Digilemma. = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Digilemma. = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem"

Transcriptie

1 Digilemma L1 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement de (e)l van Leo De L of el.../ ±...\ is de twaalfde letter van het alfabet. L, de hoofdletter, is niet alleen een letter, maar ook...: /...\ het Romeinse cijfer voor 50. En de kleine letter l is een afkorting, voor liter. ± Dus 50 l benzine betekent 50 liter benzine. de la(de)/lades Je moet de la onder het tafelblad voorzichtig #..\ anders komt hij scheef te zitten en loopt hij niet meer. open en dicht schuiven../ Als je de linker la opentrekt../ #..\ zie je de schaar zó liggen. Er ligt een extra dekbed in de la onder mijn bed. ± Handig hoor, zo n schuifbak op wieltjes! ~ Die brief is ergens onder in een la terecht ± Niemand heeft er verder aandacht aan besteed. gekomen. <>Hij is direct in behandeling genomen. ^ In dit bureau heb je veel opbergruimte: een grote la, twee kleine laatjes, kastjes aan beide kanten en er is zelfs een geheim laatje. laag/lage In deze omgeving staan bijna alleen lage huizen. ± Geen enkel huis heeft meer dan twee verdiepingen. <>Je ziet dat ene hoge gebouw in de wijde omtrek. Wat komen de vliegtuigen hier laag over! We zitten vlak bij Schiphol, ze zijn hier aan de landing bezig òf ze stijgen net op. De lage landen bij de zee? ± Ja, daar bedoelen ze Nederland mee. Bij laag water is het strand heel breed. ± Bij eb kun je het beste een strandwandeling maken. <>Bij hoog water, bij vloed dus, is er alleen een smalle strook mul zand; vermoeiend! Je kunt hoog of laag springen../ «..\ je krijgt géén nieuwe fiets, wàt je ook zeurt! Jij zoekt spijkers op laag water! ± Natuurlijk heb jij weer wat aan te merken! Door al dat drinken is hij aan lager wal geraakt. ± Hij leeft nu aan de onderkant van de maatschappij. Vroeger gingen kinderen van 6 jaar naar de ± Nu gaan ze met 4 jaar naar de basisschool. lagere school. ~ Die lessen zijn laagdrempelig. ± Iedereen kan daar naar toe, er worden geen hoge eisen gesteld (aan vooropleiding bv.) ~ Ik vind zijn humor erg laag-bij-de-gronds. ± Hij is vaak zo grof, zo vulgair, zo plat. <> Ik houd meer van fijne humor. ~ Wat vind ik dat laag van je! ± Wat een gemene streek! Die spullen worden voor een lage prijs in een ± Ze kosten daar maar een habbekrats../ derdewereldland ingekocht. <>..\ en als ze hier eindelijk in de winkel liggen zijn ze peperduur. Een zanger met een heel lage stem heet een bas. <> De sopraan is de zangeres die heel hoog kan zingen. Je moet die piano laten stemmen, een paar tonen ± Die zijn wel een halve toon gezakt; ze geven veel te klinken veel te laag. weinig trillingen per seconde. Hartstikke vals! Ik word gek van die house-muziek, die lage tonen ± En die bassen bijstellen? Vergeet het maar! dreunen zo door! Jullie moeten eens een toontje lager zingen! <> Jullie blazen veel te hoog van de toren! ± Jullie moeten wat bescheidener zijn. ^ hoog, laag, breed, smal, diep, dik, dun, groot, klein: woorden die de afmetingen van een voorwerp aangeven. de laag/lagen Een huis met 4 verdiepingen heeft minstens...\ de begane grond, waar je ook binnen komt, plus vier 5 lagen:.../ woonlagen erop. Laagje voor laagje wordt de grond bij het oude huis ± In elke laag kunnen resten of complete voorwerpen gevonden afgegraven. worden, die de mensen in vroegere tijden gebruikten.

2 de laagvlakte/-en Nederland is een laagvlakte. Het hoogste punt is ±300m boven de zeespiegel../ ±.. \ een echt laag en vlak land dus, geen enkele berg! <>Zuid-Afrika ligt op een hoogvlakte. de laan/lanen Ze wonen in een brede laan. ± Je weet wel, zo n straat met een rij bomen aan iedere kant. <>Dat is wat anders dan midden in de stad, in zo n smal steegje! Als je slecht werk levert, word je de laan ± Dan word je onherroepelijk ontslagen. uitgestuurd. ^ je kunt wonen: in een straat, op/in/aan een laan, op een plein, aan een gracht, op een kade, in een steeg, op/aan een weg de laars/laarzen Met dat slechte weer doe ik liever laarzen aan../ «.. \ dan lage schoenen. Mooie laarsjes heb je aan! <>Ja hè, t is weer eens wat anders dan gewone schoenen. Hij lapt alle waarschuwingen van de dokter aan <>In plaats dat hij ze ter harte neemt,../ z n laars en gaat gewoon door met roken. ±..\ trekt hij zich er niets van aan. ^ schoenen, pantoffels, muilen, slippers, laarzen, sandalen, klompen, gympen: schoeisel. laat/late Ik ga naar bed, t is al laat en ik ben moe. <>Ik moet morgenochtend weer vroeg op. Laten we nog even naar het late journaal kijken. <>Nou, nee, ìk zie t morgen wel op t ontbijtnieuws. Ze werkt van de vroege morgen tot de late avond. ± Ze werkt de godganse dag. We hebben dit jaar een late lente. ± t Duurt lang voor het lente wordt. Hoe laat is het eigenlijk? ± Weet jij de juiste tijd? «t Is bijna half twaalf. Toen ze zijn ogen zag, wist ze al hoe laat t was. ± Ze zag aan zijn ogen dat hij boos was. Vroeg of laat zal hij toch moeten gaan werken. ± Hij zal er ééns aan moeten geloven, aan regelmatig werk. Hij heeft eindelijk z n rijbewijs. ± t Zal tijd worden!/ Is t er toch nog van gekomen? Hè, hè, beter laat dan nooit. Ik wilde het kind nog waarschuwen, maar t was ± Het ongeluk was al gebeurd. al te laat. ~ Mijn neef is een typische laatbloeier:../..\ op school was hij maar een middelmatige leerling, maar toen hij een stuk ouder was ontwikkelde hij zich tot een ware geleerde! Zie ook: >>> later laatst Digilemma Laatst ben ik een oude buurjongen tegengekomen. ± Een poosje geleden liep ik hem tegen het lijf. Vertelde jij me laatst niet dat Piet ging trouwen? ± Inderdaad, dat heb ik je kort geleden verteld. Ik heb hem 3 jaar geleden voor t laatst gezien. ± De laatste keer was 3 jaar geleden. <> 10 jaar geleden zag ik hem voor t eerst. Ik help je nu voor het laatst! «Daarna doe je het zelf maar! Hij kwam het laatst binnen../ <>..\ en ging het eerst weer weg. De vergadering duurde uren en op t laatst was ± Aan het eind van de vergadering stond men bekaf op en ging iedereen doodmoe naar huis. Wie het laatst lacht, lacht het best. ± Wacht maar, ik krijg jou nog wel (te pakken)! L2

3 Digilemma = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement L3 laatst/ -e De laatste week van de vakantie regende het. <>De eerste week scheen iedere dag de zon. Dat was de laatste keer dat ik haar gezien heb. <>Dat was zo n twee jaar na onze eerste ontmoeting. ± Daarna heb ik haar nooit meer gezien. Sonja nam de laatste appel. # Toen was de schaal leeg en../ ±..\ waren de appels op. Ze is de laatste tijd vaak ziek. ± Vroeger was ze altijd fit. En nu voor de laatste keer: mond dicht! ± Ik waarschuw niet nóg een keer: stilte! Wil de laatste het licht uitdoen? ± Wil de persoon die t laatst weggaat, t licht uitdoen? Ze kwamen op t laatste moment aanhollen. ± Ze haalden de trein op t nippertje. <>Anders zijn ze altijd royaal op tijd. Die jongelui kleden zich volgens de laatste mode. <>Iets van verleden jaar dragen kan absoluut niet meer. ± Alleen met de nieuwste mode kun je je vertonen. Hij moet weer het laatste woord hebben. ± Als alles al gezegd is wil hij nog een (laatste) duit in t zakje doen. Een paar uur later blies hij de laatste adem uit. ± Toen is hij overleden. Veel vrienden bewezen hem de laatste eer. ± Er waren veel vrienden op zijn begrafenis. het lab(oratorium)/ de -s (oratoria) Het bloed wordt onderzocht in het laboratorium Daar doen de laboranten er allerlei proeven mee. van het ziekenhuis. Heeft deze school ook een talenlab? Zeker, daar staat de nieuwste apparatuur: p.c. s, microfoons, CD- en DVD-recorders, afspeelapparatuur. lachen, lachte, gelachen I & II: zij lacht (om z n grapjes) Toen we dat zagen, moesten we lachen. ± Het was een heel gek gezicht. Ja, lach jíj maar../ <>..\ ík kan wel huilen, ík vind t helemaal niet leuk! Wat valt er nu te lachen? ± Wat is er nou zo leuk? De clown maakte de kinderen aan het lachen. «Na een paar minuten zaten ze te schateren. Ze moesten lachen om zijn grappen. <> De clown zelf trok een droevig gezicht. Je kunt altijd lachen met die jongen. ± Hij weet steeds weer iets geks te bedenken. En gelachen dat we hebben! <> Maar niet heus! Er viel werkelijk niets te beleven! Wie het laatst lacht,... >>> laatst Hij lacht als een boer die kiespijn heeft >>> kiespijn de ladekast/ -en In de slaapkamer staat een ladekast met 4 laden. ± Zo n kast wordt ook wel commode genoemd. <> Er staat ook een grote linnenkast, half leg- en half hangkast. ^ ladekast, linnenkast, hangkast, legkast, keukenkast, glazenkast, boekenkast, dressoir, buffet: kasten of opbergmeubelen de lamp/-en Boven de eettafel hangt een moderne lamp. Een glazen plaat met in het midden een metalen kapje en dáárin een halogeenlampje. Het licht in de gang doet het niet, de lamp is stuk. ± Kun jij er een nieuwe gloeilamp in draaien? In de meterkast ligt nog wel een peertje. Als de oven heet genoeg is, gaat het lampje uit. ± En als hij afkoelt, gaat dat rode lichtje weer aan. Na vier inbraken is de dief tegen de lamp gelopen. ± Hij is door de politie op heterdaad betrapt. ^ hanglamp, staande lamp, leeslamp, bureaulamp, schemerlamp, spot(je): verlichting

