Rijksbegroting voor het dienstjaar VII Al 1 2

Transcriptie

1 Rijksbegroting voor het dienstjaar VII Al 1 2 Artikel II. Op artikel 12 van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk worden aangewezen de tot het dienstjaar 1949 behorende uitgaven, welke de Nationale Schuld betreffen, haar omschrijving niet vinden in een der andere artikelen van dat hoofdstuk en moeten dienen ter voorziening in behoeften, die in de loop van dat dienstjaar onverwacht opkomen. Deze uitgaven worden voor elke soort afzonderlijk in de rekening gebracht en omschreven. Artikel III. Wanneer het bedrag, uitgetrokken bij een der artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk, ontoereikend wordt bevonden, kan het overeenkomstig artikel 13 der Comptabiliteitswet (Staatsblad 1927, n. 259) door overschrijving uit artikel 12 van dat hoofdstuk worden aangevuld. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven, De Minister van Financiën, 1000 VII Al 2 MEMORIE VAN TOELICHTING Ten slotte treedt als gevolg van de verkregen langlopende buitenlandse credieten een stijging van f 35 millioen op ten aanzien van de daaraan verbonden aflossingsverplichtingen. Het totaal van het hieronder, waar nodig artikelsgewijs, nader toegelichte begrotingshoofdstuk, vertoont ten opzichte van 1948 een vermindering Gewone Dienst ƒ 14 millioen vermeerdering Buitengewone Dienst 34,6 millioen vermeerdering Gehele Dienst ƒ 20,6 millioen. De aan de ramingen ten grondslag liggende berekeningen worden hieronder toegelicht. Titel A. Gewone Dienst AFDELING I. GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE Artikel 1. CREDIETEN Onderafdeling I. RENTE EN OVERIGE KOSTEN Paragraaf 1. Binnenland Rente en kosten van geconsolideerde schuld. a. Bedrag der 21 % Nationale Schuld op 1 Januari 1948 ƒ In verband met naasting aandelen Ned. Bank is ingeschreven geamortiseerd t/m April 1948 ƒ nog te amortiseren t/m April 1948 in betaling gegeven voor de heffingen ƒ ƒ Rente a 2*% ƒ In de loop van 1948 is overgegaan tot de uitgifte van do 3 % Investeringscertificaten, de 3i % Beleggingscertificaten, de 3 % Nederlandse Staatslening per en de 31 % Nederlandse Staatslening Worden de beide eerstgenoemde certificaten uitgegeven ter afwikkeling van de geldzuivering, de beide laatstgenoemde Staatsleningen zijn geëmitteerd ter conversie van de 3 3? % Nederlandse Staatslening 1938, alsmede ter consolidatie van vlottende schuld. De 3 % lening per is groot f en de 3 % lening 1948 f Tegenover deze f 1500 millioen aan nieuwe schuld is afgelost f , zijnde het nog per 1 Juni 1948 uitstaande bedrag der 3 3i % lening 1938, zodat geconsolideerd werd een bedrag van f aan vlottende schuld. De rentelasten der beide nieuwe leningen in 1949 bedragen gezamenlijk f terwijl, indien geen conversie zou hebben plaats gevonden, de leninglasten der 3 3i % 'lening 1938 in 1949 zouden hebben bedragen f44 millioen aan aflossing en ca. f42 millioen aan rente, zodat de conversie de leninglasten heeft verlicht met f40,1 millioen. Opgemerkt zij, dat in 1947 onderscheidene 3 tot 4,4 % Staatsleningen zijn geconverteerd in de 3 3A % Nederlandse Staatslening 1947 en de 3 3i % onderhandse lening In 1947 was voor de oude leningen uitgetrokken voor rente f 103 millioen, en voor aflossing f 199 millioen, in totaal derhalve f302 millioen. In 1949 zijn voor bovengenoemde conversieleningen uitgetrokken voor rente f en voor aflossing der 3 31 % onderhandse lening 1947 f , in totaal ruim f88,6 millioen, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat geen vaste