WOt. werkdocumenten. Emissieregistratie van landbouwbedrijven. Verbeteringen met behulp van het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "WOt. werkdocumenten. Emissieregistratie van landbouwbedrijven. Verbeteringen met behulp van het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven"

Transcriptie

1 275 Emissieregistratie van landbouwbedrijven Verbeteringen met behulp van het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven J. van Os, T.J.A. Gies, H.S.D. Naeff & L.J.J. Jeurissen werkdocumenten WOt Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu

2

3 Emissieregistratie van landbouwbedrijven

4 De reeks Werkdocumenten bevat tussenresultaten van het onderzoek van de uitvoerende instellingen voor de unit Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu (WOT Natuur & Milieu). De reeks is een intern communicatiemedium en wordt niet buiten de context van de WOT Natuur & Milieu verspreid. De inhoud van dit document is vooral bedoeld als referentiemateriaal voor collega-onderzoekers die onderzoek uitvoeren in opdracht van de WOT Natuur & Milieu. Zodra eindresultaten zijn bereikt, worden deze ook buiten deze reeks gepubliceerd. Dit werkdocument is gemaakt conform het Kwaliteitshandboek van de WOT Natuur & Milieu. WOt-werkdocument 275 is het resultaat van een onderzoeksopdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I). Dit onderzoeksrapport draagt bij aan de kennis die verwerkt wordt in meer beleidsgerichte publicaties zoals Balans van de Leefomgeving en Thematische Verkenningen.

5 Emissieregistratie van landbouwbedrijven Verbeteringen met behulp van het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven J. van Os T.J.A. Gies H.S.D. Naeff L.J.J. Jeurissen Werkdocument 275 Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu Wageningen, november 2011

6 Referaat Os, J. van, T.J.A. Gies, H.S.D. Naeff & L.J.J. Jeurissen, Emissieregistratie van landbouwbedrijven; verbeteringen met behulp van het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-werkdocument blz.; 6 fig.; 21 tab.; 7 ref.; 3 bijl. Voor het berekenen van emissie door de Emissieregistratie in Nederland werd tot nu toe gebruik gemaakt van gegevens uit de Landbouwtelling. Hierin wordt jaarlijks per bedrijf opgevraagd hoeveel dieren er aanwezig zijn. Sommige bedrijven houden echter een deel van het vee op nevenvestigingen. Via diertellingen vanuit de Identificatie en Registratie van landbouwhuisdieren zijn de nevenvestigingen gelokaliseerd en gekoppeld aan de hoofdvestigingen. Hiermee kunnen de dieren van de landbouwtelling aan de juiste locatie gekoppeld worden, waardoor de Emissieregistratie tot een betere ruimtelijke verdeling van bijvoorbeeld de ammoniakuitstoot uit de veehouderijbedrijven kan komen. Deze herverdeling van dieren is uitgevoerd met de landbouwtelling van 2009, waarbij een koppeling is gemaakt met de staltypen van Trefwoorden: Veehouderij, bedrijven, locaties, nevenvestigingen, ammoniakemissie, uitstoot fijnstof Alterra Wageningen UR Postbus 47, 6700 AA Wageningen Tel: (0317) ; fax: (0317) ; info.alterra@wur.nl De reeks WOt-werkdocumenten is een uitgave van de unit Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, onderdeel van Wageningen UR. Dit werkdocument is verkrijgbaar bij het secretariaat. Het document is ook te downloaden via Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Postbus 47, 6700 AA Wageningen Tel: (0317) ; Fax: (0317) ; info.wnm@wur.nl; Internet: Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. F-0008 vs. 1.8 [2011] Project WOT [Werkdocument 275 november 2011] 4 WOt-werkdocument 275

7 Woord vooraf Het gebruik van de landbouwtelling voor de berekening van regionale emissies kent zijn beperkingen doordat in de landbouwtelling geen onderscheid wordt gemaakt naar nevenvestigingen van veehouderijbedrijven. Dit was aanleiding voor de Emissieregistratie om in overleg te gaan met Dienst Regelingen, LEI Wageningen UR en Alterra Wageningen UR om gezamenlijk te zoeken naar mogelijkheden om de grondslag voor berekeningen van regionale emissies van veehouderijbedrijven te verbeteren. In dit overleg is een projectvoorstel geformuleerd voor een onderzoek waarin wordt nagegaan op welke wijze informatie uit de I&R-administraties gebruikt kan worden om de regionalisatie van landbouwemissies te verbeteren. Deze rapportage is een verslag van de zoektocht die we gezamenlijk hebben ondernomen. Hoewel er nog diverse haken en ogen zitten aan de gehanteerde werkwijze is wel duidelijk geworden dat hiermee een stap in de goede richting gezet kan worden. De Emissieregistratie uitgevoerd vanuit het RIVM was opdrachtgever voor dit project, in de personen van Wim van der Maas, Leon de Poorter en Dirk Wever. Daarnaast is via Jennie van der Kolk ook een bijdrage geleverd vanuit het budget van de Wettelijk Onderzoekstaken Natuur & Milieu. Onze collega s Marga Hoogeveen en Harry Luesink van LEI Wageningen UR hebben meegedacht over de methode en een bijdrage geleverd aan de validatie van de uitkomsten. Van Dienst Regelingen hebben Martijn Bartholomeus en Jantien Meijer ervoor gezorgd dat we konden beschikken over de benodigde bestanden vanuit de Identificatie en Registratie van rundvee, varkens, schapen en geiten. Voor het pluimvee konden we een beroep doen op het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE), waarbij in overleg met Nicole Luchtigheid de gewenste gegevens beschikbaar zijn gekomen. Ten slotte konden we met hulp van Paul Oljans, Cor van Bruggen, Kees Olsthoorn en Ad Hoefnagel van het CBS beschikken over de verbeterde gegevens van de Landbouwtelling, die nog steeds de basis vormden van de dieraantallen. Graag willen wij alle bovenstaande betrokkenen hartelijk danken voor de constructieve samenwerking die onmisbaar was om dit project tot een goed einde te brengen! Jaap van Os Edo Gies Han Naeff Leonne Jeurissen

8

9 Inhoud Woord vooraf 5 Samenvatting 9 1 Inleiding 11 2 Beschrijving GIAB Landbouwtelling 2008 en Diertellingen GD Staltypen in LBT Beschrijving I&R-bestanden Registraties Berekening aantal varkens Berekening aantal stuks pluimvee Aanbeveling 27 4 Koppeling van LBT en I&R Methode Resultaten landelijk Alle bedrijven Gekoppelde bedrijven Niet gekoppelde bedrijven Resultaten per bedrijf 35 5 Verdeling van LBT-dieren over meerdere bedrijfslocaties Methode Resultaten 38 6 Gevolgen op regionaal niveau 39 7 Analyse per locatie 43 8 Koppeling van staltypen aan locaties 45 9 Discussie, conclusies en aanbevelingen 47 Literatuur 51 Bijlage 1 Correctie op dierplaatsen naar staltype 53 Bijlage 2 Uitleg eindbestand veehouderijlocaties 57 Bijlage 3 Uitleg eindbestand staltypen 63

10

11 Samenvatting Tot nu toe zijn berekeningen van emissies uit de landbouw op regionaal niveau gebaseerd op het bestand van de landbouwtelling (LBT). Hierin wordt jaarlijks per bedrijf gevraagd naar het aantal dieren, onderverdeeld naar een groot aantal diercategorieën en soms ook naar verschillende staltypen. Deze inwinning vindt plaats op bedrijfsniveau; door koppeling van het vestigingsadres aan xy-coördinaten, wordt de emissie ruimtelijk vastgelegd. Doordat alle dieren aan het hoofdvestigingsadres van het bedrijf gekoppeld worden, ontstaat een overschatting van de emissie op bedrijven, die een deel van de dieren op nevenvestigingen hebben staan. Op regionaal niveau kan de emissie van nevenvestigingen van het ene bedrijf gecompenseerd worden door die van andere. Maar bij sommige gemeenten is sprake van relatief veel hoofdvestigingen, waarbij de nevenvestigingen in andere gemeenten liggen, en dan wordt voor de gemeenten met veel hoofdvestigingen een te hoge emissie berekend. In dit onderzoek hebben we de dieraantallen van de landbouwtelling waar mogelijk verdeeld over de bedrijfslocaties die blijken uit het bestand Identificatie en Registratie (I&R). Voor het diergezondheidsbeleid moet de veehouderij dit bestand verplicht bijhouden. Hierin wordt het verblijf of de aanvoer en afvoer van dieren per locatie geregistreerd. Daardoor kunnen de dieren uit de landbouwtelling van bedrijven met nevenvestigingen wel aan de juiste locatie gekoppeld worden. We hebben ervoor gekozen om bij de koppeling de landbouwtelling als basis te hanteren omdat: dit bestand tot nu toe altijd de basis is geweest voor emissieberekeningen; dit bestand meer diercategorieën bevat dan het I&R-bestand, waardoor de emissie per dier gedetailleerder berekend kan worden. De koppeling tussen beide bestanden is op twee manieren tot stand gekomen: via het I&R-bestand: hierin is ook het relatienummer opgenomen. Voor de niet gekoppelde bedrijven is geprobeerd een match op postcode huisnummer te maken; alleen via het postcode huisnummer van vestigingen in beide registraties. Het aandeel dieren op nevenvestigingen, volgens de eerste benadering, is voor rundvee 7%, voor varkens en pluimvee 13% en voor schapen en geiten 3%. Het aandeel niet gekoppelde dieren is bij rundvee relatief laag (1 2%) ten opzichte van de hoeveelheid op nevenvestigingen. Bij varkens en pluimvee is echter 8% van de dieren uit het I&R-bestand niet gekoppeld. Ervan uitgaande dat ook deze dieren op nevenvestigingen staan, kan het werkelijke aantal dieren op nevenvestigingen voor varkens en pluimvee nog de helft groter zijn. Bij schapen en geiten is 13% van de dieren uit de I&R niet gekoppeld. Daardoor zou het aantal dieren op nevenvestigingen nog veel sterker kunnen stijgen, maar dat lijkt niet waarschijnlijk gezien het verwachte grote aantal hobbymatige veehouderijen in de niet gekoppelde records. Dienst Regelingen, die grotendeels verantwoordelijk is voor beide registraties, geeft aan dat de I&R betrouwbaarder zou moeten zijn dan de LBT, omdat de I&Rregistratie wordt gecontroleerd en gehandhaafd. We kunnen concluderen dat het herverdeelde bestand op diverse locaties een betere benadering van de werkelijkheid zal zijn dan het onverdeelde bestand. Bij bv. gemeenten als Barneveld klopt de berekende verschuiving van dieren met de verwachting: de pluimveestapel gaat deels naar andere gemeenten. In deze gemeente heeft namelijk een sterke ontwikkeling van de intensieve veehouderij plaatsgevonden (pluimvee) waardoor er relatief veel hoofdvestigingen zijn. En doordat bedrijven ter plaatse zich niet verder konden ontwikkelen, zijn ze op nevenvestigingen elders verdergegaan. Emissieregistratie van landbouwbedrijven 9

