DONDERDAG 8 JULI 2010 JEUDI 8 JUILLET 2010

Transcriptie

1 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme Gratis tel. nummer : e JAARGANG N. 208 Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme Numéro tél. gratuit : e ANNEE DONDERDAG 8 JULI 2010 JEUDI 8 JUILLET 2010 Het Belgisch Staatsblad van 7 juli 2010 bevat twee uitgaven, met als volgnummers 206 en 207. Le Moniteur belge du 7 juillet 2010 comporte deux éditions, qui portent les numéros 206 et 207. INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 15 JANUARI Wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Officieuze coördinatie in het Duits, bl JUNI Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingen-zaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, bl SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Intérieur 15 JANVIER Loi relative à l institution et à l organisation d une Banque-Carrefour de la Sécurité sociale. Coordination officieuse en langue allemande, p JUIN Arrêté ministériel modifiant l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er, de la loi du 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers, p Föderaler Öffentlicher Dienst Inneres 15. JANUAR 1990 Gesetz über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit. Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache, S Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Gouvernements de Communauté et de Région Communauté flamande Vlaamse overheid Autorité flamande 21 MEI Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid van centra voor volwassenenonderwijs, bl MAI Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l extension de la compétence d enseignement de centres d éducation des adultes, p bladzijden/pages

2 45258 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 28 MEI Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, bl MAI Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1992 relatif à la répartition de fonctions, à la mise en disponibilité par défaut d emploi, à la réaffectation, à la remise au travail et à l attribution d un traitement d attente ou d une subvention-traitement d attente, p JUNI Besluit van de Vlaamse Regering tot erkenning van de master-na-masteropleiding Master of Technology for Integrated Water Management als nieuwe opleiding van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent, bl JUIN Arrêté du Gouvernement flamand portant agrément de la formation de master après master Master of Technology for Integrated Water Management comme nouvelle formation de l Universiteit Antwerpen et de l Universiteit Gent, p Brussels Hoofdstedelijk Gewest Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1 APRIL Besluit 2009/758 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, bl Région de Bruxelles-Capitale Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale 1 er AVRIL Arrêté 2009/758 relatif au subventionnement des centres agréés de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises, p Andere besluiten Autres arrêtés Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Raad van State. Vernietiging, bl Service public fédéral Intérieur Conseil d Etat. Annulation, p Federale Overheidsdienst Financiën Administratie van de btw, registratie en domeinen. Sector registratie en domeinen. Centrale Diensten. Benoemingen, bl Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Erkende certificeringsinstellingen, bl Service public fédéral Finances Administration de la T.V.A., de l enregistrement et des domaines. Secteur de l enregistrement et des domaines. Services centraux. Nominations, p Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire Organismes certificateurs agréés, p Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Gouvernements de Communauté et de Région Vlaamse overheid Bestuurszaken Autonome gemeentebedrijven, bl Autonoom gemeentebedrijf. Statutenwijziging. Niet-goedkeuring, bl Erkenning, bl Werk en Sociale Economie Private arbeidsbemiddeling, bl Leefmilieu, Natuur en Energie 24 JUNI Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van de gronden gelegen in de woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren aanvulling 1 als site, bl Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 17 JUNI Ministerieel besluit houdende uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 47, 1, van de Vlaamse Wooncode betreffende de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij Kantonnale Bouwmaatschappij van Beringen voor Huisvesting met betrekking tot de versnelde toewijzing van een woning gelegen in de Bremstraat 13, te Heusden-Zolder, bl JUNI Ministerieel besluit houdende uitspraak in de beroepsprocedure met toepassing van artikel 47, 1, van de Vlaamse Wooncode met betrekking tot de beslissing van de sociale huisvestingsmaatschappij Samenwerkende Maatschappij voor Volkshuisvesting uit Willebroek aangaande de verloning van een lid van het selectiecomité voor de vacature van directeur, bl

3 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Waals Gewest Waalse Overheidsdienst 18 JUNI Besluit van de Waalse Regering tot aanwijzing van twee ambtenaren die de overtredingen van de reglementering op het personenvervoer moeten vaststellen, bl JUNI Besluit van de Waalse Regering tot aanwijzing van een personeelslid dat moet toezien op de uitvoering van de politiereglementen op het vervoersnet van de Société de Transport en commun du Brabant wallon (Openbare Vervoermaatschappij Waals-Brabant), bl Région wallonne Service public de Wallonie 18 JUIN Arrêté du Gouvernement wallon portant désignation de deux fonctionnaires chargés de constater les infractions à la réglementation sur les transports de personnes, p JUIN Arrêté du Gouvernement wallon portant désignation d un agent qualifié pour veiller à l exécution des règlements de police sur le réseau de transport exploité par la Société de Transport en commun du Brabant wallon, p JUNI Besluit van de Waalse Regering tot aanwijzing van personeelsleden die moeten toezien op de uitvoering van de politiereglementen op het vervoersnet van de Société de Transport en commun de Charleroi (Maatschappij van Openbaar Vervoer van Charleroi), bl JUIN Arrêté du Gouvernement wallon portant désignation d agents qualifiés pour veiller à l exécution des règlements de police sur le réseau de transport exploité par la Société de Transport en commun de Charleroi, p JUNI Besluit van de Waalse Regering tot aanwijzing van personeelsleden die moeten toezien op de uitvoering van de politiereglementen op het vervoersnet van de Société de Transport en commun du Hainaut (Openbare Vervoermaatschappij Henegouwen), bl JUIN Arrêté du Gouvernement wallon portant désignation d agents qualifiés pour veiller à l exécution des règlements de police sur le réseau de transport exploité par la Société de Transport en commun du Hainaut, p JUNI Besluit van de Waalse Regering tot aanwijzing van de personeelsleden die moeten toezien op de uitvoering van de politiereglementen op het vervoersnet van de Société de Transport en commun de Liège-Verviers (Maatschappij van Openbaar Vervoer van Luik-Verviers), bl JUIN Arrêté du Gouvernement wallon portant désignation d agents qualifiés pour veiller à l exécution des règlements de police sur le réseau de transport exploité par la Société de Transport en commun de Liège-Verviers, p JUNI Besluit van de Waalse Regering tot aanwijzing van de personeelsleden die moeten toezien op de uitvoering van de politiereglementen op het vervoersnet van de Société de Transport en commun de Namur-Luxembourg (Maatschappij van Openbaar Vervoer van Namen-Luxemburg), bl JUIN Arrêté du Gouvernement wallon portant désignation d agents qualifiés pour veiller à l exécution des règlements de police sur le réseau de transport exploité par la Société de Transport en commun de Namur-Luxembourg, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA Geocycle, en qualité de collecteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Transmotquin, en qualité de collecteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «BV America Chung Nam», en qualité de collecteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Alain Destiné, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Olivier Rougraff, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «NV Transport Lux», en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «NV Ceyssens», en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «BVBA R.C.M.D. Plastic Recycling», en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «NV Jacky Knoops-Kässinger», en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «BVBA Loonbedrijf Jossa», en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p

4 45260 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region Öffentlicher Dienst der Wallonie 18. JUNI 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Bezeichnung zweier Beamten, die mit der Feststellung der Übertretungen der Regelung über die Personenbeförderung beauftragt sind, S JUNI 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Bezeichnung eines Bediensteten, der zuständig ist, um für die Ausführung der Polizeivorschriften auf dem durch die Société de Transport en commun du Brabant wallon (Verkehrsgesellschaft Wallonisch-Brabant) verwalteten Verkehrsnetz zu sorgen, S JUNI 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Bezeichnung von Bediensteten, die zuständig sind, um für die Ausführung der Polizeivorschriften auf dem durch die Société de Transport en commun de Charleroi (Verkehrsgesellschaft Charleroi) verwalteten Verkehrsnetz zu sorgen, S JUNI 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Bezeichnung von Bediensteten, die zuständig sind, um für die Ausführung der Polizeivorschriften auf dem durch die Société de Transport en commun du Hainaut (Verkehrsgesellschaft Hennegau) verwalteten Verkehrsnetz zu sorgen, S JUNI 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Bezeichnung von Bediensteten, die zuständig sind, um für die Ausführung der Polizeivorschriften auf dem durch die Société de Transport en commun de Liège-Verviers (Verkehrsgesellschaft Liège-Verviers) verwalteten Verkehrsnetz zu sorgen, S JUNI 2010 Erlass der Wallonischen Regierung zur Bezeichnung von Bediensteten, die zuständig sind, um für die Ausführung der Polizeivorschriften auf dem durch die Société de Transport en commun de Namur-Luxembourg (Verkehrsgesellschaft Namur-Luxemburg) verwalteten Verkehrsnetz zu sorgen, S Officiële berichten Avis officiels Federale Overheidsdienst Justitie Instituut voor gerechtelijke opleiding. Aanwerving van een attaché voor de dienst opleiding (m/v - Niveau A), bl Instituut voor gerechtelijke opleiding. Aanwerving van een management assistant (m/v - Niveau B), bl Service public fédéral Justice Institut de formation judiciaire. Recrutement d un attaché auprès du service formation (m/f - Niveau A), p Institut de formation judiciaire. Recrutement d un assistant au management (m/f - Niveau B), p Ordre du jour Parlement francophone bruxellois, p De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl tot bl Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages à

5 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN N [C 2010/00396] 15 JANUARI Wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Officieuze coördinatie in het Duits De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (Belgisch Staatsblad van 22 februari 1990, err. van 2 juni 1990 en 2 oktober 1990), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - de wet van 6 augustus 1990 tot wijziging van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (Belgisch Staatsblad van 2 oktober 1990); - de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1991, err. van 22 oktober 1991 en 20 november 1991); - de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992); - de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1993); - de wet van 6 augustus 1993 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 1993, err. van 27 augustus 1993); - de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994); - de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 23 december 1994, err. van 16 maart 1995, 30 juni 1995 en 26 september 1995); - de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 30 april 1996, err. van 20 augustus 1996); - de wet van 25 juni 1997 tot wijziging van de wet van 11 april 1995 tot invoering van een handvest van de sociaal verzekerde (Belgisch Staatsblad van 13 september 1997); - het koninklijk besluit van 10 juni 1998 tot bepaling van de voorwaarden en modaliteiten waaronder de instellingen van sociale zekerheid kunnen samenwerken met het oog op de uitvoering van hun informatiebeheer, met toepassing van artikel 42 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 16 juli 1998); - het koninklijk besluit van 16 oktober 1998 houdende bepalingen betreffende de elektronische handtekening, geldend voor de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 7 november 1998); - de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 6 februari 1999); - de wet van 4 mei 1999 houdende fiscale en andere bepalingen (Belgisch Staatsblad van 4 juni 1999); - de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2000); - het koninklijk besluit van 13 juli 2000 tot verlenging van de toepassing van het koninklijk besluit van 16 oktober 1998 houdende bepalingen betreffende de elektronische handtekening, geldend voor de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 4 oktober 2000); - de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen (Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2000, err. van 25 januari 2001); - de programmawet van 2 januari 2001 (Belgisch Staatsblad van 3 januari 2001, err. van 13 januari 2001); - de programmawet van 19 juli 2001 (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2001, err. van 15 augustus 2001 en 29 september 2001); - de programmawet van 2 augustus 2002 (Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2002, err. van 4 oktober 2002, 13 november 2002, 7 april 2003, 3 juni 2004 en 21 maart 2006); SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR F [C 2010/00396] 15 JANVIER Loi relative à l institution et à l organisation d une Banque-Carrefour de la Sécurité sociale. Coordination officieuse en langue allemande Le texte qui suit constitue la coordination officieuse en langue allemande de la loi du 15 janvier 1990 relative à l institution et à l organisation d une Banque-Carrefour de la Sécurité sociale (Moniteur belge du 22 février 1990, err. des 2 juin 1990 et 2 octobre 1990), telle qu elle a été modifiée successivement par : -laloidu6août 1990 modifiant la loi du 15 janvier 1990 relative à l institution et à l organisation d une Banque-Carrefour de la Sécurité sociale (Moniteur belge du 2 octobre 1990); - la loi du 20 juillet 1991 portant des dispositions sociales et diverses (Moniteur belge du 1 er août 1991, err. des 22 octobre 1991 et 20 novembre 1991); - la loi du 26 juin 1992 portant des dispositions sociales et diverses (Moniteur belge du 30 juin 1992); -laloidu8décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l égard des traitements de données à caractère personnel (Moniteur belge du 18 mars 1993); -la loi du 6 août 1993 portant des dispositions sociales et diverses (Moniteur belge du9août 1993, err. du 27 août 1993); - la loi du 30 mars 1994 portant des dispositions sociales (Moniteur belge du 31 mars 1994); - la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses (Moniteur belge du 23 décembre 1994, err. des 16 mars 1995, 30 juin 1995 et 26 septembre 1995); - la loi du 29 avril 1996 portant des dispositions sociales (Moniteur belge du 30 avril 1996, err. du 20 août 1996); - la loi du 25 juin 1997 modifiant la loi du 11 avril 1995 visant à instituer la charte de l assuré social (Moniteur belge du 13 septembre 1997); - l arrêté royal du 10 juin 1998 déterminant les conditions et les modalités selon lesquelles les institutions de sécurité sociale peuvent collaborer en vue de l exécution de leur gestion informatique, en application de l article 42 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions (Moniteur belge du 16 juillet 1998); -l arrêté royal du 16 octobre 1998 portant des dispositions relatives à la signature électronique, qui s applique à la sécurité sociale, en application de l article 38 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions (Moniteur belge du 7 novembre 1998); - la loi du 25 janvier 1999 portant des dispositions sociales (Moniteur belge du 6 février 1999); - la loi du 4 mai 1999 portant des dispositions fiscales et autres (Moniteur belge du 4 juin 1999); - la loi du 26 juin 2000 relative à l introduction de l euro dans la législation concernant les matières visées à l article 78 de la Constitution (Moniteur belge du 29 juillet 2000); -l arrêté royal du 13 juillet 2000 prolongeant l application de l arrêté royal du 16 octobre 1998 portant des dispositions relatives à la signature électronique, qui s applique à la sécurité sociale, en application de l article 38 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions (Moniteur belge du 4 octobre 2000); - la loi du 12 août 2000 portant des dispositions sociales, budgétaires et diverses (Moniteur belge du 31 août 2000, err. du 25 janvier 2001); - la loi-programme du 2 janvier 2001 (Moniteur belge du 3 janvier 2001, err. du 13 janvier 2001); - la loi-programme du 19 juillet 2001 (Moniteur belge du 28 juillet 2001, err. des 15 août 2001 et 29 septembre 2001); - la loi-programme du 2 août 2002 (Moniteur belge du 29 août 2002, err. des 4 octobre 2002, 13 novembre 2002, 7 avril 2003, 3 juin 2004 et 21 mars 2006);

6 45262 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE - de programmawet (I) van 24 december 2002 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, err. van 7 februari 2003); - de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 5 februari 2003); - de wet van 26 februari 2003 tot wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid tot aanpassing van het statuut van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en tot uitbreiding van haar bevoegdheden (Belgisch Staatsblad van 26 juni 2003); - de programmawet van 8 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 17 april 2003); - de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2003, err. van 16 januari 2004); - de programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004); - de programmawet van 27 december 2004 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2004, err. van 18 januari 2005); - de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005, err. van 31 januari 2006); - de wet van 27 maart 2006 tot aanpassing van diverse wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet aan de nieuwe benaming van de wetgevende vergaderingen van de Gemeenschappen en de Gewesten (Belgisch Staatsblad van 11 april 2006); - het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van Titel III, hoofdstuk II van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (Belgisch Staatsblad van 22 juni 2006); - de wet van 1 maart 2007 houdende diverse bepalingen (III) (Belgisch Staatsblad van 14 maart 2007); - de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen (Belgisch Staatsblad van 23 juli 2007); - de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het ehealth-platform (Belgisch Staatsblad van 13 oktober 2008). Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy. - la loi-programme (I) du 24 décembre 2002 (Moniteur belge du 31 décembre 2002, err. du 7 février 2003); - la loi du 16 janvier 2003 portant création d une Banque-Carrefour des Entreprises, modernisation du registre de commerce, création de guichets-entreprises agréés et portant diverses dispositions (Moniteur belge du 5 février 2003); - la loi du 26 février 2003 modifiant la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l égard des traitements de données à caractère personnel et la loi du 15 janvier 1990 relative à l institution et à l organisation d une Banque-Carrefour de la Sécurité sociale en vue d aménager le statut et d étendre les compétences de la Commission de la protection de la vie privée (Moniteur belge du 26 juin 2003); - la loi-programme du 8 avril 2003 (Moniteur belge du 17 avril 2003); - la loi-programme du 22 décembre 2003 (Moniteur belge du 31 décembre 2003, err. du 16 janvier 2004); - la loi-programme du 9 juillet 2004 (Moniteur belge du 15 juillet 2004); - la loi-programme du 27 décembre 2004 (Moniteur belge du 31 décembre 2004, err. du 18 janvier 2005); - la loi du 27 décembre 2005 portant des dispositions diverses (Moniteur belge du 30 décembre 2005, err. du 31 janvier 2006); - la loi du 27 mars 2006 adaptant diverses lois réglant une matière visée à l article 78 de la Constitution à la nouvelle dénomination des assemblées législatives des Communautés et des Régions (Moniteur belge du 11 avril 2006); - l arrêté royal du 12 juin 2006 portant exécution du Titre III, chapitre II de la loi du 23 décembre 2005 relative au pacte entre générations (Moniteur belge du 22 juin 2006); - la loi du 1 er mars 2007 portant des dispositions diverses (III) (Moniteur belge du 14 mars 2007); - la loi du 3 juin 2007 portant des dispositions diverses relatives au travail (Moniteur belge du 23 juillet 2007); - la loi du 21 août 2008 relative à l institution et à l organisation de la plate-forme ehealth (Moniteur belge du 13 octobre 2008). Cette coordination officieuse en langue allemande a été établie par le Service central de traduction allemande à Malmedy. FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES D [C 2010/00396] 15. JANUAR 1990 Gesetz über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache Der folgende Text ist die inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache des Gesetzes vom 15. Januar 1990 über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit, so wie es nacheinander abgeändert worden ist durch: - das Gesetz vom 6. August 1990 zur Abänderung des Gesetzes vom 15. Januar 1990 über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit, - das Gesetz vom 20. Juli 1991 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen; - das Gesetz vom 26. Juni 1992 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen; - das Gesetz vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten (Belgisches Staatsblatt vom 6. Dezember 2000), - das Gesetz vom 6. August 1993 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen, - das Gesetz vom 30. März 1994 zur Festlegung sozialer Bestimmungen, - das Gesetz vom 21. Dezember 1994 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen, - das Gesetz vom 29. April 1996 zur Festlegung sozialer Bestimmungen, - das Gesetz vom 25. Juni 1997 zur Abänderung des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der Charta der Sozialversicherten (Belgisches Staatsblatt vom 11. Februar 1998), - den Königlichen Erlass vom 10. Juni 1998 zur Festlegung der Bedingungen und Modalitäten, unter beziehungsweise gemäß denen die Einrichtungen für soziale Sicherheit im Hinblick auf die Ausführung ihrer Informationsverwaltung in Anwendung von Artikel 42 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen zusammenarbeiten können, - den Königlichen Erlass vom 16. Oktober 1998 zur Festlegung von Bestimmungen in Bezug auf die für die soziale Sicherheit geltende elektronische Unterschrift in Anwendung von Artikel 38 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen, - das Gesetz vom 25. Januar 1999 zur Festlegung sozialer Bestimmungen, - das Gesetz vom 4. Mai 1999 zur Festlegung steuerrechtlicher und anderer Bestimmungen, - das Gesetz vom 26. Juni 2000 über die Einführung des Euro in die Rechtsvorschriften in Bezug auf die in Artikel 78 der Verfassung erwähnten Angelegenheiten, - den Königlichen Erlass vom 13. Juli 2000 zur Verlängerung der Anwendung des Königlichen Erlasses vom 16. Oktober 1998 zur Festlegung von Bestimmungen in Bezug auf die für die soziale Sicherheit geltende elektronische Unterschrift in Anwendung von Artikel 38 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen, - das Gesetz vom 12. August 2000 zur Festlegung von sozialen, Haushalts- und sonstigen Bestimmungen, - das Programmgesetz vom 2. Januar 2001,

7 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE das Programmgesetz vom 19. Juli 2001, - das Programmgesetz vom 2. August 2002, - das Programmgesetz vom 24. Dezember 2002 (I), - das Gesetz vom 16. Januar 2003 zur Schaffung einer Zentralen Datenbank der Unternehmen, zur Modernisierung des Handelsregisters, zur Schaffung von zugelassenen Unternehmensschaltern und zur Festlegung verschiedener Bestimmungen (Belgisches Staatsblatt vom 1. Dezember 2003), - das Gesetz vom 26. Februar 2003 zur Abänderung des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten und des Gesetzes vom 15. Januar 1990 über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit im Hinblick auf die Anpassung des Statuts und auf die Erweiterung der Befugnisse des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens (Belgisches Staatsblatt vom 17. November 2003), - das Programmgesetz vom 8. April 2003, - das Programmgesetz vom 22. Dezember 2003, - das Programmgesetz vom 9. Juli 2004, - das Programmgesetz vom 27. Dezember 2004, - das Gesetz vom 27. Dezember 2005 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen, - das Gesetz vom 27. März 2006 zur Anpassung verschiedener Gesetze zur Regelung einer in Artikel 78 der Verfassung erwähnten Angelegenheit an die neue Bezeichnung der gesetzgebenden Versammlungen der Gemeinschaften und Regionen (Belgisches Staatsblatt vom 30. August 2006), - den Königlichen Erlass vom 12. Juni 2006 zur Ausführung von Titel III Kapitel II des Gesetzes vom 23. Dezember 2005 über den Solidaritätspakt zwischen den Generationen, - das Gesetz vom 1. März 2007 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen (III), - das Gesetz vom 3. Juni 2007 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen in Bezug auf die Arbeit (Belgisches Staatsblatt vom 11. Juli 2008), - das Gesetz vom 21. August 2008 zur Einrichtung und Organisation der ehealth-plattform. Diese inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Übersetzungen in Malmedy erstellt worden. MINISTERIUM DER SOZIALFÜRSORGE 15. JANUAR 1990 Gesetz über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit KAPITEL I Allgemeine Bestimmungen Abschnitt 1 Errichtung der Zentralen Datenbank Artikel 1 - Beim [Föderalen Öffentlichen Dienst Soziale Sicherheit] wird unter der Bezeichnung Zentrale Datenbank der sozialen Sicherheit, nachstehend Zentrale Datenbank genannt, eine öffentliche Einrichtung mit Rechtspersönlichkeit geschaffen. [Art. 1 abgeändert durch Art. 88 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000) und Art. 195 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002)] Abschnitt 2 Begriffsbestimmungen Art. 2 - Für die Ausführung und Anwendung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen versteht man unter: 1. sozialer Sicherheit : a) alle Regelungen, die aufgezählt sind in Artikel 21 des Gesetzes vom 29. Juni 1981 zur Festlegung der allgemeinen Grundsätze der sozialen Sicherheit für Lohnempfänger, einschließlich deren der sozialen Sicherheit für Seeleute der Handelsmarine und für Bergarbeiter, b) [alle in Buchstabe a) erwähnten Regelungen, deren Anwendung sich auf die im öffentlichen Sektor beschäftigten Personen ausdehnt, und die Regelungen des öffentlichen Sektors, die eine gleichwertige Funktion erfüllen wie die in Buchstabe a) erwähnten Regelungen,] c) alle Regelungen, die in Artikel 1 des Königlichen Erlasses Nr. 38 vom 27. Juli 1967 zur Einführung des Sozialstatuts der Selbständigen aufgezählt sind, d) alle Regelungen, die aufgezählt sind in Artikel 12 des Gesetzes vom 17. Juli 1963 über die überseeische soziale Sicherheit oder die erwähnt sind im Gesetz vom 16. Juni 1960, durch das die Organe zur Verwaltung der sozialen Sicherheit der Angestellten von Belgisch-Kongo und Rwanda-Urundi unter die Kontrolle und Garantie des Belgischen Staates gestellt werden und durch das die zu Gunsten dieser Angestellten erbrachten Sozialleistungen vom Belgischen Staat garantiert werden, e) [alle Regelungen des Sozialhilfesystems, das aus den Beihilfen für Personen mit Behinderung, dem Recht auf soziale Eingliederung, den garantierten Familienleistungen, dem garantierten Einkommen für Betagte und der Einkommensgarantie für Betagte besteht,] f) alle Vorteile zur Ergänzung der Leistungen im Rahmen der in Buchstabe a) erwähnten sozialen Sicherheit, die durch die in Nr. 2 Buchstabe c) erwähnten Fonds für Existenzsicherheit in den Grenzen ihrer Satzung gewährt werden, g) alle Regeln betreffend die Erhebung und Eintreibung der Beiträge und der anderen Einkünfte, die zur Finanzierung der vorerwähnten Regelungen und Vorteile beitragen, 2. Einrichtungen für soziale Sicherheit : a) andere öffentliche Einrichtungen für soziale Sicherheit als die Zentrale Datenbank sowie [die föderalen öffentlichen Dienste], die mit der Anwendung der sozialen Sicherheit beauftragt sind, b) mitwirkende Einrichtungen für soziale Sicherheit, das heißt andere privatrechtliche Einrichtungen als die Sozialsekretariate für Arbeitgeber, [und die Tariffestsetzungsämter der Apothekervereinigungen,] die zugelassen sind, um bei der Anwendung der sozialen Sicherheit mitzuwirken, c) Fonds für Existenzsicherheit, die aufgrund des Gesetzes vom 7. Januar 1958 durch kollektive Arbeitsabkommen errichtet wurden, die in den paritätischen Kommissionen abgeschlossen und vom König für allgemeinverbindlich erklärt worden sind, insofern sie in Nr. 1 Buchstabe f) erwähnte ergänzende Vorteile gewähren,

8 45264 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE [d) Personen, die von den in den Buchstaben a), b) und c) erwähnten Einrichtungen für soziale Sicherheit mit der Führung eines in Artikel 6 Absatz 2 Nr. 2 erwähnten besonderen Personenverzeichnisses beauftragt sind,] [e) den Staat, die Gemeinschaften, die Regionen und die öffentlichen Einrichtungen, die in Artikel 18 der koordinierten Gesetze über die Familienbeihilfen für Lohnempfänger erwähnt werden, in Bezug auf ihre Aufträge in Sachen Familienbeihilfen für ihr eigenes Personal,] [f) öffentliche Sozialhilfezentren, insofern sie mit der Anwendung der sozialen Sicherheit im Sinne des vorliegenden Gesetzes beauftragt sind,] 3. Personen : natürliche Personen, Vereinigungen mit oder ohne Rechtspersönlichkeit und alle öffentlichen Einrichtungen oder Verwaltungen, 4. Sozialdaten : alle für die Anwendung der sozialen Sicherheit notwendigen Daten, 5. Sozialdatenbanken : Datenbanken, in denen von beziehungsweise für Einrichtungen für soziale Sicherheit Sozialdaten aufbewahrt werden, 6. personenbezogenen Sozialdaten : alle Sozialdaten, die eine [natürliche] Person betreffen, die identifiziert ist oder identifiziert werden kann, 7. [[ personenbezogenen Sozialdaten über die Gesundheit ]: alle personenbezogenen Sozialdaten, aus denen man eine Information über die frühere, heutige oder zukünftige körperliche oder geistige gesundheitliche Verfassung der natürlichen Person ableiten kann, die identifiziert ist oder identifiziert werden kann, mit Ausnahme der reinen Verwaltungs- oder Buchführungsdaten betreffend die ärztlichen Behandlungen oder die ärztliche Versorgung,] 8. Nationalregister : das Nationalregister der natürlichen Personen, das durch das Gesetz vom 8. August 1983 zur Organisation eines Nationalregisters der natürlichen Personen eingeführt worden ist, 9. Netzwerk : die aus den Sozialdatenbanken, der Zentralen Datenbank und dem Nationalregister bestehende Verbindung, die gegebenenfalls gemäß Artikel 18 ausgedehnt wird, [10. [Sektoriellem Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] : [den Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit], der beim Ausschuss für den Schutz des Privatlebens eingesetzt ist.] Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass den in Absatz 1 Nr. 1 erwähnten Begriff der sozialen Sicherheit abändern. [Art. 2 Abs. 1 Nr. 1 einziger Absatz Buchstabe b) ersetzt durch Art. 28 des G. vom 25. Juni 1997 (B.S. vom 13. September 1997); Abs. 1 Nr. 1 einziger Absatz Buchstabe e) ersetzt durch Art. 126 des G. vom 9. Juli 2004 (B.S. vom 15. Juli 2004); Abs. 1 Nr. 2 einziger Absatz Buchstabe a) abgeändert durch Art. 196 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002); Abs. 1 Nr. 2 einziger Absatz Buchstabe b) abgeändert durch Art. 64 Nr. 1 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996); Abs. 1 Nr. 2 einziger Absatz Buchstabe d) eingefügt durch Art. 64 Nr. 2 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996); Abs. 1 Nr. 2 einziger Absatz Buchstabe e) eingefügt durch Art. 85 Nr. 1 des G. vom 25. Januar 1999 (B.S. vom 6. Februar 1999); Abs. 1 Nr. 2 einziger Absatz Buchstabe f) eingefügt durch Art. 37 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 6 abgeändert durch Art. 85 Nr. 2 des G. vom 25. Januar 1999 (B.S. vom 6. Februar 1999); Abs. 1 Nr. 7 ersetzt durch Art. 85 Nr. 3 des G. vom 25. Januar 1999 (B.S. vom 6. Februar 1999) und abgeändert durch Art. 89 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); Abs. 1 Nr. 10 eingefügt durch Art. 11 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und abgeändert durch Art. 37 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] KAPITEL II Aufträge der Zentralen Datenbank Abschnitt 1 - Austausch und Erhebung von Sozialdaten [Art. 2bis - Die Zentrale Datenbank hat im Rahmen des Konzepts der virtuellen Matrix und in ständiger Konzertierung mit dem Föderalen Öffentlichen Dienst Informations- und Kommunikationstechnologie als Auftrag: 1. eine gemeinsame Strategie im Bereich E-Government für die soziale Sicherheit zu entwickeln und ihre Einhaltung zu überwachen, 2. Homogenität und Kohärenz der verfolgten Politik mit dieser gemeinsamen Strategie zu fördern und zu überwachen, 3. den Einrichtungen für soziale Sicherheit bei der Umsetzung dieser gemeinsamen Strategie beizustehen, 4. Normen, Standards und Basisarchitektur zu entwickeln, die für einen effizienten Einsatz der Informations- und Kommunikationstechnologie zur Unterstützung dieser Strategie erforderlich sind, und ihre Einhaltung zu überwachen, 5. Projekte und Dienste zu entwickeln, die potentiell alle Einrichtungen für soziale Sicherheit einschließen und diese gemeinsame Strategie unterstützen, 6. die Zusammenarbeit mit anderen Behörden im Bereich E-Government und Informations- und Kommunikationstechnologie zu verwalten.] [Art. 2bis eingefügt durch Art. 247 des G. vom 22. Dezember 2003 (B.S. vom 31. Dezember 2003)] Art. 3 - Die Zentrale Datenbank ist mit der Leitung und Organisation des Austauschs von Sozialdaten zwischen den Sozialdatenbanken und der Ermächtigung zu diesem Austausch beauftragt. Des Weiteren koordiniert sie die Beziehungen zwischen den Einrichtungen für soziale Sicherheit untereinander sowie die Beziehungen zwischen diesen Einrichtungen und dem Nationalregister. [Art. 3bis - Die Zentrale Datenbank ist mit der Unterstützung der Einrichtungen für soziale Sicherheit beauftragt, um ihnen mit Hilfe neuer Technologien zu ermöglichen, ihre Aufträge zugunsten der Nutzer ihrer Dienste effektiv und effizient auszuführen, und dies mit einem Minimum an Verwaltungsaufwand und Kosten für die Betreffenden sowie, sofern möglich, auf eigene Initiative.] [Art. 3bis eingefügt durch Art. 248 des G. vom 22. Dezember 2003 (B.S. vom 31. Dezember 2003)] Art. 4 - [ 1 - Die Register der Zentralen Datenbank sind von der Zentralen Datenbank verwaltete Datenbanken, in denen gemäß den Bestimmungen des vorliegenden Artikels Erkennungsdaten natürlicher Personen gespeichert und bereitgestellt werden, damit die betreffenden natürlichen Personen von den in 4 erwähnten Instanzen im Rahmen von Zwecken identifiziert werden können, für die sie Zugriff auf die in den Registern der Zentralen Datenbank enthaltenen Daten haben beziehungsweise Mitteilung davon erhalten. 2 - Die Register der Zentralen Datenbank sind ergänzend und subsidiär zum Nationalregister. In die Register der Zentralen Datenbank werden die natürlichen Personen eingetragen, die nicht im Nationalregister eingetragen sind beziehungsweise deren erforderliche Erkennungsdaten nicht alle systematisch im Nationalregister fortgeschrieben werden, sofern ihre Identifizierung erforderlich ist für die Anwendung der sozialen Sicherheit, für die Ausführung von

