Bewijslast voor de Europese Commissie in kartelzaken; een overzicht van recente uitspraken van het gerecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bewijslast voor de Europese Commissie in kartelzaken; een overzicht van recente uitspraken van het gerecht"

Transcriptie

1 209 Bewijslast voor de Europese Commissie in kartelzaken; een overzicht van recente uitspraken van het gerecht In 2011 heeft het Gerecht in een aantal kartelzaken de boete verlaagd of zelfs de beschikking vernietigd ten aanzien van de onderneming die in beroep was gegaan, omdat de bewijskracht van de gegevens in het dossier van de Europese Commissie onvoldoende werd geacht om tot de conclusie te komen dat er sprake was van een inbreuk op de mededingingsregels. In dit artikel wordt naar aanleiding van deze uitspraken ingegaan op de bewijslast die geldt voor de Commissie in kartelzaken. In een aantal zaken heeft het Gerecht zich dit jaar moeten buigen over vragen ten aanzien van de bewijslast. Dit betreft de beroepen van Aalberts Industries N.V. ( Aalberts ) 1 in het fittingenkartel, van Solvay N.V. ( Solvay ) 2 in het Waterstofperoxide en perboraatkartel, van Trade-Stomil sp. z o.o. ( Trade-Stomil ) 3 en Unipetrol a.s. ( Unipetrol ) 4 in het rubberkartel en van Koninklijke Grolsch N.V. ( Grolsch ) 5 in het Nederlandse bierkartel. Na een korte samenvatting van deze zaken wordt geanalyseerd wanneer er volgens het Gerecht in deze zaken onvoldoende bewijs is voor het bestaan van een inbreuk. Fittingenkartel In 2006 legde de Europese Commissie ( Commissie ) een boete op aan Aalberts vanwege de betrokkenheid van de Aalberts-groep bij het fittingenkartel. In beroep betoogde Aalberts onder andere dat de Commissie onvoldoende bewijs had om een inbreuk van art. 81 VWEU te constateren. Aalberts betwiste niet dat de laakbare contacten hadden plaatsgevonden, maar wel dat deze een mededingingsbeperkend karakter hadden. Het Gerecht herinnert aan de vaste rechtspraak dat een verklaring van een clementieaanvrager onvoldoende bewijs is als de juistheid van deze verklaring wordt betwist. De clementieaanvrager had de verklaring ondersteund met drie schriftelijke bewijsstukken: handgeschreven notities van een medewerker. Met betrekking tot de betekenis van twee van deze notities waren echter verschillende verklaringen gegeven door de clementieaanvrager. Bleef over de handgeschreven 1 Arrest van 24 maart 2011 in zaak T-385/06 (Aalberts e.a./commissie). 2 Arrest van 16 juni 2011 in zaak T-186/06 (Solvay/Commissie). 3 Arrest van 13 juli 2011 in zaak T-53/07 (Trade-Stomil/Commissie). 4 Arrest van13 juli 2011 in zaak T-45/07 (Unipetrol/Commissie). 5 Arrest van 15 september 2011 in zaak T-234/07 (Grolsch/Commissie). notitie van een telefoongesprek. Alhoewel op basis van deze aantekeningen aangenomen kon worden dat tijdens dit gesprek over prijsverhogingen was gesproken, was niet uitgesloten dat het een gesprek betrof met een onafhankelijke distributeur van Simplex (Simplex is een dochteronderneming van Aalberts) die de prijzen wilde verhogen. Met betrekking tot een ander contact tussen de concurrenten (een ontmoeting op een beurs) was door de clementieaanvrager een verklaring verstrekt, maar die werd tegengesproken door twee verklaringen van medewerkers van de betreffende dochteronderneming van Aalberts. Volgens het Gerecht is er geen reden om aan de verklaring van de clementieaanvrager meer waarde te hechten dan aan die van de dochteronderneming van Aalberts. Het Gerecht vernietigt derhalve de beschikking van de Commissie. Waterstofperoxide en perboraatkartel De Commissie had een boete opgelegd aan Solvay voor deelname aan een kartel met betrekking tot waterstofperoxide en perboraat van 31 januari 1994 tot en met 31 december In beroep betwistte Solvay onder andere dat zij vóór mei 1995 had deelgenomen aan het kartel. De Commissie baseerde de conclusie dat Solvay vanaf januari 1994 betrokken was op (i) een verklaring in het kader van een clementieverzoek van Degussa, (ii) bewijsstukken van EKA Chemicals en (iii) verklaringen van Arkema (beide ondernemingen hadden ook een clementieverzoek ingediend). Ook in deze zaak herinnert het Gerecht aan de vaste rechtspraak dat een verklaring van een clementieaanvrager onvoldoende bewijs is als de juistheid van deze verklaring wordt betwist. De verklaring van Degussa was te algemeen en verwees niet expliciet naar Solvay en kon daarom niet dienen als bewijs van de betrokkenheid van Solvay. Het document van EKA Chemicals betreft een gesprek met Kemira, waarin de laatste gezegd had dat de gesprekken met een derde marktpartij geen al te beste resultaten hadden opgeleverd. Hieruit werd door de Commissie afgeleid dat de onderhandelingen met Solvay beter waren verlopen. Het Gerecht acht dit onvoldoende om de clementieverklaring van Degussa te ondersteunen omdat het een indirect bewijs [is] dat afkomstig is van een onderneming die niet aan de vermeende gesprekken met verzoekster heeft deelgenomen en dat niet door Kemira