4 het land/de -en Digilemma Er zijn dieren die op het land leven../ ±..\ in holen, bomen, struikgewas. <>..\ maar ook dieren die in het water leven. De matroos riep blij: Land in zicht! <> Hij had dagenlang alleen maar zee gezien. In de havenstad gingen de passagiers aan land. ± Ze waren blij dat ze nu van boord konden gaan. <> Na een paar uur gingen ze weer aan boord. ~ Ik heb toch zo het land aan boodschappen doen. ± Heb jij daar ook zo n hekel aan? Er valt met die kinderen geen land te bezeilen. ± Er is niets met ze te beginnen. L4 De boeren bewerken het land. ± Ze ploegen de grond om, bemesten de bodem en zaaien dan in. <> De vissers claimen het water, dat ze bevissen. Sommige boeren bezitten veel land. ± Andere agrariërs hebben een klein lapje grond. Ik zou veel liever op het land wonen dan../ <>..\ in de stad. Nederland is een klein land. ± China daarentegen is een uitgestrekt rijk. Sinds wanneer ben je weer in het land? ± Ik ben al weer een week terug uit het buitenland. ~ Zou hij nog in het land der levenden zijn? <> Misschien is die oude man al lang dood. s Lands wijs, s lands eer. ± Je moet je houden aan de regels van het land waar je woont. In het land der blinden is Eénoog koning. ± Echt een uitblinker hoef je niet te zijn, als je maar net iets méér weet of kan dan de mensen om je heen, denken de mensen er al heel wat van. De liefde tot zijn land is ieder aangeboren. ± De dichter bedoelt hier natuurlijk dat ieder mens van nature van zijn moederland/geboorteland houdt. de landbouw/- De moderne, intensieve landbouw is heel slecht «De kunstmest van de akkerbouw en de tuinbouw voor het milieu. en de grote hoeveelheden mest van de veeteelt geven enorme problemen. Er werken steeds minder mensen in de landbouw. <> In de industrie werken er nu veel meer. ± Het aantal boeren wordt steeds kleiner. het landbouwbedrijf/de -bedrijven Hij had de leiding van een groot landbouwbedrijf. ± Hij was de baas van een groot boerenbedrijf. landen, landde, geland I (& II) het toestel landt (op Schiphol) Het vliegtuig landt op Schiphol Airport <> Er stijgt net een ander toestel op. Hoeveel vliegtuigen zouden daar per dag landen? ± Heb jij idee hoeveel er per dag aankomen? de landkaart/-en In het aardrijkskundelokaal hangen allerlei ± Op het ogenblik zijn wij bezig met de kaart van Europa. landkaarten aan de muur. ~ Dat is zo n klein dorp, dat staat niet eens op de ± Dat is het vermelden niet waard. landkaart. ^ soorten kaarten: stadsplattegrond, landkaart, wereldkaart, wegenkaart, fietskaart, waterkaart

5 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement lang Die basketballers zijn meer dan twee meter lang. ± Ze moeten wel zo groot zijn, anders kunnen ze de bal niet in de basket krijgen! Met dat koude weer draag ik een lange broek. <> Van de zomer trek ik weer een korte broek aan. De pijpen van die broek zijn te lang. «Ik moet ze korter maken. Is dit touw lang genoeg? <> Nee, het is te kort. Heb je lang moeten wachten? <> Heel even maar. Ze is lange tijd ziek geweest. ± Ze is tenminste een hele tijd thuis geweest. <> Iedereen is wel eens een dagje ziek, maar dit was heel wat anders. Ze leefden nog lang../ «..\ en gelukkig. ± Zo wil iedereen wel oud worden! We gaan nog lang niet verhuizen. ± Dat duurt nog een hele tijd. Dat gaat zo niet langer. ± Daar moet een eind aan komen. Ik ben er niet langer dan een kwartier geweest. ± Na hooguit een kwartier ben ik weggegaan. Een paar jaar lang zijn ze bevriend geweest. ± Gedurende een paar jaar waren het dikke vrienden. ~ Zijn auto is bij lange na niet zo duur als de mijne. ± Op geen stukken na!/ Hij is veel goedkoper. ~ Het leven wordt hoe langer hoe duurder. ± t Kost steeds meer geld om dingen te kopen. ~ Ik ken nog lang niet alle verkeersregels. <> Nog maar een paar, dan ken ik ze allemaal. ~ Ze heeft erg lang werk om zich aan te kleden. ± Daar heeft ze veel tijd voor nodig. <> Maar als ze uit kan gaan, schiet ze haar kleren in een ommezien aan. ~ Om een lang verhaal kort te maken:../ ± t Is een heel ingewikkeld verhaal, maar kort gezegd komt t hierop neer:... Allemachtig, wat heb jij lange tenen! ± Wat ben jij gauw beledigd! ± Wat ben jij gauw op je teentjes getrapt! We hebben het er lang en breed over gehad. ± We hebben er uitgebreid over gesproken. We moeten maar afwachten wie er bij die ± Ik ben benieuwd wie er als overwinnaar uit de strijd komt. onderhandelingen aan het langste eind trekt. langs We lopen langs de zee van Scheveningen naar ± We volgen de kustlijn, links de zee, rechts strand en duinen. Kijkduin. We moeten nog even langs de bloemist. «Daar wil ik een bloemetje kopen voor Jeanne. Kom je langs mijn huis? ± Ja, daar kom ik voorbij. We moesten langs de trap naar beneden, want ± Dat zal niet meevallen, 8 etages omlaag via de trap! de lift deed het niet. Mag ik er even langs? ± Mag ik even passeren? We konden er niet langs. «De weg was versperd en dus moesten we omrijden. Toen ik zo laat thuiskwam, kreeg ik er van langs. ± Ik kreeg toch een uitbrander! Gaf je vader je er van langs? ± Nee, m n moeder gaf me dat standje. langsgaan (>> gaan) II hij gaat langs bij z n moeder Ik wilde even bij mijn zusje langsgaan. «Ze zit met haar knie in t gips en kan niets doen. ± Daarom wou ik even bij haar binnenlopen, om een praatje te maken. langskomen (>> komen) Digilemma I (& II) kom je (bij me) langs? Komen jullie nog eens langs? ± O.K., volgende week komen we weer een praatje maken. langslopen, (>> lopen) II ze loopt het bestand langs ~ Zullen we die lijsten nog even langslopen? ± Dan kunnen we kijken of alles klopt. L5

6 langzaam/-zame Digilemma Met langzame stappen kwam hij dichterbij. <>Haastig liep hij op ons toe. ± Heel rustig kwam hij naar ons toe. Hij is een langzame leerling. ± Hij heeft veel tijd nodig om iets te leren. <> Zijn broer is juist een heel vlugge leerling. Er is een langzame verbetering in zijn toestand. <> De dokter hoopte dat hij snel zou herstellen../ ±..\ maar het gaat maar heel geleidelijk. Onze Jan is erg langzaam. ± Alles doet hij even traag. De oude man loopt erg langzaam../ «..\ en voorzichtig. <> Hollen en vliegen is er niet meer bij! Langzaam komt de stoet voorbij. <> In volle vaart dendert de hoge snelheidstrein langs het perron. Op deze weg moet je langzaam rijden. <> Als je hard rijdt, gebeuren er ongelukken. Langzaam maar zeker gebeurt er toch iets. ± t Kan lang duren, maar eens komt t voor elkaar. Langzaam aan, dan breekt t lijntje niet. ± Je moet rustig te werk gaan, niet overhaasten. L6 langzamerhand Langzamerhand is die plant kaal geworden. ± In de loop van de tijd zijn er steeds meer bladeren afgevallen. <> Ik heb ook wel eens meegemaakt dat zo n plant in één klap al zijn blad verliest. Ik begin zo langzamerhand trek te krijgen. ± Ik zou zo zachtjes aan best een boterham lusten. # We zijn immers al uren aan t werk! de lantaarn/-s In die buurt heeft de gemeente meer lantaarns ± De bewoners hebben veel geklaagd dat er door de bomen te geplaatst. weinig straatverlichting was. Vroeger kwam er bij zonsondergang een man «Dat was dan ook de lantaarnopsteker; die deed het om de lantaarns aan te steken. licht in de lantaarn aan. Die lantaarn doet t niet, er moet een nieuwe ± Goed dat je het merkt, we hebben die zaklamp hard batterij in. nodig als we gaan kamperen. Leuk gezicht, zo n lantaarn die op olie brandt. ± Helaas stinken die olielampen wel! Die voetbalclub draagt de rode lantaarn. <> Verleden jaar stonden ze notabene bovenaan. ± Nu bezetten ze de laatste plaats in de competitie. Die oude postzegel zul je met een lantarentje ± Die is zo zeldzaam, die is bijna niet meer te vinden. moeten zoeken. ^ straatlantaarn, lantaarn, buitenlamp, schijnwerper: buitenverlichting de lantaarnpaal/-palen Er staan in die straat nog van die mooie, oude, «Ze hebben ook nog ouderwetse, vierkante lantaarns gietijzeren lantaarnpalen. met een bewerkte kap erop. Die geven van dat gezellige, warme licht. de lasso/-os De cowboy vangt het wilde paard met een lasso. Eerst slingert hij het touw boven zijn hoofd en dan werpt hij de lus over het hoofd van het paard. de last/-en De kameel droeg de zware last door de woestijn. ± De hele vracht was op zijn rug gebonden. ~ Hij draagt de last van de ouderdom met gemak. ± Hij kan de problemen die zijn hoge leeftijd geeft nog goed aan. ~ O jee, nu is Leiden in last! ± Nu heb je de poppen aan t dansen! Ze kunnen die hoge vaste lasten niet meer ± De huur, de verzekeringen, de energie, alles opbrengen. wordt steeds duurder.

7 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement op last van... Digilemma Op last van de brandweer is die discotheek dicht. ± Omdat er teveel brandgevaar was, heeft de brandweer opdracht gegeven de zaak te sluiten. ten laste van... De schade ten gevolge van dit ongeval komt ten laste ± De financiële gevolgen van dit ongeluk zijn voor rekening van van de persoon, die het door zijn onoplettendheid de schuldige, een sloddervos. veroorzaakte. L7 ten laste leggen, (>> leggen) III Ze leggen haar een kindermoord ten laste! Wat wordt hem eigenlijk ten laste gelegd? ± Hij wordt van moord beschuldigd. last hebben van (hebben) II ze hebben last van de herrie Zet de TV wat zachter, de buren hebben last van ± Die mensen hebben geen geluidsisolatie en storen zich aan alles! dat lawaai. Heb je er last van, als ik rook? ± Nee hoor, mij hindert t niet, neem gerust een sigaretje! Ik heb last van die harde wind. ± Ik kan daar niet goed tegen. Heb je nog last van je knie? ± Ja, die doet nog behoorlijk pijn. Van dat meisje heb je nooit last. ± Ze geeft nooit problemen. lastig/-e De kinderen zijn de hele dag al lastig. «We krijgen zeker storm. ± Ze vragen steeds aandacht. <> Gisteren zijn ze juist de hele dag zoet geweest. Die nieuwe buren zijn erg lastige mensen. ± Ze hebben altijd wat op ons te mopperen. Wat zijn dat een lastige sommen. <> Vind je? Ze lijken mij vrij eenvoudig. ± Nou, ik vind ze moeilijk. Dat is een lastig probleem. ± Het is ingewikkeld, maar met een beetje geluk../ <>..\ hebben we het toch één, twee, drie opgelost. Dat is een lastige tante/ lastige vent. ± Met dat mens/die man ben je niet zo één, twee drie klaar! laten, liet, gelaten I & II hij kan het niet laten (staan) Laat dat, eikel! ± Houd onmiddellijk op, rotjong! De dokter zegt dat hij het roken moet laten. <> Maar wat denk je? Hij doet het toch! ± Hij kan gewoon niet stoppen met dat roken! Wil je dat onmiddellijk laten?! ± Houd daar mee op! <> Als je er toch mee doorgaat, krijg je straf! Doe maar, wat je niet laten kunt. ± Je gaat je gang maar. ~ Ik heb het maar zo gelaten. <> Eigenlijk wou ik er wat van zeggen../ ±..\ maar ik heb m n mond maar gehouden. Waar laat ik nou mijn sleutels? ± Weet jij, waar ik ze heb neergelegd? Waar moet ik die boeken nou weer laten? ± Waar moet ik ze in hemelsnaam opbergen? Vind je dat ik de dokter moet laten komen? ± Ik zou hem vragen te komen, als ik jou was. Laat haar nog maar even slapen. <> t Is zo wreed om haar wakker te maken. Ze kan zo iets lekkers niet laten staan. ± Ze kan er niet van afblijven. Hij was boos en dat liet hij goed merken. ± Hij maakte dat heel duidelijk. Ik ga mijn haar laten knippen. <>Mijn schoonzus doet het altijd zelf../ ±..\ maar ik ga naar de kapper.