9 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Aufträgen, die einer belgischen öffentlichen Behörde durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz erteilt werden, oder für die Erfüllung von Aufgaben allgemeinen Interesses, die einer natürlichen Person oder einer öffentlichen beziehungsweise privaten Einrichtung belgischen Rechts durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz anvertraut werden. Zwischen den Registern der Zentralen Datenbank und dem Nationalregister findet eine regelmäßige Synchronisation statt, damit in den Registern der Zentralen Datenbank keine Daten über natürliche Personen gespeichert bleiben, die im Nationalregister eingetragen sind und deren erforderliche Erkennungsdaten systematisch im Nationalregister fortgeschrieben werden, mit Ausnahme eventueller Verlaufsdaten in Bezug auf den Zeitraum, in dem diese Personen in den Registern der Zentralen Datenbank eingetragen waren. Sofern die in Absatz 1 erwähnten natürlichen Personen nicht über eine Erkennungsnummer des Nationalregisters verfügen, teilt ihnen die Zentrale Datenbank bei der Eintragung in die Register der Zentralen Datenbank selbst eine Erkennungsnummer zu. 3 - Nach Konzertierung mit dem Nationalregister bestimmt der Geschäftsführende Ausschuss der Zentralen Datenbank pro Kategorie von natürlichen Personen und/oder pro Kategorie von Erkennungsdaten die Belege, aufgrund deren Erkennungsdaten in die Register der Zentralen Datenbank aufgenommen und darin geändert werden können, sowie die Einrichtungen für soziale Sicherheit beziehungsweise die belgischen öffentlichen Behörden, die natürlichen Personen und die öffentlichen beziehungsweise privaten Einrichtungen belgischen Rechts, die ermächtigt sind, aufgrund dieser Belege Erkennungsdaten in die Register der Zentralen Datenbank aufzunehmen oder darin zu ändern. Die auf diese Weise bestimmten Einrichtungen für soziale Sicherheit, belgischen öffentlichen Behörden, natürlichen Personen und öffentlichen beziehungsweise privaten Einrichtungen belgischen Rechts sind für die Übereinstimmung der betreffenden Erkennungsdaten und der Belege verantwortlich. Die der Zentralen Datenbank zur Verfügung gestellten Daten müssen den Qualitätsnormen entsprechen, die der Geschäftsführende Ausschuss der Zentralen Datenbank im Hinblick auf eine eindeutige Identifizierung der betreffenden Person festgelegt hat. 4 - Unbeschadet von Artikel 15 haben folgende Organe und Personen Zugriff auf die Erkennungsdaten der Register der Zentralen Datenbank beziehungsweise erhalten Mitteilung davon: 1. Einrichtungen für soziale Sicherheit, sofern sie diese Daten für die Anwendung der sozialen Sicherheit benötigen, 2. in Artikel 11bis erwähnte gewährende Instanzen, sofern sie diese Daten für die Gewährung eines in Artikel 11bis erwähnten Zusatzrechts benötigen, 3. öffentliche Behörden, sofern sie Erkennungsdaten für die Ausführung von Aufträgen benötigen, die ihnen durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz erteilt werden, 4. natürliche Personen oder öffentliche beziehungsweise private Einrichtungen, sofern sie Erkennungsdaten für die Erfüllung von Aufgaben allgemeinen Interesses benötigen, die ihnen durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz anvertraut werden, 5. Personen, die als Subunternehmer der in Nr. 1, 2, 3 und 4 erwähnten öffentlichen Behörden, natürlichen Personen und öffentlichen beziehungsweise privaten Einrichtungen handeln. 5-Öffentliche Behörden, natürliche Personen und öffentliche beziehungsweise private Einrichtungen, die gemäß 4 Zugriff auf die Erkennungsdaten der Register der Zentralen Datenbank haben oder Mitteilung davon erhalten, bestimmen, innerhalb oder außerhalb ihres Personals, einen Berater für Informationssicherheit und Schutz des Privatlebens, der insbesondere die Funktion eines in Artikel 17bis des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten erwähnten Datenschutzbeauftragten erfüllt. Die Identität dieses Beraters für Informationssicherheit und Schutz des Privatlebens wird der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit mitgeteilt, es sei denn, sie ist in Anwendung einer anderen Bestimmung, die durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz festgelegt worden ist, dem Ausschuss für den Schutz des Privatlebens oder einem anderen bei ihm eingesetzten sektoriellen Ausschuss bereits mitgeteilt worden. Sofern in Anwendung von Artikel 24 bereits ein Sicherheitsberater bestimmt worden ist, erfüllt dieser ebenfalls die Rolle des Beraters für Informationssicherheit und Schutz des Privatlebens. 6-Öffentliche Behörden, natürliche Personen und öffentliche beziehungsweise private Einrichtungen, die gemäß 4 Zugriff auf die Erkennungsdaten der Register der Zentralen Datenbank haben oder Mitteilung davon erhalten, sind verpflichtet: 1. die Organe oder Beauftragten, die aufgrund ihrer Zuständigkeiten ermächtigt sind, Zugriff auf die Erkennungsdaten oder Mitteilung davon zu erhalten, namentlich zu bestimmen und sie gemäß Artikel 16 2 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten zu unterweisen; sie müssen eine Liste dieser Organe oder Beauftragten aufstellen, 2. Personen, die tatsächlich mit der Verarbeitung von Erkennungsdaten beauftragt sind, eine Erklärung unterzeichnen zu lassen, in der sie sich verpflichten, die Vertraulichkeit der Erkennungsdaten zu wahren.] [Art. 4 ersetzt durch Art. 38 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art. 5 - [ 1 - Die Zentrale Datenbank holt bei den Einrichtungen für soziale Sicherheit Sozialdaten ein, speichert sie, fasst sie zusammen und teilt sie den Personen mit, die diese Daten für die Durchführung von Untersuchungen benötigen, die für die Kenntnis, die Konzeption und die Verwaltung der sozialen Sicherheit nützlich sein können. Wenn die vorerwähnte Mitteilung anonyme Daten betrifft, muss die in Artikel 37 erwähnte [Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] im Voraus eine Stellungnahme abgeben, es sei denn, die Mitteilung ist bestimmt für die Minister, zu deren Zuständigkeitsbereich die soziale Sicherheit gehört, die Gesetzgebenden Kammern, öffentliche Einrichtungen für soziale Sicherheit, den Nationalen Arbeitsrat, den Hohen Rat für Selbständige und Kleine und Mittlere Betriebe oder das [Föderale Planbüro]. 2 - Die Zentrale Datenbank verwendet die in Anwendung von 1 eingeholten Sozialdaten ebenfalls, um Zielgruppen für Untersuchungen zu bestimmen, die durch eine Befragung von Testpersonen erfolgen. Grundsätzlich wird diese Befragung von der Zentralen Datenbank im Auftrag des Untersuchungsleiters durchgeführt, ohne dass dem Untersuchungsleiter personenbezogene Sozialdaten über die Testpersonen mitgeteilt werden, und nach Stellungnahme [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit], es sei denn, die Untersuchung erfolgt durch oder im Auftrag der Minister, zu deren Zuständigkeitsbereich die soziale Sicherheit gehört, der Gesetzgebenden Kammern, öffentlicher Einrichtungen für soziale Sicherheit, des Nationalen Arbeitsrates, des Hohen Rates für Selbständige und Kleine und Mittlere Betriebe oder des [Föderalen Planbüros].

10 45266 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 3-Für die Anwendung des vorliegenden Artikels wird die Zentrale Datenbank als Zwischenorganisation, wie aufgrund des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten bestimmt, angesehen.] [Art. 5 ersetzt durch Art. 38 des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002); 1 Abs. 2 abgeändert durch Art. 131 des G. vom 21. Dezember 1994 (B.S. vom 23. Dezember 1994), Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 39 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 2 abgeändert durch Art. 131 des G. vom 21. Dezember 1994 (B.S. vom 23. Dezember 1994), Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 39 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Abschnitt 2 Führung des Personenverzeichnisses Art. 6 - [ 1] - Die Zentrale Datenbank führt ein Personenverzeichnis. In diesem Verzeichnis wird pro [natürliche] Person angegeben, welche Arten personenbezogener Sozialdaten im Netzwerk verfügbar sind und wo sie aufbewahrt werden. Dieser Aufbewahrungsort wird im Verzeichnis vermerkt: 1. unter Angabe der Einrichtung für soziale Sicherheit, bei der die Daten aufbewahrt werden, 2. unter Angabe der Regelung(en) der sozialen Sicherheit, bei der/denen die Daten verfügbar sind, wenn eine oder mehrere der mit der Anwendung dieser Regelung(en) beauftragten Einrichtungen für soziale Sicherheit gemäß den vom König festgelegten Modalitäten ein besonderes Personenverzeichnis führen. [ 2 - Im Personenverzeichnis können pro natürliche Person ebenfalls die Arten personenbezogener Sozialdaten und die Personen angegeben werden, die diese ihnen zur Verfügung gestellten Daten für die Ausführung von Aufträgen, die ihnen durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz erteilt werden, oder für die Erfüllung von Aufgaben allgemeinen Interesses, die ihnen durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz anvertraut werden, benötigen.] [Art. 6 1 (frühere Absätze 1 und 2) nummeriert durch Art. 40 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 abgeändert durch Art. 40 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 2 eingefügt durch Art. 40 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Abschnitt 3 - Zugriff auf die Daten des Nationalregisters und Erkennungsmittel Art. 7 - Die Zentrale Datenbank hat für die Ausführung ihrer Aufträge: 1. Zugriff auf die im Nationalregister gespeicherten Daten, die einer Einrichtung für soziale Sicherheit zugänglich sind, 2. das Recht, die Erkennungsnummer des Nationalregisters zu benutzen. Art. 8 - [ 1 - Bei der Verarbeitung von Daten in Anwendung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungserlasse werden ausschließlich folgende Erkennungsmittel benutzt: 1. Erkennungsnummer des Nationalregisters der natürlichen Personen, wenn es sich um Daten in Bezug auf natürliche Personen handelt, die im vorerwähnten Register registriert sind, 2. Erkennungsnummer der Zentralen Datenbank, die auf die vom König bestimmte Weise festgelegt wird, wenn es sich um Daten in Bezug auf natürliche Personen handelt, die nicht im vorerwähnten Nationalregister registriert sind. 2 - Die Benutzung der in 1Nr. 2erwähnten Erkennungsnummer der Zentralen Datenbank ist frei.] [Art. 8 ersetzt durch Art. 71 des G. vom 16. Januar 2003 (B.S. vom 5. Februar 2003)] [Abschnitt 4 - Ausführung anderer Aufträge [Abschnitt 4 mit Art. 8bis eingefügt durch Art. 13 des G. vom 19. Juli 2001 (B.S. vom 28. Juli 2001, Err. vom 29. Juli 2001)] Art. 8bis - Die Zentrale Datenbank kann Aufträge in Sachen Informationsverwaltung und -sicherheit ausführen, die ihr vom Föderalen Öffentlichen Dienst Informations- und Kommunikationstechnologie anvertraut werden.] KAPITEL III Rechte und Pflichten der Zentralen Datenbank und der Einrichtungen für soziale Sicherheit Abschnitt 1 Funktionelle Verteilung der Datenspeicherung Art. 9 - Die Zentrale Datenbank kann, nachdem ihr Allgemeiner Koordinierungsausschuss eine Stellungnahme abgegeben hat, die Speicherung der Sozialdaten funktionell zwischen den Einrichtungen für soziale Sicherheit aufteilen. In diesem Fall sind diese Einrichtungen verpflichtet, Daten, deren Aufbewahrung ihnen anvertraut wird, in ihren Sozialdatenbanken zu speichern und sie fortlaufend zu ergänzen. [Art. 9bis Es wird eine Pensionsdatenbank eingerichtet in Bezug auf gesetzliche Alters-, Ruhestands-, Dienstalters- und Hinterbliebenenpensionen, in Bezug auf jeden anderen als solchen geltenden belgischen und ausländischen Vorteil sowie in Bezug auf Vorteile, die eine Pension ergänzen sollen - selbst wenn Letztere noch nicht erworben ist - und die aufgrund von Gesetzesbestimmungen, Verordnungsbestimmungen oder statutarischen Bestimmungen oder aufgrund von Bestimmungen, die sich aus einem Arbeitsvertrag, einer Unternehmensregelung oder einem kollektiven Unternehmens- oder Sektorenabkommen ergeben, gewährt werden. 2 - Die Pensionsdatenbank wird auf Basis der Informationen aufgebaut, die aufgrund von Artikel 191 Absatz 1 Nr. 7 des am 14. Juli 1994 koordinierten Gesetzes über die Gesundheitspflege- und Entschädigungspflichtversicherung erhoben worden sind. 3 - Die Pensionsdatenbank enthält Daten, die für die Anwendung der Bestimmungen in Sachen Kumulierung der in 1 erwähnten Vorteile erforderlich sind, sowie alle für die Ausführung der folgenden Bestimmungen nützlichen Daten: 1. Artikel 191 Absatz 1 Nr. 7 des am 14. Juli 1994 koordinierten Gesetzes über die Gesundheitspflege- und Entschädigungspflichtversicherung, 2. Artikel 68 des Gesetzes vom 30. März 1994 zur Festlegung sozialer Bestimmungen, 3. die Artikel 270 bis 275 des Einkommensteuergesetzbuches Die Pensionsdatenbank kann von der Zentralen Datenbank ebenfalls für die in [Artikel 5 1 Absatz 1] erwähnten Zwecke verwendet werden. 4 - Die Pensionsdatenbank wird vom Landespensionsamt und vom Landesinstitut für Kranken- und Invalidenversicherung ihren jeweiligen Aufträgen entsprechend verwaltet. Die Verwaltung der Datenbank und die Erhebung der in ihr eingetragenen Daten erfolgen unter Einhaltung der vom Allgemeinen Koordinierungsausschuss festgelegten Regeln.] [Art. 9bis eingefügt durch Art. 65 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996); 3 Abs. 2 abgeändert durch Art. 197 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002)]

11 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Abschnitt 2 Mitteilung von Sozialdaten innerhalb und außerhalb des Netzwerks Art Die Einrichtungen für soziale Sicherheit sind verpflichtet, der Zentralen Datenbank unter anderem auf elektronischem Wege alle Sozialdaten mitzuteilen, die sie für die Ausführung ihrer Aufträge benötigt. Art Stehen die Sozialdaten im Netzwerk zur Verfügung, sind die Einrichtungen für soziale Sicherheit verpflichtet, sie ausschließlich bei der Zentralen Datenbank abzufragen, unbeschadet von Artikel 4 Absatz 2. Sie sind ebenfalls verpflichtet, sich an die Zentrale Datenbank zu wenden, wenn sie die Korrektheit der im Netzwerk bereitgestellten Sozialdaten prüfen. [Art. 11bis - 1-Für die Anwendung des vorliegenden Artikels versteht man unter: 1. Zusatzrecht : das Anrecht auf jedweden Vorteil, den eine natürliche Person beziehungsweise ihre Berechtigten aufgrund des Statuts dieser natürlichen Person in Sachen soziale Sicherheit beziehen, und das sich von den Rechten, die für die in Artikel 2 Absatz 1 Nr. 1 erwähnten Regelungen festgelegt sind, unterscheidet, 2. gewährender Instanz : die Person, die den betreffenden Vorteil gewährt. 2 - Sofern die für die Gewährung eines Zusatzrechts erforderlichen Sozialdaten im Netzwerk verfügbar sind und der Geschäftsführende Ausschuss der Zentralen Datenbank das betreffende Zusatzrecht bestimmt hat, sind die gewährenden Instanzen verpflichtet, die Daten ausschließlich bei der Zentralen Datenbank abzufragen, unbeschadet von Artikel 4 Absatz 2. Der Geschäftsführende Ausschuss der Zentralen Datenbank legt für jedes von ihm bestimmte Zusatzrecht das Datum fest, ab dem die gewährenden Instanzen der betreffenden natürlichen Person, ihren Berechtigten beziehungsweise deren Bevollmächtigten nicht mehr auferlegen dürfen, Sozialdaten mitzuteilen, die für die Gewährung von Zusatzrechten erforderlich sind, und ab dem die betreffende natürliche Person, ihre Berechtigten beziehungsweise deren Bevollmächtigte es ohne Verlust des Zusatzrechts ablehnen können, den gewährenden Instanzen als Nachweis des Statuts in Sachen soziale Sicherheit dieser natürlichen Person Sozialdaten zur Verfügung zu stellen.] [Art. 11bis eingefügt durch Art. 4 des G. vom 8. April 2003 (B.S. vom 17. April 2003)] Art In Abweichung von Artikel 11 sind die Einrichtungen für soziale Sicherheit für Sozialdaten, deren Speicherung ihnen anvertraut worden ist, von der Pflicht befreit, sich an die Zentrale Datenbank zu wenden. In den vom König bestimmten Fällen können sie von [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] ebenfalls von der Pflicht befreit werden, sich an die Zentrale Datenbank zu wenden. [Art. 12 Abs. 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 41 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [Unbeschadet der Bestimmungen der Artikel 15 und 46 Absatz 1 Nr. 1 teilt die Zentrale Datenbank, auf eigene Initiative oder auf Antrag, den Personen Sozialdaten mit, die diese Daten benötigen für die Ausführung von Aufträgen, die ihnen durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz erteilt werden, oder für die Erfüllung von Aufgaben allgemeinen Interesses, die ihnen durch oder aufgrund eines Gesetzes, eines Dekrets oder einer Ordonnanz anvertraut werden.] [Art. 13 ersetzt durch Art. 42 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [Die Mitteilung personenbezogener Sozialdaten durch oder an Einrichtungen für soziale Sicherheit erfolgt durch Vermittlung der Zentralen Datenbank, es sei denn, es handelt sich um eine Mitteilung an oder durch die folgenden Personen:] 1. Personen, auf die sich die Daten beziehen, ihre gesetzlichen Vertreter sowie diejenigen, die sie ausdrücklich dazu ermächtigen, [die Daten zu verarbeiten], 2. andere Personen als die Einrichtungen für soziale Sicherheit, [die die betreffenden Daten verarbeiten müssen, um ihre Verpflichtungen in Sachen soziale Sicherheit zu erfüllen], ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten sowie diejenigen, die sie ausdrücklich dazu ermächtigen, [die Daten zu verarbeiten], [2bis [...]] 3. [Personen, denen für die Anwendung der sozialen Sicherheit von den in Nr. 2 erwähnten Personen Arbeiten als Subunternehmer anvertraut werden,] 4. Einrichtungen ausländischen Rechts für die Anwendung internationaler Abkommen über die soziale Sicherheit, 5. in den vom König bestimmten Fällen Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten sowie diejenigen, die sie ausdrücklich dazu ermächtigen, für die Erfüllung ihrer Aufträge [die Daten zu verarbeiten]. [Die Mitteilung personenbezogener Sozialdaten, die die unten erwähnten Empfänger dieser Daten für die Ausführung ihrer in dem am 14. Juli 1994 koordinierten Gesetz über die Gesundheitspflege- und Entschädigungspflichtversicherung erwähnten Aufträge benötigen und wofür in Ausführung von Artikel 15 eine grundsätzliche Ermächtigung erforderlich ist, durch die in Artikel 2 Buchstabe i) des vorerwähnten Gesetzes erwähnten Versicherungsträger an die Pflegeerbringer und Tariffestsetzungsämter, die in Artikel 2 Buchstabe n) beziehungsweise Artikel 165 desselben Gesetzes erwähnt werden, erfolgt durch Vermittlung des Nationalen Krankenkassenkollegiums und nicht durch Vermittlung der Zentralen Datenbank.] Der König kann die Bedingungen festlegen, unter denen die in Absatz 1 erwähnten Ermächtigungen erteilt werden. Die [in [Absatz 1 Nr. 1, 2 und 5] erwähnten] Ermächtigungen werden schriftlich erteilt und können eine maximale Gültigkeitsdauer aufweisen. [Auf Vorschlag der Zentralen Datenbank kann die Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit eine Freistellung von der in Absatz 1 erwähnten Vermittlung durch die Zentrale Datenbank vorsehen, sofern durch diese Vermittlung kein Mehrwert geboten werden kann.] [Art. 14 Abs. 1 einleitende Bestimmung ersetzt durch Art. 43 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 1 abgeändert durch Art. 43 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 2 abgeändert durch Art. 43 Nr. 2 und 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 2bis eingefügt durch Art. 39 Buchstabe a) des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002) und aufgehoben durch Art. 43 Nr. 4 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 3 ersetzt durch Art. 43 Nr. 5 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 5 abgeändert durch Art. 43 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); neuer Absatz 2 eingefügt durch Art. 15 des G. vom 27. Dezember 2004 (B.S. vom 31. Dezember 2004); Abs. 3 (früherer Absatz 2) abgeändert durch Art. 39 Buchstabe c) des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002) und Art. 43 Nr. 6 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 4 eingefügt durch Art. 43 Nr. 7 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)]

12 45268 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art [ 1] - Mitteilungen personenbezogener Sozialdaten innerhalb des Netzwerks, sei es durch die Zentrale Datenbank oder die Einrichtungen für soziale Sicherheit, erfordern, außer in den vom König vorgesehenen Fällen, eine grundsätzliche Ermächtigung seitens [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit]. Für diese Fälle kann der König vorsehen, dass [die Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] jedoch über die Mitteilung informiert wird, sei es im Voraus oder nicht. Mitteilungen personenbezogener Sozialdaten außerhalb des Netzwerks, sei es durch die Zentrale Datenbank oder die Einrichtungen für soziale Sicherheit, erfordern eine grundsätzliche Ermächtigung seitens [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit]. Bevor [die Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] die Ermächtigung erteilt, prüft sie, ob die Mitteilung mit vorliegendem Gesetz und seinen Ausführungsmaßnahmen, einschließlich der Anweisungen des Geschäftsführenden Ausschusses der Zentralen Datenbank für die Anwendung des Gesetzes, in Übereinstimmung steht. Die Ermächtigungen werden in der Frist, eventuell unter den Bedingungen und gemäß den Modalitäten, die der König bestimmt, erteilt. [Eine grundsätzliche Ermächtigung seitens [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] ist jedoch nicht erforderlich für Mitteilungen verschlüsselter personenbezogener Daten, wie aufgrund des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten bestimmt, die die Zentrale Datenbank gemäß Artikel 5 1 Absatz 1 richtet an die Minister, zu deren Zuständigkeitsbereich die soziale Sicherheit gehört, die Gesetzgebenden Kammern, öffentliche Einrichtungen für soziale Sicherheit, den Nationalen Arbeitsrat, den Hohen Rat für Selbständige und Kleine und Mittlere Betriebe oder das [Föderale Planbüro].] [ 2 - In Abweichung von Artikel 42 2 Nr. 3 des Gesetzes vom 13. Dezember 2006 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen im Bereich Gesundheit ist für Mitteilungen personenbezogener Daten über die Gesundheit im Sinne des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten in den folgenden Fällen keine grundsätzliche Ermächtigung seitens der Abteilung Gesundheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit erforderlich: 1. wenn die Mitteilung personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit betrifft und sie von einer Einrichtung für soziale Sicherheit an eine andere Einrichtung für soziale Sicherheit zur Erfüllung von Aufgaben, die letzterer durch oder aufgrund des Gesetzes auferlegt sind, an eine in Artikel 11bis erwähnte gewährende Instanz im Hinblick auf die Gewährung eines Zusatzrechts oder an eine Person gerichtet wird, auf die zur Erfüllung ihrer Aufgaben alle oder Teile der sich aus vorliegendem Gesetz und seinen Ausführungsmaßnahmen ergebenden Rechte und Pflichten in Anwendung von Artikel 18 ausgedehnt worden sind; in diesem Fall ist eine grundsätzliche Ermächtigung seitens der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit erforderlich, 2. wenn eine Einrichtung für soziale Sicherheit und eine andere Person jeweils personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit und personenbezogene Daten über die Gesundheit im Sinne des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten einem selben Empfänger von Daten zu demselben Zweck mitteilen; in diesem Fall ist eine gemeinsame grundsätzliche Ermächtigung seitens beider Abteilungen des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit erforderlich.] [Art (frühere Absätze 1 bis 4) nummeriert durch Art. 44 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 bis 3 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 44 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 4 eingefügt durch Art. 23 des G. vom 2. Januar 2001 (B.S. vom 3. Januar 2001, Err. vom 13. Januar 2001), ersetzt durch Art. 40 des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002) und abgeändert durch Art. 131 des G. vom 21. Dezember 1994 (B.S. vom 23. Dezember 1994), Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 44 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 2 eingefügt durch Art. 44 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [Unbeschadet der Anwendung von Artikel 35 ist die gegenseitige Mitteilung von Sozialdaten zwischen der Zentralen Datenbank, den Einrichtungen für soziale Sicherheit und den gemäß Artikel 18 in das Netzwerk integrierten Personen unentgeltlich. Außer in dem in Absatz 1 erwähnten Fall kann die Mitteilung von Sozialdaten die Einforderung einer Gebühr mit sich bringen. Der Betrag dieser Gebühr wird in gegenseitigem Einvernehmen der Zentralen Datenbank und der Person, der die Daten mitgeteilt werden, bestimmt und in einem Vertrag festgelegt.] [Art. 16 ersetzt durch Art. 41 des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002)] [Art. 16bis - [...]] [Art. 16bis eingefügt durch Art. 1 des K.E. vom 16. Oktober 1998 (B.S. vom 7. November 1998) und aufgehoben durch Art. 1 des K.E. vom 13. Juli 2000 (B.S. vom 4. Oktober 2000)] Abschnitt 3 Funktionsweise des Netzwerks Art Der König erlässt die Modalitäten für die Funktionsweise des Netzwerks. Er kann die Ihm notwendig erscheinenden Sicherheitsvorschriften sowie Modalitäten zur Sicherung ihrer Anwendung festlegen. [Art. 17bis - [ 1-Für ihre Arbeiten in Sachen Informationsverwaltung und -sicherheit können sich die folgenden Instanzen in einer oder mehreren Vereinigungen zusammenschließen: 1. in Artikel 2 Absatz 1 Nr. 2 Buchstabe a) erwähnte Einrichtungen für soziale Sicherheit, [1bis öffentliche Sozialhilfezentren,] 2. in Artikel 2 Absatz 1 Nr. 2 Buchstabe c) erwähnte Einrichtungen für soziale Sicherheit, [2bis in Artikel 2 Absatz 1 Nr. 2 Buchstabe d) erwähnte Einrichtungen für soziale Sicherheit,] [2ter Vereinigungen auf Gegenseitigkeit der in Nr. 1, 1bis, 2 und/oder 2bis erwähnten Instanzen,] 3. die Zentrale Datenbank, [3bis die ehealth-plattform und die in Artikel 37 des Gesetzes vom 21. August 2008 zur Einrichtung und Organisation der ehealth-plattform erwähnte Vereinigung,] 4. [die föderalen öffentlichen Dienste, die föderalen juristischen Personen des öffentlichen Rechts und die Vereinigungen, die erwähnt sind in Artikel 2 des Gesetzes vom 17. Juli 2001 über die Erlaubnis für die föderalen öffentlichen Dienste, sich für die Ausführung von Arbeiten in Bezug auf die Informationsverwaltung und -sicherheit zu vereinigen,]

13 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE die öffentlichen Dienste der Gemeinschafts- und Regionalregierungen sowie die öffentlichen Einrichtungen mit Rechtspersönlichkeit, die den Gemeinschaften und Regionen unterstehen, sofern ihre Aufträge Bezug haben auf eine oder mehrere Angelegenheiten, die erwähnt sind in Artikel 2 des Königlichen Erlasses vom 16. Januar 2002 über die Erweiterung des Netzwerks der sozialen Sicherheit auf bestimmte öffentliche Dienste und öffentliche Einrichtungen der Gemeinschaften und Regionen in Anwendung von Artikel 18 des Gesetzes vom 15. Januar 1990 über die Errichtung und Organisation einer Zentralen Datenbank der sozialen Sicherheit, [6. das durch Artikel 259 des Programmgesetzes (I) vom 24. Dezember 2002 geschaffene Föderale Fachzentrum für Gesundheitspflege,] [7. die gesetzgebenden Versammlungen und die Einrichtungen, die daraus hervorgehen,] [8. die in Artikel 12 des Königlichen Erlasses vom 12. Juni 2006 zur Ausführung von Titel III Kapitel II des Gesetzes vom 23. Dezember 2005 über den Solidaritätspakt zwischen den Generationen erwähnten Vereinigungen.] Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass bestimmen, unter welchen Bedingungen andere Einrichtungen für soziale Sicherheit oder andere Arten von Einrichtungen für soziale Sicherheit an einer solchen Vereinigung teilhaben können. 2 - Wenn [in 1 Nr. 1, 1bis, 2ter, 3,3bis, 4,5,6,7oder8erwähnte] Instanzen an einer in Anwendung von 1 gegründeten Vereinigung teilhaben, kann diese ausschließlich die Form einer Vereinigung ohne Gewinnerzielungsabsicht gemäß dem [Gesetz vom 27. Juni 1921 über die Vereinigungen ohne Gewinnerzielungsabsicht, die internationalen Vereinigungen ohne Gewinnerzielungsabsicht und die Stiftungen] annehmen. 3 - Die Mitglieder einer in Anwendung von 1 gegründeten Vereinigung können der Vereinigung Arbeiten in Sachen Informationsverwaltung und -sicherheit anvertrauen. Das spezialisierte Personal der Vereinigung kann den Mitgliedern zur Verfügung gestellt und bei diesen beschäftigt werden. 4 - Die Mitglieder einer in Anwendung von 1 gegründeten Vereinigung sind verpflichtet, die Kosten der Vereinigung zu tragen, in dem Maße, wie sie deren Dienste in Anspruch nehmen.]] [Art. 17bis eingefügt durch Art. 14 des G. vom 4. Mai 1999 (B.S. vom 4. Juni 1999) und ersetzt durch Art. 199 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002); 1 Abs. 1 Nr. 1bis eingefügt durch Art. 45 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 Nr. 2bis eingefügt durch Art. 249 des G. vom 22. Dezember 2003 (B.S. vom 31. Dezember 2003); 1 Abs. 1 Nr. 2ter eingefügt durch Art. 45 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 Nr. 3bis eingefügt durch Art. 24 Nr. 1 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); 1 Abs. 1 Nr. 4 ersetzt durch Art. 132 erster Buchstabe a) des G. vom 27. Dezember 2005 (B.S. vom 30. Dezember 2005); 1 Abs. 1 Nr. 6 eingefügt durch Art. 2 Nr. 1 des G. vom 8. April 2003 (B.S. vom 17. April 2003); 1 Abs. 1 Nr. 7 eingefügt durch Art. 132 zweiter Buchstabe a) des G. vom 27. Dezember 2005 (B.S. vom 30. Dezember 2005); 1 Abs. 1 Nr. 8 eingefügt durch Art. 13 Buchstabe a) des K.E. vom 12. Juni 2006 (B.S. vom 22. Juni 2006); 2 abgeändert durch Art. 2 Nr. 2 und 3 des G. vom 8. April 2003 (B.S. vom 17. April 2003), Art. 132 Buchstabe b) des G. vom 27. Dezember 2005 (B.S. vom 30. Dezember 2005), Art. 13 Buchstabe b) des K.E. vom 12. Juni 2006 (B.S. vom 22. Juni 2006), Art. 45 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007) und Art. 24 Nr. 2 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008)] Abschnitt 4 Erweiterung des Netzwerks Art Unter den Bedingungen und gemäß den Modalitäten, die der König bestimmt, kann Er durch einen im Ministerrat beratenen Erlass auf Vorschlag des Geschäftsführenden Ausschusses der Zentralen Datenbank und nach Stellungnahme des [...] Ausschusses für den Schutz des Privatlebens alle oder Teile der sich aus vorliegendem Gesetz und seinen Ausführungsmaßnahmen ergebenden Rechte und Pflichten auf andere Personen als die Einrichtungen für soziale Sicherheit ausdehnen. Diese Personen werden der beschlossenen Ausdehnung entsprechend in das Netzwerk integriert. [Art. 18 Abs. 1 abgeändert durch Art. 49 Nr. 1 des G. vom 8. Dezember 1992 (B.S. vom 18. März 1993)] KAPITEL IV [Schutz personenbezogener Sozialdaten] [Überschrift von Kapitel IV ersetzt durch Art. 90 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Abschnitt 1 [Ausdrückliche Begründung der Verwaltungsakte sowie Berichtigung und Löschung personenbezogener Sozialdaten] [Überschrift von Abschnitt 1 ersetzt durch Art. 91 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art [...] [Art. 19 aufgehoben durch Art. 87 des G. vom 25. Januar 1999 (B.S. vom 6. Februar 1999)] Art [ 1 - Die Artikel 2 bis 5 des Gesetzes vom 29. Juli 1991 über die ausdrückliche Begründung der Verwaltungsakte finden Anwendung auf einseitige Verwaltungsakte von Einrichtungen für soziale Sicherheit, durch die die Rechte der Empfänger von Leistungen der sozialen Sicherheit beziehungsweise derer, die Anspruch darauf erheben, bestimmt, beurteilt oder geändert werden. Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass und nach Stellungnahme [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] Abweichungen von Absatz 1 vorsehen. 2 - In Abweichung von Artikel 12 3 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten teilen die Einrichtungen für soziale Sicherheit und die Zentrale Datenbank Berichtigungen und Löschungen personenbezogener Sozialdaten ausschließlich der Person mit, auf die sich die Daten beziehen. Die Einrichtungen für soziale Sicherheit teilen diese Berichtigungen und Löschungen ebenfalls der Zentralen Datenbank mit. Die Zentrale Datenbank teilt diese Berichtigungen und Löschungen den Einrichtungen für soziale Sicherheit mit, für die aus dem in Artikel 6 erwähnten Personenverzeichnis hervorgeht, dass sie diese Daten aufbewahren.] [Art. 20 ersetzt durch Art. 67 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996); 1 Abs. 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 46 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [...] [Art. 21 aufgehoben durch Art. 88 des G. vom 25. Januar 1999 (B.S. vom 6. Februar 1999)] Abschnitt 2 [Maßnahmen zur Sicherung personenbezogener Sozialdaten] [Überschrift von Abschnitt 2 ersetzt durch Art. 92 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Die Zentrale Datenbank und die Einrichtungen für soziale Sicherheit sind verpflichtet, alle Maßnahmen zu ergreifen, die eine perfekte Aufbewahrung personenbezogener Sozialdaten gewährleisten.