2 210 nummer 9-10 december 2011 Actualiteiten Mededingingsrecht is bevestigd. Bovendien kan uit de gegevens in het betrokken document niet worden afgeleid waarover de betrokken gesprekken gingen. De verklaringen van Arkema waren evenmin concreet genoeg om de betrokkenheid van Solvay aan te tonen met betrekking tot de periode vóór mei Het Gerecht vernietigt dan ook de beschikking voor zover de Commissie daarin heeft vastgesteld dat Solvay in de periode vóór mei 1995 aan de inbreuk heeft deelgenomen. Rubberkartel In 2006 heeft de Commissie aan een groot aantal ondernemingen, waaronder Trade-Stomil en Unipetrol boetes opgelegd vanwege betrokkenheid bij prijs- en marktverdelingsafspraken met betrekking tot styreenbutadieenrubber ( SBR ). 6 De mededingingsbeperkende bijeenkomsten vonden plaats voor of na de bijeenkomsten van de European Synthetic Rubber Association ( ESRA ), maar het stond vast dat vertegenwoordigers van de ESRA niet betrokken waren bij het kartel. In de beroepszaken van Trade-Stomil en van Unipetrol was de cruciale vraag of de betreffende onderneming aanwezig was geweest bij een kartelbijeenkomst op 15 en 16 november 1999 in Frankfurt (voor of na een bijeenkomst van de ESRA op 16 november 1999 in de ochtend). Het Gerecht overweegt in beide zaken dat uit het dossier blijkt dat de vertegenwoordiger van Bayer, die een belangrijke rol speelde bij de bijeenkomst op de avond van 16 november 1999 niet in Frankfurt was. Voorts bevat de beschikking van de Commissie tegenstrijdigheden over het juiste tijdstip van de ongeoorloofde bijeenkomst: gesproken wordt over de avond en [...] de nacht van 16 november 1999, de nacht van 15 op 16 november 1999, 15 en 16 november 1999 en in het dispositief van de beschikking wordt 16 november 1999 als de begindatum van de inbreuk van beide ondernemingen genomen. Ook het dossier bevat tegenstrijdigheden over de datum van de laakbare bijeenkomst. Zo is de onkostennota van een vertegenwoordiger van Bayer (een barrekening) betaald op 15 november, terwijl de huur van de vergaderzaal door een vertegenwoordiger van Dow betaald was op 16 november. De handgeschreven notities van de laatste vermeldden ook alleen de datum van 16 november. Tevens had Dow verklaard dat de ongeoorloofde bijeenkomst had plaatsgevonden na de vergadering van de ESRA op 16 november. Dow had ook verklaard dat de deelnemers elkaar in de 6 Beschikking van 29 november 2006, zaak COMP/F/ De Commissie constateerde in diezelfde beschikking ook een overtreding met betrekking tot Butadieenrubber( BS ), maar de hiervoor genoemde ondernemingen waren bij deze overtreding niet betrokken. bar hadden ontmoet alvorens een vergaderzaal te huren. Uit de onkostennota van Bayer blijkt dat tijdens de ontmoeting in de bar ook een vertegenwoordiger van ESRA aanwezig was, waarvan vaststaat dat deze niet betrokken was bij het kartel. Daaruit leidt het Gerecht af dat in de bar niet gesproken kan zijn over ongeoorloofde onderwerpen. De vertegenwoordiger van de dochteronderneming van Unipetrol wordt in het geheel niet genoemd op de onkostennota van Bayer. Met betrekking tot deze vertegenwoordiger geldt voorts dat deze altijd met de auto reisde naar de ESRA-bijeenkomsten (met uitzondering van die in het Verenigd Koninkrijk). Alhoewel het volgens het Gerecht een bijzondere inspanning vergt om vanuit Praag op tijd bij de bijeenkomst in Frankfurt te zijn (een reis van ongeveer vijf uur), is niet uitgesloten dat de betrokkene in de ochtend van 16 november 1999 rechtstreeks naar Frankfurt is gekomen. Ten slotte worden in de notities van een vertegenwoordiger van Dow van 16 november 1999 naast de namen van de vermeende aanwezige producenten ook concurrenten genoemd die niet betrokken waren bij het kartel. Volgens het Gerecht kan derhalve niet worden uitgesloten dat de aantekeningen zien op ramingen van bepaalde producenten zonder dat Unipetrol en/of Trade- Stomil daarbij aanwezig zijn geweest. Op basis van al deze elementen is het Gerecht van oordeel dat er twijfel bestaat over de deelneming van Unipetrol en Trade-Stomil aan een ongeoorloofde bijeenkomst in Frankfurt op 15 en 16 november 1999 en wordt de beschikking vernietigd. Nederlands bierkartel In het beroep van Grolsch was het belangrijkste argument dat de Commissie ten onrechte Grolsch betrokkenheid bij het kartel had verweten, omdat het werknemers van een dochteronderneming waren die de gelaakte bijeenkomsten hadden bijgewoond. Het Gerecht diende vervolgens te onderzoeken in hoeverre (ook) werknemers van Grolsch de bijeenkomsten hadden bijgewoond. De betrokkenheid van Grolsch was gebaseerd op drie elementen: een verklaring van InBev (de clementieaanvrager), aantekeningen van een medewerker van Grolsch op de uitnodiging voor een bijeenkomst op 8 januari 1999 en bij Heineken ontdekte documenten waarin wordt verwezen naar twee telefonische contacten van dezelfde medewerker van Grolsch met de directie van Heineken omstreeks 5 juli De verklaring van Inbev was op de relevante punten te algemeen om de betrokkenheid van de betreffende medewerker van Grolsch vast te stellen. De schriftelijke bewijsstukken (waarvan twee betrekking hadden op een bilateraal contact met Heineken) zijn in de ogen van het Gerecht onvoldoende om vast te stellen dat Grolsch betrokken was bij een door de vier betrokken brouwers tot stand gebracht complex systeem van onderlinge afstemming,