jaarlijkse aflossing zal plaats vinden op de 3 34 % lening Door de in 1948 plaats gevonden hebbende consolidatie en door de uitgifte der 3 % Investeringscertificaten en 31 % Beleggingscertificaten, alsmede door de voortzetting der uitgifte van de 3 % lening 1947, luidende in dollars, zijn de rentelasten der geconsolideerde binnenlandse schuld in 1949 toegenomen met f43 millioen. Daarentegen is voornamelijk door voormelde consolidaties een vermindering van de rentelasten der vlottende schuld verkregen van f 23 millioen. De rente over in geld gestelde zekerheid voor bestaande of toekomstige belastingschulden is f6,7 millioen hoger geraamd. IK Bedrag der 3 % Nationale Schuld op 1 Januari 1948 ƒ geamortiseerd t/m April 1948 ƒ nog te amortiseren t/m April 1948 in betaling gegeven voor de heffingen ƒ ƒ Rente a 3% ƒ C. Bedrag der 3\ % Nationale Schuld op 1 Januari 1948 ƒ Go.mortiseerd in 1948 nihil ƒ Rente a 3J % ƒ d. Bedrag der 3 % lening 1937 op 1 Juli ƒ Januari Rente a 3% ƒ e. Bedrag der 3 % Grootboekschuld 1946 op 1 April 1948 ƒ Rente a 3% ƒ

2 Rijksbegroting voor het dienstjaar VII A I 2 3 ƒ. Bedrag der 3 3k % lening 1947 op 15 Februari en 15 Augustus 1949 ƒ Rente a 3 % ƒ g. Bedrag der 3 3A % onderhandse lening 1947 op 1 April 1949 ƒ October Rente a 3 % ƒ Bedrag der 3 % Nederlandse Staatslening 1947, luidende in dollars, op 1 Mei 1949 $ Nov $ Rente a 3 % $ a ƒ2,65 = ƒ ;'. Gemiddeld uitstaand bedrag der 3 % Investeringscertificaten in 1949 (naar raming) ƒ Rente a 3% ƒ k. Bedrag der 3 % lening per op 1 Juni en 1 December 1949 ƒ Rente a 3 % ƒ /. Bedrag der 3J % lening 1948 op 1 Juni en 1 December 1949 ƒ Rente a 3i % ƒ m. De rente op de 3} % Beleggingscertificaten gaat in op 1 Juli 1948 en is voor de eerste maal verschuldigd op 1 April Naar raming zal in de periode 1 Juli 1948 tot 1 April 1949 gemiddeld aan deze certificaten uitstaan ca. f Hierover is per 1 April maanden rente verschuldigd, bedragende ƒ Op 1 October 1949 is 6 maanden rente verschuldigd over de definitieve schuldbewijzen van f Op die datum zal 2/5e deel der uitgegeven recepissen, groot f 1000, zijn verwisseld in definitieve schuldbewijzen, waarover de rente naar raming zal bedragen ƒ Voor 1949 is derhalve voor rente geraamd... ƒ n. De kosten van beheer zijn f hoger geraamd vanwege de drukkosten der definitieve schuldbewijzen, welke in 1949 zullen worden afgegeven voor de onderscheidene uitgegeven Staatsleningen (f ), alsmede vanwege de provisie, verschuldigd op de in 1949 uit te geven Investerings en Beleggingscertificaten, weike naar raming f zal belopen. De kosten van beheer worden derhalve geraamd op Totaal rente en kosten ƒ Hierop in mindering te brengen voor rente, vrijgevallen ingevolge het in betaling geven met Staatsschuld voor de Vermogensaanwasbelasting en de Vermogensheffing. Dit bedrag wordt geraamd op ƒ Paragraaf 2. Buitenland. Artikel 2. Rente en kosten van geconsolideerde Staatsschuld. a. Bedrag der 2i % lening 1943 cp 1 Maart 1949 Sur. Gld September 1949 Sur. Gld Rente a 2* % Sur. Gld ƒ b. Bedrag der 3J % 10-jarige lening 1947, luidende in dollars op 1 Mei 1949 $ November 1949 $ Rente a 3:}% $ f c. Crediet, groot Can. $ , afgesloten met de Canadese Regering dd. 1 Mei 1945, verhoogd dd. 5 Februari 1946 tot Can. $ ; per 30 April 1948 geconsolideerd $ ,97. Rente per 30 April 1949: 2\% van $ ,97 $ ,09 3 % van $ , $ i % van $ , $ , $ ,09 ƒ Artikel 3. Rente en kosten van opgenomen langlopende credieten in buitenlands geld, afgesloten krachtens het Koninklijk besluit van 13 September 1945 (Staatsblad no. F 174), de Leningwet 1946 (Staatsblad no. G 143, gewijzigd bij de wet van 23 November 1946 (Staatsblad no. G 333) en de Wet van 22 Augustus 1947 (Staatsblad no. H 312). a. Final Lend-Lease Settlement, gesloten dd. 28 Mei 1947, groot $ Opgen. Ie halfjaar 1949 $ Opgen. 