14 45270 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art Die Personen, die an der Anwendung der sozialen Sicherheit beteiligt sind, können lediglich Mitteilung [personenbezogener Sozialdaten] erhalten, die sie für diese Anwendung benötigen. Wenn diese Personen Mitteilung personenbezogener Sozialdaten erhalten haben, dürfen sie lediglich während der für die Anwendung der sozialen Sicherheit erforderlichen Zeit darüber verfügen und sind verpflichtet, Maßnahmen zu ergreifen, um die Vertraulichkeit der Daten zu wahren sowie dafür zu sorgen, dass diese ausschließlich für die durch oder aufgrund des vorliegenden Gesetzes vorgesehenen Zwecke beziehungsweise für die Erfüllung ihrer gesetzlichen Verpflichtungen verwendet werden. Der König kann bestimmen, in welchen Fällen, unter welchen Bedingungen und gemäß welchen Modalitäten die in anonyme Informationen umgewandelten personenbezogenen Sozialdaten für Zwecke der historischen beziehungsweise wissenschaftlichen Forschung oder zum Führen von Statistiken länger als die für die Anwendung der sozialen Sicherheit erforderliche Zeit aufbewahrt werden dürfen. [Art. 23 Abs. 1 abgeändert durch Art. 93 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Abschnitt 3 [Sicherheitsberater [Abschnitt 3 mit den Artikeln 24 und 25 ersetzt durch Art. 24 des G. vom 6. August 1993 (B.S. vom 9. August 1993)] Art Jede Einrichtung für soziale Sicherheit bestimmt, innerhalb oder außerhalb ihres Personals, einen Sicherheitsberater. Die Identität dieses Beraters wird der Zentralen Datenbank und [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] mitgeteilt. Nach Stellungnahme [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] bestimmt die Zentrale Datenbank ebenfalls einen Sicherheitsberater innerhalb des bei ihr beschäftigten Personals. [Art. 24 Abs. 1 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 47 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 47 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Zur Wahrung der Sicherheit der von seiner Einrichtung verarbeiteten beziehungsweise ausgetauschten Sozialdaten [und zum Schutz des Privatlebens von Personen, auf die sich diese Sozialdaten beziehen,] gewährleistet der in Artikel 24 Absatz 1 und 2 erwähnte Sicherheitsberater: 1. die Abgabe fachkundiger Stellungnahmen an die Person, die mit der täglichen Geschäftsführung beauftragt ist, 2. die Ausführung von Aufträgen, die ihm von der mit der täglichen Geschäftsführung beauftragten Person anvertraut werden. Der Sicherheitsberater der Zentralen Datenbank gibt zudem fachkundige Stellungnahmen über die Sicherheit des Netzwerks ab. Der König kann Regeln festlegen, gemäß denen der Sicherheitsberater seine Aufträge ausführt.] [Art. 25 Abs. 1 einleitende Bestimmung ergänzt durch Art. 200 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002)] Abschnitt 4 [Maßnahmen zur Sicherung personenbezogener Sozialdaten über die Gesundheit] [Überschrift von Abschnitt 4 ersetzt durch Art. 94 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Die Einrichtungen für soziale Sicherheit und die Zentrale Datenbank bestimmen, innerhalb oder außerhalb ihres Personals, einen Arzt, unter dessen Aufsicht und Verantwortung die Verarbeitung, der Austausch beziehungsweise die Aufbewahrung [personenbezogener Sozialdaten über die Gesundheit] erfolgen. Die Identität dieses Arztes wird [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] mitgeteilt. Der König kann Regeln festlegen, gemäß denen der verantwortliche Arzt seinen Auftrag ausführt. 2 - Natürliche Personen, die [personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit] speichern, einsehen, ändern, verarbeiten oder vernichten dürfen oder die Zugriff auf die archivierten Daten haben können, werden namentlich bestimmt. Der Inhalt und die Tragweite der Zugriffsermächtigung werden bestimmt und in einem Register vermerkt, das regelmäßig fortgeschrieben wird. 3 - Der Zugriff auf [personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit], die in automatisierten Sozialdatenbanken enthalten sind, erfolgt durch individuelle Zugriffs- und Fachbereichscodes. Die Inhaber dieser Codes dürfen sie an niemanden weitergeben. [Personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit], die in einem automatisierten Archiv aufbewahrt werden, müssen sich auf Datenträgern befinden, die nicht unmittelbar zugänglich sind. [Art Abs. 1 abgeändert durch Art. 95 Nr. 1 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); 1 Abs. 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 48 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 2 abgeändert durch Art. 95 Nr. 1 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); 3 Abs. 1 abgeändert durch Art. 95 Nr. 2 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); 3 Abs. 2 abgeändert durch Art. 95 Nr. 1 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Abschnitt 5 Verpflichtungen der Arbeitgeber Art [Arbeitgeber müssen Arbeitnehmer, für die sie personenbezogene Sozialdaten gespeichert oder erhalten haben, über die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungserlasse im Hinblick auf den Schutz ihres Privatlebens in Kenntnis setzen.] [Art. 27 ersetzt durch Art. 96 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Abschnitt 6 Berufsgeheimnis Art Personen, die aufgrund ihrer Funktionen bei der Erhebung, Verarbeitung beziehungsweise Mitteilung personenbezogener Sozialdaten mitwirken oder Kenntnis von solchen Daten haben, sind verpflichtet, deren Vertraulichkeit zu wahren; sie sind jedoch von dieser Pflicht befreit, wenn sie vorgeladen werden, um vor Gericht im Rahmen der Ausübung des Untersuchungsrechts, das den Kammern durch [Artikel 56 der koordinierten Verfassung] zuerkannt ist, oder im Rahmen der Untersuchung einer Sache durch [den Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] der Zentralen Datenbank eine Zeugenaussage zu machen, oder wenn das Gesetz sie von dieser Pflicht befreit beziehungsweise sie verpflichtet, ihr Wissen preiszugeben. [Art. 28 abgeändert durch Art. 97 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000), Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 49 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)]

15 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Abschnitt 7 Vernichtung der Datenbestände der Zentralen Datenbank und der Sozialdatenbanken Art Der König bestimmt durch einen im Ministerrat beratenen Erlass die Personen, die im Kriegsfall, unter Umständen, die aufgrund von Artikel 7 des Gesetzes vom 12. Mai 1927 über die militärischen Requirierungen damit gleichgesetzt sind, oder während der Besetzung des Staatsgebietes durch den Feind damit beauftragt sind, die Datenbestände der Zentralen Datenbank und die Sozialdatenbanken beziehungsweise die dort aufbewahrten personenbezogenen Sozialdaten zu vernichten oder vernichten zu lassen. Der König legt die Bedingungen und Modalitäten einer solchen Vernichtung fest, wobei er darauf achtet, die Anwendung der sozialen Sicherheit möglichst wenig zu gefährden. KAPITEL V Verwaltungsorganisation und Einkünfte der Zentralen Datenbank Abschnitt 1 Rechtsform Art [Unbeschadet der Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes ist die Zentrale Datenbank den Regeln unterworfen, die festgelegt werden durch oder aufgrund des Gesetzes vom 25. April 1963 über die Verwaltung der Einrichtungen öffentlichen Interesses für soziale Sicherheit und Sozialfürsorge und des Königlichen Erlasses vom 3. April 1997 zur Festlegung von Maßnahmen im Hinblick auf die Einbeziehung öffentlicher Einrichtungen für soziale Sicherheit in die Verantwortung in Anwendung von Artikel 47 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen. Im Übrigen werden die Organisation und Arbeitsweise der Zentralen Datenbank vom König geregelt.] [Art. 30 ersetzt durch Art. 127 des G. vom 9. Juli 2004 (B.S. vom 15. Juli 2004)] Abschnitt 2 Geschäftsführender Ausschuss Art Der Geschäftsführende Ausschuss der Zentralen Datenbank setzt sich zusammen aus: 1. einem Präsidenten, 2. einer gleichen Zahl Vertreter der repräsentativsten Arbeitgeberorganisationen sowie Vertreter der repräsentativsten Selbständigenorganisationen einerseits und Vertreter der repräsentativsten Arbeitnehmerorganisationen andererseits, 3. einer Anzahl Vertreter des Nationalen Krankenkassenkollegiums und der öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit; diese Zahl entspricht der Hälfte der in Nr. 2 erwähnten Anzahl Mitglieder. Die in Absatz 1 Nr. 2 erwähnten Vertreter sind stimmberechtigt. Die in Absatz 1 Nr. 3 erwähnten Vertreter verfügen über eine beratende Stimme. Die Vertreter des Nationalen Krankenkassenkollegiums sind jedoch in den Bereichen, die sie direkt oder indirekt betreffen, stimmberechtigt. Für Beschlüsse in diesen Bereichen ist eine Mehrheit von zwei Dritteln der anwesenden stimmberechtigten Mitglieder erforderlich. Der Präsident und die Mitglieder des Geschäftsführenden Ausschusses werden [...] vom König ernannt. Die Vertreter der öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit werden von den Ministern vorgeschlagen, zu deren Zuständigkeitsbereich die soziale Sicherheit gehört. Der Geschäftsführende Ausschuss erstellt seine Geschäftsordnung, in der insbesondere: 1. die Bereiche bestimmt werden, die die Vertreter des Nationalen Krankenkassenkollegiums direkt oder indirekt betreffen, 2. die Anwesenheit vorgeschrieben wird von mindestens der Hälfte der Vertreter der repräsentativsten Arbeitgeberorganisationen, der repräsentativsten Selbständigenorganisationen, der repräsentativsten Arbeitnehmerorganisationen und, für die Bereiche, die sie direkt oder indirekt betreffen, der Vertreter des Nationalen Krankenkassenkollegiums, damit gültig beraten werden kann beziehungsweise der Ausschuss beschlussfähig ist, 3. Regeln in Bezug auf die Wiederherstellung der Verhältnismäßigkeit vorgesehen werden - unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 19 Nr. 3 des Gesetzes vom 25. April 1963 über die Verwaltung der Einrichtungen öffentlichen Interesses für soziale Sicherheit und Sozialfürsorge, was die in Absatz 1 Nr. 2 erwähnten Mitglieder betrifft -, wenn die Mitglieder, die die repräsentativsten Arbeitgeberorganisationen, die repräsentativsten Selbständigenorganisationen, die repräsentativsten Arbeitnehmerorganisationen beziehungsweise, für die Bereiche, die sie direkt oder indirekt betreffen, das Nationale Krankenkassenkollegium vertreten, zum Zeitpunkt einer Abstimmung nicht in verhältnismäßiger Zahl anwesend sind. Wenn der Geschäftsführende Ausschuss versäumt, die in vorangehendem Absatz erwähnten Punkte zu regeln, kann der König an seine Stelle treten und einen Erlass ergehen lassen, nachdem der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Sozialfürsorge gehört, den Geschäftsführenden Ausschuss aufgefordert hat, innerhalb der von ihm festgelegten Frist zu handeln. [Art. 31 Abs. 3 abgeändert durch Art. 52 des G. vom 20. Juli 1991 (B.S. vom 1. August 1991)] Abschnitt 3 Allgemeiner Koordinierungsausschuss Art Bei der Zentralen Datenbank wird ein Allgemeiner Koordinierungsausschuss geschaffen. Er unterstützt den Geschäftsführenden Ausschuss der Zentralen Datenbank und den durch Artikel 37 geschaffenen [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] bei der Ausführung ihrer Aufträge. Zu diesem Zweck ist er beauftragt, alle Initiativen zur Förderung und Festigung der Zusammenarbeit innerhalb des Netzwerks sowie alle Maßnahmen vorzuschlagen, die zu einer rechtmäßigen und vertraulichen Verarbeitung personenbezogener Sozialdaten beitragen können. Der Allgemeine Koordinierungsausschuss kann insbesondere Stellungnahmen abgeben oder Empfehlungen in Sachen Informatisierung oder damit verbundenen Problemen formulieren, die Organisation von Informatiklehrgängen für das Personal der Einrichtungen für soziale Sicherheit vorschlagen beziehungsweise daran mitwirken und untersuchen, wie der rationale Austausch von Daten innerhalb des Netzwerks gefördert werden kann. Der Allgemeine Koordinierungsausschuss kann zudem Arbeitsgruppen bei sich schaffen, denen er besondere Aufgaben anvertraut. Er erstellt seine Geschäftsordnung und legt sie dem Geschäftsführenden Ausschuss zur Billigung vor. Jedes Jahr vor dem 31. März erstattet der Allgemeine Koordinierungsausschuss dem Geschäftsführenden Ausschuss der Zentralen Datenbank und den Ministern, zu deren Zuständigkeitsbereich die soziale Sicherheit gehört, Bericht über die Ausführung seiner Aufträge während des abgelaufenen Jahres. [Art. 32 Abs. 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 50 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)]

16 45272 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art Der Allgemeine Koordinierungsausschuss ist zudem beauftragt: 1. in Zusammenarbeit mit den öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit und den bestehenden Datenbanken ein integriertes Dokumentationssystem in Bezug auf die Rechtsvorschriften in Sachen soziale Sicherheit zu entwickeln und zu testen, 2. das Problem der Beweiskraft der auf digitalen Datenträgern gesammelten, gespeicherten und verarbeiteten Daten zu untersuchen und Vorschläge zu formulieren, um die Verwaltung der sozialen Sicherheit zu erleichtern. Art Der König erlässt die Zusammensetzung des Allgemeinen Koordinierungsausschusses, beschreibt gegebenenfalls dessen Zuständigkeiten, legt die Modalitäten für dessen Arbeitsweise fest und ernennt dessen Präsidenten. Der König bestimmt ebenfalls den Betrag und die Bedingungen zur Gewährung des Anwesenheitsgeldes sowie der Aufenthaltskosten- beziehungsweise Arbeitsaufwandsentschädigungen, die den Mitgliedern des Ausschusses beziehungsweise den herangezogenen Sachverständigen bewilligt werden, sowie die Bedingungen zur Erstattung ihrer Fahrtkosten. Einrichtungen für soziale Sicherheit beziehungsweise Vereinigungen mitwirkender Einrichtungen für soziale Sicherheit haben das Recht, im Ausschuss und in seinen Arbeitsgruppen für jeden sie betreffenden Punkt der Tagesordnung vertreten zu sein. Der König kann zudem bestimmen, in welchen Fällen die Konsultierung des Allgemeinen Koordinierungsausschusses Pflicht ist. Die Zentrale Datenbank trägt die Betriebskosten des Allgemeinen Koordinierungsausschusses sowie seiner Arbeitsgruppen und nimmt die Sekretariatsgeschäfte wahr. Abschnitt 4 Finanzielle Mittel Art [ 1] - Die Einkünfte der Zentralen Datenbank setzen sich zusammen aus: 1. einer eventuellen jährlichen Dotation, die in den Haushaltsplan [des Föderalen Öffentlichen Dienstes Soziale Sicherheit] eingetragen ist, [1bis einer eventuellen jährlichen Dotation, die in den Haushaltsplan des Föderalen Öffentlichen Dienstes Informations- und Kommunikationstechnologie eingetragen ist und die Kosten deckt, die der Zentralen Datenbank bei der Ausführung der in Artikel 8bis erwähnten Aufträge entstehen,] 2. einer Beteiligung der öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit [...]. [...] [2bis einer Beteiligung der gemäß Artikel 18 in das Netzwerk integrierten Personen. Der Betrag dieser Beteiligung wird in gegenseitigem Einvernehmen der Zentralen Datenbank und der betreffenden Person bestimmt und in einem Vertrag festgelegt,] [2ter einer Beteiligung der ehealth-plattform zur Deckung der Kosten, die der Zentralen Datenbank in Ausführung von Artikel 18 des Gesetzes vom 21. August 2008 zur Einrichtung und Organisation der ehealth-plattform bei der Bereitstellung von Diensten, Personal, Ausrüstung und Einrichtungen entstehen, die für den Betrieb der ehealth- Plattform erforderlich sind,] 3. [allen anderen gesetzlichen und verordnungsgemäßen Einnahmen, insbesondere den aufgrund von Artikel 16 Absatz 2 des vorliegenden Gesetzes und aufgrund von Artikel 14 des Gesetzes vom 3. Juni 2007 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen in Bezug auf die Arbeit eingenommenen Gebühren,] 4. Schenkungen und Legaten. [ 2 - Der Betrag der in 1Nr. 2erwähnten Beteiligung der öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit entspricht dem Betrag, der ausgewiesen ist in dem Artikel über die Beteiligungen an den Betriebskosten der Rubrik Übertragungen von Einrichtungen für soziale Sicherheit, auf die der Königliche Erlass vom 3. April 1997 zur Festlegung von Maßnahmen im Hinblick auf die Einbeziehung öffentlicher Einrichtungen für soziale Sicherheit in die Verantwortung in Anwendung von Artikel 47 des Gesetzes vom 26. Juli 1996 zur Modernisierung der sozialen Sicherheit und zur Sicherung der gesetzlichen Pensionsregelungen anwendbar ist des Einnahmenhaushaltsplans der Zentralen Datenbank des betreffenden Jahres und der für jede öffentliche Einrichtung für soziale Sicherheit, die zur Zahlung der Beteiligung verpflichtet ist, mit dem relativen Anteil der betreffenden öffentlichen Einrichtung für soziale Sicherheit multipliziert wird. Der König bestimmt die öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit, die zur Zahlung des in Absatz 1 erwähnten Betrags verpflichtet sind, den jeweiligen relativen Anteil dieser öffentlichen Einrichtungen für soziale Sicherheit an diesem Betrag sowie die Zahlungsweise und die Fälligkeit des Betrags, eventuelle Abweichungen, die Weise, auf die eventuelle Unterschiede zwischen der Summe aller in 1 erwähnten Einkünfte der Zentralen Datenbank einerseits und den Ausgaben der Zentralen Datenbank andererseits regularisiert werden, und die Fälle, in denen der in Absatz 1 erwähnte Betrag erhöht werden kann.] [Art (früherer einziger Absatz) nummeriert durch Art. 133 des G. vom 27. Dezember 2005 (B.S. vom 30. Dezember 2005); 1 einziger Absatz Nr. 1 abgeändert durch Art. 98 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000) und Art. 201 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002); 1 einziger Absatz Nr. 1bis eingefügt durch Art. 14 des G. vom 19. Juli 2001 (B.S. vom 28. Juli 2001); 1 einziger Absatz Nr. 2 abgeändert durch Art. 42 Nr. 1 des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002) und Art. 133 Nr. 1 des G. vom 27. Dezember 2005 (B.S. vom 30. Dezember 2005); 1 einziger Absatz Nr. 2bis eingefügt durch Art. 42 Nr. 2 des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002); 1 einziger Absatz Nr. 2ter eingefügt durch Art. 25 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); 1 einziger Absatz Nr. 3 ersetzt durch Art. 15 des G. vom 3. Juni 2007 (B.S. vom 23. Juli 2007); 2 eingefügt durch Art. 133 Nr. 2 des G. vom 27. Dezember 2005 (B.S. vom 30. Dezember 2005)] Art Für die Anwendung der Gesetze und Verordnungen über direkte Steuern, Abgaben, Rechte und Gebühren des Staates und der Provinzen, Gemeinden und der Gemeindeagglomerationen wird die Zentrale Datenbank dem Staat gleichgesetzt. KAPITEL VI - [Sektorieller Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] [Überschrift von Kapitel VI ersetzt durch Art. 51 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Abschnitt 1 [Errichtung und Zusammensetzung des Ausschusses] [Überschrift von Abschnitt 1 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003)] Art [ 1 - Bei dem in Artikel 23 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten erwähnten Ausschuss für den Schutz des Privatlebens wird ein Sektorieller Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit eingesetzt.

17 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Der Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit setzt sich aus den folgenden beiden Abteilungen zusammen: 1. der Abteilung Soziale Sicherheit, 2. der Abteilung Gesundheit. 2 - In Abweichung von Artikel 31bis 2 Absatz 1 des vorerwähnten Gesetzes vom 8. Dezember 1992 setzt sich der Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit zusammen aus: 1. dem Präsidenten des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens oder einem von diesem Ausschuss unter seinen Mitgliedern bestimmten Mitglied, das mit dem Vorsitz der beiden Abteilungen des Sektoriellen Ausschusses beauftragt ist, 2. einem vom Ausschuss für den Schutz des Privatlebens unter seinen Mitgliedern bestimmten Mitglied, das beiden Abteilungen angehört, 3. [zwei externen Mitgliedern, die Doktor oder Lizentiat der Rechte sind und der Abteilung Soziale Sicherheit angehören,] 4. einem externen Mitglied, das EDV-Sachverständiger ist und der Abteilung Soziale Sicherheit angehört, 5. einem externen Mitglied, das Arzt oder Sachverständiger in der Verwaltung von Daten über die Gesundheit ist und beiden Abteilungen angehört, 6. [drei externen Mitgliedern, die Arzt oder Sachverständiger in der Verwaltung von Daten über die Gesundheit sind und der Abteilung Gesundheit angehören.]] [Art. 37 ersetzt durch Art. 52 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 2 einziger Absatz Nr. 3 ersetzt durch Art. 26 Nr. 1 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); 2 einziger Absatz Nr. 6 ersetzt durch Art. 26 Nr. 2 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008)] Abschnitt 2 [Ernennung und Statut der Mitglieder [Abschnitt 2 mit den früheren Artikeln 38 bis 45 ersetzt durch neuen Abschnitt 2 mit den Artikeln 38 bis 40 durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003)] Art Die in [Artikel 37 2 Nr. 3, 4, 5 und 6] erwähnten externen Mitglieder werden von der Abgeordnetenkammer für einen erneuerbaren Zeitraum von sechs Jahren ernannt und auf Listen gewählt, die vom Ministerrat vorgelegt werden und für jedes zu bekleidende Mandat zwei Kandidaten umfassen. Sie können von der Abgeordnetenkammer von ihrem Auftrag entbunden werden. Unter denselben Bedingungen werden [sieben externe Ersatzmitglieder] ernannt. Sie ersetzen die ordentlichen externen Mitglieder bei Verhinderung oder Abwesenheit oder bis zu deren in Absatz 3 erwähnter Ersetzung. Wenn das Mandat eines externen Mitglieds vor dem festgelegten Datum abläuft, wird das ordentliche Mitglied oder das Ersatzmitglied binnen drei Monaten ersetzt. Das neue externe Mitglied führt das Mandat desjenigen, das es ersetzt, zu Ende. [Der Ausschuss für den Schutz des Privatlebens bestimmt die in Artikel 37 2Nr.1und2erwähnten Mitglieder sowie ihre jeweiligen Ersatzmitglieder für denselben erneuerbaren Zeitraum von sechs Jahren.] [Unbeschadet von Artikel 41 Absatz 2 ersetzt das Ersatzmitglied des in Artikel 37 2Nr.1erwähnten Mitglieds dieses bis zu dessen Ersetzung durch den Ausschuss für den Schutz des Privatlebens. Das Ersatzmitglied des in Artikel 37 2 Nr. 2 erwähnten Mitglieds ersetzt dieses bei Verhinderung oder Abwesenheit oder bis zu dessen Ersetzung durch den Ausschuss für den Schutz des Privatlebens.] [Art. 38 Abs. 1 abgeändert durch Art. 53 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 2 abgeändert durch Art. 53 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007) und Art. 27 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); Abs. 4 ersetzt durch Art. 53 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 5 und 6 eingefügt durch Art. 53 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Um zum ordentlichen Mitglied beziehungsweise Ersatzmitglied des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] ernannt zu werden und um dieses Amt zu behalten, müssen die Kandidaten folgende Bedingungen erfüllen: 1. Belgier sein, 2. im Besitz der bürgerlichen und politischen Rechte sein, 3. [nicht der hierarchischen Gewalt eines Ministers unterliegen und unabhängig von den Einrichtungen für soziale Sicherheit sowie den im Geschäftsführenden Ausschuss der Zentralen Datenbank vertretenen Einrichtungen sein und, was die in Artikel 37 2Nr. 5und6erwähnten Mitglieder betrifft, unabhängig sein [von der in Artikel 2 des Gesetzes vom 21. August 2008 zur Einrichtung und Organisation der ehealth-plattform erwähnten ehealth-plattform,] vom Föderalen Öffentlichen Dienst Volksgesundheit, Sicherheit der Nahrungsmittelkette und Umwelt, vom Föderalen Fachzentrum für Gesundheitspflege und von der in Artikel 45quinquies des Königlichen Erlasses Nr. 78 vom 10. November 1967 über die Ausübung der Gesundheitspflegeberufe erwähnten Stiftung,] 4. nicht Mitglied des Europäischen Parlaments, einer Föderalen Gesetzgebenden Kammer beziehungsweise [eines Gemeinschafts- oder Regionalparlaments] sein. 2 - [...] [Art einziger Absatz einleitende Bestimmung abgeändert durch Art. 54 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 einziger Absatz Nr. 3 ersetzt durch Art. 54 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007) und abgeändert durch Art. 28 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); 1 einziger Absatz Nr. 4 abgeändert durch Art. 18 des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006); 2 aufgehoben durch Art. 54 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Die Artikel 24 6, 27 und 36 Absatz 2 und 3 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten finden Anwendung auf die externen ordentlichen Mitglieder und externen Ersatzmitglieder des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit].] [Art. 40 abgeändert durch Art. 55 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)]

18 45274 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE [Abschnitt 2bis - Arbeitsweise des Ausschusses] [Unterteilung Abschnitt 2bis eingefügt durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003)] Art [[Unter Einhaltung der in Artikel 31bis 5 Absatz 2 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten vorgesehenen Bedingungen haben die beiden Abteilungen des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit ihren Sitz bei der Zentralen Datenbank und halten dort ihre Versammlungen ab.] Bei Verhinderung oder Abwesenheit des Präsidenten oder wenn er wegen eines Interessenkonflikts am Beschlussverfahren im [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] nicht teilnehmen kann, wird seine Funktion von dem in [Artikel 37 2 Nr. 2] erwähnten Mitglied des Ausschusses ausgeübt. Wenn das in [Artikel 37 2 Nr. 2] erwähnte Mitglied nicht verfügbar ist, teilen sich die anderen Mitglieder die Aufgaben dieses Mitglieds unter der Leitung des dienstältesten oder bei gleichem Dienstalter des ältesten Mitglieds auf.] [Art. 41 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003); Abs. 1 ersetzt durch Art. 56 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 2 abgeändert durch Art. 56 Nr. 2 und 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [ 1 - Gemäß Artikel 31bis 3 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten ist die Zentrale Datenbank beauftragt, die technische und juristische Stellungnahme über Anträge in Bezug auf die Mitteilung von personenbezogenen Sozialdaten zu erstellen, von denen sie seitens der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit oder seitens des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens eine Kopie erhalten hat. 2 - [Gemäß Artikel 31bis 3 des vorerwähnten Gesetzes vom 8. Dezember 1992 ist die in Artikel 2 des Gesetzes vom 21. August 2008 zur Gründung und Organisation der ehealth-plattform erwähnte ehealth-plattform beauftragt, die technische und juristische Stellungnahme über Anträge in Bezug auf die Mitteilung von personenbezogenen Daten über die Gesundheit im Sinne des vorerwähnten Gesetzes vom 8. Dezember 1992 zu erstellen, von denen sie seitens der Abteilung Gesundheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit oder seitens des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens eine Kopie erhalten hat. Der Präsident des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit beziehungsweise die ehealth-plattform können beschließen, für die Erstellung der technischen und juristischen Stellungnahme auf die Unterstützung des Föderalen Öffentlichen Dienstes Volksgesundheit, Sicherheit der Nahrungsmittelkette und Umwelt, des Landesinstituts für Kranken- und Invalidenversicherung, des Föderalen Fachzentrums für Gesundheitspflege oder der in Artikel 45quinquies des Königlichen Erlasses Nr. 78 vom 10. November 1967 über die Ausübung der Gesundheitspflegeberufe erwähnten Stiftung zurückzugreifen.]] [Art. 42 ersetzt durch Art. 57 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 2 ersetzt durch Art. 29 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008)] Art [[Die Betriebskosten der beiden Abteilungen des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit werden von der Zentralen Datenbank übernommen, mit Ausnahme jedoch : 1. der ihren Mitgliedern bewilligten Entschädigungen und Kostenerstattungen, die zu Lasten des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens gehen, 2. der Kosten für die Erstellung der in Artikel 42 2 erwähnten technischen und juristischen Stellungnahme, die zu Lasten der in Artikel 2 des Gesetzes vom 21. August 2008 zur Einrichtung und Organisation der ehealth-plattform erwähnten ehealth-plattform gehen, 3. der Kosten für die in Artikel 42 2infine erwähnte Unterstützung durch den Föderalen Öffentlichen Dienst Volksgesundheit, Sicherheit der Nahrungsmittelkette und Umwelt, das Landesinstitut für Kranken- und Invalidenversicherung, das Föderale Fachzentrum für Gesundheitspflege oder die in Artikel 45quinquies des Königlichen Erlasses Nr. 78 vom 10. November 1967 über die Ausübung der Gesundheitspflegeberufe erwähnte Stiftung, die gegebenenfalls zu Lasten der Einrichtung gehen, für die auf Unterstützung zurückgegriffen wird.] Der Vorsitz des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] ist ein Teilzeitauftrag, [der 50 Prozent eines Vollzeitamtes ausmacht]. Der Präsident übt sein Amt am Sitz des Sektoriellen Ausschusses gemäß einem Arbeitsstundenplan aus, der zwischen dem Präsidenten und dem Generalverwalter der Zentralen Datenbank einvernehmlich vereinbart wird. In Abweichung von Artikel 31bis 4 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten hat der Präsident des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] Anrecht auf eine Entschädigung, die als Gehalt gilt und [deren Betrag 50 Prozent] des Gehalts und der anderen Vorteile entspricht, die er erhalten würde, wenn er Gerichtsrat am Appellationshof wäre. Dieses Anrecht kommt jedoch nicht zur Anwendung, wenn der Vorsitz des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] vom Präsidenten oder vom Vizepräsidenten des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens geführt wird, die in diesem Fall Anrecht auf das in Artikel 36 Absatz 2 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten erwähnte doppelte Anwesenheitsgeld haben.] [Art. 43 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003); Abs. 1 ersetzt durch Art. 30 Buchstabe a) des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); Abs. 2 abgeändert durch Art. 58 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007) und Art. 30 Buchstabe b) des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008); Abs. 3 abgeändert durch Art. 58 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007) und Art. 30 Buchstabe c) des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008)] [Art. 43bis - Der Präsident des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit regelt die Tätigkeiten des Ausschusses und der Abteilungen. Vorbehaltlich anderslautender Gesetzesbestimmungen ist die Abteilung Soziale Sicherheit zuständig für die Bearbeitung von Akten über die Verarbeitung personenbezogener Daten im Sinne des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten durch Einrichtungen für soziale Sicherheit und Personen, auf die alle oder Teile der sich aus vorliegendem Gesetz und seinen Ausführungsmaßnahmen ergebenden Rechte und Pflichten in Anwendung von Artikel 18 ausgedehnt worden sind; sie ist ebenfalls zuständig für die Bearbeitung von Akten über die Verarbeitung personenbezogener Sozialdaten durch die in Artikel 11bis erwähnten gewährenden Instanzen.

