzondere lichamen en de toelagenwedden stegen tussen 1948 en 1951 veel sneller dan de personeeluitgaven van de ministeriële departementen, bij zover dat de personeeluitgaven voor de bijzondere lichamen, die in 1948 lager waren dan die van de ministeriële departementen, deze laatste in 1951 gingen overtreffen en de toestand van vóór de oorlog hierdoor hersteld werd. TABEL X Verloop der (1) van 1948 tot 1951 (2) framken) MinisteriSle departementen ( 3) (4) Dienstjaar Goedgekeurde Goedg eet lc Begrotings. credieten creniete, I e erste e ontwerpen en eerste bijblad der tweede bijcredieteri bi jblad d I Toelagen Bijzondere lichamen (3) i wedden I Goedgokeurde Goodgekeurdo credieten oredieten, Goedgokeurde Begrotings en eerste oorste en credieten ontwerpen bijblad der tweedo en bijbladon bijoredieten bijblad der van bijoredioten bijoredieten (5) (6) (6) (6) (6) (6) (6) (7) 3.756(8) (1) De benaming Personeeluitgaven Ileeft bier dezeltde betekenis als die In tahel Ix (zie noten en 1 van die tabel), behalve dat de credieten voor de uithetallng der weciden van de agenten In disponlhiliteit hegrepen zljn in do credieton voor bet dienstjaar (2) De Memorle van Toelichting bij bet wetsontwerp op do begrotingsaanpasslngen geeft zelden een juist bedrag aan voor bet totaai der aangevraagcle bijcredleten voor personeeluitgavefl en nooit de verdeling van dit bedrag tussen de ministeritle departementen en de bijzondere lichamen. Het is clan k niet mogelijk nauwkeurig to bepalen welke voor een bepaald cl!enst.jaar cle credieten zijn (met inbegrip van cle bijcredleten), die door dc Regering werden aangevraagd om do peisofleeluitgaven van de ministeriole departementen enerzijds en van de bijzondere lichamen anderzijdo to dekken. Derlialve komen voor elk der dienstjaren van twee getallen op de tal,ei voor. Ret eerste Is een nauwkeurig bedrag, herekend op de gegevens verstrekt In do Algemene Toeilchtlngen, doch warin geen rekening gehouden is met al do aangevraagcle credieten; In bet tweede is daarentegen rekening gehouclen met al dè aangevraagcie credieten, cloch het is siechts een benaderingscijfer. (3) De verdeling der credieten tussen do mlnister11e departementen en de bijzonciere lichamen werd volgens dezelfde cr1 lena als die voor tabel ix gedaan. (Zie foot I van die tabel.) (4) Met inbegrip van de buitenlandse diensten van bet iepartement van Buitenlandse Zaken. (5) Met inbegrip van 3 miilioen goedgekeurde crediieten voor do personeelultgaven van bet Ministerle van IColOfllOfl. Het begrotingsontwerp voor bet dlenstjaar 1948 bevatte slechts één enkel credlet, ni voor de ulthetaling der wedcle van dc Minister. (6) Benaderingsgetal. (Zie foot 2.) (7) Houdt geen rekening met hot aandeel der personeeluitgaven begrepen in bet gezamenhljk crediet van 67 mililoen, aangevraagd onder de rubriek Diverse ultgaven van bet begrotingsontwerp van bet Ministenie van Landsverciediging en dat de bijkomende prestatle van Belgie in 1911 vertegenwoordigt om zijn internatlonale verplichtingen na to komen. (8) Begrotingsontwerp. Die snellere stijging wordt verklaard door Per 1 Maart 1947 telden de ministeriële departetabel xi. Hieruit blijkt immers dat de personeel menten een aanzienlijk groter aantal agenten in de sterkte van de ministeriële departementen tot 1 Mei diensten die uit de oorlog ontstaan waren, dan zuiks 1949 verminderde, dan wanneer die van de bijzor bij de bijzondere lichamen het geval was : het dere lichamen min of meer gelijk bleef en de stijging Ministerie voor Voedselvoorziening alleen omvatte van de personeelsterkte na 1949 sneller was bij de agenten, dan wanneer de militaire rechtsmacht, bijzondere lichamen dan bij de ministeriële depart de voornaamste dienst die onder de bijzondere menten. lichamen uit de oorlog voortvloeide, slechts 2.43 een Het is wellicht niet zonder belang de oorzaken na lieden telde. De ontbinding der talrijke oorlogsdiente gaan van de uiteenlopende evolutie bij het effe sten in de jaren 1947 tot 1949 moest dan ook de pertief der ministeriële departementen en bij dat de soneelsterkte der ministeriële departementen veel bijzondere lichamen. sterker doen da.len dan die der bijzondere lichamen. i138

11 TABSL Xl Personeel ten laste van de Begroting (1) Ministeriele departementen (2) 1 Januari (3) Bij zondere liohamen (2) Totaal 15 October (3) 1 Maart (4) (6) (4) Mei (4) (7) (4) Mei 1949 (8) (4) (7) (4) (1) Juli 196 (9) (5) (7) (5) (1) Januari (5) (7) (1) Exci. do agenten in dlisponialliteit. (2) Al de agenten van bet Ministerie van Landsverdediglflg komen voor onder cle rubriek Bijzondlere lichamen ". (3) Bultenlandse Zaken en Economlsche Missles: exel. de agenten van de bultenlancise dllensten. Openbaar Onclerwijs: alleen Hoofdbestuur. (4) Openbaar Onderwljs al bet personeel van bet Hoof dl bestuur, de wetenschappelijke instellingen en SchOne J(unsten is gebracht oncler cle rubriek Mlnlsterlële departementefl en al bet personeel der Instellingen voor lager, noimaal, hoger en technlsch onderwijs. oncler tie rubriek Bijzondere llcbamen (5) Openbaar Onderwljs bet personeel van bet Hoofdbestuur en bet bestuurtijk personeel tier onderwljs en wetenschappelijke instellingen komen voor onder tie rubriek Ministeridle departementen en bet onclerwijzencl on wetenschappelijk personeel van deze Instellingen ontier do rubriek : Bijzondere lichamen (6) Buitenlanclse Zaken en Bultenlandse Handel : excl. bet Ujdeujk personeel der diplomatieke en consulaire posten, dat ter plaatse wortit aangeworven. (7) Bultenlandse Zaken en Bultenlandse Handel: met inbegrip van bet tljclelljk personeel der diplomatleke en consulaire posten, dat ter plaatse wordt aangeworvefl. (8) Na uitscliakellng tier dubbeltellingen. (9) Dubbeltellingen niet uitgeschakeld. (1)Exel. tie Raad van State. De snellere stijging van het effectief der bijzondere lichamen van 1949 tot 195 is vooral to verkiaren door de toeneming van bet militair personeel en wel van tot eenheden. Economische toelagen Vóór de oorlog werden geen economische toelagen verleend. Ons commentaar betreft dan ook alleen hun verloop sedert de bevrijding. Dc gewone credieten voor de financiering der econoinische toelagen bereikten een maximumbedrag in In 1948 viel een lichté daling op te merken, doch zij was meer schijn dan werkelijkheid, daar sommige toelagen op de buitengewone begroting werden overgeschreven. In 1949 werden. nochtans de subsidies belangrijk verlaagd. Dit was eveneens het geval in 195 en Die snelle inkrimping sedert 1949 zal hieronder worden toegelicht. De economische toelagen door de Belgische regering sedert de bevrijding verleerid, kunnen in twee grote groepen worden ingedeeld. De eerste omvat de toelagen die de stijging van dé levensduurte en meer bepaald van de prijzen der voedingsmiddelen moeten verhinderen of compenseren. In de tweede groep zijn de toelagen begrepen die het bedrijfstekort van sommige grote economische sectoren, met name de steenkblenmijnen en de spoorwegen, moeten dekken. TABSL XII Verloop van do economische toelagen sedert de vóoroorlogsperiode (milhioenen franken) (1) j 1947 (1) f (1) 196 (1) 1961 (2) A. Gewone begrotingen 1. Voedingsmiddolen Nijverheidsproduoten Compensatieuitkeringen (met inbegrip van do toelagen aan do gasnijverheid, tot vergoeding van do ontoereikende prijs door do verbruiker betaald) Nationale Maatsohappij voor Belgisohe Spoor. wegen Steenkolenmijnen _ 413 B. Buitengewone begroting Totaal EINDTOTAAL 55 (3) 6 (4) (1) Goedgekeurde credleten, met Inflegrip van tie 1)ijbladen tier begrotlng, aocn exci. ce crecijeten netreiieuue mm vorisu dienstjaren. 2) Begrotingsontwerpen. (3) Nationale Maatschapplj van Belglsche Spoorwegen: 35 milhloen. Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen: 2 mlllioefl. (4) Natlonale Maatschappij van Belglscbe Spoorwegen. De toelagen voor de bestrijding van de levensduurte zijn op de huidige stond nagenoeg geheel verdwenen. Zuiks geschiedde trapsgewijze,: 1) Van Augustus 1947 tot Februari 1948 werden bijna alle directe toelagen afgeschaft, daar de c economischzwakkeren >> in ruil eon e compensatieuitkering >> ontvingen, gelijk aan de bijkomende uitgave veroorzaakt door de prijsstijging der voordien gesubsidieerde producten. De Schatkist deed aldus een besparing op de toelagen die zij tot dusver had verbend op de producten aangekocht door alien die niet tot de o economischzwakkeren > behoren. Bij uitblijven van dergelijke maatregel had men de economische toelagen in 1948 aanzieniijk moeten verhogen 139