3 211 waarvoor dus een regelmatig contact gedurende een lange periode noodzakelijk was. Analyse Wat kan uit de voorgaande arresten geconcludeerd worden met betrekking tot de bewijslast die geldt voor de Commissie in kartelzaken? De vaste rechtspraak met betrekking tot de bewijslast, zoals ook door het Gerecht in een aantal van deze zaken is aangehaald, is vrij algemeen, maar worden door deze arresten nader ingevuld. In zijn algemeenheid geldt dat de Commissie de door haar vastgestelde inbreuken moet bewijzen en de elementen moet aandragen die het bestaan van de feiten die een inbreuk vormen, rechtens genoegzaam bewijzen. Dit betekent dat de Commissie nauwkeurige en onderling overeenstemmende bewijzen [dient] aan te dragen die de vaste overtuiging kunnen dragen dat de inbreuk is gepleegd. Indien de rechter twijfels heeft, dienen deze twijfels in het voordeel te spelen van de betrokken onderneming. 7 Er wordt daarentegen wel rekening gehouden met het feit dat vanwege het heimelijke karakter van kartelgedrag de documentatie meestal beperkt is. Dat betekent dat de Commissie vaak door deductie feiten moet reconstrueren en dat zij het bestaan van een mededingingsbeperkende gedraging moet afleiden uit een samenloop van omstandigheden. Dit kan bij gebreke van een andere coherente verklaring voldoende bewijs opleveren van een schending van het mededingingsrecht. 8 Dus enerzijds moet het bewijs voldoende nauwkeurig en onderling overeenstemmend zijn, maar anderzijds mag een overtreding ook worden afgeleid uit een samenloop van omstandigheden. Dit biedt weinig concrete handvatten voor de weging van het bewijs in kartelzaken. De hiervoor genoemde uitspraken die invulling geven aan dit algemene kader, zijn dan ook zeer welkom. De belangrijkste bewijsmiddelen van de Commissie zijn grofweg te verdelen in twee categorieën: schriftelijke of mondelinge verklaringen (meestal in het kader van een clementieaanvraag) en contemporaine schriftelijke bewijsstukken. Ook de consistentie van de beschikking van de Commissie is van belang, zo blijkt uit de arresten Trade-Stomil en Unipetrol. Verklaringen (schriftelijk of mondeling) Duidelijk is dat een verklaring in het kader van een clementieaanvraag onvoldoende bewijs is indien de juistheid van deze verklaring wordt betwist en de verklaring niet wordt ondersteund door ander bewijs. Waar in het verleden voor het Gerecht werd gerefereerd aan betwisting door meer dan één onderneming, 9 blijkt uit de arresten Solvay en Aalberts dat dit ook geldt indien de juistheid van de verklaring door één onderneming wordt betwist. Ook worden eisen gesteld aan de inhoud van de clementieverklaring zelf. Indien deze te algemeen, tegenstrijdig en/of vaag is, kan deze niet of slechts in beperkte mate als (ondersteunend) bewijs dienen. In het Solvay-arrest overwoog het Gerecht ten aanzien van de bewijskracht van een clementieverklaring die wordt betwist, dat deze verklaring met name ondersteund moet worden indien de bewoordingen van de verklaring algemeen zijn. 10 In diezelfde zaak werden ook de verklaringen van een latere clementieaanvrager te algemeen en onduidelijk geacht om te kunnen dienen als ondersteunend bewijs met betrekking tot de aanvang van de betrokkenheid van Solvay bij de inbreuk. 11 In de Grolsch-zaak werd door de clementieaanvrager slechts in algemene termen naar de betrokkenheid van de Grolsch-groep verwezen en niet specifiek naar de betrokkenheid van de entiteit Koninklijke Grolsch N.V. Deze algemene bewoordingen waren onvoldoende om te dienen als bewijs van die betreffende vennootschap. Wanneer verklaringen van dezelfde onderneming tegenstrijdig zijn, heeft dit ook gevolgen voor de bewijskracht van de inhoud daarvan. In de zaak Unipetrol had Bayer verklaard dat een vertegenwoordiger van Unipetrol aanwezig was bij een bijeenkomst in 2002 terwijl anderzijds diezelfde medewerker van Bayer elders had verklaard dat deze vertegenwoordiger van Unipetrol van november 1996 tot eind 1999 betrokken was bij de inbreukmakende bijeenkomsten. Volgens het Gerecht dient de twijfel over de aanwezigheid bij de bijeenkomst in 2002 in het voordeel van Unipetrol te spelen. Overige schriftelijke stukken Schriftelijke stukken worden vaak gebruikt ter ondersteuning van een verklaring in het kader van een clementieaanvraag. Al in 1991 concludeerde advocaat-generaal Vesterdorf met betrekking tot de bewijskracht van een schriftelijk stuk dat dit moet worden beoordeeld aan de hand van 7 Zie bijvoorbeeld het arrest Trade-Stomil (eerder aangehaald), punt 63 met een verwijzing naar de arresten van het Hof van 17 december 1998, C-185/95 P (Baustahlgewebe/Commissie), punt 58 en van 8 juli 1999 (Commissie/Anic Partecipazioni), punt 86 en naar de arresten van het Gerecht van 6 juli 2000, T-62/98, (Volkswagen/Commissie), punt 43 en van 25 oktober 2005, T-38/02 (Groupe Danone/Commissie), punt Zie bijvoorbeeld het arrest Trade-Stomil (eerder aangehaald), punt 64 met een verwijzing naar de arresten van het Hof van 7 januari 2004, C-204/00 P, C-205/00 P, C-211/00 P, C-213/00 P, C-217/00 P en C-219/00 P (Aalborg Portland e.a./commissie), punten 55-57; en van 25 januari 2007, C-403/04 P en C-405/04 P (Sumitomo Metal Industries en Nippon Steel/Commissie), punt Zie arrest van het Gerecht van 8 juli 2004, gevoegde zaken T-67/00, T-68/00, T-71/00 en T-78/00 (JFE Engineering e.a./commissie), punt Solvay-arrest (hiervoor aangehaald), punt Men kan zich afvragen of clementieaanvragen die te algemeen zijn in hun bewoordingen wel in aanmerking kunnen komen voor clementie, zeker onder de huidige Mededeling van de Commissie. Immers, vereist is onder andere dat de clementieaanvraag gedetailleerde informatie bevat of, indien men niet de eerste aanvrager is, dat het verstrekte bewijs significant toegevoegde waarde heeft. Het is wel denkbaar dat een clementieaanvraag niet op alle onderdelen even gedetailleerd en concreet is, zodat het op bepaalde onderdelen van de (vermeende) inbreuk minder bewijskracht heeft.