2e halfjaar 1949 $ Rente a 2% $ en kosten ƒ b. Crediet voor de aankoop van Surplus voorraad van Amerikaanse Legergoederen al gesloten met de Regering der Verenifde Staten dd. 28 Mei Opgen. Ie kw S Opgen. 2e kw S Opgen. 3e kw S Opgen. 4e kw $ Rente a 2 % S en kosten ƒ c. Crediet, groot $ , afgesloten met Export Import Bank (.ie lening) dd. 22 September Opgen. Ie kw S Opgen. 2e kw $ Opgen. 3e kw $ Opgen. 4e kw $ Rente a 21 % S en kosten ƒ /. Crediet, groot S , afgesloten met Export Import Bank, (2e lening) dd. 31 October Opgen. Ie kw $ Opgen. 2e kw $ Opgen. 3e kw $ Opgen. 4e kw S Rente a 2\ % S en kosten ƒ

3 4 Rijksbegroting voor het dienstjaar VII Al 2 Credieten afgesloten met de Zweedse Regering: 1. groot Zw. Kr dd. 2 October dd. 19 Januari 1945 tot Zw. Kr Opgen. Ie kw Zw. Kr Opgen. 2e kw Zw. Kr Opgen. 3e kw Zw. Kr Opgen. 4e kw Zw. Kr Rente a 3 % en kosten Zw. Kr groot Zw. Kr dd. 23 Augustus Opgen. Ie kw Zw. Kr Opgen. 2e kw Zw. Kr Opgen. 3e kw. 949 Zw. Kr Opgen. 4e kw Zw. Kr Rente a 1 % en kosten Zw. Kr , verhoogd Zw. Kr ƒ Credieten afgesloten met de Société de Banque Suisse c.s.: groot Zw. frs , waarvan afgesloten met Brown Boven Zw. frs dd. 27 November 1945 en met Oerlikon Zw. frs dd. 24 September Opgen. Ie kw Zw. frs Opgen. 2e kw Zw. frs Opgen. 3e kw Zw. frs Opgen. 4e kw Zw. frs Rente a 3:1 % Zw. frs en kosten ƒ Lening groot $ , aangegaan met de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling dd. 7 Augustus Opgenomen $ ,81. Rente a 31% = $ ,04 ƒ Opgenomen Belgische frs ,. Rente a 31% = B. frs ,50 ƒ Opgenomen Zwitsersche frs ,. Rente a 31 % = Zw. frs ƒ Kosten ƒ ƒ Crediet groot S afgesloten met de War Assets Administration dd. 10 October Opgen. Ie kw S Opgen. 2e kw S Opgen. 3e kw $ Opgen. 4e kw $ Rente a 3 % $ en kosten ƒ British Settlement, groot, dd. 11 Maart Opgen. Ie kw Opgen. 2e kw Opgen. 3e kw Opgen. 4e kw Rente a 1 % en kosten ƒ Onderafdeling II. AMORTISATIE EN AFLOSSING. Paragraaf 1. Binnenland. Artikel 4. Amortisatie en aflossing van Gevestigde Schuld, daaronder begrepen de afkoop van tot het domcinbeheer behorende renten, vaste lasten en uitkeringen. a. De wet van 11 Januari 1913 {Staatsblad no. 18) tot wijziging van de in artikel 9 der wet van 27 September 1841 (Staatsblad no. 35) opgenomen regeling omtrent amortisatie van Nationale Schuld, bepaalt dat jaarlijks voor de hierbedoelde amortisatie een som van een millioen gulden moet worden uitgetrokken, vermeerderd met het bedrag der door inkoop of aflossing vrijgevallen rente, totdat een bedrag van twee millioen gulden zal zijn bereikt. Aancezien het totaal dier bedragen het wettelijk maximum overtreft, wordt uitgetrokken ƒ , b. Artikel 6 der wet van 30 December 1895 (Staatsblad no. 236) bepaalt, dat jaarlijks op de begroting der Staatsuitgaven voor inkoop van inschrijvingen in het Grootboek der 3 % Nationale Schuld of van krachtens bovengenoemde wet uitgegeven 3 ten honderd rentegevende schuldbekentenissen of voor aflossing van zulke schuldbekentenissen voor haar nominaal bedrag een som wordt uitgetrokken ten belope van 35 /ioo ten honderd van het gehele bedrag der krachtens voormelde wet gevestigde 3 ten honderd rentegevende schuld, vermeerderd met het bedrag van de door deze inkoop of deze aflossing vrijgevallen rente. Die