12 wegens de sterke stijging van de wereldprijzen tijdens het tweede halfjaar van ) Reeds in de tweede heift van 1948 werd de last van de compensatieuitkeringen voor arbëiders en bedienden op de werkgevers overgedragen. Hierdoor konden de desbetreffende credieten van 6,1 tot 3,2 milliard van 1948 tot 1949 verlaagd worden. 3) Tenslotte werden de compensatieuitkeringen die nog door de Staat werden gedragen, sedert het dienstjaar 195 afgeschaft en vervangen door een verhoging der wedden of der sociale voordelen of door de toekenning van nieuwe sociale voordelen. Nochtans kon de Schatkist met laatstgenoemde maatregel geen overeenstémmende besparing doen. De credieten voorkomend in tabel xii, onder de rubriek i Cornpensatieuitkeringen i,, konden in 195 tot een onbeduidend bedrag worden teruggebracht, doch de crcdieten bétreffende de pensioenen voor sociale voorzorg en de mijnwerkerspensioenen (tabel viii), alsook de credieten voor de financiering van sommige uitgaven voor sociale voorzorg (tabel xiii), moesten o.m. als compensatie worden verhoogd. Ook de toelagen bestemd voor dekking van het tekort van de steenkolenmijnen en van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen werden de Iaatste jaren verminderd, zij het in mindere mate dan de economische toelagen. Ret grootst was de inkrimping voor de steenkolenmijnen en wel dank zij de overeenkomsten die in de laatste maanden van 1949 tussen de Regering en de steenkoolverenigingen tot stand kwamen. De toelagen aan de spoorwegen konden eveneens worden verlaagd met ingang van 195, o.m. door de tariefverhogingen in het tweede halfjaar van Uitgaven voor sociale voorzorg De gewone credieten voor de financiering der uitgaven voor sociale voorzorg stegen van 1938 tot 1951 slechts met 241 pct. De credieten voor de gezinstoeslagen, in 1938 önbeduidend, bereikten sedert 195 hoge bedragen, daar de compensatieuitkeringen aan sommige rechthebbenden vervangen werden door een verhoging der gezinstoeslagen, en de toelagen aan de organen van de ziekteinvaliditeitsverzekering zijn in 1951 zestien maal groter dan in 1938, wegens de invoering van de verzekeringsplicht. Doch de gewone credieten voor de financiering van de werkiozensteun zijn sedert 1938 met nog geen 5 pot. gestegen. Die geringe toeneming zë verklaart de zwakke stijging van de gezamenlijke gewone uitgaven voor sociale voorzorg ligt aan de volgende drie factoren 1) in 1951 werd een deel der door de Staat gedragen werkloosheidsuitgaven gedekt door een crediet op de buitengewone begroting; 2) vóór de oorlog drukten de werkloosheidsuitgaven schier geheel op de Staat, dan wa.nneer thans een belangrijk deel dier uitgaveri door de bijdragen van verzekerden en werkgevers wordt gedekt; 3) het aandeel der werkiozen die een hoge steunuitkering trekken (mannen en werkiozen van de grote centra) is heden ten dage minder groot dan vóór de oorlog. TABEL Xiii Verloop der voornaamste uitgaven voor sociale voorzorg sedert de vooroorlogsperiode (milhioenen franken) 1938(1) 1946(1) 1947 (1) 1948 (1) 1949(1) 195(1) 1951 (2) A. Gewone uitgaven. 1.Werk1oohejd Gezinsvergoedingen Ziekte inva1iditeisverzeke. ring... 81(3) waarvan : 8perMzie toekigen aan de verzekering8organen om 6 voorzien in de ontbre. kende bijdragen der onvrij. willig werkioze verzekering8. piióhtigen Totaal... B. Buitengewone uitgaven (4) (4) Eindtotaal uoeugeiceurue creuleten, met innegrip van ce blpnaclen tot aanpassing tier begroting, docti nlet tie credleten betreffende de vorige diensijaren. (2)Begrotlngsontwerp. (3)Toelagen aan tie mutualitelten. (4)Werklooshetd. Van 1947 tot 1949 stegen dc gewone uitgaven voor toelage om de ontoereikende bijdragen van de mijnociale voorzorg aanzienlijk, wegens de uitbreiding van werkers te dekken en in vorm van een buitengewone de werkloosheid en bet feit dat de Staat genoodzaakt subsidie, groot 372 millioen, in 1949, om bet toen was een bijkomende huip nan de ziekteinvaliditeits bestaande tekort aan te zuiveren. verzekering te verlenen in vorm van een bijzondere 14

13 Met ingang van het dienstjaa.r 195 gingen de gewone uitgaven voor sociale voorzorg sterk inkrimpen, dank zij de daling van de werkloosheid, de overschrijving op de buitengewone begroting van een deel der werkloosheidsuitgaven en het wegvallen van de buitengewone subsidie in 1949 aan de ziekteinvaliditeitsverzekering toegestaan. Uitgaven ten behoeve van provinciën en gemeenten De uitgaven ten behoeve van provinciën en gemeenten zijn in 1951 schier tienmaal zo hoog als in Die stcrke stijging is in ruime mate veroorzaakt door de hervorming van de provinciale en gemeentelijke financiën bij de wet van 24 December Nochtans bepaalde die wet er zich niet toe de bedragen die de Staat ieder jaar aan de provinciën en gemeenten overmaakt, aanzienlijk te verhogen en sommige uitgaven (onderhoud van behoeftigen, enz., beteugeling van de landloperij en de bedelarij) die voorheen gedeeltelijk door provinciën on gemeenten werden gedragen, algeheel op de Staat to doen drukken; zij verschafte de Staat eveneens bepaalde bijkomende middelen zo de ondergeschikte besturen voortaan alleen gerechtigd zijn sommige taxes te heffen (taxe op de vermakelijkheden, de honden en de rijwielen), werd hen daarentegen het recht ontnomen opcentimes op de mobiliënbelasting en de bedrijfsbelasting to heffen; de Staat doet dit in hun plaats. Die verschillende wijzigingen in het belastingwezen door de wet van 24 December 1948 moesten, naar de berekeningen uit die tijd, de Staat bijkomende middelen ten bedrage van zowat 1.75 millioen voor het dienstjar 1949 verschaffen. Voor de latere dienstjaren waren die bijkomende middelen aanzienhijk groter. Uit dien hoofde steeg de net tolast van de Staat wegens zijn aandeel in de financiering der provincieen gemeenteuitgaven niet in dezelfde mate als de brutouitgaven voorkomend in tabel xiv. Nochtans staat het vast dat hij aanmerkelijk vermeerderde en de toeneming aanzienlijk groter is dan de stijging van de levensduurte. Die aangroei, in reële termen, is hoofdzakelijk te wijten aan de verzwakking van de provincie en gemeentefinancien door de oorlog. TABEL XIV Verloop der uitgaven ten behoeve van provinciën en gemeenten sedert de vóóroorlogsperiode (millioenen franken) 1938 (1) 1946 (1) 1947 (1) 1948 (1) 1949 (1) 195 (1) 1951 (2) f 1. Gemoentefonda ingesteld bij do wet van 19 Juli ,5 686,5 745, 1.443,5 2. Provincie. on gemeentefondsen ingesteld bij de wet van 24 December , 5.62, 5.64, 3. Aandoel van provincien on gemeenten in de opbrengst der nalatigheidsinteresten....6, (3) 3, (3) 4, 25,. 4. Aandeel van provincien en goeenten m in do obrongst van do rechtstrookse belastingon....5, , 1.323, ,9 1.5, 1.5, 83, 5. FinanciOle hulpverloning aan provincion en gmeenten di in zwaro schulden stekon 535,3 41,3 99,3 6. vorname door do Staa' van do uitgaven ten la8to van provincion on gemeenten voor hot onderhoud der bohoeftigon, krankzinnigon, abnor. malon, onz , 379,4 354, Overname door do Staat van do uitgaven ton lasto van provincisn on gemeenten voor do beteugeling van do landloperij on do bedolarij 6,7 7,3 7,2 Totaal , , , , ,7 7.56, ,6 (1) Goedgekeurde crecileten, met Inbegrip van de bijbiaden der begroting, doch exci. do credleten betreiteflue cie vorige dienstjaren... () Beg rotingsofltwerpefl. (3) Ailcen hot aancleel der provincien. in 1946 en 1947 werd Bet aandeel del' gemeentefl in do opbrengst van do nalatigheiclsinteresten in Bet Gemeentetonds gestort. Na de oorlog gingen de gewone uitgaven ten gunste van provinciën on gemeenten van 1946 tot 1949 snel stijgcn, waarna zij jets inkrompen. Dc vermeerdering in de jaren 1946 tot 1949 is door de volgende vier factoren te verkiaren: 1) dienstjaren 1947 en 1948 : stijging van de opbrcngst der directe belastingen ten gevolge van het economisch herstel in de eerste naoorlogsjaren. Vóór de wet van 24 December 1948 was een belangrijk deel der stortingen van de Staat aan de ondergeschikte besturen (met inbegrip van een deel der storting in het Gemeentefonds) gevormd uit een procen tueel aundeel in do opbrengst van bepaalde directe helastingen, zodat het in dezelfde verhouding steeg als de belastingontyangsten; 2) dienstj,aar 1948 :, verhoging van de aanvankelijke jaarlijkse heffing op dc algemene middelen van de Schatkist ten gunste van het Gemeentefonds. Die. beffing, werd bij. do wet. van 2 April 1948 van 15 op 75 millioen gebracht; 3) dienstjaar 1948 : verhoging van de buitengewone huip die sedert het einde van do oorlog wordt verleend nan de provinciën en gemeenten wier financiën zwaar belast zijn; 14].