12 Tevens moeten we echter ook concluderen dat er voor het niet kunnen koppelen van LBT en I&Rregistraties nog diverse vragen zijn, die nadere uitwerking behoeven. Voor de stalinformatie moest gebruik gemaakt worden van een telling van het jaar ervoor. Bij melkvee, jongvee van één jaar en ouder, varkens, leghennen en slachtkuikens, blijkt dat ca % van de dieren gekoppeld kan worden aan de stalinformatie uit Om te komen tot verbeteringen, is meer informatie nodig over de wijze en frequentie van inwinning van beide bestanden en het realiseren van de koppeling bij Dienst Regelingen. Het voorstel is om samen met Dienst Regelingen te bekijken hoe bij diverse bedrijven grote verschillen ontstaan. Verder is een minimaal tijdsverschil gewenst tussen de selectie van bedrijfsgegevens voor de Landbouwtelling en de I&R-bestanden, zodat de invloed van bedrijfsovernames en adreswijzigingen minimaal is. Wat betreft de staltypen verdient het aanbeveling om een analyse te maken van de mogelijkheden om de aanwezige staltypen per bedrijfslocatie af te leiden uit provinciale of gemeentelijke bestanden met milieuvergunningen. 10 WOt-werkdocument 275

13 1 Inleiding Probleemstelling In Nederland moet vanwege diverse internationale, nationale en regionale verplichtingen jaarlijks geregistreerd worden hoeveel emissie van stoffen plaatsvindt. De coördinatie van deze taak is neergelegd bij het RIVM. Voor landbouwbedrijven is tot nu toe gebruik gemaakt van het model MAMBO van LEI Wageningen UR voor de berekening van de landelijke ammoniakemissies en de regionale emissies. Vanaf het emissiejaar 2009 (berekeningsperiode eind 2010) zijn de berekeningen opgesplitst in twee stappen: 1. Berekening van de nationale emissies op basis van landelijke gegevens (bv. dieraantallen, arealen en staltypen afkomstig van de jaarlijkse landbouwtelling) en emissiefactoren, met behulp van inzet van het model NEMA. 2. Verdeling en berekening van deze nationale emissies over regio s, gewassen, transportgegevens, etc. op basis van ligging, omvang en andere gegevens van individuele bedrijven eveneens afkomstig uit de landbouwtelling, met behulp van inzet van MAMBO en verdeelsleutels (twee of driejaarlijks). Bij bovenstaand rekenproces zijn zoals gemeld ook emissiefactoren nodig. Deze worden jaarlijks geleverd door de werkgroep Nationaal Emissie Model Ammoniak (NEMA), zie Van Bruggen et al, (2011). Deze werkwijze lijkt een goede benadering van de werkelijke emissies op te leveren. Het levert echter de laatste jaren steeds grotere foutmarges op, doordat landbouwbedrijven in toenemende mate gebruik maken van meerdere locaties om hun dieren te huisvesten. In de landbouwtelling worden alle dieren echter gekoppeld aan de hoofdvestiging. Daardoor wordt aan het gebied waarin de hoofdvestiging ligt meer emissie toegekend dan in werkelijkheid het geval is. Voor sommige regio s kunnen deze effecten gecompenseerd worden door bedrijven waar het andersom ligt (minder dieren doordat de nevenvestiging niet in beeld is). Ook op nationaal niveau is er geen afwijking van de emissies omdat de ene regio de andere compenseert. Maar er zijn in Nederland wel diverse concentratie-regio s waar relatief veel hoofdvestigingen liggen, die als gevolg van deze werkwijze een behoorlijke overschatting van de emissie als resultaat hebben. Achtergrond Enkele jaren geleden hebben Hoogeveen et al. (2008) een inventarisatie gemaakt van dieraantallen op bedrijven met nevenvestigingen. De conclusie daaruit was dat in sommige provincies meer dan 20% van de kippen of 30% van de varkens aanwezig is op bedrijven met een of meer nevenvestigingen. Deze analyse is gebaseerd op de landbouwtelling van Verwacht mag worden dat de doorgaande schaalvergroting van de afgelopen jaren in combinatie met beperkend ruimtelijk beleid heeft geleid een groter aantal nevenvestigingen. Het toevoegen van een extra vraag in de landbouwtelling om in het geval van nevenvestigingen de dieren per locatie op te geven, is wellicht de meest zuivere oplossing voor dit probleem, maar ongewenst in verband met de maatschappelijke wens om de administratieve lastendruk bij boeren te beperken en te streven naar eenmalig inwinnen van informatie en het meervoudig gebruik ervan. In het GIAB bestand (Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven) dat elk jaar door Alterra gemaakt wordt, worden niet alleen de gegevens van de landbouwtelling opgenomen, maar ook Emissieregistratie van landbouwbedrijven 11

14 gegevens van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), waardoor ook de dieren op de nevenvestigingen in beeld komen. Beide gegevens worden in GIAB gekoppeld aan xy-coördinaten. De GDgegevens werden echter niet gekoppeld aan de landbouwtelling. Daarnaast zijn de dieraantallen voor varkens en pluimvee van de GD niet meer actueel. Via de I&R-verplichting van het Europese diergezondheidsbeleid zijn locatiegebonden dieraantallen echter wel bekend. Doelstelling Doelstelling van deze rapportage is om weer te geven in hoeverre de regionale verdeling van dieraantallen uit de landbouwtelling verbeterd kan worden door gebruik te maken van I&R-gegevens, die via GIAB aan een locatie worden gekoppeld en vervolgens ook aan de landbouwtelling. Deze verbeterde verdeling van dieraantallen kan leiden tot een betere regionale verdeling van de ammoniakemissies voor de Emissieregistratie. Daardoor kan het emissiebeleid van regionale overheden beter gestoeld worden op de werkelijkheid. Er is een methode ontwikkeld om met behulp van I&R-bestanden en GIAB te komen tot een goede lokalisatie van dierenaantallen uit de landbouwtelling. Daarbij is ook een koppeling gemaakt met de staltypen. Deze methode wordt in deze rapportage beschreven. Tevens is aangeven welke bestanden op welke wijze aan elkaar gekoppeld zijn. Ook wordt de kwaliteit van het koppelingsresultaat beschreven. Afbakening De berekening van de ammoniakuitstoot per locatie is niet in deze rapportage opgenomen. Met behulp van GIAB en I&R-bestanden is een aanvullend bestand op de bedrijven uit de landbouwtelling gemaakt. Hierin is de volgende extra informatie opgenomen: de xy-coördinaten van de hoofdvestiging; de xy-coördinaten van de bijbehorende nevenvestigingen; de verdeling van de aantallen dieren van de verschillende diergroepen uit de landbouwtelling over hoofd- en nevenvestigingen. Dit aanvullende bestand is niet zonder meer beschikbaar voor derden. Het bevat gegevens van individuele landbouwbedrijven afkomstig van Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I), die alleen gebruikt mogen worden als de noodzakelijke overeenkomsten daarvoor gemaakt zijn. Daarnaast is een tweede aanvullend bestand gemaakt waarin de dieren van de hoofd- en nevenvestigingen in het eerste bestand zijn verdeeld over de staltypen. In deze rapportage wordt regelmatig gesproken over de landbouwtelling. Dit is een telling van alle dieren (en gewassen en arbeidskrachten) op landbouwbedrijven op de peildatum van 1 april. Het primaire doel van deze telling is het gebruik voor statistische informatie van landbouwbedrijven voor het CBS. Daarnaast maken diverse instituten, zoals het LEI en Alterra gebruik van het bestand voor toegepast onderzoek. In de officiële landbouwtelling zijn alleen bedrijven opgenomen die landbouwtelling-plichtig zijn. Deze hebben een bepaalde minimale grootte en houden zich bedrijfsmatig bezig met landbouw. Kinderboerderijen en maneges zijn bv. niet landbouwtellingplichtig. Om al deze bedrijven in beeld te krijgen wordt jaarlijks een grotere groep aangeschreven en reageren ook bedrijven die niet landbouwtelling-plichtig blijken. In dit werkdocument wordt met landbouwtelling altijd het totale inwinningsbestand bedoeld. We hebben daarvoor gekozen omdat bij I&R ook alle dieren in beeld komen, ongeacht de bedrijfsomvang. In het eindbestand is wel aangegeven of bedrijven wel of niet landbouwtelling-plichtig zijn. 12 WOt-werkdocument 275

15 De nevenvestigingen worden alleen in beeld gebracht voor zover het gaat om rundvee, schapen/geiten, varkens en pluimvee. Doordat er nog geen landsdekkende I&R voor paarden en pelsdieren zijn, kunnen nevenvestigingen van deze diersoorten nog niet bepaald worden. Voor paarden is er wel een I&R, maar deze wordt uitgevoerd door ca. 25 stamboek- en sportorganisaties in Nederland en buitenlandse organisaties. Ook nevenvestigingen van akkerbouw, tuinbouw en blijvende teelten blijven buiten beschouwing. Effect/Toepassingsmogelijkheden voor de opdrachtgever Op basis van deze aanvulling op de landbouwtelling kan een betere berekening gemaakt worden van regionale ammoniakemissies. Het bestand is ook bruikbaar als input voor de berekening van mestoverschotten en benodigde mesttransporten. Door opname van de nevenvestigingen ontstaat namelijk een beter beeld van de werkelijke locatie van de mestproductie en daarmee ook een betere inschatting van de benodigde mesttransport en -verwerkingscapaciteit. Daarnaast kan dit bestand ook door RIVM gebruikt worden voor een betere regionalisatie van de emissies van fijnstof vanuit de landbouw. Emissieregistratie van landbouwbedrijven 13