19 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Vorbehaltlich anderslautender Gesetzesbestimmungen ist die Abteilung Gesundheit zuständig für die Bearbeitung von Akten über die Verarbeitung personenbezogener Daten über die Gesundheit im Sinne des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten, mit Ausnahme der Verarbeitung personenbezogener Daten über die Gesundheit durch Einrichtungen für soziale Sicherheit und Personen, auf die alle oder Teile der sich aus vorliegendem Gesetz und seinen Ausführungsmaßnahmen ergebenden Rechte und Pflichten in Anwendung von Artikel 18 ausgedehnt worden sind, und mit Ausnahme der Verarbeitung personenbezogener Sozialdaten über die Gesundheit durch die in Artikel 11bis erwähnten gewährenden Instanzen. Fällt eine Akte in den Zuständigkeitsbereich beider Abteilungen, wird sie bei einer gemeinsamen Versammlung der Abteilungen bearbeitet. Der Präsident des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit sorgt in Absprache mit den in Artikel 37 2Nr.2und5erwähnten Mitgliedern für die Koordinierung der Tätigkeiten der Abteilungen. Sie können beschließen, dass eine Akte von beiden Abteilungen gemeinsam bearbeitet wird.] [Art. 43bis eingefügt durch Art. 59 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [Der Präsident des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] sorgt in Absprache mit dem in [Artikel 37 2 Nr. 2] erwähnten Mitglied für die Koordinierung der Tätigkeiten des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] und derjenigen des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens; er wacht darüber, dass die dem Sektoriellen Ausschuss vorgelegten Beschlussentwürfe mit den Grundsätzen und Normen im Bereich des Schutzes des Privatlebens vereinbar sind. Er kann zu diesem Zweck beschließen, eine Stellungnahme, einen Beschluss oder eine Empfehlung zu vertagen und die Frage erst dem Ausschuss für den Schutz des Privatlebens vorzulegen. Im Falle eines solchen Beschlusses wird die Besprechung der Akte im [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] ausgesetzt und der Ausschuss für den Schutz des Privatlebens unverzüglich von der Akte in Kenntnis gesetzt. Dieser Ausschuss verfügt über eine Frist von einem Monat ab Empfang der Akte, um dem [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] seine Stellungnahme mitzuteilen. Wird diese Frist nicht eingehalten, kann der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] seine Stellungnahme, seinen Beschluss oder seine Empfehlung abgeben, ohne die Stellungnahme des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens abzuwarten. Der Standpunkt des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens wird ausdrücklich in der Stellungnahme, dem Beschluss oder der Empfehlung des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] angegeben; gegebenenfalls legt der Sektorielle Ausschuss ausdrücklich die Gründe dar, weshalb dem Standpunkt des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens gar nicht oder nur teilweise gefolgt worden ist.] [Art. 44 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003); Abs. 1 abgeändert durch Art. 60 Nr. 1 und 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 3 bis 5 abgeändert durch Art. 60 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [Der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] legt seine Geschäftsordnung fest. Der Generalverwalter oder der beigeordnete Generalverwalter der Zentralen Datenbank und gegebenenfalls, auf Einladung des Ausschusses, der Präsident des Allgemeinen Koordinierungsausschusses wohnen den Sitzungen des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] mit beratender Stimme bei.] [Der leitende Beamte der ehealth-plattform wohnt den Versammlungen der Abteilung Gesundheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit mit beratender Stimme bei.] [Art. 45 ersetzt durch Art. 13 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003); Abs. 1 und 2 abgeändert durch Art. 61 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 3 eingefügt durch Art. 61 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007) und ersetzt durch Art. 31 des G. vom 21. August 2008 (B.S. vom 13. Oktober 2008)] Abschnitt 3 Aufträge und Zuständigkeiten Art [ 1] - Unbeschadet der Bestimmungen von Kapitel VII und der Zuständigkeit der rechtsprechenden Gewalt ist [die Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] im Hinblick auf den Schutz des Privatlebens mit folgenden Aufgaben betraut: 1. die Einhaltung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen überwachen. Zu diesem Zweck kann sie unter den Bedingungen und innerhalb der Grenzen, die sie festlegt, der Zentralen Datenbank erlauben, die Ausführung von Artikel 13 so lange auszusetzen, wie die Einrichtungen für soziale Sicherheit ihrer Pflicht in Bezug auf die Mitteilung von Sozialdaten gemäß Artikel 10 nicht nachkommen; zu diesem Zweck untersucht sie alle Anträge, insbesondere Untersuchungsanträge, die vom Ausschuss für den Schutz des Privatlebens ausgehen; zu diesem Zweck kann sie den in Artikel 53 erwähnten Sozialinspektoren alle Fälle melden, die einen Verstoß darstellen beziehungsweise vermuten lassen, 2. alle Empfehlungen formulieren, die sie für die Anwendung und Einhaltung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen für notwendig erachtet, 3. zur Lösung jedes grundsätzlichen Problems und zur Beilegung jeder Streitsache in Bezug auf die Anwendung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen beitragen und falls notwendig in Streitsachen entscheiden, die nicht anders geklärt werden konnten, 4. [gemäß Artikel 5 eine Stellungnahme abgeben,] 5. die Einrichtungen für soziale Sicherheit gemäß Artikel 12 Absatz 2 von der Pflicht befreien, sich an die Zentrale Datenbank zu wenden, um die im Netzwerk bereitgestellten Sozialdaten einzusehen beziehungsweise ihre Korrektheit zu prüfen, 6. [gemäß Artikel 15 die Mitteilung personenbezogener Sozialdaten erlauben,] [6bis eine Liste führen, die einerseits - was die automatisierte Verarbeitung personenbezogener Daten betrifft, die durch eine Einrichtung für soziale Sicherheit im Hinblick auf die Anwendung der sozialen Sicherheit vorgenommen wird - mindestens die in Artikel 17 3 des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten erwähnten Daten enthält, wie sie von der betreffenden Einrichtung für soziale Sicherheit mitgeteilt beziehungsweise für gültig erklärt worden sind, und andererseits die aufgrund von Artikel 15 zugelassenen Mitteilungen sowie diejenigen, über die [die Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] gemäß demselben Artikel 15 informiert sein muss; der König legt die Modalitäten fest, gemäß denen Interesse habende Personen diese Liste bei der Zentralen Datenbank einsehen können,] [6ter [...]

20 45276 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 6quater [...]] 7. [gemäß Artikel 24 Absatz 2 eine Stellungnahme über die Bestimmung des Sicherheitsberaters der Zentralen Datenbank abgeben,] 8. prüfen, ob die [Sicherheitsberater] eine geeignete Weiterbildung erhalten und koordiniert arbeiten; ist dies nicht der Fall, alle erforderlichen Maßnahmen ergreifen, um eine geeignete Weiterbildung beziehungsweise die Koordinierung, insbesondere die technische, zu gewährleisten, 9. jedes Jahr am ersten Tag der ordentlichen Sitzungsperiode den Gesetzgebenden Kammern über die Erfüllung ihrer Aufträge im Laufe des vorangegangenen Jahres Bericht erstatten und diesem die in Nr. 6 [sic, zu lesen ist: Nr. 6bis] erwähnte Liste beifügen. Dieser Bericht wird ausgedruckt und dem König, den Ministern, zu deren Zuständigkeitsbereich die soziale Sicherheit gehört, dem Geschäftsführenden Ausschuss der Zentralen Datenbank, dem Ausschuss für den Schutz des Privatlebens und den Mitgliedern der Ausschüsse für soziale Angelegenheiten der Gesetzgebenden Kammern zugeleitet. Alle Interesse habenden Personen können ihn einsehen beziehungsweise erhalten. [ 2 - Die Abteilung Gesundheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit ist beauftragt, eine Ermächtigung für die Mitteilung personenbezogener Daten über die Gesundheit im Sinne des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten zu erteilen, sofern diese aufgrund von Artikel 42 des Gesetzes vom 13. Dezember 2006 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen im Bereich Gesundheit beziehungsweise aufgrund einer anderen durch oder aufgrund des Gesetzes festgelegten Bestimmung erforderlich ist. Sie führt eine Liste der Mitteilungen, für die sie eine Ermächtigung erteilt hat. Sie ist zudem beauftragt, die Einhaltung der durch oder aufgrund des Gesetzes festgelegten Bestimmungen über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten über die Gesundheit zu überwachen. Zu diesem Zweck kann sie Empfehlungen, die sie als notwendig erachtet, formulieren und zur Lösung jedes grundsätzlichen Problems beziehungsweise zur Beilegung jeder Streitsache beitragen.] [Art (frühere Absätze 1 und 2) nummeriert durch Art. 62 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 einleitende Bestimmung abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 62 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 Nr. 4 ersetzt durch Art. 202 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002); 1 Abs. 1 Nr. 6 ersetzt durch Art. 62 Buchstabe a) des G. vom 2. Januar 2001 (B.S. vom 3. Januar 2001, Err. vom 13. Januar 2001); 1 Abs. 1 Nr. 6bis eingefügt durch Art. 62 Buchstabe b) des G. vom 2. Januar 2001 (B.S. vom 3. Januar 2001, Err. vom 13. Januar 2001) und abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 62 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 Nr. 6ter und 6quater eingefügt durch Art. 298 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002) und aufgehoben durch Art. 62 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); 1 Abs. 1 Nr. 7 ersetzt durch Art. 25 Nr. 1 des G. vom 6. August 1993 (B.S. vom 9. August 1993); 1 Abs. 1 Nr. 8 abgeändert durch Art. 25 Nr. 2 des G. vom 6. August 1993 (B.S. vom 9. August 1993); 2 eingefügt durch Art. 62 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] kann in Ausübung seiner Aufgaben Untersuchungen durchführen, eines oder mehrere seiner Mitglieder damit beauftragen, solche Untersuchungen vor Ort durchzuführen, und auf Sachverständige zurückgreifen. Der Ausschuss beziehungsweise seine Mitglieder, denen gegebenenfalls Sachverständige beistehen, verfügen in diesem Fall und unter denselben Voraussetzungen über die Untersuchungsbefugnisse, die den Bediensteten zuerkannt sind, die mit der strafrechtlichen Überwachung in Bezug auf das vorliegende Gesetz und seine Ausführungsmaßnahmen beauftragt sind. Sie können unter anderem die Übermittlung aller Unterlagen verlangen, die ihnen bei ihrer Untersuchung nützlich sein können. Sie haben ebenfalls Zugang zu allen Orten, von denen sie vernünftigerweise annehmen können, dass dort Tätigkeiten ausgeübt werden, die in Zusammenhang mit der Anwendung der sozialen Sicherheit im Sinne des vorliegenden Gesetzes stehen. Der Präsident des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit], die anderen Mitglieder des Ausschusses und die beteiligten Sachverständigen sind an das in Artikel 28 erwähnte Berufsgeheimnis gebunden für alles, wovon sie aufgrund ihres Amtes Kenntnis erhalten haben. [Art. 47 Abs. 1 und 3 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] handelt entweder auf eigene Initiative, auf Antrag unter anderem des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens oder infolge eines an ihn gerichteten Begutachtungsantrags beziehungsweise einer bei ihm eingereichten Beschwerde. Wird die Beschwerde beziehungsweise der Antrag beim Ausschuss für den Schutz des Privatlebens eingereicht, ruft dieser unverzüglich den [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] an. Die Zentrale Datenbank, Einrichtungen für soziale Sicherheit und Personen, die an der Anwendung der sozialen Sicherheit beteiligt sind, müssen dem [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] oder seinen mit einer Untersuchung beauftragten Mitgliedern alle nützlichen Informationen übermitteln und ihnen ihre Mitwirkung gewähren. Alle vorgesetzten Behörden, die Arbeitgeber, ihre Angestellten oder Beauftragten müssen ihren Personalmitgliedern, Angestellten oder Arbeitnehmern erlauben, Fragen zu beantworten, die ihnen im Rahmen einer Untersuchung vom [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] oder von einem seiner Mitglieder gestellt werden, und ihren Ersuchen oder Vorladungen Folge zu leisten. [Art. 48 Abs. 1 bis 4 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Jede Person, insbesondere jedes Personalmitglied der Zentralen Datenbank, einer Einrichtung für soziale Sicherheit, einer Verwaltung oder irgendeines öffentlichen Dienstes, kann sich ohne vorherige Erlaubnis an den [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] wenden, um diesem Fakten oder Zustände mitzuteilen, die ihrer Beurteilung nach dessen Eingreifen erfordern, oder um dem Ausschuss nützliche Vorschläge zu machen.

21 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] darf den Namen der Person, die sich an ihn gewendet hat, nur mit deren ausdrücklicher Zustimmung preisgeben und er darf niemanden wissen lassen, dass er auf diese Weise angerufen worden ist. [Art. 49 Abs. 1 und 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Der Präsident des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] informiert die Einreicher von Beschwerden, Anträgen oder Vorschlägen in annehmbarer Frist über die Folgen ihres Eingreifens und teilt ihnen die Gründe für den Standpunkt des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] oder gegebenenfalls des Ausschusses für den Schutz des Privatlebens mit. [Art. 50 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art [Wenn der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] eine schriftliche Empfehlung abgibt, ein Problem löst oder in einer Streitsache entscheidet, muss er über die Folgen seines Eingreifens informiert werden. In Ermangelung einer zufriedenstellenden Antwort innerhalb der vom [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] festgelegten Frist kann er jederzeit seine Empfehlung beziehungsweise seinen Beschluss öffentlich bekannt machen.] Der Empfänger der Empfehlung oder des Beschlusses darf in diesem Fall ebenfalls seine Antwort und den schließlich getroffenen Beschluss öffentlich bekannt machen. [Art. 51 Abs. 1 ersetzt durch Art. 15 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und abgeändert durch Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Unbeschadet der Zuständigkeit der ordentlichen Gerichtshöfe und Gerichte hinsichtlich der Anwendung der allgemeinen Grundsätze in Bezug auf den Schutz des Privatlebens kann der Präsident des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] jede Streitsache in Bezug auf die Anwendung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen den Arbeitsgerichten vorlegen. [Art. 52 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] KAPITEL VII Überwachung und Strafbestimmungen Abschnitt 1 Sozialinspektoren, ihre Rechte und Pflichten Art Unbeschadet der Befugnisse der Gerichtspolizeioffiziere wird die strafrechtliche Überwachung der Einhaltung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen von den vom König bestimmten und ernannten Bediensteten, nachstehend Sozialinspektoren genannt, ausgeübt. Art Sozialinspektoren dürfen bei der Ausübung ihres Auftrags: 1. zu jeder Tages- und Nachtzeit ohne vorherige Ankündigung alle Einrichtungen für soziale Sicherheit sowie alle Einrichtungen, Teile von Einrichtungen, Räumlichkeiten oder andere Arbeitsstätten frei betreten, von denen sie vernünftigerweise annehmen können, dass dort Tätigkeiten ausgeübt werden, die den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen unterliegen. Zu Wohnräumen haben sie jedoch nur Zugang mit der vorherigen Ermächtigung des Richters am Polizeigericht, 2. alle Untersuchungen, Kontrollen und Vernehmungen vornehmen und alle Informationen sammeln, die sie für notwendig erachten, um sich zu vergewissern, dass die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen tatsächlich eingehalten werden, insbesondere: a) [Sicherheitsberater], mit der Aufbewahrung [personenbezogener Sozialdaten über die Gesundheit] beauftragte Ärzte, Arbeitgeber, ihre Angestellten oder Beauftragten, Bedienstete oder Arbeitnehmer, Empfänger von Leistungen der sozialen Sicherheit beziehungsweise Personen, die Anspruch darauf erheben, und Personen, deren Vernehmung sie für notwendig erachten, entweder einzeln, zusammen oder in Anwesenheit von Zeugen über alle Sachverhalte befragen, deren Kenntnis für die Ausübung der Überwachung nützlich ist, b) sich vor Ort alle Bücher, Register, Unterlagen, Platten, Bänder oder Datenträger mit Sozialdaten vorlegen lassen, die aufgrund des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen erstellt oder geführt werden müssen beziehungsweise für deren Anwendung erforderlich sind, Auszüge daraus beziehungsweise Kopien oder Fotokopien davon anfertigen oder sie sogar gegen Empfangsbestätigung beschlagnahmen, c) Einsicht in alle Bücher, Register, Unterlagen, Platten, Bänder oder Datenträger mit Sozialdaten nehmen und Kopien sowie Fotokopien davon anfertigen, wenn sie dies für die Erfüllung ihres Auftrags für notwendig erachten, oder sie sogar gegen Empfangsbestätigung beschlagnahmen, d) die Personalien der Personen aufnehmen, die sich an den Stätten befinden, an denen Arbeit verrichtet wird, die den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen unterliegt; zu diesem Zweck dürfen sie die Vorlegung offizieller Identitätsdokumente sowie den Nachweis der erforderlichen Ermächtigungen fordern oder versuchen, die Identität dieser Personen durch andere Mittel festzustellen, darin einbegriffen durch Fotografieverfahren, 3. - wenn sie es im Interesse der Empfänger von Leistungen der sozialen Sicherheit oder der Personen, die Anspruch darauf erheben, für notwendig erachten - die Einrichtungen für soziale Sicherheit anweisen, innerhalb der von ihnen festgelegten Frist diesen Personen die sie betreffenden personenbezogenen Sozialdaten mitzuteilen sowie, ebenfalls innerhalb der von den Sozialinspektoren festgelegten Frist, die fehlerhaften, unvollständigen, ungenauen oder überflüssigen Sozialdaten, die diese Einrichtungen aufbewahren, zu berichtigen, zu löschen oder nicht zu nutzen, 4. die Unterstützung der [lokalen und föderalen Polizei] anfordern. Die Einrichtungen für soziale Sicherheit sowie alle staatlichen Dienste, alle Dienste der Gemeinschaften, der Regionen, der Provinzen, der Agglomerationen, der Gemeindeföderationen, der Gemeinden, der Vereinigungen, denen die Gemeinden angehören, und alle öffentlichen Einrichtungen sind verpflichtet, den Sozialinspektoren auf deren Ersuchen hin kostenlos alle Auskünfte zu erteilen und Unterlagen, Datenträger beziehungsweise Kopien davon bereitzustellen, die sie für die Überwachung der Einhaltung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen für notwendig erachten.

22 45278 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE [Art. 54 Abs. 1 Nr. 2 einziger Absatz Buchstabe a) abgeändert durch Art. 3 des G. vom 6. August 1990 (B.S. vom 2. Oktober 1990), Art. 26 des G. vom 6. August 1993 (B.S. vom 9. August 1993) und Art. 99 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); Abs. 1 Nr. 4 abgeändert durch Art. 43 des G. vom 2. August 2002 (B.S. vom 29. August 2002)] Art Wenn die Sozialinspektoren die Einhaltung des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen überwachen, teilen sie die bei ihrer Untersuchung gesammelten Auskünfte ihren mit der Überwachung der Einhaltung der Gesamtheit oder eines Teils der sozialen Sicherheit beauftragten Kollegen mit, sofern diese Auskünfte Letztere für die Durchführung der Überwachung, mit der sie beauftragt sind, interessieren können. Die Mitteilung dieser Auskünfte ist Pflicht, wenn die vorerwähnten, mit der Überwachung beauftragten Kollegen darum ersuchen. Auskünfte, die gesammelt worden sind bei der Ausübung von Pflichten, die von der Gerichtsbehörde vorgeschrieben wurden, dürfen jedoch nur mit deren Ermächtigung mitgeteilt werden; Auskünfte in Zusammenhang mit [personenbezogenen Sozialdaten über die Gesundheit] dürfen nur unter Wahrung der ärztlichen Schweigepflicht mitgeteilt oder verwendet werden. [Art. 55 Abs. 3 abgeändert durch Art. 100 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Sozialinspektoren haben das Recht, Verwarnungen zu erteilen, dem Zuwiderhandelnden eine Frist zu setzen, um sich den Vorschriften anzupassen, und Protokolle zu erstellen. Diese Protokolle haben bis zum Beweis des Gegenteils Beweiskraft, insofern dem Zuwiderhandelnden binnen einer Frist von vierzehn Tagen ab dem Tag nach der Feststellung des Verstoßes eine Abschrift davon per Einschreibebrief notifiziert wurde. Ist der letzte Tag, der in dieser Frist inbegriffen ist, ein Samstag, ein Sonntag oder ein gesetzlicher Feiertag, wird er auf den ersten darauffolgenden Werktag verschoben. Bei der Erstellung der Protokolle können die von den Sozialinspektoren eines Inspektionsdienstes gemachten materiellen Feststellungen mit ihrer Beweiskraft von den Sozialinspektoren eines anderen Dienstes benutzt werden. Für die Anwendung der in Absatz 2 erwähnten Frist gelten die dem Zuwiderhandelnden erteilte Verwarnung oder das Setzen einer Frist, um sich den Vorschriften anzupassen, sowie die von den Mitgliedern des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] gemachten Feststellungen nicht als Feststellung des Verstoßes. [Art. 56 Abs. 4 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 63 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Sozialinspektoren dürfen in der öffentlichen Einrichtung für soziale Sicherheit, der sie verwaltungsmäßig unterstehen, beziehungsweise in mitwirkenden Einrichtungen für soziale Sicherheit, die unter der Aufsicht dieser öffentlichen Einrichtung stehen, keine Aufträge erteilt werden. Art Sozialinspektoren müssen die notwendigen Maßnahmen treffen im Hinblick auf die Wahrung der Vertraulichkeit der personenbezogenen Sozialdaten, von denen sie Kenntnis erhalten haben, und dafür sorgen, dass diese Daten ausschließlich für die Ausführung ihres Überwachungsauftrags benutzt werden. 2 - Sozialinspektoren dürfen, außer bei ausdrücklicher Zustimmung des Einreichers einer Beschwerde in Bezug auf einen Verstoß gegen die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen, den Namen des Einreichers dieser Beschwerde nicht preisgeben, selbst nicht vor Gericht. Es ist ihnen ebenfalls untersagt, insbesondere dem Arbeitgeber des Einreichers der Beschwerde oder seinem Vertreter mitzuteilen, dass infolge einer Beschwerde eine Untersuchung vorgenommen worden ist. Art Jede Entscheidung über die Strafverfolgung aufgrund eines Verstoßes gegen das vorliegende Gesetz und seine Ausführungsmaßnahmen wird den Sozialinspektoren, die das Protokoll erstellt haben, auf ihren Antrag hin zur Kenntnis gebracht. Die Unterrichtung der Sozialinspektoren erfolgt je nach Fall auf Veranlassung des Organs der Staatsanwaltschaft, das diese Entscheidung getroffen hat, oder des Greffiers des Gerichts Erster Instanz beziehungsweise des Appellationshofs, das beziehungsweise der sie ausgesprochen hat. Abschnitt 2 Verstöße, Strafmaßnahmen und diesbezügliche besondere Regeln Art [...] [Art. 60 aufgehoben durch Art. 101 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Mit einer Geldbuße von 100 [EUR] bis zu [EUR] werden belegt: 1. [Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die bei der Durchführung von Untersuchungen, die für die Kenntnis, die Konzeption und die Verwaltung der sozialen Sicherheit nützlich sein können, Sozialdaten entgegen den Bestimmungen von Artikel 5 verarbeiten oder die sich nicht der Kontrolle [der Abteilung Soziale Sicherheit des Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] unterwerfen,] 2. die Zentrale Datenbank und Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 15 personenbezogene Sozialdaten mitteilen, ohne dazu ermächtigt zu sein oder ohne, im Voraus oder nicht, den [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] informiert zu haben, [2bis Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 15 2 personenbezogene Daten über die Gesundheit im Sinne des Gesetzes vom 8. Dezember 1992 über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten mitteilen, ohne dazu vom Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit ermächtigt zu sein,] 3. die Zentrale Datenbank und Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 22 nicht die Maßnahmen ergriffen haben, die eine perfekte Aufbewahrung personenbezogener Sozialdaten gewährleisten, 4. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 23 Absatz 1 Mitteilung personenbezogener Sozialdaten, die sie für die Anwendung der sozialen Sicherheit nicht benötigten, beantragt und erhalten haben, 5. die Zentrale Datenbank und Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 26 2 die vorgeschriebenen Vermerke in dem regelmäßig fortzuschreibenden Register nicht vorgenommen haben, 6. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die sich außerhalb der in vorliegendem Gesetz oder seinen Ausführungsmaßnahmen vorgesehenen Bedingungen vorsätzlich Zugriff verschafft haben auf die Gesamtheit oder einen Teil der automatisierten Verarbeitung von Sozialdaten des Netzwerks beziehungsweise die diesen Zugriff vorsätzlich aufrechterhalten haben,

23 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die außerhalb der in vorliegendem Gesetz oder seinen Ausführungsmaßnahmen vorgesehenen Bedingungen vorsätzlich Daten in das Netzwerk eingegeben haben oder die im Netzwerk enthaltenen Daten gelöscht beziehungsweise geändert haben oder deren Verarbeitungsbeziehungsweise Übermittlungsweisen geändert haben. [Art. 61 einziger Absatz einleitende Bestimmung abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (B.S. vom 29. Juli 2000); einziger Absatz Nr. 1 ersetzt durch Art. 203 des G. (I) vom 24. Dezember 2002 (B.S. vom 31. Dezember 2002) und abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 64 Nr. 1 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); einziger Absatz Nr. 2 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 64 Nr. 2 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); einziger Absatz Nr. 2bis eingefügt durch Art. 64 Nr. 3 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Mit einer Gefängnisstrafe von acht Tagen bis zu sechs Monaten und mit einer Geldbuße von 100 [EUR] bis zu [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen werden belegt: 1. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die, vorschriftsmäßig oder nicht, Mitteilung personenbezogener Sozialdaten erhalten haben und diese wissentlich zu anderen Zwecken benutzt haben als die durch oder aufgrund des vorliegenden Gesetzes vorgesehenen Zwecke, 2. [...] 3. [Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 20 2 Berichtigungen und Löschungen der von ihnen verarbeiteten personenbezogenen Sozialdaten nicht der Zentralen Datenbank mitgeteilt haben,] 4. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 23 Absatz 2 nicht die notwendigen Maßnahmen ergriffen haben, um die Vertraulichkeit der personenbezogenen Sozialdaten zu wahren und dafür zu sorgen, dass diese ausschließlich für die durch oder aufgrund des vorliegenden Gesetzes vorgesehenen Zwecke beziehungsweise für die Anwendung ihrer gesetzlichen Verpflichtungen verwendet werden, sowie Personen, ihre Angestellten und Beauftragten, die die Bedingungen und Modalitäten, unter beziehungsweise gemäß denen der König aufgrund von Artikel 23 Absatz 3 die Aufbewahrung solcher Daten länger als die für die Anwendung der sozialen Sicherheit erforderliche Zeit erlaubt, nicht eingehalten haben, 5. die Zentrale Datenbank und Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 24 nicht innerhalb beziehungsweise außerhalb ihres Personals keinen [Sicherheitsberater] bestimmt haben, 6. die Zentrale Datenbank und Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 26 1 Absatz 1 die [personenbezogenen Sozialdaten über die Gesundheit] nicht von einem Arzt haben aufbewahren lassen, 7. die Zentrale Datenbank und Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die mit der Aufbewahrung [personenbezogener Sozialdaten über die Gesundheit] beauftragt sind und die entgegen den Bestimmungen von Artikel 26 2 die vorgesehenen namentlichen Bestimmungen nicht vorgenommen haben beziehungsweise den Inhalt und die Tragweite der Ermächtigungen zum Zugriff auf [personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit] nicht bestimmt haben, 8. Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 26 3 Absatz 1 nicht darüber gewacht haben, dass der Zugriff auf [personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit], die in automatisierten Datenbanken enthalten sind, ausschließlich durch individuelle Zugriffs- und Fachbereichscodes erfolgt, 9. Inhaber individueller Zugriffs- und Fachbereichscodes, die diese entgegen den Bestimmungen von Artikel 26 3 Absatz 1 weitergegeben haben, 10. Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 26 3 Absatz 2 nicht darüber gewacht haben, dass [personenbezogene Sozialdaten über die Gesundheit], die in einem automatisierten Archiv aufbewahrt werden, sich auf Datenträgern befinden müssen, die nicht unmittelbar zugänglich sind, 11. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die die Funktionsweise der automatisierten Verarbeitung von Sozialdaten des Netzwerks vorsätzlich behindert oder beeinträchtigt haben oder die die Gesamtheit oder einen Teil einer solchen Verarbeitung, insbesondere die dort befindlichen Daten oder Programme, vorsätzlich beschädigt oder vernichtet haben. [Art. 62 einziger Absatz einleitende Bestimmung abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (B.S. vom 29. Juli 2000); einziger Absatz Nr. 2 aufgehoben durch Art. 70 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996); einziger Absatz Nr. 3 ersetzt durch Art. 102 Nr. 1 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); einziger Absatz Nr. 5 abgeändert durch Art. 27 des G. vom 6. August 1993 (B.S. vom 9. August 1993); einziger Absatz Nr. 6 abgeändert durch Art. 102 Nr. 2 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); einziger Absatz Nr. 7 abgeändert durch Art. 102 Nr. 2 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); einziger Absatz Nr. 8 abgeändert durch Art. 102 Nr. 3 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000); einziger Absatz Nr. 10 abgeändert durch Art. 102 Nr. 2 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Mit einer Gefängnisstrafe von drei Monaten bis zu einem Jahr und mit einer Geldbuße von 200 [EUR] bis zu [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen werden belegt: 1. natürliche Personen, die bei der Erhebung, Verarbeitung beziehungsweise Mitteilung personenbezogener Sozialdaten mitwirken oder Kenntnis solcher Daten haben und die entgegen den Bestimmungen von Artikel 28 ihrer Pflicht, die Vertraulichkeit dieser Daten zu wahren, nicht nachgekommen sind - die im Gesetz vorgesehenen Fälle ausgenommen, 2. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die vom König aufgrund der Bestimmungen von Artikel 29 bestimmt sind, [die Datenbestände der Zentralen Datenbank], die Sozialdatenbanken beziehungsweise die dort aufbewahrten personenbezogenen Sozialdaten zu vernichten oder vernichten zu lassen, und die vorsätzlich ihren Auftrag nicht ausgeführt haben oder ihn ausgeführt haben, ohne die vorgesehenen Bedingungen und Modalitäten einzuhalten, 3. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die, ohne vom König dazu bestimmt zu sein, vorsätzlich [die Datenbestände der Zentralen Datenbank], die Sozialdatenbanken beziehungsweise die dort aufbewahrten personenbezogenen Sozialdaten vernichtet haben oder haben vernichten lassen, ganz gleich, ob die aufgrund von Artikel 29 vorgesehenen Bedingungen und Modalitäten eingehalten worden sind oder nicht,