4 212 nummer 9-10 december 2011 Actualiteiten Mededingingsrecht de feitelijke context. Van belang is met name van wie het stuk afkomstig is, onder welke omstandigheden het tot stand is gekomen, tot wie het is gericht, en of het gelet op zijn inhoud redelijk en geloofwaardig overkomt. 12 In de Grolsch-zaak waren de enige bewijsstukken: 13 (i) schriftelijke aantekeningen van een medewerker van Grolsch op een uitnodiging voor een vergadering op januari 1999 en (ii) bij Heineken ontdekte documenten, die verwijzen naar twee telefonische contacten van een medewerker van Grolsch met Heineken. Los van de precieze inhoud van de documenten concludeert het Gerecht dat het eerste document onvoldoende is om te bewijzen dat Grolsch betrokken was bij een complex systeem van onderlinge afstemming, aangezien hiervoor regelmatig contact gedurende een lange periode noodzakelijk was. De eventuele aanwezigheid van Grolsch bij één bijeenkomst is hiervoor ontoereikend. De tweede categorie bewijsstukken (de documenten afkomstig van Heineken) betrof een bilateraal contact en is derhalve onvoldoende om te bewijzen dat verzoekster heeft deelgenomen aan een voortgezette multilateraal overleg tussen vier brouwers (zoals de Commissie had vastgesteld in de bestreden beschikking). Het Gerecht heeft in de zaken Trade-Stomil en Unipetrol ook gedetailleerd gekeken naar de consistentie van de schriftelijke bewijsstukken, zowel onderling als in verhouding tot een verklaring van een clementieaanvrager. In die zaken waren de bewijsstukken niet consistent; in het bijzonder wees een onkostennota naar een andere datum dan de verklaring en de overige twee bewijsstukken. 14 Hoewel er in deze zaken ook andere elementen waren die twijfel opriepen bij het Gerecht over de juiste vaststelling van de inbreuk door de Commissie, kan niet uitgesloten worden dat alleen een dergelijke tegenstrijdigheid, met name wanneer het een elementair onderdeel van de (vermeende) inbreuk betreft, voldoende is om een beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen. Vaak zijn schriftelijke stukken voor meerdere interpretaties vatbaar. Waar de Commissie een stuk vaak zal uitleggen in het licht van de verdenkingen die de Commissie jegens een onderneming heeft, hetgeen niet onbegrijpelijk is, blijkt uit het arrest Aalberts dat het Gerecht serieus in overweging neemt of een andere interpretatie dan die van de Commissie aannemelijk is. In die zaak was daarvan volgens het Gerecht sprake en konden de betreffende notities niet dienen als bewijs van een inbreuk. Overigens overwoog het Gerecht ook dat het betreffende document, los van de andere betekenis die er door Aalberts aan werd gegeven, geen bewijs kon zijn van een voortdurende inbreuk, omdat het con- 12 Conclusie van 10 juli 1991, zaak T-1/89 (Rhône-Poulenc/Commissie), paragraaf E.4. Het Gerecht heeft gerefereerd aan deze Conclusie in een arrest van 15 maart 2000, zaak T-25/95 (Cimenteries CBR NV/Commissie), punt De Commissie had zich ook gebaseerd op een verklaring van Inbev, maar deze werd onvoldoende geacht om de betrokkenheid van de betreffende Grolsch entiteit te bewijzen (zie hiervoor). 14 Trade-Stomil-arrest (hiervoor aangehaald), punten en Unipetrol-arrest (hiervoor aangehaald), punten tact een op zichzelf staand incident kon zijn geweest. Die redenering lijkt op die in het Grolsch-arrest, zoals in de vorige alinea besproken. Iets vergelijkbaars speelde ook in de zaken Trade-Stomil en Unipetrol. In de handgeschreven notities van een van de aanwezigen bij een kartelbijeenkomst werden naast de betrokkenen bij de vermeende inbreuk, inclusief Trade-Stomil en Unipetrol, ook andere marktpartijen genoemd. Volgens het Gerecht kon niet worden uitgesloten dat de aantekeningen met betrekking tot Trade-Stomil en Unipetrol eveneens ramingen van de aanwezigen bij de vergadering betroffen. Ook aannames van de Commissie ten aanzien van de aanwezigheid bij een bepaalde bijeenkomst worden kritisch beoordeeld door het Gerecht. Wanneer op een onkostennota een naam ontbreekt van een vermeende deelnemer bij de overeenkomst (terwijl namen van overige aanwezigen wel genoemd worden), kan volgens het Gerecht niet zonder meer aangenomen worden dat deze persoon wel heeft deelgenomen aan het overleg. 15 Ook de aanname dat vertegenwoordigers van alle betrokken ondernemingen de avond voor een legitiem overleg in het kader van een Europese ondernemersvereniging naar de betreffende plaats zijn gereisd (en dus op de plaats van bestemming waren ten tijde van het mededingingsbeperkende vooroverleg de voorafgaande avond), is niet zonder risico voor de Commissie. In de zaak Unipetrol werd betoogd dat de betreffende medewerker doorgaans met de auto naar dergelijke bijeenkomsten reisde en dus heel goed s morgens op de dag van het overleg van de ondernemersvereniging ter plaatse was aangekomen (dit vereiste een vertrek midden in de nacht vanuit Praag om tijdig aan te komen in Frankfurt). Het Gerecht acht dit niet onmogelijk, ook al vergt dit een bijzondere inspanning. In het Solvay-arrest is het Gerecht ook kritisch ten aanzien van een a contrario redenering met betrekking tot de inhoud van een stuk door de Commissie. Het document van EKA Chemicals waarin gesteld werd dat gesprekken met een derde marktpartij geen al te beste resultaten hadden opgeleverd, is onvoldoende om te concluderen dat de onderhandelingen met Solvay beter waren verlopen. Het betreft immers indirect bewijs en vereist aanvullend bewijs dat deze conclusie ondersteunt. Consistentie beschikking Ten slotte is ook relevant hoe consistent de Commissie is in de beoordeling van de informatie in het dossier. Indien de Commissie zelf in de beschikking tegenstrijdige conclusies trekt, kan dit leiden tot twijfel van het Gerecht ten aanzien van de (mate van) betrokkenheid van een of meerdere ondernemingen bij een inbreuk - welke twijfel in het voordeel van de betreffende onderneming(en) zal uitvallen - met name wanneer er ook andere elementen bestaan die twijfel oproepen bij het Gerecht Unipetrol-arrest (hiervoor aangehaald), punt Trade-Stomil-arrest (hiervoor aangehaald), punt 69 en Unipetrol-arrest (hiervoor