schuid bedroeg oorspronkelijk ƒ , waarvan 35 / 10 ten honderd is ƒ ,25 welk bedrag is te verhogen met de vrijgevallen rente van de in 1897 tot en met ultimo April 1948 aangekochte kapitalen ten gezamenlijke bedrage van f ƒ ,50 alsmede met de rente dier in 1948 nog te amortiseren schuld, waarvoor nog beschikbaar is f Een koers van 100 % aannemende, kan daarvoor worden aangekocht een nominaal kapitaal van f % N.W.S., waarvan de rente bedraagt f zodat de verplichte amortisatie voor 1949 bedraagt waarvoor, afgerond op een twaalfduizendvoud, wordt uitgetrokken ƒ , ,- c. Volgens artikel 7 van het besluit van 23 Maart 1944 (Nederlandse Staatscourant dd. 28 Maart 1944, no. 62) most jaarlijks voer inkoop of aflossing van gevestigde schuld een som worden uitgetrokken ten belope van twee en een half ten honderd van het gehele bedrag der krachtens dit besluit op 30 Juni tevoren ingeschreven schuld. Deze schuld beliep op 30 Juni jl ƒ , Derhalve wordt voor amortisatie in 1949 uitgeuitgetrokken ƒ , d. Volgens artikel 2 der wet van 31 December 1910 (Staatsblad no. 412) moet jaarlijks van de lening van 1911 op de begroting van Staatsuitgaven voor inkoop van inschrijvingen of van schuldbekentenissen of voor aflossing van schuldbekentenissen voor haar nominaal bedrag een som worden uitgetrokken ten belope van een ten honderd van het gehele bedrag der door die lening gevestigde rentegevende schuld, vermeerderd met het bedrag der door inkoop of aflossing vrijgevallen rente. De schuld van de lening van 1911 bedroeg oorspronkelijk ƒ , waarvan één pet. is ƒ , Te verhogen met de vrijgevallen rente van de kapitalen, welke ingevolge artikel 2 der wet van 31 December 1910 (Staatsblad no. 412) in de jaren 1912 tot en met ultimo April 194S zijn aangekocht, samen ad f , waarvan de rente is ƒ , alsmede met de rente dier in 1948 nog te amortiseren schuld, waarvoor nog beschikbaar is f Een koers van 100 % aannemende, kan daarvoor worden aanaekocht een nominaal kapitaal van f % N.W.S., waarvan de rente bedraagt ƒ 61500, Maakt voor verplichte amortisatie 1949 f , waarvoor, na afronding op een tienduizendvoud, wordt uitgetrokken f , e. Volgens artikel 8 der wet van 24 December 1930 (Staatsblad no. 505) moet jaarlijks voor inkoop of aflossing van gevestigde schuld een som worden uitgetrokken ten belope van 2i ten honderd van het bedrag der krachtens die wet op 30 Juni te voren ingeschreven schuld. Deze schuld beliep op 30 Juni jl. f Uit dezen hoofde is derhalve voor amortisatie in 1949 uit te trekken een bedrag van ƒ ,

4 Bijlage A Tweede Kamer Rijksbegroting voor het dienstjaar VIIAl 2 5 ƒ. De delging van de 3 % lening 1937 vindt plaats door jaarlijkse aflossing op 1 Juli van ten minste 0,886 % van het uitgegeven bedrag der lening, verhoogd met het bedrag van de door de verplichte aflossingen vrijgevallen rente. Dienvolgens beloopt de raming voor ,886% van f ƒ , Verhoogd met 3 % van f ƒ , ƒ Afgerond op een vijftigduizendvoud ƒ , g. De 3 % Grootboekschuld 1946 wordt behalve door voldoening van aanslagen in de Vermogensaanwasbelasting en de Vermogensheffing, waarvoor een bedrag is uitgetrokken in Hoofdstuk VII A 2, gedelgd door voldoening van die belastingaanslagen, welke met geblokkeerd tegoed kunnen worden voldaan. Aangezien niet is te voorzien tot welk beloop inschrijvingen tot laatstgenoemd doel zullen worden aangewend, wordt dit artikel uitgetrokken voor Memorie h. De 3 3i % lening 1947 wordt behalve door voldoening van aanslagen in de Vermogensaanwasbelasting en de Vermogensheffing, gedelgd door inkoop