24 45280 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 4. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 49 Absatz 1 das Recht, sich an den [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] zu wenden, in gleich welcher Weise behindert haben oder die denjenigen, die dieses Recht genutzt haben oder nutzen wollten, gedroht haben, 5. der Präsident und die Mitglieder des [Sektoriellen Ausschusses der sozialen Sicherheit und der Gesundheit], die entgegen den Bestimmungen von Artikel 49 Absatz 2 den Namen der Person, die sich an den [Sektoriellen Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] gewendet hat, preisgegeben haben oder die preisgegeben haben, dass der [Sektorielle Ausschuss der sozialen Sicherheit und der Gesundheit] auf diese Weise angerufen worden ist, 6. Einrichtungen für soziale Sicherheit, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die den Anweisungen der Sozialinspektoren gemäß Artikel 54 Absatz 1 Nr. 3 nicht Folge geleistet haben, 7. Sozialinspektoren, die entgegen den Bestimmungen von Artikel 58 den Namen des Einreichers einer Beschwerde, auch wenn es vor Gericht war, preisgegeben haben oder die preisgegeben haben, dass eine Untersuchung infolge einer Beschwerde vorgenommen worden ist, 8. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die sich mit betrügerischer Absicht oder mit der Absicht zu schaden Zugriff auf die Gesamtheit oder einen Teil der automatisierten Verarbeitung von Sozialdaten des Netzwerks verschafft haben oder diesen Zugriff aufrechterhalten haben, Daten in das Netzwerk eingegeben haben, die im Netzwerk enthaltenen Daten oder deren Verarbeitungs- beziehungsweise Übermittlungsweisen gelöscht beziehungsweise geändert haben, die Funktionsweise der automatisierten Verarbeitung von Sozialdaten des Netzwerks behindert oder beeinträchtigt haben oder die Gesamtheit oder einen Teil einer solchen Verarbeitung, insbesondere die dort befindlichen Daten oder Programme, beschädigt oder vernichtet haben, 9. Personen, ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten, die die aufgrund des vorliegenden Gesetzes und seiner Ausführungsmaßnahmen organisierte Überwachung, sei sie strafrechtlich oder nicht, behindert haben. Für die Anwendung von Absatz 1 Nr. 9 liegt jedoch kein Verstoß vor, wenn die Behinderung der Überwachung von einem Arzt ausgeht, der sich auf die ärztliche Schweigepflicht beruft, und wenn der Richter diese Rechtfertigung als begründet ansieht. Um zu beurteilen, ob die angeführte Rechtfertigung begründet ist, kann der Richter ein Mitglied des Rates der Ärztekammer des betreffenden Bereichs als Sachverständigen bestimmen. [Art. 63 Abs. 1 einleitende Bestimmung abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (B.S. vom 29. Juli 2000); Abs. 1 Nr. 2 abgeändert durch Art. 4 des G. vom 6. August 1990 (B.S. vom 2. Oktober 1990); Abs. 1 Nr. 3 abgeändert durch Art. 4 des G. vom 6. August 1990 (B.S. vom 2. Oktober 1990); Abs. 1 Nr. 4 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 65 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007); Abs. 1 Nr. 5 abgeändert durch Art. 14 des G. vom 26. Februar 2003 (B.S. vom 26. Juni 2003) und Art. 65 des G. (III) vom 1. März 2007 (B.S. vom 14. März 2007)] Art Wenn mehrere Taten gegen die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes oder seiner Ausführungsmaßnahmen verstoßen, werden alle Strafen zusammengerechnet, ohne dass sie jedoch das Doppelte des Höchstmaßes der schwersten Strafe übersteigen dürfen. Art Bei Verstoß gegen eine Bestimmung des vorliegenden Gesetzes oder seiner Ausführungsmaßnahmen binnen drei Jahren nach einer endgültig gewordenen Korrektionalentscheidung kann die Strafe auf das Doppelte des Höchstmaßes gebracht werden. Art [...] [Art. 66 aufgehoben durch Art. 103 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Wenn der Schaden, der anderen durch einen Verstoß eventuell zugefügt worden ist, vollständig entschädigt worden ist, kann der Arbeitsauditor - wenn er der Ansicht ist, nur die Geldbuße beziehungsweise die Geldbuße und die Einziehung fordern zu müssen - den Zuwiderhandelnden ersuchen, der Mehrwertsteuer-, Registrierungs- und Domänenverwaltung einen bestimmten Geldbetrag zu zahlen. Der Arbeitsauditor legt die Zahlungsmodalitäten und die Zahlungsfrist fest. Diese Frist beläuft sich auf mindestens acht Tage und maximal sechs Monate; in außergewöhnlichen Fällen kann sie bis auf zwölf Monate verlängert werden. Der in Absatz 1 erwähnte Geldbetrag darf die höchste vorgesehene Geldbuße - zuzüglich Zuschlagzehnteln und gegebenenfalls multipliziert mit der Anzahl der durch den Verstoß betroffenen Arbeitnehmer - nicht überschreiten; er darf nicht weniger betragen als ein Viertel der in den Artikeln [...] 61, 62 und 63 erwähnten Mindestgeldbuße zuzüglich Zuschlagzehnteln. Für den Rest wird gemäß Artikel 216bis 1 Absatz 4 und folgenden sowie 2 des Strafprozessgesetzbuches verfahren. [Art. 67 Abs. 3 abgeändert durch Art. 104 des G. vom 12. August 2000 (B.S. vom 31. August 2000)] Art Die Strafverfolgung verjährt in drei Jahren ab dem Tag, an dem der Verstoß begangen worden ist. Art Die Strafe verjährt in drei Jahren ab dem Datum des Entscheids oder des Urteils, durch den beziehungsweise das sie verkündet worden ist. Art Personen haften zivilrechtlich für die Zahlung der Geldbußen, zu denen ihre Angestellten beziehungsweise Beauftragten verurteilt worden sind. Art Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 64 des vorliegenden Gesetzes finden die Bestimmungen von Buch I des Strafgesetzbuches, einschließlich Kapitel VII und Artikel 85, jedoch mit Ausnahme von Kapitel V, Anwendung auf die im vorliegenden Gesetz vorgesehenen Verstöße. KAPITEL VIII Abänderungsbestimmungen Art [Abänderungsbestimmungen]

25 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE KAPITEL IX Aufhebungs-, Übergangs- und Schlussbestimmungen Abschnitt 1 Aufhebungsbestimmungen Art [Aufhebungsbestimmungen] Abschnitt 2 Übergangsbestimmungen Art Während eines Zeitraums von einem Jahr, der an dem Datum der Veröffentlichung des Stellenplans der Zentralen Datenbank im Belgischen Staatsblatt beginnt, können der König für Stellen der Stufe 1 und der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Sozialfürsorge gehört, für Stellen der anderen Stufen Ersternennungen vornehmen, indem sie auf definitiv ernannte statutarische Bedienstete der [öffentlichen Dienste] zurückgreifen. Für diese Ernennungen gilt kein Vorrangsrecht. Sie sind Gegenstand eines Bewerberaufrufs durch Bekanntmachung im Belgischen Staatsblatt, in dem insbesondere offene Stellen, Zulassungsbedingungen und Fristen und Modalitäten für das Einreichen der Bewerbungen vermerkt sind. Um bei der Zentralen Datenbank in einen höheren Dienstgrad ernannt zu werden als den, den die Bewerber in ihrer ursprünglichen Verwaltung innehaben, oder um bei der Zentralen Datenbank in einer höheren Stufe ernannt zu werden als der, der sie in ihrer ursprünglichen Verwaltung angehören, müssen sie alle Bedingungen erfüllen, insbesondere die in Bezug auf Dienstalter und Diplom, aufgrund deren sie Zugang zu einem solchen Dienstgrad oder einer solchen Stufe in der Einrichtung haben können, die sie zu verlassen wünschen. [Art. 85 Abs. 1 abgeändert durch Art. 50 des G. vom 26. Juni 1992 (B.S. vom 30. Juni 1992)] Art Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass vorsehen, dass ein Teil der bei der Zentralen Datenbank offenen Stellen unter den von Ihm festgelegten Bedingungen - wozu eine Prüfung gehört - dem Personal vorbehalten ist, das am 16. Juni 1989 bereits tätig und bei der Vereinigung beschäftigt ist, die von den in Artikel 39ter des Gesetzes vom 29. Juni 1981 zur Festlegung der allgemeinen Grundsätze der sozialen Sicherheit für Lohnempfänger erwähnten Einrichtungen für die Ausführung ihrer Aufträge in Sachen maschineller Datenverarbeitung und Informatik gegründet worden ist. Art In Abweichung vom Verwaltungs- und Besoldungsstatut der Einrichtungen öffentlichen Interesses kann die Zentrale Datenbank für Stellen der [Stufe 1 oder 2+ im Rahmen eines befristeten oder unbefristeten Arbeitsvertrags] Informatikpersonal anstellen nach Verhältnis der in ihrem Stellenplan vorgesehenen Anzahl offener Stellen, die nicht auf Grundlage der Artikel 85 beziehungsweise 86 oder gemäß gewöhnlichen Verfahren vergeben werden konnten. [...] [Art. 87 abgeändert durch Art. 71 Nr. 1 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996); früherer Absatz 2 aufgehoben durch Art. 71 Nr. 2 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996)] Art Öffentliche Einrichtungen für soziale Sicherheit können der Zentralen Datenbank auf ihren Antrag hin zeitweilig und unentgeltlich Personal zur Verfügung stellen. Der König setzt dieser Möglichkeit ein Ende, nachdem er festgestellt hat, dass die Zentrale Datenbank einsatzfähig geworden ist. Art [Der König kann durch einen im Ministerrat beratenen Erlass die Bedingungen bestimmen, unter denen das gemäß Artikel 87 im Rahmen eines Arbeitsvertrags angestellte Informatikpersonal beantragen kann, in das statutarische Personal der Zentralen Datenbank aufgenommen zu werden.] Der König kann die Wahrung des erworbenen Dienstalters und Gehalts von Fall zu Fall für diejenigen gewährleisten, die sich entschlossen haben, statutarische Bedienstete zu werden, und alle weiteren Maßnahmen ergreifen, um ihre Interessen zu sichern. [Art. 89 Abs. 1 ersetzt durch Art. 72 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996)] Art [...] [Art. 90 aufgehoben durch Art. 73 des G. vom 29. April 1996 (B.S. vom 30. April 1996)] Art Ab dem Datum und gemäß den Modalitäten, die der König festlegt, tritt die Zentrale Datenbank in die Rechte und Pflichten ein, die aus den Maßnahmen hervorgehen, die zur Vorbereitung und Verwirklichung ihrer Entwicklung und Einsetzung vor dem in Artikel 94 erwähnten Inkrafttreten ergriffen worden sind. Abschnitt 3 Schlussbestimmungen Art [...] [Art. 92 aufgehoben durch Art. 49 Nr. 3 des G. vom 8. Dezember 1992 (B.S. vom 18. März 1993)] [Art. 92bis - [...]] [Art. 92bis eingefügt durch Art. 60 des G. vom 20. Juli 1991 (B.S. vom 1. August 1991) und aufgehoben durch Art. 49 Nr. 4 des G. vom 8. Dezember 1992 (B.S. vom 18. März 1993)] Art Anlässlich einer eventuellen Kodifikation der Gesamtheit oder eines Teils der sozialen Sicherheit kann der König durch einen im Ministerrat beratenen Erlass die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes in diese Kodifikation einbeziehen, indem er die Terminologie des Gesetzes mit der Terminologie der Kodifikation in Einklang bringt, jedoch ohne den Inhalt des Gesetzes zu ändern oder die darin festgehaltenen Grundsätze anzutasten. Der in Absatz 1 erwähnte Entwurf eines Königlichen Erlasses wird dem Nationalen Arbeitsrat oder gegebenenfalls dem Hohen Rat des Mittelstands zur Begutachtung vorgelegt; er bedarf zu seiner Bestätigung eines Gesetzentwurfs, der den Gesetzgebenden Kammern nach Gutachten des Staatsrats vorzulegen ist. Die Kodifikation wird, nachdem sie durch Gesetz bestätigt worden ist, ab dem in diesem Gesetz bestimmten Datum wirksam. Art Die Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes treten für die Gesamtheit oder einen Teil der sozialen Sicherheit an dem vom König durch einen im Ministerrat beratenen Erlass festgelegten Datum, nach Stellungnahme des Nationalen Arbeitsrates oder gegebenenfalls des Hohen Rates des Mittelstands in Kraft, ohne dass dieses Inkrafttreten vor dem ersten Tag des dritten Monats nach der Veröffentlichung des vorliegenden Gesetzes im Belgischen Staatsblatt erfolgen darf.

26 45282 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN N [C 2010/00405] 30 JUNI Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedureen werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR F [C 2010/00405] 30 JUIN Arrêté ministériel modifiant l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er,delaloidu 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers ADVIES /4 VAN 31 MEI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 4 mei 2010 door de Staatssecretaris voor Migratie - en asielbeleid, toegevoegd aan de Minister belast met Migratie - en asielbeleid verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingen-zaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van de minister beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de minister in aanmerking kan nemen als hij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is. Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, 1, eerste lid, 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten. Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. Dispositief Artikel 1 1. Het ontwerp heeft tot doel gevolg te geven aan arrest nr van 3 maart 2010 van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Artikel 1 van het ontwerp moet er derhalve voor zorgen dat dit vernietigingsarrest volledig uitgevoerd wordt. 2. Bovendien moet de onderzochte bepaling worden aangevuld met het opschrift van het gewijzigde ministerieel besluit en met de datum van het arrest van de Raad van State. 3. Bijgevolg moet artikel 1 van het ontwerp als volgt worden geredigeerd : «In het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 ecember 1980 betreffende de toegang AVIS /4 DU 31 MAI 2010 DE LA SECTION DE LEGISLATION DU CONSEIL D ETAT Le Conseil d Etat, section de législation, quatrième chambre, saisi par le Secrétaire d Etat à la Politique de migration et d asile, adjoint à la Ministre chargée de la Politique de migration et d asile, le 4 mai 2010, d une demande d avis, dans un délai de trente jours, sur un projet d arrêté ministériel modifiant l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er,de la loi du 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers, a donné l avis suivant : Compte tenu du moment où le présent avis est donné, le Conseil d Etat attire l attention sur le fait qu en raison de la démission du Gouvernement, la compétence du ministre se trouve limitée à l expédition des affaires courantes. Le présent avis est toutefois donné sans qu il soit examiné si le projet relève bien de la compétence ainsi limitée, la section de législation n ayant pas connaissance de l ensemble des éléments de fait que le ministre peut prendre en considération lorsqu il doit apprécier la nécessité d arrêter ou de modifier des dispositions réglementaires. Comme la demande d avis est introduite sur la base de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,1, des lois coordonnées sur le Conseil d Etat, tel qu il est remplacé par la loi du 2 avril 2003, la section de législation limite son examen au fondement juridique du projet, à la compétence de l auteur de l acte ainsi qu à l accomplissement des formalités préalables, conformément à l article 84, 3, des lois coordonnées précitées. Sur ces trois points, le projet appelle les observations ci-après. Dispositif Article 1 er 1. Le projet a pour objet de faire suite à l arrêt n du 3 mars 2010 de la section du contentieux administratif du Conseil d Etat. L article 1 er du projet doit dès lors assurer la complète exécution de cet arrêt d annulation. 2. En outre, la disposition à l examen doit être complétée par l intitulé de l arrêté ministériel modifié et par la date de l arrêt du Conseil d Etat. 3. Par conséquent, l article 1 er du projet sera rédigé de la manière suivante : «Dans l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er,delaloidu 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers, à la place de l article 6, 2), annulé par

27 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt, in plaats van artikel 6, 2), vernietigd bij arrest nr van 3 maart 2010 van de Raad van State, een artikel 6, 2) ingevoegd, luidende : «Wordt de klacht ingediend binnen vijf dagen, te rekenen vanaf de dag na die waarop bewezen kan worden geacht dat de klager daadwerkelijk kennis heeft van de feiten of van de beslissing?». l arrêt n du 3 mars 2010 du Conseil d Etat, il est inséré un article 6, 2), rédigé comme suit : «Est-ce que la plainte est introduite dans les cinq jours à dater du lendemain du jour où il peut être considéré comme établi que le plaignant a une connaissance effective des faits ou de la décision?». Artikel 2 Het onderzochte artikel 2 bepaalt : «De klachten die werden ingediend vanaf de vernietiging door de Raad van State, van artikel 6, 2) bij arrest nr van 3 maart 2010, worden behandeld volgens de regels, vastgelegd in het nieuwe artikel 6, 2) van dit besluit.» De onderzochte bepaling, die een nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarde, zoals die in het ontworpen nieuwe artikel 6, 2), toepasselijk maakt op klachten ingediend vanaf 3 maart 2010, heeft daardoor terugwerkende kracht. In de regel hebben bestuurshandelingen krachtens een algemeen rechtsbeginsel geen terugwerkende kracht. Die kracht kan evenwel gewettigd zijn als ze door de wet wordt toegestaan. Terugwerkende kracht is, indien ze niet door de wet wordt toegestaan, alleen aanvaardbaar bij wijze van uitzondering, inzonderheid wanneer dat nodig is voor de continuïteit van de openbare dienst of voor de regularisering van een rechtstoestand of een feitelijke toestand en voor zover de vereisten inzake rechtszekerheid vervuld zijn en de individuele rechten geëerbiedigd worden. Door de rijkwijdte van artikel 2 van het ontwerp komen de adressaten van de in dat artikel vervatte regels in een minder gunstige situatie terecht dan die waarin ze verkeerden 2. Bovendien legt de ontworpen bepaling aan klagers de verplichting op om met terugwerking een termijn in acht te nemen die, in bijna alle gevallen, verstreken zal zijn, zodanig dat ze hen in dat geval het recht ontneemt om een klacht in te dienen. Terugwerking lijkt dus voor deze bepaling niet in overweging te kunnen worden genomen. Artikel 2 behoort derhalve te vervallen. Article 2 L article 2 à l examen prévoit que : «Les plaintes introduites depuis l annulation de l article 6, 2), par l arrêtn du Conseil d Etat en date du 3 mars 2010, sont traitées selon les règles fixées par le nouvel article 6, 2) de cet arrêté». En rendant applicable une nouvelle condition de recevabilité, telle que prévue dans le nouvel article 6, 2) en projet, aux plaintes introduites à partir du 3 mars 2010, la disposition examinée a une portée rétroactive. La non-rétroactivité des actes administratifs est de règle, en vertu d un principe général de droit. Elle peut toutefois être justifiée si elle est autorisée par la loi. En l absence d autorisation légale, la rétroactivité ne peut être admise qu à titre exceptionnel, lorsqu elle est nécessaire, notamment, à la continuité du service public ou à la régularisation d une situation de fait ou de droit et pour autant qu elle respecte les exigences de la sécurité juridique et les droits individuels. La portée de l article 2 du projet place rétroactivement les destinataires des règles contenues dans cet article dans une position moins favorable que celle qui était la leur 1. En outre, la disposition en projet impose aux plaignants de respecter rétroactivement un délai qui, dans presque tous les cas, sera révolu, en manière telle qu elle les prive alors du droit de porter plainte. La rétroactivité ne semble donc pas pouvoir être envisagée pour cette disposition. L article 2 doit dès lors être omis. Artikel 3 Artikel 3 bepaalt dat het besluit in werking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Tenzij er een specifieke reden bestaat die een afwijking wettigt van de gebruikelijke termijn van inwerkingtreding, vastgesteld bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, dient in principe te worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding om iedereen een redelijke termijn te bieden voor kennisneming van de nieuwe bepalingen. De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Liénardy, kamervoorzitter; J. Jaumotte en L. Detroux, staatsraden; Mevr. C. Gigot, griffier. Het verslag werd uitgebracht door Mevr. V. Schmitz, adjunctauditeur. Article 3 L article 3 prévoit que l arrêté est appelé àentrer en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge. A moins d une raison spécifique justifiant une dérogation au délai usuel d entrée en vigueur, fixé par l article 6, alinéa 1 er, de la loi, à la publication du 31 mai 1961 relative à l emploi des langues en matière législative, à la présentation, à la publication et à l entrée en vigueur des textes légaux et réglementaires, il faut renoncer, en principe, à l entrée en vigueur immédiate afin d accorder à chacun un délai raisonnable pour prendre connaissance des nouvelles règles. La chambre était composée de: MM. : P. Liénardy, président de chambre, J. Jaumotte et L. Detroux, conseillers d Etat, Mme C. Gigot, greffier. Le rapport a été présenté par Mme V. Schmitz, auditeur adjoint. De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy. De griffier, De voorzitter, Le greffier, Le président, C. Gigot. P. Liénardy. C. Gigot. P. Liénardy.

28 45284 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 30 JUNI Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedureen werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 30 JUIN Arrêté ministériel modifiant l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er,delaloidu 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers De Minister van Migratie- en Asielbeleid en de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid, Gelet op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en verwijdering van vreemdelingen, inzonderheid op artikel 74/8, 2, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1996; Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op artikel 133; Gelet op het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; Gelet op het advies nr /4 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2010, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, La Ministre de la Politique de Migration et d Asile et le Secrétaire d Etat à la Politique de Migration et d Asile, Vu la loi du 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers, plus particulièrement en son article 74/8, 2, inséré par la loi du 15 juillet 1996; Vu l arrêté royal du 2 août 2002, fixant le régime et les mesures de fonctionnement, applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er, de la loi du 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers, l article 133; Vu l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er,delaloidu 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers; Vu l avis n /4 du Conseil d Etat, donné le 31 mai 2010, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,1, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, Besluit : Enig artikel. In het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt in plaats van artikel 6, 2), vernietigd door besluit nr van 3 maart 2010 van de Raad van State, een artikel 6, 2) ingevoegd, luidende : «Wordt de klacht ingediend binnen vijf dagen, te rekenen vanaf de dag na die waarop bewezen kan worden geacht dat de klager daadwerkelijk kennis heeft van de feiten of van de beslissing?». Brussel, 30 juni De Vice-Eerste Minister en Minister van Migratie- en Asielbeleid, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid, M. WATHELET Arrête : Article unique. Dans l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé à l article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er, de la loi du 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers, à la place de l article 6, 2) annulé par arrêt n du 3 mars 2010 du Conseil d Etat, il est inséré un article 6, 2), rédigé comme suit : «Est ce que la plainte est introduite dans les cinq jours à dater du lendemain du jour où il peut être considéré comme établi que le plaignant a une connaissance effective des faits ou de la décision?». Bruxelles, le 30 juin La Vice-Première Ministre et Ministre de la Politique de Migration et d Asile, Mme J. MILQUET Le Secrétaire d Etat à la Politique de Migration et d Asile, M. WATHELET

29 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID N [2010/203624] 21 MEI Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid van centra voor volwassenenonderwijs De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, artikel 64, 1, 2 en 3 en artikel 181; Gelet op de programmatieadviezen van de betrokken Consortia voor Volwassenenonderwijs; Gelet op de concordantieadviezen van de Inspectie Volwassenenonderwijs; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 mei 2010; Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Sint-Lutgardis, Gasthuisstraat 3, in 2400 Mol, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs informatica - toepassingssoftware - verkort. Art. 2. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Meviza, Vaartdijk 86, in 2800 Mechelen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs Bulgaars - richtgraad 1. Art. 3. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs de Nobel, Alexianenweg 2, in 3300 Tienen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs Vlaamse gebarentaal - richtgraad 1. Art. 4. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Talen en Informatica, Lange Molenstraat 4, in 1800 Vilvoorde, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs : algemene vorming BSO 3 ; algemene vorming TSO 3. Art. 5. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Lethas, Landsroemlaan 126, in 1083 Ganshoren, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs Latijns schrift. Art. 6. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Sint-Barbara Instituut, Kastanjelaan 59, in 3630 Maasmechelen, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs : Frans professioneel bedrijfsgericht - richtgraad 2 ; Engels professioneel bedrijfsgericht - richtgraad 2. Art. 7. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Centrum voor Talen en Techniek Limburg, Halmstraat 6, in 3600 Genk, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs polyvalent verzorgende/thuis- en bejaardenzorg BSO 3. Art. 8. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Moderne Talen, Gouverneur Verwilghensingel 5, in 3500 Hasselt, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs Servisch-Kroatisch richtgraad 1. Art. 9. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs LBC - NVK, Kroonmolenstraat 4, in 9100 Sint-Niklaas, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs polyvalent verzorgende/thuis- en bejaardenzorg BSO 3. Art. 10. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Janitor, Noordlaan 32, in 9100 Sint-Niklaas, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs informatica - toepassingssoftware - verkort. Art. 11. Het Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Waas en Durme, Durmelaan 34A, in 9160 Lokeren, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs algemene vorming BSO 3. Art. 12. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrij Technisch Instituut, Vakschoolstraat 41, in 9300 Aalst, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs algemene vorming TSO 3. Art. 13. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs de Avondschool, Leopold III-laan 1, in 8400 Oostende, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang. Art. 14. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrij Technisch Instituut, Boeveriestraat 73, in 8000 Brugge, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleiding secundair volwassenenonderwijs polyvalent verzorgende/thuisen bejaardenzorg BSO 3.

30 45286 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 15. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Opleidingscentrum Merchtem Sint-Donatus, Dendermondetsraat 26, in 1785 Merchtem, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs : DTP operator ; bedrijfsbeheer ; koken. Art. 16. Het Centrum voor Volwassenenonderwijs Kempen, Leenhofstraat 33, in 2400 Mol, verkrijgt onderwijsbevoegdheid voor de opleidingen secundair volwassenenonderwijs : binnenschrijnwerker ; buitenschrijnwerker. Art. 17. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010 betreffende de uitbreiding van de onderwijsbevoegdheid van centra voor volwassenenonderwijs worden de woorden onderhoud van alarmsystemen vervangen door de woorden installatie en onderhoud van alarmsystemen. Art. 18. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2010, met uitzondering van artikel 16 dat uitwerking heeft vanaf 1 februari Art. 19. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 21 mei De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel P. SMET TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [2010/203624] 21 MAI Arrêté du Gouvernement flamand relatif à l extension de la compétence d enseignement de centres d éducation des adultes Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 15 juin 2007 relatif à l éducation des adultes, notamment les articles 64, 1 er, 2 et 3, et 181; Vu les avis de programmation des consortiums éducation des adultes concernés; Vu les avis de concordance de l Inspectie Volwassenenonderwijs (Inspection de l Education des Adultes); Vu l avis de l Inspection des Finances, rendu le 7 mai 2010; Sur la proposition du Ministre flamand de l Emploi, de l Enseignement et de la Formation; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Sint-Lutgardis, Gasthuisstraat 3, à 2400 Mol, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes informatica - toepassingssoftware - verkort. Art. 2. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Meviza, Vaartdijk 86, à 2800 Mechelen, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes Bulgaars - richtgraad 1. Art. 3. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs de Nobel, Alexianenweg 2, à 3300 Tienen, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes Vlaamse gebarentaal - richtgraad 1. Art. 4. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Talen en Informatica, Lange Molenstraat 4, à 1800 Vilvoorde, obtient compétence d enseignement pour les formations suivantes de l enseignement secondaire des adultes : algemene vorming BSO 3 ; algemene vorming TSO 3. Art. 5. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Lethas, Landsroemlaan 126, à 1083 Ganshoren, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes Latijns schrift. Art. 6. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Sint-Barbara Instituut, Kastanjelaan 59, à 3630 Maasmechelen, obtient compétence d enseignement pour les formations suivantes de l enseignement secondaire des adultes : Frans professioneel bedrijfsgericht - richtgraad 2 ; Engels professioneel bedrijfsgericht - richtgraad 2. Art. 7. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Centrum voor Talen en Techniek Limburg, Halmstraat 6, à 3600 Genk, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes polyvalent verzorgende/thuis- en bejaardenzorg BSO 3. Art. 8. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Moderne Talen, Gouverneur Verwilghensingel 5, à 3500 Hasselt, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes Servisch-Kroatisch richtgraad 1. Art. 9. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs LBC - NVK, Kroonmolenstraat 4, à 9100 Sint-Niklaas, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes polyvalent verzorgende/thuisen bejaardenzorg BSO 3.

31 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 10. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Janitor, Noordlaan 32, à 9100 Sint-Niklaas, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes informatica - toepassingssoftware - verkort. Art. 11. Le Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs Waas en Durme, Durmelaan 34A, à 9160 Lokeren, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes algemene vorming BSO 3. Art. 12. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrij Technisch Instituut, Vakschoolstraat 41, à 9300 Aalst, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes algemene vorming TSO 3. Art. 13. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs de Avondschool Leopold III-laan 1, à 8400 Oostende, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes begeleid(st)er buitenschoolse kinderopvang. Art. 14. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Vrij Technisch Instituut, Boeveriestraat 73, à 8000 Brugge, obtient compétence d enseignement pour la formation de l enseignement secondaire des adultes polyvalent verzorgende/thuis- en bejaardenzorg BSO 3. Art. 15. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Opleidingscentrum Merchtem Sint-Donatus, Dendermondestraat 26, à 1785 Merchtem, obtient compétence d enseignement pour les formations suivantes de l enseignement secondaire des adultes : DTP operator ; bedrijfsbeheer ; koken. Art. 16. Le Centrum voor Volwassenenonderwijs Kempen, Leenhofstraat 33, à 2400 Mol, obtient compétence d enseignement pour les formations suivantes de l enseignement secondaire des adultes : binnenschrijnwerker ; buitenschrijnwerker. Art. 17. Al article 2 de l arrêté du Gouvernement flamand du 19 mars 2010 relatif à l extension de la compétence d enseignement de certains centres d éducation des adultes, les mots onderhoud van alarmsystemen sont remplacés par les mots installatie en onderhoud van alarmsystemen. Art. 18. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er septembre 2010, à l exception de l article 16, qui produit ses effets le 1 er février Art. 19. Le Ministre flamand ayant l enseignement dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 21 mai Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de la Culture, de la Jeunesse, de l Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises P. SMET * N VLAAMSE OVERHEID [C 2010/35454] 28 MEI Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, artikel 82, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997, 14 februari 2003 en 22 juni 2007, en artikel 84, gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993; Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 56, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997, 14 februari 2003 en 22 juni 2007, en artikel 58, gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993; Gelet op het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs-iii, titel II, hoofdstuk II, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993, 21 december 1994, 14 juli 1998, 1 december 1998, 8 juni 2000, 20 oktober 2000, 14 februari 2003, 13 juli 2007 en 8 mei 2009; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage; Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 juni 2009 en op 24 februari 2010; Gelet op protocol nr. 705 van 9 juli 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

32 45288 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gelet op protocol nr. 471 van 9 juli 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs; Gelet op advies /1/V van de Raad van State, gegeven op 2 september 2009, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs, en Vorming; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1998, wordt vervangen door wat volgt : «Art. 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden, de instellingen, de centra en de inrichtende machten op wie de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet van 27 maart 1991 rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd personeel van toepassing zijn, met uitzondering van de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten en de inrichtende machten die deze personeelsleden tewerkstellen en de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel.» Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 1994, 31 augustus 1999, 4 februari 2000, 5 december 2003, 23 september 2005, 8 september 2006, 21 september 2007 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1, 4, worden de woorden «3. de specifieke lerarenopleiding» toegevoegd; 2 aan paragraaf 2 wordt een punt 11 toegevoegd, dat luidt als volgt : «11 «globale puntenenveloppe» : de globale puntenenveloppe in het secundair onderwijs, vermeld in artikel 94 tot en met 99ter van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.»; 3 paragraaf 9 wordt vervangen door wat volgt : «9. Voor de toepassing van dit besluit beslist de inrichtende macht in het secundair onderwijs bij een vermindering van het aantal punten van de globale puntenenveloppe op basis van criteria waarover wordt onderhandeld in het lokaal comité, in welke personeelscategorie of personeelscategorieën en in welke ambten binnen die personeelscategorie of -categorieën ze die vermindering zal toepassen.»; 4 in paragraaf 10 worden tussen de woorden «van het aantal punten» en de woorden «voor het ondersteunend personeel» de woorden «van de globale puntenenveloppe» ingevoegd. Art. 3. In artikel 5, 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, 5 december 2003, 23 september 2005 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in punt 1 wordt de zin «Voor het ambt van directeur moet een onderscheid gemaakt worden tussen het ambt van directeur van een instelling met een derde of een vierde graad en het ambt van directeur van een instelling zonder een derde of een vierde graad.» vervangen door de zin «Voor het ambt van directeur moet een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds het ambt van directeur van een instelling met een derde graad of met enkel hoger beroepsonderwijs, opleiding verpleegkunde en anderzijds het ambt van directeur van een instelling met alleen een eerste graad of alleen een eerste en tweede graad.»; 2 in punt 5 worden de woorden «het beroepssecundair onderwijs» telkens vervangen door de woorden «het beroepssecundair onderwijs of het hoger beroepsonderwijs, opleiding verpleegkunde». Art. 4. In artikel 11, 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, 5 december 2003, 8 september 2006 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 In de eerste tabel worden de woorden «directeur secundair onderwijs met derde of vierde graad» vervangen door de woorden «directeur secundair onderwijs met een derde graad of met hoger beroepsonderwijs, opleiding verpleegkunde» en worden de woorden «directeur secundair onderwijs zonder derde of vierde graad» vervangen door de woorden «directeur secundair onderwijs met alleen een eerste graad of met alleen een eerste en tweede graad»;

33 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE voor de laatste tabel worden twee tabellen ingevoegd, die luiden als volgt : «TERBESCHIKKINGSTELLING de personeelsleden, ter beschikking gesteld in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het kader van taak- en functiedifferentiatie WEDERTEWERKSTELLING - wervingsambten van het ondersteunend personeel - wervingsambten in het kader van taak- en functiedifferentiatie van het : - bestuurs- en onderwijzend personeel - psychologisch personeel - paramedisch personeel - sociaal personeel - orthopedagogisch personeel - medisch personeel TERBESCHIKKINGSTELLING de personeelsleden, ter beschikking gesteld in de categorieën van het paramedisch/medisch/psychologisch/sociaal/orthopedagogisch personeel in het kader van taak- en functiedifferentiatie WEDERTEWERKSTELLING - wervingsambten van het ondersteunend personeel - wervingsambten in het kader van taak- en functiedifferentiatie van het : - bestuurs- en onderwijzend personeel - psychologisch personeel - paramedisch personeel - sociaal personeel - orthopedagogisch personeel - medisch personeel» 3 in de laatste tabel worden in de rechterkolom tussen de woorden «- opvoedend hulppersoneel» en de woorden «- administratief personeel» de woorden «- ondersteunend personeel» en de woorden «- beleids- en ondersteunend personeel» ingevoegd; 4 aan de laatste tabel wordt een rij toegevoegd, die luidt als volgt : «de personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn in het kader van een procedure tot re-integratie en door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer geschikt geacht zijn om een andere functie uit te oefenen wervingsambten, rekening houdend met de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, van het : - bestuurs- en onderwijzend personeel - ondersteunend personeel - beleids- en ondersteunend personeel - opvoedend hulppersoneel - administratief personeel - psychologisch personeel - paramedisch personeel - sociaal personeel - orthopedagogisch personeel - medisch personeel - technisch personeel» Art. 5. In artikel 12, 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, wordt de zin «Bij gelijke ambtsanciënniteit wordt de leeftijd in aanmerking genomen en heeft het oudste personeelslid voorrang bij het behouden of het verwerven van een betrekking.» geschrapt. Art. 6. In artikel 12bis, 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 september 2005, 5 december 2003 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 punt 5 wordt opgeheven; 2 punt 7 wordt vervangen door wat volgt : «7 Personeelsleden die in toepassing van artikel 5, 1bis van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs - III ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling een andere functie toewijzen. Bij deze toewijzing houdt de reaffectatiecommissie rekening met de beslissing van Medex. De gegevens over deze personeelsleden en de uitvoering die de reaffectatiecommissie aan de desbetreffende dossiers heeft gegeven, worden doorgezonden naar de Vlaamse reaffectatiecommissie.»; 3 er wordt een punt 8 toegevoegd, dat luidt als volgt : «8 Personeelsleden die met toepassing van artikel 5, 1quater, van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs - III ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling een andere functie toewijzen. Bij die toewijzing houdt de reaffectatiecommissie rekening met de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. De gegevens betreffende deze personeelsleden en de uitvoering die de reaffectatiecommissie aan de desbetreffende dossiers heeft gegeven, worden doorgezonden naar de Vlaamse reaffectatiecommissie.»

