Tijdens het centraal schriftelijk eindexamen Economie 2012 komen de volgende thema s aan bod:
|
|
- Mirthe de Boer
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Examenstof vmbo economie Tijdens het centraal schriftelijk eindexamen Economie 2012 komen de volgende thema s aan bod: EC/K/4: Consumptie en consumentenorganisaties Hier gaat het over jouw rol als consument: een persoon die zijn behoeften/wensen zo goed mogelijk wil bevredigen. Maar omdat jouw geld en tijd schaars (beperkt) zijn, moet je belangrijke keuzes maken. Je moet dan prioriteiten stellen: wat wil je per se hebben en wat wachten? Dringende behoeften zoals water, voedsel en kleding noem je basisbehoeften. Spullen die je ook wel even kunt missen (tv, scooter en mp3-speler) noem je luxebehoeften. Consumptie is dus het kopen van goederen om je behoeften te kunnen vervullen. Economie als schoolvak gaat over de vraag hoe je dat het slimste kunt doen, als persoon, maar ook als land. Laten we nog eens even goed naar de consumptie-omschrijving hierboven kijken. - Het kopen van goederen en diensten gaat makkelijker dankzij geld. Voor geld wil iedereen namelijk wel iets ruilen; je kunt geld altijd gebruiken. Het is een ideaal ruilmiddel. Iedereen kan zo maken/produceren waar hij goed in is. Je krijgt daar dan geld voor en voor dat geld kun je dan weer kopen wat je zelf graag wilt hebben maar niet kunt maken. Geld is er in twee vormen: chartaal (munten, bankbiljetten) en giraal (geld op je bankrekening). Behalve om te ruilen, kun je geld ook gebruiken om te sparen (spaarmiddel) of de waarde van spullen te vergelijken (rekenmiddel). Ook kun je goederen en diensten nog steeds direct ruilen met iemand anders (directe ruil). - Je behoeften veranderen door de jaren heen. Als je rijker, ouder of wijzer wordt, zul je sommige dingen niet meer nodig hebben (een speelgoedauto), terwijl nieuwe dingen juist onmisbaar worden (een echte auto). Ook door allerlei nieuwe uitvindingen en extra aandacht voor het milieu kan je consumptiegedrag veranderen. - Behalve aan de goederen die hierboven staan, heb je als mens ook diensten nodig om tevreden te zijn. Diensten kun je niet aanraken, het zijn meer daden dan dingen. Bijvoorbeeld een knipbeurt bij de kapper, een mooi toneelstuk of een dokter die je gebroken arm geneest. Natuurlijk hoef je niet alles wat je nodig hebt te kopen: je kunt het ook zelf maken (zelfvoorziening). Ook zorgt de overheid er soms al voor dat in je behoefte is voorzien: als je de behoefte hebt om te reizen, heeft zij al gezorgd voor wegen en agenten die het rijgedrag controleren. Goederen (hier: de weg zelf) en diensten (de agent) die je niet zelf hoeft te kopen, maar door de overheid voor iedereen worden geregeld, noem je collectieve goederen. - Als consument weet je van tevoren niet alles over het product dat je koopt. Bovendien probeert een winkelier je via reclame soms een te rooskleurig beeld van een product te geven. Het is dus verstandig om je van tevoren goed te informeren, bijvoorbeeld door een vergelijkend warenonderzoek te lezen (verschillende merken worden getest en vergeleken). Ook kun je letten op labels en keurmerken op het product. Daarnaast zijn er wetten die consumenten beschermen tegen ondeugdelijke producten. Een organisatie die opkomt voor de belangen van consumenten, is de Consumentenbond.