14 4) dienstjaar 1949 invoering van het nieuwe stelsel betreffende de provincie en gemeentefinanciën (wet van 24 December 1948). De lichte inkrimping van de uitgaven voor provinciën en gemeenten in de dienstjaren 195 en 1951 is toe te schrijven aan de geleidelijke vermindering van het procentuele aandeel van provinciën en gemeenten in de opbrengst van de directe belastrngen. Sedert het dienstjaar 1949 bestaat dit aandeel hoofdzakelijk in een procent van de opbrengst der belastingen verschuldigd voor de jaren 1948 en vorige, d.w.z. voor de dienstjaren die aan de hervorming voorafgingen, en de opbrengst vermindert uiteraard van het ene jaar op het andere. Uitgaven ten behoove van de oorlogsslachtoffers Tabel xv vergt weinig commentaar. Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog waren de uitgaven ten gunste van de oorlogsslachtoffers , behalve voor de pensioenen, tot een onbeduidend peil geslonken. In de cerste naoorlogsjaren stegen de uitgaven ten behoeve van do slachtoffers van de oorlog in een snel tempo, naarmate de hulpverlening georganiseerd werd. De wet van 19 Mei 1948 vereiste dan ook met ingang van het dienstjaar 1948 de inschrijving op de gewone uitgaven van een jaar Iijks crediet van 2,5 milliard ten behoeve van de Zelfstandige Kas voor Oorlogsschade. Sinds het dienstjaar 1948 bewogen de uitgaven ten behoeve van de oorlogsslachtoffers om en nabij de 4 milliard. TABEL. xv Verloop der. uitgaven ten gunste van do oorlogsslachtoffers sedert de vóóroorlogsperiode (1) (millioenen. franièen) 1938 (2) 1946 (2) 1947 (2) 1948 (2) 1949 (2) 195 (3) 1951 (4) 1. Vergoeding van do schade aan goederen... 29, ,2 2.26,4 2.74, 2.7,1 2.92, ,5 2. Toolagen aan werken voor sociaal dienstbetoon tan gunste van oorlogsslaohtoffers, hun recht. hebbenden en de ooriogsgetroffenon toepassing der versohillendo siatuten van do ooriogsslachtoffers; geneeskundige bijstand aan do slachioffors van Iichamelijke sohade... 32,6 88, 1.276, , , ,9 _ 86,4 Totaal... 61, , , , , , ,9 vjiors van uuvenstaanae taoei zijn onneenci aan label VIII dienst.jaar van bet Bijvoegsel der Algemene Toellchting bij bet 1951 (blz. [8). Bedoelde tabel vermeldt naast de twee posten voorkomend in bovenstaa tide tabel a) de uitgaven voor vergoeding der schade aan personen dit zljn hoofdzakelijk de oorlogspensioenen, waarmee elders werd rekening gehouden en b) de uitgaven voor begrafeniskosten die ten clele door buitengewone uitgaven worden gevormd. (2) Goedgekeurcle credieten, mel. cle bijbladen cloch excl. de credieten betreffende cle vorige dienstjaren. (1) Goecigekeurde creclieten, met inbegrip van bet eerste bljblad, cioch niet cle eredieten betreffende de vorige dienst Jaren. (4) Begrotingsontwerpen. IJit bovenstaand onderzoek der voornaamste groepen gewone uitgaven,. waarvan de uitkomsten in tabel xvi zijn samengevat, kunnen wij de eerste drie verschijnselen verkiaren die bij de aanhef van dit artikel werden vastgesteld. De cijfergegevens van tabel xvi zijn begrotingscredieten en verschillen derhalve in lichte mate van sommige cijfers opgenomen in tabellen i, ii en v, welke werkelijke uitgaven vertegenwoordigen. Hot ware wenselijker dat in tabel xvi werkelijke uitgaven voorkwamen. Jammer genoeg zijn deze laatste s]echts voor enkele uitgavengroeiei gekend en het eñige middel om vergelijkbare cijfers te verkrijgen, was derhave in alle gevaflen rekenifg te houden met de begrotingscredieten (1). Zelfs in dit geval zijn de cijfers van tabel xvi niet (1) Eveneens om die reden sverden al. de cijfers voor bet dienstjaar 1951 opgemaakt op gronci van do aangevraagcle credieten In de begrotlngsontwerperj. Dc cljfers van do tabellen I, ii en V van het ciienstjaar 1951 waren de credleten welke door cle begrotingswetten geopend warden.. geheel homogeen (zie noot 1 van de tabel). Nochtans geven ze als zodanig de gewenste verkiaring. Het eerste verschijnsel waarvan sprake in het begin van dit artikel was de sterke stijging van de reële gewone uitgaven van 1938 tot De volgende factoren liggen hieraan ten grondsiag 1) toeneming van het Rijkspersoneel; 2) verlening van economische toelagen sedert de oorlog; 3) instelling van de verpeichte ziekteinvaliditeitsverzekering in 1945; 4) verzwakking van de financiële toestand der provinciën en gemeenten ten gevolge van de oorlog, alsook de gewijzigde financiële verhoudingen tussen de. Staat en de ondergeschikte besturen bij de wet van 24 December Herinnerd zij dat die wet, al verhoogde zij niet de belastingdruk, de Staat een dee) der middelen verschafte die hij voortaan nodig heeft voor de financiering der bijkomende stortingen aan provinciën en gerneenten; 142

15 TABEL XVI Verloop der voornaamzte groepen gewone uitgaven sedert de vóóroorlogsperiode (millioenen fraii.ken) Openbare schuld (2) 8.82(2) 8.522(2) 8.973(2) 2.Pensioenen (3) Personoeiuitgaven (4) Economische toelagen (5) Uitgaven voor sociale voor. zorg (6) Uitgaven ton behoeve van pro. vincisnengemeenten (7) Uitgavon ton behoove van oorlogsslacbtoffors (8) (9) Totani posten 1 tot Totoal gowone uitgaven (1) (11) (1) uoeclgekeuroe eredieten, met Inbegrip van cle bib1auen ner negroting voor tie titenstjaren 1938 en 1946 tot 195, aisrflecle do aangevraagde credieten in de begrotingsontweipen voor bet dieflstjaar Be ciedieten betreffende do vorige dieflstjaren werden in mindering gebracht overa1 waar zulics mogeliik was. Nochtans zijn ze begrepen in tie personeeluitgaven voor het dienstjaar 1938, alsook in do Openbare Schuld, de pensioenen en bet totaai tier gewone uitgaven voor de dienst Jaren 1945 en Bovendien bevatten do cijiers ontleend aan bet Aanhangsel van tie Algemene Toelichting voor bet dienst Jaar 1951 diegene betreffende tie economisehe toelagen voor de dienstjaren 1946 en 1947 en do uitgaven ten beboeve van de oorlogsslachtolfers tie credieten hetreffende vorige dienstjaren van bet volgende dienstjaar; zo zijn in de 7.31 mulioen economisehe toelagen voor bet dienstjaar 1946 tic oigenhijke credieten voor bet Uienstjaar 1946 begrepen, die voorkomen in do begrottngswetten en do bljbladen voor bet dienstjaar 1946, en tie credieten hetroffende do dienstjaren 1946 en vorige, die voorkomon in tie bijbladen van tie begroting voor hot tiienstjaar (2) Met inbegrip van do credioten voor do uitkering van do interesten op tie obligatlos van de Muntsaneringslening. (3) Met inbegrip van do pensioenen van wetiuwon en wezen van hot burgorlijk en militair Rijkspersoneel. (4) Cijfors overgenomen ult tabellen ix on x. (5) Cijfers overgenomen ult tabel Nfl. (6) Cijfers overgenomen ult tabel xm. (7) Cij fers overgenomen uit tabel XIV. (8) Cijfers overgenomen uit tabel xv. (9) In die rubriek zijn do uitgaven van algemeen bestuur begrepen voor tie hulpvorlening aan tie oorlogsslachtoflors; zij bevat derhalvo bepaalde credieten die reeds in de personeoluitgavcn (rubriek 3) begrepen zijn. (1) Exel. tie crodieten geopenci bij de integratiowet van 29 Juni (ii) Exci. 64,6 ml1liard voor overname door tie Staat van de vordering tier Nationale Bank van Belgie op tie Emissiebank. (Wet van 27 Juli 1948.) 5) de noodzakelijke bijstand van de slachtoffers van de tweede wereldoorlog. Samenvattend kunnen wij besluiten dat de stijging van de reële gewone uitgaven sedert de vóóroorlogsperiode eensdeels voortvloeit uit de uitbreiding van de overheidstaak (punten 1 en 3) en anderdeels het directe of indirecte gevoig is van de tweede wereldoorlog (punten 2, 4 en 5). De geleidelijke stijging van de gewone uitgaven van 1946 tot 1949 vormt het tweede toe te lichten verschijnsel. Tabel XVI toont aan dat de zeven onderzochte uitgavengroepen alle in de loop van die periode toenamen. De meest belangrijke stijgingen in absolute getallen, werden veroorzaakt door 1) de uitbreiding van de werkloosheid die een bijkomende uitgave van 4 milliard vereiste; 2) de onder punt 4 vermelde factoren (uitgaven ten behoeve van provinciën en gemeenten), die bijkomende uitgaven ten belope van 5,5 milliard ten gevolge hadden. De vermindering van de gewone uitgaven in 195 het derde verschijnsel vermeld bij het begin van onderhavig artikel is hoofdzakelijk to verklaren door: 1) de overschrijving naar de buitengewone begroting van eon deel der werkloosheidsuitgaven; 2) de omzetting van de laatste compensatieuitkeringen in weddeverhogingen, verhogingen van bestaande en toekenning van nieuwe sociale voordelen; de aanzienlijke inkrimping van de economische toelagen, die hiervan het gevoig was, word nochtans ten dele tenietgedaan door de stijging van bepaalde andere uitgavengroepen, zoals uitgaven voor sociale voorzorg, pensioenen, enz. Droegen eveneens bij tot de daling der gewone uitgaven in het dienstjaar 195 : een vermindering van de overige regeringstussenkomsten inzake prijzen (met name de toelagen aan do steenkolenmijnen), eon lichte daling van de werkloosheid en een vermindering van het aandeel der ondergeschikte besturen in de opbrengst van de directe belastingen ten gevolge van de geleidelijke inkrimping der belastingheffingen voor de jaren 1948 en vorige. Hierboven werd er reeds op gewezen dat het eerste bijblad ter aanpassing. van de begroting over het dienstjaar 1951 te laat gepubliceerd werd om een toelichting te kunnen geven van het vierde verschijnsel opgemerkt in tabel i en van de bijgaande opmerkingen : de belangrijke toeneming der gewone uitgaven voor het dienstjaar