5 213 Conclusie De Commissie hanteert in sommige kartelzaken een lage bewijsstandaard, zeker in verhouding tot de steeds hogere boetes die worden opgelegd. Tegen die achtergrond is het positief dat het Gerecht duiding geeft met betrekking tot de bewijslast voor de Commissie en de bewijskracht van de informatie in het dossier, zowel met betrekking tot individuele bewijsmiddelen als het bewijs in onderlinge samenhang. Anders dan de Commissie in een aantal van de in dit artikel besproken zaken van mening lijkt te zijn, maakt het Gerecht duidelijk dat het niet zo kan zijn dat twee zwakke bewijsstukken beschouwd kunnen worden als één deugdelijk bewijsmiddel voor (onderdelen) van de overtreding. Het Gerecht beoordeelt de bewijsstukken niet alleen in onderlinge samenhang, maar ook individueel en sluit, indien toepasselijk, bewijsstukken uit, met name wanneer de inhoud innerlijk tegenstrijdig of te algemeen is. Aannames van de Commissie die niet rusten op deugdelijk bewijs worden ook kritisch beoordeeld door het Gerecht, met name wanneer er een alternatieve verklaring bestaat die niet onmogelijk is in het licht van de informatie in het dossier van de Commissie. teraal contact tussen twee van deze ondernemingen onvoldoende is als bewijs van betrokkenheid bij het multilaterale overleg (behoudens aanvullend bewijs ten aanzien van het multilaterale karakter, uiteraard). Evenzo is het bewijs van aanwezigheid bij één bijeenkomst onvoldoende om te concluderen dat de betreffende onderneming betrokken was bij een complex systeem van onderlinge afstemming, aangezien dit vereist dat er gedurende een lange periode regelmatig contact is geweest. De voorgaande uitspraken van het Gerecht zijn ook relevant voor de Nederlandse praktijk. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven ( CBb ) heeft immers onder verwijzing naar het Europees recht overwogen dat de bewijslast voor inbreuken op de Mededingingswet bij de NMa ligt. In een uitspraak in een van de bouwkartelzaken werd daarbij expliciet verwezen naar het Europese recht: Hierbij rust de bewijslast overeenkomstig artikel 6 EVRM, artikel 2 Verordening 1/2003 en artikel 56 Mw bij NMa. 17 Dat betekent dat ook de NMa gehouden zal zijn aan de hiervoor genoemde rechtspraak van het Gerecht. BN Duidelijk is ook dat wanneer de Commissie de inbreuk kwalificeert als een multilaterale overeenkomst of onderling afgestemde gedraging, het bewijs van bilaaangehaald), punt CBb 18 november 2010, AWB 08/972 (LJN BO4962), r.o