34 45290 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 7. In artikel 12ter, 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 december 2003, 23 september 2005 en 17 oktober 2008, wordt punt 6 vervangen door wat volgt : «6 Nadat de bepalingen van 1 tot en met 5 zijn gerealiseerd, wijst de reaffectatiecommissie van de scholengroep personeelsleden die met toepassing van artikel 5, 1bis of 1quater, van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs - III ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, een andere functie toe bij wijze van reaffectatie of wedertewerkstelling. Bij die toewijzing houdt de reaffectatiecommissie rekening met de beslissing van Medex, respectievelijk de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. De gegevens betreffende deze personeelsleden en de uitvoering die de reaffectatiecommissie aan de desbetreffende dossiers heeft gegeven, worden doorgezonden naar de Vlaamse reaffectatiecommissie.» Art. 8. In artikel 15, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, 5 december 2003 en 17 oktober 2008, wordt het woord «inspecteurs-generaal» vervangen door de woorden «inspecteur-generaal of zijn afgevaardigde». Art. 9. In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, 5 december 2003, 23 september 2005 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1 wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, die luidt als volgt : «Als het om een personeelslid gaat dat titularis is van een betrekking die is opgericht met punten van de globale puntenenveloppe, moet de inrichtende macht rekening houden met artikel 2, 9.»; 2 in paragraaf 1 worden de woorden «met artikel 2, 9en 10» vervangen door de woorden «met artikel 2, 10». Art. 10. In artikel 20, 1, tweede lid, 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2008, wordt de zin «In het secundair onderwijs moet hierbij rekening worden gehouden met artikel 2, 9 en 10.» vervangen door de zin «In het secundair onderwijs moet daarbij voor de ambten, ingericht met punten van de globale puntenenveloppe, rekening gehouden worden met artikel 2, 9 en voor het ondersteunend personeel daarenboven ook met artikel 2, 10.» Art. 11. In artikel 22, 2, 2, b), van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2006, wordt de zin «Bij de terbeschikkingstelling in een ambt van het ondersteunend personeel moet de inrichtende macht steeds rekening houden met artikel 2, 9 en 10.» vervangen door de zin «Bij de terbeschikkingstelling in een ambt dat wordt ingericht met punten van de globale puntenenveloppe, moet de inrichtende macht rekening houden met artikel 2, 9 en voor het ondersteunend personeel daarenboven ook met artikel 2, 10.» Art. 12. In artikel 23, 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 en 5 december 2003, worden de woorden «artikel 5, 1, 3e, 5e en 7e gedachtestreep» vervangen door de woorden «artikel 5, 1, derde, vierde, zevende, achtste en negende gedachtestreep, 1bis, 1ter en 1quater». Art. 13. In artikel 25bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 december 2003, 3 september 2005 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 2 worden de woorden «in het deeltijds secundair zeevisserijonderwijs,» geschrapt; 2 in paragraaf 6 wordt punt 2 vervangen door wat volgt : «2 de nog niet volledig gereaffecteerde of wedertewerkgestelde personeelsleden van de scholengemeenschap;». Art. 14. In artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht, : 1 paragraaf 1 wordt opgeheven; 2 aan paragraaf 2, A, punt 3 wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : «Als het gaat om terbeschikkinggestelde personeelsleden van het ondersteunend personeel moet de toewijzing bij voorrang plaatsvinden in een vacante betrekking met dezelfde puntenwaarde als die van het ter beschikking gestelde personeelslid; als dat niet mogelijk is gebeurt de toewijzing in een betrekking met een andere puntenwaarde.»; 3 in paragraaf 2, C, punt 3, wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : «Als het gaat om terbeschikkinggestelde personeelsleden van het ondersteunend personeel moet de toewijzing bij voorrang plaatsvinden in een vacante betrekking met dezelfde puntenwaarde als die van het ter beschikking gestelde personeelslid; als dat niet mogelijk is gebeurt de toewijzing in een betrekking met een andere puntenwaarde. Als de instelling waar het terbeschikkinggestelde personeelslid geaffecteerd is, behoort tot een ander net dan de instelling waarnaar het personeelslid wordt gereaffecteerd of wedertewerkgesteld, is het personeelslid niet verplicht de reaffectatie of wedertewerkstelling te aanvaarden. De gegevens van dit personeelslid worden dan gemeld aan de eerstvolgende bevoegde reaffectatiecommissie.»; 4 aan paragraaf 5 wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : «Een reaffectatie of wedertewerkstelling in een ambt van het ondersteunend personeel gebeurt bij voorrang in een vacante betrekking met dezelfde puntenwaarde als deze van het terbeschikkinggestelde personeelslid en daarna in een vacante betrekking met een andere puntenwaarde.» Art. 15. Artikel 36bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1991 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 en 17 oktober 2008, wordt opgeheven.

35 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 16. In titel IV van hetzelfde besluit wordt het opschrift «afdeling III. Het deeltijds kunstonderwijs» vervangen door het opschrift «Hoofdstuk IIIbis. Het deeltijds kunstonderwijs». Art. 17. In artikel 41, 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, 5 december 2003 en 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het zesde liggend streepje worden de woorden «de zonale,» geschrapt; 2 in het laatste liggend streepje wordt het woord «ontslagen» vervangen door de woorden «ontslagen of afgezet». Art. 18. Aan artikel 45 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 december 1994, 22 september 1998, 31 augustus 1999, 5 december 2003, 23 september 2005 en 17 oktober 2008, worden een punt 12 en 13 toegevoegd, die luiden als volgt : «12. als aan een personeelslid dat ter beschikking is gesteld met toepassing van artikel 5, 1bis, van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III een betrekking wordt aangeboden die niet beantwoordt aan de beslissing van Medex; 13. als aan een personeelslid dat ter beschikking is gesteld in het kader van een procedure tot re-integratie volgens artikel 5, 1quater, van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III een betrekking wordt aangeboden die niet beantwoordt aan de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.» Art. 19. In artikel 46 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 1999, wordt de datum «28 juli 1995» vervangen door de datum «11 mei 1999». Art. 20. Aan artikel 47bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2008, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt : «7. De bepalingen van dit artikel gelden ook voor een personeelslid dat volgens artikel 5, 1quater, van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III ter beschikking wordt gesteld in het kader van een procedure tot re-integratie en door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer geschikt geacht is om een andere functie uit te oefenen, voor zover het dan gaat om een administratieve functie.» Art. 21. In artikel 52 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 oktober 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 3 worden aan de laatste zin de volgende woorden toegevoegd «, alsook voor een personeelslid dat volgens artikel 5, 1quater, van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III ter beschikking wordt gesteld in het kader van een procedure tot re-integratie en door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer geschikt geacht is om een andere functie uit te oefenen, voor zover het dan gaat om een administratieve functie.»; 2 in paragraaf 7 worden de woorden «artikel 36bis, 2, B, 8» geschrapt. Art. 22. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009, met uitzondering van artikel 4, 4, artikel 6, 2 en 3, artikel 7, artikel 18, artikel 20 en artikel 21, 1 die in werking treden op 1 september Art. 23. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 28 mei De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [C 2010/35454] 28 MAI Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1992 relatif à la répartition de fonctions, à la mise en disponibilité par défaut d emploi, à la réaffectation, à la remise au travail et à l attribution d un traitement d attente ou d une subvention-traitement d attente Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l enseignement communautaire, notamment l article 82, modifié par les décrets des 15 juillet 1997, 14 février 2003 et 22 juin 2007, et l article 84, modifié par le décret du 28 avril 1993; Vu le décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l enseignement subventionné et des centres subventionnés d encadrement des élèves, notamment l article 56, modifié par les décrets des 15 juillet 1997, 14 février 2003 et 22 juin 2007, et l article 58, modifié par le décret du 28 avril 1993; Vu le décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement-iii, notamment le titre II, chapitre II, modifié par les décrets des 28 avril 1993, 21 décembre 1994, 14 juillet 1998, 1 er décembre 1998, 8 juin 2000, 20 octobre 2000, 14 février 2003, 13 juillet 2007 et 8 mai 2009; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1992 relatif à la répartition de fonctions, à la mise en disponibilité par défaut d emploi, à la réaffectation, à la remise au travail et à l attribution d un traitement d attente ou d une subvention-traitement d attente; Vu l avis favorable de l Inspection des Finances, donné les 8 juin 2009 et 24 février 2010;

36 45292 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Vu le protocole n 705 du 9 juillet 2009 portant les conclusions des négociations menées en réunion commune du Comité sectoriel X et de la sous-section Communauté flamande de la section 2 du Comité des services publics provinciaux et locaux; Vu le protocole n 471 du 9 juillet 2009 portant les conclusions des négociations menées au sein du Comité coordinateur de négociation visé au décret du 5 avril 1995 portant création de comités de négociation dans l enseignement libre subventionné; Vu l avis /1/V du Conseil d Etat, donné le 2 septembre 2009, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er, 1, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition du Ministre flamand de l Emploi, de l Enseignement et de la Formation; Après délibération, Arrête : Article 1 er. L article 1 er de l arrêté du Gouvernement flamand du 29 avril 1992 relatif à la répartition de fonctions, à la mise en disponibilité par défaut d emploi, à la réaffectation, à la remise au travail et à l attribution d un traitement d attente ou d une subvention-traitement d attente, modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1998, est remplacé par ce qui suit : «Art. 1 er.leprésent arrêté s applique aux membres du personnel, aux établissements, aux centres et aux pouvoirs organisateurs auxquels s appliquent les dispositions du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l enseignement communautaire et du décret du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l enseignement subventionné, à l exception des membres du personnel des services d encadrement pédagogique et des pouvoirs organisateurs qui occupent ces membres du personnel et des membres du personnel de maîtrise, gens de métier et de service.» Art. 2. A l article 2 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 7 décembre 1994, 31 août 1999, 4 février 2000, 5 décembre 2003, 23 septembre 2005, 8 septembre 2006, 21 septembre 2007 et 17 octobre 2008, sont apportées les modifications suivantes : 1 dans le paragraphe 1 er,4, sont ajoutés les mots 3. la formation spécifique des enseignants ; 2 au paragraphe 2, il est ajouté un point 11, rédigé comme suit : «11 enveloppe globale de points : l enveloppe globale de points dans l enseignement secondaire, telle que fixée aux articles 94 à 99ter inclus du décret du 14 juillet 1998 contenant diverses mesures relatives à l enseignement secondaire et modifiant le décret du 25 février 1997 relatif à l enseignement fondamental.»; 3 le paragraphe 9 est remplacé par la disposition suivante : «9. Pour l application du présent arrêté, le pouvoir organisateur dans l enseignement secondaire décide lors d une diminution du nombre de points de l enveloppe globale de points, sur la base de critères négociés au sein du comité local, dans quelle(s) catégorie(s) du personnel et dans quelles fonctions au sein de cette/ces catégorie(s) du personnel il appliquera cette diminution.»; 4 au paragraphe 10, les mots de l enveloppe globale de points sont insérés entre les mots du nombre de points et les mots pour le personnel d appui. Art. 3. Al article 5, 1 er,dumême arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 31 août 1999, 5 décembre 2003, 23 septembre 2005 et 17 octobre 2008 sont apportées les modifications suivantes : 1 au point 1, la phrase Pour la fonction de directeur, il faut faire une distinction entre la fonction de directeur d un établissement organisant un troisième ou un quatrième degré et la fonction de directeur d un établissement sans troisième ou quatrième degré.» est remplacée par la phrase «Pour la fonction de directeur, il faut faire une distinction entre la fonction de directeur d un établissement organisant un troisième degré ou organisant uniquement un enseignement supérieur professionnel HBO-5, formation de nursing, d une part et la fonction de directeur d un établissement organisant uniquement un premier degré ou uniquement un premier et un deuxième degré d autre part.»; 2 au point 5, les mots l enseignement secondaire professionnel sont chaque fois remplacés par les mots l enseignement secondaire professionnel ou l enseignement supérieur professionnel HBO-5, formation de nursing. Art. 4. A l article 11, 2, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 31 août 1999, 5 décembre 2003, 8 septembre 2006 et 17 octobre 2008, sont apportées les modifications suivantes : 1 Dans le premier tableau, les mots directeur enseignement secondaire ayant un troisième ou quatrième degré sont remplacés par les mots directeur enseignement secondaire organisant un troisième degré ou un enseignement supérieur professionnel HBO-5, formation de nursing et les mots directeur enseignement secondaire sans troisième ou quatrième degré sont remplacés par les mots directeur enseignement secondaire organisant uniquement un premier degré ou uniquement un premier et un deuxième degré ;

37 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE devant le dernier tableau sont insérés deux tableaux, rédigés comme suit : «MISE EN DISPONIBILITE les membres du personnel mis en disponibilité dans la catégorie du personnel directeur et enseignant, dans le cadre de la différenciation des tâches et des fonctions REMISE AU TRAVAIL - fonctions de recrutement du personnel d appui - fonctions de recrutement dans le cadre de la différenciation des tâches et des fonctions du personnel : - directeur et enseignant - psychologique - paramédical - social - orthopédagogique -médical MISE EN DISPONIBILITE les membres du personnel mis en disponibilité dans les catégories du personnel paramédical/médical/psychologique/social/orthopédagogique, dans le cadre de la différenciation des tâches et des fonctions REMISE AU TRAVAIL - fonctions de recrutement du personnel d appui - fonctions de recrutement dans le cadre de la différenciation des tâches et des fonctions du personnel : - directeur et enseignant - psychologique - paramédical - social - orthopédagogique -médical» 3 dans la colonne droite du dernier tableau, les mots - d appui et les mots - de gestion et d appui sont insérés entre les mots - auxiliaire d éducation et les mots - administratif ; 4 au dernier tableau est ajoutée une rangée, rédigée comme suit : «les membres du personnel mis en disponibilité dans le cadre d une procédure de réintégration et étant jugés aptes à exercer une autre fonction par le conseiller en prévention-médecin du travail fonctions de recrutement, compte tenu de la décision du conseiller en prévention-médecin du travail, du personnel : - directeur et enseignant -d appui - de gestion et d appui - auxiliaire d éducation - administratif - psychologique - paramédical - social - orthopédagogique -médical - technique» Art. 5. Al article 12, 2, du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1999, la phrase A ancienneté de fonction égale, il est tenu compte de l âge, le membre du personnel le plus âgé conservant ou obtenant un emploi par priorité.» est supprimée. Art. 6. Al article 12ter, 5, du même arrêté, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1999 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 23 septembre 2005, 5 décembre 2003 et 17 octobre 2008, sont apportées les modifications suivantes : 1 le point 5 est abrogé; 2 le point 7 est remplacé par la disposition suivante : «7 Attribuer, par voie de réaffectation ou de remise au travail, une autre fonction aux personnels qui, par application de l article 5, 1 er bis du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement - III, sont mis en disponibilité par défaut d emploi. Pour cette affectation, la commission de réaffectation tient compte de la décision de Medex. Les données relatives à ces personnels et la suite que la commission de réaffectation a donnée aux dossiers en question, sont transmises à la commission flamande de réaffectation.»; 3 il est ajouté un point 8, rédigé comme suit : «8 Attribuer, par voie de réaffectation ou de remise au travail, une autre fonction aux personnels qui, par application de l article 5, 1 er quater du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement - III, sont mis en disponibilité par défaut d emploi. Pour cette affectation, la commission de réaffectation tient compte de la décision du conseiller en prévention-médecin du travail. Les données relatives à ces personnels et la suite que la commission de réaffectation a donnée aux dossiers en question, sont transmises à la commission flamande de réaffectation.» Art. 7. Dans l article 12ter, 2, du même arrêté, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1999 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 5 décembre 2003, 23 septembre 2005 et 17 octobre 2008, le point 6 est remplacé par la disposition suivante : «6 Après réalisation des dispositions des points 1 à5 inclus, la commission de réaffectation du groupe d écoles attribue, par voie de réaffectation ou de remise au travail, une autre fonction aux personnels qui, par application de l article 5, 1 er bis ou 1 er quater, du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement - III, sont mis en disponibilité par

38 45294 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE défaut d emploi. Pour cette affectation, la commission de réaffectation tient respectivement compte de la décision de Medex ou du conseiller en prévention-médecin du travail. Les données relatives à ces personnels et la suite que la commission de réaffectation a donnée aux dossiers en question, sont transmises à la commission flamande de réaffectation.» Art. 8. Al article 15, troisième alinéa, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 31 août 1999, 5 décembre 2003 et 17 octobre 2008, les mots inspecteurs généraux sont remplacés par les mots inspecteur général ou son délégué. Art. 9. Al article 18 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 31 août 1999, 5décembre 2003, 23 septembre 2005 et 17 octobre 2008, sont apportées les modifications suivantes : 1 au paragraphe 1 er, il est inséré après lapremière phrase, une phrase rédigée comme suit : «S il s agit d un membre du personnel étant titulaire d un emploi créé avec des points de l enveloppe globale de points, le pouvoir organisateur doit tenir compte de l article 2, 9.»; 2 au 1 er, les mots de l article 2, 9et10 sont remplacés par les mots de l article 2, 10. Art. 10. Al article 20, 1 er, deuxième alinéa, 3,dumême arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 17 octobre 2008, la phrase De plus, dans l enseignement secondaire, il faut tenir compte de l article 2, 9et10.» est remplacée par la phrase De plus, dans l enseignement secondaire, il faut tenir compte, pour ce qui concerne les fonctions organisées avec des points de l enveloppe globale de points, de l article 2, 9, et pour ce qui concerne le personnel d appui, en plus de l article 2, 10.» Art. 11. A l article 22, 2, 2, b), du même arrêté, modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 8 septembre 2006, la phrase En cas d une mise en disponibilité dans une fonction du personnel d appui, le pouvoir organisateur doit toujours tenir compte de l article 2, 9et10. est remplacée par le phrase : En cas d une mise en disponibilité dans une fonction organisée avec des points de l enveloppe globale de points, le pouvoir organisateur doit tenir compte de l article 2, 9, et pour ce qui concerne le personnel d appui, en plus de l article 2, 10.» Art. 12. Al article 23, 2, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 25 mars 1997 et5décembre 2003, les mots à l article 5, 1 er,3 e,5 e et 7 e tirets sont remplacés par les mots à l article 5, 1 er,3 e,4 e, 7 e,8 e et 9 e tirets, 1 er bis, 1 er ter et 1 er quater. Art. 13. Al article 25bis du même arrêté, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1999 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 5 décembre 2003, 3 septembre 2005 et 17 octobre 2008, sont apportées les modifications suivantes : 1 au 2, les mots dans l enseignement secondaire de la pêche maritime à temps partiel, sont supprimés; 2 au 6, le point 2 est remplacé par la disposition suivante : «2 les membres du personnel du centre d enseignement n étant pas encore complètement réaffectés ou remis au travail;». Art. 14. Al article 36 du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 1 er septembre 1993, sont apportées les modifications suivantes : 1 le 1 er est abrogé; 2 le 2, A, point 3, est complété par une phrase, rédigée comme suit : «S il s agit de membres du personnel d appui mis en disponibilité, l affectation doit se faire par priorité dans un emploi vacant ayant la même pondération que celui du membre du personnel mis en disponibilité; sicen est pas possible, l affectation se fait dans un emploi d une autre pondération.»; 3 au 2, C, point 3 la dernière phrase est remplacée par ce qui suit : «S il s agit de membres du personnel d appui mis en disponibilité, l affectation doit se faire par priorité dans un emploi vacant ayant la même pondération que celui du membre du personnel mis en disponibilité; sicen est pas possible, l affectation se fait dans un emploi d une autre pondération. Si l établissement auquel le membre du personnel mis en disponibilité est affecté appartient à un autre réseau que l établissement auquel le membre du personnel est réaffecté ou remis au travail, celui-ci n est pas obligé d accepter la réaffectation ou la remise au travail. Les données de ce membre du personnel sont alors signalées à la prochaine commission de réaffectation.»; 4 le 5 est complété par une phrase, rédigée comme suit : «Une réaffectation ou une remise au travail dans une fonction du personnel d appui s effectue prioritairement dans un emploi ayant la même pondération que celui du membre du personnel mis en disponibilité et ensuite dans un emploi vacant d une autre pondération.» Art. 15. L article 36bis du même arrêté, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1991 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 23 septembre 2005 et 17 octobre 2008, est abrogé. Art. 16. Dans le titre IV du même arrêté, l intitulé Section III. - L enseignement artistique à temps partiel est remplacé par l intitulé Chapitre IIIbis. L enseignement artistique à temps partiel. Art. 17. Al article 41, 2, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 31 août 1999, 5décembre 2003 et 17 octobre 2008, sont apportées les modifications suivantes : 1 au 6 e tiret, le mot zonale est supprimé; 2 au dernier tiret, le mot licencié est remplacé par les mots licencié ou révoqué. Art. 18. Al article 45 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 7 décembre 1994, 22 septembre 1998, 31 août 1999, 5 décembre 2003, 23 septembre 2005 et 17 octobre 2008, il est ajouté un point 12 et un point 13 ainsi rédigés : «12. lorsqu un emploi n étant pas conforme à la décision de Medex est offert à un membre du personnel étant mis en disponibilité par application de l article 5, 1 er bis, du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement III; 13. lorsqu un emploi n étant pas conforme à la décision du conseiller en prévention-médecin du travail est offert à un membre du personnel étant mis en disponibilité dans le cadre d une procédurederéintégration en vertu de l article 5, 1 er quater, du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement III».

39 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 19. Al article 46 du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 31 août 1999, la date du 28 juillet 1995 est remplacée par la date du 11 mai Art. 20. Al article 47bis du même arrêté, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 5 décembre 2003 et remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 17 octobre 2008, il est ajouté un 7, rédigé comme suit : «7. Les dispositions du présent article s appliquent également au membre du personnel étant mis en disponibilité dans le cadre d une procédurederéintégration en vertu de l article 5, 1 er quater, du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement III et étant jugé apte par le conseiller en prévention-médecin du travail à exercer une autre fonction, dans la mesure où il s agit d une fonction administrative.» Art. 21. Al article 52 du même arrêté, rétabli par l arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2005 et modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 17 octobre 2008, les modifications suivantes sont apportées : 1 au 3, les mots suivants sont ajoutés à la dernière phrase : «, ainsi qu aux membres du personnel étant mis en disponibilité dans le cadre d une procédurederéintégration en vertu de l article 5, 1 er quater, du décret du 9 avril 1992 relatif à l enseignement III et étant jugés aptes par le conseiller en prévention-médecin du travail à exercer une autre fonction, dans la mesure où il s agit d une fonction administrative.»; 2 au 7, les mots l article 36bis, 2, B, 8 sont supprimés. Art. 22. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er septembre 2009, à l exception des articles 4, 4, 6,2 et 3, 7,18, 20 et 21, 1, qui entrent en vigueur le 1 er septembre Art. 23. Le Ministre flamand ayant l enseignement dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 28 mai Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de l Enseignement, de la Jeunesse, de l Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises, P. SMET * N VLAAMSE OVERHEID [2010/203625] 4 JUNI Besluit van de Vlaamse Regering tot erkenning van de master-na-masteropleiding Master of Technology for Integrated Water Management als nieuwe opleiding van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, artikel 29, 1, 8 o,9 o, artikel 30, 11 o,12 o,13 o, artikel 86, 3, artikel 60septies, ingevoegd bij het decreet van 19 maart 2004, artikel 61 en 62, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 betreffende de indiening van aanvragen voor nieuwe opleidingen in het hoger onderwijs; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 2005 houdende de machtiging tot uitvoering en bekrachtiging van sommige regelingen van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie; Gelet op het positieve advies van de Erkenningscommissie over de macrodoelmatigheid, gegeven op 25 mei 2009; Gelet op het positieve toetsingsrapport van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, vastgesteld op 11 mei 2010; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 mei 2010; Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De master-na-masteropleiding Master of Technology for Integrated Water Management wordt erkend als nieuwe opleiding van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent. De opleiding is ondergebracht in het gecombineerd studiegebied Wetenschappen, Toegepaste wetenschappen en Toegepaste biologische wetenschappen. De studieduur van de opleiding bedraagt 60 studiepunten. De onderwijstaal is het Engels. De opleiding kan met ingang van het academiejaar georganiseerd worden. Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 4 juni De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

40 45296 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F [2010/203625] 4 JUIN Arrêté du Gouvernement flamand portant agrément de la formation de master après master Master of Technology for Integrated Water Management comme nouvelle formation de l Universiteit Antwerpen et de l Universiteit Gent Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 4 avril 2003 relatif à la restructuration de l enseignement supérieur en Flandre, notamment l article 29, 1 er,8 o,9 o,l article 30, 11 o,12 o,13 o,l article 86, 3, l article 60septies, inséré par le décret du 19 mars 2004, les articles 61 et 62, modifiés en dernier lieu par le décret du 8 mai 2009; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 11 juin 2004 relatif à l introduction de demandes de nouvelles formations dans l enseignement supérieur; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 16 septembre 2005 portant autorisation d exécuter et de sanctionner certains règlements de l Organisation d accréditation néerlandaise-flamande; Vu l avis positif de la Commission d agrément sur la macro-efficacité, rendu le 25 mai 2009; Vu le rapport d évaluation positif de l Organisation d accréditation néerlandaise-flamande, établi le 11 mai 2010; Vu l avis de l Inspection des Finances, rendu le 31 mai 2010; Sur la proposition du Ministre flamand de l Enseignement, de la Jeunesse, de l Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises; Après délibération, Arrête : Article 1 er. La formation de master après master Master of Technology for Integrated Water Management est agréée comme nouvelle formation de l Universiteit Antwerpen et de l Universiteit Gent. La formation est classée dans la discipline combinée Sciences, Sciences appliquées et Sciences biologiques appliquées. La durée de la formation s élève à 60 unités d études. La langue d enseignement est l anglais. La formation peut être organisée à partir de l année académique Art. 2. Le Ministre flamand ayant l enseignement dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 4 juin Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de l Enseignement, de la Jeunesse, de l Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises, P. DE SMET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE COMMISSION COMMUNAUTAIRE FRANÇAISE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F [C 2010/31308] 1 er AVRIL Arrêté 2009/758 relatif au subventionnement des centres agréés de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises Le Collège de la Commission communautaire française, Vu l accord de coopération conclu le 20 février 1995 par la Commission communautaire française, la Communauté française et la Région wallonne, relatif à la Formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises et à la tutelle de l Institut de Formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises, approuvé par le décret du 18 décembre 1995, notamment les articles 5, 8 et 20bis, remplacés ouinséré par l avenant du 4 juin 2003, approuvé par le décret du 17 juillet 2003; Vu l arrêté du Collège de la Commission communautaire française du 4 mai 2006 relatif au subventionnement des centres agréés de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises; Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 16 décembre 2009; Vu l accord du Membre du Collège chargé du Budget, donné le 14 janvier 2010; Vu l avis /2 du Conseil d Etat, donné le 24 février 2010, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er, alinéa 1 er,1, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur proposition du Membre du Collège chargé de la formation professionnelle des classes moyennes; Après délibération, Arrête : CHAPITRE I er. Dispositions générales Article 1 er. Le présent arrêté règle, en vertu de l article 138 de la Constitution, une matière visée à l article 127 de la Constitution. Art. 2. Pour l application du présent arrêté, il faut entendre par : 1 Ministre : le Membre du Collège de la Commission communautaire française chargé de la Formation professionnelle et permanente des classes moyennes; 2 Commission : la Commission communautaire française; 3 Service : le service à gestion séparée «Service Formation P.M.E.» créé par le décret de la Commission communautaire française du 17 juillet 2003; 4 Centre : tout centre de formation permanente des classes moyennes et des petites et moyennes entreprises agréé par la Commission communautaire française;

41 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE accord de coopération : l accord de coopération conclu le 20 février 1995 par la Commission communautaire française, la Communauté française et la Région wallonne, relatif à la formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises et à la tutelle de l Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises, modifié par avenant le 4 juin 2003; 6 formateurs : les formateurs visés par le règlement du 16 décembre 1999 applicable aux formateurs de la formation permanente, engagés à durée indéterminée par le Centre; 7 éducateurs : les éducateurs visés par le règlement du 20 décembre 2001, relatif aux éducateurs engagés à durée indéterminée par le Centre; 8 chargés de cours : les conférenciers ou toute autre personne, indépendante ou salariée, effectuant ses prestations dans le cadre des cours agréés, qui ne sont pas engagés à durée indéterminée par le Centre; 9 personnel non pédagogique : personnes engagées sous contrat de travail par le Centre autre que les formateurs, les éducateurs et les chargés de cours; 10 formation en apprentissage : la formation définie à l article 2 de l accord de coopération; 11 formation de chef d entreprise : la formation définie à l article 6 de l accord de coopération; 12 formation continue : la formation définie à l article 9 de l accord de coopération; 13 formation de base : la formation en apprentissage et la formation de chef d entreprise; 14 perfectionnement pédagogique : le perfectionnement pédagogique défini à l article 14 de l accord de coopération. CHAPITRE II. Du subventionnement Section I re. Dispositions générales Art. 3. Dans la limite des crédits budgétaires, une subvention annuelle couvrant la période du 1 er janvier au 31 décembre est octroyée au Centre pour l exercice de ses missions visées à l article 22 de l accord de coopération, à l exception de la formation continue et du perfectionnement pédagogique. Le Ministre détermine annuellement le montant de la subvention octroyée au Centre. Art. 4. La subvention annuelle visée à l article 3 couvre : 1 des frais de personnel (articles 5 et 6); 2 des frais de fonctionnement (articles 7 et 8); 3 des frais d équipement (biens d investissement) (articles 9 à 12); 4 des frais d infrastructure (articles 13 et 14); 5 des frais exceptionnels (article 15). Section II. Des frais de personnel Art. 5. Les frais de personnel visés à l article 4, 1 couvrent : 1 les rémunérations des formateurs et des éducateurs ainsi que les rémunérations des chargés de cours liés par un contrat de travail avec le Centre; 2 les rémunérations du personnel non pédagogique y compris les chèques repas; 3 les charges patronales afférentes aux rémunérations visées aux 1 et 2 et le paiement du pécule de vacances et, le cas échéant, de la prime de fin d année; 4 les primes d assurance-loi afférentes aux rémunérations visées aux 1 et 2 ; 5 les frais de déplacement du personnel en mission dans le cadre de la formation, moyennant la production de pièces justificatives (le remboursement de ces frais sera limité aux montants en vigueur pour le frais de déplacement des fonctionnaires, stagiaires et contractuels précisés dans l arrêté du7février 2002 du Collège de la Commission communautaire française portant réglementation en matière de frais de parcours). Art. 6. Les rémunérations visées à l article 5, 1 et 2 sont subventionnées selon les barèmes fixés aux annexes II à VII du présent arrêté. Section III. Des frais de fonctionnement Art. 7. Les frais de fonctionnement visés à l article 4, 2 couvrent : 1 les frais liés à l organisation et au fonctionnement des activités de formation de base visées à l article 2, 13. Ces frais sont énumérés à l annexe I re du présent arrêté; 2 les honoraires des chargés de cours qui ne sont pas liés par un contrat de travail avec le Centre (indépendants) calculés selon les barèmes fixés à l annexe V du présent arrêté; 3 le paiement des jetons de présence : a) des chargés de cours qui sont en missions organisées dans le cadre de la formation; b) des membres des commissions d examens organisées dans le cadre de la formation, à l exception des membres des commissions engagés sous contrat de travail à durée indéterminée; 4 le paiement des frais de déplacement (par le transport public) des apprentis domiciliés hors de la Région de Bruxelles-capitale qui suivent régulièrement des cours de connaissances professionnelles pendant l apprentissage. L intervention est conditionnée à la production de pièces justificatives et est limitée à la partie des frais qui excède 5,00 euros pour un trajet aller-retour. Art. 8. Les jetons de présence visés à l article 7, 3 couvrent les séances qui durent au moins 2 heures et demie. Le montant des jetons de présence s élève à 24,17 euros. Lorsqu une seconde séance est tenue la même journée, le montant du jeton de présence pour cette seconde séance est ramenéà16,36 euros. Lorsqu une séance dépasse une durée de 5 heures, le montant du jeton de présence s élève à 40,53 euros.

