Kenmerkend vmbo. Hiteq Kennis van nu, kennis voor later.
|
|
- Nathan Peters
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit actuele kennis. Brengt adviezen uit en creëert toekomstscenario s die inzicht geven in te verwachten ontwikkelingen. Zo kunnen onder nemingen, onderwijsinstellingen en intermediairs in de techniek zich voorbereiden op wat komen gaat. En zor gen dat hun strategisch beleid voor beroepen en opleidingen een solide fundament heeft. Hiteq is een initiatief van Kenteq. Kenmerkend vmbo Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van vmbo-leerlingen en de generatie Einstein Opdrachtgever Hiteq, centrum van innovatie Projectteam Hiteq Drs. Metje Jantje Groeneveld (projectleider) Aetios Drs. Karin van Steensel Domein Onderwijs 1 e druk: maart e ongewijzigde druk: juli e ongewijzigde druk: oktober Onderzoekspartners Kenteq Platform Bèta Techniek Procesmanagement MBO 2010 Hiteq is een initiatief van kenteq
2 Kenmerkend vmbo Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van vmbo-leerlingen en de generatie Einstein Opdrachtgever Hiteq, centrum van innovatie Projectteam Hiteq Drs. Metje Jantje Groeneveld (projectleider) Aetios Drs. Karin van Steensel Onderzoekspartners Kenteq Platform Bèta Techniek Procesmanagement MBO 2010 Domein: Onderwijs 1 e druk: maart e ongewijzigde druk: juli e ongewijzigde druk: oktober
3 Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Wat speelt er in de technische sector? Hoe flexibel is de arbeidsmarkt? Wat is de situatie in het onderwijs? Hoe liggen de maatschappelijke verhoudingen? Dit is het soort vragen waar wij bij Hiteq warm voor lopen. We zien het als een uitdaging om samen met de beste experts kennis te selecteren en te ontsluiten. Of dat nu is in de vorm van een advies, publicatie, workshop, brainstorm of symposium. Centraal staat dat Hiteq toekomstscenario s creëert die inzicht geven in te verwachten ontwikkelingen. Daarbij houden wij ons bezig met alle thema s die relevant zijn voor onze sector. Van technologische innovaties tot sociale uitsluiting. Van toekomstige leerling tot digitale processen. Zo kunnen ondernemingen, onderwijsinstellingen en intermediairs in de techniek zich vroegtijdig voorbereiden op wat komen gaat. En zorgen dat hun strategisch beleid voor opleidingen en beroepen een solide fundament heeft. Hiteq is een initiatief van kenteq
4 Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies 9 1 Inleiding Achtergrond Onderzoeksvraag Onderzoeksaanpak Screenager generatie of generatie Einstein? Leeswijzer 26 Deel 1 Kwantitatief onderzoek enquête onder vmbo-leerlingen 27 2 Sociaal-demografische kenmerken Inleiding Respondenten Opleiding van de ouders van de respondenten Woonsituatie Bijbaan en vrijwilligerswerk Conclusie 34 3 Netwerkvorming Inleiding Kennen vrienden elkaar? Socio-demografische overeenkomsten Conclusie 39 4 Leren en informatie verwerken Inleiding Behoefte aan instructie Lateraal leren en netwerkleren Status van kennisbronnen Docenten Leren in netwerken Informatieverwerking Information overload en multitasken Conclusie 49
5 5 Normen voor sociaal gedrag Inleiding Familie en vrienden Werk, familie en vrienden Conclusie 55 6 Life online Inleiding Internet en MSN Online-activiteiten Conclusie 59 7 Maatschappelijke betrokkenheid Inleiding Vrijwilligerswerk Wereldproblematiek Conclusie 63 8 Opleidingskeuze Inleiding Keuze voor techniek; bekend maakt bemind Informatiebronnen Motivatie Conclusie 69 9 Werk en beroepsbeeld Inleiding Wat is belangrijk in je latere werk? Persoonlijk succes Conclusie Gerichtheid op functionaliteit Gevoeligheid voor reclame Inleiding Reacties op reclame Conclusie Tevredenheid over school Inleiding Aandacht Leraren Iets veranderen? Conclusie 85 Deel 2 Kwalitatief onderzoek interviews en gesprekken met docenten en ouders Interviews met docenten Inleiding Het beeld van de docenten Conclusie Interviews met ouders Inleiding Het beeld van de ouders Conclusie Vmbo en praktijkonderwijs Handreikingen voor onderwijs en bedrijfsleven Werving voor technische opleiding of baan Leren op school en op de werkvloer 107 Bijlagen Vmbo, lwoo en praktijkonderwijs Woordenlijst 113 Literatuur 115 Noten 117 Hiteq-publicaties 119 Colofon 120
6 Samenvatting en conclusies Hiteq heeft het initiatief genomen om te onderzoeken in hoeverre de ken merken van vmbo-leerlingen overeenkomen met de kenmerken die worden toe geschreven aan de screenager generatie of generatie Einstein. In de publicatie De digitale wereld, een nieuwe kijk op leren? 1, kondigde Hiteq al aan dat het wilde toetsen of de kenmerken zoals die worden toegeschreven aan de screenagers ook gelden voor vmbo-leerlingen. Reden hiervoor was dat er gaandeweg het onderzoek naar de screenager generatie het gevoel groeide dat het algemene beeld dat van deze jongeren wordt geschetst wel eens niet zou kunnen kloppen voor álle jongeren. Screenager generatie is de term die Hiteq hanteert voor de groep jongeren en kinderen geboren tussen 1985 en Hiteq ontleent die term aan het onder zoek van Aart Bontekoning 2. Generatie Einstein is de benaming die Jeroen Boschma en Inez Groen in hun boek Generatie Einstein 3 hebben gegeven aan jongeren geboren tussen 1988 en nu. Beide publicaties geven aan dat jongeren geboren in deze periode op vele vlakken anders zijn dan jongeren van eerdere generaties. Zij kunnen multitasken, zijn 24 uur per dag bereikbaar, leren en leven in verschillende (online-)netwerken en hebben andere verwachtingen ten aanzien van werk en scholing. En daarmee zijn het heel andere mensen, zo stellen beide publicaties. In deze Hiteq-publicatie is ervoor gekozen om de term generatie Einstein te hanteren. Deze keuze is gemaakt omdat de benaming generatie Einstein inmiddels meer dan screenager generatie is ingeburgerd in onderwijs en bedrijfsleven. Daarnaast is bij het opstellen van het onderzoek in hoofdzaak gekeken naar de kenmerken en kwaliteiten zoals Boschma en Groen die in hun boek aan deze groep jongeren hebben toegeschreven. Over de generatie Einstein zijn nog geen kwantitatieve gegevens voorhanden. In dit onderzoek is daarom de vergelijking getrokken met kwalitatieve beschrijvingen van de generatie Einstein. Centrale vraag van dit onderzoek is: In hoeverre komen de kenmerken van vmbo-leerlingen overeen met de kenmerken die worden toegeschreven aan de screenager generatie of generatie Einstein? Kenmerkend vmbo 9
7 Het onderzoek bestond uit een enquête en interviews. De enquête is afgenomen onder 1420 leerlingen in het derde en vierde leerjaar van het vmbo, afkomstig uit alle leerwegen. Ruim 60% van de respondenten volgt een opleiding in de sector techniek, de overigen in een andere sector. Voor zover bekend is niet eerder op deze schaal onderzoek gedaan naar de kenmerken en vaardigheden van vmbo-leerlingen. Parallel aan het enquêteonderzoek zijn interviews gehouden met docenten en ouders van leerlingen aan het vmbo. Na het enquêteonderzoek is met docenten en ouders van leerlingen in het praktijkonderwijs een dergelijk interview gehouden. Komt de vmbo er overeen met het algemene beeld dat geschetst wordt van de Einstein- of screenager generatie? Hieronder staan alle bevindingen op een rij, waarna in de slotconclusie de balans wordt opgemaakt. Sociaal-demografische kenmerken Vmbo ers wijken op een aantal punten af van de gemiddelde Nederlandse bevolking. Ze hebben vaker laag of lager opgeleide ouders, en ze hebben vaker ouders die werkzaam zijn in een technisch beroep. Vmbo ers in de sector techniek vormen in een aantal opzichten een aparte groep ten opzichte van andere vmbo ers. Hoewel vmbo ers in het algemeen vaker ouders hebben die werkzaam zijn in een technisch beroep, geldt dat voor techniekleerlingen nog sterker. Dit is een sterke indicatie dat het beroep van de ouders van grote invloed is bij de opleidingskeuze van het kind. Ook hebben techniekleerlingen (nog) vaker laag of lager opgeleide ouders dan andere vmbo ers. Zij hebben bovendien vaker dan andere vmbo ers een bijbaan in de sector waarvoor zij worden opgeleid (maar minder vaak dan leerlingen van hogere opleidingsniveaus). Niet-westerse allochtonen in het vmbo wijken vooral af van autochtonen in de keuze van de sector: allochtonen kiezen vaker voor een opleiding in de economische sector en minder vaak voor zorg en welzijn. Binnen de sector techniek vertoont de verhouding tussen allochtonen en autochtonen geen afwijkingen; zij zijn in het onderzoek verhoudingsgewijs even sterk vertegenwoordigd in deze sector. Netwerkvorming Verticale netwerkvorming, waarbij relaties worden aangegaan op basis van gemeenschappelijke interesse en niet, zoals bij horizontale netwerkvorming, op basis van afkomst en andere socio-demografische kenmerken, is onder vmbo ers nog allerminst de norm. Voor zover dit wél opgaat, geldt het ten hoogste voor een kwart van de respondenten. Ongeveer tweederde van de vmbo ers heeft vrienden die grofweg dezelfde socio-demografische kenmerken hebben als zijzelf. Hun netwerken zijn primair horizontaal georganiseerd, hoewel zich binnen deze netwerken verticale organisatie kan voordoen. Dit is dan echter een secundaire variant van netwerkorganisatie. Op dit punt verschillen de respondenten in het onderzoek dus duidelijk van de generatie Einstein. Onder vmbo ers ligt het oorzakelijk verband tussen gedeelde interesse en contact anders dan bij de generatie Einstein. Terwijl bij de generatie Einstein de gedeelde interesse aanleiding is voor het contact, lijkt deze bij de respondenten in dit onderzoek eerder een gevolg te zijn van het behoren tot dezelfde groep. Met andere woorden: het lijkt erop dat voor een aanzienlijk deel van de vmbo ers nog altijd geldt dat hun netwerken zijn samengesteld op basis van gemeenschappelijke socio-demografische kenmerken. Als er al sprake is van verticale netwerkvorming, dan vindt deze plaats binnen die, duidelijk te omschrijven, socio-demografische laag. Meisjes laten iets meer verticale netwerkvorming zien dan jongens. Het beeld onder allochtonen is niet eenduidig. Toch geldt ook voor allochtonen het algemene beeld dat verticale netwerkvorming niet de norm is. Het opleidingsniveau van de ouders heeft invloed: in grote lijnen kunnen we stellen dat hoe hoger de ouders zijn opgeleid, hoe vaker de respondenten hun netwerken verticaal vormgeven. En ook de plek waar men vandaan komt heeft invloed: respondenten uit de stad geven iets meer blijk van verticale netwerkvorming dan respondenten van het platteland. Hierbij speelt echter een rol dat stedelingen meer toegang tot verschillende contacten hebben. Tot slot lijken techniekleerlingen (nog) iets minder vaak hun netwerken op verticale wijze te organiseren dan respondenten in de andere sectoren. 10 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 11