Arrest Aalberts. Feiten. Mededinging. Vernietiging boetes in het koperfittingenkartel

Arrest Aalberts. Feiten. Mededinging. Vernietiging boetes in het koperfittingenkartel Mededinging Arrest Aalberts Vernietiging boetes in het koperfittingenkartel Mr. A.M. Huijts* 272 Het Aalberts-arrest van het Gerecht betreft een beroep van Aalberts Industries en haar dochtervennootschappen

Nadere informatie

MEDEDINGING. Rechtspraak. COATS/COMMISSIE: wie moet wat bewijzen en hoe? S. Beeston en S. Sterk [Advocaten bij Van Doorne te Amsterdam]

MEDEDINGING. Rechtspraak. COATS/COMMISSIE: wie moet wat bewijzen en hoe? S. Beeston en S. Sterk [Advocaten bij Van Doorne te Amsterdam] MEDEDINGING Rechtspraak COATS/COMMISSIE: wie moet wat bewijzen en hoe? S. Beeston en S. Sterk [Advocaten bij Van Doorne te Amsterdam] Op 12 september 2007 deed het Gerecht van Eerste Aanleg uitspraak in

Nadere informatie

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Advies in de zaak 4802, Cegelec B.V. Prismanummer: Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure OPENBAAR Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3309 / 347 Betreft zaak: NIP, LVE, NVVP Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot gegrondverklaring van de

Nadere informatie

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2 Advies in zaak 4363, Dijkers Middelharnis B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), mr drs. R.C. van Houten, prof. dr J.A.H.

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6109/867 Betreft zaak: Caraat Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van de

Nadere informatie

De Nederlander betaalt teveel voor zijn biertje

De Nederlander betaalt teveel voor zijn biertje De Nederlander betaalt teveel voor zijn biertje Mr. R. Ludding en mr. F. Pasaribu* 20 Inleiding De hier te bespreken arresten van 16 juni 2011, zaken T-240/07 (Heineken N.V. en Heineken Nederland B.V.)

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS). Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 5697_2 / 94 Betreft zaak: Vialis Traffic B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet. prof. mr. J.H. Jans (voorzitter), prof. mr. F.O.W. Vogelaar,

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet. prof. mr. J.H. Jans (voorzitter), prof. mr. F.O.W. Vogelaar, Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet Advies in zaak: Leden van de subcommissie: 2269/Garnalen prof. mr. J.H. Jans (voorzitter), prof. mr. F.O.W. Vogelaar, prof. -2-1 Inleiding 1. -3- -4-8.

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2112 / 767 Betreft zaak: 2112 - Betonmortelcentrales Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren tegen zijn

Nadere informatie

H. Correia tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

H. Correia tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer) 30 november 1994 Zaak T-568/93 H. Correia tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Tijdelijke functionarissen op proef - Onvoldoende geschiktheid voor ambt -

Nadere informatie

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om NOTENKRAKER Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om CBb 14 oktober 2011, nr. AWB 10/85 en 10/86 E.J. Daalder 1 Inleiding Uit het in, onder meer, artikel 6 EVRM neergelegde

Nadere informatie

VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX

VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van XXX EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2014) XXX draft VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE van XXX tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Overeenkomst - Bestanddelen - Toestemming - Gebrek - Geweld - Morele dwang - Gebrekkige wil - Voorwaarde - Artt. 1109 en 1112, BW Datum 23 maart 1998 Copyright and

Nadere informatie

Voorstel. VERORDENING (EG) nr. /2008 VAN DE COMMISSIE

Voorstel. VERORDENING (EG) nr. /2008 VAN DE COMMISSIE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel,. Voorstel VERORDENING (EG) nr. /2008 VAN DE COMMISSIE van. tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

1. Inleiding en procedure

1. Inleiding en procedure Advies in zaaknr. 3938-570 Minerva Beheer Oss B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr R.E. Bakker (voorzitter), prof dr E.E.C. van Damme en mr H.H.B.