2 - Alle strategieën die een winkelier inzet om zijn producten beter te verkopen noem je marketing. Er zijn 4 belangrijke marketingstrategieën, de 4 P s: - Plaats (je product op de juiste locatie aanbieden) - Prijs (kortingsacties, prijsstunts) - Product (iets unieks aanbieden, merken) - Promotie (reclame) Veel reclame is gericht op jongeren: zij zijn nog flink te beïnvloeden in hun behoeften en zijn de consumenten van de toekomst Niet alle reclame is gericht op verkopen (commercie): je hebt ook ideële (voorlichtende) reclame, bijvoorbeeld over vuurwerk of veilig gedrag in het verkeer. - De hoeveelheid goederen en diensten die je met je geld kunt kopen, heet je koopkracht. Om te kunnen consumeren heb je dus geld nodig, maar hoe kom je daar aan? 1. Inkomen uit arbeid (loon, salaris). 2. Inkomen uit bezit (huur, rente). 3. Inkomen uit overdracht (= inkomen waar geen directe tegenprestatie voor wordt gevraagd, bijvoorbeeld een uitkering van de overheid zoals kinderbijslag of studiebeurs). Op je bankrekening kun je een tekort (debetsaldo, rood staan ) of liever natuurlijk een positief saldo hebben staan. Het kan zo zijn dat je tijdelijk een geldtekort hebt om al je uitgaven te kunnen betalen (= in al je behoeften te voorzien). Je moet dan lenen, met als nadeel dat je het geleende geld aan de bank terug moet betalen met rente. Voordeel is natuurlijk dat je koopkracht dan meteen toeneemt en je niet hoeft te wachten met kopen. Heb je juist geld over, dan is het verstandig om te sparen: je krijgt dan juist rente van de bank als beloning. Sparen doe je (behalve voor de rente) uit voorzorg (voor als het later tegenzit) of voor een doel (later een dure auto kunnen kopen). Bij een bank kun je dus zowel geld lenen als sparen. Banken maken winst omdat de rente die je als beloning krijgt voor sparen altijd lager is dan die je moet betalen als je er geld leent. Bij sparen geldt: hoe langer je geld uitleent (looptijd) en hoe hoger het bedrag, hoe hoger je rentebeloning. Kom je juist altijd (structureel) geld te kort, dan is het verstandig een budgetplan op te stellen. Zo krijg je een beter overzicht van je inkomsten en uitgaven en kun je makkelijker beslissen op welke uitgaven je kunt bezuinigen. Of, als je in een bepaalde periode juist geld over hebt, je juist geld apart kan leggen voor later (reserveren). Door dure luxebehoeften (een abonnement, sportclub) te schrappen, kun je blijvend geld besparen. Een organisatie die je daarbij kan helpen is het Nibud. Ieder mens kent drie soorten uitgaven: 1. Huishoudelijke/dagelijkse uitgaven (eten, boodschappen). 2. Incidentele uitgaven (komen maar af en toe voor; vakantie, reparatie). 3. Vaste lasten (steeds terugkerend; abonnement, energierekening).
3 EC/5: Arbeid, productie en het bedrijfsleven Bedrijven proberen zo veel mogelijk producten met zo veel mogelijk winst te verkopen. De truc is dan ook iets een beetje duurder te verkopen dan dat je het zelf hebt ingekocht, maar ook weer niet zó duur dat niemand het meer wil kopen. De brutowinst kun je berekenen door eerst de omzet van een bedrijf uit te rekenen (= afzet x verkoopprijs) en daar de totale inkoopprijs van al je producten af te halen. De nettowinst bereken je door van deze brutowinst nog de bedrijfskosten (personeel, huur van de winkel) vanaf te halen. De verkoopprijs is de inkoopprijs van een product met daarbij al een winstopslag en de btw opgeteld. Btw, de belasting over de toegevoegde waarde, is een belasting op consumptieartikelen. Die btw is 6% voor noodzakelijke producten als brood en water, en 19% voor luxeproducten als horloges en televisies. Inkoopprijs broek 80 + Winstopslag 25 % = 80 x 0.25= 20 Verkoopprijs exclusief btw = 100 Btw (19%) 100 x 0.19 = 19 Verkoopprijs inclusief btw / winkelprijs = 119 Een rekenvoorbeeld uit een modezaak: De modezaak verkoopt op een dag 22 broeken. De omzet is dan 22 x 119 = De inkoopprijs was zoals