16 D13 LANDBOUWPOLITIEK VAN BELGIE Onverminderd de verplichtingen tegenover de deelnemende landen van de E.O.E.S. en de Beneluxpartners, streeft de Belgische landbouwpolitiek in de eerste plaats naar een regelmatige voorziening van de binnenlandse markt tegen prijzen die een billijke vergoeding aan de producent verschaffen en de uitgaven van de verbruiker tot een minimum beperken. Voor de producten die op korte termijn aanzienlijke prijsschommelingen ondergaan, werden door het Ministerie van Landbouw en het Ministerie van Economische Zaken richtprijzen vastgesteld, welke op de evolutie van afdoende indexcijfers berusten en waarbij rekening gehouden wordt met de opmerkingen en voorstellen van de Hoge Landbouwraad. Aldus zijn niet alle landbouwproducten aan een richtprijs gebonden, doch niets hindert de toepassing van dit régime op andere Iandbouwproducten zo zulks noodzakelijk mocht blijken. In werkelijkheid volstaat de Dienst voor Contingenten en Vergunningen niet om een evenwicht tussen vraag en aanbod te bereiken op een peil dat de riehtprijs benadert. Hoewel de werking van de Dienst op dit gebieci niet te onderschatten valt, is zij op lange termijn gericht en bepaald door de geldigheidsduur der vergunningen; zij kan dus niet onmiddellijk de oriëntering van de markt beinvloeden. Bovendien laat dit orgaan vraag en aanbod uitsluitend aan het particuliere initiatief over, hetwelk er belang bij kan hebben dat de werkelijke prijs niet de richtprijs benadert. Het was dan ook gewenst cen beroep te doen op een dienst, die snel kon ingrijpen. Hoewel de Handelsdienst voor Ravitaillering bij een Regentsbesluit van 3 Mei 1949 vereffend werd, kon hij voor die taak worden aangeduid, dank zij een brede interpretatie van artikel 1 der organische besluitwet van 25 Januari Op advies van de bevoegde Minister kwarn bedoelde dienst dan ook op de markt van bet varkensvlees tussenbeide om op de hierna volgende wijze de prijzen in de gewenste richting en verhouding te beinvloeden. Toen de marktprijs van een product de richtprijs te boven ging, kocht de Handelsdienst voor Ravitaillering zekere hoeveelheden van do invoerders wier aanbod het voordeligst was. Tegelijkertijd verkoht de Dienst nan dezelfde invoerders tegen en lagere prijs _: in 6vereènstemming met de richtprijs en nam hij aldus het prijsverschil voor zijn rekening. De invoerders konden zodoende het product op de markt brengen tegen een prijs die gelijk of nagenoeg gelijk was aan de richtprijs. In de loop van het jaar 1951 gebeurde het dat de geldende marktprijzen voor ongeslachte varkens lager waren dan de richtprijs. Voor de eerste maal sedert zijn oprichting stelde de I)ienst zich koper op de binnenlandse markt voor cle bijproducten waarvan de prijs die der ongeslachte varkens beinvloedt. Nochtans behoefde hij niet rechtstreeks in te grijpen, daar zijn eventuële tussenkomst, samen met een gepast optreden van de buitenlandse vraag, voistond om een prijsstijging uit te lokken. Hoe dan ook, dank zij de invloed van de marginale hoeveelheden welke door de invoerders, na contact met de Dienst, worden op do markt gebracht, of dank zij het psychologisch klimaat geschapen door een mogelijk ingrijpen, brengt dit orgaan, zoveel als doenlijk is, de belangen van verbruikers en voortbrengers met elkaar in overeenstemming. Het draagt er toe bij aan de veehouder een betere vergoeding voor zijn arbeid te verschaffen, doch verhindert het ontstaan van buitensporige winstmarges, zowel voor de producenten als voor de tussenpersonen. De landbouwpolitiek van België bestrijkt niet alleen de prijzen, doch ook de productie. Voor de verwezenlijking van die doelstellingen werd een ontwerp van vijfjarenplan voor de landbouwpolitiek over de jaren , door het Departenient van Landbouw uitgewerkt. Dit plan voorziet o.m. 1. De opvoering van de plantaardige voortbrenging en meer bepaald van de veevoederproductie, ten einde de onevenwichtigheid in de betalingsbalans te helpen verzachten; 2. De aangroei van de dierlijke productie, met inachtneming van de mogelijkheden van de binnenlandse en buitenlandse markten; 3. Rationele investeringen met verschillende hulpbronnen, waaronder de spaargelden van de landbouw, het Marshallplan en de overheidssector, ten einde de arbeidsproductiviteit te verhogen en de productiekosten te verlagen. Die kapitalen zouden moeten bijdragen tot a) de financiering van wetenschappelijke onderzoekingen die het meeste belang bieden voor de stijging van het inkomen in de landbouw; b) de verbetering van het weiland, de herverkaveling van de gronden, de ontginning en andere werken; c) de rationalisatie en de verbetering van de hoevegebouwen; 144

17 d) de verbetering en de aanpassing van landbouwmachines en materieel nan de nieuwe bedrijfsmethoden; e) de algemene toepassing van betere bewaringsmethoden voor de landbouw en tuinbouwproducten; f) de financiering van een algemene bestrijding der besmettelijke en parasitaire ziekten (1). Dit plan is in werkelijkheid gericht op een begunstiging van de kleine en middeigrote bedrijven. In de tuinbouw wordt het probleem nagenoeg op dezelfde wijze gesteld. Hetgeen gezegd werd over de bedrijvigheid van de Dienst voor Contingenten en Vergunningen en van de Handelsdienst voor Ravitaillering, in de landbouw, kan dus ook op de tuinbouw worden toegepast. her verdient evenwel een belangrijke vernieuwing te worden aangestipt; het is de algehele toepassing in 1951 van een invoerkalender voor verse vruchten en groenten, opgemaakt in functie van de voortbrengingsperioden in Belgie. In de vorige jaren werkte het stelsel van de invoer van vruchten en groenten uit andere landen dan Nederland als volgt wanneer op de binnenmandse markt de prijs door de producent ontvangen, hoger lag dan een notering verkregen door vermenigvuldiging van een vóóroorlogse basisprijs met een bepaalde coëfficiënt, werd de invoer toegelaten. Hij werd stopgezet op het ogenblik dat de aan de voortbrenger betaalde prijs beneden het peil daalde dat volgens de hierboven vermelde wijze berekend werd. Bit stelsel werd door de invoerkalender voor verse groenten en fruit vervangen. In zover de binnenlandse markt in toereikende mate bevoorraad blijft, voorziet die kalender perioden waarin de invoer gecontingenteerd of volledig geschorst wordt. Die politiek maakt het mogelijk de Belgische producent een voldoende vergoeding voor zijn arbeid te verzekeren, hetgeen een door voordeligere productievoorwaarden begunstigde buitenlandse concurrentie ernstig kan bedreigen. Die kalender is geenszins onveranderlijk; hij laat toe in de onverwachte gevolgen van buitengewone omstandigheden te voorzien. Zo kan een abnormale stijging, bijv. na een periode van droogte of overvloedige regens, op een ogenblik dat de invoer verboden is, tot een herziening van de kalender aanleiding geven. In dit geval is het immers normaal dat het being van de gemeenschap overweegt. Bovendien mogen de handelsaccoorden, zo nodig, afwijken van de grensdata welke in de kalender zijn vastgesteld. Meer nog dan de landbouw moet de groente en Iruitteelt de aandacht van de Regering gaande houden. Want ondanks de inspa.nningen welke door die bedrijfstakken werden geleverd om de hoedanigheid hunner producten te verbeteren en hun kostprijs te verlagen, zijn de physische productievoorwaarden er zo, dat het (1) R. MASS, versiag uitgebracht in naam der Landbouwcommissie, Kamer van Volksvertegenwoorciigers, flr 413, , blz. 3. in een stelsel van volledige vrijhandel onmogelijk is met goed gevolg de concurrentiestrijd met de Ita liaanse, Franse of Spaanse productie te voeren. Be verdeling der winstmarges vormt het kernprobleem van de binnenlandse markt. De prijzen ann de fruittelers aangeboden zijn soms niet toereikend om de kosten van de pluk te dekken. Sommigen betwijfelden de noodzakelijkheid ener overheidsbemoeiing op de binnenlandse markt van de landbouwproducten en voedingsmiddelen. Aan die politick immers, zitten de nadelen van elk overheidsingrijpen vast. Doch de beschermingspolitiek die door de meeste onzer handeispartners wordt toegepast, alsook de verschillen in de natuurlijke productievoorwaarden, rechtvaardigen, naar het inzicht der bevoegde overheid, een tussenkomst die nooit als een doel op zichzelf wordt beschouwd. Aandeel in de vrimaking van het intraiuropees handelsverkeer Ten einde het ruilverkeer in evenwicht te brengen en de na de oorlog zo diep verstoorde handeisbetrekkingen te vergemakkelijken, verzocht de E.O.E.S. de aangesloten landen het intraeuropees handelsverkeer trapsgewijze en in een zo ruim mogelijke mate vrij te maken. Die oproep vond hier te lande een zo gunstige weerkla,nk dat in tal van bedrijfstakken de achtereenvolgende vrijmakingsprogramma's van de E.O.E.S. yank ruim werden voorbijgestreefd. Thans vertegenwoordigen de landbouwproducten en voedingsmiddelen, die de B.L.E.U. tegenover de E.O.E.S.landen en hun overzeese gebieden duurzaam vrijmaakte, ongeveer 6 pct. (icr waarde van de invoer uit de deelnemende landen in het mar Een verdere stap in die richting is ter bevordering van het evenwicht in de internationale handelsbetrekkingen ten zeerste gewenst. Hij wordt evenwel gehinderd door de zeer hoge gemiddelde kostprijzen in de landbouw. Deze laatste zijn hoofdzakelijk te wijten nan de hoge lonen en de verbrokkeling van de grond. Laatstgenoemde factor vormt de kiassieke hinderpaal voor een economische en rationele benuttiging van de mechanische werktuigen. Be coöperatieve eigendom en aanwending dier moderne productiemiddelen zijn, uit het oogpunt van de rendabiliteit, de meest dodmatige oplossing voor de middeigrote of jets kieinere bedrijven. Hoewel die oplossing op ernstige mccilijkheden zowel van materiële als van psychologische aard stuit, mag toch de nadruk worden gelegd op de lofwaardige inspanningen die de landbouwbedrijven reeds met het oog op de modernisering van hun bedrijf en de verhoging van de productiviteit hebben geleverd. Wijzen wij alleen maar op de stijging van de melkproductie, de toeneming van de eierproductie en de verbetering der kwaliteit van het varkensvlees, aisook op het groeiend aantal tractoren, maai en bindmachines, rooimachines voor vias en bieten, melkmachines, enz. Doch een grote inspanning blijft nog 145 **