8 Digilemma L8 laten, liet, gelaten, vervolg II Laten we gaan Toe, laten we nog vijf minuten wachten. ± Ik wil graag dat jullie nog even geduld hebben. Ze wil dat de mensen haar met rust laten. <> Ze wil dat niemand haar lastig valt. ~ We hadden regenjassen en paraplu s bij ons. Laat «Hoe bestaat het, hè? het nou de hele dag prachtig weer blijven! ~ Hij is nog nooit naar België geweest, laat staan ± Naar Amerika al helemaal niet! naar Amerika. Laat u maar zitten, zei ik tegen de ober toen ± Dat is voor u, alstublieft! hij me een euro terug wilde geven. «Dank u wel, meneer, we krijgen niet vaak meer een fooitje. later Een uur later was iedereen vertrokken. ± Na een uur waren alle mensen naar huis. Wat denk je, zullen we een trein later gaan? <> Ik wil liever een trein vroeger nemen. Later, als ik groot ben, wil ik ook een auto. ± Ja hoor, in de toekomst krijg jij een Mercedes! Later vertel ik je uitgebreid over mijn reis. <> Op dit moment krijg je alleen de hoofdzaken. ± T(e) z(ijner) t(ijd) vertel ik je nog wel eens alles. Ach kind, dat is toch van later zorg! ± Maak je daar nu nog maar geen zorgen over/ Wie dan leeft, wie dan zorgt/komt tijd, komt raad. Hoe later op de avond, hoe schoner volk. ± De mensen, die s avonds laat nog langskomen, verwelkomen we dubbel. het lawaai/- Het oorverdovende lawaai van de vliegtuigen is <> Met oordopjes proberen ze zichzelf stilte te verschaffen. een vervelend probleem voor de omwonenden. De buurjongen maakt wel erg veel lawaai met ± Zo af en toe maakt dat kabaal me razend. z n drumstel. <> Ik wou dat hij nu maar eens muisstil in een hoekje ging zitten lezen. Dat was veel lawaai om niks. ± Een hoop drukte, terwijl er niets aan de hand was. de ledematen Je lichaam bestaat uit je hoofd, je romp en je ± Je kunt ook zeggen: Hoofd, romp, armen en benen. ledematen. ^ hoofd, romp en ledematen: lichaamsdelen de leeftijd/-en Op mijn leeftijd moet ik niet meer gaan skiën. ± Als je zo oud bent als ik is dat niet verstandig. Zij ging op elfjarige leeftijd naar de HAVO. ± Toen ze elf was? Dat is jong! Ben jij al 10 jaar? Zo, zo, dat is al een hele leeftijd! ± Goh, wat ben je al groot! Is dat wel een film voor alle leeftijden? ± Ja hoor, die is voor jong en oud. Ook leuk voor de kinderen. Mensen van middelbare leeftijd../ ±..\ zijn tussen de vijfenveertig en zestig jaar. Mensen op leeftijd../ ±..\ zijn een stuk ouder: wel boven de zeventig. Discriminatie naar leeftijd mag niet../ ±..\ maar gebeurt wèl, vooral bij sollicitaties: je bent al gauw te oud of eigenlijk te duur. leeftijdsloos/-loze Een spijkerbroek is leeftijdsloze kleding:../ ±..\ mensen van alle leeftijden dragen ze.

9 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement leeg/lege Is er nog cola? Deze fles is leeg. <> Er staat nog een volle fles in de koelkast. De acteurs speelden voor een bijna lege zaal. <> Ze hoopten iedere avond op een uitverkocht huis. Bij het concert bleven maar enkele stoelen leeg. <> Verreweg de meeste plaatsen waren bezet. Het is niet leuk om naar de kermis te gaan met <> Daar moet je flink wat geld op zak hebben. een lege portemonnee. ~ Ik ben doodmoe. M n hoofd is gewoon leeg../ ±..\ ik kan niet meer nadenken. ~ Een leeghoofd hééft geen leeg hoofd;../ ±..\ hij heeft wel hersens, maar hij gebruikt ze niet ~ De voetballers speelden zich leeg. ± Na de wedstrijd konden ze geen pap meer zeggen. Een half ei is beter dan een lege dop. ± Beter iets dan niets. het leer/- Goede schoenen zijn van leer gemaakt. ± Er worden huiden van dieren voor gebruikt. Dat oude boek is in leer gebonden. «Er zit ook nog een zilveren slot op; kostbaar hoor! Is dat écht leer, die groene tas? <> Welnee, dat is maar plastic! ± Hier heb je er één van varkenshuid. Je moet een nieuw leertje in de kraan zetten. # Hij lekt als een gek, hoe hard je m ook dichtdraait. ± Ik geloof dat ik nog wel zo n... rondje heb. de leer/- Volgens de christelijke leer is de zondag ± De bijbel leert ons dat de zondag de rustdag is voor de dag des Heren. de mensen. Zijn zoon wil de niet meer naar school. Nu is ± Hij leert het vak van loodgieter in de praktijk. hij in de leer bij een loodgieter. Dat is een goede leer voor de volgende keer! ± Nu weten we wat we in t vervolg moeten doen. de leerling/-en Er zitten ongeveer 400 leerlingen op die school. «Hoeveel leraren geven er les? Frits is een goede leerling:../..\ hij begrijpt alles snel en onthoudt t ook goed. Dat schilderij is gemaakt door een leerling van Je kunt goed zien dat hij het vak van de grote Rembrandt. Meester geleerd heeft. Wat staat er een lange rij! Er zit zeker een ± Ja, die doet het vandaag voor t eerst, echt een beginneling leerling achter de kassa. dus! Digilemma L9 De leerplicht geldt in Nederland voor kinderen ± Kinderen van die leeftijd moeten naar school. van 5 tot 16 jaar. de leerplicht/- leerplichtig/- Kinderen tussen 5 en 16 jaar zijn in Nederland # Als ze niet naar school gaan zijn zij of hun ouders leerplichtig. strafbaar. Leerplichtige kinderen mogen buiten de ± Ze móeten iedere dag naar school. schoolvakanties alleen maar thuis blijven als ze ziek zijn. de leesbril/-len Moeder zet haar leesbril op, ze gaat de krant «Haar ogen zijn nog best, maar haar armen worden te kort! lezen. Ze kan zonder bril de kleine lettertjes niet meer lezen. <> Voor in de verte heeft ze geen bril nodig.

10 de leeszaal/-zalen Digilemma L10 Ik lees dat dure tijdschrift wel in de leeszaal # Daar kun je rustig alle boeken en bladen inkijken, van de openbare bibliotheek. lezen en, zo nodig, bestuderen. de leeuw/-en De leeuwen leven in Afrika../ «..\ de tijgers wonen vooral in Azië. In veel culturen is de leeuw../ ±..\ de koning der dieren. De soldaten hebben als leeuwen gevochten. ± Ze hebben zich heel moedig in de strijd gedragen. Hup Holland hup, laat de leeuw niet in z n hempie ±..\ zong het publiek om het Nederlands elftal aan te staan../ moedigen bij het wereldkampioenschap voetbal. ^ leeuwen, tijgers, panters, beren en wolven zijn bekende roofdieren het leger/de -s Het leger was niet in staat om de../ ±..\ vijandelijke troepenmacht tegen te houden. ~ Een leger van fotografen stormde op haar af. ± Ze deinsde verschrikt terug toen ze die horde zag. ~ Een heel leger mieren marcheerde het terras op. ± Ze liepen als soldaten keurig in het gelid. ^ het leger bestaat uit de onderdelen: landmacht, luchtmacht en marine. leggen, legde, gelegd (hebben) II & III Hij legt de luiers op z n plaats Onze kippen leggen veel eieren. ± Iedere dag deponeren ze er één in het kippenhok. Leg dat vlees maar in de koelkast. # Daar kan het tot vanavond blijven liggen. Zullen we vanavond een kaartje leggen? ± Nou nee, ik houd niet zo van kaarten. ~ De leraar legt er nogmaals de nadruk op dat er ± Zo langzamerhand weten de leerlingen het wel, hij de volgende week een tentamen is. heeft dat nu al drie keer nadrukkelijk gezegd. ~ Er wordt verband gelegd tussen de uitstoot van ± Veel wetenschappers stellen dat die zaken iets koolmonoxide en de verandering van het klimaat. met elkaar te maken hebben. ~ Hij is niet voor dokter in de wieg gelegd. ± Daar mist hij de juiste eigenschappen voor. Ik zal je geen strobreed in de weg leggen. ± Je gaat je gang maar, ik zal je niet tegenhouden. Ze heeft heel lang tegen haar ziekte gevochten, ± Ze heeft zich gewonnen gegeven, ze verzet zich maar nu heeft ze het hoofd in de schoot gelegd. niet meer. leiden, leidde, geleid (hebben) I & II & III I II III In het algemeen klassement leidt Van Balen. De gids leidt de toeristen door het oude Delft. Deze weg leidt van Alkmaar naar Den Helder. In de Tour de France leidt Jalabert,../ ±..\ die rijdt voorop/ vooraan../ <>..\ Blijleven zit vlak achter hem. De gids leidt de toeristen door het oude deel van ± Hij wijst ze de weg door allerlei nauwe straatjes. de stad. De tuinman leidt de wingerd langs de muur. Eerst bevestigt hij latten tegen de muur en daar bindt hij de ranken aan vast. Wie leidt het orkest? ± Wie is de dirigent? Deze afdeling wordt al jaren door dezelfde ± Hoe lang is zij precies de baas? vrouw geleid. Leid ons niet in verzoeking../ «..\ en verlos ons van den boze, is een gedeelte uit een christelijk gebed: het Onze Vader. ± Breng ons niet in de verleiding. De oude mensen leiden nog een aangenaam leven. ± Ze brengen hun tijd op een prettige manier door. De A 44 leidt van Amsterdam naar Den Haag. ± Die weg loopt van Amsterdam over Wassenaar naar Den Haag. Je inspanningen hebben tot een prima resultaat <> Stel je voor dat al die moeite voor niets geweest geleid. was! Dat gepraat leidt alleen maar tot irritatie! ± Praten helpt niet, het veroorzaakt alleen ergernis! Kijk ons nou: de lamme leidt de blinde! ± We kunnen er allebei niet veel van, maar we helpen elkaar zo goed mogelijk.