we zagen 80, dus de brutowinst voor die dag was: (22 x 80) = 858. De bedrijfskosten die dag waren 250, zodat er een bedrag van = 538 overblijft al nettowinst. Om de kosten te beperken, is het dus verstandig om op slimme wijze met je personeel om te gaan. Door mensen te scholen, betere gereedschappen te geven of te laten doen waar ze goed in zijn, kun je de arbeidsproductiviteit verhogen. De arbeidsproductiviteit is de productie die iemand per tijdseenheid maakt. Zo hoef je minder mensen in te zetten om de gewenste productie toch te halen. Of je kunt met dezelfde mensen juist meer produceren. Hierdoor groeit de welvaart in een land. Nadeel kan wel zijn dat mensen door deze nieuwe technieken hun baan kunnen verliezen, omdat sommige beroepen gewoon verdwijnen Zo maken kostenbesparende kaartautomaten op het station de loketmedewerkers overbodig. Je spreekt hier ook wel van structurele (blijvende) werkloosheid. Maar deze loketmedewerkers hoeven misschien niet lang zonder baan te zitten. Op andere arbeidsmarkten is het aanbod van arbeid (mensen die willen werken, de werknemers) juist weer kleiner dan de vraag naar arbeid (de bedrijven en de overheid die mensen in dienst willen nemen, de werkgevers). Dit noem je ook wel een krappe arbeidsmarkt: er zijn veel openstaande vacatures. Omdat arbeid schaars is, proberen bazen mensen te verleiden juist bij hén te komen werken door mensen goede arbeidsvoorwaarden te bieden (salaris, vakantie, auto van de zaak, kinderopvang). Maar misschien is het voor je nieuwe beroep wel nodig dat je je bij- of omschoolt. Denk bijvoorbeeld aan een oude loketmedewerker die nu monteur wordt van de kaartjesautomaten. Het aantal werklozen in een land kun je berekenen door van de beroepsbevolking (mensen van jaar die willen werken) de werkzame beroepsbevolking af te halen. Let wel, sommige mensen kiezen bewust niet voor een betaalde baan, maar verrichten juist onbetaalde arbeid in het huishouden of als vrijwilliger. Mogelijk hebben mensen een baan in het zwarte, illegale circuit. Ook in de loop van een jaar kan het werkloosheidscijfer schommelen: sommige baantjes zijn alleen in het seizoen beschikbaar, zoals ijsverkoper op het strand. Je spreekt dan van seizoenswerkloosheid.
4 Een hoge werkloosheid is voor niemand gunstig in het land. Niet alleen verliezen de mensen hun inkomen en sociale contacten, ook is de overheid veel geld kwijt aan werkloosheidsuitkeringen. En omdat mensen door hun ontslag minder te besteden hebben, zullen andere winkels en bedrijven ook minder verkopen, waardoor er ook daar mensen ontslagen moeten worden. Alleen al de dreiging van werkloosheid kan leiden tot onrust en stakingen bij een bedrijf. Maar als werknemers te lang staken, zal de consument gaan morren en overstappen naar de concurrent, zodat er nóg meer mensen hun baan verliezen. Het is dus zaak dat de werkloosheid beperkt blijft, zowel voor de werkgever en overheid als de werknemer. Daarom proberen deze drie partijen jaarlijks afspraken te maken over loonstijgingen en minimumlonen. Die afspraken zijn fijn voor werknemers, maar als daardoor de bedrijfskosten te duur worden, verkopen werkgevers niks meer. Ze zijn vervelend voor bedrijven, maar als mensen niks te besteden hebben, verkopen zij op den duur ook niks meer. De overheid kan helpen door met bedrijven te zorgen voor kinderopvang en het voor mensen aantrekkelijker te maken snel weer te gaan werken. Bijvoorbeeld door subsidies te geven op arbeid of de werkloosheidsuitkeringen te verlagen. Bedrijven proberen dus winst te maken door hun omzet te vergroten (bijvoorbeeld via marketing!) en hun kosten laag te houden. Nadeel is dat ze hierbij meestal alleen letten op de bedrijfskosten, terwijl productie ook maatschappelijke (=omgevings, sociale) gevolgen kan hebben. Lawaai en milieuvervuiling zijn voorbeelden van zulke nadelige gevolgen, die we maatschappelijke kosten noemen. Om dit af te remmen kan de overheid op zulke productie bijvoorbeeld een extra belasting (accijnzen) heffen of strenge milieuregels invoeren. EC/K/7 Internationale ontwikkelingen Nederland is door haar ligging aan zee en goede infrastructuur (wegen, spoorlijnen, kanalen) een land met een open economie. Handelen met andere landen is dan belangrijk. Zowel voor haar import als export erg afhankelijk van het buitenland. Import bestaat uit goederen die je uit het buitenland koopt, bijv. olie en computers. Export is wat je juist aan het buitenland verkoopt, bijv. bloemen en kaas. De Europese Unie (EU) en vooral Duitsland zijn belangrijke handelspartners voor Nederland. Juist omdat Nederland veel van haar producten verkoopt aan het buitenland, moet ze er goed op letten dat ze niet te duur wordt. Want als haar internationale concurrentiepositie erg verslechtert, kan hier de productie flink afnemen en de werkloosheid stijgen. Daarom kan de overheid er voor kiezen om zwakke binnenlandse bedrijven te beschermen, door middel van subsidies of hoge belastingen aan de grens voor buitenlandse producten (douanerechten). Zulke maatregelen worden protectie genoemd. Landen handelen met elkaar vanwege kostenverschillen, beschikbaarheid van grondstoffen en producten en verschillen in kwaliteit. Door samen te werken en slim te ruilen, kun je uiteindelijk een hogere welvaart krijgen dan alles zelf te willen maken. Omdat dit voor elk land geldt, proberen veel landen afspraken te maken over het afschaffen van protectie. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) probeert dan ook juist vrijhandel te bevorderen. Veel landen in Europa werken economisch ook al steeds beter samen. In de landen van de EU is er geen protectie meer. Je kunt als bedrijf daarom nu produceren voor een veel grotere afzetmarkt. Je kunt je producten veel makkelijker in veel meer landen verkopen. Ook is er zelfs vrij verkeer van personen, arbeid en kapitaal. Daardoor kan iedereen makkelijker dáár in Europa gaan werken waar hij het hardste nodig is en kunnen Europese bedrijven makkelijker aan personeel komen en dus goedkoper produceren. Sinds 2002 kennen de EU- landen zelfs één munt, de euro. Hierdoor wordt handelen met andere landen nog gemakkelijker.
5 Mede door de handel met het buitenland is Nederland een steeds welvarender land geworden. Maar helaas zijn er ook veel landen, vooral in Afrika, waar de economie al jaren lang slecht draait en de welvaart erg laag is. Mensen hebben er een laag inkomen, kunnen niet lezen of schrijven en hebben een korte levensverwachting. Vaak is de export erg afhankelijk van 1 product (monocultuur), waardoor het land erg kwetsbaar is voor misoogsten of dalende prijzen of protectie op de wereldmarkt. In zulke ontwikkelingslanden is de werkloosheid hoog en vaak zijn er grote schulden aan andere landen. Dit maakt het alleen maar lastiger om de oorzaken van armoede in zo n land - slecht onderwijs, geen goede infrastructuur, achterstand in technologie - aan te kunnen pakken. Het gaat eerder van kwaad naar erger: slecht onderwijs betekent bijvoorbeeld weinig mensen met een baan of weinig bedrijven die iets verkopen. Daardoor ontvangt de overheid bijna geen belasting om iets aan de scholen te verbeteren, waardoor het onderwijs alleen maar meer achteruit gaat, enzovoorts. Dit noem je een vicieuze cirkel. Daarom kiezen veel mensen uit arme landen er voor te migreren naar rijke landen, in de hoop op een betere toekomst. Ontwikkelingslanden hebben daarom de steun van rijke landen hard nodig. In de vorm van het afschaffen van protectie tegen hun export, het kwijtschelden van schulden en het bieden van noodhulp (om in de basisbehoeften te voorzien) en structurele hulp (het helpen van het opbouwen van scholen en infrastructuur). Zelf kun je er als consument op letten dat je producten koopt waar mensen uit ontwikkelingslanden een eerlijke prijs hebben ontvangen.