ter beurze tot maximaal 2i % per jaar van het op 1 Januari van elk jaar uitstaande bedrag der lening ingeval en voor zover de beurskoers te Amsterdam daalt beneden 97 %. Aangezien niet is te voorzien tot welk beloop obligatiën tot laatstgenoemd doel zullen worden geamortiseerd, wordt dit artikel uitgetrokken voor Memorie ƒ. De 3 3i % onderhandse lening 1947 wordt gedelgd in 40 jaren en wel in één termijn van f en 39 jaarlijkse termijnen, elk groot f Dienovereenkomstig wordt voor 1949 geraamd ƒ , k. De 3 % lening 1947, luidende in dollars, wordt gedelgd in 10 jaarlijkse termijnen van 1 % en daarna in 30 jaarlijkse termijnen van 3 % van het op 1 Maart geplaatste bedrag der lening. Het op 1 Maart 1949 geplaatste bedrag wordt geraamd op $ Dienvolgens wordt voor 1949 voor aflossing uitgetrokken $ a f 2,65 ƒ , Het totaal der in artikel 4 voor amortisatie en aflossing geraamde bedragen beloopt ƒ , AFDELING II. RENTE EN KOSTEN VAN VLOTTENDE SCHULD EN KORTLOPENDE CREDIETEN. Onderafdeling I. BINNENLAND. Artikel 5. Rente en kosten van vlottende schuld. De ongewisheid der factoren, welke het beloop der vlottende schuld beheersen, laten evenals ten vorigen jare niet toe een andere dan een zéér globale raming te ontwerpen van de wegens uitstaand schatkistpapier in 1949 verschuldigde rente. Te dien einde is de volgende opstelling te maken: Geraamd uitstaand bedrag op 1 Januari ƒ m/m. Gelden van Rijksfondsen e.a. gestort in 's Rijks Kas 3000 m/m. Boekvordering Nederlandse Bank m/m. ƒ m/m. Mutatie in 1949 tengevolge van de guldensopbrengsten van buitenlandse credieten en opbrengst heffingen enerzijds en de benodigde gelden voor eigen financiering en credietverlening aan Indië anderzijds af: 500 m/m. Per ultimo 1949 uitstaand ƒ m/m. Het gemiddeld uitstaand bedrag, verdere consolidatie buiten beschouwing gelaten, is te stellen op f 12 milliard. De rente van het schatkistpapier ten laste van dit hoofdstuk komende, vordert, de rentevoet aannemende op 11 %, een raming van f210 millioen. Onderafdeling II. BUITENLAND Artikel 6. Rente en kosten van opgenomen kortlopende credieten in buitenlands geld, afgesloten krachtens het Koninklijk besluit van 13 September 1945 (Staatsblad no. F 174) en de Leningwet 1946 (Staatsblad no. G 143), gewijzigd bij de wet van 23 November 1946 (Staatsblad no. G 333). a. Crediet, groot $ , afgesloten met Export Import Bank (3e lening) dd. 1 Mei Opgen. Ie kw $ Opgen. 2e kw $ Opgen. 3e kw $ Opgen. 4e kw $ Rente a 21/3 % $ en kosten ƒ /;. Crediet, groot Zw. frs , afgesloten met de Société de Banque Suisse e.a., dd. 23 November 1944, 25 October 1945 en 24 September Opgen. Ie kw Zw. frs Opgen. 2e kw Zw. frs Opgen. 3e kw Zw. frs Opgen. 4e kw Zw. frs Rente a 32 % Zw. frs en kosten ƒ c. Crediet, groot Zw. Kr , afgesloten met de Stockholms Enskilda Bank A.B., Skandinaviska Banken A.B. en A.B. Svenska Handelsbanken, te Stockholm. Opgen. Ie kw Zw. Kr Opgen. 2e kw Zw. Kr Opgen. 3e kw Zw. Kr Opgen. 4e kw Zw. Kr Rente a 3 % Zw. Kr en kosten ƒ I AFDELING III. OVERIGE RENTELASTEN Artikel 7. Rente aan oorlogsschadegerechtigden. a. Per 1 Januari 1949 zullen in het Grootboek voor de Wederopbouw de volgende kapitalen zijn ingeschreven: Inschrijvingen A (Onteigeningsvergoedingen ten laste van de Staat) ƒ Inschrijvingen B (bijdragen in de oorlogsschade aan vaste goederen) ƒ Inschrijvingen C (bijdragen in de oorlogsschade aan vaartuigen) ƒ Totaal ingeschreven per 1 Jan ƒ i % rente over f brengt de rentelast over de per 1 Januari 1949 ingeschreven kapitalen op f In de loop van 1949 zal voorts nog worden ingeschreven aan inschrijvingen B en C een kapitaal, groot f Gemiddeld zal over dit kapitaal 4 jaar rente verschuldigd zijn a 4 % en 1 jaar a 3* %. 