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2855-26 Betreft zaak: Politheek Explorer Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er in vervolg op zijn bij de Nationale ombudsman op 5 februari 2008 ingediende klacht over dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Rotterdam in het

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3509

ECLI:NL:CRVB:2016:3509 ECLI:NL:CRVB:2016:3509 Instantie Datum uitspraak 21-09-2016 Datum publicatie 22-09-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4307 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3779-31 Betreft zaak: Van Winkel/KNGF Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4567-41 Betreft zaak: 4567 / Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 Instantie Datum uitspraak 31-01-2012 Datum publicatie 06-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3700 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4363-134 Betreft zaak: 4363 Dijkers & Pijl B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 5698/242 Betreft zaak: Groen Maastricht (Aanvulling) Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6492_1/199 Betreft zaak: De Tongelreep Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nummer 5698 / 157 Betreft zaak: Groen

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 14-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3338 WSF Bestuursrecht

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_348/86 Betreft zaak: B&U-sector / Bosch Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-372 d.d. 13 december 2013 (mr. R.J. Paris, voorzitter, waarbij mr. F. Faes, secretaris) Samenvatting Consument houdt een betaal- en spaarrekening

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit 1 als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit 1 als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_716-27 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit 1 als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3758-32 Betreft zaak: Tariefstructuur Arbodiensten Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkheidsverklaring

Nadere informatie

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3444/12 Betreft zaak: 3444/ Halbertsma Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkverklaring van het

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 123 d.d. 11 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 123 d.d. 11 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 123 d.d. 11 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter) Samenvatting Toerekenbare tekortkoming. Naar billijkheid vaststellen van schade.

Nadere informatie

I. Samenvatting van de inbreuk

I. Samenvatting van de inbreuk COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG Concurrentie Kartels Op 19 januari 2005 nam de Commissie een beschikking aan betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 FEBRUARI 2006 C.04.0454.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0454.F M. M., Mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T. M. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Zaaknummer : 2014/282 en 282.1 Rechter[s] : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2015 Partijen : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : [onderzoek] Adviseur Bijzondere omstandigheden Finale

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_277/44 Betreft zaak: B&U-sector / Bouwbedrijf Steneker Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting Cassatiemiddel Schending van het recht inz. artikel 2.23 lid 3 BVIE (art. 13A lid 9 BMW oud), zoals deze bepaling geïnterpreteerd en toegepast dient te worden in het licht van art 7 lid 1 van de Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Datum van inontvangstneming : 18/09/2017 Vertaling C-478/17-1 Zaak C-478/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 augustus 2017 Verwijzende rechter: Tribunalul Cluj (Roemenië) Datum

Nadere informatie

http://www.legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=1184...

http://www.legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=1184... Page 1 of 6 JOR 2013/309 CBB, 14-08-2013, 13/396, ECLI:NL:CBB:2013:160 Overtreding van art. 4:23 Wft, Publicatie van de opgelegde boete, Afwijzing verzoek tot schorsing van publicatie totdat in hoger beroep

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei 2013. Rapportnummer: 2013/057

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei 2013. Rapportnummer: 2013/057 Rapport Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge Datum: 24 mei 2013 Rapportnummer: 2013/057 2 Klacht Verzoeker, een advocaat, klaagt erover dat het

Nadere informatie

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar Openbare versie Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6944/91 Betreft zaak: Zegelverbreking LHV Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:2828

ECLI:NL:CRVB:2015:2828 ECLI:NL:CRVB:2015:2828 Instantie Datum uitspraak 12-08-2015 Datum publicatie 28-08-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13/5439 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2973/365 Betreft zaak: BOVAG - NCBR Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot gedeeltelijke gegrondverklaring en gedeeltelijke

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit Nummer 4468-52 Betreft zaak: 4468/ Joost Visser Aannemingsbedrijf B.V. en Visser en Kuyper Beheer B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer) 5 juli 1993 *

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer) 5 juli 1993 * BESCHIKKING VAN 5. 7.1993 ΖΑΛΚ T-S4/91 DEP komst van een advocaat soms zijn nut hebben voor het verloop van de precontentieuze procedure, toch zijn de honoraria voor de in de precontentieuze fase verrichte

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Voorbeeld gedragscode mededingingsrecht

Voorbeeld gedragscode mededingingsrecht Voorbeeld gedragscode mededingingsrecht Een schending van het mededingingsrecht kan ernstige gevolgen hebben, zoals boetes die kunnen oplopen tot 10% van de wereldwijde jaaromzet, individuele sancties

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201107210/1/V1. Datum uitspraak: 21 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : 2013/129 Zaaknummer : 2013/129 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 13 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies, finale geschillenbeslechting,

Nadere informatie

Uitspraak CBE-EUR op het beroep van mevrouw...