6 EC/V/1: Verrijkingsstof (let op: geldt alleen voor GL/TL) Net als personen, moet ook de overheid er elk jaar op letten dat zij niet meer uitgeeft dan dat zij binnenkrijgt. Met andere woorden: zorgen dat de uitgaven en inkomsten in evenwicht zijn! De inkomsten van de overheid bestaan uit belastingen en niet-belastingen. De belangrijkste belastingen zijn de loonbelasting, vennootschapsbelasting (winstbelasting) en de btw. Voorbeelden van niet-belastingopbrengsten zijn boetes, aardgasopbrengsten maar ook geld dat verdiend wordt met de Staatsloterij en de verkoop van reclamespotjes op Nederland 1, 2 of 3. Onder de uitgaven van de overheid valt al het geld dat de verschillende ministeries gebruiken om hun taken te kunnen uitvoeren. Er wordt per ministerie geprobeerd bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking, gezondheidszorg en onderwijs zo goed mogelijk te regelen. Dit gebeurt allemaal onder het streng toeziende oog van de minister van Financiën. Die houdt in de gaten of de overheid niet te veel geld uitgeeft. Anders heeft het land een begrotingstekort en moet de overheid geld lenen om haar taken toch uit te kunnen voeren. Omdat over dat geleende geld ook gewoon rente moet worden betaald, kan de staatsschuld flink oplopen. Deze staatsschuld moet dan door de toekomstige inwoners van het land worden terugbetaald. Daardoor zal een land dan minder geld overhouden voor goed onderwijs. Belastingen op inkomsten zijn in Nederland progressief. Hoe meer je verdient, hoe meer je in procenten van je inkomen aan belasting moet afstaan. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten heet dat, en met een deftig woord het draagkrachtbeginsel. Ook zit er de gedachte in dat rijkere mensen solidair moeten zijn met de armen; rijken staan iets van hun rijkdom af om voorzieningen voor armen mogelijk te maken, zoals de bijstand. Betaal je alleen belasting als je ook echt van iets gebruikmaakt (bijvoorbeeld autowegen), dan is dat belastingheffing op basis van het profijtbeginsel. Mensen in Nederland verdienen lang niet allemaal even veel. Inkomensverschillen kun je verklaren door een verschil in opleiding, talent, productiviteit en schaarste. Met dat laatste bedoelen we, zoals altijd in de economie, dat als je een beroep hebt waarnaar veel vraag is en/of dat maar heel weinig mensen doen, je daar ook beter voor betaald wordt. Nu zegt inkomen (welvaart) natuurlijk niet alles tussen de verschillen in welzijn (geluk) tussen mensen. Daarbij speelt ook het aantal uren vrije tijd en of je in een prettige, schone buurt woont een rol. De overheid probeert door middel van haar progressieve belastingstelsel niet alleen geld voor haar taken binnen te halen, maar ook om de inkomensverschillen tussen rijk en arm kleiner te maken. Dit noem je het nivelleren van inkomens. Het groter worden van de verschillen noem je de-nivelleren. Behalve een lager belastingtarief voor de minder rijken doet de overheid dit ook door het geven van subsidies en overdrachtsinkomens. Ook kan dit door middel van aftekposten, waardoor het inkomen waarover je ook echt belasting moet gaan betalen (belastbaar inkomen), dan lager wordt, en dus ook je te betalen belastingbedrag. Een te groot verschil tussen arm en rijk kan voor ontevredenheid en zelfs criminaliteit leiden. Terwijl een te klein verschil er juist voor kan zorgen dat mensen geen moeite meer willen doen om zich te scholen of hard te werken. Een ander probleem voor de economie is inflatie. Dit is het stijgen van de prijzen van goederen en diensten in het land. Het geld dat mensen met werken verdienen en in hun portemonnee hebben (nominaal inkomen) wordt dan minder waard. De koopkracht (reëel inkomen) is afgenomen.