19* % over f geeft een rentelast van f , zodat in 1949 in totaal aan rente zal moeten worden uitgekeerd een bedrag, groot ƒ Ó b. Op 1 Januari 1949 zal ingeschreven zijn een bedrag, groot f ; 3è % over dit bedrag geeft een rentelast van ƒ c. De gemiddelde stand voor 1948 van de rek. courant met de Herstelbank wijst f 50 m/m aan. Verwacht wordt, dat de gemiddelde stand in 1949 lager zal zijn, eensdeels doordat het voor 1949 begrote Handelingen der Staten-Generaal Bijlagen

5 6 Rijksbegroting voor het dienstjaar VII Al 2 bedrag aan Rijksbijdragen voor bedrijfsschade lager is dan voor 1948, anderdeels tengevolge van een vermoedelijke verruiming van de mateiïalenpositie, welke een versnelling in het tempo van opvraging bij de Herstelbank tot gevolg zal hebben. In verband hiermede is de verschuldigde rente geraamd op ƒ Artikel 8. Rente wegens uitgestelde betaling van uitkeringen inzake de vlootreconstructie grote, korte en kustvaart. Op 1 Januari 1949 zal het saldo der totale Reconstructievordering naar raming bedragen ƒ % over dit bedrag geeft een rentelast van ƒ Voor de Reconstructie Kustvaart bedraagt de rente voor 1949 ƒ ƒ Artikel 9. Rente over in geld gestelde zekerheid voor bestaande of toekomstige belastingschulden. Naar raming zal in 1949 nog aan verplichte zekerheidstellingen uitstaan voor een bedrag van f 80 millioen, welk bedrag niet met aanslagen zal worden verrekend. Over dit bedrag zal per 15 Februari 1949 over de volle periode, waarin het uitstond, 3,6 % rente per jaar worden vergoed. Als gemiddelde stortingsdatum kan worden aangenomen Juli Er zal dus ± 9,5 % rente moeten worden betaald van f80 millioen ƒ Tevens zal rente worden vergoed over het bedrag der vrijwillige zekerheidstellingen, welk bedrag wordt geraamd op ƒ ƒ Titel B. Buitengewone Dienst AFDELING I. GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE CREDIETEN Onderafdeling II. AMORTISATIE EN AFLOSSING Paragraaf 2 Buitenland Artikel 14. Aflossing. a. Het crediet met de Export Import Bank (Ie lening) wordt vanaf 1 Juli 1946 afgelost in 60 halfjaarlijkse termijnen. $ ƒ b. Het crediet met Zwitserland, groot Zw. frs ,, wordt in 5 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginnen in 1948, afgelost. Zw. frs ƒ c. Het crediet met Zweden, groot Zw. Kr , wordt in 5 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginnen in 1948, afgelost. Zw. Kr ƒ d. Het crediet met Zweden, groot Zw. Kr , wordt in 3 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginnen in 1949, afgelost. Zw. Kr ƒ e. Het Britse Settlement, groot, wordt in 20 jaar op basis van annuïteitsberekening afgelost. Voor 1949 wordt voor aflossing geraamd ƒ Artikel 13. Amortisatie van Gevestigde Schuld. a. Op de 2\ % lening 1943, uitgegeven in Suriname, wordt jaarlijks, te beginnen in 1949, Sur. Gld afgelost. b. De 3 31 % 10-jarige lening 1947, luidende in dollars, groot $ , wordt afgelost in gelijke halfjaarlijkse termijnen van 1949 af tot en met In 1957 wordt afgelost $ S> ƒ ƒ. Het crediet met Zwitserland, groot Zw. frs , wordt in 5 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginnen in 1949, afgelost. Zw. frs ƒ Nevens deze Memorie wordt weder overgelegd een overzicht van de wijzigingen, welke de Nationale Schuld sedert 1 Januari 1850 heeft ondergaan en een overzicht van haar samenstelling op 1 Juli De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.