18 te doen, meer bepaald voor een groter gebruik van gecontroleerd zaad en plantgoed, een meer rationele bemesting en onderhoud van het weiland, de algemene aanwending van silo's, een grotere zorg voor de oogst van hooi en groenvoeder (i). D eelneming aan do Internationalo Taxweóvereenkomst Belgie neemt in hoedanigheid van koper deel aan de Internationale Tarweovereenkomst. Voor dit basisproduct van de menselijke voeding mag ons land dan ook rekenen op vaste hoeveelheden tegen stabiele prijzen. Deelneming aan do BeneluxUnie De toestand van de Belgische landbouw in het raam van de Economjsche Unie was sedert 9 Mei 1947 bepaald door een bijzonder protocol, waarin als hoofdgedachte gold dat de landbouwpolitiek van elk land moest berusten op de bestaanszekerheid van zijn landbouw. Een modus mvendi kwam tot stand door het stelsel der minimaprijzen; met inachtneming van het preferentieel régime tegenover de landen van de Unie, mocht elk dier landen alle nodige maatregelen treffen om de binnenlandse markt te beschermen invoervergunningen incl. contingenteringen. Op de conferentie te Oostende, bij het einde van Juli 195, maakten de partijen de gevolgtrekking van de opgedane ervaring. Zij stelden o.m. vast dat hun volkshuishoudingen naar elkaar waren toegegroeid, doch dat sommige moeilijkheden bleven voortbestaan, vooral wat de éénmaking van de landbouwmarkt betreft. Gelet op de veelzijdige uitzichten van het probleem en de sterk uiteenlopende meningen welke tussen de Nederlandse en Belgische afgevaardigden aan het licht traden, werd besloten dat het onderzoek dier moeilijkheden op een latere bijzondere ministeriële conferentie zou worden voortgezet. In de tussentijd werden do landbouwproducten en voedingsmiddelen onderworpen aan de regimes aanvaard in het raarn van het Protocol van 9 Mei 1947 en een bestendige commissie word belast met de studie van de coördinatie der BelgischNederlandsLuxemburgse handeispolitiek. De resultaten van de werkzaamheden dier cornmissie zijn ten dde vervat in de beslissingen genomen bij de beeindiging der ministeriële besprekingen te Luxernburg, op 2 en 21 October 195. Besloten werd de handel in landbouwproducten onder de drie deelnemende landen geleidelijk en geheel vrij te maken. Dit doel kon niet onmiddellijk worden bereikt., wegens de al te grote ongelijkheden in de structuur en de ontwikkeling van de verschillende nationale landbouwhuishoudingen. Naar M. Conix, is het Belgische bedrijf gemiddeld 6 ha groot, tegen 1 ha in Neder land (1). Het bleek dan ook vereist een overgangsperiode te voorzien, waarin de eenzijdig toegekende subsidies verminderd en zelfs geleidelijk moesten afgeschaft worden. Om de overgang te vergemakkelijken, had men bovendien cen stelselmatige bevordering van do technische vooruitgang op het hoogste peil der drie landbouwhuishoudingen voorzien. De twee hierboven vermelde beslissingen zouden bij hun toepassing gunstigo gevolgen voor de Unie kunnen hebben. Ondanks de inspanningen van bet Instituut tot Aanmoediging van het Wétenschappelijk Onderzoek in Nijvorheid en Landbouw en van het Proefstation voor de Veredeling van Landbouwgewassen, en van andere (.ontra, zal hot nochtans heel wat tijd vergen vooraleer hier te lande hot sta. diurn van de technische ontwikkeling in Nederland zal bereikt zijn. Bovendien zij opgemerkt dat de hiertoe verleende credieten, voorkornend op de begroting van het Nederlandse Ministerie van Landbouw, nog steeds groter zijn dan in België. Ten slotte zou de vermindering of de opheffing der toelagen in Nederland het probleem van de Nederlandse uitvoer van een deel der laudbouwproducten en voedingsmiddelen onder een nieuw daglicht stellen en zijn oplossing bemoeilijken. Het is dan ook gewenst die maatregelen met omzichtigheid te overwegen en naar hun juiste waarde te scha.tten. Het Protocol van Luxemburg voorziet een lijst van producten die alleen tot het wederzijds ruilverkeer vrijelijk kunnen toegelaten worden, zo de ondor do partijen overeengekornen rninirnaprijzen worden toegepast. Die Iijst is niet beperkend. Er is inderdaad voorzien dat andere landbouwproducten of voedingsmiddelen op die lijst mogen gebracht worden, indien de normale concurrentievoorwaarden ten gevolge van invoering van kunstmatige factoren worden. gewijzigd. Van Belgische zijde zijn de producten, welke aan het régime der rninirnaprijzen onderworpen zijn, eveneens van een vergunning afhankelijk. Zuiks wordt verklaard door de omstandigheid dat het hier gaat om conjunctuurgevoelige producten die voor de voedirig van mens en dier van essentieel belang zijn. In ieder geval mogen do producten, vermeld op do lijst, niet tegenover derde landen worden vrijgernaakt. Het Protocol van Luxernburg bepaalt eveneens de te volgen procedure bij een betwisting over de minimaprijzen. Indien de Commissie voor Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening bet oneens moest worden over eon minirnumprijs of over zijn toepassing, moet het geschil aan eon bijeenkomst der ministers van do drie regeringen worden voorgelegd. Deze laatste zijn er toe gehouden, binnen do acht dagen, eon onmiddellijk uitvoerbare beslissing te treffen. Ingeval een maatregel niet eenparig door de loden van do bijeenkomst kan aanvaard worden, is do rege (1) LAgrtcutteur, 19 Augustus 1951, blz. 1. (1) ALPH. CONIX,.. L'agriculture beige et le Protocole de Luxem )ourg, Etudes économiques, December 195, biz