7 Het stijgen van de prijzen kan het gevolg zijn van schaarste, gestegen grondstofprijzen of duurdere import. Het is vooral vervelend omdat mensen door de gedaalde koopkracht minder te besteden hebben, minder kunnen sparen, maar ook onzeker worden en aankopen uitstellen. Vaak zie je als reactie op inflatie dat vakbonden hogere lonen eisen om de koopkracht een beetje op peil te houden. Dit heet prijscompensatie. Dan zijn gezinnen wel beter af, maar die gestegen lonen zie je ook weer terug in de winkelprijs van producten. En, niet onbelangrijk voor een handelsland als Nederland, de concurrentiepositie verslechtert. Door die hoge prijzen word je onaantrekkelijk voor het buitenland.
H1: Economie gaat over..
H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieGoede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen
Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte
Nadere informatieBoek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen
Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar
Nadere informatieInternationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: 25-2-2013. Waar komt het vandaan?
Internationale handel H7 1 Waar komt het vandaan? Economie voor het vmbo (tot 8,35 m.) Internationale handel Importeren = invoeren (betalen) Exporteren = uitvoeren (verdienen) Waarom importeren: Meer keuze
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?
Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens? 8.1 Waarom handel met het buitenland? Importeren = het kopen van goederen en diensten uit het buitenland. Waarom? -Goedkoper of van betere kwaliteit -Bepaalde
Nadere informatieSamenvatting Economie hoofdstuk 1
Samenvatting Economie hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 967 woorden 6 november 2016 7,3 6 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1: Wat voor inkomen heb je? Inkomsten die je ontvangt kunnen verschillen
Nadere informatieExamen aantekeningen 2014
Examen aantekeningen 2014 Basisbehoeften zijn behoeften die je nodig hebt om in leven te blijven. Bijvoorbeeld eten en drinken, kleding en een huis. Luxe behoeften heb je niet echt nodig bijvoorbeeld televisie
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur
Paragraaf 7.1 Groeit de economie? BBP = Bruto Binnenlands Product, de totale productie in een land in één jaar Nationaal inkomen = het totaal van alle inkomens in een land in één jaar Inkomen = loon, rente,
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie
4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie
Nadere informatie4.1 Klaar met de opleiding
4.1 Klaar met de opleiding 1. Werken in loondienst - Bij een bedrijf of bij de overheid (gemeente, provincie, ministerie); - Je krijgt loon/salaris; - Je hebt een bepaalde zekerheid, dat je werk hebt,
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Snoepen op het Christiaan Hagen College 1 A 2 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste eigenschappen (twee van de
Nadere informatieSamenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4
Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders
Nadere informatieEindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. MINpunten 1 maximumscore 1 2 / 6 x 100 % = 33,3% 2 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste reden: Klantenbinding:
Nadere informatieDOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later
DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij
Nadere informatie5.2 Wie is er werkloos?
5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt
Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste
Nadere informatieAntwoorden Economie Handel
Antwoorden Economie Handel Antwoorden door een scholier 973 woorden 14 april 2004 4,8 61 keer beoordeeld Vak Economie Begrippen: Open Economie: Bijvoorbeeld: Nederland exporteert veel goederen en diensten
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieSamenvatting Economie H1 t/m H3
Samenvatting Economie H1 t/m H3 Samenvatting door J. 1711 woorden 28 oktober 2012 7,8 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Samenvatting Module 1 Hoofdstuk 1 t/m 3. Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op
Nadere informatieRente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen
Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren
Nadere informatieH2: Economisch denken
H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren
Nadere informatie7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op
Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders
Nadere informatieHoofdstuk 2: Kom je ermee uit?
Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit? Een middagje shoppen. a 75 209 x 100% = 35,9%. b 209 : 3,72 = 56,18. Dus zij moet 57 uur werken om de nieuwe jas te kunnen kopen. c Zij had eerst kunnen sparen of zij had
Nadere informatieEconomie 1. Doelgroep Economie 1. Omschrijving Economie 1
Economie 1 Economie 1 is geschikt voor alle vmbo-niveaus en voor de onderbouw van havo/vwo. De module is zeer geschikt voor handel en administratie maar kan ook uitstekend voor andere richtingen gebruikt
Nadere informatie6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon
Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6
Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging
Nadere informatieANTWOORDEN HOOFDSTUK 5
ANTWOORDEN EINDTOETS HOOFDSTUK 5 RONDKOMEN ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5 TOETS 1 RONDKOMEN 1 Prioriteiten stellen. 2 B 3 2,55 + 2,80 = 5,35 4 52 27 : 12 + 95 : 2 + 40,50 : 3 + 25 = 203. 5 A 3; B 4; C 2; D 1.