11 Digilemma L11 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement de leider/-s ± voorman Wie is nu de leider van de oppositie? ± Wie is de eerste man van de oppositiepartij? Wie van jullie is de leider? ± Ik ben de aanvoerder, zei de jongen, want ik zeg wat er gebeuren moet. ^ regeringsleider, oppositieleider, cursusleider, partijleider, vakbondsleider, schoolleider de leiding/-en ± af- en aanvoer We zitten zonder water: de leiding is bevroren. ± Je zou eigenlijk moeten zeggen: het water in de toevoer is bevroren. De elektrische leidingen in dat huis moeten ± De hele bedrading is versleten en gevaarlijk. allemaal vernieuwd worden. Dat zit nog in de (pijp)leiding, komt u over een ± Die bedoelt: Dat is nog in behandeling of ligt nog op week maar s terug, zegt de ambtenaar. een bureau. U moet nog een week geduld hebben. de leiding/- ± het management, de bazen, de top, de directie Dat moet je met de leiding bespreken. ± Over zoiets belangrijks moet de directie beslissen. Wie heeft hier de leiding? ± Jan is de baas. Sinds 3 weken heef Samekto de leiding over dit team. ± Daarvoor werkte het onder die oude voorman uit Ede. Als je die studenten goed leiding geeft../ #..\ behalen ze veel betere resultaten. Geeft hier dan niemand leiding? <> Neen, deze studenten werken in dit leercentrum geheel zelfstandig en hebben er helemaal geen leiding bij nodig. Soms neemt er eentje spontaan de leiding,../ <<..\ bijvoorbeeld als het nodig is, enorm veel werk te verdelen, zodat iedereen wat minder kan doen. PSV gaat aan de leiding. ± Die club staat boven aan de ranglijst. Het orkest staat onder leiding van (o.l.v.)../ <<..\ een bekende dirigent. de leiding kan berusten bij... leiding kun je geven, accepteren, afwijzen de leiding kun je nemen, overnemen van..., hebben, overdragen aan..., lekker/-e Hebben we ijs toe? Hm, lekker! «Dat wordt smullen! Deze bonbons zijn wel érg lekker. ± Ze zijn werkelijk heerlijk. Is dat een lekkere appel? ± Ja, hij smaakt goed. Wat hangt hier een lekker luchtje. <> Bah, wat een stank! Lekker weer vandaag! Zonnetje, geen wind, zo is t best uit te houden. Jij hebt alleen maar lekkere honger. ± Je hebt trek in iets lekkers, geen echte honger! De actiegroep Lekker dier../ «..\ vecht tegen de slechte omstandigheden waarin de dieren in de bioindustrie moeten leven. ~ Mijn neefje is me toch zo n lekker knulletje! ± Echt een schatje, om op te vreten! Je bent me een lekkere schat, zeg:../..\ eerst beloof je me plechtig te komen helpen en nu puntje bij paaltje komt laat je me t alleen doen! Lekkere jongen is dat:../..\ mooie praatjes, maar kijk uit! Onbetrouwbaar! Wat de één lekker vindt../ <>..\ vindt een ander niet te eten! Mijn vriendin had lekker gekookt. ± Ze had het eten heel smakelijk klaar gemaakt. Vind je die bloemen lekker ruiken? <> Nou nee, ik vind die geur onaangenaam. Zit die stoel wel lekker? ± Ja, heel comfortabel! <> Nee, nogal ongemakkelijk, heb je misschien een kussentje voor in m n rug?

12 Lekker, vervolg Digilemma L12 ~ Dat zit me niet lekker! ± Dat bevalt me helemaal niet! ~ Ons nieuwe huis schiet al lekker op. «t Is bijna klaar. Of ik mee ga fietsen? Ik dank je lekker! ± Mij niet gezien, ik ben nu al doodmoe! Het bier is lekker koud! ± Heerlijk, zo n koele dronk. Het boek is lekker dik. ± Fijn, dan heb je er lang wat aan. De oude heer voelt zich niet lekker. Hij is misselijk en heeft hoofdpijn. ± Hij voelt zich helemaal niet goed. lelijk/-e Naast dat lelijke kantoorgebouw../ <>..\ staat een mooi, oud grachtenpand. ± Daardoor valt t extra op dat dat kantoor zo afschuwelijk is. Hoe komt die lelijke man nu../ <>..\ aan zo n knappe dochter. Als het lelijk weer is, gaan we naar de film. ± Met slecht weer is het niet leuk aan t strand. Lelijke jongen, wil je dat onmiddellijk laten! ± Stoute jongen, hou daar mee op! Die twee kleuren staan lelijk bij elkaar. <> Je moet kleuren zoeken die goed bij elkaar passen. ± Déze kleuren vloeken. Die knie van jou ziet er lelijk uit! ± Die belooft niet veel goeds! Die cursist schrijft erg lelijk. ± Zijn hanenpoten zijn gewoon niet te lezen. <> Zijn buurman heeft juist een prachtig handschrift. Wat kijk je lelijk! ± Waarom trek je zo n boos gezicht? <> Lach eens tegen me! Ze is lelijk verkouden. ± Ze heeft een zware kou opgelopen. Hij heeft het lelijk te pakken ± Hij is tot over z n oren verliefd. Dat valt lelijk tegen! ± Mij valt het tenminste vies tegen. En jou? <> O, mij valt het nog alles mee! lenen, leende, geleend (hebben) II & III Kan ik een pen (van je) lenen? Kan je me een pen lenen? Mag ik je pen even lenen? <> Je mag deze pen wel houden, ik heb er nog twee. In de bibliotheek kun je boeken lenen../ «..\ en na drie weken moet je ze terugbrengen. Kan ik even een tientje van je lenen? «Aan het eind van de week geef ik t je terug. Moet ik je nu alwéér geld lenen? <> Ik kan het je beter géven, ik zie t toch niet terug! zich lenen, leende zich, zich geleend (hebben) III Een scooter leent zich niet voor hard rijden. Zij leent zich (niet) tot zoiets gemeens Deze stof leent zich prima voor een jasje. ± Daar is hij heel geschikt voor. Zou jij je lenen tot zulk gemeen bedrog? ± Ik zou me daar niet voor laten gebruiken. de lengte/ -s of -n Bij een vierkant is de lengte../ «..\ gelijk aan de breedte. Wat is ook alweer de lengte van de tafel die je ± Die tafel is 150 cm lang en 80 cm breed. gezien hebt? Lengte maal breedte maal hoogte in meters../ «..\ geeft de inhoud in kubieke meters. Voor iemand van jouw lengte is deze kamer erg «Pas maar op, straks stoot je je hoofd! laag. De lengte van een lesuur is nu 50 minuten. ± Vorig jaar duurde het nog 55 minuten, het is dus met 5 minuten ingekort. Als we die reis willen maken, zullen we verder ± Op de één of andere manier moeten we dat geld bij zuinig aan moeten doen: t moet uit de lengte of elkaar zien te krijgen. uit de breedte komen. ^ de lengte, de breedte, de diepte, de hoogte: afmetingen.

13 Digilemma L13 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement de lening/-en Als je bij de bank een lening afsluit../ «..\ moet je iedere maand een vast bedrag aflossen. Om dat huis te kopen hebben we een fikse lening ± Gelukkig is op t ogenblik de rente op zo n moeten afsluiten. hypotheek vrij laag. De Bank van Lening heet../ ±..\ tegenwoordig de Gemeentelijke Krediet Bank. de lente/-s 21 maart begint de lente, de natuur ontwaakt. ± Het voorjaar duurt tot 21 juni, dan komt de zomer. ~ In de lente van het leven zie je alles zonniger. ± In je jeugd ^ de jaargetijden of de seizoenen: de lente (of het voorjaar), de zomer, de herfst (of het najaar) en de winter. de lepel/-s Soep eet je met een lepel. «Vlees eet je met mes en vork. Met een lepeltje roer je je thee en je koffie. ± Als je er eerst een schepje suiker in doet. Die dingen worden je met de paplepel ingegoten. ± Die worden je van je geboorte af geleerd. ^ theelepel(tje), paplepel, dessertlepel, soeplepel, opscheplepel, aardappellepel, groentelepel, pollepel. ^ lepels, vorken en messen: het bestek de leraar/leraren/leraars De leraar legt de leerlingen uit, hoe het precies zit. ± Een goede docent draait daar z n hand niet voor om. Hij is mijn leraar. ± Van hem heb ik het vak geleerd. Je zou hem wel m n goeroe kunnen noemen, hij is echt mijn voorbeeld. ^ leraren, leraressen, docenten, professoren, onderwijzers, onderwijzeressen: lesgevenden. de lerares/-sen De lerares geeft huiswerk op aan haar cursisten. ± De studenten luisteren naar de docente en schrijven het op. leren, leerde, geleerd (hebben) I & II Moet jij vanavond leren? Wat dan? Ik kan vanavond niet naar de film, ik moet leren. ± Ik krijg zo genoeg van dat eeuwige studeren! Dat meisje kan ontzettend goed leren. ± Ze heeft een echt studiehoofd. Mijn vriend leert voor dokter. ± Zo, studeert hij medicijnen? Dat is nog al wat! Het meisje leert klokkijken. <> Haar broertje kan het al lang. De hele en halve uren weet ze al, nu de rest nog! Waar kan ik het snelst Nederlands leren? ± Dan moet u ónze cursus volgen! Ik heb van mijn ouders geleerd, dat je niet alleen ± Die wijze les heb ik van hen meegekregen. aan jezelf moet denken. Hij leert alles uit zijn hoofd. # Hele gedichten kent hij van buiten. ~ Jij leert het ook nooit! ± Je maakt steeds weer dezelfde fouten! ~ Je kunt nog veel van haar leren! ± Je moet een voorbeeld aan haar nemen. Wie heeft jou leren zwemmen? ± Mijn buurjongen, die gaf me les in het zwembad. Mijn kinderen leren me allerlei dingen over de ± Die vertellen me precies hoe die werkt. computer. ~ Wacht maar, ik zal je (mores) leren! ± Wees voorzichtig, ik krijg je nog wel!