19 ring van het invoerland, die het geschil te berde bracht, vrij onverwijid de beslissing toe te pa.ssen die zij voor de vrijwaring barer belangen geschikt acht. Ingeval de beslissing van bet invoerland ernstig de belangen van het uitvoerland zou schaden, is er een beroep op arbitrage voorzien. Een termijn van twee maanden wordt aisdan aan de scheidsrechters verleend om een modus vivendi te aanvaarden, die onmiddellijk uitvoerbaar is. in December 195 gingen de te 'sgravenhage vergaderde ministers accoord om die paragraaf in beraad te houden tot na de goedkeuring van dat protocol door bet Belgische en Luxemburgse Parlement. Ten.einde het peil der minimaprijzen te verzekeren, zullen heffingen, gelijk aan bet verschil tussen de overeengekomen minimumprijs en de binnenlandse prijs op de uitvoermarkt, door het uitvoerland worden geheven. Het totaalbedrag dier heffingen zal gelijkelijk tussen Nederland en de B.L.E.U. bij het einde van elk kwartaal verdeeld worden. De beschikkingen van het Protocol van Luxemburg werden niet met eenparige stemmen goedgekeurd. De tekst liet een al te grote speelruimte aan de beoordeling en ook het begrip zelf van de minimaprijzen, zoals vastgesteld in het Protocol van 9 Mei 1947, vertoonde vrij grote leemten. Hierin trachtte de ministeriële bijeenkomst te 'sgravenbage, op 28 en 29 December 195, te voorzien. De minimaprijzen ziju er als volgt bepaald < De prijzen welke in bet invoerende land in feite gelden voor de producten welker kwaliteit, soort en varieteit door de bevoegde instanties zijn vastgesteld >>. Hetzelfde protocol vult daarna de beschikkingen aan van bet Protocol van Luxemburg, wat de toepassing der minimaprijzen betreft. In dit opzicht belast het de Commissie voor Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening het prijsverloop regelmatig te volgen : << Stelt de Oommissie vast dat de geldende prijzen beneden het vastgestelde niveau blijven, dan is het invoerende land op grond hiervan zonder meer bevoegd om bij wijze van couservatoire maatregel de invoer van de betrokken producten stop te zetten in afwachting van een door de Commissie L.Y.Y. daartoe binnen drie dagen bijeenkomende of door de vergadering van Ministers te nemen beslissing terzake van bet haar voorgelegde probleem. Evenzo zal het eventueel berstel der prijzen op het vastgestelde niveau, zoals dit geconstateerd wordt door genoemde delegatie van bet uitvoerende land, zonder meer de bevoegdheid met zich medebrengen de uitvoer te herstellen. 147

20 ALGEMENE TELLING VAN DE LANDBOUW EN DE VEETEELT OP is MEl 1951 Bij een vergelijking van de totale teeltoppervlakte der jaren 195 en 1951, zoals zij blijkt uit de tellingen op 15 Mei, dient bedacht dat die van 195 een tienjaarlijkse telling is welke in verschillende omstandigheden wordt gehouden. De verschillen in de nitkomsten der twee tellingen zijn ten dele toe te schrijyen aan de wijze waarop de waarneming gebeurt. Zo dient geen al te groot belang gehecht aan de vermindering der gezamenlijke teeltoppervlakte met Ca. 25. ha en zuiks niet alleen om de hierboven vermelde reden, doch ook omdat psychologische factoren, met name de vrees voor een mobilisatie van de oogsten in verband met de aanslepende oorlog in Korea, de aangiften in 1951 beinvloedden. Nochtans staat het vast dat de bebouwbare oppervlakte in Belgie van jaar tot jaar inkrimpt, wegens de vooruitgang van de stedebouw, de aanleg van wegen, kampen en vliegvelden, alsook ten gevolge van de industriële aanwending of de herbebossing van zekere gronden. Over het geheel beantwoorden de voornaamste resultaten van de telling aan het verloop van de weersomstandigheden en de economische verhoudingen. Naast de eisen van de wisselbouw hield de landbouwer, bij de uitzaai, rekening met de rendabiliteit der prijzen welke op het ogenblik van de uitzaai worden betaald. Dc uitbreiding van de viasteelt is hiervan het meest sprekende voorbeeld. Broodgranen 7'arwe Dé ongunstige weersgesteldheid bij het einde van 195 samen met de invoering van het stelsel der toewijzingen voor de bietenleveringen aan de suikerfabrieken verkiaren de inkrimping van het areaal wintertarwe. Daar anderzijds de landbouwers de gewaarborgde tarweprijs ontoereikend achtten, zagen zij hierin geen aanleiding om de oppervlakte besteed aan de zomertarwe uit te breiden. EindeJanuari 1951 was het jaarlijks contingent van 55. t, dat in het raam van de Internationale Tarweovereenkomst wordt ingevoerd, practisch geleverd. Besprekingen werden aangeknoopt met Canada, Italië en Nederland, ten einde aanvullende hoeveelheden te verkrijgen. Zij leidden. tot geen resultaat. Getelde teeltoppervlakten op 15 Mei 195 en 1951 Bron : Nattonaal InsUtuut voor de Stat2sUe1. Aard der teolt I (1) (hectaren) Brood granen Tarwe Rogge Spelt Magteluin Totaal brood granen.. j A ndere granen Geret Haver Boekweit Mats voor het zaad Totaalanderegrcznen I TOTAAL OBANEN Nijverheid8en oliehoudende gewas8en Suikerbieten Vies Cichore) Andere nijverheids. en oliehoudende gewassen Totaat nijverheids en oliehoudende gewa88en Wortel en knolgewassen Aardappelen Voederbieten on halfsujkerbjeten Andere wortelgewassen Totaal wortel. en knolgewa8sen Andere teelten Veevoeder Weiland Andere teelten (2) Totaal der andere Leelten EINDTOTAAL DEB TEELTEN (1)Voorlopige cijfers. (2)Met inbegrip van de teelten onder glas en de peulvruchten geteeld voor bet zaacl. Tenslotte kocht de Handelsdienst voor Ravitaillering op de vrije markt, en door tussenkomst van de invoerders, 54. t Amerikaanse en Argentijnse tarwe tegen hogere prijzen dan die door do Internationale tarweovereenkomst gewaarborgd. Gedurende het afgelopen landbouwjaar werden 15. tot 2. t inheemse tarwe aan de broodfabricage onttrokken en voor de veevoeding bestemd. Zulks is te verkiaren door de omstandigheid dat de gemiddelde richtprijs voor inheemse tarwe aanmerkelijk beneden de maisprijs bleef. 148

Zitting 1964-1965-7800

Zitting 1964-1965-7800 Zitting 1964-1965-7800 3 RIJKSBEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR 1965 HOOFDSTUK IXA - NATIONALE SCHULD MEMORIE VAN TOELICHTING NR. 2 Algemeen Een vergelijking van de ramingen voor het dienstjaar 1965 met die

Nadere informatie

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement; Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 [Regeling vervalt per 01-04-2015.] Zichtdatum 07-02-2018 Geldend van 01-01-2010 t/m 31-03-2015 Regeling uitkering substantieel bezwarende functies

Nadere informatie

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP 136 (1973-1974) - N 1 CULTUURRAAD VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 1973-1974 12 DECEMBER 1973 ONTWERP VAN DECREET houdende aanpassing van de begroting van de Culturele Zaken van de Nederlandse

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 29.11.2017 COM(2017) 699 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de gegevens met betrekking tot de budgettaire gevolgen van de jaarlijkse

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 090 IXA Wijziging van de sstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Paritair Comité voor de casinobedienden

Paritair Comité voor de casinobedienden 2170000 Paritair Comité voor de casinobedienden kledingsfonds... 2 Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 oktober 1976... 2 Bijdrage van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemers... 3 Collectieve

Nadere informatie

van Belgische zijde: de heer Dr. Arthur NOKERMAN, Secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg,

van Belgische zijde: de heer Dr. Arthur NOKERMAN, Secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg, Administratieve schikking houdende de toepassingsmodaliteiten van de Overeenkomst betreffende de Sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Staat Israël, ondertekend te Brussel op 5 juli 1971

Nadere informatie

Paritair Comité voor de wapensmederij met de hand

Paritair Comité voor de wapensmederij met de hand 1470000 Paritair Comité voor de wapensmederij met de hand Eindejaarspremie... 2 Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1974 (3.071)... 2 Vervoerskosten... 3 Collectieve arbeidsovereenkomst van

Nadere informatie

Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 1000 VII Al 1 2

Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 1000 VII Al 1 2 Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 1000 VII Al 1 2 Artikel II. Op artikel 12 van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk worden aangewezen de tot het dienstjaar 1949 behorende uitgaven, welke de Nationale

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104 19 (1950) No. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1956 No. 104 A. TITEL Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, met Bijlage; Brussel,

Nadere informatie

Art. 132, eerste lid, 7 en 8, en tweede lid, WIB 92. zoals gewijzigd door art. 2, W en van toepassing vanaf aj. 2006

Art. 132, eerste lid, 7 en 8, en tweede lid, WIB 92. zoals gewijzigd door art. 2, W en van toepassing vanaf aj. 2006 Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/5C Circulaire nr. Ci.RH.331/594.501 (AOIF Nr. 65/2010) dd 25.10.2010 Personenbelasting Berekening van de belasting Belastingvrije

Nadere informatie

VLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1989. Stuk 71B (BZ 1988) - Nr.

VLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1989. Stuk 71B (BZ 1988) - Nr. Stuk 71B (BZ 1988) Nr. 1 VLAAMSERAAD BUITENGEWONE ZITTING 1988 ONTWERP VAN DECREET houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1989 INHOUD Blz. Ontwerp van decreet.....................................................................................

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 726 Afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale

Nadere informatie

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP 5 IV (19751976) Nr. 1 CULTUURRAAD VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 19751976 ONTWERP VAN DECREET houdende aanpassing van de begroting van de Culturele Zaken van de Nederlandse Cultuurgemeenschap

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten Ontwerpadvies van 9 september 2015 In het kader van een individuele vraagstelling omtrent

Nadere informatie

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP Stuk 9 B (19791980) Nr. 1 ARCHIEF VLAAMSE RAAD ferugf3ezorgen CULTUURRAAD VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 1979 1980 14 SEPTEMBER 1980 ONTWERP VAN DECREET houdende eindregeling van de begroting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 290 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op loonbelasting 1964 in verband met stapsgewijze verhoging

Nadere informatie

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan?