16

17 2 Beschrijving GIAB GIAB staat voor Geografische Informatie Agrarische Bedrijven. Aanleiding voor de opbouw van het bestand was de varkenspestuitbraak van Bij de bestrijding daarvan bleek dat ruimtelijke informatie over de veehouderij in Nederland onvoldoende was. Naast dierziekten is het GIAB-bestand ook veel gebruikt bij regionale analyses van de landbouw en onderzoek naar milieuaspecten van de landbouw. Dat laatste vaak in relatie tot het reconstructiebeleid voor de zandgebieden. In de periode heeft de opbouw als volgt plaatsgevonden. De basis is gevormd door twee bronbestanden: 1. Landbouwtellingen (LBT) van Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), voorheen ministerie van LNV; 2. Diertellingen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Deze diertellingen zijn gekoppeld aan Naam, Adres, Woonplaatsgegevens. Bij het LBT betreft het een vestigingsadres (indien niet bekend, het correspondentie adres), bij de GD gaat het om het adres van de vestiging van de dieren. De registratie van de LBT vindt plaats per bedrijf, aangeduid met relatienummer, ook wel BRS-nummer genoemd. De registratie van de GD vindt plaats per Uniek Bedrijfsnummer (UBN). Via de adresgegevens worden de records van LBT en GD gekoppeld aan ruimtelijke coördinaten van de vermoedelijke bedrijfsgebouwen. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van: topografische kaarten; straat- en huisnummerkaarten; luchtfoto s; aanvullend veldbezoek; aanvullende telefoongesprekken met betrokken boeren. Voor 2009 is GIAB in eerste instantie nog op bovenstaande manier gemaakt. Voor dit onderzoek zijn de GD-gegevens vervangen door I&R-gegevens. Ter vergelijking van de gegevens uit de I&R zijn de laatst opgevraagde GD gegevens opgenomen in deze rapportage. Begrippenoverzicht LBT is een registratie op bedrijfsniveau, sleutel is relatienummer (BRS). I&R is een registratie per bedrijfslocatie, sleutel is UBN. In de LBT zitten rubrieken, welke zijn toegedeeld aan diergroepen; diergroepen vormen samen een diersoort (rund, varken, schaap/geit, pluimvee). In de I&R zitten dieraantallen, welke zijn toegedeeld aan diergroepen; diergroepen vormen samen een diersoort (rund, varken, schaap/geit, pluimvee). In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de diergegevens van de landbouwtelling, inclusief informatie over de staltypen en de GD-gegevens. 2.1 Landbouwtelling 2008 en 2009 De landbouwtelling wordt jaarlijks ingewonnen door Dienst Regelingen via de zogenaamde Gecombineerde Data Inwinning (GDI); hierin worden de volgende regelingen uitgevoerd: landbouwtelling; registratie van percelen voor de meststoffenwet; aanvraag van inkomenstoeslagen vanuit het EU-landbouwbeleid. Emissieregistratie van landbouwbedrijven 15

18 Bedrijven zijn landbouwtelling-plichtig als hun economische omvang groter is dan 3 Nederlandse grootte-eenheden (nge). Dit betekent bijvoorbeeld dat bedrijven met 2 melkkoeien, 10 zeugen, 50 ooien of 500 ouderdieren voor vleeskippen niet landbouwtelling-plichtig zijn. Voor pluimvee worden aantallen < 25 in de LBT niet meegeteld. Bij de 3 nge-grens wordt een bepaalde marge gehanteerd om te voorkomen dat bedrijven zonder noemenswaardige veranderingen in de bedrijfsopzet het ene jaar wel onderdeel zijn van de LBT-populatie en het andere jaar niet. Er vindt echter geen controle of handhaving plaats op dit criterium. Waarschijnlijk zullen daarom niet alle bedrijven die landbouwtellingplichtig zijn ook daadwerkelijk deelnemen aan de landbouwtelling. Het moet gaan om bedrijfsmatige landbouwactiviteiten: zo zijn bv. maneges en kinderboerderijen niet landbouwtelling-plichtig. Ook is het mogelijk dat bedrijven niet alle activiteiten melden op het formulier van de landbouwtelling. Anderzijds blijkt elk jaar dat ook enkele duizenden bedrijven meedoen aan de LBT, terwijl zij daartoe niet verplicht zijn. In tabel 1 zijn een aantal kenmerken van de veehouderij opgenomen van de landbouwtelling 2008 en Deze cijfers zijn afkomstig uit de jaarlijkse publicatie Land- en tuinbouwcijfers van het LEI en CBS. Tabel 1. Aantal kenmerken van de veehouderij (Bron: landbouwtelling 2008 en 2009). Kengetallen uit Landbouwcijfers Bedrijven > 3 nge Rundvee (in 1000 stuks) - jongvee < 1jaar vr. jongvee > 1 jaar melk- en kalfkoeien stieren 1 jaar en ouder vleeskalveren ander jongvee voor mesterij vlees-, weide- en zoogkoeien Totaal rundvee Bedrijven met rundvee Schapen en geiten (in 1000 stuks) - lammeren - overige schapen, ooien - overige schapen, rammen Totaal schapen Bedrijven met schapen Totaal geiten Bedrijven met geiten Varkens (in 1000 stuks) - biggen tot 20 kg - vleesvarkens - opfokzeugen en -beren - zeugen - beren Totaal varkens Bedrijven met varkens Pluimvee (in 1000 stuks) - vleeskuikens - ouderdieren vleesrassen opfok - ouderdieren vleesrassen leg - ouderdieren leghennen opfok - ouderdieren leghennen leg - leghennen opfok - leghennen leg Totaal kippen Bedrijven met kippen WOt-werkdocument 275

19 In GIAB is tot en met 2008 steeds gewerkt met het ruwe landbouwtellingbestand van Dienst Regelingen. Vanaf 2009 is het LBT-bestand via het CBS ontvangen (CBS, 2009). Dit betekent dat er in de groep LBT-plichtige bedrijven die groter zijn dan 3 nge, verbeteringen hebben plaatsgevonden: non-respons: bedrijven die geen opgave hebben gedaan en zich niet afgemeld hebben bij Dienst Regelingen, worden bijgeschat vanuit de opgave van het voorgaande jaar; correcties: onmogelijke waarden worden gecorrigeerd. Voor de bedrijven < 3 nge en de niet LBT-plichtigen worden deze verbeteringen niet toegepast. Bij de koppeling en herverdeling hebben we echter steeds alle LBT-registraties meegenomen. Enerzijds om een maximale koppeling met I&R te kunnen realiseren en anderzijds vanuit de behoefte om in regionale onderzoeken zoveel mogelijk informatie over het ruimtegebruik te kunnen gebruiken. Voor statistische doeleinden is alleen de LBT-verzameling van het CBS relevant. In het eindbestand worden voor alle bedrijven aangegeven waarbij ze horen: LBT-populatie volgens het CBS; te klein; niet LBT-plichtig. Gemakshalve spreken we in dit rapport wel steeds over LBT en dan bedoelen we alle bedrijven die via de Gecombineerde Data Inwinning van Dienst Regelingen de Landbouwtelling hebben ingevuld, inclusief de bijgeschatte bedrijven als gevolg van non-respons. Tabel 1 betreft de gedrukte versie van de uitkomsten zoals die in Land- en Tuinbouwcijfers 2010 gepubliceerd is. Dit betreft de LBT-plichtige bedrijven die een bedrijfsomvang hebben van 3 nge of meer. 2.2 Diertellingen GD 2008 Tabel 2 geeft het aantal dieren in het GD2008 bestand aan. Er is gekozen voor het 2008-bestand, omdat dat wat betreft datering voor rundvee en schapen/geiten dichterbij de datum van de landbouwtelling 2009 ligt dan het 2009-bestand. Dit bestand is een onderdeel van de GIAB 2008 dat in de loop van 2009 is gemaakt. Daardoor hebben de GD-data voor de meeste diersoorten een latere datering. Dit geldt niet voor de varkens. Hiervoor zijn de weergegeven tellingen in 2005 gestopt, waardoor de meest recente data afkomstig zijn uit Tabel 2. Aantal dieren in het GD2008 bestand. Totale telling GD2008, datering Diersoort Aantal jongvee < 1 jaar apr-09 Teldatums: ca. 75% 1 januari 2009, ca. 24% 1 januari 2008, de rest is ouder Allemaal datums uit 2005 jongvee 1-2 jaar rundvee > 2 jaar totaal rundvee ooien totaal schapen geiten totaal geiten opfokzeugen zeugen vleesvarkens totaal varkens Emissieregistratie van landbouwbedrijven 17

20 Als we de dieraantallen van de GD vergelijken met de LBT valt op dat het voor het totaal aantal stuks rundvee bijna helemaal klopt. De datum ligt ook heel dichtbij de officiële lanbouwtellingsdatum, namelijk 1 april Zoals verwacht ligt het aantal dieren bij de GD iets hoger, omdat er bij de LBT sprake is van een ondergrens, terwijl bij de GD in principe elk dier wordt meegeteld. Bij schapen blijkt dat zowel het aantal ooien als het totaal aantal dieren bij de GD meer dan 10% hoger ligt dan bij de LBT. Dat wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat er in de schapenhouderij meer hobbymatige houders voorkomen die niet LBT-plichtig zijn. Bij varkens is het totaal aantal dieren bij de GD een stuk kleiner omdat de biggen niet meegeteld worden. Als we zeugen en opfokzeugen samen nemen zijn er in de LBT een paar procent meer dan bij de GD. Dat geldt ook voor de vleesvarkens. Dit beeld klopt met de meerjarige landbouwtelling waaruit blijkt dat de varkensstapel in de periode met ca. 8% is toegenomen (na een afname van 2 miljoen door de varkenspest in 1997 en ruim 1,5 miljoen in de periode door de opkoopregeling), zie figuur 1. Figuur 1. Ontwikkeling varkensstapel (Bron: CBS). 2.3 Staltypen in LBT 2008 De tabellen 3 t/m 9 bevatten het aantal stalplaatsen per diersoort en per staltype. De meeste dieren bevinden zich nog steeds in traditionele staltypen. Vooral bij rundvee zijn er nog weinig emissiearme stalsystemen in gebruik. De grupstal en de potstal hebben echter ook een lage emissiefactor en worden daarom ook als emissiearm beschouwd. Het gaat hier steeds over de ammoniakemissie; dat betekent niet automatisch dat bv. De fijnstofemissie ook laag is. De emissiearme stalsystemen zijn aangemerkt met een lichtgrijze achtergrond. Het betreft hier steeds alle bedrijven die in 2008 een landbouwtellingsformulier hebben ingestuurd. De inwinning heeft plaatsgevonden voor stalplaatsen. De koppeling van dieren aan staltypen vindt plaats in hoofdstuk 8. Tabel 3. Dierplaatsen rundvee in LBT 2008 Staltype Jongvee > 1 jaar Melk- en kalfkoeien Rundvee ligbox traditioneel ,8% ,3% Rundvee ligbox emissiearm ,7% ,4% Rundvee grupstal ,5% ,7% Rundvee potstal ,1% ,0% Rundvee overige stallen ,8% ,6% Rundvee totaal ,0% ,0% 18 WOt-werkdocument 275