14 de les/-sen Digilemma L14 Is er morgen weer les? <> Nee, het is nog vakantie. ± Volgende week begint de cursus/school weer. De lessen Frans gaan niet door. # Meneer Petit is ziek en er is geen vervanger. ± Frans vervalt dus/ Frans valt dus uit. We hebben morgen les van meneer Klein. ± Meneer Klein is dan onze docent. Hij geeft ons dan Nederlandse les. ± Hij staat voor de klas en leert ons Nederlands. Hoeveel cursisten volgen zijn lessen? ± Hoeveel cursisten zitten er bij hem in de klas? ~ Laat het een les voor je zijn! ± Ik hoop, dat je er wat van leert! ~ Het was een goede les voor me. ± Zoiets stoms zal ik nooit meer doen! Hij houdt ervan om iemand de les te lezen. ± Hij wijst iemand graag op zijn fouten. letten op, lette... op, opgelet (hebben) II Hij let erop, dat de leerlingen afstappen We moeten op de tijd letten,want we moeten de ± Goed, ik hou de klok wel in de gaten. laatste trein halen. Je moet bij die mensen erg op je woorden letten. ± Je moet voorzichtig zijn met wat je zegt. ~ Let op je tellen! ± Wees voorzichtig! de letter/-s Het nederlandse alfabet heeft 26 letters. ± Eigenlijk zou je moeten zeggen: lettertekens. Ik kreeg met Sinterklaas een letter van chocola. ± Ik kreeg een grote M, want ik heet Maria. Dat bedrag moet eerst in letters../ «..\ en dan nog eens in cijfers ingevuld worden. Schrijf je dat woord met een kleine letter../ <>..\ of met een hoofdletter aan het begin? Let, voor je het contract tekent, goed op de Daar staan soms heel belangrijke dingen in: b.v. kleine lettertjes. in welk geval de tegenpartij niet hoeft te betalen. ~ Hij snapt er geen letter van. ± Hij begrijpt er geen jota/niets van. ^ letters, cijfers, komma s, punten enz.: tekens op de schrijfmachine. leuk/-e Het is leuk om langs de grachten te lopen. ± Zo n wandelingetje is altijd heel aardig. <> Behalve als het regent, dan is er niets aan. Leuk dat je gekomen bent! ± Fijn, dat jij er ook bent! <> Ik baal er wel van dat die vervelende knul er ook is. Ze heeft een leuke trui gekocht. ± Een grappig model en met mooie kleuren. Oma vertelde een leuk verhaal. Alle kleinkinderen moesten er om lachen. Ze vindt die jongen hartstikke leuk. ± Ze vindt hem ontzettend aardig. Wat zit je haar leuk! «Pas naar de kapper geweest? ~ Leuk hoor, ik sta al een uur op je te wachten! «Kun je nou nooit eens op tijd komen? ± Ik vind dat wachten ontzettend vervelend! (..) Ik vind dit niet leuk! >>> Nou hoor, jullie móeten niet lachen! Hoe de vakantie was? Leuk is anders! ± Die viel zwaar tegen! leven, leefde. geleefd (hebben) I Hij leeft nog! Rembrandt leefde van 1606 tot «Hij is dus 63 jaar geworden. Hoeveel mensen leven er op de wereld? ± Er zijn ongeveer?????? mensen op aarde. Na het ongeluk heeft ze nog een uur geleefd. <> Toen is ze overleden. Hè, lééft die man nog? <> Ik dacht dat hij al jaren dood was. ~ Gut, lééf je nog? «Ik heb zó lang niets van je gehoord! ~ Lééft die vaas nog altijd? ± Is die nog steeds heel? <> Ik dacht dat hij al lang gebroken was.

15 Digilemma L15 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement leven, leefde, geleefd (hebben), vervolg ~ Met zulke mensen valt niet te leven. ± Het is onmogelijk om met ze om te gaan. Men moet leven en láten leven. ± Je moet een ander ook wat gunnen. Jullie leven er maar op los! ± Jullie trekken je nergens iets van aan. Die mensen leven van de hand in de tand. ± Wat ze vandaag verdienen, geven ze morgen uit. Ze leven als God in Frankrijk. ± Ze hoeven zich nergens zorgen om te maken. Jullie leven op t ogenblik als kat en hond. ± Jullie hebben voortdurend ruzie. Sommige volkeren leven in grote armoede. ± Die lijden gebrek aan voedsel, huisvesting enz. De kustplaatsen leven van de visvangst. ± De visserij is het voornaamste middel van bestaan. De gevangenen leven op water en brood. ± Iets anders krijgen ze niet te eten of te drinken. ~ Die jongen leeft voor zijn sport. ± Hij dóét er alles voor en hij láát er alles voor. het leven/de -s Na het leven../ <>..\ komt de dood. In de vorige eeuw is het leven van de vrouw sterk ± Zij leeft nu heel anders dan honderd jaar geleden. veranderd. Zijn leven hangt aan een zijden draad(je). ± Ik geef niet veel meer voor zijn leven/ hij is in levensgevaar. Het nieuwe bestuur heeft de club wat nieuw <> Dat werd wel tijd, want de club was op sterven na leven ingeblazen. dood. ± Er gebeurt nu gelukkig weer wat! Die vrolijke muziek brengt tenminste een beetje <> Eerst was t zo n vreselijk saaie boel. leven in de brouwerij. Bij leven en welzijn word ik volgend jaar 90. ± Als ik t mag beleven kom ík je dan feliciteren! <> Maar misschien zijn we tegen die tijd allebei wel dood en begraven/ komen we allebei voor die tijd te overlijden. Bij de aardbeving hebben honderden mensen ± Door de overstromingen daarna zijn nog eens 90 het leven verloren. mensen omgekomen. De hulpverleners wagen hun leven om zo veel ± Ze riskeren het gevaar om zélf te verongelukken. mogelijk mensen te redden. Al met al heeft die ramp zeer veel levens geëist. ± Er zijn zeer veel mensen bij doodgegaan. Hij heeft het leven gekost aan wel 500 mensen. ± Hij heeft zeker 500 slachtoffers gemaakt. Die mensen leiden een heerlijk rustig leventje. ± Ze gaan heel rustig hun gangetje en maken zich nergens druk om. Ze heeft het leven geschonken aan een zoon. «Hij is twee weken geleden geboren. Het nieuwe medicijn kan (voor) veel mensen het <> De ziekte zal daardoor minder mensen noodlottig leven redden. worden. Er zijn nog twee van zijn familieleden in leven. <> De anderen zijn allemaal overleden/dood In de oorlog is er ook één om het leven gekomen. ± Die is bij een bombardement verongelukt. De moordenaar heeft drie mensen om het leven ± Niemand weet waaróm hij ze vermoord heeft. gebracht. Na dat ongeluk is hij voor het leven verlamd. ± Hij zal zijn leven lang in een rolstoel moeten zitten. Hij heeft nog nooit van zijn leven gevlogen. ± Hij leeft in zijn hele leven nog niet gevlogen. Ze moet voor haar examen vier levens van ± Ze weet nog niet wèlke biografieën ze moet kiezen. beroemde vrouwen lezen.

16 het leven/de - s, vervolg Digilemma L16 ~ Er is weer een nieuwe commissie in het leven ± Die is ingesteld om het vandalisme te onderzoeken. geroepen. Ik naar Siberië? Nooit van mijn leven! ± Mij niet gezien/ik moet er niet aan dénken. Wel, heb ik van m n leven!!! ± Hoe bestaat het????/ Hoe kàn dat nou?! Ik geloof al z n leven, dat ik die man ken. ± Dat geloof ik vast en zeker. Dat voetballen is zijn lust en zijn leven. <> Dat kan hem gestolen worden, hij vindt er niks aan. Die twee jongens staan elkaar naar het leven. <> Vroeger waren ze dikke vrienden. ± Nu zouden ze elkaar t liefst vermoorden. Een kat heeft zeven levens../ «..\ die redt zich altijd wel! Wat maken die honden weer een leven vandaag. ± Ik heb schoon genoeg van dat lawaai/kabaal. Er heerste daar een leven als een oordeel. ± t Was een heidens kabaal. <> Plotseling viel er een doodse stilte. levend/-e Niemand is levend uit dat wrak gekomen. ± Niemand heeft dat ongeluk overleefd. Alleen op de aarde zijn levende wezens ± Men neemt aan dat nergens anders in het heelal aangetroffen. dergelijke organismen kunnen leven. Talen die nu nog gesproken worden, zijn levende <> Talen die nergens meer gesproken worden, zoals talen. Grieks en Latijn, zijn dode talen. In dat café is iedere zaterdagavond levende ± Dan treedt er een band live op. muziek. <> De rest van de tijd draaien ze bandjes of cd s, dan is er dus ingeblikte muziek. Plotseling stond hij in levenden lijve voor ze. <> Dat was een grote verrassing; even dachten ze, dat het een geestverschijning was. Er was geen levende ziel op straat. Iedereen zat ± De straten waren uitgestorven, er liep geen kip. aan de TV gekluisterd. levendig/-e Dat meisje heeft zulke levendige ogen. ± Ze kijkt altijd heel opgewekt. De stemming op de beurs was levendig. ± Er werden veel aandelen verhandeld. Ik kan me die vakantie nog levendig herinneren. ± Staat hij jou ook nog duidelijk voor de geest? <> Sorry, er staat me alleen nog vaag iets van bij. de levensbeschouwing/-en De openbare school is er voor kinderen van alle «..\ of godsdiensten. levensbeschouwingen../ Men vroeg de sollicitant: Wat is uw ± Men wilde weten of hij een christen, een islamiet, levensbeschouwing? een humanist enz. was, kortom: wat voor opvattingen hij (over het leven) had. de levensomstandigheden Vluchtelingen verkeren vaak in slechte..\ ze hebben geen behoorlijke huisvesting, niet levensomstandigheden:../ voldoende voedsel en kleding, geen werk enz. ± Ze hebben dus een moeizaam bestaan.