Nadere informatieSectorwerkstuk Economie Economische crisis
Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk door A. 2214 woorden 2 februari 2013 6,6 119 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Deelvraag 1: Wat zijn de oorzaken van de Economische
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Bankzaken 1 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste verklaring: De inflatie van 1,6% is een gemiddelde waarin de
Nadere informatieIedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.
Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a b c Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar vaste
Nadere informatieSamenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7
Samenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7 Samenvatting door een scholier 1525 woorden 14 februari 2007 7,6 5 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: Een inkomen in natura: een inkomen in goederen Arbeidsverdeling:
Nadere informatie5.1 Wie is er werkloos?
5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieBegrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3
Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3 Begrippenlijst door een scholier 1235 woorden 6 november 2011 6,7 68 keer beoordeeld Vak Economie BEGRIPPEN H1 KIEZEN Consumptie De uitgaven van een consument/overheid
Nadere informatieBegrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.
Samenvatting door een scholier 919 woorden 20 juni 2007 6,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 4 Productie door de overheid 4.1 De sector overheid - Overheid: Onder overheid
Nadere informatieECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn
ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H1 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 1 Geld genoeg? Begrippenlijst H1 Economie
Nadere informatie2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.
2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders
Nadere informatieLesbrief Iedereen betaalt belasting
Lesbrief Iedereen betaalt belasting inleiding Iedereen betaalt belasting» waar komt het geld vandaan?» waar gaat het geld naar toe?» nederland, europa en de wereld» Iedereen betaalt belasting 1 Iedereen
Nadere informatieVroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.
Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding
Nadere informatieHet primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.
Samenvatting door R. 1396 woorden 17 februari 2014 5,4 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 personele inkomensverdeling Het besteedbaar uitkomen per huishouding. De besteedbarde inkomens
Nadere informatieSamenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen
Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid
Nadere informatieStartkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.
Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen
Nadere informatie6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE
Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6
Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1640 woorden 19 januari 2004 7,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Directe ruil=
Nadere informatieMicronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden
Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:
Nadere informatieEen product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.
Samenvatting door G. 1151 woorden 21 januari 2015 7,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie voor jou Paragraaf 3: 3.1: Produceren: is het maken van goederen of het leveren van diensten. Een product
Nadere informatieUIT de arbeidsmarkt
Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid
Nadere informatieGroei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2
Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,
Nadere informatieDe overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens
Overheid H2 De overheid De grote herverdeler van inkomens Ontvangsten: belasting en premies De overheid Uitgaven: uitkeringen en subsidies De grote herverdeler van inkomens 2 De Nederlandse overheid Belangrijke
Nadere informatie> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector
Paragraaf 3.1 Betaalde en onbetaalde arbeid Je kunt werken bij de overheid en bij ondernemingen. Als je werkt verdien je geld hiermee kun je goederen en diensten kopen. Als je werkt krijg je geld voor
Nadere informatieBruto binnenlands product
Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2006-II
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 5+6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je
Nadere informatieSamenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken
Nadere informatieWelvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?
1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte
Nadere informatie4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst
4.1 De collectieve arbeidsovereenkomst De arbeidsvoorwaarden van veel werknemers zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. Dit is een overeenkomst die per bedrijf of bedrijfstak wordt afgesloten
Nadere informatie5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1
Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari 2016 5,7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode H4 4.1 Mensen hebben verschillende motieven om te werken. Behalve om geld te verdienen, werken
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Zorgen om de rente 1 A 2 F 3 maximumscore 2 120 x 134 = 16.080 1 16.080-10.000 = 6.080 1 4 maximumscore 1 Voorbeeld
Nadere informatieThema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie
1 Thema 1 Pizzeria Deel 1 Consumptie 1. Ieder mens probeert zo veel mogelijk wensen te vervullen. Iedereen begint daarbij met de belangrijkste behoeften: eten, drinken, kleding en een dak boven je hoofd.