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan? Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan? Hoe heeft de sociale zekerheid de economische crisis van 2009 en 2012 doorstaan? Die twee jaar bedraagt de economische groei respectievelijk -2,8% en

Nadere informatie

Ministerieel besluit van 8 juli 1966 (B.S. van 9.8.1966) houdende de interne regeling van de controle op de vastlegging van de uitgaven.

Ministerieel besluit van 8 juli 1966 (B.S. van 9.8.1966) houdende de interne regeling van de controle op de vastlegging van de uitgaven. Ministerieel besluit van 8 juli 1966 (B.S. van 9.8.1966) houdende de interne regeling van de controle op de vastlegging van de uitgaven. COORDINATIE WIJZIGEND BESLUIT 1. M.B. van 14.4.1967 (B.S. van 6.5.1967)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 726 fschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale

Nadere informatie

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB 1 Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB (Nationale Bank van België) hebben gepubliceerd. Ondernemingen

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2012

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2012 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2012 Een vooruitblik op de schuld, de schuldenlastbetalingen in 2013-2045

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 376 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met het onder de prestatiebeurs brengen van de reisvoorziening Nr. 3 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 4 Besluit van 20 december 1995, houdende wijziging van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de Uitkeringsregeling 1966 Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 19961 Voorstel van Wet van de leden Wolters, G. Terpstra en Gerritse tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige sociale

Nadere informatie

:Rendabiliteit van de categorieën van verzekeringsprodukten LEVEN.

:Rendabiliteit van de categorieën van verzekeringsprodukten LEVEN. 57.620/PC4/VK Brussel, 3 december 1992. MEDEDELING D. 104. Betreft :Rendabiliteit van de categorieën van verzekeringsprodukten LEVEN. I. INLEIDING. In het raam van de a posteriori controle, is het van

Nadere informatie

Vakantiegeld... 2 Jaarlijkse gratificatie... 2 Jaarlijkse premie... 4 Bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten van het personeel...

Vakantiegeld... 2 Jaarlijkse gratificatie... 2 Jaarlijkse premie... 4 Bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten van het personeel... 3100000 Paritair Comité voor de banken Vakantiegeld... 2 Jaarlijkse gratificatie... 2 Jaarlijkse premie... 4 Bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten van het personeel... 4 De hierna vermelde CAO

Nadere informatie

Deel 4: CM in cijfers

Deel 4: CM in cijfers Deel 4: CM in cijfers Ledentallen Tabel 1: Verdeling van de leden per verzekeringsinstelling voor de algemene regeling op 31 december 217 (totaal in regel) Verzekeringsinstelling Aantal leden % leden LCM

Nadere informatie

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 25 oktober 2016

De raad van de gemeente Tholen. Tholen, 25 oktober 2016 No.: Portefeuillehouder: Wethouder F.J.A. Hommel Afdeling: Samenleving Behandelaar: C.L. Aarnoudse De raad van de gemeente Tholen Tholen, 25 oktober 2016 Onderwerp: Voorstel om uw opvattingen kenbaar te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 33 280 IXA Wijziging van de sstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) Nr. 2 HERDRUK 1 MEMORIE

Nadere informatie

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006. (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006. (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006 (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels Aangevuld, gewijzigd of aangepast door: - de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen (I) (B.S. 31 december

Nadere informatie

A 2012 N 90 PUBLICATIEBLAD

A 2012 N 90 PUBLICATIEBLAD A 2012 N 90 PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van de 10 de december 2012, strekkende tot uitvoering van artikel 57, eerste lid, ten 2, van de Zegelverordening 1908. In overweging

Nadere informatie

Deel 4: CM in cijfers

Deel 4: CM in cijfers Deel 4: CM in cijfers Tabel 1: Verdeling van de leden per verzekeringsinstelling voor de algemene regeling op 31 december 2016 (totaal in orde) Verzekeringsinstelling Aantal leden % leden LCM 4.081.849

Nadere informatie

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid 1 Inleiding Tijdens het laatste kwartaal 21 is het aantal alleenwonenden in de loop van de eerste vergoedingsperiode ( 1 jaar) aanzienlijk

Nadere informatie

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling 4. Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk Art. 194ter.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 MAART 2011 S.09.0099.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0099.F BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen C. P. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 565 IXA Wijziging van de sstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2010 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN

Nadere informatie

INHOUD. Veertigste jaargang Deel II Juli-december De monetaire school versus de inkomens-bestedingsmethode, door Prof. R.T. Selden.

INHOUD. Veertigste jaargang Deel II Juli-december De monetaire school versus de inkomens-bestedingsmethode, door Prof. R.T. Selden. NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS INHOUD Veertigste jaargang Deel II Juli-december 1965 ALGEMEEN Blz. De monetaire school

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22126 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) voor het jaar 1991 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ; Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/5C Circulaire nr. Ci.RH.331.611.085 (AAFisc Nr. 41/2011) dd 22.08.2011 Personenbelasting Berekening van de belasting Berekening

Nadere informatie

A 2012 N 2 PUBLICATIEBLAD

A 2012 N 2 PUBLICATIEBLAD A 2012 N 2 PUBLICATIEBLAD MINISTERIËLE REGELING, MET ALGEMENE WERKING, van de 17 de januari 2012 tot wijziging van de Gezamenlijke beschikking AOV/AWW en loonbelasting 1976 1 DE MINISTER VAN FINANCIËN

Nadere informatie

3.4 Financieel verslag

3.4 Financieel verslag 3.4 Financieel verslag Verplichte Ziekteverzekering (VP) Afsluiting 2012 2011 Het RIZIV heeft op het moment van de redactie van dit jaarverslag de rekeningen van de verplichte verzekering met betrekking

Nadere informatie

Rolnummer 5855. Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Rolnummer 5855. Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T Rolnummer 5855 Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13, tweede lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende preventie van of de schadevergoeding

Nadere informatie

BERICHT Nr. 27 PP 3 juli 2000

BERICHT Nr. 27 PP 3 juli 2000 BERICHT Nr. 27 PP 3 juli 2000 HAARD- EN STANDPLAATSTOELAGE Tabel van de van kracht zijnde bijvoegsels bij bericht 27 PP van 2000 Nr. van het bijvoegsel Nr. en jaar van het bericht Wijzigingen 2 50 PP/2001

Nadere informatie

GALAPAGOS. Bijzonder verslag van de Raad van Bestuur overeenkomstig artikel 596 van het Wetboek van Vennootschappen

GALAPAGOS. Bijzonder verslag van de Raad van Bestuur overeenkomstig artikel 596 van het Wetboek van Vennootschappen GALAPAGOS Naamloze Vennootschap Generaal De Wittelaan L11 A3, 2800 Mechelen, België Ondernemingsnummer: 0466.460.429 RPR Antwerpen, afdeling Mechelen (de Vennootschap ) Bijzonder verslag van de Raad van

Nadere informatie

Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk

Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk 2140000 Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Sectoraal akkoord 2009 2010... 2 Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2009 (92.203)... 2 Invoering van een nieuwe

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14162 Nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 67 Wet van 13 december 2000, houdende wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen

Nadere informatie

Kas en stukken met geldwaarde

Kas en stukken met geldwaarde KLASSE 3 FINANCIELE REKENINGEN Deze klasse bevat de rubrieken en de rekeningen van de geldwaarden, de deposito's op zicht en op termijn, de leningen en voorschotten op één jaar en minder, alsook de effectenportefeuilles.

Nadere informatie

Artikel 26. OPGEPAST INTERPRETATIEREGEL 01 wordt opgeheven vanaf 01/11/2013 : B.S

Artikel 26. OPGEPAST INTERPRETATIEREGEL 01 wordt opgeheven vanaf 01/11/2013 : B.S Artikel 26 Interpretatieregel 01 OPGEPAST INTERPRETATIEREGEL 01 wordt opgeheven vanaf 01/11/2013 : B.S. 11-10-2013 Mag het bijkomend honorarium voor dringende technische verstrekkingen worden vergoed voor

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 19 TER VAN 5 MAART 1991 TOT VERVAN- GING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR.

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 19 TER VAN 5 MAART 1991 TOT VERVAN- GING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 19 TER VAN 5 MAART 1991 TOT VERVAN- GING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 19 VAN 26 MAART 1975 BETREFFENDE DE FINANCIELE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVERS IN DE PRIJS

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 378 Besluit van 1 augustus 1995 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (aanvulling invaliditeitspensioen bij door

Nadere informatie

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Nr 3213 ar. JZio GEMEENTE DORDRECHT UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden. Artikel l Deze verordening verstaat onder: a. ontslag: ontslag als bedoeld in artikel H 12a van het Algemeen Ambtenarenreglement

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STTSCOURNT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36639 30 december 2014 ijstellingsregeling directe belastingen 2015 30 december 2014 Nr. D2014/520M Directoraat-Generaal

Nadere informatie

3. Herziening van de methodologie met betrekking tot de sector van de verzekeringsinstellingen

3. Herziening van de methodologie met betrekking tot de sector van de verzekeringsinstellingen Integrale versie 3. Herziening van de methodologie met betrekking tot de sector van de verzekeringsinstellingen Om tegemoet te komen aan de voorschriften van het ESR 1995, werd de op de verzekeringsinstellingen

Nadere informatie

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld

5. VERDIEPINGSBIJLAGE. 5.1 Financiering staatsschuld 5. VERDIEPINGSBIJLAGE 5.1 Financiering staatsschuld In tabel 1 en 2 worden de opbouw van de uitgaven en ontvangsten en uitgaven sinds ontwerpbegroting 2001 toegelicht. Tabel 1: Opbouw uitgaven (x EUR 1

Nadere informatie

Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking. Werkkleding... 2

Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking. Werkkleding... 2 2220000 Paritair Comité voor de bedienden van de papier- en kartonbewerking Werkkleding... 2 Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 augustus 2007 (85.111)... 2 Vervoerskosten... 4 Collectieve arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JUNI 2015 C.12.0176.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0176.N STAD GENT, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met kantoor te 9000 Gent, Botermarkt 1, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - september 2015

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - september 2015 Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - september 2015 n 26 T/3 www.notaris.be VASTGOEDACTIVITEIT IN BELGIË 99,8 101 102,1 102,6 106,4 106,8 101,7 103,4 105,9 94,1 94,9 102,8 98,9

Nadere informatie

Circulaire Nr. Ci.RH.241/ (AAFisc 21/2011) dd

Circulaire Nr. Ci.RH.241/ (AAFisc 21/2011) dd Algemene administratie van de FISCALITEIT Centrale diensten Directie I/5A Circulaire Nr. Ci.RH.241/607.210 (AAFisc 21/2011) dd. 15.04.2011 Inkomstenbelasting Aanvullende vergoeding Forfaitaire vergoeding

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2015 No. 11 Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 15 de mei 2015, tot wijziging van het Gevarenklassenbesluit ongevallenverzekering in verband met

Nadere informatie

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2001 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2...