17 Digilemma L17 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement de lever/-s Veel alcohol drinken is slecht voor de lever. «Je hart wordt er ook niet beter van. Ik vind een plakje gekookte lever op mijn brood ± Ik houd niet van dat orgaanvlees zoals lever, zwezerik, lekker, met een beetje peper en zout. Jij ook? niertjes, hersenen! ^ de lever, het hart, de longen, de nieren, de maag behoren tot de menselijke organen leveren, leverde, geleverd (hebben) II & III geen enkel bedrijf kan me zo n handig programma leveren Het bewijs is geleverd. ± Het valt niet meer te ontkennen. Jullie hebben goed werk geleverd. ± Dat hebben jullie prima gedaan. <> Jullie collega s zijn in gebreke gebleven. Geen winkel kan me dat nieuwe boek leveren. <> Ik wil het voor mijn vader kopen maar../ ±../ ze verkopen t pas over een paar weken. ~ Ze hebben t m toch maar geleverd! ± Ze hebben heel wat gepresteerd!/het is ze gelukt! ~ Dat lever je me niet nog eens! ± Ik waarschuw je: probeer dat niet nog een keer! lezen, las/lazen, gelezen (hebben) I & II & III ze leest me de les! Ze kent de letters wel, maar ze kan nog niet lezen. ± Ze kan nog geen woorden herkennen. Lees jij veel? ± Nee, ik kijk alleen af en toe de krant in. De oude dame leest nog zonder bril. ± Ze kan de letters nog goed zien. Vader leest de krant. ± Hij kijkt wat er voor nieuws is. Als ik een boek lees, ga ik er helemaal in op. ± Ik verslind zo n verhaal gewoon en vergeet alles om me heen. Ik heb in de krant gelezen, dat er een nieuwe ± Dat heb ik ook gezien. Er stond een groot stuk over film is uitgekomen. in hè? Moet je me weer zo nodig de les lezen? ± Heb je weer wat op me aan te merken? de lezer/-s Die krant heeft een groot aantal lezers. ± Er zijn veel mensen, die die krant lezen. Ze is pas acht maar ze is al een echte lezer../ ±..\ als ze maar éven de kans krijgt zit ze met haar neus in een boek. Ach, ik bèn niet zo n lezer. ± Ik houd niet zo van lezen. <> Ik ben meer een doener, die liever knutselt en repareert. het lichaam/ de lichamen Als je griep hebt, doet je hele lichaam pijn. ± Je hele lijf doet je dan zeer. Een gezond lichaam met daarin../ «..\ een gezonde geest. Zijn geest zei wel ja, maar z n lichaam zei nee. ± Hij wilde dat karwei wel doen, maar het was fysiek te zwaar voor hem. Alle lichamen zijn nu geborgen. ± Alle stoffelijke overschotten/lijken zijn onder het puin vandaan gehaald. lichamelijk/-e Ik heb de laatste tijd nogal wat lichamelijke ±..\ ik heb veel last van hoofdpijn, af en toe buikpijn, ik klachten:../ ben gauw moe.. Ik ga maar eens naar de huisarts. Lichamelijke klachten komen dikwijls voort uit../ <>..\ psychische spanningen, stress dus. Er zijn speciale scholen voor kinderen met een <>..\ of met een verstandelijke handicap. lichamelijke../ Lichamelijke opvoeding is een ouderwetse ±..\ het schoolvak gymnastiek. naam voor../

18 Digilemma licht/-e ± helder, niet donker In juni blijft het lekker lang licht. Dan gaat de zon pas laat onder. s Morgens wordt het al vroeg licht. <> s Avonds wordt het pas laat donker. Houd jij van lichte kleuren, zoals wit en geel../ <>..\ of van donkere, als marineblauw en zwart? Dit is een fijne, lichte kamer. Hij heeft drie grote ramen waardoor het daglicht binnenkomt. <> Mijn vorige kamer was het altijd somber en donker. L18 licht/-e ± met niet veel gewicht, niet zwaar Mijn tas is tamelijk licht../ <>..\ maar mijn koffer is behoorlijk zwaar. Door dat dieet is hij tien kilo lichter geworden. ± Maar goed ook, hij moest nodig afvallen. <> De laatste jaren was hij wel 10 kilo aangekomen. Deze nieuwe fiets rijdt zo heerlijk licht. <> Bij m n oude moest je je een ongeluk trappen, zo zwaar ging die. Bij de aanrijding zijn drie mensen licht gewond ± Met schaafwonden en lichte kneuzingen konden ze geraakt. direct door naar huis. <> Gelukkig was er niemand ernstig gewond. Met zo n lichte verkoudheid kun je best naar «Je hebt geen koorts, dus ga maar gauw! school! <> Met een zware verkoudheid moet je altijd wèl voorzichtig zijn. Ik vind dat maar een lichte straf../ <>..\ voor zo n zwaar vergrijp. Voor morgen wordt lichte regen verwacht. <> Laat in de middag gaat het hard regenen. Na drie Hollandse borrels word je wat licht in ± Misschien ben je nog niet dronken, maar een je hoofd. beetje duizelig ben je wel. Tussen de middag geef ik de voorkeur aan een <>..\ boven één die zwaar op de maag ligt. lichte maaltijd../ ±..\ meestal eet ik een boterham met kaas en wat fruit of een salade. ~ Ik houd wel van die lichte kost:../ ±..\ een komedie, een spannend boek of een lekker dansmuziekje. <> Dat toneelstuk was zware kost, hoor, zo ernstig en zwaar op de hand, er viel niets te lachen! ~ Daar moet je niet te licht over denken../ «..\ zó eenvoudig is t niet!../ <>..\ maar t is ook niet nodig om er erg zwaar aan te tillen! ~ t Valt hem licht om zulke grote besluiten te ± Hij ligt daar niet wakker van! nemen. <> Mij valt zoiets altijd heel zwaar, ik doe nachten lang geen oog dicht. Dat zijn licht ontvlambare gassen. ± Daar moet je heel voorzichtig mee omgaan, anders vliegen ze in brand. ~ Ze heeft een licht ontvlambaar hart. ± Ze is vaak en snel verliefd. het licht/de -en Dankzij het licht van de zon is er leven op aarde. ± Zonder zonlicht zou er geen leven bestaan. Die grote boom voor het huis neemt veel licht ± In de zomer houden de bladeren het zonlicht tegen. weg. Wat geeft die spot veel licht, zeg! ± Heerlijk, zo n helder schijnsel op je boek! (..) Heb je genoeg licht daar beneden? >> Nee, kun je me een beetje licht geven/ bijlichten? Door dat onderzoek is aan t licht gekomen, dat ± Men had niet verwacht dat er zoiets boven tafel er al jarenlang fraude is gepleegd. zou komen. De uitkomst van dat onderzoek werpt een nieuw ± De verklaringen van de nieuwe getuigen hebben licht op de zaak. heel andere dingen duidelijk gemaakt. Die twee hebben zó n hekel aan elkaar, ze gunnen ± Kortom: ze haten elkaar. elkaar het licht in de ogen niet.

19 Digilemma L19 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking = vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN I, II..= verbindbaarheid ± = synoniem <> = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactisch/contextuele eenheid (.)... «= syntact./context. open plaats plus synt. /cont. complement het licht/de -en, vervolg Wat is het hier donker, doe het licht eens aan! ± Ja, doe die lamp boven de tafel maar aan. Je moet wachten met oversteken tot het licht ± Die voetgangerslichten zijn er niet voor niets! groen is. Wie door rood licht rijdt, heeft kans op een bon. ± Als t verkeerslicht op rood staat moet je stoppen. ~ Die jongen is geen/niet bepaald een licht. ± Je kunt wel stellen dat hij heel dom is. ~ Er ging bij mij ineens een lichtje branden../ ±..\ Aha, dacht ik, zó zit dat dus. Ik had t dóór! <>..\ eerst was het me volkomen duister wat hij bedoelde. Ik zal m n licht eens bij de conciërge opsteken../ «..\ die kan me vast meer over die zaak vertellen. (..) Hee, nou gaat me een lichtje op../ >>..\ ben jij niet Jan van Ome Henk uit Dordt? het lid/de leden ± deelnemer, participant, lidmaat Heel veel mensen zijn lid van één of meer clubs ± Ze vormen dus een onderdeel van zo n club. Ze of verenigingen. betalen contributie en/of nemen deel aan activiteiten. Alle leden van de vereniging worden uitgenodigd. ± Allen die lid zijn, zijn welkom. ~ Ben jij ook lid van de club? Welkom! ± Ben je ook door je vrouw in de steek gelaten? het lid/ de leden/de ledematen ± onderdeel, part Hij is gezond van lijf en leden. ± Zijn lichaam èn de onderdelen functioneren goed. Ik voel me niet lekker, ik heb vast iets onder de ± Ik denk, dat ik ziek word. leden. Als ik val, is direct m n arm uit het lid. ± Bij het minste of geringste schiet die arm uit de (gewrichts)kom. (..)Voor het mannelijk lid bestaan veel synoniemen, >> zoals penis, geslachtsdeel, piel, piemel, lul, fluit, plassertje, pik, pissertje, snikkel, tamp, jongeheer, potlood, zwengel. het lidwoord/de -en Er zijn drie Nederlandse lidwoorden:../..\ de (man/mannen), het (huis) en een (boek). het lied(je)/de -eren(jes) Ik ken wel de melodie, maar niet de woorden «Het is een gedicht van Goethe op muziek van van dat lied. Schumann. ± Ik kan de wijs wel neuriën, maar de tekst van het vers ken ik niet. In de bus zongen de kinderen vrolijke liedjes. ± Allerlei bekende wijsjes van vroeger en nu. Het eind van t liedje was, dat niemand meeging. ± Uiteindelijk bleef iedereen thuis. t Is iedere keer hetzelfde liedje met hem:../..\ hij komt steeds weer te laat op school! t Gaat me nu wel vervelen! lief/lieve >>>> t liefst, >>>> liever Je bent een lieve hond. <> Maar als je in huis plast, ben je stout! Zuster Claudia is erg lief../ <>..\ maar die andere verpleegkundige is streng! Nellie vindt de hond lief. ± Ze houdt van hem. Heeft die vrouw lieve kinderen? ± Haar zoontje is erg aardig,../ <>..\ maar haar dochter is onuitstaanbaar. Ik moet vanavond op visite, maar ik bleef net ± Ik zou het helemaal niet erg vinden om thuis te zo lief thuis. blijven. Lieve help, wat is dat voor lawaai? ± Lieve hemel, wat een kabaal! Je zult dit eenvoudige maaltje voor lief moeten ± Je zult hiermee tevreden moeten zijn. nemen, ik had geen tijd om uitgebreid te koken.

20 de liefde/-s Digilemma L20 Met ogen vol liefde kijkt hij zijn vrouw aan. <> Helaas, uit haar ogen spreekt slechts haat. Haar ouders hebben haar de liefde voor de ± In haar prille jeugd heeft ze er al van leren houden. muziek bijgebracht. ~ Ik zal dat met liefde voor je doen. ± Ik wil dat heel graag voor je doen. ~ Die man heeft maar één grote liefde: voetbal. ± Daar is hij helemaal gek van, hij droomt er zelfs van! De liefde van de man gaat door de maag. ± Het beste middel om een man van je te laten houden is: lekker voor hem koken. Liefde is blind. ± Als je van iemand houdt, zie je zijn fouten niet. Oude liefde roest niet. ± Er blijft een teder plekje in je hart voor iemand, van wie je eens gehouden hebt. ^ liefde, haat, medelijden, jaloezie, vriendschap, solidariteit, enz.: gevoelens van mensen tegenover elkaar/tussen mensen. t liefst Met vakantie ga ik t liefst naar een warm land. ± Dat heeft mijn absolute voorkeur. liegen, loog(logen), gelogen (hebben) I & II Je liegt (het)! Je liegt als je iets vertelt, waarvan je weet dat ± Als je dus met opzet onwaarheid spreekt. het niet waar is. Heb je mij gisteren in Leiden gezien? Dat lieg je. ± Dat verzin je maar, je weet wel beter! «Dat kan helemaal niet, want ik was de hele dag in Amsterdam! liever Ik fiets liever dan dat ik loop. ± Ik vind het fijner om te fietsen dan om te lopen. Welke auto hebt u liever, de grote of de kleine? ± Ik geef de voorkeur aan de grote. Heb je soms liever dat ík het doe? ± Vind je dat misschien prettiger? Alles liever dan dat! ± Dat is wel t laatste waar ik zin in heb! Naar het strand? Met dit weer? Ik zou niet ± Mij niet gezien! Voor geen goud! weten wat ik liever deed! Helemaal naar China? Jij liever dan ik! <> Dat wil ik nou ook al zó lang! ± Nou, dat is niks voor mij! Ik zou maar liever eens aan t werk gaan. ± t Is echt beter dat je nu begint, anders kom je nooit op tijd klaar. Ze wilde niets liever dan hem helpen../ «..\ maar helaas wist ze niet hóe! ~ Die koffer is veel te zwaar voor je, laat mij m ± Je kunt m beter aan mij geven om te dragen. liever dragen. ~ De buren of liever gezegd de buurman heeft een ± Om precies te zijn: de buurman heeft die brief brief aan de gemeente gestuurd. gestuurd. Liever koekjes worden niet gebakken! ± Je zult t moeten nemen zoals t is, we kunnen onmogelijk met ieders wensen rekening houden. de lieverd/-s Die jongen is een lieverd, hij helpt iedereen. <> Zijn broertje is een rotjong // een pestkop // een etterbak. Natuurlijk kwamen mijn ouders, de lieverds, ± Die lieve mensen hielpen me voor de zoveelste keer me te hulp. uit de nood. Alex is bepaald géén lieverdje! ± Dat is een belhamel/ een kwajongen/ een deugniet, die altijd streken uithaalt.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen. De familieblues Tot mijn 15e noemde ik mijn ouders papa en mama. Daarna niet meer. Toen noemde ik mijn vader meester. Zo noemde hij zich ook als hij lesgaf. Hij was leraar Engels op een middelbare school.