8 Leren en informatie verwerken De manier van leren en informatie verwerken van de generatie Einstein wijkt grotendeels af van die van de vmbo ers in het onderzoek. Op allerlei essentiële onderdelen laten de vmbo ers op dit vlak andere gewoontes, capaciteiten en behoeften zien. Slechts in hun kritische houding ten aanzien van media naderen de vmbo ers en de Einsteiners elkaar. Vmbo ers passen niet in het beeld dat van de generatie Einstein wordt geschetst aangaande zelfstandigheid in het leren. De vmbo ers in het onderzoek hebben over het algemeen een redelijke tot grote behoefte aan instructie, ook al proberen ze vaak liever iets uit dan een (tekst)instructie te moeten doornemen. Anders dan de Einsteiners onderzoeken zij niet zelf zonder instructie af te wachten. De behoefte aan instructie is groot, ook al ontvangen de vmbo ers die liever niet in de vorm van tekst. Niet-tekstueel lineair leren, waarbij de docent de leerling door de verschillende stappen van het leerproces begeleidt, lijkt eerder de norm. Dit geldt zowel voor leerlingen in de technische sector als voor leerlingen in de andere sectoren. Vmbo ers hebben het, veel meer dan Einsteiners, nodig dat externen of externe factoren hen helpen met het aanbrengen van structuur in hun leerproces en hen helpen met het duiden en plaatsen van informatie. Vmbo ers lijken geen moeite te hebben met lineair leren en geven daar zelfs in bepaalde opzichten de voorkeur aan. De vmbo ers in het onderzoek voldoen ook niet aan het beeld van de generatie Einstein als het gaat om de status van kennisautoriteiten. Voor de generatie Einstein is iemand geen expert of autoriteit omdat dat op diens visitekaartje staat. Een expertise is een wisselend iets dat, afhankelijk van de kennisvraag, te vinden is bij verschillende personen 4. Vmbo ers gaan (nog) wel te rade bij traditionele kennisautoriteiten en zoeken die met name in hun eigen netwerk. Na het internet zijn ouders en vrienden de eerste bronnen van informatie. Docenten lijken vooral een kennisautoriteit te zijn als het gaat over schoolzaken. Anders dan de generatie Einstein verlangen de vmbo ers van docenten vooral dat zij aardig zijn en over goede didactische vaardigheden beschikken. Coachingsvaardigheden, waarbij de docent de zelfstandig lerende leerling begeleidt wanneer dat nodig is en met rust laat wanneer dat gewenst is, zijn minder belangrijk dan dat de docent over veel vakkennis beschikt. De vmbo ers lijken wel overeen te komen met de generatie Einstein in hun (relatief) kritische houding ten opzichte van de media (tv, krant en internet). Zij nemen de informatie uit deze bronnen niet zomaar serieus, hoewel dat bij een krappe meerderheid nog wel geldt voor het tv-journaal en de krant. Vooral de informatie van het internet wordt door de respondenten in het onderzoek kritisch bekeken. De kritische, mediawijze houding die de generatie Einstein tentoonspreidt, is dus ook te vinden bij de vmbo ers als het gaat om tv, krant en internet. Er is weinig bewijs voor netwerkleren als de dominante manier van vmbo ers om kennis en kunde op te doen. De respondenten werken wel graag samen, maar niet om inhoudelijke redenen. Samenwerken is vooral gezellig. Juist bij degenen die niet willen samenwerken, is het rendement van het leren de voornaamste reden. Zij geven aan een beter resultaat te halen als ze alleen leren. Het aanspreken van het eigen netwerk (buiten de school) bij het leren is voor de vmbo ers in het onderzoek ook geen vanzelfsprekendheid. Het raadplegen van het internet is gemeengoed, maar kan nauwelijks gelden als bewijs voor netwerkleren. In deze zin past de respondentengroep dus niet in het beeld dat van de generatie Einstein wordt geschetst. Anders dan de generatie Einstein heeft binnen de respondentengroep bijna de helft in meer of mindere mate moeite met het verwerken van discontinue informatie. Dit speelt vooral bij lesstof; met het verwerken van andere informatie hebben de vmbo ers minder moeite, maar nog altijd meer dan op grond van het beeld van de generatie Einstein zou kunnen worden verwacht. Net als de generatie Einstein geven de vmbo ers de voorkeur aan beeldinformatie boven tekstuele informatie, maar deels wordt deze voorkeur veroorzaakt door de relatief grote groep (ruim 20%) vmbo ers die aangeeft moeite te hebben met lezen. De vmbo ers in het onderzoek voldoen ook niet aan het Einstein-beeld als het gaat om het omgaan met grote hoeveelheden informatie. De meerderheid van de vmbo ers ervaart wel eens of regelmatig information overload. Ook multitasken lijkt geen aangeboren talent van de vmbo ers in het onderzoek. Veel vmbo ers hebben concentratieproblemen en juist moeite met het combineren van taken. Ook in dit opzicht sluiten ze dus niet aan bij de generatie Einstein. 12 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 13
9 Normen voor sociaal gedrag De generatie Einstein is een buitengewoon sociale generatie. De Einsteiners hechten aan een goede relatie met familie en vrienden, en willen daarin veel investeren. Wederkerigheid en respect staan centraal in die relaties. Een goede vriend moet vooral ook eerlijk zijn en zichzelf zijn. De vmbo ers in het onderzoek houden zich wel bezig met de drie soorten van internetgebruik waarnaar gevraagd werd (chatting, sharing en self-publishing), maar niet in meerderheid. MSN wordt vooral gebruikt om contact te onderhouden met vrienden uit het echte leven; het internet wordt vooral gebruikt voor entertainment en voor het zoeken van informatie. Er is geen bewijs gevonden voor een toenemende integratie van het leven online en het gewone leven. De vmbo ers in het onderzoek komen duidelijk overeen met de generatie Einstein in het belang dat ze hechten aan contact met familie en vrienden en aan wederkerigheid in die sociale contacten. Ze hebben veel over voor hun vrienden. Hun eigen behoeften zijn belangrijk, maar niet per se belangrijker dan die van vrienden of familie. Andersom weten ze dat ze op hun sociale netwerk kunnen rekenen. Ze zijn bovendien trouw en verbreken een contact pas in uiterste gevallen; de meeste vmbo ers proberen eerst met praten het contact te herstellen. Evenals de generatie Einstein hechten de respondenten in dit onderzoek sterk aan authenticiteit en eerlijkheid; dat zijn de belangrijkste eigenschappen van goede vrienden. Hoewel er voor de generatie Einstein geen cijfers beschikbaar zijn over de bereidheid om ten behoeve van het werk in te leveren op het sociale leven, lijken de resultaten van de vmbo ers in het onderzoek een voorzichtiger houding te laten zien. Vmbo ers zijn niet in meerderheid van mening dat het sociale leven vóór het werk gaat. Wat dit betreft lijken ze af te wijken van de generatie Einstein. Vmbo ers laten (nog) niet op enige schaal zien dat ze hun online-contacten even hoog waarderen als hun live-contacten. Op dit punt voldoen ze niet aan het beeld van de generatie Einstein, voor wie het echte en het online-leven steeds meer inwisselbaar zijn. Maatschappelijke betrokkenheid De generatie Einstein is een betrokken generatie. Deze jongeren houden zich bezig met de problemen in de wereld en zoeken naar manieren om iets aan die problemen te doen. Zij uiten die betrokkenheid echter niet via de klassieke kanalen en houden zich niet zozeer bezig met de grote, abstracte wereldproblematiek; zij zijn echter wel zeer betrokken bij problemen dicht bij huis. Voor een groot deel voldoen de vmbo ers in het onderzoek aan het beeld van de generatie Einstein. Ook zij zijn niet zozeer betrokken bij problemen veraf, maar wel bij problemen dicht bij huis en in het eigen netwerk. Slechts een minderheid is geïnteresseerd in het nieuws en een nog kleinere minderheid zegt zich regelmatig bezig te houden met problemen in de wereld. Maar bijna de helft van de vmbo ers heeft wel een duidelijke mening over problemen in die wereld, die zij zich blijkbaar vormen op basis van andere bronnen. En ze willen graag iets doen, in plaats van na te denken en te delibereren. Ondanks die betrokkenheid bij zaken dicht bij huis wil een op de vijf vmbo ers later emigreren. 8,7% van alle respondenten lijkt uit Nederland weg te willen uit ontevredenheid met het land. Life online Opleidingskeuze Voor de generatie Einstein zouden online-activiteiten even natuurlijk zijn als echte activiteiten. Zij leven hun leven zowel op het internet als op straat en switchen gemakkelijk tussen diverse netwerken, rollen en activiteiten. De vmbo ers lijken niet te voldoen aan het beeld van de voortdurend online zijnde Einsteiner. Ze gebruiken wel regelmatig het internet, maar zijn zeker niet altijd online. Hetzelfde geldt voor hun gebruik van MSN. De generatie Einstein is zeker van haar zaak en kiest een opleiding vooral op grond van de eigen voorkeuren. De arbeidsmarktkansen doen er niet zo toe, want die kansen komen toch wel. Een opleiding moet vooral leuk en uitdagend zijn en bij je passen. 14 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 15