42 45298 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Section IV. Des frais d équipement (biens d investissement) Art. 9. Les frais d équipement couvrent les frais liés à l acquisition de mobilier et matériel de bureau, de mobilier et matériel scolaire, de matériel didactique et d équipements pour les ateliers et laboratoires pour autant que leur prix d achat à l unité soit supérieur à 250 euros H.T.V.A. Art. 10. Chaque année, le Centre rédige un plan prévisionnel d achat d équipements en établissant un ordre de priorités et en y donnant une indication de prix qu il soumet en même temps que son projet de budget au comité d accompagnement visé àl article 23 du présent arrêté. Ce plan doit être accompagné de l avis des conseillers pédagogiques du Service pour les points qui les concernent. Art. 11. Le mobilier et matériel acquis par le Centre sont la propriété de celui-ci. Le Centre a l obligation de conserver les biens d investissement durant toute la période d amortissement comptable. Les biens d investissement sont inscrits dans l inventaire aussi longtemps qu ils font partie du patrimoine du Centre. L inventaire du patrimoine est tenu à jour par le Centre et une copie est transmise au Service en même temps que les pièces justificatives visées à l article 18. Le Service suit l évolution de l inventaire du patrimoine du Centre d une période de subvention à l autre et vérifie que les biens d investissement subventionnés yfigurent effectivement. Le mobilier et matériel subventionnés par le Service doivent faire l objet d une inscription distincte dans l inventaire du patrimoine du Centre. Ils peuvent être aliénés après autorisation du Ministre. Le produit de la vente de ces mobilier et matériel doit être affecté aux frais d équipement visés à l article 9. Section V. Des frais d infrastructure Art. 12. Les frais d infrastructure couvrent : 1 les frais liés à la location, l acquisition, la construction, l extension, la transformation ou l aménagement des bâtiments au sein desquels sont organisées les activités de la formation. Lorsqu il s agit d une location de bâtiments au sein desquels sont organisées les activités de la formation, l octroi de la subvention pour frais d infrastructure dépend de la production d un bail ou d une convention dont les dispositions doivent être approuvées par le Ministre. Lorsqu il s agit d une acquisition, construction, extension, transformation ou aménagement de bâtiments au sein desquels sont organisées les activités de la formation, la subvention pour frais d infrastructure doit permettre au Centre de supporter les charges d un emprunt dont le montant et les conditions sont fixés ou acceptés par le Ministre. 2 les grosses réparations d une valeur minimale de ,00 euros H.T.V.A. ainsi que les réparations relatives au gros œuvre ou à des travaux de mise en conformité aux normes d environnement et de sécurité, moyennant accord préalable du Ministre. Art. 13. Le Service est associé àla surveillance du bon déroulement des travaux faisant l objet d une subvention lors des réceptions provisoire et définitive de ces travaux. Section VI. Des frais exceptionnels Art. 14. Sur autorisation du Ministre, des frais exceptionnels liés à des frais engendrés pour la formation peuvent être couverts par la subvention. Les frais exceptionnels visés à l alinéa 1 er concernent : 1 l apurement de dettes vis à vis des fournisseurs pour les dépenses effectuées par le Centre non couvertes par la subvention visée à l article 3; 2 l apurement de dettes vis à vis du précompte professionnel et de l Office national de la Sécurité sociale pour les dépenses nées de cotisations calculées sur base de la rémunération octroyée par le Centre à son personnel visé àl arti- cle 5, 2, lequel n a pas pu bénéficier de la subvention visée à l article 3; 3 les crédits à court terme accordés au Centre afin de lui permettre de disposer d un fonds de roulement nécessaire pour qu il puisse respecter ses engagements à court terme, notamment vis à vis du précompte professionnel et de l Office national de la Sécurité sociale. Le Ministre fixe ou accepte le montant et les conditions d octroi de ces crédits. CHAPITRE III. Fixation, liquidation et contrôle du subventionnement Art. 15. Le Centre doit tenir une comptabilité qui fait apparaître une distinction entre les frais couverts par le subventionnement et les frais couverts par les recettes propres du Centre. La facture originale des biens acquis avec la subvention et dont la valeur d achat dépasse 500 euros sera annotée d une mention «COCOF» et sera paraphée par le responsable des comptes de l association. Lorsqu une pièce justificative est subventionnée par plusieurs pouvoirs subsidiants, la contribution de chaque pouvoir devra être clairement indiquée sur le document original par l utilisation d un cachet de ventilation et remplacera la mention «COCOF». Art. 16. Le budget du Centre est composé d un plan d exploitation, d un plan d investissements et d un plan de trésorerie. Le Centre doit établir son budget en faisant apparaître une distinction entre les dépenses couvertes par le subventionnement visé àl article 3 du présent arrêté et les dépenses couvertes par les recettes propres ou autres du Centre. Cette subdivision doit elle-même être subdivisée en tenant compte des types de frais tels que définis à l article4duprésent arrêté. Le projet de budget est rentré annuellement auprès du Service. Il est accompagné d un tableau prévisionnel des dépenses admissibles établi par type de frais.

43 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Art. 17. La liquidation du montant ordonnancé s effectue par tranches trimestrielles et selon les modalités suivantes : 1 dispositions communes à l ensemble des frais repris à l article 4 du présent arrêté : - une première tranche de 30 % versée au plus tard le 25 janvier; - une seconde tranche de 30 % versée au plus tard le 25 avril; - une troisième tranche de 30 % versée au plus tard le 25 août; 2 disposition relative aux frais de personnel et aux frais d infrastructure repris à l article 4 : une quatrième tranche de 10 % est versée au plus tard le 20 décembre; 3 disposition relative aux frais de fonctionnement, aux frais d équipement et aux frais exceptionnels visée à l article 4 : le solde restant est versé après vérification par le Service des pièces justificatives et au plus tard le 30 octobre de l année qui suit. Art. 18. Les pièces justificatives concernant l ensemble des frais visés à l article 4 doivent être mises à disposition du Service par le Centre, au plus tard pour le 30 juin de l année qui suit, accompagnées d un tableau récapitulatif de toutes les dépenses admissibles. Ce tableau doit tenir compte des types de frais visés à l article 4. Un modèle de ce tableau récapitulatif est joint en annexe VIII au présent arrêté. La liste des pièces justificatives éligibles par nature de dépenses est reprise à l annexe IX du présent arrêté. Le critère retenu pour juger du respect de la période visée à l article 3 est de la date de facturation de la livraison du bien ou de prestation du service. Art. 19. Le contrôle opéré par le Service sur le Centre s organise comme suit : 1 les contrôles suivants sont réalisés en parcourant les pièces justificatives une à une : a) vérification de la conformité de la dépense par rapport à la couverture spécifiée dans le présent arrêté; b) à partir de la liste des pièces justificatives éligibles reprise à l annexe IX, vérifier si la pièce justificative est éligible; c) vérification de la conformité de la date de la dépense par rapport à la période couverte par la subvention visée à l article 18 3; d) vérification de la concordance entre le montant de la pièce justificative et celui indiqué sur le tableau récapitulatif des pièces justificatives repris à l annexe VIII; e) vérification du respect de la règle de bonne pratique en matière d achat reprise à l article 21; f) vérification de la présence d une mention «COCOF» et d un paraphe sur les factures dont le montant excède 500 euros, conformément au prescrit de l article 15 2; 2 autres vérifications : a) vérification des tableaux d investissements; b) vérification de la présence de la déclaration sur l honneur (annexe X du présent arrêté); c) vérification que le Centre suit une structure comptable déterminée conforme à la loi du 2 mai 2002 relative aux ASBL, AISBL et fondations et aux arrêtés pris en exécution de cette loi. Art. 20. Toute dépense non justifiée ou dont la justification n est pas admissible vient en déduction du solde. Si les dépenses justifiées ne couvrent pas le montant de la subvention octroyée, le solde sera limité au montant réellement justifié. Si les montants perçus à titre d avances sont supérieurs au montant réellement justifié, le trop-versé viendra en déduction d une des tranches de la subvention à laquelle le Centre peut prétendre lors de l exercice suivant. CHAPITRE IV. De la règle de bonne pratique en matière d achat Art. 21. Lors de l acquisition de biens et de services, le Centre doit nécessairement chercher le meilleur rapport qualité/prix. Les biens acquis avec la subvention et dont la valeur d achat dépasse euros seront justifiés par la facture d achat acquittée à laquelle seront joints les devis rendus par trois fournisseurs pour le même marché. Si le fournisseur offrant le meilleur prix n est pas choisi, la motivation de la décision sera également jointe à la facture. Les dépenses plus importantes sont soumises à la procédure officielle d attribution des marchés en application de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services. CHAPITRE V. Du comité d accompagnement Art er. Un comité d accompagnement est mis en place. Il est composé : - pour le Service : + du fonctionnaire responsable de la gestion journalière du Service; + du fonctionnaire, conseiller financier au sein du Service, chargé en outre du contrôle de la subvention annuelle visée à l article 3; + du fonctionnaire chargé de la coordination pédagogique et tutelle du Service; - pour le Centre : de trois représentants désignés par son conseil d administration; -d un représentant du Membre du Collège chargé de la formation professionnelle et permanente des Classes moyennes; -d un représentant du Membre du Collège chargé du budget; le cas échéant, des experts externes indépendants Service ou Centre peuvent être invités.

44 45300 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2. Le comité d accompagnement a pour missions : -dedéterminer, avec le Centre, la teneur et la présentation d un plan comptable normalisé; -d analyser, si possible avant le 31 mai et au plus tard le 30 juin, les éléments du projet de budget du Centre couverts par la subvention pour l exercice budgétaire suivant; - de communiquer au Centre toutes les précisions utiles pour la mise en œuvredel arrêté; -d assurer, durant l exercice budgétaire, le suivi de l exécution des éléments du budget du Centre couverts par la subvention; -d analyser toute autre question liée au fonctionnement du Centre et susceptible d avoir un impact sur son financement. 3. Le comité d accompagnement est présidé par le fonctionnaire dirigeant de l administration. Il se réunit au moins une fois par trimestre. Des réunions supplémentaires pourront être organisées à la demande du Service ou du Centre. CHAPITRE VI. Des frais de constitution de dossiers Art. 23. Des frais de constitution de dossiers, fixés à un montant de 128 euros, sont à charge du chef d entreprise pour la conclusion d une convention de stage. Ils sont versés par le chef d entreprise au Service. Les montants réellement perçus par le Service sont rétrocédés au Centre à raison de 66 %. Les recettes liées à ces frais de dossier doivent être affectées par le Centre aux frais de fonctionnement visés à l article 7 du présent arrêté. Il ne sera pas demandé de frais de dossier dans les cas suivants : + en cas de conclusion d un nouveau contrat suite à une rupture de contrat pendant la période d essai, pour autant que ce nouveau contrat soit signé dans les 6 mois de la rupture de l ancien; + en cas de modification de forme juridique, de dénomination sociale ou de changement d adresse; + en cas de changement de profession en cours de contrat au sein de la même entreprise; + en cas de changement du gestionnaire de dossier. CHAPITRE VII. Dispositions finales, transitoires et abrogatoires Art. 24. Les bénéfices engendrés par le Centre, notamment par le biais de l organisation de la formation continue, doivent être affectés prioritairement aux frais engendrés par la formation de base et faire l objet, lors du dépôt des pièces justificatives, d une note explicative annuelle au Service, chargé de la transmettre au Collège. Art. 25. L arrêté 2006/5 du Collège de la Commission communautaire française du 4 mai 2006 relatif au subventionnement des centres agréés de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises est abrogé au 1 er janvier 2010, à l exception des mentions de l article 23 qui concernent les frais de constitution de dossiers nés de la conclusion d un contrat d apprentissage qui sont abrogées à la date de la publication au Moniteur belge du présent arrêté. Art. 26. Le présent arrêté produit ses effets au 1 er janvier Art. 27. Le Membre du Collège qui a la formation professionnelle des Classes moyennes dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Benoît CEREXHE, Président du Collège. Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes. ANNEXES Annexe I re. Dépenses admissibles pour la justification des frais de fonctionnement de la subvention annuelle des centres agréés de formation permanent pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises 1. Les frais d approvisionnement en matières premières et fournitures liés directement aux cours en formation de base y compris les frais liés au consortium de validation des compétences. 2. Les frais de locaux et de matériel : - Eau, chauffage, électricité; - Entretien des locaux (firme de nettoyage, produits et petit matériel d entretien, location de container, frais de gardiennage et de surveillance,...); - Entretien et réparations des frais d équipement visés à l article 10 du présent arrêté; - Location (renting) de biens visés à l article 9 du présent arrêté; - Assurances relatives aux bâtiments et à leur contenu. 3. Les frais de publicité et de promotion : - Frais de réalisation; - Frais d impression; - Frais de distribution; -Réceptions, relations publiques (il s agit des frais relatifs à la participation à des salons, foires et expositions et à l organisation de journées portes ouvertes).

45 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Les frais administratifs : - Petit matériel; - Fournitures, documentation; -Téléphone, fax, internet; - Poste; - Photocopies; - Frais de gestion secrétariat social. 5. Rétribution de tiers, sous-traitance, honoraires, vacataires : - Honoraires comptables, avocats,...; - Honoraires des chargés de cours indépendants visés à l article 7, 2 du présent arrêté; - Jetons de présences des chargés de cours et des membres des commissions d examens visés à l article 7, 3 du présent arrêté; - Frais de déplacement des apprentis visés à l article 7, 4 du présent arrêté; - Vacataires (personnel intérimaire et personnes mises à la disposition du Centre). 6. Impôts et taxes Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Président du Collège. Benoît CEREXHE, Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes. Annexe II. Barèmes pour les formateurs principaux Les formateurs principaux sont ceux visés dans le règlement du 29 juin 2000 applicable aux formateurs principaux du réseau de l IFPME en vigueur le 1 er septembre 2000 Ancienneté Traitement annuel au 01/01/2009 Traitement mensuel au 01/01/ , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,02 Ces montants sont indexés conformément aux règles applicables aux rémunérations de la fonction publique. Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Christos DOULKERIDIS, Président du Collège. Par le Collège de la Commission communautaire française : Benoît CEREXHE, Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes.

46 45302 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Annexe III. Barèmes pour les formateurs de connaissances générales Les formateurs de connaissances générales sont ceux visés dans le règlement du 16 décembre 1999 applicable aux formateurs de la formation permanente en vigueur le 1 er janvier 2000 Barême Ancienneté au 01/01/ , , , , , , , , , , , , , , , ,03 Ces montants sont indexés conformément aux règles applicables aux rémunérations de la fonction publique. Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Benoît CEREXHE, Président du Collège. Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes. Ancienneté Annexe IV. Barèmes pour les éducateurs Les éducateurs sont ceux visés dans le règlement relatif aux éducateurs du 20 décembre 2001 Traitement annuel au 01/01/2009 Traitement mensuel au 01/01/ , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,98 Ces montants sont indexés conformément aux règles applicables aux rémunérations de la fonction publique. Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Benoît CEREXHE, Président du Collège. Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes.

47 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Annexe V. Barèmes pour les charges de cours Les coûts horaires bruts des chargés de cours sont les suivants : 1. Cours en apprentissage : 24,43 euros 2. Cours en formation de chef d entreprise : 28,90 euros Lorsque les chargés de cours sont des indépendants, ces barèmes sont augmentés de50%. Ces montants sont indexés conformément aux règles applicables aux rémunérations de la fonction publique. Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Benoît CEREXHE, Président du Collège. Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes. Annexe VI. Grille d équivalence pour le calcul du subventionnement des frais de personnel non pédagogique Poste COCOF Equivalence poste EFP Echelle Directeur d administration Directeur 15/1 Directeur adjoint Attaché Responsable de pôle 10/1 Responsable IT Gradué administratif Assistant de direction Responsable achats Responsable Service Interne pour la prévention et la protection Responsable Service Qualité Responsable Accueil Responsable Maintenance Conseiller éducation Conseiller orientation/emploi Employé en Communication Employé pour la gestion des formateurs Comptable 26/1 Assistant administratif Adjoint administratif Gestionnaire (dans un pôle) Assistant (IT, Gestion Formateurs, Finances, Communication, Service Interne pour la prévention et protection, Service Qualité) Agent d accueil Agent de maintenance Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Benoît CEREXHE, Président du Collège. Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes. 20/1 30/1 Annexe VII. Barèmes pour le personnel non pédagogique Echelles/ Ancienneté 15/1 10/1 26/1 20/1 30/1 pécuniaire , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,09

48 45304 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Echelles/ Ancienneté 15/1 10/1 26/1 20/1 30/1 pécuniaire , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,46 Ces montants sont indexés conformément aux règles applicables aux rémunérations de la fonction publique. Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Président du Collège. Benoît CEREXHE, Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes.

49 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 45305

50 45306 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

51 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 45307

52 45308 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Vu pour être annexé àl arrêté 2009/758 du 1 er avril 2010 relatif au subventionnement des centres agréés de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises. Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Président du Collège. Benoît CEREXHE, Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes.

53 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ANNEXE IX. LISTE DES PIECES JUSTIFICATIVES ELIGIBLES Liste des pièces justificatives éligibles Ce sont les copies de pièces justificatives qui sont introduites à la commission communautaire française. Les originaux sont toujoues conservés à l association. Frais éligibles Pièces éligibles Compléments Locations locations permanentes reçu ou autre preuve de paiement preuves de paiements et bail locations ponctuelles facture-convention preuves de paiements charges (gaz, elec, ) facture assurances avis de paiement preuves de paiements entretien factures Promotion publication frais de réalisation factures preuves de paiements et contrat si existe frais d impression factures preuves de paiements et contrat si existe frais de distribution factures preuves de paiements et contrat si existe réception et relations publiques factures preuves de paiements et contrat si existe Frais administratifs petit matériel facture, tickets (mentioner le libellé) matériel spécifique facture fournitures documentation facture, tickets (mentioner le libellé) téléphone, fax facture poste récépissé photocopies tickets (mentioner le libellé) frais de gestion facture preuves de paiements assurances avis de paiement preuves de paiements Frais de déplacement Location factures Carburant factures, tickets (mentioner le libellé) assurance, taxes avis de paiement, extrait de rôle preuves de paiements transport public tickets (mentioner le libellé) transport privé (véhicule personnel) tableau de forfait KM preuves de paiements Sous-traitance, honoraires etc. honoraires (avocat, comptable, etc) note ou factures preuves de paiements convention vacataires note ou factures preuves de paiements convention Frais de personnel 1 avec secrétariat social rémunération comptes individuels, fiches assurance légale avis de paiement assurance extralégale avis de paiement 2 sans secrétariat social rémunération fiches preuves de paiements assurance légale avis de paiement preuves de paiements assurance extralégale avis de paiement preuves de paiements

54 45310 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Frais éligibles Pièces éligibles Compléments Amortissement et investissement amortissement sur actif subsidiés tableau d amortissement + facture preuves de paiements investissements subsidiés tableau d investissement + facture preuves de paiements Impôts et taxes Taxes droit d enregistrement TVA non déductible Impôts Charges financières charges financières sur emprunt liés aux délais de subventionnement extrait de rôle extrait de rôle extrait de compte contrat Remarque : une preuve de paiement est un extrait de compte, un reçu, une facture acquittée Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Président du Collège. Benoît CEREXHE, Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes. Annexe X. Attestation sur l honneur JOINDRE AUX JUSTIFICATIFS ATTESTATION Conformément à l arrêté du Collège de la Commission communautaire française - Je soussigné(e) :... Responsable de :... DECLARE SUR L HONNEUR QUE : 1. La mention «avec l aide de la Commission communautaire français» figure sur tous les documents relatifs à l activité subsidée par la C.C.F. 2. Les dépenses justifiées ne sont pas couvertes par une subvention accordée par une autre institution publique; 3. Les justificatifs correspondent à l activité subventionnée. 4. Tout acte de saisie, de cession ou de mise en gage sera immédiatement porté à la connaissance de l Administration par le soussigné, par lettre recommandée à adresser à la Direction générale de la Commission communautaire française, rue des Palais 42, à 1030 Bruxelles. J ai pris connaissance que : Au cas où il apparaît que de fausses informations ont été communiquées, ou que les conditions indiquées aux articles précédents n ont pas été respectées, le Collège pourra récupérer auprès del association bénéficiaire le montant total ou partiel de la subvention accordée oul exclure du bénéficie d une subvention ultérieure. Bruxelles le Lu et approuvé, Signature Vu pour être annexé àl arrêté du 1 er avril Par le Collège de la Commission communautaire française : Christos DOULKERIDIS, Benoît CEREXHE, Président du Collège. Ministre, Membre du Collège chargé de la Formation professionnelle des Classes moyennes.

55 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VERTALING FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N [C 2010/31308] 1 APRIL Besluit 2009/758 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het samenwerkingsakkoord dat gesloten werd op 20 februari 1995 door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, betreffende de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende de voogdij van het Instituut voor de voortgezette Opleiding voor de middenstand en de K.M.O. s, goedgekeurd door het decreet van 18 december 1995, onder meer artikels 5, 8 en 20bis, vervangen of toegevoegd bij aanhangsel van 4 juni 2003 dat goedgekeurd werd door het decreet van 17 juli 2003; Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 mei 2006 betreffende de subsidiëring van de erkende centra voor permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën verleend op 16 december 2009; Gelet op het akkoord van het Lid van het College dat belast is met de Begroting, gegeven op 14 januari 2010; Gelet op het advies /2 van de Raad van State, gegeven op 24 februari 2010, overeenkomstig artikel 84, 1, lid 1, lid 1, 1 van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van het Lid van het College dat bevoegd is voor de beroepsopleiding van de middenstand; Na beraad, Besluit : HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een kwestie bedoeld in artikel 127 van de Grondwet. Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1 Minister : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met beroepsopleiding en Permanente Vorming ten behoeve van de Middenstand; 2 Commissie : de Franse Gemeenschapscommissie; 3 Dienst : de dienst met afzonderlijk beheer «Dienst Vorming K.M.O. s»; opgericht door het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 2003; 4 Centrum : elk centrum voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen erkend door de Franse Gemeenschapscommissie; 5 samenwerkingsakkoord : samenwerkingsakkoord dat op 20 februari 1995 afgesloten werd door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest, betreffende de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en betreffende de voogdij van het Instituut voor de voortgezette Opleiding voor de Middenstand en de K.M.O. s, gewijzigd bij aanhangsel van 4 juni 2003; 6 vormingswerkers : de vormingswerkers, zoals bedoeld in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming, die voor onbepaalde tijd aangeworven zijn door het Centrum; 7 educatieve medewerkers : de educatieve medewerkers, zoals bedoeld in het reglement van 20 december 2001, betreffende de educatieve medewerkers die voor onbepaalde tijd door het Centrum aangeworven zijn; 8 lesgevers : de sprekers of elke andere persoon, zelfstandig of loontrekker, die prestaties verricht in het kader van de erkende cursussen, die niet voor onbepaalde tijd aangeworven zijn door het Centrum; 9 niet-pedagogisch personeel : personen die aangeworven zijn door het Centrum via een arbeidsovereenkomst dat anders is dan dat voor de opleiders, educatieve medewerkers of lesgevers; 10 leertijd : de leertijd zoals bepaald in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord; 11 ondernemersopleiding : de ondernemersopleiding zoals bepaald in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord; 12 voortgezette opleiding : de voortgezette opleiding zoals bepaald in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord; 13 basisopleiding : de basisopleiding heeft betrekking op de leertijd en de ondernemersopleiding. 14 pedagogische volmaking : de pedagogische volmaking zoals gedefinieerd in artikel 14 van het samenwerkingsakkoord. HOOFDSTUK II. Subsidiëring Afdeling I. Algemene bepalingen Art. 3. Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt er een jaarlijkse toelage voor de periode van 1 januari tot 31 december aan het Centrum toegekend voor de uitoefening van de in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord bepaalde opdrachten met uitzondering van de voorgezette opleiding en de pedagogische volmaking. De Minister beslist jaarlijks over het bedrag van de aan het Centrum toegekende subsidie. Art. 4. De jaarlijkse subsidie bedoeld in artikel 3 dekt : 1 de personeelskosten (artikelen 5 en 6); 2 de werkingskosten (artikelen 7 en 8); 3 de kosten voor de uitrusting (investeringsgoederen) (artikelen 9 tot 12); 4 de infrastructuurkosten (artikelen 13 en 14); 5 de bijzondere kosten (artikel 15).

56 45312 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Afdeling II. Personeelskosten Art. 5. De personeelskosten bedoeld in artikel 4,1 omvatten : 1 de bezoldigingen van de vormingswerkers en de educatieve medewerkers, evenals de bezoldigingen van de lesgevers die door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn aan het Centrum. 2 de bezoldigingen van het niet-pedagogisch personeel, maaltijdcheques inbegrepen; 3 de werkgeversbijdragen behorende bij de bezoldigingen bedoeld in 1 en 2 en de uitbetaling van het vakantiegeld en, indien dit het geval is, de eindejaarspremie; 4 de premies van wetsverzekeringen behorende bij de bezoldigingen bedoeld in 1 en 2 ; 5 de verplaatsingskosten van het personeel dat in het kader van de vorming op missie is, mits voorlegging van bewijsstukken (de terugbetaling van deze kosten zal beperkt worden tot de bedragen die in het besluit van 7 februari 2002 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende reglementering inzake parkoerskosten van kracht zijn voor de verplaatsingskosten van ambtenaren, stagiairs en contractuelen). Art. 6. De bezoldigingen bedoeld in artikel 5, 1 en 2 worden gesubsidieerd volgens de salarisschalen bepaald in bijlage II tot VII van dit besluit. Afdeling III. De werkingkosten Art. 7. De werkingkosten bedoeld in artikel 4,2 omvatten : 1 de kosten voor de organisatie en de werking van de in artikel 2, 13 van het samenwerkingsakkoord bedoelde vormingsactiviteiten. Deze kosten staan vermeld in bijlage I van dit besluit; 2 de honoraria van de lesgevers die niet aan het Centrum gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst (zelfstandigen), berekend volgens de in bijlage V van dit besluit bepaalde salarisschalen; 3 de uitbetaling van presentiegelden : a) van de lesgevers die in het kader van de vorming op missie zijn; b) van de leden van de examencommissies die in het kader van de vorming georganiseerd worden, met uitzondering van de commissieleden die aangeworven zijn onder arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd; 4 de uitbetaling van verplaatsingskosten (met het openbaar vervoer) van de leerlingen die buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen en die tijdens de leertijd regelmatig cursussen beroepskennis volgen. De tussenkomst gebeurt mits voorlegging van bewijsstukken en wordt beperkt tot het deel van de kosten dat het bedrag van 5,00 euro overschrijdt voor een heen- en terugreis. Art. 8. De presentiegelden bedoeld in artikel 7, 3 omvatten de sessies die minstens 2,5 u. duren. Het presentiegeld bedraagt 24,17 euro. Als er dezelfde dag een tweede vergadering wordt gehouden, wordt het bedrag van het presentiegeld voor de tweede vergadering teruggebracht tot 16,36 euro. Als een vergadering langer dan 5 uur duurt, bedraagt het presentiegeld 40,53 euro. Afdeling IV. De kosten voor de uitrusting (investeringsgoederen) Art. 9. De kosten voor de uitrusting omvatten de kosten voor het aankopen of huren van kantoormeubilair en -materiaal en schoolmeubilair en -materiaal, didactisch materiaal en de uitrusting voor werkplaatsen en laboratoria en die meer dan 250 euro excl. btw bedragen. Art. 10. Elk jaar stelt het Centrum een voorlopig aankoopplan voor de uitrusting op door de prioriteiten aan te duiden en een prijsindicatie te geven. Deze dient het Centrum tegelijkertijd met de ontwerpbegroting in bij het Begeleidingscomité bedoeld in artikel 23 van dit besluit. Dit plan dient vergezeld te zijn van het advies van de pedagogische raadgevers van de Dienst voor de punten die hen aanbelangen. Art. 11. Het aangekochte meubilair en materiaal is eigendom van het Centrum. Het Centrum is verplicht de investeringsgoederen te bewaren gedurende de hele periode van de afschrijving. De investeringsgoederen zijn ingeschreven in een inventaris voor zolang ze deel uitmaken van het vermogen van het Centrum. De inventaris van het vermogen wordt up-to-date gehouden door het Centrum en er wordt een kopie overgemaakt aan de Dienst evenals de bewijsstukken bedoeld in artikel 18. De Dienst volgt de evolutie op van de inventaris van het vermogen van het Centrum van één subsidiëringsperiode naar een andere en controleert of de gesubsidieerde investeringsgoederen er ook werkelijk in voorkomen. Het meubilair en het materiaal die door de Dienst worden gesubsidieerd moeten het voorwerp zijn van een duidelijke omschrijving in het inventaris van het vermogen van het Centrum. Ze mogen vervreemd worden na toelating van de Minister. De opbrengst van de verkoop van dit meubilair en materiaal moet bestemd zijn voor de in artikel 9 bedoelde kosten voor de uitrusting. Afdeling V. Infrastructuurkosten Art. 12. De infrastructuurkosten omvatten : 1 de kosten voor het huren, aankopen, bouwen, uitbreiden, verbouwen of inrichten van de gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden. Indien de gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden, gehuurd worden, hangt de toekenning van de toelage voor infrastructuurkosten af van de voorlegging van een huurovereenkomst waarvan de bepalingen door de Minister goedgekeurd moeten zijn. Indien het gaat om het aankopen, bouwen, uitbreiden, verbouwen of inrichten van gebouwen waarin de activiteiten van de vorming georganiseerd worden, moet de toelage voor infrastructuurkosten het Centrum toelaten de lasten te dragen van een lening waarvan het bedrag en de voorwaarden door de Minister bepaald of aanvaard zijn.