Nadere informatie

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over, 3F Wat is vriendschap? 1 Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol

Nadere informatie

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 5 Bidden Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 5 blz. 1 Joris is vader aan het helpen in de tuin. Ze zijn

Nadere informatie

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Bezoek op kantoor Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Ton en Toya hebben wat problemen thuis.

Nadere informatie

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht. 1. Joris Hé Roos, fiets eens niet zo hard. Roos schrikt op en kijkt naast zich. Recht in het vrolijke gezicht van Joris. Joris zit in haar klas. Ben je voor mij op de vlucht?, vraagt hij. Wat een onzin.

Nadere informatie

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad.

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad. Een dode De voetbalwedstrijd is afgelopen. Het stadion is bijna leeg. Het is koud, de zon schijnt bleek. Munck staat op de tribune van vak H en staart naar de dode man op de bank. Wat vreselijk, denkt

Nadere informatie

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school. Voorwoord Susan schrijft elke dag in haar dagboek. Dat dagboek is geen echt boek. En ook geen schrift. Susans dagboek zit in haar tablet, een tablet van school. In een map die Moeilijke Vragen heet. Susan

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT ROOS Roos (27) is zeer slechtziend. Ze heeft een geleidehond, Noah, een leuke, zwarte labrador. Roos legt uit hoe je het beste met geleidehond en zijn baas

Nadere informatie

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51 Inhoud Een nacht 7 Voetstappen 27 Strijder in de schaduw 51 5 Een nacht 6 Een plek om te slapen Ik ben gevlucht uit mijn land. Daardoor heb ik geen thuis meer. De wind neemt me mee. Soms hierheen, soms

Nadere informatie

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje Aangepaste dienst Liturgie Voor de dienst speelt de band drie liederen Opwekking 11 Er is een Heer Opwekking 277 Machtig God, sterke Rots

Nadere informatie

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen Openingstekst: (Door een ouder en kind) A. Zeg zou jij het licht aandoen? Je moet opschieten, want het is bijna tijd. Dadelijk

Nadere informatie

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl R O S A D E D I E F Arco Struik Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl In de winkel 3 Bart 5 Een lieve dief 7 De telefoon 9 Bij de dokter 11 De blinde vrouw 13 Een baantje 15 Bijna betrapt

Nadere informatie

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis. Weer naar school Kim en Pieter lopen het schoolplein op. Het is de eerste schooldag na de zomervakantie. Ik ben benieuwd wie onze mentor * is, zegt Pieter. Kim knikt. Ik hoop een man, zegt ze. Pieter kijkt

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar

Nadere informatie

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

Help, mijn papa en mama gaan scheiden! Help, mijn papa en mama gaan scheiden! Joep ligt in bed. Hij houdt zijn handen tegen zijn oren. Beneden hoort hij harde boze stemmen. Papa en mama hebben ruzie. Papa en mama hebben vaak ruzie. Ze denken

Nadere informatie

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Wat is PDD-nos? 4 PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Eigenlijk vind ik stoornis een heel naar woord. Want zo lijkt het net of er iets niet goed aan me

Nadere informatie

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten Woordenlijst bij hoofdstuk 7 Deel 1 aanhebben (kleren) dragen Hij h een warme trui a, want het is koud. afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Nadere informatie

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.

Nadere informatie

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes? A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? Ja, heb ik gedaan. 2. Komt Willem dit weekend? Nee, moet helaas werken. 3. Ga je met het vliegtuig naar Hamburg? Nee,

Nadere informatie

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd 53 9 Vader Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd heeft. P Ik begin steeds beter te begrijpen dat het heel bijzonder is dat ik een kind van God, mijn

Nadere informatie

H E T V E R L O R E N G E L D

H E T V E R L O R E N G E L D H E T V E R L O R E N G E L D Personen Evangelieschrijver Vrouw (ze heet Marie) Haar buurvrouwen en vriendinnen; o Willemien o Janny o Sjaan o Sophie (Als het stuk begint, zit de evangelieschrijver op

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24 Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24 Als je iets verkeerd doet, verdien je straf. Ja toch? Dat is eerlijk. Er is niemand die nooit iets

Nadere informatie

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd 1 Joppe (13): Mijn ouders vertelden alle twee verschillende verhalen over waarom ze gingen

Nadere informatie

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij. Lied: Ik ben ik (bij thema 1: ik ben mezelf) (nr. 1 en 2 op de CD) : Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Ik heb een mooie naam, van achter en vooraan.

Nadere informatie

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2c nr. 1 zinnen met want en omdat OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! Haring! Verse haring! Wie maakt me los! Ik heb verse haring! Ha... ja, nou heb ik jullie aandacht, hè? Sorry, ik ben uitverkocht. Vandaag geen haring

Nadere informatie

Bijbellezing: Johannes 2 vers 1-12. Bruiloftsfeest

Bijbellezing: Johannes 2 vers 1-12. Bruiloftsfeest Bijbellezing: Johannes 2 vers 1-12 Bruiloftsfeest Sara en Johannes hebben een kaart gekregen In een hele mooie enveloppe Met de post kregen ze die kaart Weet je wat op die kaart stond? Nou? Wij gaan trouwen!

Nadere informatie

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Eerst lezen. Daarna volgen er vragen en opdrachten. Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel dingen

Nadere informatie

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen www.edusom.nl Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen Het is belangrijk om veel woorden te leren. In deze extra les vindt u extra woorden bij de Opstartlessen 1 t/m 5. Kijk ook eens naar

Nadere informatie

Gezond thema: DE HUISARTS

Gezond thema: DE HUISARTS Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een

Nadere informatie

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen. Woensdag Ik denk dat ik gek word! Dat moet wel, want ik heb net gehoord dat mijn moeder kanker heeft. Niet zomaar een kankertje dat met een chemo of bestraling overgaat. Nee. Het zit door haar hele lijf.

Nadere informatie

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02 Papahoorjeme_bw.indd 2 05-05-11 15:02 Papahoorjeme_bw.indd 3 05-05-11 15:02 Voor Indigo en Nhimo Tamara Bos Papa, hoor je me? met tekeningen van Annemarie van Haeringen Leopold / Amsterdam De liefste

Nadere informatie

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak. Tik-tak - Lees het gedicht tik-tak voor. Doe dit in het strakke ritme van een langzaam tikkende klok: Tik - tak - tik - tak Ik tik - de tijd - op mijn - gemak. Enzovoort. - Laat de kinderen vrij op het

Nadere informatie

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere - je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3

Nadere informatie

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het Maar het duurt maar heel even dat op de kop staan De wereld

Nadere informatie

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande Eerste druk 2015 R.R. Koning Foto/Afbeelding cover: Antoinette Martens Illustaties door: Antoinette Martens ISBN: 978-94-022-2192-3 Productie

Nadere informatie

DE NAAM JON FOSSE. NAMNET (1995) Een toneelstuk. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN. Meisje Jongen Zus Moeder Vader Bjarne ***********

DE NAAM JON FOSSE. NAMNET (1995) Een toneelstuk. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN. Meisje Jongen Zus Moeder Vader Bjarne *********** jon fosse - de naam JON FOSSE DE NAAM NAMNET (1995) Een toneelstuk Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN Meisje Jongen Zus Moeder Vader Bjarne *********** Copyright : Jon Fosse 1995, Colombine Teaterförlag

Nadere informatie

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2 Bladzijde negen, Bladzijde tien, Krijg ik het wel ooit te zien? Ander hoofdstuk, Nieuw begin.. Maar niets, Weer dicht, Het heeft geen zin. Dan probeer ik achterin dat dikke boek. Dat ik daar niet vaker

Nadere informatie

Verhaal: Jozef en Maria

Verhaal: Jozef en Maria Verhaal: Jozef en Maria Er was eens een vrouw, Maria. Maria was een heel gewone jonge vrouw, net zo gewoon als jij en ik. Toch had God haar uitgekozen om iets heel belangrijks te doen. Iets wat de hele

Nadere informatie

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten De gelijkenis van de twee zonen Lees : Mattheüs 21:28-32 Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel

Nadere informatie

Liturgie voor de scholendienst 2015

Liturgie voor de scholendienst 2015 Liturgie voor de scholendienst 2015 Kerk van de Nazarener & Christelijke Basisschool De Vliet Klaaswaal Zondag 1 februari Thema: Bestaat God (eigenlijk wel)? Welkomstwoord Uitleg over de kerk Kinderopwekking

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Jezus vertelt, dat God onze Vader is Eerste Communieproject 26 Jezus vertelt, dat God onze Vader is Jezus als leraar In les 4 hebben we gezien dat Jezus wordt geboren. De engelen zeggen: Hij is de Redder van de wereld. Maar nu is Jezus groot.

Nadere informatie

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018 We luisteren: - Veldhuis & Kemper is het mooi Is het constant een zooi Er is lief Er is leed Er is zuinig of breed Er is kort Er is lang Vrolijk en bang Er is hoop Er is stil Er is zang Er is langzaam

Nadere informatie

Inhoud. Woord vooraf 7. Het allereerste begin 9. Oervaders 19. Israël als moeder 57. Wijsheid voor ouders en kinderen 83. Koninklijke vaders 113

Inhoud. Woord vooraf 7. Het allereerste begin 9. Oervaders 19. Israël als moeder 57. Wijsheid voor ouders en kinderen 83. Koninklijke vaders 113 Inhoud Woord vooraf 7 Het allereerste begin 9 Oervaders 19 Israël als moeder 57 Wijsheid voor ouders en kinderen 83 Koninklijke vaders 113 Profetische opvoedkunde 145 Kinderen in zijn koninkrijk 177 Leerling

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg Pasen met peuters en kleuters Beertje Jojo is weg Thema Maria is verdrietig, haar beste Vriend is er niet meer. Wat is Maria blij als ze Jezus weer ziet. Hij is opgestaan uit de dood! Wat heb je nodig?