Nadere informatieDe wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord
Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?
Nadere informatie200% Economie voor het vmbo Kerndoelen per leerjaar
00% Economie voor het vmbo Kerndoelen per leerjaar In onderstaande tabel zie je welke examen eindterm wanneer behandeld wordt in 00% Economie voor het vmbo. De getallen zoals 1.1 of. staan voor de paragrafen
Nadere informatieCPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25
CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in
Nadere informatieEconomie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen
Economie module 4 Ruilen in de tijd 27 blz. werkboek = 1 ½ blz. per les H1 par 1 & 2 vb.1 O O sparen om tijd storting + rente iets te kopen goederen kopen vb.2 O O geld lenen om tijd aflossing + rente
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2007-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieKaarten module 4 derde klas
1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef
Nadere informatie2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.
2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders
Nadere informatieKleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd
Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd quiz beginner printen en uitsnijden of knippen. Bijlage
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat
Nadere informatie6,4. Samenvatting door een scholier 3003 woorden 15 april keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 3003 woorden 15 april 2012 6,4 43 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Blok 1 Hoofdstuk 1 Paragraaf 1.1 Bron 1.2 aflezen Wat is een doelgroep? Een groep mensen op
Nadere informatieManagement en Organisatie. Proefles
Management en Organisatie Proefles I. Geld lenen. Stel: je wordt 18 jaar, je haalt je rijbewijs en je wilt dan direct een auto hebben. Die kost 25.000, maar jij hebt geen cent. Je kijkt naar de TV en je
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur
Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling
Nadere informatieDomein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl
Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2001-II
Eindexamen economie havo 2-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Maximumscore dalen 2
Nadere informatieSamenvatting Economie Jong & Oud
Samenvatting Economie Jong & Oud Samenvatting door S. 1109 woorden 25 april 2017 7,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: School of baantje Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties
Nadere informatie2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd
2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 van het aanbod van arbeid
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:
Nadere informatieRendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als %
Inflatie Stijging algemene prijspeil Consumenten Prijs Indexcijfer Gewogen gemiddelde Voordeel: Mensen met schulden Nadeel: Mensen met loon, spaargeld Reële winst bedrijven daalt Rentekosten bedrijven
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2008-II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 De werkgelegenheid verandert met
Nadere informatieExamen VMBO-BB 2005 ECONOMIE CSE BB. tijdvak 1 donderdag 2 juni 9.00 10.30 uur. 12-10-2004 Versie vaststelling. Naam kandidaat Kandidaatnummer
Examen VMBO-BB 2005 12-10-2004 Versie vaststelling tijdvak 1 donderdag 2 juni 9.00 10.30 uur ECONOMIE CSE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Dit examen bestaat
Nadere informatieALGEMENE ECONOMIE /03
HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,
Nadere informatieGroep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115
Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken
Nadere informatieIndexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100
Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2
Nadere informatieHoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken
Hoofdstuk 1 arbeid budgetlijn categoriale huishouden kapitaal kapitaalgoederen loonquote natuur ondernemerschap overdrachtsinkomens overig-inkomensquote participatiegraad primair inkomen productiefactoren
Nadere informatie6,1. Samenvatting door M. 884 woorden 28 december keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 5
Samenvatting door M. 884 woorden 28 december 2015 6,1 5 keer beoordeeld Vak Economie Economie Hoofdstuk 5 1 Stroomgrootheden: meten tijden een bepaalde periode sparen, lenen, inkomen etc Voorraadgrootheden:
Nadere informatieExamen VMBO-KB. economie CSE KB. tijdvak 1 vrijdag 20 mei 13.30-15.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen VMBO-KB 2016 tijdvak 1 vrijdag 20 mei 13.30-15.30 uur economie CSE KB Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 35 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen. Voor
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2003-II
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord
Nadere informatieSamenvatting Economie Toetsweek 2
Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN
Nadere informatie