21 Tabel 4. Dierplaatsen varkens in LBT 2008 Staltype Luchtwasser Vloer/kelder Volledig onderkelderd, Overig Totaal aanpassing geen stankafsluiter Gespeende biggen <0,35 m 2 /dp Gespeende biggen >0,35 m 2 /dp Vleesvarkens <0,80 m 2 /dp Vleesvarkens >0,80 m 2 /dp Opfokvarkens <0,80 m 2 /dp Opfokvarkens >0,80 m2 /dp Zeugen bij de biggen Overige zeugen individueel Overige zeugen groepshuisvesting Beren - dekrijp Varkens - totaal Als percentage 11,9% 27,3% 39,2% 21,6% 100,0% In de varkenshouderij is reeds 40% van de stallen emissiearm: 12% door middel van een luchtwasser, 27% via aanpassingen van de vloer en/of de kelder (tabel 4). Meer dan 80% van de vleeskuikens is nog gehuisvest op een traditionele strooiselvloer. Op een beperkt deel van de bedrijven probeert men door verwarming, koeling of ventilatie de emissie verder te beperken (tabel 5). Tabel 5. Dierplaatsen vleeskuikens in LBT Staltype Dierplaatsen Percentage Vleeskuikens met luchtwasser ,3% Grondhuisvesting met vloerverw. En vloerkoel ,9% Mixluchtventilatie ,2% Vloer met strooiseldroging ,9% Etagesysteem + mestband + strooiseldroging ,7% Traditioneel ,0% Vleeskuikens - totaal ,0% Voor de ouderdieren van vleeskuikens zijn alle systemen emissiearm, behalve de traditionele grondhuisvesting. Het grootste deel van de dieren wordt echter nog op traditionele grondhuisvesting gehouden. Een klein deel daarvan is voorzien van een luchtwasser (tabel 6). Ook bij de opfokleghennen zijn nog weinig luchtwassers geïnstalleerd. Het merendeel is gehuisvest in volière systemen, daarnaast batterijhuisvesting en grondhuisvesting (tabel 7). In 2008 was nog bijna de helft van alle leghennen in batterijen gehuisvest, waarvan het grootste deel was voorzien van mestdroging. Daarnaast kwamen traditionele grondhuisvesting en volière systemen met geforceerde mestdroging veel voor. Lucht wassers kwamen toen nog zeer beperkt voor: minder dan 1% van de dieren (tabel 8). Emissieregistratie van landbouwbedrijven 19

22 Tabel 6. Dierplaatsen ouderdieren vleeskuikens > 18 weken in LBT Staltype Dierplaatsen % Waarvan luchtwasser Grondhuisvesting traditioneel ,1% ,5% Grondhv verticale slangen in de mest ,3% -- Grondhv mestbeluchting van bovenaf ,8% -- Grondhv perfosysteem ,8% -- Grondhv mestbanden ,6% -- Volièrehv zonder geforceerde droging ,5% 0 0,0% Volièrehv geforceerde mestdroging ,8% 0 0,0% Verrijkte kooi/groepskooi ,1% -- Ouderdieren vleeskuikens - totaal ,0% 0,5% % Tabel 7. Dierplaatsen leghennen < 18 weken in LBT Staltype Dierplaatsen % Waarvan luchtwasser Batterij, natte mest, open opslag ,3% -- % Batterij, natte mest, mestband ,2% -- Batterij, vaste mest, mestband, geforc. droging, 0,2 m 3 /dier/uur Batterij, vaste mest, mestband, geforc. droging, 0,4 m 3 /dier/uur ,4% 0 0,0% ,4% ,3% Batterij, vaste mest, overig ,8% -- Grondhv zonder mestbeluchting ,7% ,5% Volièrehv zonder geforceerde droging ,2% ,6% Volièrehv geforceerde mestdroging ,0% -- Overige huisvesting ,0% -- Leghennen - totaal ,0% 3,4% Tabel 8. Dierplaatsen leghennen > 18 weken in LBT Staltype Dierplaatsen % Waarvan luchtwasser Batterij, natte mest ,1% -- Batterij, vaste mest, mestband, geforc. Droging, 0,5 m 3 /dier/uur Batterij, vaste mest, mestband, geforc. Droging, 0,7 m+/dier/uur ,3% ,3% ,7% ,4% Batterij, vaste mest, overig ,6% -- Grondhv traditioneel ,8% ,1% Grondhv perfosysteem ,7% -- Grondhv mestbeluchting ,9% -- Grondhv mestbanden ,9% -- Volièrehv zonder geforceerde droging ,2% 50 0,0% Volièrehv geforceerde mestdroging ,5% -- Overige huisvesting ,3% -- Leghennen - totaal ,0% 0,8% % 20 WOt-werkdocument 275

23 Tabel 9. Dierplaatsen kalkoenen in LBT Staltype Dierplaatsen % Traditioneel ,2% Luchtwasser 0 0,0% Vloer met strooiseldroging ,5% Etagesysteem 0 0,0% Overige - emissiearm ,3% Kalkoenen - totaal ,0% Bij de kalkoenen komen overige emissiearme systemen relatief veel voor. Luchtwassers of strooiseldroging worden nog nauwelijks toegepast (tabel 9). De tabellen met het totaal aantal dierplaatsen kunnen niet één op één met de aantallen dieren in de LBT 2008 vergeleken worden. Voor bv. rundvee zijn er 2,7 mln dierplaatsen ingevuld, terwijl er in de LBT ,9 mln stuks rundvee zijn opgegeven. Dit komt omdat er alleen dierplaatsen gevraagd zijn voor de melk- en kalfkoeien en het jongvee > 1 jaar, samen maar 2,1 mln dieren. De andere diergroepen hebben maar één stalsysteem dat wordt toegepast. Bij varkens zijn 11,7 mln dierplaatsen gemeld voor 10,1 mln varkens (= excl. biggen bij de zeug). Dat is 16% meer stalplaatsen dan dieren. Bij vleeskuikens zijn 20% meer dierplaatsen dan dieren ingevuld. Dit komt ongeveer overeen met de verwachte bezettingsgraad van vleeskuikenstallen. Ook bij de opfokleghennen, de ouderdieren en de leghennen zijn voor heel Nederland meer dierplaatsen ingevuld dan aanwezige dieren. Op bedrijfsniveau kan dat echter anders zijn. Emissieregistratie van landbouwbedrijven 21

24

25 3 Beschrijving I&R-bestanden Registraties Voor de I&R-regelingen geldt er in tegenstelling tot de landbouwtelling geen ondergrens voor het aantal dieren. Al houd je maar 1 kalfje, lammetje of biggetje, dan ben je al verplicht om deze bij Dienst Regelingen te melden. Voor pluimvee wordt wel een ondergrens gehanteerd (100 dieren). Groot verschil met de Landbouwtelling is dat houders van dieren voor deze regeling gecontroleerd kunnen worden en dat de AID handhavend kan optreden. Daarnaast zijn de inkomenstoeslagen vanuit Europa via cross compliance mede gekoppeld aan de I&R (Min. LNV, 2007). Houders van runderen, varkens, schapen en geiten moeten zich eerst laten registeren bij Dienst Regelingen. Zie: Voor de registratie van pluimvee moeten veehouders zich melden bij het Productschap voor Pluimvee en Eieren. Bij rundvee moeten alle veranderingen in de veestapel (geboorte, sterfte, aanvoer en afvoer) binnen drie werkdagen per dier gemeld worden bij het DR-Loket. Alle dieren zijn daartoe voorzien van twee goedgekeurde oormerken. Voor schapen en geiten is een vergelijkbaar systeem van toepassing. Varkens moeten alle voorzien zijn van één oormerk. Elke houder van varkens moet een bedrijfsregister bijhouden. Alle vervoer van varkens moet gemeld worden aan het I&R systeem en elk transport moet vergezeld zijn van een vervoersdocument. Zie: 602&p_node_id= &p_mode=. Bij pluimvee moeten houders zich registreren bij het productschap. Vervolgens moet elke aflevering van broedeieren of pluimvee op een bedrijf gemeld worden aan het productschap. Ook als voor legpluimvee een nieuwe productie periode ingaat, moet dat gemeld worden. Zie: De registratie is gebonden aan locaties, die via een uniek bedrijfsnummer (UBN) in de administratie worden opgenomen. Deze registraties zijn eveneens gekoppeld aan een BRS nummer. Daarmee is te achterhalen welke UBN-locaties bij een bepaald bedrijf uit de LBT behoren. DR heeft per diergroep (rundvee, schapen/geiten, varkens) een tabel geleverd met dieraantallen per UBN. Deze UBN zijn voorzien van een adres. Daarnaast zijn ze ook gekoppeld met een BRS (indien bekend). Van deze BRS zijn ook de vestigingsadressen geleverd. Deze zijn echter niet voor alle LBT bekend. Sommige pluimveebedrijven hebben nog wel een UBN (indertijd uitgegeven door de GD), maar daarvoor is momenteel geen juridische grondslag. Pluimveebedrijven worden wettelijk geïdentificeerd op basis van het PPE-registratienummer, ook wel KIP-nummer genoemd. Voor een deel van de pluimvee bedrijven is binnen KIP ook het BRS-nummer bekend. De koppeling met de landbouwtelling is echter grotendeels gebeurd via het postcode huisnummer en een handmatige check op de bedrijfsnaam. In tabel 10 zijn de aantallen bedrijven en dieren per categorie uit de I&R-bestanden voor 2009 weergegeven. De gegevens van rundvee, schapen, geiten en varkens zijn geleverd door Dienst Regelingen, op 30 december Het pluimvee bestand is op 2 december 2010 verzonden door het PPE. Emissieregistratie van landbouwbedrijven 23