Nadere informatie

Ze moet wel twee keer zo veel eten als Anne, en altijd weer die pillen vooraf.

Ze moet wel twee keer zo veel eten als Anne, en altijd weer die pillen vooraf. 1. Susan Susan ligt op een bed in haar tuinhuisje. De twee deuren van het huisje staan wijd open, zodat er frisse lucht naar binnen komt. Vanuit haar bed kan Susan precies tussen de struiken door de achterdeur

Nadere informatie

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af. Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.

Nadere informatie

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING 1. DE HERSENEN 1.1 HOE ZIEN HERSENEN ERUIT? VRAAG WIE KAN VERTELLEN WAT HERSENEN ZIJN? VRAAG HEBBEN KINDEREN KLEINERE HERSENEN DAN GROTE MENSEN? 1.2 WANNEER GEBRUIK JE ZE?

Nadere informatie

E E N B A R M H A R T I G E S A M A R I T A A N

E E N B A R M H A R T I G E S A M A R I T A A N E E N B A R M H A R T I G E S A M A R I T A A N Personen Pa Ma Kind 1 Kind 2 Dominee Vrouw van de Dominee Zondagsschooljuf Man van de zondagsschooljuf Buurman Smit Buurvrouw Smit Het Ding (speelt wel mee,

Nadere informatie

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze

Nadere informatie

Wat kan ik voor u doen?

Wat kan ik voor u doen? 139 139 HOOFDSTUK 9 Wat kan ik voor u doen? WOORDEN 1 1 Peter is op vakantie. Hij stuurde mij een... uit Parijs. a brievenbus b kaart 2 Ik heb die kaart gisteren.... a ontvangen b herhaald 3 Bij welke...

Nadere informatie

Neus correctie 2012. Aanleiding. Intake gesprek. Stap 1: Wat gaan we doen

Neus correctie 2012. Aanleiding. Intake gesprek. Stap 1: Wat gaan we doen Neus correctie 2012 Aanleiding Al een tijdje heb ik last van mijn neus. Als kind van een jaar of 5 kreeg ik een schep tegen mijn neus, wat er waarschijnlijk voor heeft gezorgd dat mijn neus brak. Als kind

Nadere informatie

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk?

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk? Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk? Verantwoordelijkheid. Ja, ook heel belangrijk voor school!!! Het lijkt veel op zelfstandigheid, maar toch is het net iets anders. Verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL.

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL. Liefde Ik laat je nooit in de steek. Ik zal je helpen. Jij bent mijn beste vriendin. Het mooiste wat ik heb, geef ik aan jou. Ik ben verliefd... Ik heb alles voor je over. IK HOU VAN JOU! Ik bid voor je.

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?

Nadere informatie

Matteüs 25:1-13 - Gezinsdienst: Wachten duurt lang!

Matteüs 25:1-13 - Gezinsdienst: Wachten duurt lang! Matteüs 25:1-13 - Gezinsdienst: Wachten duurt lang! Liturgie Zingen: -Opwekking 654 Dank U voor deze nieuwe dag -Zoek eerst het Koninkrijk van God -Weet je waar het hemels koninkrijk op lijkt (Elly en

Nadere informatie

Al heel snel hadden ze ruzie met elkaar. Het spelen was niet leuk meer.

Al heel snel hadden ze ruzie met elkaar. Het spelen was niet leuk meer. Beertje Anders en Beertje Bruin gingen bij oma spelen. Al heel snel hadden ze ruzie met elkaar. Het spelen was niet leuk meer. Oma hoorde: Ik wil de bal, Ik wil de blokken, Ik ga kleuren, Ik wil de kleurpotloden

Nadere informatie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en

Nadere informatie

Ria Massy. De taart van Tamid

Ria Massy. De taart van Tamid DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in

Nadere informatie

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. Thema 5 Les 1: De angst: Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. De schrik: Als iemand ineens achter je staat, dan schrik je. Je bent dan ineens

Nadere informatie

Beertje Anders. Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2

Beertje Anders. Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2 Beertje Anders Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2 H. Vos Beertje Anders Wat zonlicht is voor bloemen, is een glimlach voor een beer. Beertje Anders en Beertje Bruin gaan bij oma spelen. Het was maar even

Nadere informatie

Waarom zijn er ongelukkige mensen?

Waarom zijn er ongelukkige mensen? Eerste Communieproject 8 Waarom zijn er ongelukkige mensen? De mensen doen niet wat God wil Je hebt gezien wat geluk is. Als mensen van jou houden, word je gelukkig. Niet iedereen is gelukkig. Als andere

Nadere informatie

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je. Oud wit Prins de Vos Ik wil je. Het is het eerste berichtje dat ik vandaag van hem ontvang. De uren waarin het stil blijf zijn ondragelijk. Pas als ik de trilling in mijn broekzak voel begint mijn hart

Nadere informatie

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

We spelen in het huis van mijn mama deze keer, Jip en Janneke. Ik ben Jip. Ik ben Janneke en we wonen naast elkaar. Hij heet Jip, zij heet Janneke. en we spelen soms bij hem en soms bij haar. We spelen in het huis van mijn mama deze keer, we kunnen

Nadere informatie

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang. Vanavond ga ik mijn man vertellen dat ik bij hem wegga. Na het eten vertel ik het hem. Ik heb veel tijd besteed aan het maken van deze laatste maaltijd. Met vlaflip toe. Ik hoop dat de klap niet te hard

Nadere informatie

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand. De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand. Eerst lezen. Daarna volgen er vragen en opdrachten. Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

De PAAZ, wat is dat? Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar

De PAAZ, wat is dat? Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar De PAAZ, wat is dat? Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar De afgelopen weken was het niet zo leuk bij Pim thuis. Zijn moeder lag de hele dag in bed. Ze stond niet meer op, deed geen boodschappen

Nadere informatie

sarie, mijn vriend kaspar en ik

sarie, mijn vriend kaspar en ik sarie, mijn vriend kaspar en ik Leen Verheyen sarie, mijn vriend kaspar en ik is een theatertekst voor kinderen vanaf 4 jaar en ging in première op 12 september 2009 bij HETPALEIS in Antwerpen 1 ik: het

Nadere informatie

Thema In en om het huis.

Thema In en om het huis. http://www.edusom.nl Thema In en om het huis. Les 22. Een huis zoeken Wat leert u in deze les? Praten over uw huis Informatie over het vinden van een nieuwe woning Praten over wat afgelopen is Veel succes!

Nadere informatie

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan Als een olifant door een porseleinkast gaan Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als één schaap over de dam is volgen er meer Als iemand het voorbeeld geeft, zijn er al snel meer mensen die dit voorbeeld volgen

Nadere informatie

Hoe lang duurt geluk?

Hoe lang duurt geluk? Hoe lang duurt geluk? Op dit moment ben ik gelukkig. Na veel pech ben ik dan eindelijk een vrolijke schrijver. Mijn roman is goed gelukt. En ik verdien er veel geld mee. En ik heb ook nog eens een mooie,

Nadere informatie

7.5 Script en plaatjes post-test

7.5 Script en plaatjes post-test 7.5 Script en plaatjes post-test De vorige keer waren we hier om Drakie wat beter te leren praten en Drakie heeft toen een heleboel van jou geleerd. Dat vond ie heel leuk. Vandaag gaan we wat dingen die

Nadere informatie

Eerste week vd advent

Eerste week vd advent Advent vieren en beleven derde graad Eerste week vd advent De adventskrans staat centraal. Er speelt zachte muziek. De kinderen nemen bij het binnenkomen een sparrentakje uit de mand en leggen dit rond

Nadere informatie

Samen met Jezus op weg

Samen met Jezus op weg Samen met Jezus op weg KERK & WERELD Korte Schipstraat 16 2800 Mechelen Tekst: Myrjam De Keyser 1. De laatste keer samen Jezus en zijn leerlingen willen graag het paasfeest vieren. Daarvoor zijn ze naar

Nadere informatie

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd. Voorwoord In dit boek staan interviews van nieuwkomers over hun leven in Nederland. Ik geef al twintig jaar les aan nieuwkomers. Al deze mensen hebben prachtige verhalen te vertellen. Dus wie moest ik

Nadere informatie

De Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid

De Nationale Stichting ter Bevordering van Vrolijkheid In Nederland staan 40 asielzoekerscentra (AZC's). Dat zijn plekken waar asielzoekers wonen. Asielzoekers zijn mensen die naar Nederland zijn gevlucht. Omdat er in hun eigen land oorlog is bijvoorbeeld,

Nadere informatie

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering.

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering. Bij SNAP leren we ouders en kinderen vaardigheden om problemen op te lossen en meer zelfcontrole te ontwikkelen. Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering. SNAP (STOP

Nadere informatie

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Wat een mooie luchtballonnen! Geel, oranje, groen en blauw. Kies maar uit Daan,

Nadere informatie

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu

Nadere informatie

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco. 1 Het portiek Jacco ruikt het al. Zonder dat hij de voordeur opendoet, ruikt hij al dat er tegen de deur is gepist. Dat gebeurt nou altijd. Zijn buurjongen Junior staat elke avond in het portiek te plassen.

Nadere informatie

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen Zondag 52 Zondag 52 gaat over de zesde bede. Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen. Lees de tekst

Nadere informatie

Naam: TIJD EN SEIZOENEN

Naam: TIJD EN SEIZOENEN Naam: TIJD EN SEIZOENEN Tijd is belangrijk. Je moet op veel plaatsen op tijd komen. Op tijd op school, op tijd thuis, op tijd voor de bus of de trein. Om te zien hoe laat het is, kijk je op je horloge.

Nadere informatie

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo? Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12 Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo? Heb een Tom, Tom gekocht Bij de ANWB winkel in Drachten Nou ja ik heb hem eigenlijk gekregen Voor mijn verjaardag

Nadere informatie

KLEM. Katja en Udo in de schulden. Anne-Rose Hermer

KLEM. Katja en Udo in de schulden. Anne-Rose Hermer KLEM Katja en Udo in de schulden Anne-Rose Hermer Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen 1 Katja ontmoet Udo Katja is bijna negentien jaar. Ze woont nog bij haar ouders. Katja werkt in een warenhuis.

Nadere informatie

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum 1. Wat voor rare mensen waren dat daarstraks? (zijn) 2. Zodra we de film, zullen we je vertellen wat we ervan vonden.

Nadere informatie

Rivka voelt tranen in haar ogen. Vader aait over haar wang. Hij zegt: Veel plezier, prinsesje. Vergeet je nooit wie je bent? Dan draait vader zich

Rivka voelt tranen in haar ogen. Vader aait over haar wang. Hij zegt: Veel plezier, prinsesje. Vergeet je nooit wie je bent? Dan draait vader zich 1942-1943 1 Rivka! Het is tijd om te gaan!, roept vader. Rivka is blij. Ze gaat logeren. Ze weet niet bij wie. En ze weet ook niet hoe lang. Maar ze heeft er wel zin in. Vader heeft gezegd: Je gaat in

Nadere informatie