10 De grootste groep onder de vmbo ers (43%) neemt, evenals de generatie Einstein, de eigen persoonlijkheid als belangrijkste uitgangspunt voor de keuze van een opleiding. Dit percentage is niet zo hoog als op grond van het Einsteinbeeld zou kunnen worden verwacht. Een mogelijke verklaring voor het feit dat vmbo ers meer belang hechten aan externe factoren dan de generatie Einstein, kan zijn dat vmbo ers minder mogelijkheden hebben op de arbeidsmarkt dan hoger opgeleide groepen. Vmbo ers voelen zich mogelijk meer overgeleverd aan externe krachten zoals de economische conjunctuur en ontwikkelingen in bepaalde economische sectoren en zijn er minder van overtuigd dat hun eigen persoonlijkheid grotendeels bepaalt hoe hun carrière zal verlopen. Een deel van de vmbo ers lijkt vooral veel opties open te willen houden, en lijkt in die zin op de generatie Einstein. Nadelig voor technische opleidingen is dat deze respondenten veel minder geneigd zijn om toch voor techniek te kiezen. Technische opleidingen gaan gebukt onder het imago dat je je daarmee vastlegt op een smal carrièrepad, en dat je dus heel zeker van je zaak moet zijn om techniek te kiezen. Bovendien zijn weinig respondenten bekend met wat technisch werk allemaal kan inhouden, hetgeen evenmin bijdraagt aan het werven van leerlingen voor techniekopleidingen. Werk en beroepsbeeld De vmbo ers in het onderzoek voldoen slechts deels aan dit beeld van de generatie Einstein. De vmbo ers meten persoonlijk succes ook af aan eerlijkheid, authenticiteit en sociale contacten, maar anders dan de generatie Einstein zijn ze in hun werk vooral op zoek naar zekerheid. Ze voelen zich niet voldoende zeker van hun toekomstige arbeidsmarktpositie om ten aanzien van werk compromis loos te kiezen voor plezier, uitdaging en werk dat naadloos aansluit bij hun sociale leven. Gerichtheid op functionaliteit Vmbo ers lijken wat betreft gerichtheid op functionaliteit niet op de generatie Einstein: anders dan meteen te concluderen dat een product niet deugt, gaan zij ervan uit dat het toch zou moeten kunnen werken en proberen er achter te komen waarom het niet werkt. Gevoeligheid voor reclame De vmbo ers in het onderzoek vinden reclame irritant, maar reclame lijkt hun gedrag en hun voorkeuren wél te kunnen beïnvloeden. Hierin lijken de vmbo ers niet te voldoen aan het beeld van de generatie Einstein, die juist zeer bestand zou zijn tegen beïnvloeding via reclame. De generatie Einstein wil vooral met passie werken en wil veel plezier beleven aan het werk. Zekerheid en carrièrekansen zijn minder belangrijk. Status heeft een andere inhoud gekregen: in plaats van (materieel) succes gaat het bij de generatie Einstein vooral om zelfbeschikking, eigen regie, uitdaging en plezier. Wat betreft hun kansen op de arbeidsmarkt zijn de jongeren van deze generatie zelfverzekerd. Ze weten wat ze waard zijn en ze zijn ervan overtuigd dat ze dat kunnen overbrengen. Inhoudelijke kennis doet er minder toe, want die veroudert snel. De opleiding van de Einsteiners moet dan ook vooral gericht zijn op vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling, vinden zij. Dat, in combinatie met hun zelf vertrouwen, zorgt ervoor dat ze vol verwachtingen de arbeidsmarkt zullen betreden. Ze durven eisen te stellen, willen werk dat voldoet aan hun wensen en dat goed te combineren is met de rest van hun leven, waaraan ze dezelfde hoge eisen stellen. Tevredenheid over school Hoewel ruim 70% van de vmbo ers in het onderzoek vindt dat men voldoende aandacht krijgt op school, lijkt er toch relatief veel onvrede te zijn over (met name) het persoonlijk contact met docenten. Een relatief grote groep respondenten vindt dat docenten onvoldoende weten hoe zij in elkaar zitten en onvoldoende interesse tonen in hen als persoon. Ook geeft ongeveer een derde deel van de respondenten aan dat veel docenten niet weten hoe ze hen het beste les kunnen geven. Deze kritiek van de vmbo ers sluit aan bij het beeld dat deze jongeren een grote behoefte hebben aan herkenning en erkenning van zichzelf als persoon. Hoewel een meerderheid van de respondenten tevreden lijkt te zijn over het onderwijs dat zij krijgen, is er dus met name wat betreft persoonlijk contact en persoonlijke aandacht naar hun mening nog veel verbetering mogelijk. Ook wordt het beeld bevestigd dat de leerlingen op zoek zijn naar meer sturing door de docent. 16 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 17
11 Docenten en ouders De geïnterviewde docenten en ouders van vmbo-leerlingen bevestigen grotendeels de conclusies uit het kwantitatieve onderzoek onder de vmbo ers. Docenten wijken af waar het gaat om hun beeld van de maatschappelijke betrokkenheid van de leerlingen en aangaande de motieven voor opleidings- en beroepskeuze. Ouders wijken met name af waar het gaat om de toekomst- en arbeidsmarktverwachtingen van hun kinderen. Docenten en ouders van leerlingen in het praktijkonderwijs onderschrijven ook voor een groot deel de conclusies uit het kwantitatieve onderzoek onder de vmbo ers. Echter, de relatief hoge mate waarin gedragsproblematiek en cognitieve achterstanden voorkomen onder de leerlingen van praktijkscholen en het hoge percentage praktijkleerlingen dat volgens de ondervraagde docenten afkomstig is uit sociaal zwakkere milieus, pleit voor een aparte benadering van deze groep. Het beeld van de Einsteiners als free agent (met een zelfgekozen, hecht netwerk) in een samenleving waarin zij zelf hun eigen leven kunnen vormgeven en zich daarbij vooral laten leiden door de eigen voorkeuren en behoeften, gaat voor de vmbo ers niet op. De vmbo ers in het onderzoek beschikken veel minder over de vaardigheden om gebruik te maken van de mogelijkheden die de samenleving aan andere groepen wél biedt. Het beeld dat van de generatie Einstein wordt geschetst, kan dus niet klakkeloos worden toegepast op de gehele leeftijdsgroep. Of iemand voldoet aan het Einstein-beeld heeft sterk te maken met diens vaardigheden, en niet alleen met het geboortejaar. Vooral in het onderwijs en bij het werven van jongeren voor bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt zal hiermee rekening moeten worden gehouden. Handreikingen voor onderwijs en bedrijfsleven Slotconclusie van het onderzoek Kunnen we, alles overziend, concluderen dat de vmbo ers voldoen aan het beeld van de generatie Einstein? Nee, grotendeels niet. De vmbo ers komen overeen met de Einsteiners in hun behoefte aan erkenning van hun persoon, in de waarde die ze hechten aan persoonlijke contacten en in hun normen voor sociaal gedrag. Net als de generatie Einstein beschikken zij over hechte banden met familie en vrienden en onderhouden ze die contacten goed. Echter, de contacten van de vmbo ers verlopen grotendeels binnen dezelfde sociaal-economische laag van de bevolking; zij vormen en onderhouden slechts zeer beperkt contacten buiten die laag. Dit staat haaks op het beeld van de Einsteiners, die zich allerminst laten beperken tot de sociaal-economische laag waaruit zij afkomstig zijn. Wanneer het gaat om vaardigheden wijken de vmbo ers duidelijk af van de generatie Einstein. Ze beschikken niet over de contacten en vaardigheden om hun netwerken verticaal op te bouwen en leren ook anders dan de Einsteiners. Bovendien laten de vmbo ers zich bij het plannen van hun toekomst veel meer leiden door hun eigen beperkingen, en kiezen zij veel sterker voor zekerheid (soms naast, vaak in plaats van plezier en uitdaging). Bij het werven voor technische opleidingen en banen is het belangrijk om jongeren in contact te brengen met technische bedrijven. Beter inzicht in de inhoud van technische beroepen vergroot de kans dat jongeren kiezen voor een baan of opleiding in de technische sector. Het is voor jongeren belangrijk dat zij met een opleiding nog alle kanten op kunnen. Ze willen niet worden opgeleid voor een smal carrièrepad. Door te laten zien dat je ook met een technische opleiding alle kanten op kunt bijvoorbeeld door de inzet van brede techniekopleidingen is het mogelijk om meer jongeren te interesseren voor de technische sector. Vmbo ers hebben veel instructie en begeleiding nodig. Anders dan verondersteld wordt van de generatie Einstein, zijn zij (nog) niet in staat om geheel zelfstandig opdrachten uit te voeren. Het raadplegen van het netwerk en het omgaan met veel informatie behoren niet tot hun vaardigheden. Zowel op school als op de werkplek hebben zij een aardige en toegankelijke leermeester nodig die hen, met de nodige vakkennis, stapsgewijs op weg helpt. Want van zelfstandige, zichzelf ontplooiende en zeker van zichzelf zijnde werknemers lijkt bij vmbo ers nog lang geen sprake te zijn. 18 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 19
12 Kenmerkend vmbo. Oneliners uit het onderzoek. De vmbo er heeft vaker laag of lager opgeleide ouders. functioneert in netwerken die samengesteld zijn op basis van gemeen schappelijke socio-demografische kenmerken (horizontale netwerkvorming). Binnen deze netwerken kán zich netwerkvorming op basis van gemeen schappelijke interesses voordoen (verticale netwerkvorming). heeft een voorkeur voor niet-tekstueel lineair leren. heeft behoefte aan structuur en (stapsgewijze) instructie. gaat te rade bij traditionele kennisautoriteiten, zoals ouders en docenten. zoekt informatie op het internet of raadpleegt bronnen binnen het eigen netwerk (ouders, vrienden, docenten). wil een aardige, toegankelijk docent met goede didactische vaardigheden en vakkennis. is kritisch ten aanzien van de media. werkt graag samen, omdat dat gezellig is, maar niet omdat dat meer leer rendement oplevert. geeft de voorkeur aan beeld boven tekst. heeft moeite met lezen. heeft moeite met het omgaan met grote hoeveelheden informatie. heeft moeite met het duiden van lesstof en met het in een context plaatsen van lesstof. heeft moeite met het beoordelen van de toepasbaarheid en de relevantie van lesstof. heeft moeite met het combineren van taken. hecht belang aan contact met familie en vrienden en aan wederkerigheid in die sociale contacten. is niet voortdurend online. waardeert online-vrienden niet hetzelfde als vrienden in het echte leven. is betrokken bij en wil iets doen aan problemen dicht bij huis en in het netwerk. ontvangt de meeste informatie over opleiding en werk van ouders en docenten. waardeert bij informatie over opleiding en werk het meest de informatie van een bedrijf. gaat uit van de eigen persoonlijkheid bij de keuze voor een opleiding. kiest een opleiding waarmee zoveel mogelijk opties open blijven. is onbekend met de inhoud van opleidingen en banen in de techniek. meet persoonlijk succes af aan eerlijkheid, authenticiteit en sociale contacten. is op zoek naar zekerheid in een baan (geld, vast contract, zekere arbeidsmarkt positie) en leuke collega s. wordt beïnvloed door reclame. is in grote lijnen tevreden over school, maar zou wel meer persoonlijk contact en persoonlijke aandacht willen. 20 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 21
13 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Hiteq schreef in 2007 al over de (leer)kenmerken van de jongste generaties in onze samenleving 5. Reden daarvoor waren aanwijzingen dat de zogenaamde screenager generatie op een andere manier in het leven staat, op een andere manier leert en op een andere manier tegen werk aankijkt dan eerdere generaties. Door de kenmerken van de screenager generatie in kaart te brengen, is het mogelijk om nog beter uitspraken te doen over de toekomst van het onderwijs en het bedrijfsleven, zo was de gedachte. Hiteq was niet de enige die publiceerde over de jongste generatie. Ook Jeroen Boschma en Inez Groen kwamen met een publicatie: Generatie Einstein 6. Net als Hiteq constateerden zij dat de jongeren van tegenwoordig anders zijn dan de jongeren van tien, vijftien jaar geleden. En dat dit van invloed zal zijn op de toekomst van werk en onderwijs. In de publicatie De digitale wereld, een nieuwe kijk op leren? 7 kondigde Hiteq al aan dat het wilde toetsen of de kenmerken die worden toegeschreven aan de screenagers ook van toepassing zijn op vmbo-leerlingen. Reden hiervoor was dat gaandeweg het onderzoek naar de screenager generatie het gevoel groeide dat het algemene beeld dat van deze jongeren wordt geschetst wel eens niet zou kunnen kloppen voor álle jongeren. Hypothese was dat het vooral klopte voor hoger opgeleide jongeren en niet voor lager opgeleiden. Daarom heeft Hiteq het initiatief genomen om te onderzoeken in hoeverre het beeld van de screenager generatie of generatie Einstein past bij de kenmerken van vmbo-leerlingen. Deze publicatie bevat een weergave van dat onderzoek en geeft de belangrijkste conclusies weer. Ook wordt ingegaan op de betekenis van de resultaten van het onderzoek voor het onderwijs en voor de toekomstige werkgevers van deze leerlingen. Het volledige onderzoeksrapport kunt u downloaden op Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door samenwerking met de partners Kenteq, het Platform Bèta Techniek en het procesmanagement MBO Onderzoeksbureau Aetios heeft het onderzoek georganiseerd en uitgevoerd. Kenmerkend vmbo 23
14 1.2 Onderzoeksvraag Centrale vraag van het onderzoek is: In hoeverre komen de kenmerken van vmbo-leerlingen overeen met de kenmerken die worden toegeschreven aan de screenager generatie of generatie Einstein? Om een antwoord op deze vraag te kunnen formuleren, is gekeken naar de volgende aspecten: sociaal-demografische kenmerken; netwerkvorming; leren en informatie verwerken; normen voor sociaal gedrag; life online ; maatschappelijke betrokkenheid; opleidingskeuze; werk en beroepsbeeld; gerichtheid op functionaliteit; gevoeligheid voor reclame; tevredenheid over school. 1.3 Onderzoeksaanpak Het onderzoek bestond uit een enquête en interviews. De enquête is afgenomen onder 1420 leerlingen in het derde en vierde leerjaar van het vmbo, afkomstig uit alle leerwegen. Ruim 60% van de respondenten volgt een opleiding in de sector techniek, de overigen in een andere sector. Voor zover bekend is niet eerder op deze schaal onderzoek gedaan naar de kenmerken en vaardigheden van vmbo-leerlingen. De leerlingen hebben de enquête over het algemeen klassikaal ingevuld. Ongeveer de helft van de enquêtes is online ingevuld, de rest is op papier afgenomen. Het eerste deel van de publicatie bericht over dit kwantitatieve deel van het onderzoek. Parallel aan het enquêteonderzoek werden interviews gehouden met docenten en ouders van leerlingen aan het vmbo. In totaal werden 21 personen geïnterviewd. Doel van de interviews was na te gaan in hoeverre de geïnterviewden een beeld schetsen van de respondentengroep dat overeenkomt met het beeld uit de enquête. Met andere woorden: kunnen de geïnterviewden het beeld uit de enquête bevestigen of niet? Na het enquêteonderzoek is bovendien met vijf docenten en met vijf ouders van leerlingen uit het praktijkonderwijs een dergelijk interview gehouden. Hierbij werden de interviews niet een-op-een maar in groepsverband gehouden. Er waren twee groepen: een groep met ouders en een groep met docenten. Doel van deze gesprekken was een indicatie te krijgen van de mate waarin leerlingen in het praktijkonderwijs passen in het profiel van de vmbo-leerlingen dat naar voren komt uit het onderzoek. Met andere woorden: zijn er aanwijzingen om aan te nemen dat leerlingen van praktijkscholen (in grote lijnen) overeenkomen met vmbo-leerlingen, of lijkt het erop dat we hier met een specifieke groep te maken hebben die nader onderzoek behoeft? In het tweede deel van deze publicatie vindt u een weergave van de bevindingen uit dit kwalitatieve deel van het onderzoek. 1.4 Screenager generatie of generatie Einstein? Wie bedoelen we nu eigenlijk als we het hebben over de screenager generatie of de generatie Einstein? Screenager generatie is de term die Hiteq hanteert voor de groep jongeren en kinderen geboren tussen 1985 en Hiteq ontleent die term aan het onderzoek van Aart Bontekoning 8. Generatie Einstein is de benaming die Jeroen Boschma en Inez Groen in hun boek Generatie Einstein 9 hebben gegeven aan jongeren geboren tussen 1988 en nu. Beide publicaties geven aan dat jongeren geboren in deze periode op vele vlakken anders zijn dan jongeren van eerdere generaties. Zij kunnen multitasken, zijn 24 uur per dag bereikbaar, leren en leven in verschillende (online-)netwerken en hebben andere verwachtingen ten aanzien van werk en scholing. En daarmee zijn het heel andere mensen, zo stellen beide publicaties. In deze Hiteq-publicatie is ervoor gekozen om de term generatie Einstein te hanteren. Deze keuze is gemaakt omdat de benaming generatie Einstein inmiddels meer dan screenager generatie is ingeburgerd in onderwijs en bedrijfsleven. Daarnaast is bij het opstellen van het onderzoek in hoofdzaak gekeken naar de kenmerken en kwaliteiten zoals Boschma en Groen die in hun boek aan deze groep jongeren hebben toegeschreven. 24 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 25
15 Over de generatie Einstein zijn nog geen kwantitatieve gegevens voorhanden. In dit onderzoek is daarom de vergelijking getrokken met kwalitatieve beschrijvingen van de generatie Einstein. Deel Leeswijzer Deze publicatie bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat een uitgebreide beschrijving van de bevindingen uit het kwantitatieve onderzoek. Het tweede deel is een weergave van het kwalitatieve deel van het onderzoek. De conclusies en de slotconclusie zijn weergegeven in de samenvatting aan het begin van de publicatie. Daarin worden ook handreikingen geboden voor het onderwijs en het bedrijfsleven. Een uitgebreide weergave van deze handreikingen vindt u aan het slot van de publicatie, in hoofdstuk 16. De samenvatting eindigt met een beeld van de vmbo er in one-liners. Voor lezers die niet ingewijd zijn in de wereld van het vmbo is er in bijlage 1 een overzicht opgenomen van belangrijke begrippen die betrekking hebben op het vmbo. Bijlage 2 bevat een verklarende lijst van andere begrippen die voorkomen in deze publicatie. Kwantitatief onderzoek enquête onder vmbo-leerlingen 26 Kenmerkend vmbo
16 2 Sociaal-demografische kenmerken 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de sociaal-demografische kenmerken van de ondervraagde vmbo-leerlingen. Deze kenmerken zijn vergeleken met gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Er wordt in beeld gebracht op welke punten vmbo ers afwijken van de totale Nederlandse bevolking. Daarnaast is gekeken naar de relatie tussen de sociaaldemografische kenmerken en de keuze voor een bepaalde sector en/of leerweg in het vmbo. 2.2 Respondenten In het onderzoek zijn 1420 vmbo-leerlingen bevraagd. Binnen de totale res pondenten groep is 76,8% jongen en 23,2% meisje. De over vertegenwoordiging van mannen in het onderzoek heeft te maken met het feit dat vooral onder techniekleerlingen is geënquêteerd, waar jongens de (over)grote meerderheid vormen. 94,5% van de respondenten volgt een leerweg van het vmbo; 5,5% volgt leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). 942 respondenten (66,3% van het totaal) zijn leerlingen in de sector techniek. Dat betekent dat met het onderzoek 2,3% van alle derde- en vierdejaars vmbotechniekleerlingen is bereikt. Daarmee is de steekproef zeer groot te noemen. De controlegroep bestaat uit 236 leerlingen in de sector zorg en welzijn (16,6% van de respondenten), 224 in de sector economie (15,8%) en 18 (1,3%) in de sector landbouw. Voor zover bekend is niet eerder op deze schaal onderzoek gedaan naar de kenmerken en vaardigheden van vmbo ers. In de sector techniek zijn meisjes schaars. 97,5% van de techniekleerlingen in het onderzoek is jongen. Binnen de sector zorg en welzijn is 17,4% jongen en binnen de economieopleiding 57,1%. Landelijk gezien zijn er iets meer meisjes in de technische sector, maar het percentage is ook daar erg laag (8,3 % in ). In de sector zorg en welzijn is op landelijk niveau 82,9% een meisje en Kenmerkend vmbo 29
17 in de sector economie is dat 40,8%. De verdeling in het onderzoek is daarmee representatief te noemen 10. De verdeling van de totale groep respondenten over de verschillende leerwegen in het vmbo is als volgt: 32,8% volgt de basisberoepsgerichte leerweg; 34,7% volgt de kaderberoepsgerichte leerweg; 4,1% volgt de gemengde leerweg; 28,4% volgt de theoretische leerweg. In de sector techniek is het percentage respondenten dat de gemengde of de theoretische leerweg volgt lager dan in de andere sectoren. Er is geen eenduidig verband tussen geslacht en de keuze voor een bepaalde leerweg. Per sector zijn er wel verschillen tussen jongens en meisjes wat betreft de gevolgde leerweg. Er zijn aanwijzingen dat vrouwelijke techniekleerlingen vaker voor de theoretische leerweg kiezen, terwijl jongens binnen de sector techniek de voorkeur geven aan de basisberoepsgerichte leerweg. Met deze conclusie moet echter voorzichtig worden omgegaan, gezien het lage aantal vrouwelijke vmbo-leerlingen in de technische sector dat heeft deelgenomen aan het onderzoek. Binnen de sector zorg en welzijn lijken jongens juist vaker voor de theoretische leerweg te kiezen. worden daarmee niet-westers allochtonen bedoeld, tenzij anders wordt vermeld. De niet-westers allochtone groep is in het onderzoek als volgt verdeeld: 29,7% is van Turkse afkomst; 18,4% is van Marokkaanse afkomst; 15,8% is van Surinaamse afkomst; 9,4% is van Antilliaanse afkomst; 26,7% heeft een andere afkomst. De niet-westers allochtone groep van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst wordt als geheel aangeduid als de TMSA-groepen. Binnen de sector techniek zijn er geen significante verschillen tussen autoch tone en allochtone respondenten: zij zijn verhoudingsgewijs even sterk vertegenwoordigd. Binnen de sector zorg en welzijn vinden we verhoudingsgewijs minder allochtonen, en in de sector economie juist meer. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat allochtonen vaker kiezen voor opleidingen en beroepen waaraan traditioneel meer status verbonden is. De etniciteit van de respondenten heeft wel invloed op de keuze voor een bepaalde leerweg. Niet-westerse allochtonen kiezen significant vaker voor de basis beroepsgerichte leerweg en minder vaak voor de kaderberoepsgerichte leerweg dan autochtone respondenten. Waaruit dit verschil kan worden verklaard, is niet duidelijk. 67,6% van de respondenten zit op het moment van het onderzoek in het derde leerjaar van de opleiding, 32,1% in het vierde leerjaar. De verschillende sectoren komen in elk leerjaar ongeveer even vaak voor, evenals de verschillende leerwegen. Dit betekent dat er bij analyses op deze punten geen grote verschillen tussen de derde- en vierdejaars te verwachten zijn. Van de respondentengroep is 75,3% autochtoon, 18,7% niet-westers allochtoon en 6,0% westers allochtoon. Niet-westers allochtoon zijn respondenten van wie tenminste één ouder in een niet-westers land is geboren. Westers allochtoon zijn respondenten van wie ten minste één ouder in Nederland of een ander westers land is geboren en geen van de ouders in een niet-westers land is geboren. De percentages niet-westers allochtoon en westers allochtoon komen voldoende overeen met die binnen de Nederlandse bevolking om vergelijkingen te kunnen maken. De verhouding tussen jongens en meisjes binnen deze groepen is nagenoeg hetzelfde als de verdeling binnen de totale groep van respondenten. In het onderzoek zijn met name de groepen autochtonen en niet-westers allochtonen met elkaar vergeleken. Als er wordt gesproken over allochtonen, dan 2.3 Opleiding van de ouders van de respondenten Minder dan de helft van de respondenten weet wat het niveau van de opleiding is die de ouders hebben genoten. Meisjes weten dit vaker dan jongens. Mogelijk is dit een aanwijzing dat ouders vaker met meisjes praten over (het belang van) een opleiding en hun eigen ervaringen daarmee. Maar het is ook mogelijk dat meisjes dit soort informatie beter onthouden en/of er meer waarde aan hechten. Leerlingen in de theoretische leerweg weten het vaakst wat het opleidingsniveau van hun ouders is; leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg hebben die kennis het minst. Techniekleerlingen kennen minder vaak het opleidingsniveau van hun ouders dan leerlingen in andere sectoren. En techniekleerlingen onderscheiden zich nog op een ander punt: terwijl in de andere sectoren de leerlingen vaker kennis hebben van het opleidingsniveau van hun moeder dan van het opleidingsniveau van hun vader, is het bij techniekleerlingen precies andersom: zij weten vaker op welk niveau hun vader is opgeleid. 30 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 31
18 De moeders van de respondenten zijn iets minder hoog opgeleid dan de vaders. De ouders van de respondenten zijn significant lager opgeleid dan de Nederlandse beroepsbevolking. Dit is een aanwijzing dat opleidingsniveau in toenemende mate wordt doorgegeven van ouder op kind. Terwijl van de Nederlandse beroepsbevolking 17,8% werkzaam is in een technisch beroep, heeft binnen de respondentengroep maar liefst 48,3% ten minste één ouder die werkzaam is in een technisch beroep. Leerlingen in de sector techniek hebben veel vaker (52,4%) ten minste één ouder die werkzaam is in een technisch beroep dan leerlingen in de sector zorg en welzijn (36,4%) en leerlingen in de sector economie (28,1%). Dit is een duidelijke aanwijzing dat direct contact met mensen met een technisch beroep een grote invloed kan hebben op de opleidingskeuze: meer contact met techniek maakt het gemakkelijker om een technische opleiding te kiezen. Vooral de keuze voor de meer praktische leerwegen (basisberoeps- en kaderberoepsgericht) lijkt positief te worden beïnvloed door contact met mensen die in een technisch beroep werken. De invloed van het beroep van de ouders geldt met name voor autochtone techniek leerlingen. Het verband tussen technisch werk van de ouder(s) en de keuze voor de sector techniek of de praktische leerweg is bij allochtonen veel minder sterk aanwezig. Blijkbaar spelen onder allochtonen andere factoren dan contact met techniek via de ouders een (grotere) rol bij de opleidingskeuze. Het is mogelijk dat dit oorzakelijk verband veroorzaakt wordt doordat ouders met een hogere opleiding hun kinderen vaker stimuleren om voor de theoretische leerweg te kiezen, of doordat ouders met een hogere opleiding vaker kinderen hebben die de theoretische leerweg aankunnen. Op grond van de onderzoeksresultaten kan hierover geen uitsluitsel worden gegeven. 2.4 Woonsituatie Van alle respondenten woont 63% op het platteland en 37% in de stad. Deze verdeling komt in grote lijnen overeen met de verdeling van Nederlandse jongeren over stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Er zijn aanwijzingen dat respondenten uit plattelandsregio s vaker kiezen voor de sector techniek, en dat stedelingen vaker de voorkeur geven aan de theoretische leerweg. Of dit voortkomt uit een verschil in voorkeur en/of motivatie of dat dit te maken heeft met het onderwijsaanbod of nog andere factoren, kon in het onderzoek bij gebrek aan gegevens hierover niet worden nagegaan. Van de respondenten woont 77% bij beide ouders; 22,6% woont in een eenouder- of stiefgezin. Allochtonen wonen significant vaker in een eenoudergezin (31,2%), meestal bij de moeder. Er is geen verband tussen de woonsituatie van respondenten en de sector of leerweg die zij kiezen. Respondenten met een vader met een laag opleidingsniveau kiezen vaker voor een technische opleiding en minder vaak voor een opleiding in de economische sector. En andersom geldt dat respondenten met een hoog opgeleide vader vaker kiezen voor een economische opleiding en minder vaak voor techniek. De invloed van de opleiding van de moeder is minder eenduidig. Wel is ook hier een licht verband te zien tussen het opleidingsniveau van de moeder en de keuze voor economie. 2.5 Bijbaan en vrijwilligerswerk 62% van de respondenten in het onderzoek heeft een betaalde bijbaan. Dat is meer dan het gemiddelde onder scholieren van havo/vwo en mbo (55%). Jongens (64,9%) hebben vaker een betaalde bijbaan dan meisjes (47%). Hoe lager opgeleid de ouders, hoe vaker de respondenten een betaalde bijbaan hebben. De opleiding van de ouders heeft vooral invloed op de leerwegkeuze van autochtone respondenten. Hoe hoger de ouders zijn opgeleid, hoe vaker de leerlingen kiezen voor de theoretische leerweg. Een lagere opleiding van de ouders leidt bij autochtonen vaker tot de keuze voor de basisberoepsgerichte of de kaderberoepsgerichte leerweg. Bij allochtone respondenten is dat verband niet aangetoond. Opvallend is dat techniekleerlingen vaker een betaalde bijbaan hebben in de sector waarvoor zij worden opgeleid dan niet-techniekleerlingen. Echter, ook voor techniekleerlingen van het vmbo geldt dat zij minder vaak een betaalde bijbaan hebben die past bij hun opleiding dan leerlingen van hogere opleidingsniveaus (havo/vwo en mbo) Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 33
19 Allochtone leerlingen hebben veel minder vaak een betaalde bijbaan dan autochtone leerlingen. Dit afwijkende beeld onder allochtonen is niet te verklaren uit het opleidings niveau van de ouders. Mogelijk speelt de toegang tot de arbeidsmarkt (het gemak waarmee men een betaalde bijbaan vindt) een rol, mogelijk ook hebben we hier te maken met cultuurspecifieke voorkeuren. Meisjes (5,2%) doen vaker vrijwilligerswerk dan jongens (2,3%). Techniekleerlingen doen het minst vaak vrijwilligerswerk. Van de totale groep doet slechts 3% vrijwilligerswerk. Daarmee scoren de vmbo ers duidelijk lager dan de groepen havo/vwo en mbo, waarvan 3% alleen vrijwilligerswerk doet en 9% vrijwilligerswerk combineert met betaald werk. 2.6 Conclusie 3 Netwerkvorming 3.1 Inleiding De generatie Einstein is, volgens de beschrijvingen, een generatie die contacten aangaat op basis van (gedeelde) interesses. Het sociale netwerk van deze generatie is samengesteld uit mensen met wie men een bepaalde interesse deelt. De manier waarop het contact met leden van het netwerk verloopt, is eveneens gebaseerd op gedeelde interesse. Afkomst, een gezamenlijke achtergrond, geschiedenis, woonplaats en levensstijl zijn op zichzelf beschouwd niet meer voldoende basis voor het behouden van contacten. Het zijn kenmerken die de Einsteiner weinig zeggen, en hem of haar zeker niet aanzetten tot het aangaan of voortzetten van een contact. Alleen de gemeenschappelijke belangstelling telt. Vmbo ers wijken op een aantal punten af van de gemiddelde Nederlandse bevolking. Ze hebben vaker laag of lager opgeleide ouders, en ze hebben vaker ouders die werkzaam zijn in een technisch beroep. Vmbo ers in de sector techniek vormen in een aantal opzichten een aparte groep ten opzichte van andere vmbo ers. Hoewel vmbo ers in het algemeen vaker ouders hebben die werkzaam zijn in een technisch beroep, geldt dat voor techniekleerlingen nog sterker. Dit is een sterke indicatie dat het beroep van de ouders van grote invloed is bij de opleidingskeuze van het kind. Ook hebben techniekleerlingen (nog) vaker laag of lager opgeleide ouders dan andere vmbo ers. Zij hebben bovendien vaker dan andere vmbo ers een betaalde bijbaan in de sector waarvoor zij worden opgeleid (maar minder vaak dan leerlingen van hogere opleidingsniveaus). Niet-westerse allochtonen in het vmbo wijken vooral af van autochtonen in de keuze van de sector: allochtonen kiezen vaker voor een opleiding in de eco nomische sector en minder vaak voor zorg en welzijn. Binnen de sector techniek vertoont de verhouding tussen allochtonen en autochtonen geen afwijkingen; zij zijn in het onderzoek verhoudingsgewijs even sterk vertegenwoordigd in deze sector. Een gezamenlijke geschiedenis zonder gemeenschappelijke interesse(s) is niet voldoende basis voor contact. En andersom kan een gemeenschappelijke belang stelling mensen van over de gehele wereld en met heel verschillende achtergronden samenbrengen. Dat betekent dat de generatie Einstein zichzelf organiseert binnen zogenoemde verticale segmenten. Een segment vertegenwoordigt een bepaald interessegebied. Iedereen die zich daarmee verbonden voelt, kan participeren in dat segment. De onderlinge band bestaat bij de gratie van die gedeelde interesse. Netwerken op basis van gemeenschappelijke klassieke socio-demografische kenmerken als achtergrond, opleidings niveau en etniciteit zouden onder de generatie Einstein sterk aan belang inboeten. Uit het vorige hoofdstuk weten we dat vmbo ers op een aantal punten afwijken van de gemiddelde Nederlandse bevolking. Ze hebben vaker laag of lager opgeleide ouders, en hebben vaker ouders die werkzaam zijn in een technisch beroep. Voor techniekleerlingen geldt dat nog sterker dan voor andere vmbo ers. Dit is een eerste indicatie dat vmbo ers een sociale omgeving hebben die sterker homogeen is dan op grond van de gegevens over de Nederlandse bevolking kan worden verwacht. In dit hoofdstuk wordt nader belicht of vmbo ers, net als de generatie Einstein, tekenen vertonen van verticale netwerkvorming (op basis van interesse) in plaats van horizontale netwerkvorming (op basis van afkomst en andere 34 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 35
20 socio-demografische kenmerken). Daarbij is zowel onderzocht in welke mate de respondenten hun netwerk voor bepaalde activiteiten en in het algemeen horizontaal of verticaal organiseren, als in hoeverre de vriendengroepen van respondenten overeenkomen op enkele socio-demografische indicatoren, namelijk leeftijd, woonsituatie en economische positie. Hoe hoger de ouders zijn opgeleid, hoe vaker men een vriendenkring heeft waarin de mensen elkaar onderling niet allemaal kennen. Vooral de verschillen tussen respondenten met laag opgeleide ouders en respondenten met middelbaar en hoog opgeleide ouders zijn significant. 3.2 Kennen vrienden elkaar? Allereerst is nagegaan in hoeverre de vrienden van de respondenten elkaar onderling kennen. Indien blijkt dat de vrienden van de respondenten elkaar ook onderling kennen, is dat een indicatie voor horizontale organisatie van het sociale netwerk. De cijfers laten een lichte indicatie voor verticale netwerkvorming zien: 39,6% van de respondenten zegt dat al zijn/haar vrienden elkaar kennen; 48,1% geeft aan dat dit niet zo is. Hieruit kan echter ook worden geconcludeerd dat verticale organisatie van het netwerk allesbehalve gemeengoed is onder vmbo ers. Meisjes hebben veel minder vaak dan jongens een vriendenkring waarvan de leden elkaar onderling kennen. Mannelijke techniekleerlingen hebben opvallend vaker een vriendenkring waarin iedereen elkaar kent dan jongens in andere sectoren. Techniekleerlingen onderscheiden zich verder doordat onder hen de grootste groep aangeeft dat al hun vrienden elkaar kennen. Bij de andere sectoren is dat niet het geval; daar is de groep leerlingen van wie de vrienden elkaar niet kennen het grootst. Toch zijn de verschillen tussen de sectoren niet groot, en deze houden grotendeels verband met andere factoren (zoals het opleidingsniveau van de ouders en de regio). Respondenten van het platteland hebben veel vaker een vriendenkring waarin iedereen elkaar kent dan respondenten uit de stad. Hieruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat stedelingen op dit punt meer op de generatie Einstein lijken. De uitslagen komen waarschijnlijk voort uit de manier waarop de fysieke omgeving is georganiseerd en niet uit een bewust andere manier van het organiseren van het netwerk bij plattelanders en stedelingen. De allochtonen in het onderzoek, van wie het merendeel afkomstig is uit de stad, hebben vaker vriendengroepen waarin iedereen elkaar kent dan autochtonen en andere stedelingen, maar minder vaak dan respondenten van het platteland. Vooral Turken hebben vriendenkringen die sterker horizontaal zijn georganiseerd. 3.3 Socio-demografische overeenkomsten Een meerderheid (57,6%) van de vmbo ers zegt (net als de generatie Einstein) interesses te delen met vrienden. Wanneer er echter naar specifieke verticale netwerkvorming wordt gevraagd, daalt het percentage vmbo ers dat daarvan blijk geeft sterk. Slechts een minderheid (grofweg tussen 25 en 50%) bevestigt dan dat hij/zij voor speciale activiteiten speciale vrienden heeft. Uit het bovenstaande kan echter nog niet worden geconcludeerd dat een substantieel deel van de vmbo ers de netwerken verticaal organiseert. Het is mogelijk dat de netwerken primair horizontaal georganiseerd zijn, maar dat de respondenten daarbinnen selecties maken op basis van interesses. Daarom is ook geprobeerd na te gaan in hoeverre de respondenten op specifieke sociodemografische kenmerken overeenkomen met hun vrienden. Voor een deel kan deze vraag worden beantwoord door de socio-demografische kenmerken te analyseren, zoals in het vorige hoofdstuk is gedaan. Daar luidde de conclusie dat vooral autochtone vmbo ers vaker dan gemiddeld laag of lager opgeleide ouders hebben en dat techniekleerlingen in een aantal opzichten een aparte groep vormen binnen de totale respondentengroep. Het feit dat de vmbo ers in het onderzoek ouders hebben die wat betreft opleidingsniveau vaker met elkaar overeenkomen dan op grond van het profiel van de Nederlandse bevolking wordt verwacht, is een mogelijke aanwijzing dat de netwerken van vmbo ers, in tegenstelling tot die van de generatie Einstein, (nog) sterk horizontaal georganiseerd zijn. De tweede vraag is natuurlijk in hoeverre de vmbo ers zelf hun netwerken organiseren op basis van interesse, of dat hun gezamenlijke achtergrond door werkt in de vriendengroep(en) die ze hebben. Daartoe is de respondenten gevraagd in hoeverre hun vriendenkring met hen overeenkomt wat betreft leeftijd, woonsituatie en economische positie. 36 Kenmerkend vmbo Kenmerkend vmbo 37
Kenmerkend vmbo, mbo, havo en vwo
Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit
Nadere informatieKenmerkend mbo. Hiteq. www.hiteq.org. Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mbo-leerlingen, vmbo-leerlingen en de generatie Einstein
centrum van innovatie Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij?
Nadere informatieKenmerkend mbo. Hiteq. www.hiteq.org. Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mbo-leerlingen, vmbo-leerlingen en de generatie Einstein
Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit
Nadere informatieOuders@mbo. Hiteq. www.hiteq.org. Een onderzoek naar de kenmerken van ouders van mbo-leerlingen. Domein Onderwijs. Hiteq is een initiatief van kenteq
centrum van innovatie Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij?
Nadere informatieDECAAN. kenmerkend mbo KOPIEREN TEST
2 11.2009 8 DECAAN MENTOR DECAAN MENTOR Metje Jantje Groeneveld KOPIEREN DECAAN kenmerkend mbo Hoe willen mbo ers leren? Wat vinden ze van een docent of praktijkopleider? Hoe gaan ze om met informatie
Nadere informatieKenmerkend havo en vwo
Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit
Nadere informatieWat willen de leerlingen?
Metje Jantje Groeneveld is sinds 2005 programmaleider Onderwijs bij Hiteq, het expertisecentrum voor technisch vakmanschap in de toekomst. Voor die tijd was zij projectleider examens bij Kenteq en vervulde
Nadere informatieKenmerkend vmbo, mbo, havo en vwo
Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit
Nadere informatieEen leven lang leren in de techniek
Hiteq Kennis van nu, kennis voor later Denk 10 of 20 jaar verder. Hoe ziet de technische sector er dan uit in de context van onderwijs, arbeidsmarkt, technologie en maatschappij? Hiteq selecteert en ontsluit
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieDECAAN. generatie einstein
6 06.2009 7 DECAAN MENTOR Sjoerd de Boer generatie einstein bestaat niet op het vmbo Er wordt van jongeren van nu vaak een bepaald beeld geschetst: ze zijn 24 uur per dag online, hebben multitasken tot
Nadere informatieDe integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden
De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker
Nadere informatieGebruik van kinderopvang
Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft
Nadere informatieInformatie over de deelnemers
Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals
Nadere informatieVakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong
Vakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong Leon Pouwels 11 juni 2014 Achtergrond Achtergrond 2 Achtergrond - onderzoeksopzet Doelstelling Steekproef Methode De doelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen
Nadere informatieThuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen
Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen
Nadere informatieOpleidingsniveau stijgt
Opleidingsniveau stijgt Grote doorstroom naar hogere niveaus Meer leerlingen vanuit vmbo naar havo Grote groep mbo ers naar het hbo 10 Jongens groeien gedurende hun onderwijsloopbaan Jongens na een diploma
Nadere informatieArtikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst
Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieLelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007
LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,
Nadere informatieArtikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann
Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder
Nadere informatieKinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging
Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de
Nadere informatieSamenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders
Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne
Nadere informatieSociale samenhang in Groningen
Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen
Nadere informatieInge Test 07.05.2014
Inge Test 07.05.2014 Inge Test / 07.05.2014 / Bemiddelbaarheid 2 Bemiddelbaarheidsscan Je hebt een scan gemaakt die in kaart brengt wat je kans op werk vergroot of verkleint. Verbeter je startpositie bij
Nadere informatieLOB in het beroepsonderwijs drs. Metje Jantje Groeneveld
LOB in het beroepsonderwijs drs. Metje Jantje Groeneveld Wat gaan we doen? Inventarisatie vragen / verwachtingen Presentatie Vragen / discussie Wat kan ik er mee? Afronding 24-3-2015 2 Vragen? Met welke
Nadere informatieSociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten
Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in
Nadere informatieJongeren op de arbeidsmarkt
Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding
Nadere informatie10. Veel ouderen in de bijstand
10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van
Nadere informatiekoopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER
koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER Oktober 2012 2 Opdrachtnemer: Opdrachtgever: Team Financieel Advies, Onderzoek & Statistiek Camiel De Bruijn Ard Costongs Economie
Nadere informatieGrafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%
26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde
Nadere informatieOnderzoek Oriëntatiegedrag Studie- en Beroepskeuze September 2012
Waarom dit onderzoek? Het jaarlijkse onderzoek oriëntatiegedrag Studie- en Beroepskeuze richt zich op de wijze waarop scholieren zich oriënteren op een toekomstige studie of beroep. Ook wordt er onderzocht
Nadere informatieDOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen
DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim 20.000 vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen Februari 2019 Surrounded by Talent 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Onderzoeksvragen
Nadere informatieDe kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht
De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave
Nadere informatieHet hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)
Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website
Nadere informatieVoorwoord. Uitkomsten enquête 19-06-2011
Voorwoord In mijn scriptie De oorlog om ICT-talent heb ik onderzoek gedaan of Het Nieuwe Werken als (gedeeltelijke) oplossing kon dienen voor de aankomende vergrijzing. Hiervoor werd de volgende onderzoeksvraag
Nadere informatieFact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De
Nadere informatie5. Onderwijs en schoolkleur
5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone
Nadere informatieVERDRINGING STAGEPLAATSEN VMBO? RESULTATEN VAN EEN INSPECTIEONDERZOEK IN HET SCHOOLJAAR 2008/2009
VERDRINGING STAGEPLAATSEN VMBO? RESULTATEN VAN EEN INSPECTIEONDERZOEK IN HET SCHOOLJAAR 2008/2009 Utrecht, maart 2010 INHOUD Inleiding 7 1 Het onderzoek 9 2 Resultaten 11 3 Conclusies 15 Colofon 16
Nadere informatieBijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen
Bijlage Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen Behorend bij het rapport VMBO-opleiding Rijn- en binnenvaart in Nijmegen ; Onderzoek naar de behoefte aan een VMBO-opleiding Rijn-
Nadere informatieSamenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders
Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne
Nadere informatieJongerenenenquête SJeM
Stichting Jeugdbelangen Malden Jongerenwerk gemeente Heumen / SWG Jongerenenenquête SJeM Onderzoeksrapport 2013-2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. Verantwoording methode... 3 2.1. Onderzoeksinstrument...
Nadere informatieZORGEN VOOR MORGEN Over woonkeuzes en zorgen voor elkaar
ZORGEN VOOR MORGEN Over woonkeuzes en zorgen voor elkaar Interpolis 7-9-2015 Doel- en probleemstelling 7-9-2015 2 Samenvatting en conclusies (1/6) De overheid is verantwoordelijk voor de zorg voor ouderen,
Nadere informatieONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V
ONDERZOEK Heterogene en homogene klassen 3 H/V In opdracht van: Montessori Lyceum Amsterdam Joram Levison Jeroen Röttgering Lisanne Steemers Wendelin van Overmeir Esther Lap Inhoudsopgave Inhoudsopgave
Nadere informatieScholen in de Randstad sterk gekleurd
Scholen in de Randstad sterk gekleurd Marijke Hartgers Autochtone en niet-westers allochtone leerlingen zijn niet gelijk over de Nederlandse schoolvestigingen verdeeld. Dat komt vooral doordat niet-westerse
Nadere informatieSamenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee
Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee Enige tijd geleden heeft onze school BS De Swoaistee deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders
Nadere informatieHuiswerkbegeleiding. Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin?
Huiswerkbegeleiding Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin? 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Conclusies 8 Resultaten 1. Zetten ouders huiswerkbegeleiding
Nadere informatieOnderzoek naar beroepsbeeld en motivatie van instroom in ECABOopleidingen. door H. Brenninkmeijer en H. Verijdt
12 Onderzoek naar beroepsbeeld en motivatie van instroom in ECABOopleidingen door H. Brenninkmeijer en H. Verijdt Colofon Datum aanmaak Versie Status Kenmerk Bestand Datum bijstellen Auteur 18 juni 2007
Nadere informatieAlvast bedankt voor het invullen!
Deze vragenlijst gaat over jongeren die steun of hulp geven aan een familielid. Wij zijn erg benieuwd hoeveel jongeren er binnen onze school steun of hulp geven en hoe zij dit ervaren. De vragenlijst is
Nadere informatieFactsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014
Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos
Nadere informatieKiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden
Kiezersonderzoek 2017 Onderzoek naar stemgedrag van gemeentepanelleden Bestuursstaf Advies en ondersteuning Venlo, juli 2017 Onderzoek & Statistiek 2 Samenvatting In maart 2018 vinden er in Venlo gemeenteraadsverkiezingen
Nadere informatieFNV Vakantiewerk onderzoek 2013
FNV Vakantiewerk onderzoek 2013 Datum: 31 Mei 2013 Opdrachtgever: FNV Jong Onderzoeksbureau: YoungVotes TM (DVJ Insights) Contactpersoon FNV Jong: Esther de Jong, Kim Cornelissen Contactpersoon YoungVotes:
Nadere informatieRapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.
Rapport monitor Opvang asielzoekers week 8 t/m 11 Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers 18 maart 2016 Projectnummer: 20672 Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Resultaten
Nadere informatieWat voor burgemeester wilt u? Resultaten inwonersenquête profielschets nieuwe burgemeester
Wat voor burgemeester wilt u? Resultaten inwonersenquête profielschets nieuwe burgemeester April 2007 Colofon uitgave Afdeling Bestuursinformatie Sector Bestuurs- en Concernzaken Gemeente Utrecht Postbus
Nadere informatieSchoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt
Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 1999- ROA Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier worden verveelvoudigd zonder voorafgaande
Nadere informatieOnderzoeksrapportage Leadership Connected 2016
Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016 Zaltbommel 30 mei 2016 Leadership Connected! Where Business meets Science 1 Inleiding Onderzoeksrapport Leadership Connected In tijden waarin ontwikkelingen
Nadere informatieErratum Jaarboek onderwijs 2008
Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze
Nadere informatieResultaten WO-monitor 2013
Resultaten WO-monitor 2013 Samenvatting: De WO-Monitor is een vragenlijst die wordt afgenomen onder recent afgestudeerden (1-1,5 jaar na afstuderen) van de universiteiten in Nederland. De WO-monitor wordt
Nadere informatieOnderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 1 Houding ten aanzien van vluchtelingen/ vergunningshouders en arbeid. Randstad Nederland
Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 1 Houding ten aanzien van vluchtelingen/ vergunningshouders en arbeid Randstad Nederland Maart 2016 INHOUDSOPGAVE Houding ten aanzien van vluchtelingen
Nadere informatieBewegen en overgewicht in Purmerend
Bewegen en overgewicht in Purmerend In opdracht van: Spurd, Marianne Hagenbeuk Uitgevoerd door: Monique van Diest Team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement Gemeente Purmerend mei 2009 Verkrijgbaar
Nadere informatieDeel 2. Gevolgd onderwijs pag. 9 2.1 onderwijs op dit moment pag. 10
Van: Klas: 1 Inhoud: Handleiding Portfolio pag. 3 Deel 1. Dit ben ik pag. 6 Deel 2. Gevolgd onderwijs pag. 9 2.1 onderwijs op dit moment pag. 10 Deel 3. Ervaringen pag. 11 3.1 stage (binnen schooltijd)
Nadere informatieHoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving
Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed
Nadere informatieHOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies
6 pagina 97 HOOFDSTUK 6 Samenvattende conclusies 6.1 Nieuws 6.1.1 Content: Zijn jongeren in nieuws geïnteresseerd? 6.1.2 Waarde: Is nieuws volgen belangrijk? 6.1.3 Oordeel: Hoe beoordelen jongeren nieuws?
Nadere informatieRapportgegevens Marketing en sales potentieel test
Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test Respondent: Jill Voorbeeld Email: voorbeeld@testingtalents.nl Geslacht: vrouw Leeftijd: 39 Opleidingsniveau: wo Vergelijkingsgroep: Normgroep marketing
Nadere informatieFORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009
FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)
Nadere informatieKlanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep Gemeente Ubbergen Juni 2013 Colofon Uitgave I&O Research BV Zuiderval 70 7543 EZ Enschede tel. (053) 4825000 Rapportnummer 2013/033 Datum
Nadere informatieKübra Ozisik. Marjolein Kolstein. Mei
Kübra Ozisik Mei 2017 Marjolein Kolstein www.os-groningen.nl @basisvoorbeleid BASIS VOOR BELEID Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Samenvatting 2 1. Inleiding 4 2. Resultaten 5 2.1 Respons 5 2.2 Bekendheid
Nadere informatieOnderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 3 Discrepantie opleiding en functie, vooruitzichten baan en opleiding. Randstad Nederland
Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 3 Discrepantie opleiding en functie, vooruitzichten baan en opleiding Randstad Nederland September 2016 INHOUDSOPGAVE Discrepantie werk en opleiding
Nadere informatieLangdurige werkloosheid in Nederland
Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.
Nadere informatieRapportage. Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen
Rapportage Onderzoek: mediawijsheid onder ouders en kinderen In opdracht van: Mediawijzer.net Datum: 22 november 2013 Auteurs: Marieke Gaus & Marvin Brandon Index Achtergrond van het onderzoek 3 Conclusies
Nadere informatieWat motiveert u in uw werk?
Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u
Nadere informatiePartnerkeuze bij allochtone jongeren
Partnerkeuze bij allochtone jongeren Inleiding In april 2005 lanceerde de Koning Boudewijnstichting een projectoproep tot voorstellen om de thematiek huwelijk en migratie te onderzoeken. Het projectvoorstel
Nadere informatieJuiste mens, juiste plek. Maak er werk van
Juiste mens, juiste plek Maak er werk van Mens & werk De juiste mens op de juiste plek: wie wil dat nou niet? Mensen die goed op hun plek zitten presteren immers beter, hebben meer plezier in hun werk
Nadere informatiePiter Jelles Strategisch Perspectief
Piter Jelles Strategisch Perspectief Strategisch Perspectief Inhoudsopgave Vooraf 05 Piter Jelles Onze missie 07 Onze ambities 07 Kernthema s Verbinden 09 Verbeteren 15 Vernieuwen 19 Ten slotte 23 02 03
Nadere informatieE-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?
E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU? Thuis en op school heb je allerlei waarden meegekregen. Sommigen passen bij je, anderen misschien helemaal niet. Iedereen heeft waarden. Ken
Nadere informatieeen onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland
een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland 1 februari 2009 Ausems en Kerkvliet, arbeidsmedisch adviseurs Hof van Twente www.aenk.nl Onderzoeksrapport JobMeter 2009 Inleiding Ausems en Kerkvliet,
Nadere informatieJongeren & hun financiële verwachtingen
Nibud, februari Jongeren & hun financiële verwachtingen Anna van der Schors Daisy van der Burg Nibud in samenwerking met het 1V Jongerenpanel van EenVandaag Inhoudsopgave 1 Onderzoeksopzet Het Nibud doet
Nadere informatieAlleenstaande moeders op de arbeidsmarkt
s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging
Nadere informatieArtikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils
Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel
Nadere informatieRapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest
Rapportgegevens Nederlandse persoonlijkheidstest Respondent: Johan den Doppelaar Email: info@123test.nl Geslacht: man Leeftijd: 37 Opleidingsniveau: hbo Vergelijkingsgroep: Nederlandse beroepsbevolking
Nadere informatieInformatie 8ste jaarsouders
Informatie 8ste jaarsouders NIO donderdag 8 november 2012 Deze wordt afgenomen door Eduniek, onze schoolbegeleidingsdienst. Uitslag na de kerstvakantie, samen met het schooladvies. Aanvullende informatie
Nadere informatieSamenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet
Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet Enige tijd geleden heeft onze school BS De Petteflet deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders
Nadere informatie8. Werken en werkloos zijn
8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,
Nadere informatieVrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten
Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8
Nadere informatieOnline leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland GoodHabitz
Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland. 2016 GoodHabitz Over het onderzoek Populatie: 960 respondenten in de leeftijd van 25 t/m 55 jaar met een
Nadere informatiesocio-demografie 2.597.232 jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie
FACTSHEET: socio-demografie Hoeveel jongeren zijn er eigenlijk in Nederland? Wonen er meer jongeren in Limburg of in Zeeland? Wat zijn de cijfers rondom geslacht, afkomst, opleidingsniveau en religie?
Nadere informatieWerktijden van de werkzame beroepsbevolking
Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.
Nadere informatieNationaal Studentenonderzoek 2008. Stageplaza.nl
Nationaal Studentenonderzoek 2008 Stageplaza.nl Gepubliceerd door: S. Icke & B. Rooijendijk De Ruyterkade 106 II 1011 AB Amsterdam Tel : 020 422 33 22 Fax : 020 422 20 22 I : www.stageplaza.nl Maart 2008
Nadere informatiearbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo het beeld van het hbo als werkgever onder hoogopgeleide professionals Samenvatting imago-onderzoek
arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo het beeld van het hbo als werkgever onder hoogopgeleide professionals Samenvatting imago-onderzoek Zestor is opgericht door sociale partners in het hbo: onderzoeksvraag
Nadere informatieNieuws en informatie over de gemeente
Re a ge re n Conc e rnsta f Fe brua ri 2013 o.e n.s@ha a rle m.nl Afde ling Onde rzoe k e n S ta tistie k Grote ma rkt 2 2011 Ha a rle m Gemeente Haarlem, afdeling Onderzoek en Statistiek Digipanel Haarlem
Nadere informatieMantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen
Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende
Nadere informatieMonitor Volwaardige Arbeidsrelaties
Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen
Nadere informatieSamenvatting. BS Beijumkorf/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Beijumkorf
Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Beijumkorf Enige tijd geleden heeft onze school BS Beijumkorf deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders
Nadere informatieJaarlijks onderzoek onder gasten 2015
Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2015 verspreid in 32 vestigingen van Resto VanHarte, in 20 steden/gemeenten.
Nadere informatieWIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?
WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? Amsterdam, november 2011 Auteur: Dr. Christine L. Carabain NCDO Telefoon (020) 5688 8764 Fax (020) 568 8787 E-mail: c.carabain@ncdo.nl 1 2 INHOUDSOPGAVE Samenvatting
Nadere informatieOnderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken
Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken Rapportage Juli 2013 Meer informatie: info@wijzeringeldzaken.nl Samenvatting (1/3) 1. Veel 17-jarigen maken de indruk verstandig om te gaan
Nadere informatieBeroepsbevolking 2005
Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel
Nadere informatieVraag het de VMBO er! Snuffelonderzoek naar VMBO vanuit leerling-perspectief. Januari 2011 P.S. Onderzoek Nijmegen
Vraag het de VMBO er! Snuffelonderzoek naar VMBO vanuit leerling-perspectief Januari 2011 P.S. Onderzoek Nijmegen Opdrachtgever LAKS Contactpersonen: Chanine Drijver en Anne Hertman Opdrachtnemer P.S.
Nadere informatieIs jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg
Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Tilburg DIMENSUS beleidsonderzoek December 2012 Projectnummer 507 Inhoudsopgave Samenvatting
Nadere informatie