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2001 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2... Identiteit :.. Repertoriumnummer :.. Nationaal nummer : TABEL voor de berekening van de vrijstelling voor bijkomend personeel (art. van de Programmawet van 0.. tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap,

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT INHOUD. Zevenendertigste jaargang Deel II Juli-december 1962

TIJDSCHRIFT INHOUD. Zevenendertigste jaargang Deel II Juli-december 1962 NATIONALE BANK VAN BELGIE Studiedienst TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHUNT MAANDELIJKS INHOUD Zevenendertigste jaargang Deel II Juli-december 1962 ALGEMEEN Nr. Blz. Produktie- en investeringstempo's,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 023 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet toezicht financiële verslaggeving in verband met de herziene richtlijn prospectus

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 399 Wet van 27 juni 2002, houdende de Wet op het BTW-compensatiefonds Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945 NATIONALE BANK VAN BELGIË' Afdeeling Studiën en Documentatie O TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks Birtiotlitg!e. INHOUD Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste

Nadere informatie

Jaarstukken 2000 INGEKOMEN 2 3APR. 2013. Stichting Openbare Golfcourse Zeegersloot, Alphen aan den Rijn

Jaarstukken 2000 INGEKOMEN 2 3APR. 2013. Stichting Openbare Golfcourse Zeegersloot, Alphen aan den Rijn INGEKOMEN 2 3APR. 2013 Stichting Openbare Golfcourse Zeegersloot, Alphen aan den Rijn Jaarstukken 2000 Alphen aan den Rijn, 12 april 2001 Dit rapport heeft 9 pagina's Inhoudsopgave Jaarstukken Balans per

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 69 Wet van 20 december 2001 tot wijziging van een aantal wetten in verband met de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel

Nadere informatie

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_/afdrukken Page 1 of 5 Wet financiering decentrale overheden (Tekst geldend op: ) Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het

Nadere informatie

Voor de buitengewone dienst is nog steeds een gedetailleerde voorstelling per budgettaire functie van 8 cijfers vereist.

Voor de buitengewone dienst is nog steeds een gedetailleerde voorstelling per budgettaire functie van 8 cijfers vereist. BEGROTING 2017 door het College van Burgemeester en Schepenen VERSLAG EN COMMENTAAR van dhr. C. Beoziere, Schepen van Financiën Het project van de begroting 2017 werd opgesteld in overeenstemming met het

Nadere informatie

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: Koninklijk besluit van 30 januari 2003 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning van de toelage tot ondersteuning van acties die betrekking hebben op de bevordering

Nadere informatie

ONDERFINANCIERING HOGER ONDERWIJS IN KAART

ONDERFINANCIERING HOGER ONDERWIJS IN KAART 2016-04-13 ONDERFINANCIERING HOGER ONDERWIJS IN KAART Inleiding In wat volgt wordt een overzicht gegeven van de besparingsmaatregelen tijdens deze legislatuur op de werkingstoelagen en op de sociale toelagen,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 9754 2 juli 2009 Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister voor

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 461 Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet

Nadere informatie

SIBELGA. Intercommunale vereniging die de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Boekjaar 2016.

SIBELGA. Intercommunale vereniging die de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Boekjaar 2016. RVB 2016.10.17 Nota S-918 SIBELGA Intercommunale vereniging die de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boekjaar 2016 REKENINGEN OP 30 JUNI Toelichting

Nadere informatie

VR DOC.0834/4BIS

VR DOC.0834/4BIS VR 2018 2007 DOC.0834/4BIS Bijlage 3 Besluit van de Vlaamse Regering houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van. 2014; Besluit van houdende wijziging van het Besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag in verband met gewijzigde percentages met ingang van het berekeningsjaar 2015 Op de voordracht van Onze

Nadere informatie

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2010 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2...

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2010 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2... Identiteit:.. Repertoriumnummer:.. Ondernemingsnr. of nationaal nr.:. TABEL voor de berekening van de vrijstelling voor bijkomend personeel (artikel 67ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992)

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STTSCOURNT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20619 17 juli 2015 Regeling van de Minister van innenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 juli 2015, nr. 2015-0000387198,

Nadere informatie

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Oktober - december 2013

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Oktober - december 2013 Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Oktober - december 2013 n 19 T/4 www.notaris.be VASTGOEDACTIVITEIT IN BELGIË 87,7 101,6 100 99,8 101 102,1 102,6 106,4 106,8 101,7 99,2 99,2 102,8

Nadere informatie

' NG K 7 23^ Jaarstukken 2002. Stichting Openbare Golfcourse Zeegersloot, Alphen aan den Rijn

' NG K 7 23^ Jaarstukken 2002. Stichting Openbare Golfcourse Zeegersloot, Alphen aan den Rijn ' NG K 7 23^ Stichting Openbare Golfcourse Zeegersloot, Alphen aan den Rijn Jaarstukken 2002 Alphen aan den Rijn, 3 maart 2003 Dit rapport heeft 9 pagina's Inhoudsopgave Jaarstukken Jaarrekening Balans

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen Samenvatting : vrijstelling van de TOB met betrekking tot verrichtingen

Nadere informatie

Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed

Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 18 januari 25 Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed Drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

ACHTERGRONDINFORMATIE STAALBANKIERS HYPOTHECAIRE LENING IN ZWITSERSE FRANKEN

ACHTERGRONDINFORMATIE STAALBANKIERS HYPOTHECAIRE LENING IN ZWITSERSE FRANKEN Staalbankiers N.V. Postbus 327 2501 CH DEN HAAG ACHTERGRONDINFORMATIE STAALBANKIERS HYPOTHECAIRE LENING IN ZWITSERSE FRANKEN Deze achtergrondinformatie bij de Staalbankiers hypothecaire lening in Zwitserse

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 404 Besluit van 29 augustus 2011, houdende regels inzake doorberekening van kosten van de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 943 Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken

Nadere informatie

1.2 De bank heeft een op 7 januari 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 De bank heeft een op 7 januari 2011 gedateerd verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2011-07 d.d. 16 juni 2011 (mr. A. Rutten-Roos, voorzitter, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.H.J. Mijnssen en mr. F. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Voor elke categorie (zie algemene methodenota) van pensioengerechtigden wordt een verdeling opgemaakt.

Voor elke categorie (zie algemene methodenota) van pensioengerechtigden wordt een verdeling opgemaakt. 4 Zelfstandigenpensioenen Toestand op januari 200 In dit hoofdstuk worden de verschillende aspecten van de pensioenregeling voor zelfstandigen toegelicht: De zelfstandigenpensioenen verdeeld volgens het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 384 Wet van 18 juni 2009 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en enkele andere wetten in verband

Nadere informatie

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013

2) Wanneer gaan de verschillende maatregelen in? Per 1 januari 2013 Oktober 2012 Nieuws hypotheekrenteaftrek Zoals het er nu voorstaat zal er vanaf 2013 alleen aftrek worden genoten voor hypotheekrente bij minimaal een annuïtaire aflossing. Op dit moment mag je nog de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2251 6 februari 2012 Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten verbindingskantoren AWBZ 2012 23 januari

Nadere informatie

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen t7 7 Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen tweede kwartaal 28 Publicatiedatum CBS-website: 8 oktober 28 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil

Nadere informatie

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend als schriftelijk

Nadere informatie

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945 NATIONALE BANK VAN BELGIË Afdeeling Studiën en Documentatie O TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks INHOUD Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945 Nummer van het Tijdschrift

Nadere informatie

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 1999 betreffende het verlaagd tarief van de successierechten in geval van overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen (van toepassing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Zitting - Rijksbegroting voor het dienstjaar 14100 XV Sociale Zaken Nr. 5 RAMINGSSTAAT VAN DE MIDDELEN 2 vel Tweede Kamer, zitting -, 14100 hoofdstuk XV, nr. 5 1 VERGELIJKEND

Nadere informatie

SIBELGA. Intercommunale vereniging die de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Boekjaar 2015.

SIBELGA. Intercommunale vereniging die de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Boekjaar 2015. RvB van 19.10.2015 S-889 SIBELGA Intercommunale vereniging die de vorm heeft aangenomen van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Boekjaar 2015 REKENINGEN OP 30 JUNI Toelichting

Nadere informatie