26 Tabel 10. Aantallen bedrijven en dieren per categorie uit de I&R-bestanden voor Locaties en dieren in I&R-bestanden Aantal locaties Aantal dieren Jongvee < 1 jaar, geslacht onbekend 0 0 Jongvee 1-2 jaar, geslacht onbekend 0 0 Rundvee > 2 jaar, geslacht onbekend Jongvee < 1 jaar, mannelijk Jongvee 1-2 jaar, mannelijk Rundvee > 2 jaar, mannelijk Jongvee < 1 jaar, vrouwelijk Jongvee 1-2 jaar, vrouwelijk Rundvee > 2 jaar, vrouwelijk Rundvee totaal Ooien Totaal aantal schapen Geiten Totaal aantal geiten Schapen en geiten totaal Geen zeugen of vleesvarkens *) Zeugen *) Vleesvarkens *) Zeugen/vleesvarkens totaal *) Vleeskuikens *) Leghennen *) Ouderdieren *) Opfokdieren *) Kippen totaal *) Eenden *) Kalkoenen *) *) dit betreft berekende aantallen vanuit de transport gegevens. Bij I&R Rundvee en Schapen/Geiten zijn veehouders verplicht om elke verandering per dier te melden (geboorte, aanvoer, afvoer etc.): alle dieren worden individueel geregistreerd. Daarmee is het ook mogelijk om een momentopname te maken met het aantal dieren per bedrijf. Voor rundvee is de peildatum van 1 mei 2009 genomen (in de periode van de landbouwtelling 2009). Voor schapen en geiten is de peildatum 1 november Een recentere datum geeft een beter beeld omdat deze registratie nog in opbouw is. Bij I&R varkenshouderij wordt alleen de aan- en afvoer van dieren geregistreerd en bij pluimvee alleen de aanvoer. Dit betekent dat bij varkens en pluimvee berekeningen nodig zijn om vanuit de aan- en afvoer het aantal gemiddeld aanwezige dieren per categorie uit te rekenen. In de volgende paragrafen worden de benodigde formules weergegeven. 24 WOt-werkdocument 275

27 3.2 Berekening aantal varkens Voor vleesvarkens en zeugen zijn formules gebruikt om het aantal aanwezige dieren uit te rekenen. Omdat biggen in het algemeen altijd gekoppeld zijn aan zeugen, wordt het aantal biggen niet apart uitgerekend. Bij de formules hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd: Bij vleesvarkens worden gemiddeld drie rondes per jaar gedaan. Bij zeugen worden er gemiddeld 26 biggen per zeug per jaar grootgebracht (Bedrijven Informatienet, LEI 2010). Bij opfokzeugen is uitgegaan van twee rondes per jaar (Technische kengetallen For Farmers). Definitie: Het aantal gegevensjaren is de periode waarover wij afvoergegevens hebben in jaren. Voor varkens hebben we de gegevens ontvangen vanaf 1 januari 2006 tot 1 mei Sommige bedrijven hebben echter een latere ingangsdatum. Via de variabele gegevensjaren wordt daarmee rekening gehouden. De formules: Vleesvarkens = ((afvoer vleesvarkens)/drie rondes)/gegevensjaren (de aangevoerde, op te leggen varkens worden vleesbiggen genoemd) Aantal zeugen = (afvoer vleesbiggen aanvoer vleesbiggen + afvoer vleesvarkens aanvoervleesvarkens)/26)/gegevensjaren; mits er afvoer van zeugen of fokberen of aanvoer van zeugen is. Het aantal zeugen is dus berekend op basis van netto productie van vleesbiggen en vleesvarkens. Hierbij wordt door de controle op aan- of afvoer van zeugen en beren uitgesloten dat het enkel een handelaar betreft. Als dit aantal echter < 0 dan is: aantal zeugen = (afvoer zeugen/2) /gegevensjaren, mits er geen afvoer van vleesbiggen of vleesvarkens is. Er zijn dan alleen zeugen op deze locatie. Het betreft een zeugen opfokbedrijf. Het blijkt dat er ook ruim duizend locaties zijn in het varkens I&R-bestand, waarvoor geen zeugen of vleesvarkens berekend zijn. Dit zijn vooral slachterijen, handelaren en kinderboerderijen. Bovenstaande formules geven een indicatie van het aantal zeugen en vleesvarkens op de varkensbedrijven. Deze indicatie is nodig om te zien of de orde van grootte van beide bestanden in de buurt komt. Daarnaast wordt het gebruikt om straks de verhouding van LBT-dieren te bepalen. Het zal duidelijk zijn dat het aantal rondes per jaar van invloed is op de berekende dieraantallen. Een afwijking van het aangenomen aantal rondes per jaar ten opzichte van de werkelijkheid vertaalt zich rechtstreeks door naar de berekende dieraantallen. Als het aantal rondes per jaar in realiteit bv. 10% lager is, wordt het berekende aantal dieren naar rato hoger. In de aanpak van dit onderzoek is het absolute aantal dieren vanuit de I&R niet zo belangrijk, omdat de dieraantallen van de landbouwtelling als basis worden genomen. Die dieraantallen worden volgens de verhoudingen in de I&R van vergelijkbare diergroepen over de gekoppelde locaties verdeeld. Het aantal dieren dat op deze manier berekend wordt, is niet helemaal vergelijkbaar met het aantal dieren dat in de landbouwtelling wordt opgegeven. In de landbouwtelling wordt bedrijven gevraagd om het aantal dieren op te geven dat op 1 april van het betreffende jaar op het bedrijf aanwezig is. Het ene bedrijf zal op die datum wellicht alle stallen vol hebben staan, terwijl een ander bedrijf een deel leeg heeft staan, omdat de betreffende productie groepen net zijn afgeleverd. Voor de populatie als geheel levert de landbouwtelling een schatting van het gemiddeld aantal aanwezige dieren (ervan Emissieregistratie van landbouwbedrijven 25

28 uitgaande dat de leegstand op 1 april vergelijkbaar is met de leegstand gedurende de rest van het jaar). Bij de berekening van het aantal dieren vanuit de I&R-transportgegevens, bereken je het aantal dieren voor een situatie dat alle afdelingen in productie zijn. Daardoor mag verwacht worden dat de I&Rdieraantallen gemiddeld wat hoger uitpakken dan die van de landbouwtelling. De leegstand tussen productieronden is vaak minder dan 10%, maar blijkt bij vleeskuikens gemiddeld 20% te bedragen (mondelinge mededeling Luesink, op basis van Bedrijven Informatie Net, LEI). 3.3 Berekening aantal stuks pluimvee Het pluimveebestand is opgebouwd uit twee tabellen: 1. NAW-gegevens totaal 3223 records, deze bevatten o.a. o sleutels: KIP-nr, KvK, BRS (voor 814 bedrijven); o correspondentieadres en bedrijfsadres; o x, y coördinaten; o ingangs- en einddatum van de relatie. 2. Pluimvee dierverplaatsingen totaal records met o.a. o diersoort, categorie, pluimveetype, ras (merk); o geboortedatum, subnummer en koppel identificatienummer; o afleverdatum, regnrs. van verzender en ontvanger. Het bevat gegevens over de periode 2006 tot op heden. Voor de gegevensperiode hebben we twee jaar geselecteerd, omdat de productieperiode van vooral leghennen langer is dan 1 jaar. Dit betekent dat we alle aanvoer gegevens hebben meegenomen van de periode van 1 mei 2007 t/m 30 april Berekening van pluimveeaantallen gebeurt uit de Koppel Informatie Pluimvee (KIP), die het Productschap voor Pluimvee en Eieren bijhoudt voor de implementatie van de I&R-verplichting voor pluimvee. Hierin wordt onderscheid gemaakt naar respectievelijk soort categorie pluimveetype. De volgende mogelijkheden worden onderscheiden: pluimveesoort = eend/kip/kalkoen/parelhoen; categorie = eindproduct/grootouderdieren/ouderdieren; pluimveetype = slacht/leg. Bij de aantallen wordt onderscheid gemaakt in hanen, hennen en ongesext (m, v, o). Verder wordt nog onderscheid gemaakt in bedrijfstype: broederij, vleeskuikenbedrijf, legpluimveebedrijf (kooi), opfokbedrijf ouderdieren, etc. Ten slotte levert KIP ook de gemiddelde productieperiodes per bedrijfstype, waarmee het gemiddelde aantal rondes per jaar uitgerekend kan worden, rekening houdend met leegstand tussen de opeenvolgende productieperioden. Daarmee worden de volgende diergroepen berekend: Slachtkuikens = Diergroep: Kip + Eindproduct + Slacht, aantal ongesext/rondes per jaar (7)/gegevensperiode (2) Leghennen = Diergroep: Kip + Eindproduct + Leg, aantal hennen/rondes per jaar (0.9)/gegevensperiode (2) voor bedrijfstypen 60,61,62,63,69 (alle typen legpluimveebedrijven) Ouderdieren = Diergroep: Kip + (Groot)ouderdieren + Slacht + Leg, aantal hennen en hanen/rondes per jaar (1.2)/gegevensperiode (2) 26 WOt-werkdocument 275

29 Opfokleghennen = Diergroep: Kip + Eindproduct + Leg, aantal hennen/rondes per jaar (2.7)/ gegevensperiode (2) voor bedrijfstype: 15,16,17 (opfokbedrijven (groot)ouderdieren en leghennen) Eenden = Diergroep: Eend aantal ongesext/rondes per jaar (6)/gegevensperiode (2) Kalkoenen = Diergroep: Kalkoen: aantal hennen + hanen/rondes per jaar (2.5)/ gegevensperiode (2) Parelhoenders = Diergroep: Parelhoen: aantal ongesext (rondes per jaar niet bekend, de oplegperiode duurt ca maanden, aantallen in de gegevensperiode zijn echter 0). Hier lijkt iets misgegaan: er zijn namelijk 6 parelhoenderbedrijven actief geweest in de betreffende gegevensperiode, maar er zijn voor de gegevensperiode geen transporten van parelhoenders gemeld. De gevolgen hiervan zijn dat de parelhoenders niet gekoppeld konden worden aan I&Rvestigingen en dus gekoppeld zijn gebleven aan de LBT-hoofdvestiging. De bedrijfstypen 11 en 12 zijn handelaren in respectievelijk eendagskuikens/broedeieren en opfokkoppels en worden niet meegeteld, aangezien de dieren daar niet geplaatst worden. Als het aantal leveringen minder is dan het aantal rondes per jaar, betreft het waarschijnlijk gegevens van 1 jaar en delen we niet door de gegevensperiode. Bij pluimvee is het UBN niet altijd bekend. Daarom is voor de registraties zonder UBN het KIPnummer gebruikt. Dit is voorzien van enkele voorloop negens, zodat het nooit toevallig kan samenvallen met een UBN van andere bedrijven. 3.4 Aanbeveling Wat betreft de gegevensperiode hadden we voor varkens beter kunnen uitgaan van het gemiddelde aantal dieren van heel 2009 in plaats van de periode 1 januari 2006 tot 1 mei Zo n kortere periode zal er waarschijnlijk voor zorgen dat het aantal dieren beter aansluit bij dat van de landbouwtelling 2009, waarbij het aantal dieren op peildatum van 1 april moet worden opgegeven. Als we over de aan- en afvoergegevens voorzien van datum kunnen beschikken, kunnen we per diergroep de meest geschikte periode selecteren. Ook voor vleespluimvee hadden we wellicht beter de gegevens over heel 2009 kunnen selecteren in plaats van mei 2007 april Voor legpluimvee lijkt echter een periode van twee jaar beter, omdat productieronden van leghennen vaak langer dan een jaar duren. Dat zou dan 2008 en 2009 moeten worden. Verder lijkt het beter om alle productieperiodes voor zover mogelijk uit één bron te halen. Daarvoor zou het bedrijven informatienet (BIN) van het LEI gebruikt kunnen worden. De derde verbetering is om niet te rekenen met het aantal rondes per jaar, maar met de productieperiode. Hierdoor wordt direct het gemiddeld aantal aanwezige dieren berekend en verdwijnen de verschillen met de landbouwtelling cijfers als gevolg van leegstand. De algemene formule wordt dan: Gemiddeld aantal aanwezige dieren = afgeleverde dieren * productie dagen/dagen van de gegevensperiode. Hierdoor blijft enkel nog een verschil over door uitval tijdens de productieperiode. Deze verschillen zullen echter klein zijn, omdat verwacht mag worden dat de meeste uitval aan het begin plaatsvindt. De dieren zijn dan nog klein en niet gewend aan de nieuwe stal. Emissieregistratie van landbouwbedrijven 27

Huisvesting van landbouwhuisdieren 2008

Huisvesting van landbouwhuisdieren 2008 Huisvesting van landbouwhuisdieren 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is

Nadere informatie

Huisvesting van landbouwhuisdieren 2012

Huisvesting van landbouwhuisdieren 2012 Huisvesting van landbouwhuisdieren 07 08 09 10 11 12 13 14 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien

Nadere informatie

Afstand veehouderij tot woningen, Alterra, september 2014

Afstand veehouderij tot woningen, Alterra, september 2014 Afstand veehouderij tot woningen, Alterra, september 2014 Alterra, Jaap van Os, Rob Smidt en Leonne Jeurissen, september 2014 1. Vraagstelling van EZ Ter voorbereiding van het debat in de Tweede Kamer

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen

Tabel 4 Diergebonden normen Mestbeleid 20102013: tabellen Tabel 4 Diergebonden normen Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie

Nadere informatie

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2018

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2018 Centraal Bureau voor de Statistiek Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2018 CBS Den Haag Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag +31 70 337 38 00

Nadere informatie

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013 Analyse Megastallen en 2005, 2010 en 2013 Edo Gies, m.m.v. Han Naeff en Jaap van Os Alterra Wageningen UR 12 februari 2015 Inleiding Milieudefensie wil inzicht in de ontwikkelingen van het aantal megastallen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 818 Wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting

Nadere informatie

Bedrijfsomvang en -type volgens NEG-typering

Bedrijfsomvang en -type volgens NEG-typering In deze bijlage is de tabel opgenomen waarin de Nge-factor per diersoort is weergegeven. Tevens is de rekenmethode hier weergegeven die gebruikt is om het per bedrijf te berekenen conform de 300 Nge-systematiek.

Nadere informatie

Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden

Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden Ontwikkelingen aantal landbouwbedrijven en dieren rondom 5 Vogel- en Habitatgebieden Een analyse op basis van CBS landbouwtelling en GIAB Edo Gies Han Naeff Werkverslag, december 2005 Alterra, Wageningen,

Nadere informatie

Veehouderij structuur 2017

Veehouderij structuur 2017 Veehouderij structuur 2017 Jaap van Os, Rob Smidt en Edo Gies Wageningen Environmental Research Maart 2019 Inleiding Op verzoek van Wakker Dier heeft Wageningen Environmental Research (WENR) een overzicht

Nadere informatie

Huisvesting van varkens en pluimvee 2010

Huisvesting van varkens en pluimvee 2010 Huisvesting van varkens en pluimvee 2010 06 07 08 09 10 11 12 13 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil

Nadere informatie

Herplaatsing Bijlage Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij

Herplaatsing Bijlage Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij Herplaatsing Bijlage Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij VROM, LNV In Staatscourant 69 van donderdag 9 april 1998 zijn in de tabel die behoort bij de Wijziging Uitvoeringsregeling ammoniak

Nadere informatie

VAN DER MEER. Inwerkingtreding Besluit Huisvesting. Oosterwolde, 11 augustus 2008

VAN DER MEER. Inwerkingtreding Besluit Huisvesting. Oosterwolde, 11 augustus 2008 Inwerkingtreding Besluit Huisvesting Oosterwolde, 11 augustus 2008 Op 1 april jongstleden is het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) inwerking getreden. Het Besluit huisvesting

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Eerste wijzigingsverordening Verordening stikstof en Natura 2000 Noord- Brabant 2013 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Bijlage(n) - Gelet

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 20228 28 december 2009 Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 december

Nadere informatie

Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl

Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl Stichting AVINED Postbus 750, 3700 AT Zeist, 030-755 50 10, kiprelatie@avined.nl Aanvraag, wijziging of beëindiging registratie De ondernemer(s) verzoekt (verzoeken) grond van de Regeling Identificatie

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18729 18 oktober 2011 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 3 oktober 2011, nr. DP2011054569,

Nadere informatie

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2019

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2019 Centraal Bureau voor de Statistiek Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2019 CBS Den Haag Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag +31 70 337 38 00

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9998 29 juni 2010 Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 juni 2010,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16865 1 juli 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 24 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/115905,

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Eerste wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

PROVINCIAAL BLAD. Eerste wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Noord-Brabant Nr. 2613 13 juni 2017 Eerste wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal; Directie Duurzaamheid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal; Directie Duurzaamheid STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35929 31 december 2013 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/297853,

Nadere informatie

Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest in 2010. Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA)

Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest in 2010. Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) 294 Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest in 2010 Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) C. van Bruggen, C.M. Groenestein, B.J. de Haan, M.W. Hoogeveen, J.F.M. Huijsmans,

Nadere informatie

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 januari 2019

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 januari 2019 Centraal Bureau voor de Statistiek Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 januari 2019 CBS Den Haag Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag +31 70 337 38 00

Nadere informatie

onrtviimrje FRYSLAN Doe. nr.: Class, nr. Ingek.: 1 6 DEC 2015 Afdeling. Bah. door: Aid. Hoofd AWB.. weken voor kennisg. aangenomen/tel.

onrtviimrje FRYSLAN Doe. nr.: Class, nr. Ingek.: 1 6 DEC 2015 Afdeling. Bah. door: Aid. Hoofd AWB.. weken voor kennisg. aangenomen/tel. Maatschap D. Yntema t.a.v. dhr. D. Yntema Wynserdyk 26a 8734 GB EASTEREIN Leeuwarden, 2 december 215 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n) 2DEC.2fi onrtviimrje FRYSLAN Doe. nr.: Class,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 69967 12 december 2017 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 11 december 2017, nr. IENM/BSK-2017/281210,

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen 2016-2017

Tabel 4 Diergebonden normen 2016-2017 01 van 06 Tabel 4 Diergebonden normen 20162017 Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie van

Nadere informatie

Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006

Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006 Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006 Aantal geregistreerde bedrijven Aantal bedrijven (koepels) Aantal bedrijven (relaties) Aantal exploitaties Aantal entiteiten Aantal verminderde relaties

Nadere informatie

Bijlage 2 bij de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant 2013

Bijlage 2 bij de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant 2013 Bijlage 2 bij de stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant 2013 Lijst met technische staleisen als bedoeld in artikel artikel 3 Emissiefactoren voor de vanuit het dierenverblijf, inclusief de van de mest die

Nadere informatie

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 oktober 2018

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 oktober 2018 Centraal Bureau voor de Statistiek Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 oktober 2018 CBS Den Haag Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag +31 70 337 38 00

Nadere informatie

Geografisch informatiesysteem voor de emissieregistratie van landbouwbedrijven

Geografisch informatiesysteem voor de emissieregistratie van landbouwbedrijven Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu Geografisch informatiesysteem voor de emissieregistratie van landbouwbedrijven GIABplus-bestand 2013 Status A J. van Os, L.J.J. Jeurissen & H.S.D. Naeff WOt-technical

Nadere informatie

Emissie in kg NH3 per dierplaats per jaar volgens traditioneel systeem

Emissie in kg NH3 per dierplaats per jaar volgens traditioneel systeem Bijlage 1 bij de stikstof en Natura2000 Noord-Brabant Emissiefactoren voor de vanuit het dierenverblijf, inclusief de van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen (versie 10 januari 2012) 1 2 Code

Nadere informatie

Besluit Postbus 90151

Besluit Postbus 90151 Brabantlaan 1 Besluit Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 www.brabant.nl IBAN NL86INGB0674560043 Bereikbaarheid openbaar vervoer en fiets: www.brabant.nl/route

Nadere informatie

Beantwoording raadsvraag

Beantwoording raadsvraag Beantwoording raadsvraag Onderwerp Dierenaantallen Datum 15 april 2016 Nummer RV-1615 Steller vraag Benny Munsters Fractie CDA Portefeuillehouder N. Lemlijn Steller M. van der Heijden Datum afdoening 28

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Derde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

PROVINCIAAL BLAD. Derde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Noord-Brabant Nr. 2977 7 juli 2017 Derde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet

Nadere informatie

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 juli 2018

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 juli 2018 Centraal Bureau voor de Statistiek Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 juli 2018 CBS Den Haag Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag +31 70 337 38 00 www.cbs.nl

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen 2015-2017

Tabel 4 Diergebonden normen 2015-2017 01 van 08 Tabel 4 Diergebonden normen 2015-2017 Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie van

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief

Raadsinformatiebrief Raadsinformatiebrief Van: N. Lemlijn Aan: de leden van de Gemeenteraad Onderwerp: Boeren met buren NR 010 Steller: E. Paree Datum: 1 maart 2013 Nr.: RIB-NL-1305 Het compendium voor de leefomgeving i heeft

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen 2015

Tabel 4 Diergebonden normen 2015 01 van 08 Tabel 4 Diergebonden normen 2015 Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie van graasdieren

Nadere informatie

Uw gegevens: Formulier Gecombineerde opgave 2012 * CD * Pagina 1 van 13 : : : :

Uw gegevens: Formulier Gecombineerde opgave 2012 * CD * Pagina 1 van 13 : : : : Uw gegevens Naam Adres Woonplaats Telefoonnummer Mobiel telefoonnummer E-mailadres Relatienummer Aanvraagnummer Varkensbedrijf BELA B.V. Columbusweg 27 VENLO 0497641248 f.lavrijsen@planet.nl 202362353

Nadere informatie

Lijst met technische staleisen

Lijst met technische staleisen Lijst met technische staleisen Dit is een bewerkte tekst uit de verordening natuurbescherming. De volledige en juiste gegevens vindt u in de verordening natuurbescherming. Code in RAV-lijst Diercategorie

Nadere informatie

Informatiedocument Minder dieren houden

Informatiedocument Minder dieren houden ACTIEPLAN AMMONIAK & VEEHOUDERIJ - Gedoogbeleid stoppende bedrijven Informatiedocument Minder dieren houden 1. Inleiding Dit document bevat de informatie over de stoppersmaatregel minder dieren houden.

Nadere informatie

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV.

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV. Toelichting op de cijfers van de mestproductie in 2018 zoals berekend in de vorm van momentopnames in kwartaalrapportages en zoals gepubliceerd als voorlopige cijfers d.d.15-2-2018 op de CBS-website. Deze

Nadere informatie

Megabedrijven in de landbouw,

Megabedrijven in de landbouw, Indicator 30 januari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aantal megabedrijven in

Nadere informatie

Toelichting bij de lijst emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij Maart 2010

Toelichting bij de lijst emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij Maart 2010 Toelichting bij de lijst emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij Maart 2010 Algemeen De oorspronkelijk in 2008 vastgestelde lijst met emissiefactoren fijn stof (PM 10 ) uit stallen (huisvestingssystemen)

Nadere informatie

- Concept voor internetconsultatie -

- Concept voor internetconsultatie - - Concept voor internetconsultatie - Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van, nr. WJZ/15162748, tot wijziging van de Regeling dierlijke producten in verband met de aanpassing van de

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet Review excretieforfaits melkvee en jongvee - Uitvoeringsregeling Meststoffenwet 28 Augustus 2014 L. Šebek, WUR LR, P. Bikker, WUR LR en C. van Bruggen, CBS 1. Aanleiding Een van de taken van de Commissie

Nadere informatie

Grootschalige veehouderij in Nederland

Grootschalige veehouderij in Nederland Alterra is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen UR (University & Research centre). De missie is To explore the potential of nature to improve the quality of life. Binnen Wageningen

Nadere informatie

Wageningen UR Livestock Research

Wageningen UR Livestock Research Wageningen UR Livestock Research Partner in livestock innovations Rapport 368 Bijdrage emissies ammoniak en fijn stof door de varkenshouderij Inschatting op basis van gegevens meitelling 2008 Mei 2010

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Inhoudsopgave Emissiefactoren biggen... 2 Emissiefactoren kraamzeugen... 3 Emissiefactoren

Nadere informatie

Gebruikershandleiding rekenmodel Vee-combistof (pluimvee) (Versie: mei 2019)

Gebruikershandleiding rekenmodel Vee-combistof (pluimvee) (Versie: mei 2019) Gebruikershandleiding rekenmodel Vee-combistof (pluimvee) (Versie: mei 2019) Algemeen Bij pluimveestallen kunnen verschillende technieken worden gebruikt om de emissie van fijnstof (PM 10 ) te reduceren.

Nadere informatie

Informatiedocument Minder dieren houden

Informatiedocument Minder dieren houden ACTIEPLAN AMMONIAK & VEEHOUDERIJ - Gedoogbeleid stoppende bedrijven Informatiedocument Minder dieren houden 1. Inleiding Dit document bevat de informatie over de stoppersmaatregel minder dieren houden.

Nadere informatie

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Inhoudsopgave Emissiefactoren biggen... 2 Emissiefactoren kraamzeugen... 3 Emissiefactoren

Nadere informatie

Toelichting op tabel regels

Toelichting op tabel regels Toelichting op tabel regels In onderstaande tabel zijn alle veehijbedrijven in de gemeente Bladel weergegeven. In de eerste kolom is de postcode en het huisnummer weergegeven, in de tweede kolom de straat

Nadere informatie

(Tekst geldend op: 12-02-2011)

(Tekst geldend op: 12-02-2011) (Tekst geldend op: 12-02-2011) Bijlage als bedoeld in artikel 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen

Tabel 4 Diergebonden normen 01 van 06 Tabel 4 Diergebonden normen 20162017 Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie van

Nadere informatie

BIJLAGE HOOFDLIJNEN NIEUWE AMMONIAKWETGEVING

BIJLAGE HOOFDLIJNEN NIEUWE AMMONIAKWETGEVING BIJLAGE HOOFDLIJNEN NIEUWE AMMONIAKWETGEVING Hoofdlijnen Wet ammoniak en veehouderij 1. Werkingssfeer De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is een lex specialis ten opzichte van de Wet milieubeheer (Wm).

Nadere informatie

Bakkers J.M.M. en W.C.E.M. en Bakkers-van der Sande A.C.M. MTS Driehuizerweg 21 HAGHORST

Bakkers J.M.M. en W.C.E.M. en Bakkers-van der Sande A.C.M. MTS Driehuizerweg 21 HAGHORST Rijksdienst voor Ondernennekid Nederland Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen: 5-12-2016 Formulier Gecombineerde opgave 2014 Uw gegevens Naam : Adres : Woonplaats : Telefoonnummer : Mobiel telefoonnummer :

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden normen

Tabel 4 Diergebonden normen 01 van 07 Tabel 4 Diergebonden normen 20162017 Waarvoor gebruiken? De diergebonden normen gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als de mestproductie van

Nadere informatie

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw,

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw, Indicator 15 september 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In de periode 1990-2014 zijn

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen Pagina 1 van 5 Dierengezondheidszorg Vlaanderen FR_A_047_170224 REGISTRATIEFORMULIER VOOR HET HOUDEN VAN LANDBOUWHUISDIEREN (RUNDEREN, VARKENS, PLUIMVEE, LOOPVOGELS, SCHAPEN, GEITEN, HERTEN) 1. Ondernemingsgegevens

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden forfaitaire gehalten 2017

Tabel 4 Diergebonden forfaitaire gehalten 2017 01 van 06 Tabel 4 Diergebonden forfaitaire gehalten 2017 Waarvoor gebruiken? De diergebonden forfaitaire gehalten gebruikt u voor zowel de berekening van de minimumopslagcapaciteit die u nodig heeft, als

Nadere informatie

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Inhoudsopgave Emissiefactoren Biggen... 2 Emissiefactoren kraamzeugen... 3 Emissiefactoren

Nadere informatie

I I! * CD * Uw gegevens: Formulier. Gecombineerde opgave Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen:

I I! * CD * Uw gegevens: Formulier. Gecombineerde opgave Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen: Dienst Rojjelin^on Ministerie van Economische Zaken Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen: 4-7-217 Formulier Gecombineerde opgave 212 Uw gegevens: Naam Adres Woonplaats Telefoonnummer Mobiel telefoonnummer E-mailadres

Nadere informatie

Tabel 4 Diergebonden forfaitaire gehalten

Tabel 4 Diergebonden forfaitaire gehalten Mestbeleid 20192021 Tabellen 01 van 06 Tabel 4 November 2018 Tabel 4 Diergebonden forfaitaire gehalten 20192021 Waarvoor gebruiken? De diergebonden forfaitaire gehalten gebruikt u voor zowel de berekening

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16866 1 juli 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 24 juni 2015, nr. IENM/BSK-2015/115906,

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Veehouderij en geur geurgebiedsvisie en geurverordening 2015 Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Geursituatie 2015 Overbelaste locaties Heusden Ommel Concentratie Intensieve veehouderij ten zuiden van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9996 29 juni 2010 Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 juni 2010,

Nadere informatie

Controleren I&R registratie schapen voor graasdierpremie

Controleren I&R registratie schapen voor graasdierpremie Controleren I&R registratie schapen voor graasdierpremie Voordat u in uw Gecombineerde opgave 2017 graasdierpremie aanvraagt, is het belangrijk dat u, de I&R registratie controleert van uw schapen. U kunt

Nadere informatie

Biologische landbouw: arealen en veestapels,

Biologische landbouw: arealen en veestapels, Indicator 11 juni 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2018 telt Nederland 58 duizend

Nadere informatie

Berekening emissiefactoren systeem met vervolghuisvesting vleeskuikens

Berekening emissiefactoren systeem met vervolghuisvesting vleeskuikens Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu met vervolghuisvesting vleeskuikens Vraag Hoe moet ik de emissiefactoren berekenen bij een uitbroed-/ opfoksysteem voor vleeskuikens met meerdere

Nadere informatie

Informatiedocument Leefoppervlaktes in de Intensieve Veehouderij CONCEPT, versie 3 Uitgeprint: 5-4-2007

Informatiedocument Leefoppervlaktes in de Intensieve Veehouderij CONCEPT, versie 3 Uitgeprint: 5-4-2007 Informatiedocument Leefoppervlaktes in de Intensieve Veehouderij Inleiding In de milieuvergunning voor veehouderijbedrijven is vastgelegd hoeveel dieren volgens welk huisvestingssysteem op het bedrijf

Nadere informatie

Programma. Activiteitenbesluit. Introductie Activiteitenbesluit (landbouw) Inhoud. Landbouwbedrijven in het Activiteitenbesluit

Programma. Activiteitenbesluit. Introductie Activiteitenbesluit (landbouw) Inhoud. Landbouwbedrijven in het Activiteitenbesluit 14 maart 2013 Programma Activiteitenbesluit Agrarische activiteiten 10.00 Activiteitenbesluit agrarische activiteiten 11.30 Pauze 11.45 Agrarische lozingen 12.45 Lunch 13.15 Glastuinbouw 14.15 Pauze 14.30

Nadere informatie

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf De markt voor de varkenshouderij in Nederland Structuur In Nederland worden op ongeveer 1. bedrijven varkens gehouden. Het aantal bedrijven met varkens is de afgelopen jaren duidelijk afgenomen (figuur

Nadere informatie

Inzicht in groei van megastallen

Inzicht in groei van megastallen Factsheet Inzicht in groei van megastallen 2005-2013 De afgelopen decennia zijn veel veehouders het slachtoffer geworden van de toenemende schaalvergroting. Kleinschalige gezinsbedrijven worden in een

Nadere informatie

Beton 15-20. 20 Detricon. 25 Detricon. 43 Anders Beton PAS R-1-7 1. 45 Agro Air Concepts, Ten Hoeve Projecten BV 45 CBgroep BVBA

Beton 15-20. 20 Detricon. 25 Detricon. 43 Anders Beton PAS R-1-7 1. 45 Agro Air Concepts, Ten Hoeve Projecten BV 45 CBgroep BVBA Diersoort Diercategorie Code Naam maatregel Reductie (%) Indiener RUNDVEE R-1 Melk- en kalfkoeien PAS R-1.1 Beweiden in groep 5-27 ouder dan 2 jaar PAS R-1.2 Loopvloer reinigen met mestschuif of mestrobot

Nadere informatie

PPE Statistisch Jaarrapport pluimveevlees en eieren 2012 voorlopig

PPE Statistisch Jaarrapport pluimveevlees en eieren 2012 voorlopig PPE Statistisch Jaarrapport pluimveevlees en eieren 2012 voorlopig februari 2013 Productschap, Pluimvee en Eieren Louis Braillelaan 80 Postbus 460 2700 AL ZOETERMEER www.pve.nl -1- VOORWOORD Het Productschap

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen Pagina 1 van 7 Dierengezondheidszorg Vlaanderen FR_A_047_181105 REGISTRATIEFORMULIER VOOR HET HOUDEN VAN LANDBOUWHUISDIEREN (RUNDEREN, VARKENS, PLUIMVEE, LOOPVOGELS, KONIJNEN, SCHAPEN, GEITEN, HERTEN)

Nadere informatie

Nadere toelichting dieraantallen. Katerdam 2 te Herwijnen

Nadere toelichting dieraantallen. Katerdam 2 te Herwijnen Nadere toelichting dieraantallen Katerdam 2 te Herwijnen Van Dun Advies BV Dorpsstraat 54 5113 TE Ulicoten T 013-519 9458 Postel 8 5711 ET Someren T 0493 745 015 E info@vandunadvies.nl I www.vandunadvies.nl

Nadere informatie

BIJLAGEN OBM Melkvee- en loonbedrijf De Molswaerd Heulenslag 36 A 2971 VG BLESKENSGRAAF. Projectleider Bouw Rundvee C. de Ruijter

BIJLAGEN OBM Melkvee- en loonbedrijf De Molswaerd Heulenslag 36 A 2971 VG BLESKENSGRAAF. Projectleider Bouw Rundvee C. de Ruijter BIJLAGEN OBM Melkvee- en loonbedrijf De Molswaerd Heulenslag 36 A 2971 VG BLESKENSGRAAF Projectleider Bouw Rundvee C. de Ruijter 06 53 16 91 75 Datum 31-05-2017 Inhoudsopgave 1. Rubriek Gegevens inrichting...

Nadere informatie

Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief

Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief Bijlage 1: Dieraantallen en -categorieën en invoergegevens referentiesituatie, beoogd en alternatief In deze bijlage zijn voor de referentiesituatie, de beoogde situatie en het alternatief de dieraantallen

Nadere informatie

Handleiding SG-Online

Handleiding SG-Online Handleiding SG-Online April 2011 Inhoudsopgave Inleiding... 3 1. Inloggen... 4 2. Startscherm SG-Online... 5 3. Stalbezetting... 6 4. Registratie... 8 4.1. Geboortemelding...8 4.2. Aanvoermelding...11

Nadere informatie

Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij Versie maart 2013 De categorie-indeling is overeenkomstig de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)

Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij Versie maart 2013 De categorie-indeling is overeenkomstig de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) Emissiefactoren fijnstof voor veehouderij Versie maart 2013 De categorie-indeling is overeenkomstig de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) Rav-nummer Omschrijving huisvestingssysteem Fijnstofemissie

Nadere informatie

Varkens produceren in Argentinië: lage kosten en daglicht in overvloed

Varkens produceren in Argentinië: lage kosten en daglicht in overvloed Varkens produceren in Argentinië: lage kosten en daglicht in overvloed Argentinië, het land van Maxima en pampa s, maar ook een wereldspeler in de dop als het gaat om varkens! Auteurs: M.A. de Winter P.

Nadere informatie

2. Is de 250 meter norm juridisch houdbaar, en kan hier praktisch invulling aan gegeven worden?

2. Is de 250 meter norm juridisch houdbaar, en kan hier praktisch invulling aan gegeven worden? *18it.00718* 18it.00718 Voortgangsrapportage Naam project : Gedelegeerd Bestuurlijk opdrachtgever : Gedelegeerd Ambtelijk opdrachtgever : Projectleider : Datum : Gesprekken met veehouders t.b.v. vervolg

Nadere informatie

Dieren per m 2 staloppervlak

Dieren per m 2 staloppervlak Bijlage 5 behorende bij 4 van de Subsiegeling transitie veehouderij Noord-Brabant In deze bijlage is aangegeven welk per categorie nodig is om te kunnen produceren volgens bepaalde enwelzijnsconcepten.

Nadere informatie

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van..., nr. IENM/BSK-2015/, tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van..., nr. IENM/BSK-2015/, tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij HOOFDDIRECTIE BESTUURLIJKE EN JURIDISCHE ZAKEN Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van..., nr. IENM/BSK-2015/, tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij De Staatssecretaris

Nadere informatie

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector

Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking onderzoeks- en innovatieagenda Nederlandse pluimveesector Inleiding Stichting PLUIMNED, de erkende brancheorganisatie voor de sector pluimveevlees

Nadere informatie

Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest, 1990-2008. Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA)

Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest, 1990-2008. Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) 250 Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest, 1990-2008 Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) C. van Bruggen, C.M. Groenestein, B.J. de Haan, M.W. Hoogeveen, J.F.M. Huijsmans,

Nadere informatie

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen

Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen Bijlage 2 Milieuneutraal veranderen voor de inrichting gelegen aan Molenhuisweg 10 Vlierden Vlierden INHOUDSOPGAVE 1 GEGEVENS INRICHTING 1 2 GEGEVENS VERANDERING (NIET TECHNISCH) 1 3 MER-(BEOORDELINGS)PLICHT

Nadere informatie

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof

Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Lijst met geactualiseerde emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof Bijlage Richtlijnenboek Landbouwdieren Inhoudsopgave Emissiefactoren biggen... 2 Emissiefactoren kraamzeugen... 4 Emissiefactoren

Nadere informatie

Wijzigingen Gecombineerde opgave 2019 Wat is er gewijzigd in de Gecombineerde opgave 2019? U ziet in dit overzicht de wijzigingen per onderwerp.

Wijzigingen Gecombineerde opgave 2019 Wat is er gewijzigd in de Gecombineerde opgave 2019? U ziet in dit overzicht de wijzigingen per onderwerp. Wijzigingen Gecombineerde opgave 2019 Wat is er gewijzigd in de Gecombineerde opgave 2019? U ziet in dit overzicht de wijzigingen per onderwerp. Onderwerpen in de opgave Relatiegegevens Er zijn geen wijzigingen

Nadere informatie

Groei megastallen

Groei megastallen Groei megastallen 2010-2017 Vergaande schaalvergroting in de veehouderij zet door april 2019 Wakker Dier Voorwoord Het aantal megastallen is de laatste jaren megahard gegroeid, blijkt uit dit rapport.

Nadere informatie

Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest in Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu

Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest in Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu Ammoniakemissie uit dierlijke mest en kunstmest in 2011 Berekeningen met het Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) WOt-werkdocument 330 C. van Bruggen,

Nadere informatie

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2015 Indicator 5 december 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert Onderbouwing grondgebonden karakter Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Onderbouwing grondgebonden karakter rundveehouderij Esdonk 8 - Gemert 1 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Locatie 4 3 Beschrijving van de inrichting

Nadere informatie

Algemeen 1. Wat is Web-BVB? 2. Waar vind ik Web-BVB? 3. Wat is het belang van Web-BVB voor a. de gemeente en voor b. de provincie en voor c. derden?

Algemeen 1. Wat is Web-BVB? 2. Waar vind ik Web-BVB? 3. Wat is het belang van Web-BVB voor a. de gemeente en voor b. de provincie en voor c. derden? FAQ-lijst Helpdesk Web-BVB Algemeen 1. Wat is Web-BVB? 2. Waar vind ik Web-BVB? 3. Wat is het belang van Web-BVB voor a. de gemeente en voor b. de provincie en voor c. derden? Inloggen 4. Hoe logt een

Nadere informatie

Het vaccinatieplan tegen NCD

Het vaccinatieplan tegen NCD Het vaccinatieplan tegen NCD Inhoudsopgave Vaccinatieplan tegen NCD 3 Vermeerderingsdieren 5 Leghennen 7 Vleeskuikens 8 Vleeskalkoenen 10 Newcastle Disease 12 Vaccinatieplan tegen NCD Om het pluimvee in

Nadere informatie