Uitspraak CBE-EUR op het beroep van mevrouw... CBE/WK/ zaaknummer 13.031 Uitspraak CBE-EUR op het beroep van mevrouw... Procedure Bij brief van 27 maart 2013, ontvangen op 2 april 2013 door het CBE, stelde mr. namens mevrouw... (hierna: appellante)

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 4849-29 Betreft zaak: Installatie Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_777/7 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655

ECLI:NL:CBB:2016:168. Uitspraak. College van Beroep voor het bedrijfsleven. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/655 ECLI:NL:CBB:2016:168 Instantie Datum uitspraak 06-06-2016 Datum publicatie 24-06-2016 Zaaknummer 15/655 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 Rapport Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048 2 Klacht Verzoeker, die op 20 juli 2002 is aangehouden op grond van verdenking van belediging van een politieambtenaar, klaagt erover dat het Korps

Nadere informatie

College van Beroep voor het bedrijfsleven

College van Beroep voor het bedrijfsleven College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 06/657, 660, 661 en 662 31 december 2007 9500 Mededingingswet Uitspraak in de hoger beroepen van: 1. T-Mobile Netherlands B.V., te Den Haag (hierna: T-Mobile),

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 16 april 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-174 d.d. 12 juni 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 19 februari 2016, gegeven op een klacht tegen appellant ingediend door

tegen de uitspraak van de accountantskamer van 19 februari 2016, gegeven op een klacht tegen appellant ingediend door ECLI:NL:CBB:2017:273 Instantie Datum uitspraak 18-07-2017 Datum publicatie 08-08-2017 Zaaknummer 16/220 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven Bestuursrecht

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/226 2 Feiten Verzoekers hebben bij de politie aangifte gedaan jegens

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein; Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein; Gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K

1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K Mr. R. Menschaert 1 08/1914.01/pva Heden de en acht tweeduizend ten verzoeke van 1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K te dezer zake woonplaats kiezende te 's-gravenhage aan het

Nadere informatie

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te i. Cassatiemiddelen l.i. Eerste middel Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 27, lid 5, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) (tekst tot en met 1996), van artikel 13a, lid 1,

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen.

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen. Beklaagde heeft eerst voor klagers vader en later voor klager zelf het beheer over

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 SEPTEMBER 2015 P.14.0900.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0900.N N S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Joost Peeters, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4528-59 Betreft zaak: 4528 / D.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3802-59 Betreft zaak: Waldeck (verzoek intrekking VLOD) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijk

Nadere informatie

Telefonisch horen bij een klacht Gemeente Almere Dienst Sociale Zaken

Telefonisch horen bij een klacht Gemeente Almere Dienst Sociale Zaken Rapport Gemeentelijke Ombudsman Telefonisch horen bij een klacht Gemeente Almere Dienst Sociale Zaken 24 april 2007 RA0612797 Samenvatting Een vrouw, die leeft van een bijstandsuitkering, gaat stage lopen.

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-122 d.d. 17 april 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Reisverzekering, toepasselijkheid verzekeringsvoorwaarden,

Nadere informatie

(Slechts de teksten in de Engelse, de Franse, de Duitse en de Italiaanse taal zijn authentiek) (2014/C 319/06)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Franse, de Duitse en de Italiaanse taal zijn authentiek) (2014/C 319/06) C 319/10 NL Publicatieblad van de Europese Unie 17.9.2014 Samenvatting van het besluit van de Commissie van 2 april 2014 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4620/147 Betreft zaak: Besluit op bezwaar - Martens en Van Oord Aannemingsbedrijf B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit Aan [...] Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) 7004/2.B952 Onderwerp 7004/ Informele zienswijze betreffende concentratietoezicht: rechten minderheidsaandeelhouder

Nadere informatie

Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen

Hof van Justitie zaait verwarring in expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Hof van Justitie zaait verwarring in Expedia over merkbaarheidsvereiste bij doelbeperkingen Mr. B.J.H. BraEkEn En Mr. S. TuinEnga Het Hof van Justitie heeft naar aanleiding van een prejudiciële vraag van

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_432/13 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5315-10.BT761 Betreft zaak: Kabel- & Leidingwerken Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld

Nadere informatie

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.9.2016 COM(2016) 552 final 2011/0103 (NLE) Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake Noorwegen;

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 5358-28.BT761 Betreft zaak: Kabel- & Leidingwerken Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 4827-25, 4907-14 Betreft zaak: Installatie Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in

Nadere informatie

BESLUIT BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nummer 4420-15 Betreft zaak: GWW BESLUIT BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346 Rapport Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346 2 Klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoekster klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, vestiging Roosendaal, zonder

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet,IOAW en IOAZ 2015 gemeente Heemskerk, eerste wijziging

Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet,IOAW en IOAZ 2015 gemeente Heemskerk, eerste wijziging Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet,IOAW en IOAZ 2015 gemeente Heemskerk, eerste wijziging 1 december 2015 BIVO/2015/30166 *Z01AEE43B8E* Inhoudsopgave Artikel 1 Begrippen 5 Artikel 2 Waarschuwing

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Zaaknummer 1790/ ENCI - Beamix Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. I. MELDING 1. Op 11 februari

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_847/11-3938_869/10 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3938_602/8 Betreft zaak: B&U Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3801-75 Betreft zaak: Waldeck (VLOD) Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijk verklaring van het

Nadere informatie

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP). BESLUIT Zaaknummer 1400/Nellen Seeds vs NVZP Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie