Agenda Subcommissie Jeugd 24 september 2014 Locatie: Beatrix gebouw, Jaarbeurs, Utrecht Tijd: uur. 1. Opening Vergadering Bijlagen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Agenda Subcommissie Jeugd 24 september 2014 Locatie: Beatrix gebouw, Jaarbeurs, Utrecht Tijd: 16.00 19.00 uur. 1. Opening Vergadering Bijlagen"

Transcriptie

1 Agenda Subcommissie Jeugd 24 september 2014 Locatie: Beatrix gebouw, Jaarbeurs, Utrecht Tijd: uur 1. Opening Vergadering Bijlagen 1.1 Welkom en kennismakingsronde 2. Praktische zaken 2.1 Beoogd voorzitter en vice-voorzitter benoemen 2.3 Portefeuilles benoemen Nazending 2.4 Stemmen tijd/locatie vergadering subcommissie 2.5 Programma tweedaagse 29/30 oktober Nazending 3. Mededelingen & Verslag 3.1 Vaststellen verslag 9 juli Bijlage Mededelingen - Tour Van Rijn in oktober aan regio s 4. Besluitvormend over advisering 4.1 Woonplaatsbeginsel bij verhuizing Bijlage 4.1 Bijlage 4.1a 4.2 Verzoek om ondersteuningsverklaring en inhoudelijke samenwerkingsverzoek pleegzorgcampagne 4.3 Stichtingen jeugd - Vaststellen Prioriteiten jaarplanning 4.4 Declaratiestandaard J-GGZ & Gegevensknooppunt Bijlage 4.2 Bijlage 4.2a Bijlage 4.2b Bijlage 4.2c Bijlage 4.2d Bijlage 4.3 Bijlage 4.3a Bijlage 4.3b Bijlage 4.3c Bijlage 4.3d Bijlage 4.3e Bijlage 4.3f Bijlage 4.4 Terugkoppeling 5.1 Algemeen Overleg Tweede Kamer 24 september

2 5.2 Bestuurlijk Overleg Rijk/VNG/Gemeenten 22 september 5.3 Opdrachtgeversoverleg Rijk/VNG 10 september Bijlage Opiniërend 6.1 Outcomecriteria Bijlage 6.1 Bijlage 6.1a 6.2 Toelichting Privacy Bijlage Inkoop: inrichting landelijke coördinatie Bijlage 6.3 Bijlage 6.3a 7. Presentatie 7.1 Ontwikkeling Kwaliteitskader - Presentatie Marco Florijn en José Manshanden Bijlage 7.1 Bijlage 7.1a 8. Ter informatie 8.1 Verkenning Zorglandschap Bijlage W.v.n.t.t.k. 9.1 Uitvraag agendapunten

3 Terugblik VNG-commissie Jeugd vergadering 9 juli De subcommissie is woensdag 9 juli niet fysiek bijeen gekomen maar heeft een digitale vergadering gehouden vanwege de vakantie periode. De presentaties van de vierde rapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd en de beroepscode voor kinder- en jongerenwerkers van BVjong zijn hiermee komen te vervallen. Deze presentaties worden verschoven naar de commissievergaderingen in het najaar. Stand van zaken landelijke Inkoop De VNG gaat uitvoering geven aan de afspraken die zijn gemaakt in de BALV van over de collectieve financiering en opdrachtgeverschap van VNG namens gemeenten voor de Kindertelefoon, stichting opvoeden.nl en stichting adoptievoorzieningen, onderdeel nazorg. Er is door de aanbieders een programma van eisen (PvE) opgesteld. De subcommissie gaat akkoord met het programma van eisen die voorligt. De lijst van participerende instellingen in de landelijke inkoop is uitgebreid met een aantal specialistisch Jeugd-GGZ functies en is na de ALV van 18 juni definitief vastgesteld. Daarmee is het nieuwe percentage 3,76% van het landelijke budget ook vastgesteld. De VNG vraagt aan gemeenten om 3,76% in het gemeentelijk budget te reserveren. De VNG maakt hiervoor een raamcontract met een vastgestelde prijs waarbinnen gemeenten naar gebruik afrekenen. De leden van de subcommissie vragen zich af of alle gemeenten deze 3,76% procent hebben gereserveerd. Kennisinfrastructuur en Kennisontwikkeling Om de transformatieopgave succesvol te volbrengen willen de VNG, G4 en G32 kennis en onderzoek optimaal benutten en de samenwerking met kennis- en onderzoekinstellingen intensiveren. De subcommissie wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste gesprekken met kennis- en onderzoeksinstellingen, namelijk dat gemeenten meer betrokken zijn bij kennisontwikkeling, en de eerste stappen van gemeenten richting regie op kennisontwikkeling. De notitie wordt positief ontvangen. De kennisontwikkeling zou uitgebreid kunnen worden met de volgende onderzoeksthema s: cliëntgericht hulpverlening, effectief inzetten van eigenkracht, de rol van de gemeenten, inkoop en opdrachtgeverschap. Professionaliserings traject Het kwaliteitskader

4 De subcommissie wordt geïnformeerd over de opdracht die Staatssecretaris Van Rijn heeft gegeven over de ontwikkeling van een kwaliteitskader Jeugd. Voorafgaand aan de eerste bespreking van de subcommissie na de zomer wordt een informatie- en discussiebijeenkomst georganiseerd over de ontwikkeling van het kwaliteitskader en de gevolgen voor gemeenten. Beroepscode BVjong Voor het kinder- en jongerenwerk geldt dat men moet voldoen aan de norm voor het jongerenwerk. Bij de inkoop van producten kan worden verwezen naar deze belangrijke competenties. De gemeenten hebben in een schriftelijke reactie aangegeven geïnteresseerd te zijn in de beroepscode en -registratie van het kinder- en jongerenwerk. Meer informatie De volgende vergadering is op 9 april Bent u geïnteresseerd in een onderwerp op de agenda? Neem dan contact op met de commissiesecretaris Sjaan Markusse, sjaan.markusse@vng.nl, telefoon of via het VNG Informatiecentrum.

5 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 4.1 Onderwerp: Naam: Aard: Woonplaatsbeginsel Jeugdwet Besluitvormend over advisering Ten geleide: Het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet bepaalt welke gemeente de verantwoordelijkheid draagt voor de hulpverlening. Daarmee is het woonplaatsbeginsel ook leidend in de bepaling van welke gemeente de geboden jeugdhulp moet betalen. VWS heeft voor de toepassing van het woonplaatsbeginsel een beslisboom gemaakt. Deze is in de praktijk onvoldoende bruikbaar. De belangrijkste knelpunten zijn: - Het gezag is niet ondubbelzinnig en sluitend vast te stellen - Hoe omgaan met een verhuizing? - Praktische knelpunten In bijgaande notitie zijn de knelpunten nader beschreven. De notitie is de basis om samen met het veld (koepels van aanbieders) en VWS tot een werkbare toepassing van het woonplaatsbeginsel te komen. Bijlagen: 1 Bijlage 4.1a - Beschrijving knelpunten in de toepassing van het woonplaatsbeginsel Vragen aan de commissie: 1. Zijn de in de bijlage genoemde knelpunten juist beschreven? 2. Heeft u aanvullingen op de gegeven knelpunten? 3. Onderschrijft de geschetste oplossingsrichtingen? Opsteller: Hans Versteeg, hans.versteeg@vng.nl, tel

6 Knelpunten in de toepassing van het woonplaatsbeginsel Het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet bepaalt welke gemeente de verantwoordelijkheid draagt voor de hulpverlening. Daarmee is het woonplaatsbeginsel ook leidend in de bepaling van welke gemeente de geboden jeugdhulp moet betalen. VWS heeft voor de toepassing van het woonplaatsbeginsel een beslisboom gemaakt 1. In de kern bepaalt het beginsel dat de woonplaats van de gezagsdrager bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is. Deze definitie is in de praktijk onvoldoende bruikbaar. De belangrijkste knelpunten zijn: 1. Het gezag is niet ondubbelzinnig en sluitend vast te stellen 2. Hoe omgaan met een verhuizing? 3. Praktische knelpunten Bij een verhuizing wordt de gemeente waar de gezagsdrager zich vestigt verantwoordelijk voor het zorgtraject waar een kind zich op dat moment in bevindt. De beide gemeenten en zorginstellingen/gi s zijn dan aangewezen op overleg over de feitelijke overdracht van de zorg en informatie over het betreffende kind. Dit vraagt om afspraken over de overdracht tussen gemeenten, GI s en aanbieders van zorg. Deze notitie heeft tot doel een eerste overzicht van een drietal vraagstukken te geven die rondom dit thema spelen. Per vraagstuk wordt het probleem geschetst, een oplossingsrichting geboden en tenslotte wordt u een vraag gesteld. 1. Het gezag is niet ondubbelzinnig en sluitend vast te stellen Toepassen woonplaatsbeginsel en gezagsregister In de Jeugdwet speelt de woonplaats van de gezagsdrager een zeer belangrijke rol. Op basis hiervan wordt bepaald welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de jeugdhulp die aan een kind wordt geleverd. Gebleken is dat het op dit moment lastig is het woonplaatsbeginsel sec toe te passen. Dit omdat het gezagsregister niet rechtstreeks aangeeft wie de gezagsdrager. Het gezagsregister bevat wel een bundeling van alle gerechtelijke uitspraken omtrent het gezag. Maar het vereist een interpretatie door een specialist, om op basis van deze uitspraken te bepalen woie de gezagsdrager is. Naast het gezagsregister biedt de BRP (voorheen: GBA) een indicatie van wie het gezag draagt. Als dit één of beide ouders is, dan is dit aangegeven in de BRP. Maar als er sprake is van afwijkend gezag, dan geeft de BRP slechts aan dát er afwijkend gezag is, maar niet wie de gezagsdrager is. Gemeenten zijn dus niet in alle gevallen in staat om de woonplaats in de zin van de Jeugdwet vast te stellen. De wet vereist een dergelijke vaststelling wel. In veel gevallen zijn gemeenten wel in staat om de woonplaats te gokken (en deze gok zal meestal goed zijn). Gemeenten hebben zo in feite alleen de mogelijkheid om een pseudo-woonplaatsbeginsel toe te passen. Ook zorgaanbieders lopen hier tegen aan. De VNG is in overleg met de Rechtspraak over een gezagregister waarin door invoering van het BSN van een kind, direct zichtbaar kan worden waar de gezagsdrager van het kind woont. Op deze manier ontstaat er een echt gezagsregister waar veel partijen baat bij kunnen hebben. Realisatie van zo n register van gezagsdrager is op korte termijn niet mogelijk. 1 Definitie woonplaatsbeginsel

7 Ook instellingen geven aan het woonplaatsbeginsel moeizaam toe te kunnen passen. Voorstel voor een oplossing Het voorstel is om voor de korte termijn als gemeenten en aanbieders de volgende stappen te gebruiken om in de praktijk de woonplaats te kunnen vaststellen : 1. De instelling geeft aan wat de woonplaats is, op basis van hun eigen administratie en eigen waarneming. De instelling heeft in het algemeen gesproken met het gezin en weet met redelijke zekerheid hoe de gezagsrelatie ligt. 2. Als stap 1 onvoldoende zekerheid biedt kan de instelling of de gemeente via een (nog te bouwen) beveiligde webservice de BRP raadplegen. De webservice geeft op basis van de BSN van de jeugdige de woonplaats van de gezagdrager terug, of de melding gezagsdrager niet bekend. De webservice biedt geen directe inzage in de BRP, het geeft slechts de naam van de woonplaats als antwoord terug. (Deze woonplaatscheck is vergelijkbaar met de huidige COV (controle op verzekeraar), zoals die voor het huidige stelsel bij Vecozo is ingericht.) 3. Als stap 1 en 2 geen duidelijkheid bieden kan bij uitzondering als laatste stap worden gezet: opvragen van de gezagsdrager bij de helpdesk van de rechtspraak.nl. Deze stap zal slechts bij een klein deel van de populatie nodig zijn. Voor de langere termijn (2-3 jaar) dient een register van gezagsdragers gerealiseerd te worden, zodat het woonplaatsbeginsel conform de Jeugdwet alsnog kan worden toegepast. Bovenstaande oplossing vraagt om besluitvorming in drie stappen: 1. VWS dient akkoord te geven op toepassen van dit pseudo-woonplaatsbeginsel. 2. Akkoord van gemeenten, instellingen en VWS op toepassing van boven voorgestelde 3. Opdracht aan de rechtspraak.nl om te komen tot een register van gezagsdragers. Vraag: bent u akkoord met bovenstaand geformuleerd voorstel? 2. Wat te doen met het behandeltraject bij verhuizing? In gesprekken met aanbieders, het Rijk en gemeenten over het woonplaatsbeginsel is een pregnante vraag wat te doen met de continuïteit van zorg bij verhuizing van de gezagsdrager. Indien bij verhuizing de behandeling doorloopt is het namelijk de vraag naar welke gemeente de factuur moet worden gezonden. Kortgezegd is de vraag: hoe passen we dan het woonplaatsbeginsel toe? Het heeft de voorkeur hier landelijk een afspraak over te maken. Deze landelijke afspraken zijn nodig, omdat gemeenten onderling hierover duidelijkheid moeten hebben: verhuizen is niet alleen in de regio, maar ook daar buiten. NB: Bij de GGZ is deze landelijke afspraak reeds gemaakt in mei Deze afspraak geld voor een periode van maximaal drie jaar in het kader van de overgangsperiode. De subcommissie heeft toen kennis genomen van de voornemens rondom de productstructuur jeugd-ggz ( DBC en Basis GGZ) en heeft aangegeven een voorkeur voor de toepassing van het woonplaatsbeginsel bij verhuizing tijdens een behandeling op grond van een nog openstaande DBC. Deze optie wordt op dit moment verwerkt in de DBC systematiek. Deze notitie is geschreven los van het reeds genomen besluit over de GGZ zorg. Bij de GGZ is ook afgesproken dat indien de cliënt door de verhuizing verandert van behandelaar, het behandeltraject regulier wordt afgesloten. Een nieuwe behandelaar opent dan een nieuw behandeltraject in de nieuwe gemeente. Overdracht van gegevens is dan erg belangrijk. Tevens moet er voor worden gewaakt dat er directe continuïteit van zorg mogelijk is (let dus op het eventueel bestaan van wachtlijsten). Een nieuwe behandeling wordt dan gestart onder de noemer vervolgtraject. Vraag: deelt u de mening dat er landelijk een afspraak moet komen, om een uniforme aanpak in de toepassing van het woonplaatsbeginsel bij verhuizing voor te staan? Het gaat er om dat u een besluit neemt over de overige vormen van jeugdhulp.

8 Situaties en Opties Onderstaand schetsen wij twee situaties bij verhuizing en geven wij een voorzet voor een te maken landelijke afspraak. Voorts vragen wij u of u in kunt stemmen met het geformuleerd advies. We onderscheiden hier twee situaties: - Kind verhuist buiten bereik van zorginstellingen ( bijv. van Groningen naar Den Bosch). In dat geval is het advies om zorgtraject af te sluiten en opnieuw op te starten bij nieuwe aanbieder. Het is dan van groot belang dat er tijdige overdracht van informatie en dossier plaatsvindt. - Een kind verhuist binnen bereik van zijn of haar zorgaanbieder. Als een kind verhuist en in behandeling kan blijven bij dezelfde aanbieder, zijn er twee opties om het woonplaatsbeginsel toe te passen en te bepalen waar de factuur naar toe moet worden gezonden. Vraag: Welke van de twee onderstaande opties voor deze situatie heeft uw voorkeur? We kunnen kiezen voor het model dat de zorgverzekeraars hanteren (openingsdatum is leidend, zonder verrekening) of we kunnen de aanbieder vragen deze factuur te knippen zodat deze naar de twee gemeenten kan worden verstuurd. Deze twee opties zal ik onderstaand uiteen zetten. a. (Analoog aan zorgverzekeraar) Ook wanneer een kind gedurende een behandeltraject verhuist, blijft de openingsdatum bepalend voor de keuze van de debiteur (gemeente). Dit zou betekenen dat de gemeente waar de behandeling start, deze behandeling ook na verhuizing blijft betalen wanneer de behandeling doorloopt bij dezelfde aanbieder. Een variant op deze optie: Dit zou betekenen dat de gemeente waar de behandeling start, deze behandeling ook na verhuizing blijft betalen tot einde boekjaar 31/12 wanneer de behandeling doorloopt bij dezelfde aanbieder. Feitelijke overdracht vindt dan plaats op 01/01. b. (Knippen en toepassen woonplaatsbeginsel) Als een kind verhuist terwijl de behandeling doorloopt, wordt het behandeltraject bij een aanbieder gesloten en een nieuw behandeltraject geopend. Hier is sprake van een mutatie van de zorgmelding. In dat geval is er voor de GGZ afgesproken dat het woonplaatsbeginsel wordt toegepast: i. Het eerdere DBC wordt afgesloten met afsluitreden verhuizing. ii. De nieuwe DBC mag uitsluitend een vervolg DBC 2 zijn. Diagnostiek is dan niet noodzakelijk. Diagnose van de initiële DBC wordt overgenomen. iii.de debiteur voor de nieuwe DBC is de nieuwe gemeente. Perspectief gemeenten Als we deze beide opties in het perspectief van gemeenten als financier gaan plaatsen lopen we tegen enkele vragen aan, hoofdzakelijk rondom het thema woonplaatsbeginsel. Deze zijn zowel financieel als naar de letter/geest van de Jeugdwet: Bij Optie A: Als een `zorgtraject wordt geopend in gemeente A, en kind verhuist met doorlopende behandeling naar gemeente B, blijft gemeente A financieel verantwoordelijk. Dit vraagt om afspraken tussen gemeenten. Is administratief in te regelen dat gemeente in geval van verhuizing, niet automatisch in een nieuw boekjaar weer gaat betalen en de andere gemeente het automatisch overneemt. Een gemeente wordt feitelijk gezien op de hoogte gesteld van een verhuizing door wijzigingen in het GBA. Als men kiest voor optie A is de vraag of de factuur dan nog rechtmatig is? Algemene opmerkingen Een gemeente heeft formeel de mogelijkheid om een behandeltraject stop te zetten en te 2 Een vervolg-dbc is een DBC die volgt op een initiële DBC of een voorgaande vervolg-dbc. Een vervolg-dbc vindt altijd plaats in het kader van dezelfde primaire diagnose als de eerder afgesloten initiële DBC of vervolg-dbc.

9 veranderen. In principe zou die gemeente zelf moeten kunnen beslissen over het in te zetten traject en dan ook de bijbehorende lasten dragen. Iedere gemeente besluit zelf welke behandelaar zij contracteert. De Jeugdwet geeft een gemeente de verantwoordelijkheid voor de Jeugdhulp conform het woonplaatsbeginsel: als een kind met gezagsdrager verhuist, gaat de verantwoordelijkheid voor de zorg over naar een andere gemeente: zowel inhoudelijk als ook financieel. Iedere gemeente stelt zelf beleid vast. Het kan voorkomen dat een ingezet traject niet in het beleid van de nieuwe gemeente past. De gedachte is dat er bij voorkeur geen automatisme zou moeten komen dat een gemeente een ingezet traject 1. afmaakt en 2. financiert. Administratief is het zeker bij de behandelingen die in 2015 niet op individueel met de gemeente worden afgerekend ingewikkeld om als instelling en gemeenten tijdig te communiceren over een verhuizing. Aangezien in 2015 nog een aanzienlijk deel van de voormalig provinciale jeugdzorg NIET op individueel niveau wordt gefactureerd, zou er voor het inrichten van een verhuis-overgang, specifieke administratie ingericht moeten worden. Advies De hoofdregel zou als volgt moeten zijn: de nieuwe gemeente mag alles zelf bekijken en het blijft administratief zo eenvoudig mogelijk voor cliënt, gemeente en behandelaar. Optie B. is daarmee feitelijk de juridisch enig juiste oplossing, want deze is conform de Jeugdwet. Echter voor deze optie B is nog te weinig zicht op de uitvoerbaarheid in de administratie, kunnen er bijvoorbeeld een startzorgmelding en mutatiezorgmelding worden gedaan? Daarnaast speelt de vraag of er altijd een nieuw besluit nodig is bij verhuizing? Echter, waar we bij optie B spreken van knippen van de factuur zou de nieuwe gemeente wel de mogelijkheid moeten krijgen om ingezette trajecten door te zetten. Dit zou de VNG ook dringend adviseren. Het lijkt namelijk charmant om meer aan te sturen op voortzetting van trajecten na verhuizing en dan ook voor financiële afwikkeling iets te verzinnen dat het 1 traject kan blijven. Vanuit cliëntperspectief zal dit zeker wenselijk zijn. Het is belangrijk acht te nemen van het gegeven dat het kind in behandeling een verwijzing van een arts op zak heeft en een diagnose, deze verwijzing zal blijven gelden, ook voor het behandeltraject bij de nieuwe aanbieder. De gemeente mag hier niet tussen komen, als het een arts is die heeft verwezen. Gemeente is dus verplicht een behandeling te starten. Bij welke behandelaar dit is, zal mogelijk onderdeel uitmaken van de zachte overdracht die er van behandelaar op behandelaar plaats zal vinden. Wordt er verwezen naar een zorgaanbieder die niet gecontracteerd is door de gemeente, hoeft de gemeente deze zorg in principe niet te vergoeden. De gemeente moet wel passende zorg bieden en kan daarvoor verwijzen naar een aanbieder die wel is gecontracteerd. Ook kan de cliënt een PGB inzetten. Overwegingen bij de te maken keuze: - Welke invloed wil de nieuwe gemeente hebben over het wel/niet laten doorlopen van de behandeling bij dezelfde aanbieder? - Is knippen van de factuur tussen gemeenten nodig? o de gemeente waar het traject is gestart calculeert kosten al in. o er zal sprake zijn van verhuizingen van naar en uit de gemeente. o een DBC duurt maximaal een jaar, wat het effect beperkt in omvang. o Is betaling van factuur, zonder deze bij verhuizing te knippen, ook rechtmatig? - Vanuit cliëntperspectief en aanbiedersperspectief biedt optie 1 duidelijkheid en zekerheid over continuïteit van zorg. - Er is nog weinig zicht op eventuele kostenverhogende effecten voor beide opties. Vraag: - Deelt u de mening dat er over verhuizing een landelijke afspraak moeten worden gemaakt? - Deelt u het voorstel zoals geformuleerd bij verhuizing buiten werkveld zorginstelling?

10 - Welke van de twee opties zoals genoemd bij verhuizing binnen werkveld zorgaanbieder heeft uw voorkeur? 3. Praktische knelpunten in toepassing van het woonplaatsbeginsel 1. Buiten de toepassing van het woonplaatsbeginsel spelen er nog diverse vraagstukken die betrekking hebben over inhoudelijke overdracht en het moment van overdracht van verantwoordelijkheid voor de zorg van de ene gemeente naar de andere gemeente. Het gaat om bestuurlijke, financiële en inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de gegeven hulp. Dit vraagt om (werk) afspraken tussen gemeenten, aanbieders van zorg en GI s. Daarnaast zijn de aanbieder van zorg en cliënt ook deels zelf verantwoordelijk voor de overdracht van het inhoudelijk dossier. 2. Hoe voorkom je als gemeente dat een kind, dat zelf gedurende een behandeltraject verhuisd, op een wachtlijst terecht komt bij de nieuwe instelling? 3. Indien een nieuwe gemeente eerst weer toestemming voor de zorg zou moeten geven, kan dit zeker in combinatie met bovenstaande leiden tot administratieve lasten voor instellingen en gemeenten en wachttijden midden in een traject voor de cliënt. Hoe gaan gemeenten hier mee om? Voorstel: Indien een kind verhuisd tijdens een behandeltraject zou er geen nieuw besluit meer hoeven te worden genomen over het starten van een behandeling. Zoals gezegd, het is belangrijk acht te nemen van het gegeven dat het kind in behandeling een verwijzing van een arts op zak heeft en een diagnose, deze verwijzing zal blijven gelden, ook voor het behandeltraject bij de nieuwe aanbieder. De gemeente mag hier niet tussen komen, als het een arts is die heeft verwezen. Gemeente is dus verplicht een behandeling te starten. Bij welke behandelaar dit is, zal mogelijk onderdeel uit kunnen maken van de zachte overdracht die er van behandelaar op behandelaar plaats zal vinden. Wordt er verwezen naar een zorgaanbieder die niet gecontracteerd is door de gemeente, hoeft de gemeente deze zorg niet te vergoeden. De gemeente moet wel passende zorg bieden en kan daarvoor verwijzen naar een aanbieder die wel is gecontracteerd. Ook kan de cliënt een PGB inzetten. 4. Wat is het moment van feitelijke overdracht: inschrijving in het GBA of moment dat er een beschikking wordt afgegeven? Vanaf welke moment is de gemeente van waaruit het kind verhuisd niet meer financieel verantwoordelijk en moet dus ook de inhoudelijke overdracht gerealiseerd zijn? Hoe organiseren gemeenten nu de overdracht van zorg? Hoe weet een gemeente dat er een nieuw kind in zorg in het GBA is ingeschreven. Vraag: - heeft u bij de beschreven problemen, ideeën of oplossingsrichtingen? - Onderschrijft u de genoemde praktische knelpunten. Heeft u aanvullingen?

11 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 4.2 Onderwerp: Naam: Verzoek om ondersteuningsverklaring en inhoudelijke samenwerkingsverzoek pleegzorgcampagne Aard: Ten geleide: Besluitvormend over advisering Bij de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp die pleegzorg aanbieden leeft de wens om voor 1 januari 2015 een nieuwe wervingscampagne te lanceren om ook tijdens de transformatieperiode te kunnen beschikken over pleegouders. In de bijlagen treft u een voorstel van Jeugdzorg Nederland met een onderbouwing van de campagneplannen. Jeugdzorg Nederland heeft positieve ervaringen met landelijke campagnes. Pleegzorgcampagnes worden in het algemeen goed opgepakt door de landelijke en regionale media. De campagne is gericht op het vergroten van de naamsbekendheid van pleegzorg (landelijke / massa-mediaal) en biedt de mogelijkheid om regionaal in te haken met gerichte wervingsactie (interpersoonlijk / lokaal). De campagne biedt een positieve insteek voor samenwerking met gemeenten om pleegzorg nog dichterbij te brengen op lokaal niveau. Met een nieuwe campagne blijft pleegzorg zichtbaar en herkenbaar op de maatschappelijke agenda. Ambtelijk advies Gemeenten willen netwerkpleegzorg uitstralen. Een oproep voor pleegouderschap middels de pleegzorg campagne zou de boodschap van gemeenten kunnen ondermijnen. Gemeenten zien nu al de ingewikkeldheden van pleegzorg en willen in gesprek met Jeugdzorg NL over de toekomst en inhoudelijke ontwikkelingen van de pleegzorg. Er wordt aangeraden een dubbele boodschap te communiceren: positief over de campagne maar met inhoudelijke gesprek over de toekomst. Bijlagen: 4 Bijlage 4.2a - Voorstel voor het ontwikkelen van een nieuwe landelijke pleegzorgcampagne Bijlage 4.2b - Pleegzorgcampagnes geschiedenis (beelden) Bijlage 4.2c - Meerjarenoverzicht werving pleegouders en besluitvormingspiramide Bijlage 4.2d - Naamsbekendheid pleegzorg Vraag aan de commissie: Kennis te nemen van het voorstel voor het ontwikkelen van een nieuwe pleegzorgcampagne. De campagne is gericht op landelijke beeldvorming en het vergroten van de naamsbekendheid van pleegzorg. De landelijke boodschap is informatief (kennis over pleegzorg en de mogelijkheid om pleegouder te worden) en is instellingsonafhankelijk. De pleegzorgcampagne biedt rond de transformatie kansen voor gemeenten om de nieuwe verantwoordelijkheid en betrokkenheid t.a.v. jeugdzorg c.q. pleegzorg op een positieve manier bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. De VNG is in de plannen gepositioneerd als inhoudelijke samenwerkingspartner bij de uitwerking en uitvoering van de campagne. Het gaat nadrukkelijk niet om financiële steun. Kennis te nemen van het feit dat voor de financiering van deze plannen o.a. een subsidieverzoek is ingediend bij het Ministerie van VWS en bij Stichting Kinderpostzegels Nederland. De eerste reactie van stichting Kinderpostzegels is positief. Zij overwegen een

12 hoofdsponsorschap. Kennis te nemen van het feit dat het ministerie van VWS als voorwaarden voor het indienden van een subsidieverzoek voor het ontwikkelen van een nieuwe pleegzorgcampagne een ondersteuningsverklaring van de VNG vraagt. Een bestuurlijk commitment uit te spreken m.b.t. de campagneplannen voor de pleegzorg. Een inhoudelijke samenwerking aan te gaan voor de uitwerking en uitvoering van de campagneplannen, zodra de financiering van de campagne rond is. Opsteller: Janette Reukers, landelijk voorlichter pleegzorg, Jeugdzorg Nederland tel:

13 Voorstel voor het ontwikkelen van een nieuwe landelijke pleegzorgcampagne Inleiding De nadrukkelijke wens van de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg is om voor 1 januari 2015 een nieuwe campagne te lanceren om pleegzorg een zichtbare, herkenbare plek te geven tijdens de transitie en de transformatie. Hiermee kunnen in tijden van veranderingenbelangstellenden die overwegen pleegouder te worden gemakkelijk de weg vinden en goed worden geïnformeerd. Tevens blijft pleegzorg zichtbaar en herkenbaar op de maatschappelijke agenda. Tot slot biedt een campagne een positieve insteek voor samenwerking met de gemeenten om pleegzorg nog dichterbij te brengen op lokaal niveau. In deze notitie zijn opgenomen: een korte historische schets van de pleegzorgcampagnes, informatie over (het verloop van) de huidige campagne, een indicatie van de wervingsbehoefte van de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg, de strategie en de randvoorwaarden voor een nieuw op te zetten campagne en de beoogde samenwerkingspartners en co-financiers. Korte historische schets Er is sinds de jaren 80 een traditie om eens per drie jaar een nieuwe campagne te ontwikkelen (zie voorbeelden in bijlage 1). Uit het meerjarenoverzicht van de werving van nieuwe pleegouders blijkt direct het effect van een campagne op het aantal informatiepakketten dat wordt opgevraagd (zie bijlage 2). Het effect op het aantal nieuw geaccepteerde pleegouders is niet direct zichtbaar. De vooronderstelling is dat een wervingsimpuls eens in de drie jaar een belangrijke randvoorwaarde is om een kweekvijver te hebben met potentiële belangstellenden. Pleegouder worden is geen impulsbeslissing en belangstellenden hebben een afwegingsproces van maanden tot jaren. Daarbij wordt een aantal fasen doorlopen, die zijn weergegeven in de afwegings- en besluitvormingspiramide in bijlage 2. Landelijke wervingscampagnes zetten in op bewustwording en het wekken van de eerste interesse. Daarna zetten de belangstellenden in hun eigen tempo de vervolgstappen naar een informatiebijeenkomst en verder naar de aanmelding en deelname aan het voorbereidingstraject bij de organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg (voor de afweging en besluitvorming of het pleegouderschap bij hen past). Er is geen (wetenschappelijk) onderzoek naar het effect en de noodzaak van de campagnes gedaan, maar uit kleinere steekproeven blijkt dat veel pleegouders een langer afwegingsproces doormaken. Aspirant-pleegouders noemen bij aanmelding regelmatig ook oudere campagnes. De vooronderstelling is dat regelmatige wervingsprikkels en het driejaarlijks vernieuwen van de pleegzorgcampagne een bijdrage leveren aan de bewustwording en het onder de aandacht houden van pleegzorg bij een breder publiek van potentiële pleegouders. Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 1

14 Naamsbekendheid pleegzorg Afgelopen periode is er een aantal keer onderzoek gedaan naar de naamsbekendheid van pleegzorg. Daaruit blijkt dat campagnes een bijdrage leveren aan het vergroten van de naamsbekendheid (zie bijlage 3). De pleegouder bestaat niet De pleegouder bestaat niet, pleegouders vormen een afspiegeling van de samenleving. Pleegouders onderscheiden zich niet op specifieke persoonskenmerken waarop gericht kan worden geworven. Voor zover onderzoek is gedaan komt een globaal pleegouderprofiel naar voren: mensen tussen de 35 en 45 jaar, die maatschappelijk betrokken/actief zijn en het eerste aanspreekpunt is meestal de vrouw. De maatschappelijke betrokkenheid uit zich in: werk in zorg, welzijn en onderwijs, actief in vrijwilligerswerk, verenigingsleven of kerkelijk meelevend. Dit betekent dat een brede benadering gewenst is voor een pleegzorgcampagne. Huidige campagne is open uitnodiging De huidige campagne Ontdek de pleegouder in jezelf, die in maart 2011 van start is gegaan, is een heel open uitnodiging om over het pleegouderschap na te denken, zonder voorwaarden vooraf. Het ontdekken bleek voor veel mensen een prikkel voor een eerste contact. Dat is zichtbaar in de aanzienlijke toename van het aantal opgevraagde informatiepakketten in 2011, maar ook in de daarop volgende jaren (zie bijlage 2). Daarbij bleek dat veel belangstellenden nog pril in het afwegingproces zaten of het pleegouderschap (nu) bij hen past. Bij deze campagne was de inzet om een brede en diverse groep mensen te interesseren voor het pleegouderschap door barrières weg te nemen (iedereen kan pleegouder worden ongeacht leeftijd, inkomen, geaardheid en leefsituatie: alleenstaand, wel/geen kinderen.). De bijbehorende en geheel vernieuwde website is een van de belangrijkste pijlers van deze campagne en is een belangrijke en laagdrempelige schakel wanneer de eerste interesse is gewekt. Het aantal informatiepakketten dat via de landelijke site is opgevraagd is in de afgelopen drie jaar fors toegenomen in vergelijking met de jaren voor De brede insteek van deze campagne is goed opgepakt door de media en heeft veel free publicity en media-aandacht gegenereerd. De campagne biedt heel goede aanknopingspunten voor gerichte en regionale wervingsacties, zoals Help jij een pleegkind de pubertijd door? en Ontdek de pleegouder in je buurt. Voorlopige conclusies: het bereik van de campagne Ontdek de pleegouder in jezelf is groot en heeft veel nieuwe belangstellenden met pleegzorg in contact gebracht. De keuze voor het pleegouderschap is geen impulsbeslissing en het traject van voorbereiding en screening van aspirant pleegouders kost tijd. Uit de meeste recente cijfers blijkt dat het effect van de campagne nu ook duidelijk zichtbaar wordt in het aantal nieuwe, geaccepteerde pleegouders. In 2012 zijn nieuwe pleegouders geaccepteerd; in 2013 lag dat aantal op Dat is een toename van 17% in Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 2

15 vergelijking met In 2012 is het aantal kinderen dat van pleegzorg gebruik maakt met 4% toegenomen en in 2013 was er sprake van een toename van 3%. Wervingsbehoefte Er is een enquête uitgezet onder de pleegzorgmanagers en de communicatiemedewerkers pleegzorg t.b.v. de evaluatie van de huidige campagne en om de wervingsbehoeften bij de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg in kaart te brengen (najaar 2014). De huidige campagne heeft een aanzienlijk potentieel aangeboord dat interesse heeft getoond in pleegzorg. In toenemende mate wordt een volgende stap in het proces van voorbereiding en screening gezet. De huidige campagne heeft tot een toename van het aantal nieuwe pleegouders geleid. Daarbij is er sprake van een toename van het aantal tweeverdieners en singles, waarvan een aanzienlijk deel kiest voor deeltijdpleegzorg. Terwijl hier (op dit moment) minder vraag naar is. Daarmee heeft de huidige campagne het matchingsprobleem nog niet opgelost. Vraag en aanbod sluiten kwalitatief nog niet goed op elkaar aan. Met name voor jeugdigen van 10 jaar en ouder is er een groot tekort aan pleegouders. Ook voor intensievere vormen van pleegzorg voor jeugdigen met ernstige emotionele-, hechtings- en/of gedragsproblemen blijft het moeilijk om geschikte pleeggezinnen te vinden. Intussen wordt een terugloop zichtbaar in het aantal informatiepakketten dat wordt opgevraagd (1 e helft 2014, terugloop van 28% in vergelijking met dezelfde periode in 2013). De organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg geven aan dat er behoefte blijft aan nieuwe pleegouders (al is het alleen maar voor het op peil houden van het pleegouderbestand door natuurlijk verloop). De meeste organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg melden daarnaast dat zij een duidelijke wervingsbehoefte hebben, al dan niet doelgroep-specifiek. Op dit punt zijn de regionale verschillen groot. Dit leidt tot de volgende conclusie die is bekrachtigd in de Algemene Vergadering voor Jeugd & Opvoedhulp (januari 2015). Er is behoefte aan een nieuwe landelijke campagne met het accent op eerlijke voorlichting om de naamsbekendheid bij een breed publiek te vergroten en een realistisch beeld van pleegzorg te schetsen. De campagne hoeft niet direct de zwarte kant van pleegzorg voorop te stellen, maar moet wel eerlijk en reëel zijn. Daarbij moet vanaf het begin duidelijk zijn dat het pleegkind centraal staat wij zoeken passende pleegouders voor een kind en niet omgekeerd. De gewenste insteek: pleegzorg is een serieuze zaak (niet te simpel voorstellen, ruimte in je hart alleen is niet genoeg). De eisen die aan pleegouders worden gesteld, zijn de afgelopen jaren aangescherpt. Beoogde resultaten 1. het vergroten van de naamsbekendheid; 2. het vergroten van de interesse in het pleegouderschap; 3. het bieden van de mogelijkheid aan de (regionale) organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg en gemeenten om met (kind)gerichte wervingsacties in te haken. Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 3

16 Ad 1. Rond de pleegzorgcampagnes in 2008 (SIRE: Pleegouders zijn bijzonder nodig) en 2011 (Ontdek de pleegouder in jezelf) is onderzoek gedaan naar de naamsbekendheid van pleegzorg (zie bijlage 3). Daaruit blijkt dat landelijke pleegzorgcampagnes een belangrijke bijdrage leveren aan het vergroten van de naamsbekendheid van pleegzorg. Ad. 2 Pleegzorg is de afgelopen jaren blijven groeien (er is sprake van een toename van het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van pleegzorg van circa 4% per jaar). De verwachting is dat deze groei de komende jaren onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid verder door zal zetten. Om meer kinderen bij pleegouders te kunnen plaatsen en om beter te kunnen matchen is het van belang dat de organisaties die pleegzorg bieden een ruim aanbod aan beschikbare, gescreende pleegouders in hun bestand hebben. Ad. 3 De campagne wordt niet alleen ingezet voor algemene voorlichting, maar ook voor regionale, lokale en kindgerichte wervingsacties. Daarbij wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van online- & sociale media. Wervingsacties en de zogenaamde kind-oproepen kennen hierdoor een breder verspreidingsgebied. Voor een herkenbare en duidelijke communicatie is een paraplucampagne gewenst met een landelijke campagneslogan en huisstijl en beeldmerk. Hiermee worden de verschillende, afzonderlijke wervingsacties met elkaar verbonden en kunnen ze elkaar versterken. Randvoorwaarden Een aantal (actuele) ontwikkelingen vormen de randvoorwaarden waarbinnen de campagne vorm moeten krijgen: 1. De afweging om pleegouder te worden kent een aantal stappen die zijn weergegeven in de piramide in bijlage 2. Deze piramide is als een omgekeerde trechter: bij iedere stap vindt er een (zelf)selectie plaats. De landelijke campagne richt zich met name op stap 1 en 2 (bewustwording en interesse). Vanaf stap 3 komt de organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg nadrukkelijk in beeld. Vanaf het eerste contact is het aan de pleegzorgorganisatie om snel in het afwegingsproces helder te zijn over de wervingsbehoeftes en selectiecriteria. Met name op de informatieavond vindt een eerste selectie plaats op basis van realistische voorlichting. De organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg schetst daarbij een realistisch beeld voor welke kinderen er pleegouders worden gezocht en voor welke doelgroepen de vraag het grootst is. Mensen die het voorbereidingsprogramma in gaan, moeten weten waar ze aan beginnen (ook i.v.m. efficiency: om uitval en onbruikbaar aanbod te voorkomen). 2. Communicatie naar wachtende pleegouders is heel belangrijk: zij moeten op de hoogte worden gehouden i.v.m. teleurstelling bij een nieuwe campagne. De organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg geven eerlijke voorlichting en zijn reëel over wachttijden en de vraag of ingeschreven blijven in het pleegouderbestand nog zinvol is. Als de kans op een plaatsing heel klein is, moet serieus overwogen worden om aspirant-pleegouders uit te schrijven (i.v.m. verwachtingsmanagement). Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 4

17 3. Er wordt nu ook steeds vaker geworven voor gezinshuisouders en andere professionele gezinsopvang (opvoedouders) in landelijke media. Dit kan tot verwarring leiden. Het risico bestaat dat dit aspirant-pleegouders afschrikt door de zorgzwaarte van professionele gezinsopvang. De pleegzorgcampagne focust nadrukkelijk alleen op pleegzorg (= vrijwillige opvang tegen een onkostenvergoeding). 4. Landelijke samenwerking van de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg biedt een duidelijke meerwaarde. Ook of juist met het oog op de transitie wordt dit vastgehouden. Zeker op het gebied van voorlichting en werving kunnen de organisaties die pleegzorg bieden elkaar goed versterken (maar ook breder). Pleegzorg Nederland is daarbij een duidelijke afzender voor de campagne. 5. Het (vrijwilligers)beleid van gemeenten biedt voor een nieuwe pleegzorgcampagne mogelijkheden om op aan te sluiten. Een samenwerking kan wederzijds profijt opleveren: inspelen op het activeringsbeleid van de gemeenten en een bijdrage leveren t.a.v. de werving van nieuwe pleegouders. Daarmee wordt de werving een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. 6. Vanuit de netwerkgedachte kan pleegzorg dichtbij worden gebracht. Vanuit de vraagstelling: ben je bereid om te zorgen voor een nichtje of kleinkind? kan een breder netwerkperspectief worden verkend (ben je bereid om te zorgen voor een kind van de sportverenging of een kind van de school van je kinderen?). Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat niet alle informele zorg ook pleegzorg is (hierin schuilt o.a. het risico van aanzuigende werking). Strategie Er is behoefte aan een duidelijk keuze, dat wil zeggen het formuleren van haalbare ambities binnen de beperkte middelen (nog los van de financiële uitwerking en mogelijke fondswerving, weten we van te voren dat het budget in reclametermen beperkt zal zijn). De inzet van de onlinecommunicatie binnen de pleegzorg heeft in de afgelopen jaren een enorm vlucht genomen, zowel op websites als via sociale netwerken. Steeds meer organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg zijn actief in de sociale media. Deze communicatiekanalen worden niet alleen ingezet voor algemene voorlichting, maar ook voor regionale, lokale en kindgerichte wervingsacties. De communicatie via sociale netwerken houdt geen rekening met regiogrenzen. Wervingsacties en de zogenaamde kind-oproepen kennen hierdoor een breder verspreidingsgebied. Voor een herkenbare en duidelijke communicatie is een paraplucampagne gewenst met een landelijke campagneslogan en huisstijl/beeldmerk. Hiermee worden de verschillende, afzonderlijke acties met elkaar verbonden en kunnen ze elkaar versterken. Dit leidt tot de volgende strategische keuzes: Digitaal staat centraal: we kiezen voor een flexibele online-campagne t.b.v. maatwerk om aan te kunnen sluiten bij regionale behoeften en om in te spelen op regionale verschillen. Andere overwegingen voor deze keuze zijn: snelheid en kosten. Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 5

18 Internet en sociale media worden hét distributiekanaal voor de campagneboodschap. Digitale media hebben een breed bereik en bieden snelle communicatiemogelijkheden. Wanneer sociale media vanuit de verschillende organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg worden benut, ontstaat er een stapeling van boodschappen. Sociale media bieden goede mogelijkheden om de boodschap persoonlijk te maken, met persoonlijke verhalen van kinderen (kindprofielen). Dit is aansprekend. Daarbij zit de organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg minder in de klassieke rol van zender en kan de dialoog/discussie opzoeken. Zij kan meer direct inspelen op de (rechtstreekse) respons. De kindgerichte werving is in de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Daarbij blijkt dat beelden (fotografie) tot de verbeelding spreken en de boodschap ondersteunen. Een typografische campagne spreekt in het bijzonder bij gerichte wervingsactie (bijv. voor tienerpleegzorg) minder tot de verbeelding. Er leeft een nadrukkelijke wens om meer met fotografie te werken. Er is behoefte aan een serie campagne-uitingen in de vorm van hapklare brokken, bijv. standaardteksten, beelden en formats, die snel, simpel en flexibel ingezet kunnen worden. Bij voorkeur kleine content, die eenvoudig in de eigen huisstijl gegoten kan worden. Eén landelijke slogan (pay-off) vormt de verbindende boodschap. Zeker bij online acties vervagen de regiogrenzen en krijgen regionale acties een landelijk bereik. Dit vraagt voor de herkenbaarheid om een duidelijke lijn in de boodschap (naast de landelijke campagneslogan bijv. ook een campagnebeeldmerk en huisstijlkenmerken). Herkenbare haakjes waar alle acties aan opgehangen kunnen worden, die je landelijk overal ziet terugkomen, dragen bij aan de herkenbaarheid. En ook voor pleegzorg geldt: herhaling is de kracht van de reclame (campagne). Er wordt een aantal vaste actiemomenten door het jaar ingepland waarop alle organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg aansluiten zoals, bijv. het open huis bij pleegouders. Wanneer er landelijk een draaiboek en actiemiddelen worden ontwikkeld, kan regionaal gemakkelijk en snel worden ingehaakt. Regionale activiteiten krijgen op deze manier landelijk een meerwaarde (al was het alleen maar voor de media-aandacht en free publicity). De huidige pleegouders kunnen in de campagne als ambassadeurs een grote rol krijgen. We kunnen hen (digitaal) faciliteren om het verhaal van pleegzorg in hun netwerk te verspreiden. Er zijn al diverse online pleegouder community s (in een aantal regio s gefaciliteerd door de organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg) die hiervoor benut kunnen worden. Voor de belangstellenden die hebben gereageerd naar aanleiding van de huidige campagne en die na de ontvangst van het informatiepakket (nog) geen vervolgstap hebben gezet, wordt een follow up geboden als reminder dat we nog steeds op zoek zijn naar nieuwe pleegouders. Opzet voor een campagneplan Vanuit de strategische overwegingen die hierboven beschreven staan komt een duidelijke wens naar voren om heldere keuzes te maken. Dit is kort samengevat de drie S-strategie: Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 6

19 1. Snack size (hapklare brokken: kant-en-klaar teksten en beelden, die direct inzetbaar zijn); 2. Sukkelproef (geen ingewikkelde werkwijze, strakke richtlijnen of ingewikkelde productieprocessen waarvoor professionele ondersteuning noodzakelijk is: iedere organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg moet zelf aan de slag kunnen om specifieke, gerichte uitingen samen te stellen); 3. Sociale media als voornaamste kanaal. Dat vraagt om een ruime voorraad aan: beelden, teksten en voorbeelden die beschikbaar worden gesteld in een digitale Toolkit, zodat: iedere organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg zelf materiaal kan samenstellen (vrij te gebruiken). Zonder regels en beperkingen: als stimulans voor iedereen om zelf aan de slag te gaan. alle organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg onderling materialen en goede voorbeelden kunnen uitwisselen, zodat niet iedereen zelf het wiel hoeft uit te vinden en de vele mooie voorbeelden van wervingsacties van elkaar gebruikt kunnen worden. iedereen zelf een vertaling kan maken naar een aantal spin-offs (zelf te ontwikkelen) die naar de campagne toe leiden/verwijzen/aanhaken. De campagne wordt ontwikkeld voor sociale media, maar daarbij wordt het gebruik van andere media niet per definitie uitgesloten. Het is vrij aan de organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg om de campagne ook te vertalen naar bijv. print en andere uitingen met behulp van de onderdelen uit de Toolkit. Bijv. aangepaste visitekaartjes met kind-oproepen (voorbeelden van Spirit en uit Brabant) of kijken of je de gemeente kan betrekken bij de financiering van ondersteunende acties zoals bijv. een billboardcampagne aanhakend op de onlinecampagne. Bovenstaande ideeën worden verder uitgewerkt in een concrete briefing t.b.v. de bureauselectie en opdrachtverstrekking. Samenwerkingspartners en financiering De diverse partijen die een mogelijke bijdrage aan de campagne kunnen leveren, zijn in kaart gebracht. Financiering is een belangrijk aspect, maar ook inhoudelijke samenwerking en breed draagvlak voor de campagne zijn essentieel. Tot slot is ook praktisch steun bij de uitvoering van de campagne zeer welkom. Op basis van eerdere ervaringen lijkt een minimaal budget van een tot euro vereist 1 (door de keuze voor een online strategie vervallen de kosten voor drukwerk). 1 Het bedrag van de aanbesteding van de vorige campagne bedroeg in totaal ,- (voor ,- en voor ,-). Dit bedrag diende ter dekking van de bureaukosten, productiekosten van communicatiemiddelen, de mediaplaatsingen en de btw. Dit bedrag was inclusief drukwerk (bron: selectiedocument Ministerie van VWS, juli 2010). Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 7

20 Dat kan alleen gerealiseerd worden wanneer meerdere financiers bereid worden gevonden een bijdrage te leveren. Uitgangspunt is dat de organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp met pleegzorg (financieel) investeren in de inkoop (productie) van campagnematerialen en de uitvoering van regionale wervingsacties. Verder is de bereidheid uitgesproken om onderling de zelfontwikkelde acties, producten, middelen en materialen onderling uit te wisselen en te delen. De mogelijk samenwerkingspartners en co-financiers kunnen in drie groepen worden ingedeeld: 1. Overheden Het ministerie van VWS is als stelselverantwoordelijke en warm pleitbezorger voor de pleegzorg aangeschreven met een subsidieverzoek. De VNG wordt als nieuwe eindverantwoordelijke betrokken, waarbij in ieder geval om concrete samenwerking en steun bij de uitwerking en uitvoering van de campagne wordt gevraagd. 2. Fondsen Stichting Kinderpostzegels Nederland is als eerste fonds benaderd met het verzoek of zij als vervolg op de actie Help jij een pleegkind de pubertijd door? hoofdsponsor wil worden voor de ontwikkeling van de nieuwe campagne. Zij hebben positief gereageerd op dit verzoek en de definitieve fondswaanvraag is bij hen ingediend. Wanneer het hoofdsponsorschap is ingevuld, zal in overleg met deze sponsor worden verkend welke andere fondsen kunnen worden benaderd voor een (financiële) bijdrage. 3. Bedrijfsleven Ook bedrijven wordt gevraagd of zij met geld of met diensten een bijdrage aan de campagne(ontwikkeling) kunnen leveren. Tot slot worden de mogelijkheden van crowdfunding (op specifieke onderdelen) verkend. ANBI Voor de fondswerving en bijv. crowdfunding is van belang dat Jeugdzorg Nederland de ANBI-status heeft (Algemeen Nut Beogende Instelling). Dankzij deze ANBI-status is de pleegzorgcampagne sinds 2012 toegelaten tot het Google Grants programma. Met het Google Grants-account krijgen we de zoekwoord-targeting via Google AdWords gratis aangeboden en is online veel makkelijker vindbaar/zichtbaar. In 2013 hebben we uit dit programma voor een bedrag van ruim $30.000,- aan gratis online advertenties gekregen. Voorstel ontwikkelen nieuwe pleegzorgcampagne / 8

21 BIJLAGE 1: PLEEGZORGCAMPAGNES DOOR DE JAREN HEEN EEN PLEEGGEZIN HEEFT ZIN (1985)

22 PLEEGOUDER ZIJN IS MEER DAN N KIND HELPEN (1987)

23 IEMAND DIE PLEEGOUDER WIL ZIJN (SIRE 1989)

24 TIJDELIJK EEN ANDER THUIS (POSTBUS 51, 1991)

25 GEEF GEEN GELD, GEEF EEN THUIS (1994)

26 IK ZOEK EEN HUIS WAAR IK VOOR HET DONKER BINNEN MOET ZIJN (1998)

27 OUDERS VOOR EVEN (2002)

28 WIJ ZOEKEN NOG EEN HART MET WAT RUIMTE (2006)

29 PLEEGOUDERS ZIJN BIJZONDER NODIG (SIRE 2008)

30 ONTDEK DE PLEEGOUDER IN JEZELF (MINISTERIE VAN VWS, 2011) Afbeelding 1 Afbeelding 2 Afbeelding 3 Afbeelding 4 Afbeelding 5 Afbeelding 6

31 Bijlage 2: Meerjarenoverzicht werving pleegouders Werving pleegouders Belangstellenden die informatiepakket hebben aangevraagd Geaccepteerde (nieuwe) pleegouders (13 half jaar) Nog niet bekend Stappen op weg naar het pleegouderschap (van beneden naar boven): Verantwoordelijkheid en rol gemeenten in samenspraak met (lokale / regionale) pleegzorgaanbieder. Strategie: accent op interpersoonlijk Doelstelling landelijke campagne = stelselverantwoordelijkheid Ministerie van VWS/IPO. Strategie: accent op massa-mediaal

32 Bijlage 3: Naamsbekendheid pleegzorg (onderzoek bureau Intomart 2001, 2008, 2010, 2012) Samenvatting Intomart-onderzoek naamsbekendheid pleegzorg 2001 & 2008 Wijze van onderzoek: telefonisch omnibus onderzoek 500 respondenten representatieve steekproef Vraag 1: Wat is pleegzorg Tijdelijke opvang kind in pleeggezin 29% 47% Zorg voor bejaarden 15% 9% Zorg voor zieken 13% 9% Thuiszorg 11% 6% Adoptie 3% 1% Overig 11% 20% Weet niet 18% 8% Vraag 2: Ervaring met pleegzorg Ja, ik heb zelf een pleegkind 3% 2% Ja, wel eens mensen gesproken die pleegkind hebben 6% 17% Ja, ken mensen met pleegkind in directe omgeving 14% 10% Nee, geen ervaring 77% 71% Conclusies De naamsbekendheid van pleegzorg is aanzienlijk toegenomen van 29% naar 47%; een toename van meer dan de helft. Ook het aantal mensen dat ervaring heeft met pleegzorg is toegenomen van 23% naar 29%; het aantal respondenten dat mensen heeft gesproken hebben die een pleegkind hebben is verdrievoudigd. Herhaling onderzoek naamsbekendheid pleegzorg ministerie van VWS Voor de campagne Ontdek de pleegouder in jezelf heeft het Ministerie een voormeting (dec. 2010) en een nameting (januari 2012) gedaan met eenzelfde vraagstelling via Intomarkt (wel met een andere scoringsmethode, er waren nu meerdere antwoorden mogelijk): Bijlage 3 Naamsbekendheid pleegzorg / 1

33 Wat is pleegzorg? Meerder Tijdelijke opvang kind in pleeggezin 41% 48% Mantelzorg 8% 9% Zorg voor hulpbehoevenden 8% 7% Zorg voor bejaarden 5% 5% Zorg voor zieken 6% 5% Verpleeghuis 4% 5% Thuiszorg 3% 4% Adoptie 0% 0% Anders 9% 9% Weet niet 30% 19% Conclusies De naamsbekendheid van pleegzorg was aanvankelijk afgenomen van 47% in 2008 naar 41% in Na afloop van de campagne was de naamsbekendheid weer toegenomen tot 48%. Dat is een toename van 17%. Bijlage 3 Naamsbekendheid pleegzorg / 2

34 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 4.3 Onderwerp: Naam: Aard: Stichtingen Jeugd Besluitvormend over advisering Ten geleide: Conform eerdere besluitvorming in ANJ en subcommissie jeugd betrekt de VNG haar leden via ANJ en subcommissie jeugd bij de vaststelling van de prioriteiten in de jaarplannen van de stichtingen jeugd. Jaarplannen worden in de oktober vergaderingen van ANJ en subcommissie vastgesteld. Bij de overeenkomst die we per stichting overeenkomen, wordt een programma van eisen vastgesteld waarin staat wat de stichtingen gaan doen in de opdrachtperiode (zie bijlagen). Voor het kalenderjaar 2015 heeft de VNG aan de stichtingen gevraagd prioriteiten voor te stellen aan de subcommissie. Vandaag ligt de vraag voor welke prioriteiten u de stichtingen meegeeft ten aanzien van de jaarplannen, c.q. of u kunt instemmen met de voorgestelde prioriteiten voor de jaarplannen. Bijlagen: 8 - Definitieve programma s van eisen van de stichtingen o Bijlage 4.3a - Ingevuld programma van eisen overeenkomst Kindertelefoon o Bijlage 4.3b - PvE _ Jaarplan vertrouwenswerk o Bijlage 4.3c - PvE ovk met VNG o Bijlage 4.3d - Programma van eisen overeenkomst Adoptievoorziening - Toelichtende sheets met voorzet prioriteiten van de stichtingen o Bijlage 4.3e - Hoofdpunten jaarplannen stichtingen Jeugd o Bijlage 4.3f - Concept Jaarplan 2015 vertrouwenswerk AKJ Vragen aan de commissie: - welke prioriteiten geeft u de stichtingen Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg, Adoptievoorzieningen, Kindertelefoon en Opvoeden.nl mee ten aanzien van de jaarplannen, c.q. kunt u instemmen met de voorgestelde prioriteiten voor de jaarplannen? Opsteller: Nicolette Oud, kwartiermaker landelijke voorzieningen, nicolette.oud@vng.nl

35 Bijlage bij overeenkomst VNG Stichting Kindertelefoon Programma van eisen Stichting Kindertelefoon De VNG heeft met haar achterban randvoorwaarden geformuleerd waar Stichting Kindertelefoon aan dient te voldoen in het kader van de financiering door de VNG van Stichting Kindertelefoon, voor de jaren 2015 t/m Het budget voor deze jaren bedraagt: ,- voor 2015; ,- voor 2016; ,- voor 2017; ,- voor Om ervoor te zorgen dat afspraken helder zijn voor beide partijen, verzoeken wij u dit programma van eisen in te vullen. Dit programma van eisen vormt de bijlage bij de op te stellen overeenkomst. 1. Inhoudelijke beschrijving van de doelstelling van de organisatie De kindertelefoon is in 1979 opgericht vanuit de gedacht dat ieder kind moet kunnen praten over een probleem. Met deze missie geeft de Kindertelefoon concreet invulling aan het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De kracht van de Kindertelefoon schuilt in het simpele uitgangspunt van een laagdrempelige plek waar kinderen terecht kunnen met onderwerpen die ze niet durven, kunnen of willen bespreken met ouders of mensen uit hun omgeving. De empowerment van het kind staat centraal. De Kindertelefoon neemt kinderen serieus; ze worden gezien als zelfstandige individuen die in staat zijn zelf oplossingen te bedenken, beslissingen te nemen en deze uit te voeren (visie Kindertelefoon). Hiermee wordt invulling gegeven aan de primaire doelstelling: Ondersteuning, informatie en advies geven aan kinderen en jongeren in de leeftijd van 8 t/m 18 jaar, die met een vraag of een probleem zitten. Door het gesprek aan te gaan met het kind wordt een beroep gedaan op de eigen kracht van het kind. Als er sprake is van problemen van ernstiger aard worden kinderen doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg of andere specialistische organisaties. De Kindertelefoon richt zich op de eigen kracht van het kind en probeert kinderen en jongeren te helpen met hun positie binnen het sociale netwerk. Sinds 2008 heeft De Kindertelefoon als aanvulling op de enkelvoudige gesprekken met kinderen en jongeren via de telefoon of de chat de mogelijkheid tot actief doorverwijzen (middels een driegesprek) naar de toegang van het Bureau Jeugdzorg (binnen openingstijden van de Kindertelefoon, dus ook buiten openingstijden van Bureau Jeugdzorg). Deze functie is toegevoegd vanwege het feit dat De Kindertelefoon in toenemende mate werd en wordt benaderd door kinderen en jongeren die in een ernstig bedreigende situatie verkeren. Een enkelvoudig of eenmalig gesprek is niet altijd toereikend voor het oplossingen vinden voor het bestaande probleem. Meer en directe hulp is noodzakelijk om de veiligheid van de kinderen en jongeren te waarborgen. Van alle gesprekken die binnenkomen bij de Kindertelefoon worden het geslacht en de (geschatte)

36 leeftijd van het kind en het onderwerp van het gesprek geregistreerd. Op deze manier legt de Kindertelefoon een unieke database aan, terwijl de anonimiteit en de vertrouwelijkheid van de gesprekken gewaarborgd blijft. De analyse van deze data (van veel en intensief contact) geeft inzicht in wat kinderen en jongeren bezighoudt en geeft De Kindertelefoon een maatschappelijke barometerfunctie waarmee invulling wordt gegeven aan een tweede doelstelling: Het signaleren van problemen die bij de doelgroep voorkomen, het achterhalen van achterliggende oorzaken en trachten te voorkómen dat deze problemen zich herhalen of verergeren. De data analyse kan vervolgens worden gecombineerd (verrijkt) met informatie van andere instellingen en samenwerkende partijen. 2. Feitelijke beschrijving van de activiteiten van Stichting Kindertelefoon voor de komende vier jaar om de doelstelling te realiseren 2015: Versterken en inrichten nieuwe organisatie, die door de transitie en transformatie efficiënter en effectiever wordt ingericht. Veranderingen in het primaire proces worden op orde gebracht en processen (primair en ondersteunend) worden verder geüniformeerd. Het Kenniscentrum Kindertelefoon en de Kinder- en Jongerenparticipatie worden verder uitgewerkt. Tevens wordt een omvattend communicatieplan ontwikkeld. 2016: Inzet op bestaande kanalen wordt doorlopend geactualiseerd en eventuele nieuwe kanalen om kinderen en jongeren te bereiken worden ontwikkeld 2017: Op basis van diepgaande data analyse (2016 en eerder), analyse van het contactgedrag via de diverse kanalen leidt tot tweeledige uitkomsten: 1. Een model voor terugkoppeling aan de gemeentes met betrekking tot de inhoud van contacten (data-analyse; kinder- en jongerenparticipatie in combinatie met maatschappelijk relevante onderwerpen en (wetenschappelijk) onderzoek levert informatie over het welbevinden van kinderen en jongeren in Nederland (met respect voor het vertrouwelijke en anonieme karakter van de gesprekken). 2. Veranderingen in het contactgedrag (verschuiving en verandering) via 1-op-1 Telefoon en Chatcontact versus online dienstverlening (website, forum, social media e.d.) dient als basis voor effectievere dienstverlening (doorlopend) en voor een meerjarig strategisch plan. 2018: Blijvend innoveren en opstellen meerjarig strategisch plan (2019 en verder) voor de continuering van De Kindertelefoon. 3. Meent u dat samenwerking met een andere organisatie bijdraagt aan het realiseren van uw doelen, geef dan onderstaand aan met welke organisatie u meent samen te moeten werken, op welk moment en in welke mate dat bijdraagt aan het realiseren van uw doelen. De Kindertelefoon werkt intensief samen met vele organisaties om de positie van kinderen- en jongeren te versterken en te verzekeren dat de laagdrempelige toegang tot ondersteuning, informatie en advies gewaarborgd is en blijft. Onderstaand een (niet uitputtend) overzicht van organisatie waarmee De Kindertelefoon al samenwerking heeft: 2

37 - Helpwanted, onderdeel van Meldpunt Kinderporno. Samenwerking op het gebied van de chatfunctie en Meldknop.nl. - Child Helpline International. Actief lid van deze organisatie waar kennis wordt gedeeld met betrekking tot (het brede terrein van) kinder hulplijnen in de wereld. - Unicef, Vluchtelingenwerk en Defence for Children, onder andere in het project Tell Me More dat zich richt op toegang tot ondersteuning, informatie en advies van kinderen en jongeren in asielzoekerscentra. - Kinderombudsman - Universiteiten en hogescholen in het kader van onderzoek - Sponsoren - Stichting Opvoeden mbt de gevalideerde kinder- en jongereninformatie - Bureau Jeugdzorg, maar gericht op de toekomst na de transitie, organisaties die de actieve doorverwijzingen van De Kindertelefoon ontvangen (bijvoorbeeld AMHK s). Samenwerking met deze en andere partijen verstrekt de hulp en ondersteuning aan kinderen en jongeren. 4. Missie en visie, specifiek voor de transformatie Boven alles staat dat De Kindertelefoon de dienstverlening aan kinderen en jongeren onverkort wil continueren. Kinderen en jongeren moeten minimaal hetzelfde krijgen als voor de transformatie. En daarbij wil de Kindertelefoon dit moment aangrijpen om een krachtige positie te bewerkstelligen waarmee de dienstverlening aan jeugdigen veiliggesteld en verbeterd kan worden. Een effectieve en efficiënte organisatie met een centraal sturing in een landelijke stichting Kindertelefoon. Het belangrijkste uitgangspunt is dat wat kinderen en jongeren nodig hebben. Wij richten onze organisatie vraaggericht in. Niet het aanbod maar de vraag is leidend. Zie hiervoor ook de voorgaande punten. 5. Onderscheidend vermogen van de organisatie Luisteren naar kinderen en jongeren is een vak apart. Vrijwilligers die bij de Kindertelefoon werken beheersen dit vak. Ze zijn geselecteerd op hun open houding en op hun drive om echt iets voor kinderen en jongeren te betekenen. Iedereen die bij de Kindertelefoon aan de slag wil, volgt bovendien een uitgebreide training waarin veel aandacht is voor gesprekstechnieken. Een belangrijk onderdeel van de training wordt gevormd door het vijf-fasenmodel. De Kindertelefoon ontwikkelde dit model op basis van wetenschappelijke inzichten. Het gaat uit van vijf fasen in ieder gesprek: contact maken, het verhaal van het kind verhelderen door vragen te stellen, het doel van het kind bepalen, dat doel uitwerken en het gesprek afronden. Dit model sluit goed aan bij de visie van de Kindertelefoon dat kinderen en jongeren de regie over de inhoud van het gesprek in handen houden en zelf tot een oplossing komen. De methodiek van het vijf-fasenmodel zorg ervoor dat vrijwilligers zo goed mogelijk aansluiten bij het verhaal van het kind. Binnen dit model kan de vrijwilliger het verhaal van het kind serieus nemen, betrokkenheid tonen en zelfredzaamheid stimuleren. Met dit als input wordt het werk uitgevoerd door professionele vrijwilligers die goed zijn opgeleid en worden begeleid 6. Inrichting communicatie 3

38 De Kindertelefoon is daar waar de kinderen en jongeren zijn. In onze communicatie richten wij ons niet alleen op deze doelgroep, waarop de wijze hoe we met hen communiceren zich steeds richt naar de vraag. Maar ook ketenpartners, samenwerkingspartners, sponsoren en volwassen zijn eveneens doelgroepen waarmee de Kindertelefoon communiceert. Met de transformatie verandert de huidige (versnipperde) organisatie in een organisatie die met minder (maar sterkere) decentrale afdelingen en een landelijk bureau waarin cruciale functies sterker worden belegd, onder andere met de toevoeging van een pr- en communicatie functie die in combinatie met het in te richten Kenniscentrum Kindertelefoon pro-actief in staat komt structureel te communiceren met de doelgroepen, waaronder begrepen de gemeentes, (potentiele) samenwerkingspartners en toekomstige andere stakeholders (zie ook bij punt 2). 7. Waarborgen van kwaliteit Al sinds 2005 werken de Kindertelefoon-locaties samen in het verbeteren en monitoren van de kwaliteit. Dit uit zich onder andere in: - Gereglementeerde werving, selectie, training en monitoring van vrijwilligers - Kadertraining voor de werkbegeleiders, inclusief assessment en functioneringsbeleid - Uniforme basistraining gespreksvoering - Monitoring en evaluatie, onder andere door feedback, intervisie, deskundigheidsbevordering, bijscholing en thema-avonden, enz. - Onderzoeken naar effectiviteit en impact van de dienstverlening. - Uitwisseling, peer-reviews met collega hulpijnen (wereldwijd). - Samenwerking met andere organisaties die zich richten op kinderen en jongeren. - Data analyse, zowel op inhoud als naar het gebruik van de verschillende kanalen (vraag&aanbod) - Etc. 4

39 CONCEPT 1 ( ): Bijlage bij overeenkomst VNG AKJ: Programma van eisen De VNG heeft met haar achterban randvoorwaarden geformuleerd waar het AKJ en waar expliciet vermeld ook haar onderaannemer(s) aan dient/dienen te voldoen in het kader van de financiering door de VNG van het AKJ en via het AKJ, haar onderaannemers, voor de jaren 2015 en Het budget voor deze jaren bedraagt ,- per jaar. Om ervoor te zorgen dat afspraken helder zijn voor beide partijen, verzoeken wij u dit programma van eisen in te vullen. Dit programma van eisen vormt de bijlage bij de op te stellen overeenkomst. 1. Inhoudelijke beschrijving van de doelstelling van vertrouwenswerk In de Wet op de Jeugdzorg en de Jeugdwet is de functie vertrouwenspersoon vastgelegd. De rechten van het kind, die als uitgangspunt gelden in de Wet op de Jeugdzorg en straks Jeugdwet, staan daarbij in ons denken en handelen centraal. Het AKJ is een onafhankelijke en laagdrempelige rechtspersoon die vertrouwenswerk levert. Het heeft betrokken en deskundige vertrouwenspersonen in dienst. Zij ondersteunen jeugdigen en ouders/verzorgers (waaronder ook pleegouders) individueel binnen de jeugdzorg bij gevoelens van onvrede of onmacht en bij vragen omtrent hun (rechts)positie. De cliënten kunnen hun eigen stem naar voren brengen. Het AKJ heeft 4 kerntaken: informatie & advies, voorlichting, (klacht)ondersteuning en signalering. Bij alles is het AKJ een op samenwerking gerichte organisatie die toegankelijk is voor alle cliënten in de jeugdzorg, die de kwaliteit binnen de jeugdzorg mee helpt te verbeteren De kerntaken van het vertrouwenswerk worden zodanig ingezet dat het oplossingsgericht van aard is waarbij de vertrouwenspersoon versterking biedt aan het verwerven en/of het behouden van de regie van de cliënt aangaande zijn/haar (rechts)positie. 2. Feitelijke beschrijving van de activiteiten van het AKJ, ook richting haar onderaannemer(s) voor de komende twee jaar om de doelstelling te realiseren 2015 en 2016: Resultaten op de gebieden: 1. Inhoud en kwaliteit dienstverlening cliënten: 2. Continuïteit: Uitvoeren van de kerntaken informatie & advies (I&A) en (klacht)ondersteuning, voorlichting en signalering Verwerken inhoudelijke inzichten in werkwijze opgedaan binnen vertrouwenswerk of door derden; Contract- en voortgangsgesprekken VNG houden (inclusief de achterban); (Regio)bijeenkomsten van cliënten, instellingen en gemeenten bezoeken en kennis delen;

40 3. Adequate inrichting, kwaliteit en doelmatigheid interne processen Het vertrouwenswerk continueren (jeugdzorg) en inrichten (jeugd-lvb en jeugd ggz ambulant niet-gedwongen zorg op basis van de inkoopgegevens van (regio)gemeenten ten behoeve van de kerntaken; hiertoe is een oproep aan gemeenten gedaan (verwachting begin aug 2014 middels handreiking vertrouwenswerk door VNG) om voor 1 november 2014 via inkoop@akj.nl gegevens door te geven; Idem op basis van afspraken met zeer specialistische zorg die landelijk wordt ingekocht. Via de VNG krijgen we informatie en verwerken dit zoals hierboven genoemd; Naast info die al in 2014 wordt gegeven via diverse communicatiemiddelen, informeren we alle partijen op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de ontwerpeisen van de VNG op bestuursniveau (middels brief), vervolgens geven van voorlichting bij nieuwe wijkteams en nieuwe directie en medewerkers instellingen (waarvan de cliënten van die instellingen tot op heden niet een onafhankelijk vertrouwenspersoon hadden); Uitvoeren klantmetingen en kwaliteitsmetingen (interne en externe audits) en indien nodig verbeteringen doorvoeren Waar mogelijk verdere afspraken maken met Vertrouwenswerkorganisaties, zijnde niet onderaannemers van het AKJ ivm samenwerking met Stichting Patiëntvertrouwenspersoon (PVP) en Landelijke Stichting Familievertrouwenspersoon (LSFVP) in GGZ-sector; 4. Kennis delen en binden en boeien medewerkers Werven en inwerken nieuwe vertrouwenspersonen, dan wel overname van vertrouwenspersonen en invoeren in werkmethodieken en processen; Uitvoeren opleidingsplan medewerkers; 5. Inhoud en kwaliteit dienstverlening jeugdzorginstellingen Blijvend partijen stakeholders informeren en kennis delen door middel van rapportages (zie punt 5). 6. Invloed op kwaliteit en beleid jeugdhulp Landelijke wettelijke ontwikkelingen volgen en wetgever advies geven over rechtspositionele zaken geven; Meewerken aan onderzoek Inzichten delen met (regio)gemeenten en van advies dienen Ingaan op verzoeken van gemeenten voor verdere inrichting sociaal domein en (rechts)positionele zaken. 7. Innovaties Geconstateerde benodigdheden en/of verbeterpunten doorvoeren in volgende jaren (Nieuwe) samenwerkingsverbanden aanhalen of verdiepen; Waar nodig website en sociale media aanpassen ivm verbetering toegang, inhoud, etc. 2

41 3. Meent u dat samenwerking met een andere organisatie bijdraagt aan het realiseren van uw doelen, geef dan onderstaand aan met welke organisatie u meent samen te moeten werken, op welk moment en in welke mate dat bijdraagt aan het realiseren van uw doelen. (dus andere organisaties dan de organisaties die vertrouwenswerk Jeugdwet leveren) Continu: - Stichting Patiëntvertrouwenspersoon (PVP) en Landelijke Stichting Familievertrouwenspersoon (LSFVP), beide werkzaam in kader van wet BOPZ in GGZ sector: verdere samenwerking omtrent vak en overhead; - Kinderombudsman (warme overdracht jeugdigen naar VP werk); - Kindertelefoon: afstemmen van doorverwijzingen, linken aan elkaar zodat jeugdigen sneller de weg vinden (ivm ambulantisering); - Pleegzorg-organisaties, niet zijnde pleegzorgaanbieders: voor doorverwijzen en kennisoverdracht; - Kinderrechtencollectief (waaronder DCI): kennisoverdracht en doorverwijzen jeugdigen; 4. Missie en visie, specifiek voor de transformatie Borging van een goede (rechts)positie, met onafhankelijk vertrouwenswerk als onderdeel, blijft -daar waar sprake is van drang en dwang en ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer- noodzakelijk. Het voorkomt (verhoging van) weerstand bij cliënten en mogelijk juridische procedures. De vertrouwenspersonen en -organisatie hebben in hun visie en werkwijze de door anderen voorgenomen transformatiezaken reeds verwerkt, te weten 1. cliënt centraal, 2. oplossingsgericht en 3. laagdrempelig, 4. cliënt in zijn/haar kracht zetten of kracht benutten en waar mogelijk 5. (digitale) toegang en/of informatieverstrekking aan cliënten die 6. effectief en 7. efficiënt centraal is ingericht en waar nodig 8. dichtbij is gesitueerd. Er wordt uitgegaan van hetgeen de cliënt als punten van aandacht ziet en wenst te verwoorden of veranderd wil zien. Vanuit het vertrouwenswerk geven we deze visie en werkwijze mee in onze contacten en signalen: met name aan hen die primair zorg en/of toeleiders zijn naar zorg (Bureaus Jeugdzorg, wijkteams, Raad voor de Kinderbescherming). Zij geven de transformatie met andere stakeholders straks verder vorm, in relatie met overheden, cliënt(groeperingen) en andere instellingen uit sociaal domein. Het is mede afhankelijk van de mate waarin de transformatie van de zorg slaagt en in hoeverre daarmee het beroep op en beschikbaarheid van vertrouwenswerk kan dalen. Het is namelijk aan de individuele cliënt om af te blijven wegen in hoeverre zij informatie, advies en (klachten)ondersteuning nodig acht. Dit is niet altijd afhankelijk van de geboden (hoeveelheid) zorg, maar van de context waarin die cliënt zich bevindt. 5. Wijze van verstrekken van beleidsinformatie, opgesplitst naar vraaggericht en aanbodgericht vertrouwenswerk Door middel van instellingsrapportages en een algemeen jaarverslag wordt de volgende beleidsinformatie opgeleverd: Cijfermatig op grond van registratie: - Aantal cliënten (uitgesplitst naar leeftijd, geslacht, woon- en/of verblijfplaats, status (gezag of niet), instelling); - Type en aantal vragen, klachten en problemen onderverdeeld naar deelcategorieën in combinatie met bovenbeschreven informatie per kerntaak I&A of (klacht)ondersteuning; 3

42 - Aantal opgeloste/afgeronde vragen, klachten en problemen en indien meer ondersteuning is geboden dan I&A, ook type actie (van gesprek met hulpverlener tot aan klachtencommissie etc) - Aantal gegrond, ongegrond, deels gegrond indien de klachten behandeld zijn door externe klachtencommissie. Bovenstaande rapportages worden per 2015 zodanig ingericht worden dat op landelijk-, regionaal- (indeling 42 regiogemeenten) en op gemeenteniveau terug te leiden is, met dien verstande dat als het gaat om jeugdigen, dat in ieder geval de verblijfplaats benoemd wordt. In sommige gevallen komt deze overeen met de woonplaats, in veel gevallen niet omdat deze jeugdigen in instellingen verblijven en niet altijd kunnen duiden waar ze gewoond hebben, de woonplaats van welke ouder ze moeten opgeven, of waar ze gaan wonen. Om privacy-redenen en de vertrouwelijkheid van deze functie (een jeugdige dient zonder dat anderen dat weten een vertrouwenspersoon te kunnen spreken), zal de vertrouwenspersoon niet bij professionals deze informatie over woonplaats opvragen. De (regio)gemeenten weten bij welke instellingen ze zorg hebben ingekocht. Zij kunnen desgewenst de jaarrapportage van vertrouwenswerk bij hen opvragen. Signalen op basis van registratie en observatie In de jaarrapportages worden signalen gegeven op basis van de cijfers, en ook op basis van de observaties van vertrouwenspersonen. 6. Inrichting communicatie naar burgers, gemeenten en zorgaanbieders In de bijlage staan veel instrumenten waarmee stakeholders op de hoogte gesteld worden en/of uitnodigen ideeen te delen over 1. wat het werk inhoudt, 2. hoe de vertrouwenspersonen te bereiken zijn en/of wanneer ze langskomen, 3. hoe ze direct met vertrouwenspersonen kunnen communiceren, 4. hoe we als organisatie informatie delen, 5. op welke wijze we in direct contact ideeen, gegevens en andere zaken uitwisselen en 6. hoe we de resultaten van ons werk verspreiden en delen. 7. Waarborgen van kwaliteit van vertrouwenswerk - Opleidingsniveau bij aanvang bij indiensttreding is minimaal HBO (juridisch en/of agogisch); - Inwerk en opleidingstraject intern (met vaste componenten: juridische bijscholing, gesprektechnieken, doelgroep specifieke informatie (denk aan LVB, gesloten jeugdzorg, GGZ, registratie en specifieke zaken zoals Meldcode huiselijke geweld en Kindermishandeling (huiselijke kring) en Protocol Kindermishandeling door professionals, ); - Structurele Intervisie en werkbegeleiding - Verplichting toepassen 4-ogenprincipe bij inhoudelijke zaken - Verklaring Omtrent Gedrag (3-jaarlijkse vernieuwing en ter toetsing aan Inspectie); - Klachtenregeling en onafhankelijke klachtencommissie indien cliënten over gedraging medewerker vertrouwenswerk klaagt. - ISO gecertificeerd (beleid, processen en procedures, werkwijzen en registraties beschreven en intern en extern middels audits getoetst) - Klanttevredenheidsmetingen 4

43 Bijlage: communicatiemiddelen Vertrouwenswerk - Website met veel informatie voor verschillende doelgroepen als ook contact- en chatbutton; - E-nieuwsbrief aan instellingen, gemeenten, Inspectie, belangstellenden; - Jaarverslag in uitgebreide en populaire versie met signalen en beleidsinformatie; - Artikelen/interview in vaktijdschriften en/of specifieke bladen voor jeugdigen. - (Digitale) folders per doelgroep: 1. deze zijn te downloaden via website vertrouwenswerk, via link op website van instellingen en straks ook gemeenten. 2. ze worden op papier uitgereikt aan de specifieke doelgroep, 3. in wachtkamers neergelegd en 4. en uitgereikt aan cliënten en professionals bij voorlichtingsbijeenkomsten; - (digitale) Corporate Folder: de visie, kernwaarden, doelstelling en kerntaken alsmede de wijze van toegang tot vertrouwenswerk staan daarin benoemd. Deze dient voornamelijk voor bestuurders/medewerkers van instellingen en overheden ter informatie over wettelijk geborgd vertrouwenswerk; - Poster die wordt opgehangen in BJZ s, RvdK, ambulante instellingen waarop toegang naar vertrouwenswerk wordt geduid; - Poster met gezicht van vertrouwenspersoon en informatie hoe/waar/wanneer deze vertrouwenspersoon is te bereiken en langskomt per leefgroep van een instelling; - (digitale) Prentenboek jonge jeugd: aan de hand van tekeningen wordt aan kinderen en licht verstandelijke beperkten uitleg gegeven over de functie van vertrouwenspersoon - (digitale) Voorlichtingsfilms voor kinderen en jongeren verteld door kinderen en jongeren: deze worden afhankelijk van de doelgroep bij eerste groepsbezoeken, komst in instelling, presentaties aan belanghebbenden en dergelijke getoond. Op de website kan de bezoeker ook de gewenste film aanklikken en bekijken - Facebook (met link naar website voor toegang vertrouwenswerk); - Twitter (verschijnt ook op website): standaardteksten om informatie te geven over functie, mogelijkheden tot contacten, inhoudelijk informatie over antwoorden op veel gestelde vragen en/of interessante wetenwaardigheden en beleidsinformatie over ontwikkelingen binnen de zorg en wet en regelgeving. - Voorlichtingsbijeenkomsten op maat, zoals ook aan regiogemeenten, instellingen VNG bijeenkomsten, Subcommissie Jeugd ter voorbereiding en gedachtewisseling op de taak; - Handreiking vertrouwenswerk (in voorbereiding door VNG) en straks via veel van de hierboven genoemde kanalen aan stakeholders gestuurd. 5

44 Bijlage bij overeenkomst VNG Stichting Opvoeden.nl Programma van eisen Stichting Opvoeden.nl De VNG heeft met haar achterban randvoorwaarden geformuleerd waar Stichting Opvoeden.nl aan dient te voldoen in het kader van de financiering door de VNG van Stichting Opvoeden.nl, voor de jaren 2015 t/m Het budget voor deze jaren bedraagt ,- per jaar. Om ervoor te zorgen dat afspraken helder zijn voor beide partijen, verzoeken wij u dit programma van eisen in te vullen. Dit programma van eisen vormt de bijlage bij de op te stellen overeenkomst. 1. Inhoudelijke beschrijving van de doelstelling van de organisatie Doelstelling van de stichting Opvoeden.nl, die namens alle gemeenten de landelijke publieke informatiefunctie beheert is: Het bevorderen van het gezond opvoeden, opgroeien en ontwikkelen van een kind door het online aanbieden van eenduidige gevalideerde informatie voor ouders, opvoeders en jongeren. De Stichting vervult hiermee een maatschappelijke rol voor zowel gemeenten als burgers op het terrein van het preventieve jeugdbeleid. 2. Feitelijke beschrijving van de activiteiten van Stichting Opvoeden.nl voor de komende vier jaar om de doelstelling te realiseren Om deze doelstelling te bereiken worden de volgende activiteiten ontplooid: - Het beheer en doorontwikkeling van een landelijke online bron met actuele en gevalideerde informatie over opvoeden, opgroeien en gezondheid - Het organiseren en faciliteren van het proces voor structurele verrijking en kwaliteitsverbetering van de informatie met behulp van landelijke kennis- en thema instituten, lokale professionals, gemeenten en met feedback van de doelgroepen - Het centraal stellen van de doelgroepen en daar al het nodige voor doen om ervoor te zorgen dat de informatie hen bereikt en dat hun feedback op de informatie weer bijdraagt aan verdere kwaliteitsverbetering - Het optimaliseren van de vindbaarheid van de gevalideerde informatie, onder meer door het inzetten van landelijke websites - ivm de Google ranking - die als bron kunnen fungeren voor doorverwijzing naar lokale websites. - Het zorgdragen voor het (door)ontwikkelen en beheer van een landelijke database en het organiseren van andere content ondersteunende voorzieningen - Al hetgeen te doen dat verder bijdraagt aan het realiseren van het doel van de Stichting

45 3. Meent u dat samenwerking met een andere organisatie bijdraagt aan het realiseren van uw doelen, geef dan onderstaand aan met welke organisatie u meent samen te moeten werken, op welk moment en in welke mate dat bijdraagt aan het realiseren van uw doelen. Samenwerking is een noodzakelijke voorwaarde om de doelstelling eenduidige en gevalideerde informatievoorziening aan ouders/opvoeders en jongeren te kunnen realiseren. Inmiddels werkt de Stichting met een groot aantal organisaties samen (zie bijlage 1). Met deze samenwerking beoogt de stichting het volgende: - De betrouwbaarheid (validatie) en toegankelijkheid van de aangeboden informatie te kunnen garanderen. - Samen met organisaties/partijen, die in contact staan met de doelgroepen, het bereik van de betrouwbare informatie te vergroten. - Alle professionals in het veld van zowel zorg, onderwijs als welzijn gebruik te laten maken van dezelfde informatiebron in het werkproces van hun dagelijkse praktijk. 4. Missie en visie, specifiek voor de transformatie In de nieuwe Jeugdwet wordt de gemeente verantwoordelijk voor de kwaliteit van de jeugdhulp, dus ook voor de kwaliteit van de publieksinformatie aan ouders, jongeren en kinderen. Dat stelt eisen aan de kwaliteitsborging (validering, leesbaarheid, klantentoetsing), vernieuwing van kwaliteitseisen (bijv. teksten zo schrijven, dat ze de eigen kracht van burgers versterken) en de eenheid van taal. Onderzoek in binnen- en buitenland leert dat breed verspreide kwaliteitsinformatie psychosociale gezondheidswinst oplevert en effectief bijdraagt aan de preventie van opgroei- en opvoedproblemen. Het versterkt de eigen kracht van burgers en vanuit de informatie kan gemakkelijk de weg worden gewezen naar hulp/lokaal aanbod. Deze publieksinformatie vervult daarmee voor gemeenten een belangrijke functie in de Toegang (1 e schakel in de keten van (online) opvoedondersteuning. Gemeenten dragen bij aan de kwaliteit en effectiviteit van de informatiefunctie door instandhouding van de informatiebronnen van Stichting Opvoeden.nl Deze (preventieve) informatie over opvoeden, opgroeien en gezondheid wordt door gemeenten gebruikt als basis voor de lokale informatievoorziening richting burgers alsmede de toeleiding naar hulp/aanbod. Om de aansluiting met gemeenten zo goed mogelijk te kunnen realiseren heeft de Stichting haar governance zodanig geregeld dat de Raad van Toezicht bestaat uit 3 wethouders, allen met de portefeuille binnen het Sociaal Domein. Daarnaast is Gebruikersraad, met daarin vertegenwoordigers van 7 gemeenten (Amsterdam, Krimpen aan den IJssel, IJsselstein, Nijmegen, Groningen, Staphorst, Heerenveen) een belangrijke adviseur van de Stichting. 5. Onderscheidend vermogen van de organisatie Ouders, (mede)opvoeders en jongeren hebben behoefte aan gevalideerde, eenduidige en state of the art informatie over opvoeden, opgroeien en gezondheid. Het internet is voor hen een belangrijke bron van informatie. Er zijn veel websites die informatie aanbieden over thema s op dat gebied. Maar hoe weet je dat de aangeboden informatie inhoudelijk juist en actueel is? Uit onderzoek blijkt dat er 2

46 behoefte is aan informatie die niet alleen toegankelijk is maar die ook klopt. Zeker wanneer de aangeboden informatie van de overheid afkomstig is, mag je als ontvanger van de informatie verwachten dat die state of the art is: eenduidig, actueel en gevalideerd kloppend volgens de laatste professionele standaarden en richtlijnen. En natuurlijk moet de informatie leesbaar en begrijpelijk worden aangeboden. Het aanbieden van burgerinformatie rond de thema s opvoeden, opgroeien en gezondheid is een publieke taak van de gemeentelijke overheid (WMO/Jeugdwet, WPG). Stichting Opvoeden.nl heeft in opdracht van de VNG tot taak om de informatie op landelijk niveau te laten valideren. Deze landelijke informatiefunctie garandeert eenduidigheid en goede kwaliteitsborging. Gezamenlijk beheer van een landelijke informatiebank is bovendien efficiënt en kosteneffectief. Een nadere onderbouwing van het onderscheidend vermogen van de Stichting wordt gegeven in het positioneringsadvies dat in 2013 door Bureau Zunderdorp is opgesteld (bijlage 2). Op basis van dit advies besloten VWS en de VNG (ledenvergadering 29 november 2013) tot instandhouding van de Stichting als een landelijke functie. Dmv het gebruik van een keurmerk wordt duidelijk waarin de door de stichting beheerde contentbronnen onderscheidend zijn van andere bronnen van online informatie. Het gaat om juiste, door landelijke deskundige instituten goedgekeurde informatie. 6. Inrichting communicatie De Stichting kent verschillende doelgroepen (gemeenten, landelijke instituten, lokale professionals, onderwijsbesturen en professionals, ouders, opvoeders en jongeren, ICT leveranciers) Zij maakt zoveel mogelijk gebruik van bestaande communicatiekanalen voor de verschillende doelgroepen (VNG ledenbrief, website, twitter, etc, maar ook nieuwsbrieven van de doelgroepen zelf). Zelf beschikt de stichting over een organisatiewebsite waarin de werkwijze van de stichting wordt uitgelegd; een website opvoeden.nl (en cjg.nl) met een weergave van de volledige set betrouwbare informatie voor ouders en opvoeders, een website met betrouwbare informatie voor jongeren en een website mediaopvoeding.nl. Aanvullend wordt veelvuldig gebruik gemaakt van andere social media zoals Twitter, Facebook en LinkediN. 7. Waarborgen van kwaliteit Door middel van een structureel landelijk ingericht actualisatie- en validatieproces met alle inhoudelijk deskundige partners in de Landelijke Redactieraad (zie bijlage 1) wordt voortdurend de content getoetst op betrouwbaarheid en toegankelijkheid. Dit werkproces wordt ondersteund door een digitaal systeem waarin alle partners rechtstreeks toegang toe hebben. Belangrijk onderdeel van de kwaliteitsborging is de structurele toets of de informatie aan blijft sluiten bij de vragen van de doelgroepen, ouders/opvoeders, jongeren en kinderen. De Stichting hanteert hiervoor verschillende vormen van doelgroepconnectie (onderzoeken, webanalyses, etc). De output hiervan wordt weer gebruikt voor een verdere kwaliteitsverbetering van de content. De Stichting gebruikt voor de contentbronnen een keurmerk. Door het online aanklikken van het 3

47 keurmerk wordt de toelichting van het keurmerk zichtbaar (deze tekst is tevens opgenomen in bijlage 3). Door dit keurmerk weten ouders en opvoeders dat de informatie betrouwbaar en gevalideerd is door erkende kennis- en themainstituten en ook verder voldoet aan de kwaliteitseisen zoals door de Stichting Opvoeden.nl en haar partners in de Landelijke Redactieraad zijn geformuleerd en bekend gemaakt. Bijlagen: 1. Overzicht samenwerkingspartners 2. Positioneringsadvies Zunderdorp juni Toelichting Keurmerk 4

48 Bijlage bij overeenkomst VNG Stichting adoptievoorziening Programma van eisen Stichting adoptievoorziening De VNG heeft met haar achterban randvoorwaarden geformuleerd waar Stichting Adoptievoorziening aan dient te voldoen in het kader van de financiering door de VNG van het onderdeel nazorg van Stichting adoptievoorziening, voor de jaren 2015 en Het budget voor deze jaren bedraagt: , - voor 2015; , - voor Om ervoor te zorgen dat afspraken helder zijn voor beide partijen, verzoeken wij u dit programma van eisen in te vullen. Dit programma van eisen vormt de bijlage bij de op te stellen overeenkomst. 1. Inhoudelijke beschrijving van de doelstelling van de organisatie Stichting Adoptievoorzieningen is de landelijke organisatie die voorlichting, voorbereiding en nazorg op het gebied van adoptie aanbiedt. Algemene informatie over adoptie en de adoptieprocedure is beschikbaar via de telefonische informatielijn en de website. In opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie verzorgt de Stichting de voorbereidingsbijeenkomsten die deel uitmaken van de adoptieprocedure. Daarnaast biedt de Stichting (opvoedings)ondersteuning aan adoptieouders en geadopteerden. Hulpverleners en andere professionals die te maken hebben met hulpvragen van adoptiegezinnen, kunnen bij de Stichting terecht voor consultatie en deskundigheidsbevordering. 2. Feitelijke beschrijving van de activiteiten van Stichting Adoptievoorziening voor de komende twee jaar om de doelstelling te realiseren Stichting Adoptievoorzieningen biedt o.a. de volgende activiteiten aan: Telefonisch advies, e-hulp/chat, consultatie, brochures en deskundigheidsbevordering voor adoptieouders, geadopteerden, leerkrachten, hulpverleners en andere professionals die te maken hebben met hulpvragen van adoptiegezinnen. Video-interactiebegeleiding-G (VIB-G) gericht op het bevorderen van gehechtheid in adoptiegezinnen met kinderen in de eerste drie jaren na aankomst. Adoptieoudercursussen Klaar voor de start, Goede start en, Adoptiekinderen in de basisschoolleeftijd en Adoptiepuberteit. Consultatiegesprekken thuis bij adoptiegezinnen Consulten op kinderdagverblijven en basisscholen. Onderhouden van de sociale kaart van adoptiehulpverlening in Nederland en

49 verwijzen van adoptieouders en geadopteerden op basis van de sociale kaart. Eendaagse cursus voor professionals Deze activiteiten zullen zowel in 2015 als in 2016 in samenhang worden uitgevoerd. De omvang van de activiteiten zal sterk samenhangen met de hoogte van het subsidiebedrag. 3. Meent u dat samenwerking met een andere organisatie bijdraagt aan het realiseren van uw doelen, geef dan onderstaand aan met welke organisatie u meent samen te moeten werken, op welk moment en in welke mate dat bijdraagt aan het realiseren van uw doelen. De stichting werkt samen met adoptieouderverenigingen, verenigingen voor geadopteerden, vergunninghouders, FIOM, traumateams, Jeugdgezondheidszorg, Centrum voor Jeugd en Gezin, Pleegzorg, Associatie Intensieve Thuisbehandeling (AIT), huisartsen, kinderartsen adoptie (NVK), Jeugdartsen Nederland (AJN) basisscholen, speciaal onderwijs scholen, universiteiten, ADOC, Nederlands Jeugdinstituut en alle adoptiespecifieke hulpverleners en organisaties die op de adoptie sociale kaart voorkomen. Door samenwerking met genoemde organisaties draagt op de volgende wijze bij aan het realiseren van onze doelstelling: samen kan beter worden ingespeeld op marktontwikkelingen, realiseren van kostenvoordelen ontwikkelen van kennis (gebruikmaken van elkaars competenties, organiseren van gezamenlijke innovaties, doen van praktijkgericht onderzoek) toepassen van kennis in gezamenlijke producten Het opvoeden van adoptiekinderen verschilt in de regel van het opvoeden van biologisch eigen kinderen. Adoptiekinderen hebben veel meegemaakt, gemist en verloren, het zijn kwetsbare kinderen. Adoptie is geen gemakkelijke of vanzelfsprekende vorm van ouderschap. Er kunnen complexe opvoedingsvragen ontstaan, die niet vanzelf voorbij gaan of met behulp van mensen uit het eigen netwerk opgelost kunnen worden. In de afgelopen acht jaar is het profiel van adoptiekinderen sterk veranderd. Waar het voor 2006 nog voornamelijk ging om gezonde jonge baby s, is 50 procent de kinderen die nu naar Nederland komen bij aankomst ouder dan drie jaar en heeft ongeveer 60 procent een special need, dat wil zeggen een medische/psychische aandoening waardoor het speciale zorg of aandacht behoeft. Gezinnen hebben een steeds grotere inhaalslag te maken op het gebied van herstel van hechting, inhalen van ontwikkelingsachterstand en traumabehandeling. Dit heeft consequenties voor de ondersteuningsbehoeften van adoptieouders en professionals in de reguliere hulpverlening. 4. Missie en visie, specifiek voor de transformatie Afstand en adoptie hebben een leven lang invloed op biologische ouders, 2

50 geadopteerden en adoptieouders. Adoptie wordt beschouwd als jeugdhulpverlening door middel van gezinsvorming. De kracht van adoptie is het onderbrengen van een kind in een gezin. Adoptie is geen momentopname en betreft drie partijen; de afstandsouders, de geadopteerde en de adoptieouders. Nazorg is daarom net zo belangrijk als de wettelijk verplichte voorlichting. Hiermee wordt immers ook recht gedaan aan het Haagse Adoptieverdrag (1993), die aan ontvangende landen vraagt te zorgen voor voorbereiding én nazorg. SAV vindt dat adoptieouders een beroep moeten kunnen doen op professionele ondersteuning en begeleiding na de komst van hun adoptiekind(eren). SAV maakt zich daarnaast sterk voor laagdrempelige, adoptiespecifieke nazorg in het hele land en streeft ernaar dat er een realistisch beeld van adoptie bestaat, met respect voor afstandsouders, geadopteerden en adoptieouders. SAV levert maatwerk en helpt klanten snel en vakkundig op weg naar de adoptiespecifieke informatie, verwijzing, consultatie, hulp of ondersteuning. Onze missie en visie specifiek voor de transformatie: SAV wil zo dicht mogelijk aansluiten bij het lokale veld. De generalistische eerstelijnsprofessionals in de wijkteams, CJG en JGZ hebben korte lijntjes naar andere organisaties en weten wanneer ze een specialist in moeten schakelen. De regie ligt lokaal. De focus ligt op uitbreiding van consultaties, goede start en frontdesktaken, waarbij vergroten van adoptiealertheid en -deskundigheid ten behoeve van het lokale veld in de nieuwe jeugdzorg de focus is. SAV moet naast de preventieve opvoedingsondersteuning voor adoptiegezinnen, de vraagbaak zijn voor professionals op het gebied van gehechtheid bij niet biologische ouderschap. 5. Onderscheidend vermogen van de organisatie SAV onderscheidt zich van andere organisaties door: Maatwerk in de breedte van preventie. Vroegtijdig, preventieve hulp aan gezinnen Vraagbaak voor professionals. Stepped care zorg. Laagdrempelige frontdesk. Beheerder van sociale hulpverleningskaart voor adoptie. Ketenpartner in adoptie. 6. Inrichting communicatie SAV onderhoudt relaties met klanten door middel van 1 op 1 contact per telefoon, Skype, e-hulp of face to face Groepsgewijze bijeenkomsten (cursussen, trainingen, presentaties) Informatievoorziening via website SAV tracht ook via artikelen in vakbladen tegemoet te komen aan vragen uit het onderwijs, geeft een nieuwsbrief voor professionals uit en brochures. Professionals hebben behoefte 3

51 aan zowel snelle, korte consultaties (check) en daarnaast verdiepende kennis- en expertiseoverdracht over herstel van gehechtheid en trauma. SAV ziet dit als een segment waar nog groei te verwachten is. In de voorgenomen wijziging adoptiewetgeving staat het voorstel van ophoging van de leeftijd waarop kinderen mogen worden geadopteerd (van tot 6 naar tot 8 jaar) vermeld. 7. Waarborgen van kwaliteit Kwaliteit van onze werkzaamheden waarborgen wij o.a. door: klantenonderzoek bij onze gebruikers. Het doen van onderzoek naar ondersteuningswensen van adoptieouders onderzoek ( ). Schriftelijke evaluatie na video interactiebegeleiding (VIB). Vastleggen methodiekbeschrijving VIB, boek: gehechtheid in beeld, handleiding voor professionals Jaarlijkse ontwikkeling kringen WOK/MOK met andere professionals rondom thema gehechtheid. Medewerkers hebben zich aangemeld inschrijving HBO-register. Deelname aan supervisie en intervisie. Handboek beveiliging persoonsgegevens. Vastlegging beschrijving administratieve processen van het Centraal Bureau. De Stichting beschikt over een klachtenprocedure en een onafhankelijke klachtencommissie. 4

52 Hoofdpunten uit het jaarplan 2015 Verder ontwikkelen en borgen nieuwe organisatie Vervolmaken van de transitie en transformatie Continueren van de dienstverlening Minimaal op zelfde niveau met kans op verbetering De onderstaande punten zijn mede afhankelijk van aanvullende financiering en kunnen dan geheel of gedeeltelijk worden uitgevoerd: Data analyse en kennis publiceren Middels in te richten kenniscentrum Kindertelefoon Doelgroeponderzoek en daaruit volgende innovaties ontwikkelen Veiligstellen en vergroten financiële positie Is nodig voor blijvend kunnen innoveren Subcommissie jeugd 24 september 2014

53 Stichting Adoptievoorzieningen heeft de volgende taken: Publieksvoorlichting over Interlandelijke adoptie; Verplichte voorbereiding aspirant adoptieouders; ( beide taken in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie ) Preventieve nazorg aan adoptiegezinnen; Consultatie aan professionals; Beheer Sociale kaart adoptiehulp. ( nu VWS, in 2015 VNG ). Prioriteiten Jaarplan 2015: Implementeren rol en taken Handreiking adoptie ( in 2014 in opdracht van staatssecretaris van VWS ontwikkeld ) Borging zicht op ontwikkeling kind en gezin in het eerste jaar na plaatsing kind ( elk kind gezien via thuisconsult, opvoedcursus ); Versteviging samenwerking adoptieketen en het reguliere veld.

54 Jaarplan 2015 stichting Opvoeden.nl Programma van eisen In het programma van eisen, bijlage bij de (concept)overeenkomst tussen de stichting Opvoeden.nl en de VNG, zijn de reguliere werkzaamheden beschreven die de stichting voor alle gemeenten verricht mbt de publieksinformatiefunctie over opvoeden, opgroeien en gezondheid. Samengevat: Beheer en doorontwikkeling van de landelijke online bronnen met gevalideerde informatie over opvoeden, opgroeien en gezondheid (voor ouders en opvoeders, jongeren en kinderen) Het organiseren en faciliteren van het proces voor structurele verrijking en kwaliteitsverbetering van deze informatie met behulp van landelijke kennis- en themainstituten, beroepsgroepen, lokale professionals, gemeenten en met feedback van de doelgroepen Dienstverlening aan gemeenten Prioriteiten 2015 Uitvoering nieuwe contentstrategie: informatie sluit aan op vraag van de doelgroepen en is zodanig geschreven dat de eigen kracht wordt versterkt (preventie) maar ook zodanig dat desgewenst de toeleiding (toegang) naar hulp/lokaal aanbod wordt gerealiseerd. Verbeteren van de vindbaarheid (via Google) en toegankelijkheid van de informatie (naast teksten ook foto s en filmpjes) Verder ontwikkelen en structureel borgen van de verschillende instrumenten van doelgroepenconnectie, onder meer met de Kindertelefoon als het gaat om de informatie voor kinderen Het faciliteren van het proces van beschikbaarstelling van de informatie aan gemeenten (en de uitvoeringsorganisaties binnen gemeenten): laagdrempelig en flexibel o.m. door middel van een artikelenstore Leveren van een bijdrage aan het proces van integrale informatievoorziening in het sociaal domein (o.a. via het VISD programma)

55

56 Concept Jaarplan 2015/2016 Stichting AKJ: Vertrouwenspersonen in de zorg Op verzoek van de ambtelijk vertegenwoordiger van de VNG en ter bespreking in de bestuurlijke subcommissie Jeugd van de VNG, is op basis van het concept Jaarplan (mede vertaald in het zogenaamde Programma van Eisen bij de concept overeenkomst tussen de VNG en AKJ) de prioritering voor aanstaand werkjaar aangegeven. Deze prioriteiring bevat de volgende resultaatgebieden (voor het hele overzicht verwijzen we u naar het programma van eisen): 1. PRIMAIR PROCES Onze focus in de dienstverlening blijft uiteraard primair liggen bij de uitvoering van onze kerntaken. Cliënten 1 in de jeugdhulp mogen ook de volgende jaren op onze professionele ondersteuning rekenen als zij daar zelf om verzoeken. Daarnaast is de reikwijdte ten opzichte van de Wet op de Jeugdzorg verbreed: ambulante jeugd-ggz en ambulante en intramurale jeugd-lvb. (de intramurale jeugd-ggz blijft onder de wet BOPZ vallen qua vertrouwenswerk). De kerntaken zijn: Informeren en adviseren; Ondersteunen; Voorlichten van cliënten in de jeugdzorg aangaande hun rechtspositie Signaleren (inclusief volgens protocol Meldcode). Voor kinderen en jongeren die 24 uurs zorg krijgen aangeboden geldt, conform de ontwerpeisen van de VNG, dat zij frequent bezocht worden in de instelling. Ambulante cliënten daarentegen worden eerst telefonisch of via sociale media (mail, chat) te woord gestaan en oplossingsgericht ondersteund (via centrale toegang) door hen van Informatie & Advies te voorzien. Indien dat niet toereikend is voor het vinden van een oplossing voor de cliënt, wordt dicht bij de woonplaats van de cliënt (klacht)ondersteuning geboden. Enerzijds verandert het landschap jeugdhulp ten opzichte van Anderzijds komen er nieuwe doelgroepen bij. Derhalve is voor het bereik van cliënten een aantal hoge prioriteiten benoemd. Deze vallen voor ons onder de noemer 2. ADEQUATE INRICHTING, KWALITEIT EN DOELMATIGHEID INTERNE PROCESSEN Het vertrouwenswerk continueren (jeugdzorg) en inrichten (jeugd-lvb en jeugd ggz ambulant niet-gedwongen zorg op basis van de inkoopgegevens van (regio)gemeenten ten behoeve van de kerntaken; hiertoe is een oproep aan gemeenten gedaan (verwachting begin aug 2014 middels handreiking vertrouwenswerk door VNG) om voor 1 november 2014 via inkoop@akj.nl gegevens door te geven; Idem op basis van afspraken met zeer specialistische zorg die landelijk wordt ingekocht. Via de VNG krijgen we informatie en verwerken dit zoals hierboven genoemd; Naast info die al in 2014 wordt gegeven via diverse communicatiemiddelen, informeren we alle partijen op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de ontwerpeisen van de VNG op bestuursniveau (middels brief), vervolgens geven van voorlichting bij nieuwe wijkteams en nieuwe directie en medewerkers instellingen (waarvan de cliënten van die instellingen tot op heden niet een onafhankelijk vertrouwenspersoon hadden); Zie ook punt 3.: uitbreiden en aanpassen van facilitaire zaken zoals huisvesting medewerkers (vanwege uitbereiding personeel). 1 Onder cliënten wordt de definitie van de Jeugdwet aan gehouden: kinderen, jongeren, ouders/verzorgers en pleegouders

57 Parallel aan het proces van inzicht krijgen in het landschap in 2015 (welke cliëntgroepen bevinden zich waar, met onderscheid in ambulant, pleegzorg en residentiele opname), werken we conform de opdracht van de VNG aan uitbreiding van het aantal vertrouwenspersonen. Waar mogelijk starten we in het najaar van 2014 met de voorbereidingen: 3. KENNIS DELEN EN BINDEN EN BOEIEN MEDEWERKERS Werven, selecteren van 18 fte vertrouwenspersonen, naast de 60 fte die in dienst is van het AKJ en onderaannemers; Inwerken nieuwe vertrouwenspersonen en invoeren in werkmethodieken en processen; Afspraken met functionaris welke kerntaken hij/zij gaat verrichten, starten met voorlichting aan nieuwe aanbieders/cliënten en uitvoeren kerntaken; Uitvoeren opleidingsplan medewerkers. In 2015 is extra aandacht voor het voorlichten van professionals over de functie, inrichting en wettelijke eisen. In onderstaand resultaatgebied, streven we na dat alle partijen die betrokken zijn bij de Jeugdwet meewerken aan de toegang tot en meerwaarde voor cliënten en professionals van de inzet van onafhankelijke vertrouwenspersonen. 4. INHOUD EN KWALITEIT DIENSTVERLENING AAN (GECERTIFICEERDE) JEUGDHULPINSTELLINGEN, WIJKTEAMS EN (REGIO)GEMEENTEN Blijvend partijen informeren; Kennis delen door middel van rapportages Daaruit volgend zullen we met name in het tweede deel van 2015 en verder van voorlichten en kennis delen, doorgaan met: 5. INVLOED OP KWALITEIT EN BELEID JEUGDHULP Landelijke wettelijke ontwikkelingen volgen en wetgever advies geven over rechtspositionele zaken geven; Inzichten delen met (regio)gemeenten en van advies dienen Ingaan op verzoeken van gemeenten voor verdere inrichting sociaal domein en (rechts)positionele zaken. 6. INNOVATIES Verbeteren van de dienstverlening is een continue focus binnen ons werk. Dat geldt zowel voor de inhoud als ook de organisatieaspecten. In dat kader is in 2015 ruim aandacht voor: Geconstateerde benodigdheden en/of verbeterpunten doorvoeren in 2015 en 2016; (Nieuwe) samenwerkingsverbanden aanhalen of verdiepen ter verbetering van de kwaliteit en/of efficiency van werkzaamheden; Waar nodig website en sociale media aanpassen ivm verbetering toegang, inhoud, etc. Drs. M.C.P. (Ineke) Glissenaar Directeur-bestuurder Stichting AKJ

58 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 4.4 Onderwerp: Naam: Aard: Declaratiestandaard J-GGZ & Gegevensknooppunt Besluitvormend over advisering Ten geleide: In het bestuurlijk overleg tussen VNG en VWS is afgesproken dat voor de j-ggz de bestaande systematiek van DBC-verantwoording en declaratie (in elk geval) voor 3 jaar in stand blijft. Dit om te voorkomen dat de GGZ-sector voor onoverkomelijke administratieve aanpassingen in hun verantwoording en declaratie komen te staan. Dit betekent dat de bestaande declaratiestandaarden voor de j-ggz aangepast moeten worden om te zorgen dat de declaraties naar de gemeenten worden verzonden (ipv naar de zorgverzekeraars, in het huidige stelsel). Daarnaast zijn er aanpassingen en een nieuw stuk infrastructuur nodig om de declaraties naar de gemeenten te kunnen versturen. Deze ontwikkeling vereist dat: - De standaarden voor declaratie zijn vastgesteld - Er een gemeenschappelijke infrastructuur is voor de (beveiligde) uitwisseling van de declaraties. Hiervoor wordt de combinatie van Vecozo en Inlichtingenbureau ingezet - Gemeenten en hun ICT-systemen de declaraties kunnen verwerken. In bijgaande notitie is de stand van zaken nader toegelicht. De subcommissie wordt in de komende maanden geacht te adviseren over de besluitvorming van de declaratiestandaard J- GGZ en gegevensknoppunt. Bijlagen: 1 Bijlage 4.4a - Declaratiestandaard j-ggz en gegevensknooppunt Vragen aan de commissie: Ter kennisname Opsteller: Hans Versteeg, hans.versteeg@vng.nl, tel

59 Declaratiestandaard j-ggz en Gegevensknooppunt Inleiding In het bestuurlijk overleg tussen VNG en VWS is afgesproken dat voor de j-ggz de bestaande systematiek van DBC-verantwoording en declaratie (in elk geval) voor 3 jaar in stand blijft. Dit om te voorkomen dat de GGZ-sector voor onoverkomelijke administratieve aanpassingen in hun verantwoording en declaratie komen te staan. Dit betekent dat de bestaande declaratiestandaarden voor de j-ggz aangepast moeten worden om te zorgen dat de declaraties naar de gemeenten worden verzonden (ipv naar de zorgverzekeraars, in het huidige stelsel). Daarnaast zijn er aanpassingen en een nieuw stuk infrastructuur nodig om de declaraties naar de gemeenten te kunnen versturen. Parallel aan deze ontwikkeling is met VWS/DMO een traject gestart voor standaardisaties van de declaraties tussen Wmo-aanbieders en gemeenten. Dit wordt in het i-wmo programma uitgevoerd. Vanuit VNG is hierop het initiatief genomen om voor het brede veld van Jeugd declaratiestandaarden te ontwikkelen. Het gaat om 3 standaarden: - declaratiestandaard voor jeugd voormalig Awbz - declaratiestandaard voor jeugd voormalig ZvW (inclusief j-ggz berichten) - zorgtoewijzing (voormalig AWBZ). De standaarden liggen zeer dicht bij de bestaande (DBC en AZR-)standaarden om de impact voor zorgaanbieders zo klein mogelijk te laten zijn. 1 Daarnaast is een elektronische infrastructuur nodig voor het beveiligd versturen van de declaraties en zorgtoewijzingen voor zowel Jeugd als Wmo. Hiervoor wordt VECOZO ingericht om de declaratieberichten en zorgtoewijzingsberichten van en naar aanbieders te verzenden en het Inlichtingenbureau om de berichten van en naar de gemeenten te sturen. Ontwikkeling van de standaarden voor Jeugd en infrastructuur voor zowel Jeugd als Wmo is noodzakelijk. Dit om te zorgen dat de gemeenten zorg kunnen toewijzen en aanbieders van j-ggz, jeugdhulp en Wmo vanaf 1 januari hun diensten bij de gemeenten kunnen declareren. Daarnaast is er voor de jeugdigen die in 2015 op individueel niveau worden gedeclareerd (met de hierboven genoemde declaratiestandaarden) een initiële vulling van de systemen van de gemeenten nodig met de zittende populatie, dat wil zeggen de jeugdigen die in 2014 al in zorg zijn en van wie de zorg doorloopt in ALV besluit Gemeenten hebben op 18 juni 2014 met bijna 95% van hun stemmen zich geschaard achter de resolutie Standaardisatie administratieve processen in het sociaal domein. Deze resolutie vormt het startschot voor de realisatie van de hierboven beschreven gemeenschappelijke infrastructuur en een meerjarige inzet om de processen in de keten van het sociaal domein zoveel mogelijk te standaardiseren. Het is de bedoeling dat naast de bovengenoemde standaarden volgend jaar een uitbreiding plaatsvindt naar nog meer standaarden. Naast het feit dat de gemeenten zoveel als mogelijk gebruik maken van huidige standaarden zoals die nu gebruikt worden binnen het AZR (in een Wmo- en Jeugdvariant) geven ze de VNG ook opdracht tot het uitwerken van een visie op standaardisatie, ontwikkeling en beheer van standaarden, monitoring, verantwoording en eventuele bovengemeentelijke samenwerking in de uitvoering van gestandaardiseerde (administratieve) werkprocessen (inclusief financieringsvoorstel). Met deze opdracht spreken gemeenten en de VNG een duidelijke intentie uit om de infrastructuur zoals die nu wordt gerealiseerd meerjarig in te zullen zetten en daarvoor ook de financiering van het beheer structureel te regelen. Aanpak Om de keten te realiseren is een aantal stappen nodig. Aan de gemeentekant moet een gegevensknooppunt worden ingericht. Het Inlichtingenbureau geven wij opdracht dit knooppunt te realiseren. 1 De declaratiestandaard geldt alleen voor diensten die op individuele basis (pxq) zijn bekostigd en worden gedeclareerd. Dit is in elk geval voor de j-ggz en de j-awbz sector. Voor diensten die anders worden bekostigd (bijvoorbeeld via lump-sum financiering of subsidie) is een verantwoording op persoonsniveau niet nodig. 1

60 Aan de zorgaanbiederskant wordt het knooppunt van VECOZO ingericht voor de berichtuitwisseling. Voor Wmo heeft VWS deze opdracht reeds verstrekt. VECOZO draagt ook zorg voor de realisatie van de berichtenstromen Jeugd en voor de aanpassing van hun basisinfrastructuur ten behoeve van deze berichtstromen. Alhoewel er gebruik gemaakt wordt van bestaande AZR en DBC standaarden is het wel nodig deze berichtenstandaarden aan te passen aan de specifieke nieuwe situatie. Voor de Declaratieberichten worden die aanpassingen verricht door Vektis. Voor Wmo heeft VWS dit inmiddels al geregeld met een opdracht aan Vektis via ZN. Voor Jeugd zal Vektis dit ook realiseren. Voor de zorgtoewijzingsberichten voor Jeugd zal Zorginstituut Nederland opdracht krijgen. Naast het aanpassen van de berichtenstandaard, zorgen zij ook voor publicatie in het BEP-model en een helpdeskfunctie. Voor Wmo heeft VWS deze opdracht al verstrekt. Voor de initiële vulling bij gemeenten wordt gebruik gemaakt van een bestaand hulpprogramma dat door Zorginstituut Nederland is ontwikkeld voor AWBZ-zorgaanbieders om hun cliënten in te delen in de domeinen die vanaf 1/1/2015 voor hen gelden (WLZ, ZVW, Wmo en Jeugdwet). Dit inzicht hebben zorgaanbieders nodig om te weten met wie ze inkoopafspraken moeten maken en bij wie ze in 2015 de geleverde zorg moeten declareren. Tevens wordt gebruik gemaakt van een distributiemodule die in opdracht van VWS is ontwikkeld in het kader van de (eenmalige) gegevensoverdracht jeugd voor een veilige overdracht van de gegevens van zorgaanbieders naar gemeenten. Zorginstituut Nederland krijgt opdracht om de bestaande software aan te passen zodat het kan worden hergebruikt voor de initiële vulling. Wat moeten gemeenten doen? Het advies aan gemeenten is: - Maak gebruik van de Jeugd-GGZ-standaard, die uitgaat van de gegevensuitwisseling die nu in de GGZ wordt gebruikt en is afgestemd met gemeentelijke software-aanbieders. - Zorg dat de software-aanbieder van systemen voor de Jeugd-GGZ ondersteuning geeft voor de standaard voor Jeugd-GGZ. Eventueel kunt u gebruik maken van de portal-functionaliteit van het knooppunt. - Zorg dat de (zorg)aanbieders waar u de zorg inkoopt ondersteuning biedt voor de Jeugd-GGZstandaard. (Zorg)aanbieders kunnen gebruik maken van de portal-functionaliteit van VECOZO. Acties en aandachtspunten daarbij: - Zorg voor technische aansluiting op het Gemeentelijk Gegevensknooppunt. Hierover wordt vanaf september een voorlichtingscampagne richting gemeenten gestart. - Richt processen en organisatie in zodat op een door de gemeente gewenste manier afhandeling wordt geboden voor de berichten. - Zorg voor instructie medewerkers (processen en systemen) - Zorg voor ondersteuning berichtuitwisseling door zorgaanbieders via contractering. Hiervoor heeft KING/VNG standaard teksten beschikbaar KING heeft met een groot aantal gemeentelijke softwareleveranciers een convenanten gesloten, voor de realisatie van de standaarden. Deze leveranciers zijn inmiddels al door VNG/KING benaderd, en bouwen op dit moment de standaarden in in hun ICT-systemen. 2

61 Directoraat Generaal Volksgezondheid Directie Jeugd Programma Stelsel Bezoekadres: Rijnstraat XP Den Haag T F Inlichtingen bij Lenny Roseleur ls.roseleur@minvws.nl Betreft Vergaderdatum en tijd Vergaderplaats Opdrachtgeversoverleg & ondertekening CBS contract 10 september 2014, uur VWS, Hoftoren Rijnstraat 50 te Den Haag, vergaderruimte Datum 5 september 2014 Aantal pagina's 3 Aanwezig Rijk: SG VWS Leon van Halder (vz) DGJS Michèle Blom Marion Smit Léon Wever Reinier ter Kuile Lenny Roseleur (verslag) Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief. VNG: Jantine Kriens Karin Sleeking Astrid Jansen Geert Schipaanboord 1. Opening en mededelingen 2. Algemene voortgang transitie - Voortgangsrapportage VNG op de 10 focuspunten Bijlage 1 Voortgangsrapportage VNG (VNG) Bespreekpunt: De VNG deelt mondeling de voortgang van de tien aandachtspunten uit de focuslijst per regio/gemeente. Terugkoppeling door VNG over regieberaad van 4 september 2014 Pagina 1 van 3

62 3. Specifieke agendapunten a) Presentatie Cebeon over verdeelmodel (45 minuten) b) CORV Bijlage 2 Nota OGO project keteninformatie v (Rijk) Bijlage 3 Aansluitvoorwaarden corv 12 (gemeenten) (Rijk) Bespreekpunten: Aansluitvoorwaarden Beheer en decharge c) Eenmalige gegevensoverdracht Bijlage 4: Besluit eenmalige gegevensoverdracht (Rijk) Bespreekpunten: Aanpassen overdrachtmomenten (ter besluitvorming) Aanpassen cliëntgroepen (ter besluitvorming) Ministeriële regeling. (ter informatie) d) Beleidsinformatie Bijlage 5: Besluit Beleidsinformatie (Rijk) Bijlage 6: Besluit Beleidsinformatie bijlage (Rijk) Bespreekpunten: Governancestructuur (ter besluitvorming) Film beleidsinfo (ter informatie) e) Declaratie standaarden jeugd GGZ & gegevensknooppunt Bijlage 7: Subsidieaanvraag standaarden jggz en gegevensknooppunt (VNG) Bespreekpunten: Kostenverdeling (ter besluitvorming) Subsidieaanvraag (ter besluitvorming) f) Subsidie voortgang landelijke inkoop en CORV 4. Conceptverslag opdrachtgeversoverleg 24 juni jl. Bijlage 8 - Conceptverslag opdrachtgeversoverleg 24 juni jl. (Rijk) 5. Actiepunten 6. Rondvraag Pagina 2 van 3

63 Actiepunten: Afspraak Datum actie Actiehouder Deadline VenJ meldt aan de VNG als er RvdK s zijn die niet tot afspraken met de regio s komen. 14-mei-14 Rijk In het bestuurlijk overleg van 15 mei wordt het punt van de financiële verantwoordelijkheid voor jeugdhulp aan niet-rechtmatig verblijvende minderjarige vreemdelingen geagendeerd. 14-mei-14 VNG/VWS najaar 2014 Op het OGO van 24 juni ligt er een gezamenlijk voorstel van Rijk en VNG over de facilitering van de gegevensoverdracht tussen gemeenten en aanbieders. Tijdens de ALV zal mevrouw Jorritsma gemeenten oproepen zich te melden als zij nog vragen hebben. Er wordt een rapport opgesteld over de samenwerking tussen VNG en Rijk over de communicatieaanpak OGO light 4 juni OGO light 4 juni VNG/Rijk VNG 24-jun juni 24-jun-14 VNG/Rijk 4-jul-14 Pagina 3 van 3

64 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 6.1 Onderwerp: Naam: Aard: Outcomecriteria Opiniërend Ten geleide: Outcomecriteria zijn verplicht. Deze moeten in beleidsplan worden opgenomen. De tijd is erg kort. Om de helpende hand te bieden hebben rijk, vng, king, VWS, V&J en NJI een voorstel gemaakt voor outcomecriteria die kunnen worden gebruikt. Deze outcomecriteria worden nog getest. Zie voor verdere informatie de volgende link: Bijlagen: Bijlage 6.1a - Concept Q en A over outcomecriteria Vragen aan de commissie: 1. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot outcomecriteria in uw gemeenteop dit moment? Zijn er outcomecriteria geformuleerd? 2. Heeft de handreiking houvast gegeven? 3. Worden er outcomecriteria gemist? Opsteller: yvonnegrooten@vng.nl beleidsmedewerker professionalisering 3 D en kwaliteit jeugd

65 Q en A Outcome-criteria Jeugdbeleid CONCEPT 3 september 2014 Vraag Hoe zit het met de verplichting van gemeenten t.a.v. outcome-criteria in de Jeugdwet? Antwoord Formeel zijn gemeenten per 1 januari 2015 verplicht outcome-criteria te hebben opgenomen in het beleidsplan dat moet worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het opstellen van outcomecriteria is echter een ontwikkelproces met aanbieders dat tijd kost. Indien de outcome-criteria nog niet zijn geformuleerd en vastgesteld, is het in ieder geval raadzaam om in het beleidsplan op te nemen dat in overleg met aanbieders en aanverwante organisaties outcome-criteria worden opgesteld en uitgewerkt. Hierdoor is de gemeenteraad op de hoogte van het proces omtrent het vaststellen van outcome-criteria. Vraag Zijn er outcome-criteria voorgeschreven? Antwoord Nee, gemeenten zijn vrij om zelf outcome-criteria te formuleren jegens de jeugdhulpaanbieders. Om gemeenten behulpzaam te zijn is een landelijke standaard voor outcome in ontwikkeling genomen (VNG/KING/NJI/V&J/VWS) te vinden onder deze link: Deze landelijk standaard is in concept beschikbaar en geeft gemeenten en jeugdhulpaanbieders concrete handvatten bij het formuleren van outcome-criteria.

66 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 6.2 Onderwerp: Naam: Aard: Toelichting Privacy Jeugd Opiniërend Ten geleide: In de uitvoering van de Jeugdwet werken veel partijen met elkaar samen. Daarbij is het onvermijdelijk dat er (persoons)gegevens tussen organisaties worden uitgewisseld. Het gaat dan vaak om gevoelige gegevens over bijvoorbeeld inkomen, de spanningen binnen een gezin, medische gegevens e.d. Daarbij gaat het over mensen kwetsbare posities. Het is noodzakelijk dat alle partijen zeer zorgvuldig met deze gegevens omgaan, niet meer gegevens uitwisselen dan strikt noodzakelijk is, en in alle gevallen de privacy van alle betrokkenen zoveel mogelijk waarborgen. Recent is privacy sterker in de aandacht komen te staan. De afgelopen weken heeft de NRC en de Correspondent een serie artikelen gepubliceerd over hoe gemeenten binnen de 3 decentralisaties omgaan met de privacy van betrokkenen. NRC heeft een enquete gedaan onder 50 gemeenten, waaruit bleek dat een aantal gemeenten er uitgebreid over nagedacht heeft en bezig is maatregelen te nemen. Aan de andere kant zijn er ook veel gemeenten die nog niet hebben bepaald hoe ze de privacy van hun clienten gaan borgen. Ook zijn er gemeenten die wel maatregelen bedacht hebben, maar die maatregelen zijn strijdig met de principes van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Vanuit de VNG, de vakministeries (VWS en VenJ) en BZK zijn een aantal instrumenten ontwikkeld om gemeenten te helpen hun privacybeleid op orde te brengen. Wat is er beschikbaar? De volgende producten zijn de afgelopen periode opgeleverd: - Vanuit BZK is een beleidsvisie privacy in het sociaal domein opgeleverd. Deze visie is door de ministerraad vastgesteld, na een uitgebreide consultatie van het veld, CBP en maatschappelijke organisaties. De visie is voor VWS en VenJ uitgangspunt om het privacybeleid voor de Jeugdwet aan te toetsen. Voor de gemeenten biedt de visie volop handvatten om hun eigen privacybeleid in het sociaal domein vorm te geven. De visie is te vinden op: - Vanuit VNG/KING zijn de volgende producten ontwikkeld, om gemeente te helpen hun privacybeleid vorm te geven: o Een privacy-scan om te bepalen welke onderwerpen extra aandacht behoeven o Een stappenplan privacybeleid o Een handreiking over verantwoording privacybeleid aan de gemeenteraad o Een factsheet triage (triage is een instrument om te zorgen dat de gegevensuitwisseling proportioneel is: dus dat bijvoorbeeld alleen bij zware multiprobleemsituaties er informatie wordt uitgewisseld). - Zie voor meer informatie: Wat komt er tweede helft 2014 nog beschikbaar? 1

67 - In samenwerking met het ministerie van VenJ maakt de VNG een beschrijving van 5 generieke modellen van hoe gemeenten met privacy omgaan. Deze beschrijving is half september in concept gereed, en zal dan ter consultatie aan het ANJ worden voorgelegd - VenJ zal op basis van de beschreven modellen een PIA (Privacy Impact Assesment) uitvoeren om te bepalen of de door gemeenten beoogde gegevensuitwisseling proportioneel is en binnen de kaders van de WBP wordt uitgevoerd - Zowel voor het sociaal domein breed (3D) als voor de jeugdwet zullen in de loop van oktober / november enkele cursussen beschikbaar komen. Er komt een apart aanbod gericht op: o Juridische medewerkers van gemeenten, zowel voor sociaal domein breed, als specifiek voor de jeugdwet o Uitvoerders uit sociale wijkteams Mogelijke dienstverlening Vanuit een aantal gemeenten is de VNG gevraagd om te komen met een modelprivacyprotocol voor sociale wijkteams, en een model-privacyprotocol voor samenwerking in de Jeugdketen. Deze modellen zijn vergelijkbaar met de model-inkoopcontracten, of de model-verordeningen die de VNG maakt: het is een leidraad voor gemeenten om het model toe te passen, maar de gemeente kan het model naar eigen inzicht en de lokale situatie aanpassen. Op dit moment is het maken van deze modellen nog niet voorzien. De vraag aan het ANJ is of er behoefte is aan dergelijke model-privacyprotocollen. Bijlagen: geen Geen Vragen aan de commissie: Ter kennisname Opsteller: naam, functie, mailadres Hans Versteeg, hans.versteeg@vng.nl, tel

68 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 6.3 Onderwerp: Naam: Aard: Inrichting landelijke coördinatie Opiniërend Ten geleide: In dit memo gaan we in op de taken, de vormgeving en inrichting van de landelijke coördinatiefunctie. De nota heeft tot doel de subcommissie te informeren hoe de VNG de coördinatie van de landelijke inkoop namens haar leden vormgeeft en op welke wijze de VNG verantwoording aan haar leden afgeeft ten aanzien van nut en noodzaak van de raamcontracten en besteding van de middelen die de VNG na instemmende ALV besluiten heeft mogen uitnemen uit het gemeentefonds. Bijlagen: 1 Bijlage 6.3a - MEMO tbv ANJ 10 sept mbt inrichting landelijke coordinatie. Opsteller: Nicolette Oud,

69 MEMO aan ANJ doorkiesnummer afschrift aan van Geert Schipaanboord en Nicolette Oud bijlage(n) 1 datum 19 augustus 2014 Onderwerp: Landelijke coördinatie Landelijke coördinatie raamcontracten en uitnamen; hoe en wat In deze nota gaan we in op de taken, de vormgeving en inrichting van de landelijke coördinatiefunctie. De nota heeft tot doel het ANJ te informeren hoe de VNG de coördinatie van de landelijke inkoop namens haar leden vormgeeft en op welke wijze de VNG verantwoording aan haar leden afgeeft ten aanzien van nut en noodzaak van de raamcontracten en besteding van de middelen die de VNG na instemmende ALV besluiten heeft mogen uitnemen uit het gemeentefonds. Het functioneren van de landelijke coördinatiefunctie Dit memo kent de volgende opbouw: 1. Voorgeschiedenis 2. Het functioneren van de landelijke coördinatiefunctie 3. De benodigde personele inzet ten behoeve van de landelijke coördinatiefunctie 4. Governance c.q. communicatie met de leden

70 1.Voorgeschiedenis Totstandkoming raamcontracten De VNG heeft geanticipeerd op de decentralisaties door voor zeer specialistische zorg zogenaamde landelijke raamcontracten te ontwikkelen; zowel op het terrein van jeugdhulp als voor specialistische begeleiding van zintuiglijk gehandicapten vanuit de WMO. Deze raamcontracten hebben enerzijds tot doel om beschikbaarheid van dit specialistische aanbod te waarborgen en anderzijds om te voorkomen dat alle individuele gemeenten voor het specialistische aanbod die een landelijke schaal bedienen en slechts enkele, of geen kinderen per gemeente hebben, zelfstandig met deze partijen moeten gaan onderhandelen over tarieven, kwaliteit etc.. De toegang tot deze voorzieningen is niet anders dan tot de overige voorzieningen. Wanneer een cliënt uit een gemeente instroomt in een voorziening die valt onder de landelijke afspraken, dan treden de voorwaarden van het raamcontract in werking. Het zijn raamcontracten, wat betekent dat iedere gemeente zelf afrekent voor dat deel dat er gebruik van wordt gemaakt. De VNG zal deze rol voor beide raamcontracten voor de jaren vervullen. In die periode zal opnieuw worden bezien of er op landelijk niveau raamcontracten gesloten moeten worden en zo ja, of de VNG dat blijft doen. Een overzicht van alle organisaties waarmee voor hun specialistische functie een raamcontract wordt gesloten, treft u aan in bijlage 1. Totstandkoming financiering landelijke voorzieningen De VNG heeft daarnaast geanticipeerd op de decentralisaties door voor een aantal landelijke voorzieningen een uitname te vragen aan de leden zodat de VNG deze landelijke voorzieningen gaat financieren namens alle gemeenten. De ALV heeft hier op 29 november 2013 en 18 juni jl. mee ingestemd. De VNG vervult deze rol voor de ene uitname voor één jaar en voor de andere uitname twee of vier jaar. In die periodes zal worden bezien of de VNG deze rol blijft vervullen en daarmee dus wederom een verzoek tot uitname zal doen, of dat de financiering van deze voorzieningen op andere wijze zal worden ingericht. Een overzicht van alle landelijke voorzieningen waarvoor een uitname is gedaan inclusief de duur ervan, treft u aan in bijlage 1. 2.Het functioneren van de landelijke coördinatiefunctie De VNG is daarmee per 1 januari 2015 belast met een aantal landelijke uitvoeringstaken die voor een aantal jaar belegd moeten gaan worden. Zij doet dat door de inrichting van de landelijke coördinatiefunctie. De functie zal zich per 1 januari 2015 richten op: 1) Het beheren van de raamovereenkomst opgesteld voor de specifieke landelijke 2

71 jeugdhulpfuncties, 2) Het beheren van de raamovereenkomst opgesteld voor de specialistische begeleiding van zintuiglijk gehandicapten, 3) Het geven van uitvoering aan de rol van de VNG als opdrachtgever en financier namens de leden voor een aantal landelijke voorzieningen op het terrein van de Jeugdwet, de Wmo en de Participatiewet. De landelijke coördinatiefunctie zal voor een goede uitvoering van deze taak de volgende activiteiten gaan verrichten: Beleidsvoorbereiding: het onderzoeken, volgen van en richting geven aan verschillende beleidsaspecten die betrekking hebben op de landelijke afspraken, voorbereiding van overleggen met gemeenten en het rijk over landelijke functies. Denk hierbij aan onderwerpen zoals het faciliteren en stimuleren van transformatie in de raamovereenkomsten (de ontwikkelagenda) Contractbeheer: het beheren van de raamcontracten, PvE s, contracten en het actualiseren daarvan op basis van ontwikkelingen in het veld (Bij)Sturen, signalering, monitoring en kwaliteitsborging: het beheren van de raamcontracten door het bewaken van het gebruik van de raamovereenkomsten (zorgvolume, zorgduur, uitstroom, etc.), het signaleren/escaleren bij onderbenutting van de raamovereenkomsten (o.a. continuïteit van de aanbieder), het bewaken/borgen van de afgesproken kwaliteit van de jeugdzorg (bijvoorbeeld door materiële controle), het herijken/indexeren van de afgesloten tarieven, het bepalen en meewerken aan de ontwikkelagenda die met aanbieders is afgesproken, evalueren, het onderhouden van relaties. De VNG ontvangt vier maal per jaar data van instellingen en op basis van deze informatie zal die monitoring gebeuren. Het beheren van de overeenkomsten voor uitnamen door gesprekken te voeren over resultaten die benoemd zijn in PvE s, en twee maal inhoudelijke en financiële verantwoording richting VNG. Betrekken van gemeenten (elke twee maanden ambtelijk en bestuurlijk indien nodig) bij voorbereiding van tweejaarlijkse gesprekken met alle partijen, kaderstelling, jaarplannen, ontwikkelagenda, omgaan met meldingen van calamiteiten etc. (zie hieronder nader uitgewerkt bij 4. Governance c.q. communicatie met gemeenten). Twee keer per jaar gesprekken met alle aanbieders en voorzieningen afzonderlijk: zowel met de raamcontractspartijen, als met de voorzieningen waarvoor een uitname is gedaan, voert de landelijke coördinatiefunctie minimaal twee keer per jaar een gesprek over voortgang, verantwoording etc., ter voorbereiding op verantwoordingsmomenten naar de leden. Het voorbereiden van besluiten die gemeenten gezamenlijk zouden moeten nemen m.b.t. de raamcontracten zijn o.a: 3

72 o Besluit om zorgfuncties toe te voegen of af te voeren van de landelijke lijst o Besluit om overeenkomsten met aanbieders voor landelijke functies op te zeggen of te continueren o Besluit over de strategie, inhoud en tariefstelling in de raamovereenkomst Helpdesk en informatievoorziening: het beantwoorden van vragen van gemeenten en aanbieders over de werking en het afroepen van de afgesloten raamovereenkomsten en/of de werking van de rol van financier van de VNG, beheren van informatie op de website, beheren van een eigen adres, presenteren van de landelijke coördinatiefunctie bij gemeenten. Wij verwachten in het eerste half jaar van 2015 een piek aan vragen te ontvangen bij de landelijke coördinatiefunctie, zowel van gemeenten als van aanbieders. Onderwerpen die wij verwachten zijn: de betaling van facturen, het niet benutten van het raamcontract en discussies over de toepassing van het woonplaatsbeginsel. 3. De benodigde personele inzet voor de landelijke coördinatiefunctie Voor de uitvoering van de landelijke coördinatiefunctie denken wij structureel in elk geval de volgende personele inzet nodig te hebben: coördinatie (functie): 1,4 fte 1 ervaren projectondersteuner c.q. analist (taak): 1 fte Bestaande beleidsmedewerkers/portefeuillehouders (taak): 0,1 fte per medewerker (uitgegaan van 6 medewerkers, dus 0,6 fte In bijlage 2 hebben we een nadere onderbouwing opgenomen van de verwachtte tijdsbelasting in dagen per jaar, inclusief voorbereiding en afronding per taak. Het lijkt ons raadzaam dat er niet gewerkt wordt met één coördinator, maar met drie; te weten één coördinator raamcontract jeugdhulp, één coördinator raamcontract begeleiding zintuiglijk gehandicapten en één coördinator uitnamen. Het voordeel van deze constructie is vermindering van de kwetsbaarheid van de inrichting van de coördinatiefunctie binnen de VNG, de onderlinge uitwisselbaarheid in geval van kortdurende afwezigheid van medewerkers, en focus/deskundigheid op één van de terreinen. De drie onderdelen van de landelijke coördinatiefunctie zijn immers dermate specialistisch (met name de raamcontracten), dat we adviseren de coördinatie op die wijze in te richten. Hierbij dienen de tenslotte nog op te merken dat wij een piekbelasting in het eerste half jaar van 2015 verwachten, onder meer voor de informatievoorziening, het betrekken van gemeenten etc. Wij verwachten daarom voor die periode nog 0,5 tot 1 fte nodig te hebben. 4.Governance c.q. communicatie met de leden 4

73 Op de ALV van 18 juni 2014 heeft de VNG officieel mandaat gekregen van haar leden tot het sluiten van raamcontracten en het maken van afspraken met voorzieningen die de VNG namens gemeenten gaat financieren. Dat betekent dat wij in opdracht van onze leden handelen en daarover verantwoording dienen af te leggen aan onze leden. Wij zien dat als volgt voor ons: De ALV informeren wij twee keer per jaar als dat nodig is over het functioneren van de landelijke coördinatiefunctie., en ieder geval jaarlijks via het jaarverslag van de VNG. Indien nodig, zullen wij het VNG bestuur vragen besluiten te nemen. Wij presenteren de Commissie Gezondheid & Welzijn, Commissie Werk & Inkomen en de Subcommissie Jeugd zo vaak als nodig de gang van zaken omtrent de raamcontracten. Voor wat betreft de financiering van de landelijke voorzieningen dienen de commissies de jaarrekeningen en jaarverslagen in mei goed te keuren en krijgen zij de mogelijkheid in september om prioriteiten voor de jaarplannen van de landelijke voorzieningen te stellen. Tevens keuren zij in oktober de jaarplannen en goed en ontvangen zij de half jaarverslagen van de landelijke voorzieningen 1. In geval van het verstrijken van de looptijd van de financiering van één of meer voorzieningen zullen we de commissies om advies vragen voor het al dan niet voortzetten van de financiering door de VNG, alvorens we bij de ALV eventueel overgaan tot het verzoek voor een uitname. Alle commissievergaderingen worden ambtelijk voorbereid; in de ambtelijke netwerken zullen wij dezelfde stukken daarom de revue laten passeren. Wij maken een overzicht openbaar waarin wij alle afspraken zetten die wij hebben met aanbieders waarmee wij een raamcontract sluiten. Per aanbieder is een programma van eisen opgesteld, dat voor iedereen toegankelijk is. Op die manier is het voor gemeenten mogelijk vraagpunten en onderwerpen aan ons mee te geven om te bespreken in die gesprekken. Tussentijds kunnen er altijd zaken spelen waarvoor wij graag feedback willen krijgen van n onze leden. Of concreet informatie nodig hebben van alle gemeenten. Tevens dienen wij gemeenten inzicht te geven in tarieven die wij hebben afgesproken met landelijke aanbieders. Wij stellen daarom voor per gemeente één contactpersoon te hebben voor de genoemde onderwerpen. 1 Op het moment van schrijven van dit memo geldt de financiële verantwoordingscyclus zoals hier opgesteld in elke geval voor de stichtingen jeugd; voor de overige uitnamen moet dit nog worden opgesteld. 5

74 Bijlage 1 Overzicht taken/organisaties Landelijke Coördinatie VNG per 1 januari 2015: Ad 1: Lijst functies specialistische jeugdhulp Functie Aanbieder Jeugdzorgplus a) JeugdzorgPlus voor jongeren onder 12 jaar; Horizon b) Zeer Intensieve kortdurende Observatie en Stabilisatie; c) Gesloten opname van tienermoeders tijdens zwangerschap of met pasgeboren kind Horizon Intermetzo GGZ a) Eetstoornissen Altrecht GGz (Rintveld) en Rivierduinen (Ursula ) b) Autisme Dr. Leo Kannerhuis en Yulius c) Persoonlijkheidsstoornissen De Viersprong d) GGZ voor doven en slechthorenden GGMD e) Psychotrauma Centrum 45 f) Eergerelateerd geweld/loverboys en prostitutie Fier Fryslân g) Kinder en jeugd psychiatrie Afdelingen universitaire ziekenhuizen kinder- en jeugdpsychiatrie, UMC Utrecht, Erasmus EMC Rotterdam, Maastricht en Groningen h) Adoptie- en hechtingsspecifieke stoornissen Basic Trust Jeugd sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt Expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties onder 18 jaar. Observatie, diagnostiek en exploratieve behandeling Ambiq, s Heeren Loo (Groot Emaus), Koraal Groep (De la Salle) en Pluryn (de Beele) Fier Fryslân en Kompaan en de Bocht De Hondsberg 6

75 Erkende gedragsinterventies a) Functional Family Therapy Zie lijst in paragraaf 3.6 van LTA b) Multidimensional Treatment Foster Care Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering c) Multidimensionale Familietherapie Zie lijst in paragraaf 3.6 van LTA d) Multisysteem Therapie Zie lijst in paragraaf 3.6 van LTA e) Ouderschap met Liefde en Grenzen De Waag Voedselweigering bij peuters Forensisch-medisch onderzoek bij minderjarigen SeysCentra Forensische Polikliniek voor Kindermishandeling Ad 2: Landelijke inkoop(voorwaarden) specialistische begeleiding ZG Aanbieders van specialistisch aanbod vroegdove volwassenen GGMD Gelderhorst Kentalis Noorderbrug Aanbieders van specialistisch aanbod volwassen doofblinden Gelderhorst GGMD Kalorama Kentalis Aanbieders van specialistisch aanbod volwassenen met een visuele beperking Bartimeus Robert Coppes Stichting Visio Gedurende de looptijd van de afspraken kan op basis van ervaringen en in en na overleg met aanbieders en gemeenten besloten worden om deze lijst aan te passen. 7

76 Ad 3: Door VNG gefinancierde landelijke voorzieningen Terrein Jeugd Stichting adoptievoorzieningen, onderdeel nazorg (2 jaar) Stichting opvoeden.nl (4 jaar) Stichting Kindertelefoon (4 jaar) Vertrouwenswerk, hoofdaannemerschap bij het AKJ (2 jaar) Terrein Participatiewet Landelijke doventolkvoorziening werkdomein (1 jaar) Meeneembare voorzieningen (1 jaar) Tolknet (1 jaar) Terrein Wmo 24-uurs hulpdienst op afstand voor volwassenen (2 jaar) Landelijke doventolkvoorziening leefdomein (1 jaar) Tolknet (1 jaar) Slachtoffers van eergerelateerd geweld en loverboys 18+ (1 jaar) Knooppunt Huwelijksdwang en achterlating (1 jaar) Opvang mannelijke slachtoffers geweld in huiselijke kring (1 jaar) Beheer één landelijk telefoonnummer AMHK (1 jaar) 8

77 Bijlage 2: onderbouwing benodigde omvang in fte Landelijke Coördinatie Taak Omschrijving Capaciteit in dagen Frequentie Eenheid # eenheden Totale capactiteit FTE Beleidsvoorbereiding: het onderzoeken, volgen en richting geven van verschillende beleidsaspecten die betrekking hebben op de landelijke afspraken, voorbereiding van overleggen met gemeenten over landelijke functies. Denk hierbij aan onderwerpen zoals het faciliteren en stimuleren van transformatie in de raamovereenkomsten (de ontwikkelagenda) 5 per jaar per functie ,3 Contractbeheer: het beheren van PvE s, contracten en het actualiseren daarvan op basis van ontwikkelingen in het veld 0,5 per jaar per contract 55 27,5 0,2 (Bij)Sturen, signalering, monitoring en kwaliteitsborging Piepsysteem; vraag van aanbieder of klacht over aanbieder 0,25 1 keer per maand per contract ,5 Meten en analyseren van CBS data 0,9 1 keer per kwartaal per contract ,4 0,9 Transformatieoverleg met de leverancier inclusief voorbereiding 1 1 keer per half jaar per contract ,6 Verbeterplan bij grote klacht en/of facilitering bij uitwerking van de transformatieagenda 1 1 keer per jaar per contract ,2 Betrekken van gemeenten (ambtelijk en bestuurlijk) bij kaderstelling, jaarplannen, ontwikkelagenda etc Helpdesk en informatievoorziening: het beantwoorden van vragen van gemeenten en aanbieders over de werking en het afroepen van de afgesloten raamovereenkomsten en/of de werking van de rol van financier van de VNG 0,8 per week (stelpost) totale vragen NVT 41,6 0,2 Rapporteren aan leden: De VNG handelt namens gemeenten zodat zij ook aan haar leden verantwoording verschuldigd is over nut en noodzaak van het instandhouden van het landelijk beheer van de voorzieningen. 1 per half jaar per ALV/BLV NVT 2 Totaal 3,0 0,0

78 2

79 Subcommissie Jeugd, oplegger Datum: 24 september 2014 Agendapunt: 7.1 Onderwerp: Naam: Aard: Ontwikkeling kwaliteitskader Jeugd Presentatie Ten geleide: Introductie Op verzoek van Staatssecretaris Van Rijn is medio februari jl een start gemaakt met de ontwikkeling van een kwaliteitskader jeugd in het brede jeugddomein. De stuurgroep 1 ontwikkeling kwaliteitskader jeugd treedt op als opdrachtgever en wordt ondersteund door vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen, brancheorganisaties, gemeenten (VNG) en cliëntenorganisaties 2. Opdracht Het te ontwikkelen kwaliteitskader jeugd dient minimaal de norm van verantwoorde werktoedeling te operationaliseren. Deze wordt opgenomen in de AMvB onder de Jeugdwet. Uiterlijk 1 januari 2015 moet er een helder en eenduidig kader liggen voor toepassing van de norm van verantwoorde werktoedeling, waarmee aanbieders en gemeenten invulling kunnen geven aan de eisen die de nieuwe Jeugdwet aan hen stelt en de inspecties in staat is om mede gebaseerd hierop te toetsen. Deze norm betekent dat op basis van het principe pas toe of leg uit (cq maak aannemelijk) aanbieders werk moeten toedelen aan in het kwaliteitsregister jeugd óf in het BIG-register (artikel 3: artsen, verpleegkundigen, GZ-psychologen en psychotherapeuten) geregistreerde jeugdprofessionals, tenzij zij kunnen verantwoorden dat toedeling van het werk aan niet geregistreerde jeugdprofessionals de kwaliteit niet nadelig beïnvloedt of zelfs noodzakelijk is voor de kwaliteit van de hulpverlening. Aangezien het jeugddomein breed is (informele hulp, vrij toegankelijke hulp, niet vrij toegankelijke hulp en gedwongen hulp) en niet alle professionals aangesloten zijn bij een register is het noodzakelijk dat het kwaliteitskader jeugd gemeenten en aanbieders voldoende handvatten biedt om het werk zodanig toe te delen dat er sprake is van verantwoorde hulp. De operationalisering gaat daarmee twee kanten op, namelijk wanneer (in welke situaties, functies, handelingen, verantwoordelijkheden, doelgroepen, etc) is er per definitie sprake van een geregistreerd professional en wanneer is het niet noodzakelijk dat er een geregistreerd professional wordt ingezet. Kwaliteit is meer dan professionalisering Registratie is één van de vele mogelijke middelen om professionalisering te bevorderen. En professionalisering is één aspect van kwaliteit. Vandaar dat, naast het operationaliseren van de norm van de verantwoorde werktoedeling, er voor de lange termijn ook oog is voor aanpalende onderwerpen die leiden tot kwaliteitsbevordering van jeugdhulp en beroepsbeoefenaren in het nieuwe jeugddomein ondersteunen in het realiseren van de (transformatie)opgave die voor ligt. 1 De stuurgroep bestaat uit: Marco Florijn (vz), Aly van Beek, Ella Kalsbeek, Marthijn Laterveer, José Manshanden, Jan Menting, Lies Schilder, Hans Schirmbeck 2 Aan de projectgroep nemen vertegenwoordigers deel van: Actiz, AJN, GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland, MOgroep, NIP, NVMW, VGN, VNG.

80 Dit alles ten dienste van de doelen van de nieuwe Jeugdwet en om eraan bij te dragen dat straks in het nieuwe stelsel verantwoorde hulp aan de jeugdigen (en hun ouders) zal worden geleverd. Norm van de verantwoorde werktoedeling voor gemeenten Gemeenten kunnen op twee manieren met de norm in aanraking komen: 1) Een gemeente heeft zelf toegangsmedewerkers in dienst en is daarmee 'opdrachtgever' en 'opdrachtnemer' (aanbieder/ werkgever). 2) Een gemeente koopt jeugdhulp in (en laat de toegang tot jeugdhulp door een aanbieder uitvoeren). In dat geval werken de medewerkers-toegang van die aanbieder onder diens verantwoordelijkheid. In beide situaties moet een gemeente zich ervan verzekeren dat er sprake is van verantwoorde hulp en dat de gemeenten en/of de aanbieder voldoet aan de norm van de verantwoorde werktoedeling. Zolang in het Kwaliteitskader Jeugd niet duidelijk is gemaakt in welke situaties, handelingen en verantwoordelijkheden, etc. het ook verantwoord is om een niet-geregistreerd professional in te zetten, zal de werkgever bij alle situaties dat hij een niet-geregistreerd professional inzet, dit moeten beargumenteren. Dat maakt het zowel voor de gemeente als voor de werkgever niet eenvoudig om te kiezen voor een niet-geregistreerd professional. Terwijl het niet te allen tijde noodzakelijk of wenselijk is om een geregistreerd professional in te zetten. Vanuit het oogpunt van transformatie kan het in een aantal situaties juist een voordeel zijn om te kiezen voor een niet-geregistreerd professional. Door de norm van de verantwoorde werktoedeling te operationaliseren in het Kwaliteitskader Jeugd, hoeven werkgevers en gemeenten niet elke casus te onderbouwen waarin ze een nietgeregistreerde professional inzetten. Ze kunnen verwijzen naar het Kwaliteitskader Jeugd waarin duidelijk wordt gemaakt wanneer sprake is van verantwoorde hulp bij de inzet van nietgeregistreerd professional. Daarnaast wordt duidelijk gemaakt wanneer de inzet van een geregistreerd professional noodzakelijk is om kwaliteit en veiligheid van hulp niet in gevaar te laten komen. Overgangstermijn zorgt voor een meer gelijk speelveld In de huidige situatie kan maar een beperkt aantal jeugdhulp professionals zich registreren. In de toekomst zullen veel meer professionals die jeugdhulp verlenen, overgaan tot registratie. Echter die mogelijkheid is er nu nog niet. Het ontbreekt nu aan een aantal belangrijke randvoorwaarden voor registratie, namelijk het ontbreken van beroepsprofielen en een kamer voor registratie in het Kwaliteitsregister Jeugd. Hierdoor lijkt er een ongelijk speelveld te ontstaan tussen professionals die zich nu wel al kunnen registreren en professionals die dat nog niet kunnen. De overgangstermijn kan hierbij helpen. Voor aanbieders van jeugdhulp, is er sprake van een overgangstermijn van één jaar voordat zij de norm van de verantwoorde werktoedeling toe dienen te passen. De eis van registratie voor alle jeugdhulp professionals is daarmee (nog) niet noodzakelijk. Daarmee is de eis van registratie in het gemeentelijk inkoopproces niet noodzakelijk. Daarnaast geldt dat niet voor alle werkzaamheden een geregistreerd professional in gezet hoeft te worden én dat er sprake kan zijn van het werken onder de verantwoordelijkheid van een geregistreerd professional. Het Kwaliteitskader Jeugd geeft hier nader invulling aan. Consultatieperiode De consultatieperiode van conceptrapport van het onderhavige traject Ontwikkeling Kwaliteitskader Jeugd loopt van 13 oktober tot en met 16 november De consultatieperiode wordt ingericht volgens het principe JA, MITS. Partijen kunnen zich achter het advies scharen, en tegelijkertijd kunnen zij een aantal bezwaren en suggesties inbrengen. Zij krijgen de mogelijkheid om deze mits punten te borgen in het vervolgtraject, in 2015 en In deze periode zal gewerkt worden aan het verder ontwikkelen en aanscherpen van het Kwaliteitskader Jeugd en de ontwikkeling van registratie voor andere beroepsgroepen. Bijlagen: 1

81 - Bijlage 7.1a - Professionalisering in het jeugddomein oriëntatie voor gemeenten Vragen aan de commissie: Marco Florijn (voorzitter Stuurgroep) en José Manshanden (gemeente Utrecht, lid Stuurgroep) zullen in uw commissievergadering van 24 september aanstaande een korte informatie- en discussiebijeenkomst begeleiden over de ontwikkeling van het kwaliteitskader jeugd en de gevolgen voor gemeenten. Daarbij komen onder andere vragen aan de orde als: - Welke eisen stelt u aan professionals in de toegang? - Is er een verschil tussen de eisen die u stelt aan jeugdprofessionals en andere professionals in het sociale domein? - Wat heeft uw gemeente ter ondersteuning nodig om inzicht te krijgen in de toepassing van de norm van de verantwoorde werktoedeling? Opstellers: Marco Florijn, voorzitter Stuurgroep Kwaliteitskader Jeugd, m.florijn@seastarters.nl José Manshanden, Directeur gemeente Utrecht, Lid Stuurgroep Kwaliteitskader Jeugd, j.manshanden@utrecht.nl Anouk Op het Veld, Projectsecretaris Kwaliteitskader Jeugd, a.ophetveld@aef.nl

82 Professionalisering in het jeugddomein Oriëntatie voor gemeenten Andersson Elffers Felix Maliebaan 16 postbus AD Utrecht telefoon telefax kvk

83 Inhoud 1. Inleiding Oriëntatie in twee delen Deel 1: De reikwijdte van kwaliteit Deel 2: De norm van de verantwoorde werktoedeling Leeswijzer 8 Deel I Kwaliteit van jeugdhulp: nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten 9 2. Vier dimensies van kwaliteit De vier dimensies van kwaliteit De cliënt De beroepsbeoefenaren De instrumenten De organisaties Samengevat Waar worden gemeenten verantwoordelijk voor in het nieuwe jeugdstelsel? Een nieuw jeugdstelsel: waarom eigenlijk? Bestaande en nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten Definities Het belang van het thema professionalisering in het jeugddomein 17 Deel II Professionalisering en de norm van verantwoorde werktoedeling Over welke professionals gaat het en wat doen die al aan professionalisering? Professionalisering is niet nieuw Branches en beroepen binnen het jeugddomein Vele vormen van professionalisering Samenvatting Welke eisen stelt de Jeugdwet aan professionalisering? Doel: meer ruimte voor professionals Jeugdwet: verantwoorde hulp AMvB: norm van de verantwoorde werktoedeling Kwaliteitskader jeugd Samenvatting Wat betekent de norm verantwoorde werktoedeling voor gemeenten? Verschillende rollen, verschillende eisen Rol kwaliteitskader jeugd in relatie tot de opdrachtgeversrol van de gemeente Opdrachtgeverschap Gemeenten in de rol van opdrachtgever Toegang 31

84 7. De rol van gemeenten in het bevorderen van professionalisering in de praktijk Uitgangspunten Eisen aan de professionals Positie van de professional in het werkproces Ondersteunen en opleiden van professionals Competenties & vaardigheden Conclusie Wat is de betekenis van de norm van de verantwoorde werktoedeling voor de gemeenten Q&A s 42 Bijlage 1: Relevante wetsartikelen 43 Jeugdhulp, jeugdhulpaanbieder, gecertificeerde aanbieder en preventie 43 Verantwoorde hulp 44 Norm van verantwoorde werktoedeling 44 Norm van verantwoorde werktoedeling ook van toepassing op medewerkers van gemeenten in de toeleiding 45 Bijlage 2: Casuïstiek gemeenten 46 Casus Hellendoorn 47 De Hellendoornse aanpak 47 De rol van de professional 48 Eisen aan professionals 48 Betekenis kwaliteitskader jeugd 49 Casus Helmond 50 De Helmondse aanpak 50 De rol van de professional 50 Eisen aan professionals 51 Betekenis kwaliteitskader jeugd 51 Casus Rotterdam 53 De Rotterdamse aanpak 53 De rol van de professional 53 Eisen aan professionals 54 Betekenis kwaliteitskader jeugd 55 Casus Utrecht 57 De Utrechtse aanpak 57 De rol van de professional 58 Eisen aan professionals 58 Betekenis kwaliteitskader jeugd 59

85 Casus Venlo 60 De Venlose aanpak 60 De rol van de professional 60 Eisen aan professionals 61 Betekenis kwaliteitskader 61 Casus Zaanstad 63 De Zaanse aanpak 63 De rol van de professional 64 Eisen aan professionaliteit 64 Betekenis kwaliteitskader jeugd 65

86 1. Inleiding Waarom deze oriëntatie voor gemeenten? Op 1 januari 2015 worden de gemeenten in de volle breedte verantwoordelijk voor het jeugddomein. Gemeenten zijn intensief aan de slag om zicht te krijgen op wat deze nieuwe verantwoordelijkheden inhouden. Een belangrijk onderdeel is de kwaliteit van de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun sociale omgeving (waaronder het gezin). In de Jeugdwet staat het begrip verantwoorde hulp centraal. Verantwoorde hulp is veilige hulp, die echt in gaat op de vraag van kinderen en hun ouders, maar die ook doelmatig en doeltreffend is. Wat het leveren van verantwoorde hulp betekent voor de nieuwe taken en verantwoordelijkheden voor gemeenten, wordt in deze oriëntatie toegelicht. Dit document wordt een oriëntatie genoemd, omdat het gemeenten de gelegenheid geeft zich te oriënteren op het vraagstuk van kwaliteit. Dat heeft twee redenen. Enerzijds geeft deze oriëntatie een toelichting op de begrippen zoals in de Jeugdwet zijn geagendeerd, die de komende periode verder uitgewerkt worden in een AMvB. Deze begrippen zijn redelijk technisch van aard. Door de begrippen in deze oriëntatie te duiden in het licht van de nieuwe verantwoordelijkheden, krijgen gemeenten meer grip op de terminologie en de betekenis hiervan. Anderzijds is kwaliteit veel breder dan verantwoorde hulp. Het is niet in één perspectief te vangen. Het vraagstuk kent verschillende dimensies en verschillende verschijningsvormen. Kortom, deze oriëntatie geeft een toelichting op de verschillende dimensies van kwaliteit en de betekenis hiervan voor gemeenten. Deze oriëntatie schrijft niet voor hoe kwaliteit moet worden geborgd. Wel wordt door middel van casuïstiek zichtbaar gemaakt op welke (diverse) wijzen gemeenten nadenken over kwaliteit. 1.1 Oriëntatie in twee delen Dit document bestaat uit twee onderdelen: Deel 1 Kwaliteit van jeugdhulp: nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten. Dit eerste deel gaat in op de brede betekenis van het begrip kwaliteit en in welke dimensies kwaliteit tot uitdrukking komt. De verschillende dimensies van kwaliteit worden in deze oriëntatie uitsluitend geagendeerd. Er wordt één dimensie (professionalisering) verder uitgewerkt. De uitwerking van de andere dimensies wordt op een andere plaats uitgewerkt. Zie hiervoor ook Deel 2 Professionalisering en de norm van de verantwoorde werktoedeling. In deze oriëntatie wordt de dimensie van de beroepsbeoefenaar uitgewerkt. In de Jeugdwet wordt het begrip verantwoorde hulp geïntroduceerd die zijn verdere uitwerking vindt in de norm van de verantwoorde werktoedeling. Wat dat precies betekent voor gemeenten wordt in deze oriëntatie verder uiteengezet. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 5

87 1.1.1 Deel 1: De reikwijdte van kwaliteit Kwaliteit kan vanuit verschillende dimensies worden vormgegeven. In de literatuur worden vier dimensies onderscheiden: 1 De cliënt (de jeugdige en zijn omgeving). De cliënt staat centraal. Van hem of haar wordt verwacht dat hij/zij (zo mogelijk) een actieve rol inneemt in het hulpverleningsproces. Wederzijds vertrouwen is bij het aangaan van een zorg- of hulpverleningsrelatie noodzakelijk en kenmerkt de alliantie tussen jeugdige/cliënt en beroepsbeoefenaar. De beroepsbeoefenaar (jeugdprofessional). Professionals zijn verantwoordelijk voor het definiëren en het bieden van inhoudelijke kwaliteit van de zorg, met een onderscheid tussen bevoegdheid en bekwaamheid. Het instrument (de interventie). Bij alles wat een ieder doet rond de cliënt dient te worden bedacht: wat is de toegevoegde waarde van de te ondernemen actie voor de cliënt? De organisatie (de aanbieder van jeugdhulp). Het management van organisaties dient zodanige randvoorwaarden te creëren dat zowel jeugdigen als beroepsbeoefenaren ook hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Op iedere dimensie kan inzet worden gepleegd voor het bevorderen van de kwaliteit. Deze oriëntatie legt de nadruk op de dimensie van de beroepsbeoefenaar, oftewel het thema professionalisering. 1 Ministeries van VWS en VenJ, Kwaliteit voor jeugd, januari GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 6

88 Een belangrijk onderdeel van de stelselwijziging is de overtuiging dat de ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen en jeugdigen beter en ook doelmatiger kan door meer ruimte en regie te geven aan de jeugdige en zijn gezin én door ruimte te geven aan de professional. Deze professional zal meer nog dan nu het geval is in staat moeten zijn om samen met de jeugdige en zijn gezin een integraal plan op te stellen, waarbij (zoveel mogelijk) de regie komt te liggen bij de jeugdige en zijn ouders. Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om het stelsel c.q. het werkproces van de professional zo in te richten dat deze ook in staat wordt gesteld om te kunnen anticiperen op uiteenlopende situaties en daarin het goede te doen. Wat het goede doen is, wordt mede bepaald door de wijze waarop het begrip kwaliteit wordt ingevuld Deel 2: De norm van de verantwoorde werktoedeling De betekenis van kwaliteit wordt pas concreet als gemeenten en aanbieders de principes echt in hun eigen praktijk beproeven. Maar wat betekent dit nu voor gemeenten? Hoe weten gemeenten of zij hun verantwoordelijkheid om verantwoorde hulp te bieden, na kunnen komen? Dit vraagstuk staat centraal in deel 2 van deze oriëntatie. De dimensie van de jeugdprofessional staat daarbij centraal. De andere dimensies worden kort toegelicht (hoofdstuk 2), maar worden niet verder uitgediept. De reden dat de dimensie van de professional en daarmee professionalisering centraal staat in deze oriëntatie, is dat de komende periode de norm van de verantwoorde werktoedeling (die zal worden opgenomen in de AMvB onder de Jeugdwet) wordt geoperationaliseerd als onderdeel van een nog te ontwikkelen kwaliteitskader jeugd. Deze norm heeft betrekking op de inzet van een professional: de norm bepaalt wanneer welke (soort) professional ingezet dient te worden zodanig dat er sprake is van verantwoorde hulp. Om gemeenten te helpen te duiden wat deze norm voor hen voor hen betekent en wat het effect is op de ondersteuning, hulp en zorg die wordt geboden, wordt in deze oriëntatie een aantal onderwerpen geagendeerd: Nader stil te staan bij de uitwerking die in de wet en de AMvB wordt gegeven aan het begrip verantwoorde hulp. Deze wordt in verband gebracht met de doelstelling achter de wet en met de noodzakelijke transformatie. Inzichtelijk te maken welke keuzes gemeenten kunnen maken. Bijvoorbeeld ten aanzien van de eisen die zij stellen aan kwaliteit: stellen gemeenten aanvullende eisen of niet? Of over hun eigen handelen: kopen zij zorg in, of voeren zij die zelf ook deels uit? Deze oriëntatie maakt inzichtelijk dat de keuzes die gemeenten maken invloed heeft op de invulling van het begrip kwaliteit. Feitelijke uitleg te geven over een aantal nieuwe termen waar gemeenten, vanwege de decentralisatie van de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen, mee te maken krijgen. Daarbij wordt met name ingegaan op wat het begrip verantwoorde werktoedeling concreet voor gemeenten betekent. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 7

89 1.2 Leeswijzer Deel 1 Kwaliteit van jeugdhulp: nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten Het eerste deel bestaat uit hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3. In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet welke verschillende dimensies het begrip kwaliteit heeft en op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven. In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet wat de doelen en nieuwe verantwoordelijkheden zijn van gemeenten in het nieuwe jeugdstelsel. In dit hoofdstuk komt onder andere aan de orde hoever het begrip jeugdhulp reikt en waarom professionalisering zo belangrijk is in het nieuwe stelsel. Deel 2 Professionalisering en de norm van de verantwoorde werktoedeling Het tweede deel start met hoofdstuk 4. In hoofdstuk 4 wordt zichtbaar gemaakt op welke wijze branche- en beroepsorganisaties invulling geven aan professionalisering en welke afwegingen ze daarin maken. In hoofdstuk 5 wordt uiteengezet welke eisen de Jeugdwet en onderliggende AMvB stellen in het kader van professionalisering. De wijze waarop gemeenten invulling geven aan professionalisering wordt zichtbaar gemaakt in hoofdstuk 6. Daarbij komen ook onderwerpen als opdrachtgeverschap en toegang aan de orde. In hoofdstuk 7 wordt teruggegrepen naar de casuïstiek van een aantal gemeenten, die in de bijlagen verder is uitgewerkt. In hoofdstuk 8 wordt tot slot enkele overwegingen van gemeenten ten aanzien van de norm van de verantwoorde werktoedeling in beeld gebracht, gebaseerd op de casuïstiek. Daarbij geldt dat deze overwegingen expliciet worden meegenomen in de operationalisering van de norm van de verantwoorde werktoedeling, die het komende jaar volgt. Het afsluitende hoofdstuk 9 laat enkele vragen zien van gemeenten ten aanzien van professionalisering en kwaliteitsbevordering van jeugdhulp. Dit hoofdstuk is een levend hoofdstuk en wordt gedurende het jaar aangevuld met meer vragen en suggesties van gemeenten. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 8

90 Deel I Kwaliteit van jeugdhulp: nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 9

91 2. Vier dimensies van kwaliteit Wat betekent dit hoofdstuk voor gemeenten? Dit hoofdstuk is ter toelichting en kennisgeving. In dit hoofdstuk worden de verschillende dimensies van kwaliteit uiteengezet en toegelicht. Door de vier dimensies van kwaliteit te agenderen wordt duidelijk dat kwaliteit vanuit meerdere invalshoeken door gemeenten beïnvloed kan worden. In dit hoofdstuk wordt een eerste aanzet gedaan voor mogelijke interventies. Deze worden hier nog niet uitgewerkt, maar staan wel geagendeerd voor nog te ontwikkelen publicaties. 2.1 De vier dimensies van kwaliteit De kwaliteit van hulp, ondersteuning en zorg voor een jeugdige kan herleid worden tot vier dimensies: de cliënt (de jeugdige en zijn omgeving), de beroepsbeoefenaar, het instrument (de interventies c.q. de zorg die de professionals inzetten) en de organisatie. Deze vier dimensies worden hieronder weergegeven in het zogenoemde druppelmodel : 2 Dit model maakt duidelijk dat de behoefte van de cliënt (de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorgers(s)) centraal staat. Na de cliënt komt de professional, die een directe relatie met de cliënt heeft. In die relatie kiest de professional voor het toepassen van bepaalde instrumenten (behandelwijzen of interventies). Daarbij wordt hij meestal, voor zover het niet gaat om zzp-ers ondersteund door de organisatie waarvoor hij of zij werkt. Op iedere dimensie is er sprake van een perceptie van kwaliteit én is het mogelijk om kwaliteit te beïnvloeden. Hieronder worden deze dimensies kort uiteengezet. 2 Dit model is ontleend aan de notitie Kwaliteit voor jeugd van de ministeries van VWS en VenJ uit januari GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 10

92 2.1.1 De cliënt In de Jeugdwet staan de eigen verantwoordelijkheid en de eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouder(s)/verzorger(s), met inzet van hun sociale netwerk, voorop. De cliënt is dan ook heel belangrijk bij het beoordelen van de kwaliteit van het (hulp)aanbod en de geboden diensten. Professionals moeten oog hebben voor wat de jeugdige en zijn omgeving zelf kan en wat er aan interventies of hulp nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. Wat kwaliteit van hulpverlening is en hoe dat wordt ervaren, wordt bepaald door de jeugdige en zijn omgeving. Jeugdigen hebben zelf hun mening over en ervaringen met de kwaliteit van geleverde hulp. In de praktijk benadrukken zij specifieke kwaliteitsaspecten van hulp. Het betreft vaak organisatorische en relationele aspecten van kwaliteit, zoals bereikbaarheid en toegankelijkheid van jeugdhulpvoorzieningen (dicht bij huis, zonder wachtlijst beschikbaar), privacy, bejegening en persoonlijke autonomie. Momenteel wordt er gewerkt aan kwaliteitsstandaarden vanuit cliëntperspectief 3. De kwaliteitsstandaarden hebben een tweeledig doel. Enerzijds kunnen cliënt(en)(vertegenwoordigers) hun visie geven op kwaliteit in het jeugddomein. Anderzijds kunnen de standaarden als input en/of vergelijk dienen voor andere (professionele en bestuurlijke) kwaliteitsinstrumenten en -trajecten, zoals richtlijnen, prestatie-indicatoren, competentieprofielen voor professionals. Het uiteindelijke doel is dat de kwaliteit van zorg wordt verbeterd op basis van de perspectieven van kinderen, jongeren en ouders zelf. Naast de beoordeling van kwaliteit van de hulp door de jeugdigen en hun omgeving door de hulpverleningssector/organisaties, hebben ook gemeenten belang bij goede kwaliteit van hulpverlening. Het is immers hun wettelijke plicht om te zorgen voor kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod op het gebied van jeugdhulp. Voorbeelden van activiteiten: Onderzoek naar belang van cliëntfactoren bij hulpverlening Feedback van cliënten als kwaliteitsinstrument (cliëntervaringsonderzoek, klachtencommissie, cliëntenraad) Participatie van cliënten bij het (door)ontwikkelen van instrumenten (waaronder richtlijnen) De beroepsbeoefenaren Als gezinnen er zelf of met behulp van hun netwerk niet uitkomen, komen professionals in beeld. Een vakbekwame professional beschikt over de juiste en actuele kennis en vaardigheden, kan een adequate beroepshouding zichtbaar maken en neemt deel aan deskundigheidsbevordering en intervisie. Reflecteren op het eigen handelen is een 3 De Q4C-Kwaliteitsstandaarden omvat een set aan standaarden en criteria die zijn opgesteld vanuit het perspectief van cliënten zelf. Het is een onafhankelijke lijst van kwaliteitsstandaarden, waarmee cliënten (organisaties) vervolgens hun visie op de kwaliteit in de jeugdzorg kenbaar kunnen maken (Van Beek, F, Rutjes, L., BSL, 2009). GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 11

93 essentiële voorwaarde om goed te kunnen functioneren als professional, ook volgens de eisen die het nieuwe jeugdstelsel aan de professional stelt. Een deel van de professionals is werkzaam als beroepsbeoefenaar en is aangesloten bij de daarvoor bestaande beroepsvereniging. Beroepsverenigingen waken over de kwaliteit, bijvoorbeeld door in een beroepsprofiel te beschrijven welke kennis en ervaring voor de professie vereist is. Ook kunnen beroepsverenigingen een beroepsregister instellen. Een dergelijk register kent toelatingseisen in termen van opleiding, supervisie, intervisie en levenslang leren via na- en bijscholing. Voorbeelden van activiteiten: Scholing Beroepsregistratie (opleidingseisen, bij en nascholing, richtlijnontwikkeling) Reflectie op het eigen handelen: deelname aan intervisie en methodische casuïstiekbesprekingen, expertise in het team Meten van effecten van behandelingen De instrumenten Ook de interventies of methodieken die worden gebruikt bij het bieden van hulp aan jeugdigen zijn van invloed op de kwaliteit. In het jeugddomein wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan methoden. Om te komen tot daadwerkelijk effectieve methoden heeft het beleid van de rijksoverheid zich de laatste jaren gericht op wetenschappelijk effectiviteitonderzoek. Deze kennis, ofwel stand van de wetenschap wordt, indien mogelijk, vertaald in richtlijnen, waarbinnen de professional moet werken en op basis waarvan hij keuzes zal maken over de in te zetten behandelmethode. Verantwoording, toezicht en monitoring In het jeugddomein worden door beroepsbeoefenaren en instellingen veel gegevens verzameld voor verantwoording, toezicht en monitoring. Ook dit kan bijdragen aan de kwaliteit. Innovatie lukt alleen als kennis en informatie wordt gedeeld. Om het kennisgebruik in de praktijk te stimuleren, investeren de beroepsverenigingen in de ontwikkeling van evidence-based richtlijnen op het snijvlak van jeugdzorg, jeugd-ggz en jeugd-(l)vb en in de jeugdgezondheidszorg. Voorbeelden van activiteiten: Onderzoek kennisinstituten met als doel: beroepsbeoefenaren in de jeugdsector te voorzien van relevante kennis over instrumenten en interventies Effectiviteitsonderzoek Erkenningencommissies (Nji en VenJ) en databank effectieve interventies De organisaties Organisaties die actief zijn binnen het jeugddomein dienen de professionals in staat te stellen om zo goed mogelijke ondersteuning, hulp of zorg aan de jeugdige te bieden. Zij creëren de essentiële randvoorwaarden, zoals de samenwerking met andere dienstverlenende organisaties die betrokken zijn rond de zorg voor een gezin. De Jeugdwet stelt een aantal kwaliteitseisen aan instellingen. Organisaties dienen zorg te dragen voor een laagdrempelige klachtenbehandeling en een onafhankelijke klachtencommissie, privacybescherming, cliëntenraadpleging en te werken met een meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld. Met kwaliteitskeurmerken als ISO of HKZ kunnen organisaties laten zien dat zij een werkend kwaliteitssysteem hebben. De Jeugdwet schrijft geen kwaliteitskeurmerk voor, maar stelt wel een werkend kwaliteitssysteem als eis. Waar GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 12

94 het om gaat, is dat een organisatie kan laten zien dat zij een lerende organisatie is, aan systematische kwaliteitsbewaking doet, intern kwaliteitsonderzoek uitvoert en voortdurend kwaliteitsverbetering in het oog heeft. Voorbeelden van activiteiten: Certificering (al dan niet verplicht) Prestatie-indicatoren Benchmarking. 2.2 Samengevat Kwaliteit wordt door de diverse partijen die betrokken zijn bij jeugdhulp, op verschillende manieren ervaren. Er zitten altijd meerdere dimensies en meerdere interpretaties aan kwaliteit. Professionalisering is maar één dimensie van de kwaliteit van de ondersteuning, hulp of zorg die aan jeugdigen wordt geboden. Het thema professionalisering kan eigenlijk nooit geïsoleerd worden gezien, maar moet in samenhang worden bezien met de behoeften en het netwerk van de cliënt, de toegepaste instrumenten van de organisatie (de aanbieder) en eventueel toegepaste kwaliteitscyclus. Samengevat gaat het om vier dimensies van kwaliteit, die elk op een eigen wijze verder worden ontwikkeld: GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 13

95 3. Waar worden gemeenten verantwoordelijk voor in het nieuwe jeugdstelsel? Wat betekent dit hoofdstuk voor gemeenten? In dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt welke veranderingen met de Jeugdwet worden beoogd en waarvoor de gemeenten verantwoordelijk worden. Daarbij worden begrippen als jeugdhulp en jeugddomein nader gedefinieerd. Beide begrippen worden regelmatig door elkaar gebruikt, maar het onderscheid doet er toe. Het begrip jeugdhulp is in de wet opgenomen, dat betekent dat gemeenten moeten voldoen aan de eisen die de wet stelt aan jeugdhulp. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het brede begrip jeugddomein maar dat begrip bevat meer dan alleen jeugdhulp. Voor die onderdelen die wel onder het jeugddomein vallen, maar niet onder jeugdhulp, zijn er geen wettelijke vereisten vanuit de Jeugdwet. Voor gemeenten is het van belang om te weten welke vereisten de verschillende wetten opleggen aan het nader invullen van het begrip kwaliteit. 3.1 Een nieuw jeugdstelsel: waarom eigenlijk? Per 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking. Het nieuwe stelsel, waarbij decentralisatie naar gemeenten plaatsvindt, moet ertoe leiden dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de nieuwe samenleving. Er wordt ingezet op een transformatie in de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar: preventie en eigen kracht integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren eerder de juiste hulp op maat (specialistische zorg aan de voorkant) meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden. 4 Het huidige jeugdstelsel was aan verandering toe. In het huidige stelsel worden in de praktijk verschillende knelpunten ervaren: Er is een te grote druk op gespecialiseerde zorg, waarbij onvoldoende gebruik wordt gemaakt van preventieve en lichte ondersteuning, van zorg en van de kracht van de jeugdige zelf en zijn sociale omgeving. De samenwerking rond kinderen en gezinnen schiet tekort, als gevolg van deze verschillende bestuurslagen en verschillende wettelijke systemen. Hierdoor is sprake van gescheiden financieringsstromen en gescheiden verantwoordelijkheden. Afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd. Kosten opdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. 5 Decentralisatie van bevoegdheden naar gemeenten moet ervoor zorgen dat in het nieuwe stelsel deze knelpunten worden opgelost. 4 Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 14

96 3.2 Bestaande en nieuwe verantwoordelijkheden voor gemeenten Bestaande verantwoordelijkheden In het huidige stelsel zijn gemeenten al verantwoordelijk voor: preventieve opgroei- en opvoedondersteuning (prestatieveld 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)) jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering (op grond van de Wet publieke gezondheid (Wpg)). Nieuwe verantwoordelijkheden Vanaf 2015 worden gemeenten op grond van de Jeugdwet ook bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor allerlei vormen van preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen bij opgroeien en opvoeden, psychische problemen en stoornissen die voorheen vielen onder: de Wet op de jeugdzorg (Wjz; geïndiceerde jeugdzorg) de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ; hulp aan jeugdigen met een beperking, begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en jeugd-ggz) de Zorgverzekeringswet (Zvw; jeugd-ggz). Concreet gaat het om vormen van: jeugdzorg (provinciale/geïndiceerde jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering) jeugd-ggz (waaronder begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf, thuiszorg voor kinderen onder de 18 jaar en dyslexiezorg) hulp aan jeugdigen met een beperking (waaronder begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en thuiszorg voor kinderen onder de 18 jaar). 6 Daarnaast worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Definities De Jeugdwet brengt een aantal nieuwe begrippen met zich mee, waaronder jeugdhulp en preventie. Deze begrippen worden regelmatig door elkaar gebruikt, maar het verschil doet ertoe. Hieronder wordt van enkele begrippen een korte beschrijving gegeven. Voor de volledige wettelijke definities wordt verwezen naar bijlage 1. 8 Jeugddomein Al deze deeldomeinen, waar gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor zijn, worden samen het jeugddomein genoemd. Dat jeugddomein is dus een breed begrip en bestaat uit een heleboel soorten ondersteuning aan jeugdigen die voorheen in verschillende sectoren en op grond van verschillende wetten waren georganiseerd. Het begrip jeugddomein is niet in de Jeugdwet gedefinieerd. 6 Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p Art 2.4 Jeugdwet. 8 Art Jeugdwet. Zie bijlage 1 voor de letterlijke tekst van de relevante wetsartikelen. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 15

97 Jeugdhulp De Jeugdwet definieert het kernbegrip jeugdhulp, dat drieledig is: Als eerste wordt onder jeugdhulp verstaan de ondersteuning, hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen of gedragsproblemen van de jeugdige, of opvoedingsproblemen. Als tweede wordt onder jeugdhulp verstaan hetgeen dat voorheen begeleiding was onder de AWBZ: het ondersteunen van jeugdigen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en bevorderen van het zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer Als derde valt onder jeugdhulp de persoonlijke verzorging, die voor jeugdigen tot 18 jaar naar de huidige wet wordt gedecentraliseerd vanuit de AWBZ.9 Preventie en maatregelen in het kader van de jeugdbescherming of jeugdreclassering vallen niet onder het begrip jeugdhulp, maar vallen wel onder de Jeugdwet. Preventie Onder preventie wordt in de Jeugdwet verstaan wat voorheen onder prestatieveld 2 van de Wmo en onder het maatwerkdeel van de Wpg viel. Een aantal voorbeelden hiervan die in de memorie van toelichting worden genoemd zijn: Het inzetten van opvoedcursussen ter voorkoming van opvoedingsproblemen Intensieve thuisbegeleiding, een product dat veelal door thuiszorgorganisaties wordt geboden bij ontregelde gezinnen Extra opvoedexpertise in de kinderopvang en buitenschoolse opvang (Alert4you). Vormen van inzet van vrijwilligers die begeleiding bieden aan jonge moeders, jongeren, maatjesschap, MIM-Homestart (een door Stichting Humanitas ontwikkeld product) Begeleiding van kinderen met een licht verstandelijke beperking bij dagelijkse verrichtingen. 10 Preventie in de Jeugdwet vs. preventie in de Wpg Activiteiten van de jeugdgezondheidszorg die behoren tot het preventief gezondheidszorgpakket, blijven onder de Wpg vallen. Activiteiten van de jeugdgezondheidszorg die niet behoren tot het preventief gezondheidszorgpakket maar onder het maatwerkdeel (en worden afgestemd op individuele vragen en lokale problematiek), vallen vanaf 2015 dus onder het begrip preventie in de zin van de Jeugdwet. 9 Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 16

98 Kernbegrippen/toepassingsgebied de Jeugdwet Preventie Jeugdhulp Jeugdbescherming en -reclassering Voor de wettelijke definities zie art. 1.1 Jeugdwet (opgenomen in bijlage 1 in deze handreiking) 3.4 Het belang van het thema professionalisering in het jeugddomein De stelselwijziging laat zien dat de eisen die we als maatschappij stellen aan de hulp, ondersteuning en zorg in het jeugddomein in de loop der tijd zijn veranderd. Door deze ontwikkeling worden ook andere eisen gesteld aan de professionals die in het jeugddomein werken. Op de eerste plaats gaat het niet om één professional, maar schaart de Jeugdwet allerlei verschillende professionals, die nu nog in verschillende sectoren werken, onder één nieuwe begrip: jeugdhulp. De sectoren zoals we die nu kennen, worden niet meer onderscheiden in de Jeugdwet (met uitzondering van de vormen die onder de noemer preventie vallen). Dat zorgt ervoor dat een grote verscheidenheid aan professionals, met andere achtergronden, vanuit verschillende sectoren en beroepen, een bijdrage leveren aan jeugdhulp. In de tweede plaats krijgt de professional een centrale rol. De ruimte voor de professional om te handelen én de verantwoordelijkheden van de professional zijn onder de Jeugdwet groter en anders dan nu het geval is. In de dagelijkse praktijk, in interactie met de cliënt, wordt de uitvoering van de hulp bepaald. De professional zal zichzelf steeds de vraag moeten stellen: wat kunnen de jeugdige, het gezin en zijn omgeving zelf bijdragen, wat kan de professional bijdragen en waarvoor moet andere (aanvullende) hulp en ondersteuning worden ingeroepen? De jeugdprofessionals zullen hun nieuwe verantwoordelijkheden en rol moeten kunnen waarmaken. Zij zullen bekwaam moeten zijn om kwalitatief goede hulp te kunnen bieden. Professionalisering en kwaliteitsinstrumenten helpen de professional om toegerust te zijn voor zijn nieuwe verantwoordelijkheden. De begrippen kwaliteit en professionalisering zijn niet statisch. Nu de context van het stelsel verandert, is het ook belangrijk dat nagedacht wordt over wat het betekent voor beroepen om werkzaam te zijn in het nieuwe jeugddomein. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 17

99 Deel II Professionalisering en de norm van verantwoorde werktoedeling GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 18

100 4. Over welke professionals gaat het en wat doen die al aan professionalisering? Wat betekent dit hoofdstuk voor gemeenten? Er is de afgelopen jaren door de branche- en beroepsorganisaties op verschillende manieren geïnvesteerd in professionalisering. Met de Jeugdwet is het niet de bedoeling dat er opnieuw wordt gestart met kwaliteitsbevordering en professionalisering, maar dat de nieuwe wet voort bouwt op de stappen die reeds zijn gezet. Daarbij is het wel van belang om de verschillende wijzen meer te stroomlijnen, zodat eenduidige aansturing mogelijk en gemakkelijker wordt. In dit hoofdstuk wordt een kort overzicht gepresenteerd van de manieren waarop nu gewerkt wordt aan professionalisering. Het is ook (naast aanbieders, branche-, beroepsorganisaties) aan de gemeenten om na te denken wat zij belangrijk vinden in het kader van professionalisering en op welke wijze dat geborgd kan worden. De komende periode wordt door branche-, beroeps- en cliëntenorganisaties in samenwerking met gemeenten gewerkt aan het borgen van professionalisering in het nieuwe jeugdstelsel. 4.1 Professionalisering is niet nieuw Het verbeteren van de kwaliteit van de professional start niet nu pas. De branche- en beroepsorganisaties hebben de afgelopen jaren reeds intensief geïnvesteerd in professionalisering. De wijze waarop verschilt. Elke organisatie geeft hieraan zijn eigen accent. In dit hoofdstuk wordt ter illustratie een analyse geschetst van wat verschillende beroepen en branches al doen aan professionalisering. Dit overzicht is niet limitatief, maar geeft door in te zoomen op een aantal branches en beroepen wel een beeld van de verschillende manieren waarop over professionalisering wordt gedacht en gewerkt Branches en beroepen binnen het jeugddomein In hoofdstuk 1 zijn de verschillende branches binnen het jeugddomein al even aan bod gekomen. In het kort gaat het om: de jeugdzorg jeugdreclassering en jeugdbescherming de geestelijke gezondheidszorg de gehandicaptenzorg welzijn, maatschappelijke dienstverlening en opvang de jeugdgezondheidszorg. In deze branches werken professionals met heel uiteenlopende beroepen en achtergronden. Binnen de jeugdzorg heeft van de medewerkers circa 75% een hbo of wo-achtergrond. In de gehandicaptenzorg is relatief veel werkgelegenheid op mbo-niveau. De vier grootste 11 Dit hoofdstuk is ontleend aan hoofdstuk 3 van het rapport Professionalisering in het nieuwe jeugdstelsel (AEF, september 2013). Dit rapport en het bijbehorende bijlagenboek zijn te downloaden via de website van AEF: stelsel. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 19

101 opleidingsrichtingen binnen het jeugddomein (exclusief wo-opleidingen) zijn maatschappelijk dienstverlener (hbo), sociaal-agogisch medewerker (mbo-4), sociaal pedagogisch hulpverlener (hbo) en verpleegkundige (mbo-4). 12 Het is goed om voor ogen te houden dat verschillende beroepsgroepen in meer dan één branche werkzaam zijn. Zo werken bijvoorbeeld psychologen en (ortho)pedagogen, die worden vertegenwoordigd door de beroepsverenigingen NIP en NVO, niet alleen binnen de jeugdzorg, maar ook binnen de branches geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, welzijn, cliëntondersteuning en jeugdgezondheidszorg. Hetzelfde geldt voor registratie en tuchtrecht. Dat is bij beroepsgroepen niet (altijd) per branche georganiseerd, maar is beroepsgericht. Een bekend voorbeeld daarvan zijn de BIGgeregistreerde artsen en verpleegkundigen. 4.3 Vele vormen van professionalisering 12 Panteia, Etil & SEOR, Arbeidsmarkteffectrapportage transitie Jeugdzorg: eindrapport, 31 januari 2013 (hierna: Arbeidsmarkteffectrapportage). De gegevens uit de Arbeidsmarkteffectrapportage zijn deels achterhaald, omdat inmiddels bekend is dat er een bredere doelgroep uit de gehandicaptenzorg overgaat naar de Jeugdwet. Echter meer recente gegevens zijn niet beschikbaar. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 20

102 In het algemeen hebben alle onderzochte branches en beroepsorganisaties kwaliteitsbevordering en professionalisering hoog in het vaandel staan. Ze kennen allemaal professionaliseringstrajecten en hebben allemaal competenties benoemd waaraan beroepsgroepen moeten voldoen. Het begrip kwaliteitsbevordering wordt in branches anders opgevat. Het heeft altijd de focus van het verbeteren van de beroepsgroep, maar gaat ook breder naar doelgroepen en cliënten. Een groot deel van de branches kent een vorm van beroepsregistratie. Op het gebied van bij- en nascholing zijn sommige beroepsbeoefenaren gebonden aan de eisen die Wet BIG aan hen stelt voor hun herregistratie. Dat geldt alléén voor beroepsbeoefenaren die niet aan de werkervaringseis (urennorm) voldoen (bijvoorbeeld omdat zij buiten hun beroep werkzaam zijn, bijv. als adviseur). Voor andere beroepsbeoefenaren (o.a. sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, GGZverpleegkundigen, verpleegkundigen gehandicaptenzorg en jeugdverpleegkundigen) gelden daarnaast nog eisen die de beroepsvereniging stelt (namelijk. de eisen van het Kwaliteitsregister Verpleegkundigen en Verzorgenden van V&VN). Bovendien stellen instellingen voor hun werknemers vaak eigen eisen wat betreft bij- en nascholing en stimuleren scholing op hun eigen wijze. Soms is dat aanvullend op eisen die registers stellen; voor andere beroepen in specifieke branches zijn dat de enige eisen die worden gesteld. Alle branches kennen hun eigen professionaliseringstrajecten. Deze hebben zeer uiteenlopende vormen, zoals: - professionaliseringstraject voor specifieke beroepsgroepen (zoals het professionaliseringstraject voor de jeugdzorg en een aantal justitieorganisaties onder auspiciën van de stuurgroep implementatie professionalisering jeugdzorg (STIPJ) - professionaliseringstraject voor specifieke branches (zoals voor de jeugdgezondheidszorg het professionaliseringstraject voor de CJG s) - digitale leeromgevingen (gehandicaptenzorg) - een financiële stimuleringsregeling (welzijn). Binnen alle branches zijn competenties benoemd waaraan specifieke beroepsgroepen aan moeten voldoen in de vorm van beroepscompetentieprofielen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om competentieprofielen gekoppeld aan de Wet BIG (GGZ, jeugdgezondheidszorg), of beroepscompetentieprofielen toegesneden op specifieke doelgroepen (zoals in de gehandicaptensector), of om een set kerncompetenties aanvullend aan beroepscompetentieprofielen (welzijn). Naast de BIG-registratie voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg (wat een publiek register is en waarbij registratie verplicht is), zijn er diverse private beroepsregisters voor specifieke beroepen met vrijwillige registratie. Het gaat om het Beroepsregister van Agogisch en Maatschappelijk werkers (BAMw), het register voor de Kinder- en Jeugdpsycholoog (NIP), het register voor de orthopedagoog-generalist (NVO), het Kwaliteitsregister V&V (met verschillende deskundigheidsgebieden) en het KNMGregister voor jeugdartsen. Deze registers zijn verbonden aan de beroepen en kunnen in alle branches van belang zijn. Alleen in de gehandicaptenzorg geeft men aan geen specifiek aanvullend privaatrechtelijk beroepsregister te kennen. Echter, bijvoorbeeld psychologen, (ortho)pedagogen, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen en artsen die in deze sector werkzaam zijn, kunnen zich uiteraard wel vrijwillig registreren bij één van de genoemde privaatrechtelijke registers. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 21

103 De beroepsbeoefenaren die zich geregistreerd hebben (in een publiek of privaat register), zijn gebonden aan de beroepscode en het tuchtrecht dat aan die registratie verbonden is. Wat betreft de toetsbaarheid voor gemeenten, cliënten, inspectie, et cetera geven partijen aan dat de openbaarheid van de beroepsregisters daarbij een belangrijke rol speelt. Daarnaast bieden de jaarverslagen van de instellingen, waarbij de jaarlijkse (wettelijke) verantwoordingsverplichtingen worden gebundeld in één document, inzichten over de kwaliteit waarop onder andere gemeenten kunnen sturen. 4.4 Samenvatting In de verschillende branches die per 1 januari 2015 tot het jeugddomein gaan behoren, wordt hard gewerkt aan professionalisering. Iedere branche en beroepsgroep kent zijn eigen professionaliseringseisen en trajecten, maar duidelijk is wel dat de afgelopen jaren in het brede jeugddomein veel aandacht is geweest voor dit thema en veel is ontwikkeld. De wijze waarop invulling is gegeven aan professionalisering en de instrumenten die daarbij zijn ingezet, vormen een breed spectrum. Dit spectrum loopt uiteen van een relatief informele variant, bestaande uit competentieprofielen waar bij- en nascholing op aansluit (zoals de 10 kerncompetenties ontwikkeld voor welzijn, en de competentiebox met profielen zoals ontwikkeld voor de gehandicaptenzorg), tot aan een systeem van beroepsregistratie, daaraan gekoppelde eisen voor bij- en nascholing, tuchtrecht, beroepscompetentieprofielen en een beroepscode, zoals dat is ontwikkeld voor het smalle jeugdzorgdomein 13 door STIPJ en het publiekrechtelijke systeem van de Wet BIG. Het gaat niet om een tegenstelling tussen systemen, maar om een spectrum dat de volle breedte van de ontwikkeling aangeeft. Uit de inventarisatie blijkt ook dat aan het begrip professionalsering soms invulling wordt gegeven door de branche, maar vaak ook door de beroepsgroep (met eigen beroepscodes, beroepsprofielen, registers, etc.). Beroepsgroepen lopen daarbij dwars door sectoren heen. Dat betekent dat er een stapeling van eisen/normen plaatsvindt: medewerkers binnen het brede jeugdhulpdomein zijn straks niet alleen gebonden aan de professionaliseringeisen die de Jeugdwet stelt, maar ook aan de eventuele normen van hun eigen branche- en beroepsgroep. Op welke wijze de eisen zich precies stapelen en hoeveel medewerkers met dergelijke stapeling te maken krijgen, is echter niet bekend, wat het voor onder andere gemeenten en cliënten in het nieuwe stelsel lastig kan maken om overzicht te houden over welke professionals aan welke normen voldoen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat deze stapeling zich ook nu in het huidige stelsel al voordoet. Het is eigen aan een sector waarin verschillende competenties en expertises nodig zijn. 13 Hiermee wordt bedoeld: het oude begrip jeugdzorg (het domein waar de Wet op de jeugdzorg van toepassing was). GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 22

104 5. Welke eisen stelt de Jeugdwet aan professionalisering? Wat betekent dit hoofdstuk voor gemeenten? Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de eisen die juridisch-technisch aan professionalisering worden gesteld. De Jeugdwet introduceert in het kader van professionalisering twee begrippen: verantwoorde hulp en verantwoorde werktoedeling. In dit hoofdstuk wordt toegelicht wat er met deze begrippen wordt bedoeld en waarop ze van toepassing zijn. De komende periode wordt de norm van de verantwoorde werktoedeling samen met branche-, beroeps-, cliëntenorganisaties en gemeenten nader geoperationaliseerd in het te ontwikkelen kwaliteitskader jeugd. Er wordt dus gezamenlijk gewerkt aan het eenduidig uitleggen, definiëren en borgen van de norm. In hoofdstuk 6 wordt toegelicht wat verantwoorde werktoedeling betekent voor gemeenten. 5.1 Doel: meer ruimte voor professionals Eén van de doelen van het wetsvoorstel voor de Jeugdwet is meer ruimte voor professionals te creëren. Om de kwaliteit van de jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering te borgen, wil de regering professionalisering in de jeugdhulp stimuleren door meer beroepen onder registratie en tuchtrecht te brengen. Daarmee wil de regering een belangrijke bijdrage leveren aan (a) een verhoging van de kwaliteit van beroepsbeoefening (onder andere door binding aan beroepsethische normen) en (b) het beperken van overbodige bureaucratie Jeugdwet: verantwoorde hulp De Jeugdwet verplicht jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen die een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel uitvoeren om verantwoorde hulp te leveren. Daaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. 15 Verantwoorde hulp = hulp van goed niveau, die in ieder geval: veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend, en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. Ook hebben jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen die een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel uitvoeren de verplichting om zorg te dragen voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat deze bijdraagt aan het leveren van verantwoorde hulp. Dat betekent dat zij het werk zo moeten toedelen, dat dat ten goede komt aan de kwaliteit van de geboden jeugdhulp. 14 Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p Zie bijlage 1 voor de letterlijke tekst van de relevante wetsartikelen. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 23

105 5.3 AMvB: norm van de verantwoorde werktoedeling AMvB onder de Jeugdwet In het nog op te stellen onderdeel van de AMvB onder de Jeugdwet betreffende professionalisering wordt de zogenoemde norm van verantwoorde werktoedeling opgenomen. Leidend hierbij is het principe pas toe of leg uit. Hiermee wordt bedoeld dat er een hoofdregel is, waarvan mag worden afgeweken indien men dat kan uitleggen. De norm van verantwoorde werktoedeling houdt in dat werkgevers in principe het werk moeten toe delen aan in het kwaliteitsregister jeugd óf in het BIG-register geregistreerde jeugdprofessionals (= hoofdregel; pas toe ), tenzij zij kunnen verantwoorden dat toedeling van het werk aan niet geregistreerde jeugdprofessionals de kwaliteit niet nadelig beïnvloedt of indien het zelfs noodzakelijk is voor de kwaliteit van de hulpverlening (= leg uit ). Norm van de verantwoorde werktoedeling waar werkgevers aan moeten voldoen: Pas toe: Deel het werk toe aan een geregistreerde professional (in het kwaliteitsregister jeugd of in het BIG-register) Of leg uit: Deel het werk toe aan een niet-geregistreerde professional als je kan uitleggen dat dit niet afdoet aan de kwaliteit of zelfs noodzakelijk is voor de kwaliteit. De norm van verantwoorde werktoedeling is van toepassing op vijf categorieën. In de eerste plaats is de norm van verantwoorde werktoedeling van toepassing op de jeugdhulpaanbieder; ten tweede op de gecertificeerde instelling (die jeugdbescherming of jeugdreclassering biedt). 16 Daarnaast is de norm van de verantwoorde werktoedeling mede van toepassing verklaard op: 16 Zie de definitie van art , eerste en tweede lid, Jeugdwet. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 24

106 medewerkers van gemeenten die uitvoering geven aan de toeleiding naar jeugdhulp of die zelf jeugdhulp bieden 17 de advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK s) 18 een aantal justitieorganisaties: justitiële jeugdinstellingen (jji s), de Bureaus HALT, de Raad v oor de Kinderbescherming (RvdK) en Stichting Nidos.19 Toepassingsgebied norm van de verantwoorde werktoedeling: Op basis van de Jeugdwet : 1 Jeugdhulpaanbieder 2 Gecertificeerde instelling (= jeugdbescherming/jeugdreclassering) 3 Medewerkers van gemeenten die uitvoering geven aan de toeleiding naar jeugdhulp of die zelf jeugdhulp bieden Op basis van andere wetgeving: 4 AMHK s (wetsvoorstel Wmo) 5 Justitiële organisaties: jji s, Bureaus HALT, RvdK, Stichting Nidos (justitiewetgeving) 17 Zie art. 2.7, tweede lid, Jeugdwet en p. 149 van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2012/13, , nr. 3, p. 149). 18 O.b.v. het wetsvoorstel Wmo. Het AMHK is een samenvoeging van h et AMK en het SGH (één samengevoegde frontoffice). Deze samenvoeging gaat in per en creëert één organisatie voor melding, advies en onderzoek naar huiselijk geweld en kindermishandeling. Het AMHK is wettelijk verankerd in de Wmo. De relevante kwaliteitseisen van de Jeugdwet en het toezichtsregime uit de Jeugdwet zijn van overeenkomstige toepassing op het AMHK. (Bepalingen uit het wetsvoorstel voor de Jeugdwet die niet van toepassing zijn op het AMHK: art , art 4.1.6, art , art en art ) 19 O.b.v. diverse justitiewetgeving; zie Kamerstukken II 2012/13, dossier (Aanpassingen van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten ten behoeve van de professionalisering van de jeugdzorg). GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 25

107 AMvB onder de Wet op de jeugdzorg De AMvB behorend bij de Jeugdwet is bij publicatie van deze oriëntatiebrochure nog niet klaar. De formulering van de bepalingen in deze AMvB ten aanzien van de norm van verantwoorde werktoedeling wordt gebaseerd op de eisen zoals die zijn gesteld in de AMvB voor de jeugdzorg. 20 Wat in die AMvB voor de jeugdzorg is bepaald, zal ook van toepassing worden voor de hiervoor genoemde categorieën. 5.4 Kwaliteitskader jeugd De norm van de verantwoorde werktoedeling, zoals die in de AMvB wordt opgenomen, biedt ruimte. Om aanbieders te helpen bij toepassing van de norm van de verantwoorde werktoedeling, wordt deze norm geoperationaliseerd. Daartoe wordt door alle relevante partijen in het jeugddomein gewerkt aan een kwaliteitskader jeugd, dat voor 2015 af moet zijn. Met behulp van dat kwaliteitskader jeugd kunnen aanbieders en (indirect) gemeenten invulling geven aan de eisen die de Jeugdwet aan hen stelt. Ook helpt het de Inspecties om dit te toetsen. 5.5 Samenvatting De juridisch-technische wijze waarop eisen zijn gesteld aan professionalisering, bestaat dus uit drie lagen. Dit is schematisch als volgt weer te geven: Jeugdwet Norm van verantwoorde hulp AMvB Norm van verantwoorde werktoedeling ( pas toe of leg uit ) Kwaliteitskader Operationalisering van de norm van verantwoorde werktoedeling 20 Zie ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 26

108 6. Wat betekent de norm verantwoorde werktoedeling voor gemeenten? Wat betekent dit hoofdstuk voor gemeenten? In het vorige hoofdstuk zijn de juridisch-technische begrippen verantwoorde hulp en de norm van de verantwoorde werktoedeling toegelicht. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijzen gemeenten te maken kunnen krijgen met de norm van de verantwoorde werktoedeling. De gemeenten kunnen verschillende rollen innemen in het nieuwe stelsel. Afhankelijk van de rollen die een gemeente kiest, krijgen gemeenten direct of indirect maken met de norm. Gemeenten kunnen op verschillende manieren professionalisering en kwaliteit beïnvloeden, daartoe hebben ze meer mogelijkheden dan alleen de norm van de verantwoorde werktoedeling. De wijze waarop een gemeente de rol van opdrachtgever invult, bepaalt mede de kaders waarbinnen professionals kunnen handelen. Daarbij geldt wel dat de norm te allen tijde een onderdeel is van de kaders waarbinnen professionals handelen. 6.1 Verschillende rollen, verschillende eisen Gemeenten kunnen op twee manieren te maken hebben met de norm van verantwoorde werktoedeling: als opdrachtgever en (mede) als werkgever. De gemeente als opdrachtgever (variant A) Ten eerste kopen gemeenten jeugdhulp en jeugdreclasserings- en jeugdbeschermingsmaatregelen in bij aanbieders. Gemeenten zijn dan opdrachtgever en de jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen opdrachtnemer. In dat geval zijn de jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen de werkgevers van de professionals die met de jeugdige (en zijn gezin) werken. In dat geval dienen de jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen het werk verantwoord (conform de wet en AMvB) toe te delen. Gemeenten hebben dan indirect te maken met de norm van verantwoorde werktoedeling: zij zijn dan niet zelf gehouden aan de norm van de verantwoorde werktoedeling, maar de aanbieders bij wie zij inkopen wel. De gemeente moet zich ervan verzekeren dat de gecontracteerde jeugdhulpaanbieder in staat is te voldoen aan de eisen inzake de verantwoordelijkheidstoedeling. De gemeente als werkgever (variant B) Ten tweede kunnen gemeenten ook zelf werkgever zijn. Bijvoorbeeld wanneer de professionals in een sociaal wijkteam in dienst zijn van de gemeente. In dat geval hebben gemeenten direct te maken met de norm van verantwoorde werktoedeling en zijn het de gemeenten zelf die verantwoordelijk zijn voor een juiste toepassing daarvan. Tegelijkertijd vindt er een zekere vermenging van functies plaats: gemeenten zijn bij variant B niet alleen werkgever, maar ook nog steeds opdrachtgever (aan zichzelf). Dat betekent dat gemeenten dan zowel de rol van opdrachtgever als die van opdrachtnemer op zich nemen. Bovenstaande betekent niet dat er voor gemeente niets meer te kiezen valt. Is de gemeente (ook) werkgever voor de professionals (variant B), dan is de gemeente verantwoordelijk voor de werktoedeling. Dat betekent dat de gemeente kan kiezen welk type professional hij het meest geschikt vindt om een specifieke jeugdige te helpen en of het dan om een geregistreerde of om een niet geregistreerde professional gaat. Voorwaarde daarbij is wel dat de gemeente kan uitleggen waarom die keuze bijdraagt aan de kwaliteit voor de cliënt. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 27

109 Rol gemeente Rol derde Professional Variant A: Opdrachtgever Aanbieder Professional Variant B: Opdrachtgever Werkgever De aanbieder is werkgever, dus gebonden aan de norm van verantwoorde werktoedeling (de gemeente niet direct) Professional De gemeente is (ook) werkgever, dus direct gebonden aan de norm van verantwoorde werktoedeling Is de gemeente (ook) opdrachtgever (zowel variant A als variant B) dan kan de gemeente bij de inhuur van de aanbieder aanvullende eisen stellen. 6.2 Rol kwaliteitskader jeugd in relatie tot de opdrachtgeversrol van de gemeente Het kwaliteitskader jeugd, dat in 2014 wordt ontwikkeld door alle relevante partijen in het jeugddomein, zal een operationalisering van de norm van verantwoorde werktoedeling bevatten. Dat betekent dat het kwaliteitskader jeugd een leidraad zal zijn voor aanbieders en gemeenten: het gaat hen helpen om de afweging ( pas toe of leg uit ) te maken. Het mag gemeenten niet belemmeringen in hun opdrachtgeversrol. Daarom zal de mogelijkheid voor gemeenten om bij de inkoop van jeugdhulp, jeugdreclassering en jeugdbescherming aanvullende eisen te stellen blijven bestaan. Het hoort immers bij goed opdrachtgeverschap om na te denken over de voorwaarden die aan een opdracht worden gesteld. Zo weet een opdrachtnemer ook waar hij aan toe is. Belangrijk is wel dat eventueel aanvullende eisen passen binnen de kaders van de Jeugdwet. Dat betekent dat zij moeten bevorderen dat verantwoorde hulp wordt geboden: hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. Het kwaliteitskader jeugd zal met name behulpzaam zijn voor werkgevers. Daarnaast is er de mogelijkheid dat beroepsverenigingen een model voor een professioneel statuut ontwikkelen. Dit kan een handvat bieden voor de invulling van de relatie tussen de werkgever en de geregistreerde jeugdprofessional. Dit kan duidelijkheid bieden wanneer het organisatiebelang en het werken volgens de beroepsnormen met elkaar in conflict zouden raken. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 28

110 6.3 Opdrachtgeverschap In het algemeen kunnen gemeenten als opdrachtgever op verschillende manieren invloed uitoefenen op het verhogen van kwaliteit bij de uitvoering van jeugdhulp. Dat geldt niet alleen richting jeugdprofessionals, maar ook ten aanzien van de afspraken die worden gemaakt met aanbieders en met cliënten (zie hoofdstuk 2). De ruimte voor de professional wordt bepaald door drie elementen: de (aanvullende) eisen van de gemeente als opdrachtgever, de norm van de verantwoorde werktoedeling en de eisen die de beroepsgroepen stellen aan het eigen handelen. De gemeente heeft een belangrijke invloed op professionalisering in zijn rol als opdrachtgever. De wijze waarop gemeenten hieraan invulling geven bepalen (mede) de kaders waarbinnen de professionals kunnen handelen. Dit bepaalt dus mede in hoeverre er sprake is van ruimte voor de professional in zijn relatie tot de cliënt. Naarmate er meer eisen worden gesteld aan de professional en de gemeente een grotere verantwoordelijkheid neemt in de uitvoering, wordt de ruimte voor de professional beperkter. De keuzes die gemeenten hierin maken verschillen. Dit blijkt ook uit de praktijk (zie hoofdstuk 7). Soms kiezen gemeenten er voor om zelf een stevige rol te spelen in de uitvoering, door professionals in dienst te nemen of de aansturing van het lokale team onder gemeentelijke verantwoordelijkheid te plaatsen. Deze keuzes leiden ertoe dat gemeente dichter bij de zorginhoudelijke uitvoering komt te staan en hierop meer invloed kan uitoefenen. In het licht van de norm voor de verantwoorde werktoedeling kan dit betekenen dat de bestuurder (wethouder) in het geval dat het mis gaat aangesproken wordt op zorginhoudelijke keuzes. In sommige gevallen kiezen gemeenten er bewust voor om kaders op hoofdlijnen te schetsen en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering (volledig) te beleggen bij de aanbieders. Deze gemeenten geven invulling aan het opdrachtgeverschap door prikkelwerking toe te passen en te sturen op resultaat. Het is aan de professionals om er voor te zorgen om dit resultaat te bereiken. In het licht van de norm voor de verantwoorde werktoedeling betekent dit dat de gemeente organiseert dat de verantwoordelijkheid voor de zorginhoud bij de professional ligt. De gemeentelijke bestuurder (wethouder) staat inhoudelijk op afstand en kan daarmee verwijzen naar het systeem van de beroepsgroep en de beroepsethische normen die daar worden gehanteerd. Hij is hierop niet aanspreekbaar. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 29

111 6.4 Gemeenten in de rol van opdrachtgever De gemeente bepaalt dus via haar rol als opdrachtgever voor een deel de mate van handelingsvrijheid van een professional en de wijze waarop hij zich kan ontplooien en ontwikkelen om kwaliteit te realiseren. De verantwoordelijkheid voor het slagen van de professionalisering en kwaliteitsbevordering van de jeugdprofessional ligt dus niet alleen bij de aanbieder en de professional, maar ook bij de gemeente. Voor gemeenten is de rol van opdrachtgever niet nieuw. Ook bij de uitvoering van bijvoorbeeld de bijstand en de Wmo is de gemeente opdrachtgever. De (nieuwe) verantwoordelijkheden bij de uitvoering van de Jeugdwet zijn complex en omvangrijk. Het gaat over de volle breedte van jeugd waarbij het beoogde resultaat afhangt van de behoeften en omstandigheden van de jeugdigen. Er is niet (altijd) een eenduidige interpretatie van het wat verantwoorde hulp is. De professionals bepalen dat samen en in interactie met de jeugdige en zijn sociale systeem in de dagelijkse praktijk. Het nieuwe jeugdstelsel stelt daarmee ook eisen aan de gemeente als opdrachtgever. De gemeente moet in staat zijn om in het beleid te anticiperen op (en het beleid aan te passen aan) datgene wat de praktijk c.q. de uitvoering nodig acht, in het belang van de jeugdige. Dat is nog niet eenvoudig. Enerzijds vraagt de Jeugdwet van gemeenten dat ze meer ontvankelijk zijn voor wat er in de praktijk nodig is en beleid ontwikkelen dat een integrale en samenhangende benadering stimuleert. Anderzijds heeft een gemeente de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er (kwantitatief en kwalitatief) voldoende voorzieningen beschikbaar zijn binnen de nieuwe beperkte financiële kaders. De gemeente schakelt op veel borden tegelijk die vaak samenkomen in de rol van de gemeente als opdrachtgever. Gemeenten proberen op een nieuwe wijze invulling te geven aan hun rol als opdrachtgever 21. Gemeenten gebruiken het voorbereidingsjaar 2014 als experimenteerjaar om te ontdekken wat voor hen de meest effectieve vorm van opdrachtgeverschap is. Voor veel gemeenten gaat dat net als bij zorgorganisaties gepaard met een (interne) cultuurverandering. De gemeentelijke organisatie is de afgelopen jaren vooral ingericht op zorgvuldigheid, voorspelbaarheid en rechtsgelijkheid (kenmerken van het sturingsparadigma new public management) 22. Beleidsdoelen worden vaak zo geformuleerd dat het effect meetbaar is. Een bedrijfsmatige inrichting om middelen transparanter en rechtvaardiger te verdelen, strookt niet altijd met de nieuwe uitgangspunten van maatwerk en eigen regie. Dat vraagt van gemeenten dat ze niet alleen nadenken over nieuwe vormen van sturing, prikkelwerking en opdrachtgeverschap, maar ook over de wijze waarop ze hun eigen gemeentelijke organisatie willen inrichten, de interne sturings- en verantwoordingslijnen willen definiëren en de competenties die ze vragen van hun ambtelijke organisatie. 21 Zie verschillende handreikingen van de VNG en het Transitiebureau Wmo. 22 Outreachend besturen in tijden van transitie (2012), Martin Stam e.a. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 30

112 De kaders waarbinnen professionalisering van de jeugdprofessional plaatsvindt, hangt daarmee mede af van de wijze waarop gemeenten invulling geven aan hun eigen (interne) veranderproces. 6.5 Toegang De sleutel van het partnerschap tussen gemeenten en aanbieders en daarmee in de relatie tot professionals, ligt bij de functionaliteit van de toegang 23. De wijze waarop nu Bureau Jeugdzorg en het CIZ jeugdigen toeleidt naar de juiste vorm van geïndiceerde zorg, vervalt in het nieuwe stelsel. Gemeenten kunnen (mede) bepalen hoe (in het werkproces) invulling gegeven wordt aan de ondersteuningsbehoeftebepaling en daarmee samen met de jeugdige en zijn sociale systeem antwoord geeft op de vragen wat is er aan de hand en wat is er nodig. In de toegang wordt de grens tussen vrij toegankelijke zorg en niet-vrij toegankelijke zorg bepaald en wordt bepaald wie het mandaat heeft om de niet-vrij toegankelijke zorg in te zetten. Gemeenten overwegen om deze functionaliteiten bij een lokaal team te beleggen die in de wijken c.q. gebieden werken waar de jeugdigen wonen om op die manier veel beter in te kunnen spelen op de persoonlijke vraagstukken van jeugdige en gezin. De professional die het mandaat heeft om te bepalen welke hulp en ondersteuning wordt ingezet, heeft een belangrijke sleutelfunctie. In de wet is opgenomen dat deze functionaris valt onder de norm van de verantwoorde werktoedeling. Voor hem/haar zal in elk geval gelden dat registratie en de daarmee samenhangende eisen noodzakelijk is, tenzij de werkgever kan aangeven waarom hiervan afgeweken kan worden. Soms kiezen gemeenten ervoor om uitsluitend opdrachtgever te zijn. Soms zijn ze opdrachtgever en uitvoerder. Gemeenten worden vooral in het vraagstuk rondom toegang geconfronteerd met de inzet van professionals en het vraagstuk hoe ze hierin willen sturen en welke opdrachtgever ze willen zijn. Het gaat dan om onderwerpen als de samenstelling van lokale teams, de inzet van professionals in lokale teams, de aansturing van lokale teams en het beleggen van het mandaat om niet-vrij toegankelijke zorg. In het volgende hoofdstuk wordt aan de hand van casuïstieken uit zes gemeenten zichtbaar gemaakt welke verschillende afwegingen gemeenten hierin maken. 23 In de Jeugdwet (artikel 2.7, lid 2) wordt de functionaliteit toegang als volgt gedefinieerd: personen die onder verantwoordelijkheid van het college werkzaamheden verrichten met betrekking tot de toeleiding naar, advisering over en de bepaling van de aangewezen voorziening en ten aanzien van personen die door het college worden ingezet om jeugdhulp te verlenen GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 31

113 7. De rol van gemeenten in het bevorderen van professionalisering in de praktijk Wat betekent dit hoofdstuk voor gemeenten? Om te onderzoeken hoe gemeenten op dit moment denken over de rol van de professionals in het nieuwe stelsel en vandaaruit werken aan de professionalisering binnen het nieuwe jeugddomein, is in een zestal gemeenten gesprekken gevoerd en documenten bestudeerd: Hellendoorn, Helmond, Rotterdam, Utrecht, Venlo en Zaanstad. 24 Zie de bijlagen voor een uiteenzetting van de casuïstiek per gemeente. Aangezien de selectie van gemeenten beperkt is, wordt de informatie uitsluitend gepresenteerd als impressie van de verschillende manieren waarop gemeenten denken over de rol van professionals en de wijze waarop professionalisering vorm moet krijgen, wat de vraagstukken zijn waar gemeenten zich mee bezig houden en hoe zij aankijken tegen de norm van de verantwoorde werktoedeling en het (nieuw op te stellen) kwaliteitskader. 7.1 Uitgangspunten De gemeente is een belangrijke partij in het bevorderen van kwaliteit (zie het vorige hoofdstuk). De uitgangspunten die zij hanteren in hun visie op het decentrale jeugdbeleid bepaalt voor een groot deel wat zij verwachten van de professional. De zes bestudeerde casusgemeenten verschillen daarin niet van elkaar. Begrippen zoals het beter benutten van de eigen kracht en het netwerk van de jeugdige, versterken van eigen verantwoordelijkheid en regie van de jeugdige en zijn gezin, oog voor individuele vraag en mogelijkheden, integrale benadering, nadruk op preventie en normalisering, vormen in vrijwel alle onderzochte gemeenten de pijlers van de lokale visie op het jeugddomein. Deze zijn in lijn met de doelen en transformatiegedachte van de Jeugdwet. Daarbij leggen gemeenten wel eigen accentverschillen. In de gemeente Utrecht verwoorden ze dit als volgt: Gewoon opvoeden is voor de gemeente Utrecht het uitgangspunt bij de decentralisatie van de jeugdzorg. Utrecht wil de eigen kracht van gezinnen en kinderen aanspreken en hen een stevige basis bieden. ( ) Utrecht wil minder versnippering van zorg en beter aansluiten bij de vraag en de behoefte die gezinnen zelf hebben. Het versterken van de eigen kracht staat voorop. Dat betekent concreet dat professionals in het jeugddomein niet over maar met gezinnen praten. 24 In overleg met de opdrachtgevers is de keuze op deze gemeenten gevallen omdat: a. We aannamen dat grote en middelgrote gemeenten waarschijnlijk al wat verder zijn in hun denken over professionalisering b. We van tevoren verwachtten dat tussen deze gemeenten verschillen zouden zitten in opvattingen, die de breedte van het spectrum duiden, nog wel wat spreiding zat c. We enige mate van geografische spreiding wilden. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 32

114 In de gemeente Zaanstad leggen ze de volgende accenten: Zaanstad wil de regie op het opvoeden en opgroeien van kinderen en jongeren terugleggen waar deze hoort: bij de ouders en opvoeders. Praten over opgroeien en opvoeden moet normaal worden elkaar erop aanspreken ook. Doel is een inclusieve samenleving, waar mensen die afwijken van de norm niet worden uitgesloten, maar juist ingesloten. Preventie vormt voor Zaanstad het vertrekpunt van het beleid. Gewone vragen moeten niet onnodig uitgroeien tot vraagstukken, vraagstukken moeten niet verworden tot onbeheersbare problemen. In de gemeente Venlo wordt de volgende uitgangspunten geformuleerd: Het jeugdbeleid van Venlo richt zich nadrukkelijk op alle jeugd, de focus ligt niet op problemen, maar op het normale opgroeien en opvoeden. Daarbij staat het kind en de direct omgeving centraal. Het gezin is de basis. Ouders/verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van de eigen kinderen. Hulp en ondersteuning aan ouders en gezinnen gaat uit van het principe dat de opvoeding en eigen kracht wordt versterkt, niet overgenomen. Waar nodig is slagvaardige specialistische hulp beschikbaar. Uitgangspunten zoals deze geven vorm aan de verwachtingen die gemeenten hebben van professionals: andere werkwijze, andere houding en gedrag. Daarbij maken gemeenten vaak geen onderscheid tussen verschillende professionals. Zij verwachten van alle professionals in het nieuwe stelsel een cultuurverandering, vaak inclusief van hun eigen ambtenaren. 7.2 Eisen aan de professionals De gemeente is als opdrachtgever een belangrijke actor in het bevorderen van kwaliteit. De wijze waarop de gemeente zijn rol als opdrachtgever invult, bepaalt de kaders waarbinnen de aanbieders en daarmee professionals hun werk kunnen uitvoeren. Sommige gemeenten vertalen de uitgangspunten van het nieuwe jeugdstelsel in eisen aan de professionals. Sommige gemeenten willen juist niet te veel aanvullende eisen opleggen. In de gemeente Hellendoorn wordt de volgende keuze gemaakt: Hellendoorn gaat uit van vertrouwen in haar professionals. Professionals moeten niet met de gemeente bezig zijn, maar met de klant én met de kwaliteit van het eigen handelen. Al het overige moet hier dienstbaar aan zijn. Maar dat wil nog niet zeggen dat de relatie met professionals vrijblijvend is. De gemeente wil bijvoorbeeld zien of professionals investeren in kwaliteit. Hellendoorn wil haar inkoop zo inrichten dat organisaties zich niet bureaucratisch gaan inrichten om de gemeente van informatie te voorzien. Achterliggende gedachte is dat je als gemeente terugkrijgt wat je van professionals en professionele organisaties vraagt. Organiseer je op controle en beheersing, dan oogst je bureaucratie. Als je vraagt om cijfers over indicaties, dan gaan professionals indicaties tellen. Van strategisch belang is daarmee de vraag welke vraag een gemeente beantwoord wil zien. Hellendoorn wil professionals de ruimte geven en hen niet opzadelen met bureaucratische verplichtingen. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 33

115 In de gemeente Venlo wordt een soortgelijke keuze gemaakt: Venlo stelt de professional centraal bij de transformatie van de jeugdzorg. Professionals zijn nu nog te zeer gevangen in een bureaucratisch systeem. Professionals moeten zelf kunnen sturen op de uitvoering van het werk. Venlo stelt daarom geen aanvullende eisen ten aanzien van kwaliteit. In de gemeente Rotterdam zijn wel aanvullende eisen gesteld aan de professional, maar zijn deze accenten samen met het veld geformuleerd: Voor de jeugd- en gezinscoach in het wijk(jeugd)team heeft men in Rotterdam rollen, taken en competenties geformuleerd. De competenties die zijn geformuleerd, luiden: Breed kijken Kostenbewust Samenwerken Zelfredzaamheid versterken/beslissen in dialoog Sensitief werken (cliënt, cultuur) Omgevingsbewust. In de gemeente Utrecht kiest er voor om de verantwoordelijkheid voor professionalisering bij de professionals zelf te laten: Utrecht geeft professionals de ruimte om eigen professionele afwegingen te maken en beslissingen te nemen. De gemeente hecht er waarde aan dat professionals zelf een nieuw professioneel kader gaan ontwikkelen. Herwaardering voor de uitvoering is het uitgangspunt. (.) Bewust nadenken over de eigen rol heeft Utrecht tot het inzicht gebracht dat de gemeente zelf geen kwaliteitseisen moet formuleren. Kwaliteit is van de professionals. In plaats daarvan richt de gemeente zich op het invullen van haar opdrachtgeversrol. In sommige gevallen zijn de eisen impliciet (kenbaar gemaakt in een visie) en in sommige gevallen expliciet (afspraken met aanbieders). In alle casusgemeenten wordt er voor gekozen om in experimenten en proeftuinen gezamenlijk invulling te geven aan de nieuwe eisen. Vandaaruit bepalen gemeenten op welke wijze zij de beoogde doelen het beste kunnen realiseren en welke vorm van prikkelwerking en sturing noodzakelijk is. 7.3 Positie van de professional in het werkproces Het jeugddomein is breed. Er werken veel verschillende professionals, met verschillende achtergronden, kennisniveaus, vaardigheden en competenties. Daarbij komt dat gemeenten onderling verschillen en hun inwoners verschillende behoeften hebben. Bij de inrichting van het nieuwe stelsel maken gemeenten keuzes over hoe het lokale jeugdstelsel eruit komt te zien, mede op basis van de behoeften en omstandigheden van de jeugdigen die in hun gemeente wonen. Eén van die keuzes is hoe de jeugdhulp wordt georganiseerd (welk systeem wordt gekozen) en welke rol de verschillende professionals daarin hebben. Aangezien de toegangsfunctie van Bureau Jeugdzorg vervalt, is dat voor veel gemeenten een reden om hun lokale werkproces te reorganiseren. Alle casusgemeenten in kiezen voor een bepaalde vorm van lokale teams (sociale wijkteams, gebiedsteams, buurtteams, CJGteams, etc.). Deze lokale teams voeren op een eigen wijze de functionaliteit toegang en toeleiding uit. Ze verlenen ambulante hulp, ondersteuning en zorg en werkende weg wordt (veelal) samen met de jeugdige en zijn ouderlijk gezag een integraal plan opgesteld. Het verschilt per gemeente of de professionals in de lokale teams het mandaat hebben om de benodigde zorg te bepalen (zorgbehoeftebepaling) en in te kopen. In sommige gevallen is GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 34

116 er sprake van specialistische teams die uiteindelijk bepalen welke zorg er ingezet mag worden. De gemeente bepaalt bij de vormgeving van het lokale werkproces welke eisen en verantwoordelijkheden (functionaliteiten) bij een bepaalde professional belegd worden. Sommige professionals zullen daardoor een grote hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden krijgen, zoals signalering, diagnostisering, toegang, toeleiding en casemanagement. Andere professionals zullen maar een beperkte hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden hoeven uit te voeren. Vaak hangt de omvang en aard van de functionaliteiten waarvoor een professional verantwoordelijk is, af van de positie die hij/zij inneemt in het werkproces. Professionals in de toegang hebben andere verantwoordelijkheden dan professional in de basisvoorzieningen of in het AMHK. De ene jeugdprofessional is dus de andere niet. Dat betekent dat ook ten aanzien van kwaliteit en professionaliteit andere eisen gesteld worden. Deze verschillen worden ook zichtbaar bij de inrichting van de lokale teams. De gemeente Hellendoorn: Hellendoorn wil ook de regie en zeggenschap van cliënten versterken. Daarvoor wil de gemeente binnen het CJG een pool inrichten van professionals, die vanuit een generalistisch perspectief de hulpvragen van mensen helpen verhelderen. In de pool nemen professionals deel vanuit onder meer de gemeente (maatschappelijke ontwikkeling, werk en zorg), maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, MEE, jongerenwerk, jeugdzorg en jeugdhulpverlening en het CIZ. De gemeente Helmond: Sinds een jaar werkt Helmond met krachtteams. Professionals van MEE, jeugdzorgaanbieders en bureaus jeugdzorg, de GGZ en maatschappelijk werk leveren daar het personeel. De toegang tot de opvoed- en jeugdhulp is geregeld via het CJG. Nulde en eerstelijns professionals leveren opvoedingsondersteuning. Bij complexere situaties kunnen zij ondersteuning van jeugd- en gezinswerkers inzetten, zonder dat hiervoor een indicatie nodig is. De opvoedondersteuners zijn ervaren professionals van aanbieders voor jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk en jeugdzorg. Voor zowel de opvoedondersteuners als de jeugd- en gezinswerkers geldt dat zij niet noodzakelijkerwijs HBO-geschoold hoeven te zijn. Om toegang te krijgen tot de dure en ingrijpende zorgvragen (de echte jeugdhulpverlening/jeugdzorg) zal een expertpool besluiten nemen, waarin orthopedagogen, GGZ experts, jeugdartsen en artsen van de GGD deelnemen. De gemeente Rotterdam: Rotterdam organiseert de jeugdhulp op drie niveaus. Het eerste niveau is dat van het wijknetwerk. Daarnaast is er het generalistische wijk(jeugd)team. Meer specialistische zorg is beschikbaar via consultatie- en diagnoseteams. De jeugd- en gezinscoaches (generalisten) in de wijkteams zijn een schakel tussen het brede wijknetwerk en de specialistischer hulpverlening. In het wijkteam jeugd en gezin zijn de jeugd- en gezinscoaches zowel poortwachter als casusregisseur, met uitzondering van de drang-en-dwang-trajecten. De jeugd- en gezinscoach in de wijkteams is verantwoordelijk voor het inschatten van de hulpbehoefte. Dat kan de jeugd- en gezinscoach zelf afwegen, al dan niet op basis van nadere analyse van de vraag. Daarnaast kunnen zij het consultatie- en diagnoseteam inschakelen. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 35

117 Professionals in het wijknetwerk, dat in principe de hele jeugdhulp omvat, moeten verantwoorde hulp bieden. De gedachte is dat hierbij zeker mensen zullen worden ingezet die niet WO- of HBO-geschoold zijn. Voor de professionals in het wijkteam jeugd en gezin en de consultatie- en diagnoseteams worden aanvullende eisen gesteld. Schoolmaatschappelijk werkers zijn onderdeel van het wijknetwerk, maar met hen wordt overlegd over scholing die is gebaseerd op dezelfde accenten in competenties die voor de jeugd- en gezinscoach in het wijkteam gelden. In het wijk(jeugd)team zijn mensen minimaal HBO-geschoold en geregistreerd. Het jeugddiagnoseteam bestaat in ieder geval uit een ggz-psycholoog, een jeugdarts en een orthopedagoog. Elke gemeente maakt een eigen afweging vaak op basis van de lokale situatie welke inzet van professionals nodig is. Daarbij ontwerpen ze een eigen functioneel model, waarin de functionaliteiten van het nieuwe jeugdbeleid belegd worden. In het voorbeeld van Rotterdam wordt dit het beste zichtbaar: in het wijknetwerk zijn professionals werkzaam die niet per se WO- of HBO-geschoold zijn, in het diagnoseteam daarentegen worden wel eisen gesteld over een minimaal opleidingsniveau. Sommige gemeenten hebben nog geen definitieve keuzes gemaakt ten aanzien van professionals die de toegangsfunctie vervullen. Het merendeel van de gemeenten die deze keuze wel heeft gemaakt, kiest ervoor om deze functionaliteit te beleggen bij minimaal HBO-geschoolden. 7.4 Ondersteunen en opleiden van professionals Onafhankelijk van het feit of gemeenten eisen stellen aan professionals, bijna alle gemeenten investeren in een ondersteunings- of opleidingstraject van professionals. Daarbij worden verschillende accenten gelegd. Soms betreft het training en scholing in bepaalde methodes en interventies (bijvoorbeeld Triple P en Signs of Safety) en soms ligt de nadruk op cultuurverandering, waarbij intervisie en gezamenlijk leren en experimenteren een prominente plek krijgen. In de gemeente Utrecht worden de volgende accenten gelegd: Opleiden van professionals is over de hele linie van belang, of professionals nu wel of niet geregistreerd zijn. Het is essentieel dat professionals met elkaar in gesprek zijn en blijven over hoe zij hun rol zien, hoe zij het werkkader beschouwen. Zij moeten onderling hun normen en waarden expliciteren. Intervisie kan hierbij een belangrijke rol spelen. Deze professionele dialoog is volgens de gemeente Utrecht onmisbaar om de transformatie te laten slagen. Het is immers niet de bedoeling dat de professionals in de buurtteams doen wat zij al deden, maar samen invulling geven aan de nieuwe rollen en daarmee aan de transformatie van de jeugdzorg. In het nieuwe stelsel wordt van professionals ook veel meer dan nu het geval is verwacht dat zij hun professie uitvoeren met oog voor de kosten die daarmee gemoeid zijn. Professionals moeten leren na te denken wat geld kost. In de gemeente Helmond wordt als volgt nagedacht over opleiden en ondersteunen: Als een gemeente alleen kijkt naar het opleidingsniveau van jeugdhulpverleners schiet zij haar doel voorbij: goede professionals die qua attitude en ervaring veel te bieden hebben vallen dan wellicht buiten de boot, terwijl een HBO-diploma niet vanzelfsprekend een garantie voor kwaliteit is. Helmond werkt aan professionalisering van de jeugdhulpverleners door hen trainingen aan te bieden met betrekking tot Signs of Safety, Sociale Netwerk Strategieën en de Triple P-methodiek. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 36

118 Ook zijn er coördinatoren ingesteld om de verdere professionalisering te ondersteunen (coördinator jeugd en gezinswerkers de CJG-coördinator coördineert de opvoedondersteuners). Via intervisie, supervisie en teamvorming wordt vanuit de praktijk toegewerkt naar verdere professionalisering en nadere standaardisering In de gemeente Rotterdam worden de volgende activiteiten ondernomen: In Rotterdam is FlexusJeugdplein trekker voor het opstellen en uitvoeren van een opleidingsplan voor de wijk(jeugd)teams. Er is door de jeugdhulpaanbieders een werkgroep gevormd onder voorzitterschap van het CJG Rijnmond, die op basis van een programma van eisen van de gemeente een voorstel ontwikkelt voor een opleidingsplan. Een belangrijk onderdeel van het opleidingsplan vormen de extra taken die bij de wijkteams zullen worden belegd, waaronder het adviseren over PGB en verleningsbeschikkingen. Op deze onderdelen moet men aantoonbaar beschikken over de vereiste kennis, houding en vaardigheden. 7.5 Competenties & vaardigheden De competenties en vaardigheden die in het nieuwe stelsel van professionals worden gevraagd, worden deels bepaald door de doelen van dat nieuwe stelsel: de doelen van de wet en in het bijzonder de transformatiegedachte zijn van invloed op hetgeen professionals zouden moeten kunnen. Denk bijvoorbeeld aan het voorbeeld van de competenties die de gemeente Rotterdam met het veld heeft benoemd: breed kijken, kostenbewustzijn, zelfredzaamheid versterken, et cetera (zie 7.2) De competenties en vaardigheden die van professionals worden gevraagd, zijn niet voor alle professionals hetzelfde. Dit is mede afhankelijk van de positie die zij hebben in het werkproces. Bijvoorbeeld van een professional in een basisteam kan een gemeente andere competenties en vaardigheden verlangen dan van een professional die specialistische zorg levert of bij een AMHK werkt. De competenties en vaardigheden die van een professional worden gevraagd zijn ten tweede ook afhankelijk van de geldende beroepsnormen. Zo zijn er bijvoorbeeld beroepscompetentieprofielen voor sociaal werkers, jeugdverpleegkundigen, jeugdzorgwerkers, medewerkers binnen de gehandicaptenzorg, de basisberoepen in de zin van de Wet BIG, etc. Deze beroepscompetentieprofielen zijn meestal opgesteld door het werkveld en de beroepsverenigingen. Ten derde zijn de gevraagde competenties en vaardigheden afhankelijk van de inzichten uit de wetenschap. GV276/professionalisering in het jeugddomein - oriëntatie voor gemeenten ( ) 37

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

FACTSHEET PLEEGZORG 2012 FACTSHEET PLEEGZORG 2012 In Nederland worden veel kinderen door familieleden of bekenden opgevoed wanneer dat door omstandigheden in de thuissituatie niet mogelijk is. Bij deze informele zorg is geen jeugdzorg-

Nadere informatie

JEUGD-GGZ NAAR GEMEENTEN: AFSLUITING DBC S GGZ

JEUGD-GGZ NAAR GEMEENTEN: AFSLUITING DBC S GGZ Factsheet JEUGD-GGZ NAAR GEMEENTEN: AFSLUITING DBC S GGZ Hoe om te gaan met de overloopsituaties die ontstaan in lopende DBC s door de overheveling van de jeugd-ggz naar gemeenten? Om u op deze en andere

Nadere informatie

Pleegouder worden. een zorgvuldige voorbereiding

Pleegouder worden. een zorgvuldige voorbereiding Pleegouder worden een zorgvuldige voorbereiding De keuze om pleegouder te worden, is een ingrijpende stap. Een pleegouder is de opvoeder van een kind van een ander. Er komt een kind bij in het gezin of

Nadere informatie

ons kenmerk ECSD/U201400672 Lbr. 14/014

ons kenmerk ECSD/U201400672 Lbr. 14/014 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Inkoop Jeugd-GGZ door gemeenten uw kenmerk ons kenmerk ECSD/U201400672 Lbr. 14/014 bijlage(n) datum 18 maart

Nadere informatie

Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden-Holland 2005. Hoe maak ik een jeugdenquête

Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden-Holland 2005. Hoe maak ik een jeugdenquête Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden-Holland 2005 Hoe maak ik een jeugdenquête Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 Wanneer een enquête 4 Hoofdstuk 2 Hoe maak ik een enquête 5 Hoofdstuk 3 Plan van aanpak

Nadere informatie

Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente

Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente Uitloopavond commissie sociaal 28 aug. 2013 Annemarie Kristen-Reerink Kirsten Boelen Kristel Fiselier Wat gaan we vertellen? 1. Stand van zaken 2. Notitie Samenwerken

Nadere informatie

Praktische afspraken na toepassing woonplaatsbeginsel Jeugd en Wmo. Convenant

Praktische afspraken na toepassing woonplaatsbeginsel Jeugd en Wmo. Convenant Praktische afspraken na toepassing woonplaatsbeginsel Jeugd en Wmo Convenant 1 Inleiding 1.1 Convenant In dit convenant zijn afspraken te vinden die de partijen (gemeente De Bilt, Bunnik, Wijk bij Duurstede,

Nadere informatie

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL. 1005258 Fiselier, Kristel SAM-MO Janneke Oude Alink. Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL. 1005258 Fiselier, Kristel SAM-MO Janneke Oude Alink. Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente SAMENVATTING RAADSVOORSTEL ZAAKNUMMER BEHANDELEND AMBTENAAR SECTOR PORT. HOUDER 1005258 Fiselier, Kristel SAM-MO Janneke Oude Alink ONDERWERP Samenwerken aan Jeugdzorg in Twente AGENDANUMMER SAMENVATTING

Nadere informatie

De vragen en antwoorden in dit document zijn ingedeeld in de volgende onderwerpen:

De vragen en antwoorden in dit document zijn ingedeeld in de volgende onderwerpen: Afspraken verwijzing: de FAQ mei 2017 De vragen en antwoorden in dit document zijn ingedeeld in de volgende onderwerpen: Overgang jeugd Van gb-ggz naar g-ggz en vice versa Informatie-uitwisseling Jaargrens

Nadere informatie

ets-woonplaatsbeginsel-jeugdwet

ets-woonplaatsbeginsel-jeugdwet Voorstel toetsen Woonplaatsbeginsel Inleiding Het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet regelt welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp. Het bepaalt ook welke gemeente de jeugdhulp betaalt. Hiermee

Nadere informatie

Q&A PLEEGZORG NEDERLAND SUPERGEWONEMENSENGEZOCHT.NL. Voor de nieuwe publiekscampagne 2015:

Q&A PLEEGZORG NEDERLAND SUPERGEWONEMENSENGEZOCHT.NL. Voor de nieuwe publiekscampagne 2015: Q&A PLEEGZORG NEDERLAND Voor de nieuwe publiekscampagne 2015: SUPERGEWONEMENSENGEZOCHT.NL INHOUD 1. DE CAMPAGNE: SUPERGEWONE MENSEN GEZOCHT 2. VRAGEN OVER DE LANDELIJKE CAMPAGNE 3. VOOR (POTENTIELE) PLEEGOUDERS

Nadere informatie

1. Onderwerp Gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp

1. Onderwerp Gezamenlijk opdrachtgeverschap jeugdhulp Oplegvel In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten

Nadere informatie

Haarlem. Leden van de commissie Bestuur. 20 december / N.B. Kluwen Proces Jaarrekening 2016

Haarlem. Leden van de commissie Bestuur. 20 december / N.B. Kluwen Proces Jaarrekening 2016 Gemeente Haarlem Haarlem Retouradres Postbus 511, 2003PB Haarlem Leden van de commissie Bestuur Datum Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer E-mail Onderwerp 20 december 2016 2016/584002 N.B. Kluwen

Nadere informatie

Beslisdocument college van Peel en Maas

Beslisdocument college van Peel en Maas Beslisdocument college van Peel en Maas Document openbaar: Ja Zaaknummer: 1894/2015/649218 Documentnummer: 1894/2016/771825 Besluitnummer: 26 9.1 Onderwerp: Aangepaste samenwerkingsafspraken pleegzorg

Nadere informatie

ONTDEK DE PLEEGOUDER IN JEZELF

ONTDEK DE PLEEGOUDER IN JEZELF ONTDEK DE PLEEGOUDER IN JEZELF ONTDEK DE PLEEGOUDER IN JEZELF WAT IS PLEEGZORG? Er kunnen tijden in het leven zijn dat ouders (tijdelijk) niet meer (volledig) voor hun kind kunnen zorgen. Opvang in een

Nadere informatie

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kooiman (SP) over de budgetten en bureaucratie in de jeugdzorg (2016Z23037).

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kooiman (SP) over de budgetten en bureaucratie in de jeugdzorg (2016Z23037). > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd. ZonMw site-visit 9 april 2018

AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd. ZonMw site-visit 9 april 2018 AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd ZonMw site-visit 9 april 2018 AWTJF Samen puzzelen over prangende regionale vraagstukken Samen deze

Nadere informatie

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek

hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek Betreft Vergaderdatum hoofdlijnennotitie Decentralisatie Jeugdzorg Westelijke Mijnstreek 25-februari-2014 Gemeenteblad 2014 / Agendapunt Aan de Raad Voorstel De gemeenteraad wordt voorgesteld: 1. De hoofdlijnennotitie

Nadere informatie

Contractering van vrijgevestigden, groepspraktijken en dyslexiezorgaanbieders, werkzaam in de Jeugd-GGZ

Contractering van vrijgevestigden, groepspraktijken en dyslexiezorgaanbieders, werkzaam in de Jeugd-GGZ Contractering van vrijgevestigden, groepspraktijken en dyslexiezorgaanbieders, werkzaam in de Jeugd-GGZ Regiogemeenten Amsterdam Digitale Contractering 2015 2 Jeugdhulp Vanaf 1 januari 2015 is elke gemeente

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning

Nadere informatie

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen. Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen. Vanaf 1 januari 2015 zijn wij als gemeente verantwoordelijk voor de jeugdhulp in Hendrik-Ido- Ambacht.

Nadere informatie

Werkinstructies SPIC-wissel

Werkinstructies SPIC-wissel Werkinstructies SPIC-wissel In dit document treft u de werkinstructies voor een SPIC-wissel. De werkinstructies zijn gericht op gecontracteerde aanbieders, lokale teams, Gecertificeerde Instellingen (GI

Nadere informatie

Gouda, 11 september 2014. Geachte lezer,

Gouda, 11 september 2014. Geachte lezer, Gouda, 11 september 2014 Geachte lezer, In dit document wordt op basis van voorstellen aangegeven op basis van welke productparameters de gemeenten in Midden-Holland voornemens zijn om de zorg voor de

Nadere informatie

Perceelbeschrijving Pleegzorg

Perceelbeschrijving Pleegzorg Perceelbeschrijving Pleegzorg Samenwerkende gemeenten Regio West Friesland Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec Inhoud 1. Pleegzorg... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Wat

Nadere informatie

Algemene gegevens Om te beginnen willen wij graag wat algemene informatie van u ontvangen. Uw gegevens worden geanonimiseerd verwerkt.

Algemene gegevens Om te beginnen willen wij graag wat algemene informatie van u ontvangen. Uw gegevens worden geanonimiseerd verwerkt. VRAGENLIJST Quickscan voorbereiding decentralisatie begeleiding Algemene gegevens Om te beginnen willen wij graag wat algemene informatie van u ontvangen. Uw gegevens worden geanonimiseerd verwerkt. Vraag

Nadere informatie

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten Met veel interesse hebben wij - de gemeente Houten - op 1 februari 2016 kennis genomen van het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Houten. Om te komen

Nadere informatie

Q&A PLEEGZORG NEDERLAND SUPERGEWONEMENSENGEZOCHT.NL. Voor de nieuwe publiekscampagne 2015:

Q&A PLEEGZORG NEDERLAND SUPERGEWONEMENSENGEZOCHT.NL. Voor de nieuwe publiekscampagne 2015: Q&A PLEEGZORG NEDERLAND Voor de nieuwe publiekscampagne 2015: SUPERGEWONEMENSENGEZOCHT.NL INHOUD 1. DE CAMPAGNE: SUPERGEWONE MENSEN GEZOCHT 2. VRAGEN OVER DE LANDELIJKE CAMPAGNE 3. VOOR (POTENTIELE) PLEEGOUDERS

Nadere informatie

Bijlage: 3 Onderwerp: Opschorting uitvoering Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) 2015 en gevolgen voor ouders

Bijlage: 3 Onderwerp: Opschorting uitvoering Ouderbijdrage Jeugdwet (OBJW) 2015 en gevolgen voor ouders In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude

Nadere informatie

Nieuwsbrief Pleegzorg

Nieuwsbrief Pleegzorg Nieuwsbrief Pleegzorg December 2014 Rubicon jeugdzorg In dit nummer Bericht van Clusterleider 2 Wat verandert er voor pleegzorg in 2015? 4 Nieuwsvoorziening Extranet 6 Bedankt! 6 Bijlagen: Uitnodiging

Nadere informatie

Aan de Raad. Vaststellen Regionaal Transitiearrangement Zorg voor Jeugd

Aan de Raad. Vaststellen Regionaal Transitiearrangement Zorg voor Jeugd Aan de Raad Agendapunt: 9 Onderwerp: Vaststellen Regionaal Transitiearrangement Zorg voor Jeugd Kenmerk: Status: SaZa - Welzijn / YK Besluitvormend Kollum, 3 december 2013 Samenvatting Gemeenten worden

Nadere informatie

Factsheet Besluit gemeente na verwijzing door huisarts?

Factsheet Besluit gemeente na verwijzing door huisarts? JStelselwijziging Jeugd Factsheet Besluit gemeente na verwijzing door huisarts? Aanleiding Moet of kan de gemeente na de verwijzing door de huisarts en de beoordeling door de jeugdhulpaanbieder nog een

Nadere informatie

Veelgestelde vragen over de veranderingen in de jeugdzorg per

Veelgestelde vragen over de veranderingen in de jeugdzorg per Veelgestelde vragen over de veranderingen in de jeugdzorg per 1-1-2015 Informatie voor cliënten van Bureau Jeugdzorg Na 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Deze wijziging

Nadere informatie

Processtappen Jeugd-GGZ (incl. Dyslexie)

Processtappen Jeugd-GGZ (incl. Dyslexie) Processtappen Jeugd-GGZ (incl. Dyslexie) Algemeen Dit document beschrijft op welke wijze zorgaanbieders een Jeugd-GGZ toewijzing dienen aan te vragen. De wijze van het aanvragen van een toewijzing voor

Nadere informatie

Vragen Producten inkoop 2016

Vragen Producten inkoop 2016 Vragen Producten inkoop 2016 Vraag Antwoord 1 Wie is vanuit de inkoop organisatie Eindhoven contactpersoon voor vragen over het PDC Inhoudelijke vragen specifiek over de Jeugdzorg: contracteringjeugdzorg@eindhoven.nl

Nadere informatie

Aan de commissie Inwonerszaken

Aan de commissie Inwonerszaken Vergaderdatum 29 augustus 2007 Made, 14 mei 2007 Agendapunt Aan de commissie Inwonerszaken Onderwerp Leesstuk indicatie en levering Hulp bij het huishouden Voorstel Financiële paragraaf Ter kennísname:

Nadere informatie

Begrijpen Verbinden Meedoen communicatieplan transities sociaal domein Rivierenland

Begrijpen Verbinden Meedoen communicatieplan transities sociaal domein Rivierenland september 13 Begrijpen Verbinden Meedoen communicatieplan transities sociaal domein Rivierenland Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg. (Albert Einstein, 1879-1955) M e r k c o a

Nadere informatie

Workshop berichtenverkeer Karin Jentzsch / Harry Doornink / Ronald Noorman. 12-2-2015 workshop berichtenverkeer Samen14 1

Workshop berichtenverkeer Karin Jentzsch / Harry Doornink / Ronald Noorman. 12-2-2015 workshop berichtenverkeer Samen14 1 Workshop berichtenverkeer Karin Jentzsch / Harry Doornink / Ronald Noorman 12-2-2015 workshop berichtenverkeer Samen14 1 Programma van vandaag Welkom Karin Jentzsch Overzicht proces Ronald Noorman Proces

Nadere informatie

Aan de raad. No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013

Aan de raad. No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013 Raadsvergadering d.d. 19 december 2013 Aan de raad Voorstraat 31, 4491 EV Wissenkerke Postbus 3, 4490 AA Wissenkerke Tel 14 0113 Fax (0113) 377300 No. 10. Wissenkerke, 21 oktober 2013 Onderwerp: Voorstel/alternatieven

Nadere informatie

Inkoopproces jeugdhulp en Wmo Informatiebijeenkomst Hart van Brabant

Inkoopproces jeugdhulp en Wmo Informatiebijeenkomst Hart van Brabant Inkoopproces jeugdhulp en Wmo Informatiebijeenkomst Hart van Brabant Programma 17.00 Opening Door Gijs Weenink, gespreksleider 17.10 Toelichting inkoopproces Door Pieterjan van Delden, AEF 17.45 Mogelijkheid

Nadere informatie

Model inrichting declaratie- / facturatieproces. VNG Project - Declaratie Jeugd www.vng.nl/declaratie-jeugd

Model inrichting declaratie- / facturatieproces. VNG Project - Declaratie Jeugd www.vng.nl/declaratie-jeugd Model inrichting declaratie- / facturatieproces VNG Project - Declaratie Jeugd www.vng.nl/declaratie-jeugd Declaratie- / facturatieproces Procesmodel op hoofdlijnen Gemeentelijke administratie Zorgaanbieder

Nadere informatie

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord Algemeen Wat verandert er vanaf volgend jaar in de jeugdzorg? Per 1 januari 2015 wordt de gemeente in plaats van het Rijk en de provincie verantwoordelijk

Nadere informatie

Perceelbeschrijving 1 Gespecialiseerde ambulante hulp

Perceelbeschrijving 1 Gespecialiseerde ambulante hulp Perceelbeschrijving 1 Gespecialiseerde ambulante hulp Samenwerkende gemeenten Friesland Achtkarspelen Ameland het Bildt Dantumadiel Dongeradeel Ferwerderadiel Franekeradeel De Friese Meren Harlingen Heerenveen

Nadere informatie

Perceelbeschrijving 3 Pleegzorg

Perceelbeschrijving 3 Pleegzorg Perceelbeschrijving 3 Pleegzorg Samenwerkende gemeenten Friesland Achtkarspelen Ameland het Bildt Dantumadiel Dongeradeel Ferwerderadiel Franekeradeel De Friese Meren Harlingen Heerenveen Kollumerland

Nadere informatie

Marktconsultatiedocument Uitnodiging voor de schriftelijke marktconsultatie Voorbereiding op de inkoop jeugdhulp 2018 tot en met 2020

Marktconsultatiedocument Uitnodiging voor de schriftelijke marktconsultatie Voorbereiding op de inkoop jeugdhulp 2018 tot en met 2020 Marktconsultatiedocument Uitnodiging voor de schriftelijke marktconsultatie Voorbereiding op de inkoop jeugdhulp 2018 tot en met 2020 Datum: 03-03-2017 Versie: 1.0 Inleiding Een marktconsultatie is een,

Nadere informatie

Factsheet PLEEGZORG 2017

Factsheet PLEEGZORG 2017 Factsheet PLEEGZORG 2017 Juli 2018 Soms kunnen kinderen (tijdelijk) niet bij hun ouders wonen, omdat het opgroeien of opvoeden daar niet goed gaat. Als ouders vrijwillig hulp vragen of de kinderrechter

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 29 september 2017 U Lbr: 17/054 (070) Regeling zorginfrastructuur.

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 29 september 2017 U Lbr: 17/054 (070) Regeling zorginfrastructuur. Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 29 september 2017 Ons kenmerk TIP/U201700697 Lbr: 17/054 Telefoon (070) 373 8421 Bijlage(n) - Onderwerp Regeling zorginfrastructuur Samenvatting De

Nadere informatie

Landelijke aanpak Inkoop Jeugd-GGZ

Landelijke aanpak Inkoop Jeugd-GGZ Landelijke aanpak Inkoop Jeugd-GGZ Lancering Ondersteuningsprogramma Maart 2014 Inhoud Landelijke aanpak Inkoop Jeugd-GGZ Stip op de horizon Inhoud akkoord gemeenten en verzekeraars Doelstelling Ondersteuningsprogramma

Nadere informatie

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET)

BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET) BOB 14/001 BELEIDSKADER SOCIAAL DOMEIN (NIEUWE WMO EN JEUGDWET) Aan de raad, Voorgeschiedenis / aanleiding Per 1 januari 2015 worden de volgende taken vanuit het rijk naar de gemeenten gedecentraliseerd:

Nadere informatie

Platformtaak volgens gemeente

Platformtaak volgens gemeente Oplegvel 1. Onderwerp Wijziging bekostigingssystematiek ambulante jeugdhulp individueel per 1-1-2018 2. Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Platformtaak volgens gemeente 3. Regionaal belang

Nadere informatie

Plan organisatie ouderenzorg in de wijk of gemeente Regio Zwolle

Plan organisatie ouderenzorg in de wijk of gemeente Regio Zwolle Plan organisatie ouderenzorg in de wijk of gemeente Regio Zwolle Datum: augustus 2015 Versienummer: 1 Het plan organisatie ouderenzorg is ontwikkeld door: Olof Schwantje en Dita van Leeuwen (HRZ), Carla

Nadere informatie

Maatschappelijke Ondersteuning Meerjarenprogramma Van Beschermd wonen naar wonen met begeleiding op maat

Maatschappelijke Ondersteuning Meerjarenprogramma Van Beschermd wonen naar wonen met begeleiding op maat Afdeling Maatschappelijke Ondersteuning Meerjarenprogramma Van Beschermd wonen naar wonen met begeleiding op maat Be z o e k a d r e s Kreupelstraat 1 Leden van de gemeenteraad O p e n i n g s t i j d

Nadere informatie

Zorglandschap specialistische jeugdhulp

Zorglandschap specialistische jeugdhulp Zorglandschap specialistische jeugdhulp Presentatie voor Bestuurdersdag VNG 30 november 2016 Marion Smit Directeur Jeugd VWS Jeugdhulpregio s: verhouding zorg met / zonder verblijf Jeugdhulpregio s: verwijzers

Nadere informatie

Vraag 10: Grenzen in pleegzorg

Vraag 10: Grenzen in pleegzorg VRAAG 10 DATUM: 5 april 2011 RESULTATEN info@pleegzorgpanel.nl Vraag 10: Grenzen in pleegzorg Pleegzorg krijgt vorm door de inzet van de vele betrokkenen. Deze inzet heeft vanzelfsprekend zijn beperkingen

Nadere informatie

Bijsluiter bij format uitvraag gegevens aanbieders jeugd

Bijsluiter bij format uitvraag gegevens aanbieders jeugd Bijsluiter bij format uitvraag gegevens aanbieders jeugd Waarom vragen wij deze gegevens uit? Het uitvraag format bestaat uit 4 pagina s. In de eerste drie pagina s wordt sectoraal informatie uitgevraagd

Nadere informatie

Jeugdhulp naar gemeenten

Jeugdhulp naar gemeenten Jeugdhulp naar gemeenten Raad op Zaterdag Den Haag, mei 2014 Astrid Jansen Programma Voorgeschiedenis & Jeugdwet Rol van de Gemeenteraad Financiën Vragen & Discussie Voorgeschiedenis Decentralisatie is

Nadere informatie

Persoonsgebonden budget (pgb) Informatiebijeenkomst Gemeente Houten

Persoonsgebonden budget (pgb) Informatiebijeenkomst Gemeente Houten Persoonsgebonden budget (pgb) Informatiebijeenkomst Gemeente Houten Welkomstwoord door Michiel van Liere, wethouder Jeugd Toelichting op het persoonsgebonden budget (pgb) Jeugd door Aagje Meijer, projectleider

Nadere informatie

kunnen functioneren in onze maatschappij. Datum: Besluitvormend Informerend Adviserend 9 nov. 16

kunnen functioneren in onze maatschappij. Datum: Besluitvormend Informerend Adviserend 9 nov. 16 Oplegvel 1. Onderwerp Integrale aanpak 16-27 jarigen 2. Rol van het Platformtaak volgens gemeente samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 3. Regionaal belang Iedere jongere in onze regio moet de kans krijgen

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF JEUGDHULP UTRECHT Extra editie december 2016

NIEUWSBRIEF JEUGDHULP UTRECHT Extra editie december 2016 ZUID OOST NIEUWSBRIEF JEUGDHULP UTRECHT Extra editie december 2016 Beste zorgaanbieders, Dit is de zevende nieuwsbrief van de bestuurlijke aanbesteding Jeugdhulp en Zorg om Tafel in Zuid Oost Utrecht.

Nadere informatie

Toekomstgericht werken: Werksessies beter benutten van de verlengde jeugdhulp

Toekomstgericht werken: Werksessies beter benutten van de verlengde jeugdhulp Toekomstgericht werken: Werksessies beter benutten van de verlengde jeugdhulp Mei 209 Dit is een overzicht van de uitkomsten van de twee werksessies met gemeenten, wijkteams, zorgaanbieders en jongeren.

Nadere informatie

Decentralisatie begeleiding naar de Wmo

Decentralisatie begeleiding naar de Wmo Oktober 2011 Decentralisatie begeleiding naar de Wmo Plan van aanpak TransitieBureau Inhoudsopgave Aanleiding Ambitie en Visie van het TransitieBureau Werkwijze TransitieBureau Activiteiten TransitieBureau

Nadere informatie

1. Onderwerp Contractering (en Begroting) Jeugdhulp Datum: Informerend

1. Onderwerp Contractering (en Begroting) Jeugdhulp Datum: Informerend In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude

Nadere informatie

Toelichting BenW-adviesnota

Toelichting BenW-adviesnota Onderwerp: Toelichting BenW-adviesnota Afdeling/team: Welzijn + regeling bijzondere kosten pleegzorg en verblijf in het gedwongen kader Afdelingshoofd: Auteur: Bremmers, P.H.M. Broek, van den N.M.C.A.

Nadere informatie

Voorstel vergoeding bijzondere kosten pleegzorg

Voorstel vergoeding bijzondere kosten pleegzorg Voorstel vergoeding bijzondere kosten pleegzorg Inleiding Met de invoering van de Jeugdwet zijn gemeenten per 1 januari 2015 verantwoordelijk geworden voor de pleegzorg. Pleegouders die met de pleegzorgaanbieder

Nadere informatie

Instructiebijeenkomst inrichting werkproces t.b.v. declaratie en betalingsverkeer

Instructiebijeenkomst inrichting werkproces t.b.v. declaratie en betalingsverkeer Instructiebijeenkomst inrichting werkproces t.b.v. declaratie en betalingsverkeer Friese gemeenten 16 december 2014 Maxim ter Hedde Kwartiermaker inrichting beheertaken Centrumgemeenteconstructie 3d Fryslân

Nadere informatie

Datum: 13 januari 2015 Kenmerk: /AW/HKT Onderwerp: Reactie op de evaluatie wijkzorg 2014

Datum: 13 januari 2015 Kenmerk: /AW/HKT Onderwerp: Reactie op de evaluatie wijkzorg 2014 Gemeente Amsterdam T.a.v. de wethouder Zorg de heer E. van der Burg Postbus 202 1000 AE Amsterdam Achmea divisie Zorg en gezondheid T.a.v. de directeur Zorginkoop Care de heer E.J. Wilhelm Storkstraat

Nadere informatie

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo Vergadering d.d. Agendapunt: 19 juni 2018 Zaaknummer: 479483 Portefeuillehouder : J. Gopal Openbaar Besloten Team : Team Mens en Maatschappij Adviseur

Nadere informatie

WELKOM Informatiebijeenkomst wetsvoorstel jeugd

WELKOM Informatiebijeenkomst wetsvoorstel jeugd WELKOM Informatiebijeenkomst wetsvoorstel jeugd Transitiebureau Jeugd September 2013 Stand van zaken jeugdwet en landelijke ontwikkelingen 2 Voorlichtingsbijeenkomst nieuwe jeugdwet Het gebeurt per 1 januari

Nadere informatie

Onderwerp Keuzenota's Wmo 2015/Jeugdwet en Participatie/Maatregelen WWB

Onderwerp Keuzenota's Wmo 2015/Jeugdwet en Participatie/Maatregelen WWB Raadsvoorstel Agendapunt: 04 Onderwerp Keuzenota's Wmo 2015/Jeugdwet en Participatie/Maatregelen WWB Datum voorstel Datum raadsvergadering Bijlagen Ter inzage 23 september 2014 28 oktober 2014 Nota 'Triple

Nadere informatie

Invulinstructie en technische validatieregels bij hard afsluiten DBC en basis-ggz jeugd 1 juni 2017

Invulinstructie en technische validatieregels bij hard afsluiten DBC en basis-ggz jeugd 1 juni 2017 Invulinstructie en technische validatieregels bij hard afsluiten DBC en basis-ggz jeugd 1 juni 2017 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Hard afsluiten basis-ggz behandeltrajecten... 4 3. Richtlijnen hard afsluiten

Nadere informatie

Raadsvergadering. 12 mei

Raadsvergadering. 12 mei RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 12 mei 2016 16-021 Onderwerp Risicodeling jeugdhulp regio Zuid Oost Utrecht 2015 en 2016 Aan de raad, Onderwerp Risicodeling jeugdhulp regio Zuid Oost Utrecht 2015

Nadere informatie

Algemeen Bestuur Jeugdhulp Rijnmond 23 april 2015

Algemeen Bestuur Jeugdhulp Rijnmond 23 april 2015 Algemeen Bestuur Jeugdhulp Rijnmond 23 april 2015 Te volgen procedure kaderbrief 2016 23 april instemming AB met kaderbrief, verzending aan de gemeenteraden. tot 15 juni opmerkingen en suggesties van raden

Nadere informatie

Project in het kader van de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg

Project in het kader van de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg Project in het kader van de voorbereiding op de transformatie jeugdzorg Projectpartners: 1e lijns praktijk voor psychologie Infano Diepenheim 1 e lijns praktijk voor psychologie Pedagogisch perspectief

Nadere informatie

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost 2014-2018

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost 2014-2018 Bijlage 2 bij raadsvoorstel inzake Lokaal en regionaal beleidskader voor jeugdzorg. Samenvatting Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost 2014-2018 Inleiding Op 1 januari 2015

Nadere informatie

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling transitiearrangement (RTA) regio Noordoost Brabant.

Onderwerp: Voorstel tot vaststelling transitiearrangement (RTA) regio Noordoost Brabant. Gemeente Boxmeer Onderwerp: Voorstel tot vaststelling transitiearrangement (RTA) regio Noordoost Brabant. Nummer: 6f. AAN de Raad van de gemeente Boxmeer Boxmeer, 29 oktober 2013 Aanleiding Door de decentralisatie

Nadere informatie

ons kenmerk ECSD/U201500593 Lbr. 15/044

ons kenmerk ECSD/U201500593 Lbr. 15/044 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Inkoop ADHD ziekenhuiszorg voor de Jeugd in 2015 uw kenmerk ons kenmerk ECSD/U201500593 Lbr. 15/044 bijlage(n)

Nadere informatie

Gemeentelijk spoorboekje: vervolg op de toekomstvisie op het Beschermd Wonen

Gemeentelijk spoorboekje: vervolg op de toekomstvisie op het Beschermd Wonen NOTITIE Uitwerking Toekomstvisie Beschermd Wonen Auteur(s) : Anne Derksen i.s.m. werkgroep Datum : 18 mei 2016 Versie : Gemeentelijk spoorboekje: vervolg op de toekomstvisie op het Beschermd Wonen Uitgangspunt:

Nadere informatie

Handreiking berichtenverkeer DBC's jeugd-ggz (concept)

Handreiking berichtenverkeer DBC's jeugd-ggz (concept) Handreiking berichtenverkeer DBC's jeugd-ggz (concept) 1. Inleiding In augustus 2015 is de 'handreiking uitvoeringsvarianten iwmo en ijw' verschenen. Daarin worden drie uitvoeringsvarianten beschreven

Nadere informatie

Deze cirkel bestaat uit vijf stappen die u kunt doorlopen om uw wervingscampagne systematisch op te zetten. Waar wil je vrijwilligers voor werven?

Deze cirkel bestaat uit vijf stappen die u kunt doorlopen om uw wervingscampagne systematisch op te zetten. Waar wil je vrijwilligers voor werven? Werving U wilt nieuwe vrijwilligers werven. Mensen die één keer aan een actie meedoen, mensen waar u af en toe een beroep op kunt doen, of mensen die voor langere tijd willen meewerken. U wilt hen in elk

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

de behandelaar of huisarts mee te sturen. In deze verklaring moet het volgende worden vermeld: een

de behandelaar of huisarts mee te sturen. In deze verklaring moet het volgende worden vermeld: een Toelichting bij aanvraagformulier AWBZ-indicatie (PGB/ZIN) U dient deze aanvraag bij Bureau Jeugdzorg in, omdat u uw kind in aanmerking wilt laten komen voor zorg die bekostigd wordt op basis van de Algemene

Nadere informatie

Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden sluit aan bij de regio Lekstroom. Vragen en antwoorden

Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden sluit aan bij de regio Lekstroom. Vragen en antwoorden Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden sluit aan bij de regio Lekstroom Vragen en antwoorden Inleiding Per 1 januari 2019 sluiten de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik in de vorm van de nieuwe

Nadere informatie

1. Hoe stap ik het (her)indicatiegesprek in bij een cliënt met een gerichte PGB-vraag?

1. Hoe stap ik het (her)indicatiegesprek in bij een cliënt met een gerichte PGB-vraag? IK KRIJG DE VRAAG OM EEN PGB TE INDICEREN, WAT DOE IK? 1. Hoe stap ik het (her)indicatiegesprek in bij een cliënt met een gerichte PGB-vraag? Als verpleegkundige kom je nooit bij een cliënt om een PGB

Nadere informatie

Bijlage 1: Bevindingen cliëntervaringsonderzoeken Wmo 2015 en Jeugdwet, inclusief actiepunten

Bijlage 1: Bevindingen cliëntervaringsonderzoeken Wmo 2015 en Jeugdwet, inclusief actiepunten RIS.8510 Bijlage 1: Bevindingen cliëntervaringsonderzoeken Wmo 2015 en Jeugdwet, inclusief actiepunten Wmo 2015 1. Contact met de gemeente 73% van de respondenten geeft aan te weten waar ze moeten zijn

Nadere informatie

Beleidsinformatie in het nieuwe jeugdstelsel. Presentatie Transitiemanagers 14-3-2014

Beleidsinformatie in het nieuwe jeugdstelsel. Presentatie Transitiemanagers 14-3-2014 Beleidsinformatie in het nieuwe jeugdstelsel Presentatie Transitiemanagers 14-3-2014 Uitdagingen beleidsinformatie Jeugdwet 1. Welke beleidsinformatie heb je nodig om toe te zien op de werking van het

Nadere informatie

Bijlage 3: Duiding financiële risico s nieuw jeugdstelsel en conversie

Bijlage 3: Duiding financiële risico s nieuw jeugdstelsel en conversie Bijlage 3: Duiding financiële risico s nieuw jeugdstelsel en conversie Risicobeheersingstabel FINANCIEEL Middel Hoog Afkeurende verklaring van de accountant; voor onderdeel Jeugdhulp en voor onderdeel

Nadere informatie

factureren zorgaanbieders bij het ontbreken van een overeenkomst met de gemeente

factureren zorgaanbieders bij het ontbreken van een overeenkomst met de gemeente Collegevoorstel Inleiding Gemeenten zijn volgens het overgangsrecht 1 verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg voor overgangscliënten. Overgangscliënten zijn cliënten die voor de transitie al zorg

Nadere informatie

Inleiding Er is een werkgroep geformeerd bestaande uit aanbieders en gemeenten die werkt aan een alternatief voor de DBC.

Inleiding Er is een werkgroep geformeerd bestaande uit aanbieders en gemeenten die werkt aan een alternatief voor de DBC. Contourenvoorstel ontwikkeltafel jeugd (werkgroep DBC s) Inleiding Er is een werkgroep geformeerd bestaande uit aanbieders en gemeenten die werkt aan een alternatief voor de DBC. huidige situatie / op

Nadere informatie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, april 2013 Samenvatting Eind december 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg via een digitale vragenlijst een inventariserend onderzoek

Nadere informatie

dialoog tussen Utrechtse zorgaanbieders en hun gemeenten Regiobijeenkomst no. 5 Kontakt der Kontinenten, Soest, 30 maart 2015

dialoog tussen Utrechtse zorgaanbieders en hun gemeenten Regiobijeenkomst no. 5 Kontakt der Kontinenten, Soest, 30 maart 2015 Aan de slag -dag dialoog tussen Utrechtse zorgaanbieders en hun gemeenten Regiobijeenkomst no. 5 Kontakt der Kontinenten, Soest, 30 maart 2015 Aan de slag in Soest Doelen Praktische oplossingen voor dagelijkse

Nadere informatie

Startnotitie Visie winkelcentra Heemstede- fase 2

Startnotitie Visie winkelcentra Heemstede- fase 2 Startnotitie Visie winkelcentra Heemstede- fase 2 1. Inleiding In het collegeakkoord voor de periode 2014-2018 is als één van de doelstellingen geformuleerd: Het college zet zich in voor een florerende

Nadere informatie

Communicatiekalender nieuwe diensten zorg en ondersteuning

Communicatiekalender nieuwe diensten zorg en ondersteuning Communicatiekalender nieuwe diensten zorg en ondersteuning gemeente Roosendaal, versie: 21-10-14 De gemeente Roosendaal zet er met communicatie op in dat alle inwoners goed op de hoogte zijn van de veranderingen

Nadere informatie

Plan van Aanpak. Beleidsplan WMO Jeugd Aanleiding

Plan van Aanpak. Beleidsplan WMO Jeugd Aanleiding Plan van Aanpak A Beleidsplan WMO Jeugd 2020 1. Aanleiding Bij de totstandkoming van plannen is het belangrijk om hier op een goede manier de juiste mensen bij te betrekken. Dit geldt voor onze inwoners,

Nadere informatie

Management summary - Flitspeiling: Week van passend onderwijs

Management summary - Flitspeiling: Week van passend onderwijs Management summary - Flitspeiling: Week van passend onderwijs Van 24 t/m 28 maart vond de Week van Passend Onderwijs plaats. De Week is een initiatief van het ministerie van OCW en 22 onderwijsorganisaties,

Nadere informatie

Welke opdracht krijgen de aanbieders mee.

Welke opdracht krijgen de aanbieders mee. Verslag themagroep: procesafspraken informatie-uitwisseling Ervaringen van De Viersprong met hoofd- en onderaannemerschap Tijdens bijeenkomst voor jeugdhulpaanbieders segment B en C Regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

Oplegvel. 1. Onderwerp Beoordeling plan in het kader van het Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2. Rol van het

Oplegvel. 1. Onderwerp Beoordeling plan in het kader van het Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2. Rol van het Oplegvel 1. Onderwerp Beoordeling plan in het kader van het Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland 2. Rol van het samenwerkingsorgaan Efficiencytaak Holland Rijnland 3. Regionaal belang De gemeenten

Nadere informatie

Doel van deze notitie Informeren over de te maken keuzes in het provinciaal jeugdzorgbeleid in de periode tot de transitie jeugdzorg.

Doel van deze notitie Informeren over de te maken keuzes in het provinciaal jeugdzorgbeleid in de periode tot de transitie jeugdzorg. Onderwerp keuzes meerjarenbeleid jeugdzorg 2013-2016 Doel van deze notitie Informeren over de te maken keuzes in het provinciaal jeugdzorgbeleid in de periode tot de transitie jeugdzorg. Inleiding De Wet

Nadere informatie

Pleegzorg en De Rading; informatie voor aspirant pleegouders

Pleegzorg en De Rading; informatie voor aspirant pleegouders Pleegzorg en De Rading; informatie voor aspirant pleegouders Pleegzorg en De Rading; Ieder kind heeft het recht om op te groeien in een gezin. Soms zijn er thuis problemen en is het beter als een kind

Nadere informatie

UITVOERINGSORGANISATIE JEUGD. Afspraken berichtenverkeer/gegevensuitwisseling Jeugd Peel 6.1 17 december 2014

UITVOERINGSORGANISATIE JEUGD. Afspraken berichtenverkeer/gegevensuitwisseling Jeugd Peel 6.1 17 december 2014 UITVOERINGSORGANISATIE JEUGD Afspraken berichtenverkeer/gegevensuitwisseling Jeugd Peel 6.1 17 december 2014 Inhoud Jeugd proces en berichtenverkeer: Start Structureel vanaf uiterlijk 1 juli 2015 Gegevensoverdracht

Nadere informatie

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost Regionale visie op welzijn Brabant Noordoost-oost Inleiding Als gemeenten willen we samen met burgers, organisaties en instellingen inspelen op de wensen en behoeften van de steeds veranderende samenleving.

Nadere informatie