57 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE zware herstellingswerken voor een minimumwaarde van ,00 euro excl. btw, evenals herstellingen met betrekking tot de ruwbouw of werken om de gebouwen in overeenstemming te brengen met de milieu- en veiligheidsvoorschriften, mits voorafgaand akkoord van de Minister. Art. 13. De Dienst ziet toe op het goede verloop van de werkzaamheden waarvoor een toelage wordt toegekend bij de voorlopige en de definitieve oplevering van de genoemde werkzaamheden. Afdeling VI. Bijzondere kosten Art. 14. Mits toelating van de Minister kunnen bijzondere kosten die verband houden met kosten die voor de vorming gemaakt worden door de jaarlijkse toelage gedekt worden. De bijzondere kosten bedoeld in lid 1 omvatten : 1 het verffenen van de schulden tegenover de leveranciers voor de uitgaven gedaan door het Centrum en niet gedekt door de in artikel 3 bedoelde toelage; 2 het vereffenen van de schulden tegenover de bedrijfsvoorheffing en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de uitgaven ontstaan uit bijdragen berekend op basis van de bezoldiging toegekend door het Centrum aan het personeel bedoeld in artikel 5, 2 die niet heeft kunnen genieten van de toelage bedoeld in artikel 3; 3 De kortetermijnkredieten die toegekend worden aan het Centrum opdat het kan beschikken over een noodzakelijk bedrijfskapitaal zodat het zijn verplichtingen op korte termijn kan nakomen, onder meer ten opzichte van de bedrijfsvoorheffing en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. De Minister legt vast of keurt goed zowel het bedrag als de toekenningsvoorwaarden van deze kredieten. HOOFDSTUK III. Vaststelling, vereffening en controle van de toelage Art. 15. Het Centrum dient een boekhouding bij te houden waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten die door de toelage gedekt worden en de kosten die door de eigen inkomsten van het Centrum gedekt worden. De originele factuur van de met de toelage verworven goederen en waarvan de aankoopwaarde de 500 euro overstijgt, zal de vermelding krijgen «COCOF» en zal geparafeerd worden door de verantwoordelijke voor de rekeningen van de vereniging. Wanneer een bewijsstuk door verschillende subsidiërende machten gesubsidieerd wordt, zal de bijdrage van elke macht goed aangeduid moeten worden op het origineel document door gebruik te maken van een verdeling stempel en vervangt die de vermelding «COCOF». Art. 16. De begroting van het Centrum bestaat uit een bedrijfsplan, een investeringsplan en een tresaurieplan. Het Centrum moet zijn begroting opstellen door een onderscheid te maken tussen de uitgaven die gedekt worden door de in artikel 3 van dit besluit bedoelde subsidiëring en de uitgaven die gedekt worden door het eigen inkomsten van het Centrum of een ander Centrum. Deze opdeling moet zelf opgedeeld worden rekening houdend met het soort kosten zoals bepaald in artikel 4 van dit besluit. De ontwerpbegroting wordt jaarlijks ingediend bij de Dienst. Ze dient vergezeld te zijn van een tabel met de voorziene toegestane uitgaven per soort kosten. Art. 17. De vereffening van het geordonnanceerde bedrag gebeurt via driemaandelijkse schijven en op grond van de volgende modaliteiten : 1 gemeenschappelijke bepalingen voor alle kosten onder artikel 4 van dit besluit : - een eerste schijf van 30 % die uiterlijk op 25 februari wordt gestort; - een tweede schijf van 30 % die uiterlijk op 25 april wordt gestort; - een derde schijf van 30 % die uiterlijk op 25 augustus wordt gestort. 2 Bepaling betreffende de personeelskosten en de infrastructuurkosten opgenomen in artikel 4 : een vierde schijf van 10 % die uiterlijk op 20 december wordt gestort; 3 bepaling betreffende de werkingkosten, de kosten voor de uitrusting en de bijzondere kosten bedoeld in artikel 4 : Het restbedrag wordt, na verificatie van de bewijsstukken door de Dienst, uiterlijk op 30 oktober van het volgende jaar gestort. Art. 18. De bewijsstukken betreffende alle kosten bedoeld in artikel 4 moeten ten laatste op 30 juni van het volgende jaar door het Centrum worden overgemaakt, vergezeld van een samenvattende tabel van alle toegestane uitgaven. Deze tabel moet rekening houden met de soort kosten zoals bedoeld in artikel 4. Een voorbeeld van deze samenvattende tabel is toegevoegd in bijlage VIII van dit besluit. De lijst met bewijsstukken die in aanmerking komen naargelang de aard van de uitgaven, is opgenomen in bijlage IX van dit besluit. Het criterium dat gehanteerd wordt om te oordelen of de in artikel 3 bedoelde periode gerespecteerd wordt is de facturatiedatum van de levering van het goed of de dienstverrichting. Art. 19. De contrôle van het Centrum door de Dienst, gebeurt als volgt : 1 De volgende controles worden uitgevoerd door de bewijsstukken een per een te overlopen : a) controle van de conformiteit van de uitgave ten opzichte van de dekking gepreciseerd in dit besluit; b) vanaf de lijst met in aanmerking komende bewijsstukken in bijlage IX, nagaan of het bewijsstuk wel degelijk in aanmerking komt; c) controle van de conformiteit tussen de datum van de uitgave en de periode gedekt door de in artikel 18 3 bedoelde subsidie; d) controle van de overeenkomst tussen het bedrag van het bewijsstuk en dat aangeduid in de samenvattende tabel van de bewijsstukken opgenomen in bijlage VIII; e) controleren of de regel van goede praktijk inzake aankoop onder artikel 21 gerespecteerd wordt; f) controle van de aanwezigheid van de vermelding «COCOF» en een handtekening op de facturen die 500 euro overschrijden, overeenkomstig het in artikel 15, 2 bepaalde;

58 45314 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 2 andere controles : a) controle van de investeringstabellen; b) controleren van de aanwezigheid van een verklaring op het erewoord (bijlage X van dit besluit); c) erop toezien dat het Centrum een bepaalde boekhoudkundige structuur volgt overeenkomstig de wet van 2 mei 2002 betreffende VZW s, internationale VZW s en stichtingen, en overeenkomstig besluiten ontstaan tengevolge van deze wet. Art. 20. Elke niet gerechtvaardigde uitgave of uitgave waarvan de verantwoording niet aanvaardbaar is, wordt afgetrokken van het restbedrag. Indien de gerechtvaardigde uitgaven het bedrag van de toegekende subsidie niet dekken, zal het saldo beperkt worden tot het werkelijk gerechtvaardigde bedrag. Indien de bedragen in de hoedanigheid van geïnvesteerd kapitaal hoger liggen dan het werkelijk gerechtvaardigde bedrag, zal het teveel afgetrokken worden van een van de subsidieschijven waarover het Centrum tijdens het volgende boekjaar zal mogen beschikken. HOOFDSTUK IV. De regel van goede praktijk inzake aankoop Art. 21. Bij de aankoop van goederen en diensten is het Centrum verplicht de beste prijs-kwaliteitverhouding te zoeken. De goederen die door de subsidie zijn aangekocht en waarvan de aankoopwaarde euro overstijgt, zullen gerechtvaardigd worden door de betaalde aankoopfactuur aan dewelke het bestek van drie leveranciers voor dezelfde opdracht worden toegevoegd. Indien de leverancier met de beste prijs niet wordt gekozen, wordt de motivatie van de beslissing eveneens aan de factuur toegevoegd. De grotere uitgaven zijn onderworpen aan de officiële procedure voor de toekenning van opdrachten krachtens de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten. HOOFDSTUK V. Het begeleidingscomité Art Er wordt een begeleidingscomité opgericht. Het bestaat uit : - voor de Dienst : + een ambtenaar verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van de Dienst; + een ambtenaar, financieel adviseur binnen de Dienst, bevoegd voor de controle van de in artikel 3 bedoelde jaarlijkse subsidie; + een ambtenaar bevoegd voor de pedagogische coördinatie en voogdij van de Dienst; - voor het Centrum : drie vertegenwoordigers benoemd door de raad van bestuur; - een vertegenwoordiger van het Lid van het College bevoegd voor de beroepsopleiding en de permanente vorming ten behoeve van de Middenstand; - een vertegenwoordiger van het Lid van het College bevoegd voor de begroting; - Indien nodig kunnen er externe zelfstandige experten - dienst of Centrum - uitgenodigd worden. 2. Het begeleidingscomité heeft als doel : - Samen met het Centrum de inhoud en de presentatie van een genormaliseerd boekhoudkundig plan te bepalen - liefst voor 31 mei en ten laatste op 30 juni, de elementen te analyseren van de ontwerpbegroting van het Centrum die gedekt worden door de subsidie voor het volgend boekjaar; - alle details aan het Centrum te communiceren die nodig zijn voor de uitvoering van het besluit; - de opvolging van de uitvoeringen van de door de subsidie gedekte elementen van de begroting van het Centrum te verzekeren tijdens het boekjaar. - Elke andere vraag die de werking van het Centrum betreft en die mogelijk een impact heeft op de financiering ervan te analyseren 3. Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door de leidend ambtenaar van de administratie. Het komt minstens een keer per trimester samen. De bijkomende vergaderingen zullen georganiseerd mogen worden op vraag van de Dienst of het Centrum. HOOFDSTUK VI. Kosten voor de samenstelling van de dossiers Art. 23. De kosten voor de samenstelling van de dossiers, vastgelegd op 128 euro, voor het afsluiten van een stageovereenkomst zijn ten laste van een bedrijfsleider. Ze worden betaald door de bedrijfsleider van de Dienst. De bedragen die de Dienst werkelijk int, worden voor 66 % aan het Centrum weer afgestaan. Deze inkomsten verbonden met de dossierkosten moeten door het Centrum gebruikt worden voor de in artikel 7 van dit besluit bedoelde werkingkosten. Er worden geen dossierkosten aangerekend in de volgende gevallen : - als er een nieuw contract wordt afgesloten nadat het oorspronkelijke contract tijdens de proeftijd werd verbroken, voor zover dat het nieuwe contract binnen de zes maanden na het verbreken van het oude contract getekend wordt; - als de rechtsvorm, de handelsnaam of het adres wijzigt; - als er tijdens de looptijd van het contract sprake is van een wijziging van beroep binnen dezelfde onderneming; - als er een verandering van dossierbeheerder plaatsvindt.

59 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE HOOFDSTUK VII. Slot-, overgangs- en opheffingsbepalingen Art. 24. De winsten die het Centrum maakt, onder meer door de organisatie van de voortgezette opleiding, moeten prioritair worden bestemd voor de kosten die voortkomen uit de basisopleiding en, bij de indiening van de bewijsstukken, het voorwerp zijn van een jaarlijkse toelichting aan de Dienst die bevoegd is om deze aan het College over te maken. Art. 25. Besluit 2006/5 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 mei 2006 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven op 1 januari 2010, met uitzondering van de vermeldingen van artikel 23 betreffende de kosten voor de samenstelling van de dossiers onstaan uit het afsluiten van een leerovereenkomst Art. 26. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 27. Het Lid van het College dat bevoegd is voor de Beroepsopleiding ten behoeve van de Middenstand wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 1 april Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand. BIJLAGEN Bijlage 1. Toegestane uitgaven ter verantwoording van de werkingskosten die gedekt worden door de jaarlijkse toelage toegekend aan de erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen 1. De kosten voor de bevoorrading van grondstoffen en benodigdheden die rechtstreeks verband houden met de basisopleiding, inclusief de kosten verbonden aan het consortium voor de validering van de competenties. 2. de kosten van de lokalen en het materiaal : - water, verwarming, elektriciteit; - onderhoud van de lokalen (kuisfirma, producten en kleine onderhoudsmaterialen, huur van containers, kosten voor de bewaking en toezicht, ); - onderhoud en herstel van de kosten voor de uitrusting zoals bedoeld in artikel 10 van dit besluit; - huur (renting) van goederen bedoeld in artikel 9 van dit besluit; - Verzekeringen betreffende de gebouwen en hun inhoud. 3. De publiciteits- en promotiekosten - realisatiekosten; - drukkosten; - distributiekosten; - Recepties, public relations (het gaat om kosten betreffende de deelname aan salons, beurzen en tentoonstellingen en betreffende de organisatie van opendeurdagen). 4. Administratieve kosten : - Klein materiaal, - benodigdheden, documentatie; - telefoon, fax, internet; - posterijen, - fotokopies, - kosten voor het beheer van het sociaal secretariaat. 5. Bezoldigingen aan derden, onderaanbesteding, honoraria, losse medewerkers : - erelonen van boekhouders, advocaten,...; - honoraria van de zelfstandige lesgevers bedoeld in artikel 7, 2 van dit besluit; - presentiegeld van de lesgevers en de leden van de examencommissies bedoeld in artikel 7, 3 van dit besluit; - verplaatsingskosten van de leerlingen bedoeld in artikel 7, 4 van dit besluit - losse medewerkers (interim-personeel en personen die ter beschikking staan van het Centrum). 6. Belastingen en taksen Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

60 45316 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bijlage II. Salarisschalen voor hoofdvormingswerkers De hoofdvormingswerkers zijn deze die bedoeld worden in het reglement van 29 juni 2000 dat van toepassing is op de hoofdvormingswerkers van het IFPME-netwerk en op 1 september 2000 van kracht is geworden Anciënniteit Jaarsalaris op 01/01/2009 Maandsalaris op 01/01/ , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,02 Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het openbaar ambt. Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand. Bijlage III. Salarisschalen voor de vormingswerkers «algemene kennis» De vormingswerkers «algemene kennis» zijn deze die bedoeld worden in het reglement van 16 december 1999 dat van toepassing is op de vormingswerkers van de permanente vorming en op 1 januari 2000 van kracht is geworden Salarisschaal Anciënniteit op 01/01/ , , , , , , , , , , , , , , , ,03

61 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het openbaar ambt. Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand. Bijlage IV. Salarisschalen voor de educatieve medewerkers De educatieve medewerkers zijn deze die bedoeld worden in het reglement betreffende de educatieve medewerkers van 20 december 2001 Anciënniteit Jaarsalaris op 01/01/2009 Maandsalaris au 01/01/ , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,98 Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het openbaar Ambt. Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand. Bijlage V. Salarisschalen voor de lesgevers De bruto-uurkosten van de lesgevers zijn de volgende : 1. leertijd : 24,43 euro 2. ondernemersopleiding : 28,90 euro Als de lesgevers zelfstandigen zijn, worden de salarisschalen met 50 % verhoogd. Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de regels toepasbaar op de bezoldigingen van het Openbaar ambt. Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

62 45318 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bijlage VI. Gelijkwaardigheidsschema voor de berekening van de toelage van de kosten voor niet-pedagogisch personeel Post COCOF Gelijkwaardigheid post EFP Schaal Bestuursdirecteur Directeur 15/1 adjunct Directeur Attaché Poolverantwoordelijke 10/1 IT-verantwoordelijke Administratieve assistent Directieassistent Aankoopverantwoordelijke Verantwoordelijke voor de Interne Dienst voor preventie en bescherming Verantwoordelijke voor de Dienst Kwaliteit Verantwoordelijke voor het Onthaal Verantwoordelijke voor het Onderhoud Raadgever Educatie Raadgever Oriëntatie/tewerkstelling werknemer in de Communicatie Werknemer voor het beheer van de vormingswerkers Boekhouder 26/1 Assistant administratif Administratieve medewerker Beheerder (in een pool) Assistent (IT, Beheer vormingswerkers, Financiën, Communicatie, Interne dienst voor preventie en bescherming, Dienst Kwaliteit) Onthaalbeambte Onderhoudsbeambte Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand. 20/1 30/1 Bijlage VII. Salarisschalen voor het niet-pedagogisch personeel Schaal/ Geldelijke 15/1 10/1 26/1 20/1 30/1 anciënniteit , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,15

63 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Schaal/ Geldelijke 15/1 10/1 26/1 20/1 30/1 anciënniteit , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,46 Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College. Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

64 45320 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

65 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 45321

66 45322 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

67 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Gezien om bij het besluit 2009/758 van 1 april 2010 betreffende de subsidiëring van erkende centra voor permanente vorming ten behoeve van de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College. Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

68 45324 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bijlage IX. Lijst van de in aanmerking komende bewijsstukken Lijst van de in aanmerking komende bewijsstukken Het zijn kopies van de bewijsstukken die ingediend worden bij de Franse Gemeenschapscommissie. De orginelen worden steeds bewaard bij de vereniging. In aanmerking komende kosten In aanmerking komende bewijzen Aanvullingen Huur Permanente huur Ontvangst- of ander bewijs van betaling Punctuele huur Factuur-overeenkomst betaalbewijzen Lasten (gas, elektriciteit, ) Factuur Verzekeringen betalingsbericht betaalbewijzen Onderhoud Factuur Betaalbewijzen en huurcontract Publicaties ter promotie Realisatiekosten facturen Betaalbewijzen en contract indien bestaande Drukkosten facturen Betaalbewijzen en contract indien bestaande Distributiekosten facturen Betaalbewijzen en contract indien bestaande Receptie en public relations facturen Betaalbewijzen en contract indien bestaande Administratieve kosten Klein materiaal factuur, ticketten (de omschrijving vermelden) Specifiek materiaal Factuur Documentatiemiddelen factuur, ticketten (de omschrijving vermelden) Telefoon, fax Factuur Posterijen Ontvangstbewijs Fotokopies factuur, ticketten (de omschrijving vermelden) Beheerskosten Factuur betaalbewijzen Verzekeringen betalingsbericht betaalbewijzen Verplaatsingskosten Huur facturen Brandstof facturen, ticketten (de omschrijving vermelden) verzekering, taksen betalingsbericht, aanslagbiljet betaalbewijzen Openbaar vervoer ticketten (de omschrijving vermelden) privé-vervoer(persoonlijk voertuig) tabel met km-forfait betaalbewijzen Onderaanneming, honoraria enz. honoraria (advocaten, boekhouders, et.c) Rekening of facturen betaalbewijzen overeenkomst Losse medewerkers Rekening of facturen betaalbewijzen overeenkomst Personeelskosten 1 met sociaal secretariaat Bezoldiging Wettelijke verzekering Extralegale verzekering Individuele rekeningen, strookjes betalingsbericht betalingsbericht

69 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE In aanmerking komende kosten In aanmerking komende bewijzen Aanvullingen 2 zonder sociaal secretariaat Bezoldiging strookjes betaalbewijzen Wettelijke verzekering betalingsbericht betalingsbericht betaalbewijzen Extralegale verzekering betalingsbericht betaalbewijzen Afschrijving en investering afschrijvingen op gesubsidieerde investeringstabel + factuur betaalbewijzen actieven Gesubsidieerde investeringen investeringstabel + factuur betaalbewijzen Belastingen en taksen Taksen registratierechten Niet aftrekbare btw belastingen Financiêle lasten Financiële lasten voor lening aangegaan in afwachting van de subsidie aanslagbiljet aanslagbiljet rekeninguittreksel contract Opmerking : een betalingsbewijs is een rekeninguittreksel, een ontvangstbewijs, een voldane factuur. Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Christos DOULKERIDIS Benoît CEREXHE Voorzitter van het College. Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand. Bijlage X. Attest op erewoord Toe te voegen aan de verantwoordingsstukken ATTEST Overeenkomstig het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie - Ik ondergetekende :... Verantwoordelijk voor :... verklaar op erewoord dat : 1. De vermelding «met steun van de Franse Gemeenschapscommissie» op alle documenten staat betreffende de activiteit gesubsidieerd door de COCOF. 2. De gerechtvaardigde kosten niet gedekt worden door een toelage toegekend door een andere overheidsinstelling; 3. De bewijsstukken overeenkomen met de gesubsidieerde activiteit. 4. Elke handeling van inbeslagneming, vervreemding of verpanding onmiddellijk door de ondergetekende gemeld wordt aan de Administratie, en dit per aangetekende brief gericht tot de Algemene Directie van de Franse Gemeenschapscommissie, Paleizenstraat 42, te 1030 Brussel. Ik ben ervan op de hoogte dat : Indien blijkt dat er foutieve informatie werd meegedeeld of dat de voorwaarden in de vorige artikelen niet werden gerespecteerd, het College het totaalbedrag of een deel van de toegekende toelage zal mogen terugkrijgen van de begunstigde vereniging of de begunstigde zal mogen uitsluiten van een volgende toelage. Brussel,... Gelezen en goedgekeurd, Handtekening Gezien om bij het besluit van 1 april 2010 te worden gevoegd. Christos DOULKERIDIS Voorzitter van het College. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : Benoît CEREXHE Minister, Lid van het College belast met de beroepsopleiding van de Middenstand.

70 45326 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE ANDERE BESLUITEN AUTRES ARRETES FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN [C 2010/00410] Raad van State. Vernietiging Door middel van het arrest nr van 3 maart 2010 heeft de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, artikel 6, 2), van het ministerieel besluit van 23 januari 2009 tot vaststelling van de procedure- en werkingsregels van de Commissie en het permanent secretariaat, bedoeld in het artikel 130 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen vernietigd. SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [C 2010/00410] Conseil d Etat. Annulation Par arrêt n du 3 mars 2010, le Conseil d Etat, section du contentieux administratif a annulé l article 6, 2), de l arrêté ministériel du 23 janvier 2009 établissant la procédure et les règles de fonctionnement de la Commission et du secrétariat permanent, visé àl article 130 de l arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux lieux situés sur le territoire belge, gérés par l Office des étrangers, où un étranger est détenu, mis à la disposition du gouvernement ou maintenu, en application des dispositions citées à l article 74/8, 1 er, de la loi du 15 décembre 1980 sur l accès au territoire, le séjour, l établissement et l éloignement des étrangers. * FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN [C 2010/03392] Administratie van de btw, registratie en domeinen Sector registratie en domeinen. Centrale Diensten Benoemingen Bij koninklijk besluit van 10 februari 2009, nr. 5, worden de hiernavolgende ambtenaren, met ingang van 1 maart 2009, benoemd tot de graad van eerste attaché van financiën (klasse A2) : Vakrichting «fiscaliteit» : de heer DUMONCEAU, Jean-François; de heer ALLARD, Louis; de heer BOGAERT, Luc; de heer DEBLANDRE, Josse; de heer GORBITZ, Joël. Vakrichting «personeel en organisatie» : de heer SIMON, Daniel; Mevr. VANDENDRIESSCHE, Inge. SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES [C 2010/03392] Administration de la T.V.A., de l enregistrement et des domaines Secteur de l enregistrement et des domaines. Services centraux Nominations Par arrêté royal du 10 février 2009, n 5, les agents suivants sont nommés, à la date du 1 er mars 2009, au grade de premier attaché des finances (classe A2) : Filière de métiers «fiscalité»: M. DUMONCEAU, Jean-François; M. ALLARD, Louis; M. BOGAERT, Luc; M. DEBLANDRE, Josse; M. GORBITZ, Joël. Filière de métiers «personnel et organisation» : M. SIMON, Daniel; Mme VANDENDRIESSCHE, Inge. * FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN [C 2010/18247] Erkende certificeringsinstellingen Krachtens artikel 10 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen is de certificeringsinstelling Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas, tel , erkenningsnummer CI-017 tot 2 juni 2013 erkend in het kader van de validatie van autocontrolesystemen op basis van de gidsen : G-023 Gids voor de invoering van een autocontrolesysteem in de Horecasector, G-025 Autocontrolegids voor de sector van de grootkeukens en verzorgingsinstellingen. AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE [C 2010/18247] Organismes certificateurs agréés En vertu de l article 10 de l arrêté royal du 14 novembre 2003 relatif à l autocontrôle, à la notification obligatoire et à la traçabilité dans la chaîne alimentaire, est agréé jusqu au 2 juin 2013, l organisme certificateur Silliker NV, Hoogkamerstraat 42, 9100 Sint-Niklaas, tél , n d agrément CI-017, dans le cadre de la validation des systèmes d autocontrôle basés sur les guides : G-023 Guide pour l instauration d un système d autocontrôle dans le secteur Horeca, G-025 Guide d autocontrôle pour le secteur des cuisines de collectivitées et les maisons de soins.

71 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID Bestuurszaken Autonome gemeentebedrijven [2010/203641] Bij besluit van 23 juni 2010 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, zijn goedkeuring aan de beslissing van de gemeenteraad van Lommel van 27 april 2010 waarbij de statuten van het Autonoom Gemeentebedrijf Lommel Patrimonium worden gewijzigd. Bij besluit van 23 juni 2010 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, zijn goedkeuring aan de beslissing van de gemeenteraad van Knokke-Heist van 26 mei 2010 waarbij de statuten van het Autonoom Gemeentebedrijf Vrijetijdsbedrijf Knokke-Heist ag worden gewijzigd. Bij besluit van 23 juni 2010 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, zijn goedkeuring aan de beslissing van de gemeenteraad van Tessenderlo van 26 april 2010 waarbij het Autonoom Gemeentebedrijf AGB Tessenderlo wordt opgericht en de statuten van het bedrijf zijn vastgesteld. * VLAAMSE OVERHEID Bestuurszaken Autonoom gemeentebedrijf. Statutenwijziging. Niet-goedkeuring [2010/203640] Bij besluit van 22 juni 2010 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, zijn niet-goedkeuring aan de wijzigingen van de statuten van het Autonoom Gemeentebedrijf AGB Fluctus Schelle aangebracht bij besluit van de raad van bestuur van het Autonoom Gemeentebedrijf op 14 april * VLAAMSE OVERHEID Bestuurszaken Erkenning [2010/203595] Bij besluit van 24 juni 2010 heeft de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand de anglicaanse parochie Saint Martha and Mary s te Leuven erkend. * VLAAMSE OVERHEID Werk en Sociale Economie Private arbeidsbemiddeling [2010/203635] De administrateur-generaal van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie heeft namens de Vlaamse minister bevoegd voor het Tewerkstellingsbeleid bij besluit van 25 juni 2010 de erkenning op naam van BVBA Affido Medical, Abdijlaan 41, 3111 Wezemaal om onder het nummer VG.1630/B de activiteit als bureau voor private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest uit te oefenen, geschrapt met ingang van 25 juni 2010.

72 45328 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C 2010/35452] 24 JUNI Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van de gronden gelegen in de woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren aanvulling 1 als site De OVAM, Gelet op het Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (verder genoemd Bodemdecreet ), inzonderheid op de artikelen 140 tot en met 145 en artikel 158; Gelet op het besluit van de OVAM van 25 augustus 2005 tot het vaststellen van terreinen gelegen in de Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren als site overeenkomstig artikel 47ter van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering; Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 2005 betreffende toepassing van de artikelen 48 en 48 ter van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren ; Overwegende dat de OVAM een beleid heeft uitgewerkt waarin een woonzone die bestaat uit meerdere (potentieel) verontreinigde gronden wordt opgenomen in een site overeenkomstig artikel 140 van het Bodemdecreet teneinde een integrale aanpak ervan te kunnen realiseren; Overwegende dat er voor de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren in januari 2007 reeds een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd met als titel Oriënterend bodemonderzoek, Site Voormalige haarsnijderijen Lokeren door de bodemsaneringsdeskundige Arcadis Gedas nv; dat er in november 2009 een beschrijvend bodemonderzoek werd uitgevoerd met als titel Beschrijvend bodemonderzoek voor een aantal locaties binnen de site Voormalige haarsnijderijen Lokeren door de bodemsaneringsdeskundige Technum nv; dat het beschrijvend bodemonderzoek op 15 december 2009 conform werd verklaard; Overwegende dat er in het beschrijvend bodemonderzoek van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren op locaties 5, 8, 10, 11, 12, 13, 16 en 20 een kwikverontreiniging in het vaste deel van de bodem werd vastgesteld op percelen die geen deel uitmaken van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren ; Overwegende dat de verontreiniging met kwik in het vaste deel van de bodem op de percelen die geen deel uitmaken van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren, niet door verspreiding van de vastgestelde kwikverontreiniging in het vaste deel van de bodem op de haarsnijderijen kan ontstaan zijn, maar dat de kwikverontreiniging er op de één of andere manier moet aangebracht zijn of dat de betreffende haarsnijderij uitgebreider was dan uit de voorstudie bleek; Overwegende dat, gelet op bovenstaande, de met kwik verontreinigde percelen die geen deel uitmaken van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren maar wel in het beschrijvend bodemonderzoek voor deze site werden onderzocht, als bronpercelen moeten beschouwd worden; Overwegende dat de percelen die geen deel uitmaken van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren maar wel in het beschrijvend bodemonderzoek voor deze site werden onderzocht, opgenomen worden in de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren - aanvulling 1 ; Overwegende dat de percelen van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren - aanvulling 1 gelegen zijn aanpalend aan de locaties 5, 8, 10, 11, 12, 13, 16 en 20 van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren aan de Bleekmeerstraat, de Durmelaan, de Heirbrugstraat, de Oud Strijderslaan, Vredeshof, de Brugstraat en de Zelestraat in Lokeren; Overwegende dat een integrale aanpak van de bodemverontreiniging via sitevaststelling noodzakelijk is omwille van milieutechnische redenen, meer bepaald dat uit het reeds uitgevoerd beschrijvend bodemonderzoek voor de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren blijkt dat de percelen die opgenomen worden in de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren - aanvulling 1 verontreinigd zijn met kwik in het vaste deel van de bodem en dat deze percelen als bronpercelen beschouwd moeten worden; Overwegende dat een integrale aanpak van de bodemverontreiniging via sitevaststelling ook noodzakelijk is omwille van administratieve en communicatie-informatieve redenen, meer bepaald dat de gebruikers en eigenaars van de percelen gezamenlijk en gelijktijdig geïnformeerd worden; Overwegende dat conform artikel 141 van het Bodemdecreet de vaststelling als site van rechtswege tot gevolg heeft dat binnen honderdtachtig dagen na de dag van bekendmaking van de aanduiding in het Belgisch Staatsblad een site-onderzoek moet worden uitgevoerd; Overwegende dat het site-onderzoek meer duidelijkheid moet geven over de concentratie van de verontreiniging in het vaste deel van de aarde en in het grondwater; over de oorsprong van de verontreiniging; over de mogelijkheid tot verspreiding van de verontreinigingen; over de ernst van de verontreiniging; over het gevaar op blootstelling van de verontreiniging voor mensen, planten en dieren en grond- en oppervlaktewater; over de prognose van de spontane evolutie van de verontreinigingen naar de toekomst toe; Overwegende dat bovenstaande doelstellingen voor het site-onderzoek voor de percelen van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren - aanvulling 1 reeds behaald zijn in het beschrijvend bodemonderzoek voor de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren en dat er geen bijkomend onderzoek noodzakelijk is;

73 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Overwegende dat het beschrijvend bodemonderzoek voor de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren zich enkel toespitst op de historische verontreiniging afkomstig van de voormalige haarsnijderijen en het aanbrengen van kwikverontreiniging ter hoogte van de gronden zoals opgenomen in dit sitebesluit; dat de bepalingen van dit besluit dus geen betrekking hebben op eventuele andere risico-inrichtingen zoals bedoeld in artikel 6 van het Bodemdecreet en/of andere activiteiten of inrichtingen die de bodem kunnen verontreinigen; dat hiervoor, bij overdracht van gronden, de bepalingen van artikel 29 tot en met 30 en 101 tot en met 117 van het Bodemdecreet onverkort gelden; Overwegende dat de OVAM conform artikel 141 van het Bodemdecreet tot exoneratie van de verplichting tot het uitvoeren van een site-onderzoek kan overgaan; dat de OVAM daarbij niet gebonden is door de grenzen van de grond die het voorwerp uitmaakt van het verzoek tot exoneratie, maar ook uitspraak kan doen zowel over andere gronden die behoren tot de site als over de gehele site; Overwegende dat de laatste haarsnijderij van bovenstaande locaties gesloten werd in 1975; dat het aannemelijk is te veronderstellen dat de huidige eigenaars niet betrokken waren bij de toenmalige activiteiten, dat de eigenaars particulieren of KMO s zijn waarvan redelijkerwijs niet verwacht kon worden dat ze op het moment dat ze de grond kochten/erfden op de hoogte moesten zijn van mogelijke bodemverontreiniging. Overwegende dat het om bovenstaande redenen te verantwoorden is dat de OVAM in toepassing van artikel 141 van het Bodemdecreet exoneratie verleent van de verplichting om een site-onderzoek uit te voeren aan de eigenaars en gebruikers van de betrokken gronden; dat de OVAM in toepassing van artikel 158 van het Bodemdecreet ambtshalve het site-onderzoek en indien nodig de bodemsanering kan uitvoeren voor de eigenaars en de gebruikers van de gronden van de site; dat de OVAM reeds een beschrijvend bodemonderzoek heeft uitgevoerd en gefinancierd dat volledig aan de doelstellingen van een site-onderzoek voldoet; Overwegende dat artikel 102, 1 van het Bodemdecreet bepaalt dat risicogronden slechts overgedragen kunnen worden als er vooraf een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd; dat dit oriënterend bodemonderzoek overeenkomstig artikel 29 en 102, 2 van het Bodemdecreet moet uitgevoerd worden op initiatief en op kosten van de overdrager of de gemandateerde voor de overdracht van de risicogrond; dat de OVAM in het kader van de vaststelling van een site op basis van artikel 141, 3 van het Bodemdecreet in geval van overdracht van een tot de site behorende grond vrijstelling kan verlenen van de onderzoeksplicht vermeld in artikel 102 1; Overwegende dat artikel 23 van het Bodemdecreet bepaalt dat de OVAM op basis van het dossier van een grond kan oordelen of de eigenaar, exploitant of gebruiker van de grond cumulatief voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 23 van het Bodemdecreet en bijgevolg niet verplicht is om het beschrijvend bodemonderzoek of de bodemsanering uit te voeren; Overwegende dat als de OVAM naar aanleiding van nieuwe gegevens zou vaststellen dat één of meerdere eigenaars of gebruikers toch nog (een deel van) de verontreiniging zelf hebben veroorzaakt, deze eigenaars of gebruikers toch nog kunnen gewezen worden op hun saneringsplicht overeenkomstig artikel 22 van het Bodemdecreet, Besluit : HOOFDSTUK I. Vaststelling site Artikel 1. Volgende gronden gelegen aan de Bleekmeerstraat, de Durmelaan, de Heirbrugstraat, de Oud Strijderslaan, Vredeshof, Brugstraat en Zelestraat, kadastraal gekend als (kadastrale gegevens, toestand ) : Locatie Gemeentenr. Gemeente Sectie Grondnr. Adres Lokeren 1 afd A 1268 A 2 Bleekmeerstr Lokeren 1 afd A 1268 C 2 Bleekmeerstr Lokeren 1 afd A 1268 M 2 Bleekmeerstr 19B Lokeren 1 afd A 1268 N 2 Bleekmeerstr 19A Lokeren 1 afd A 1268 P 2 Bleekmeerstr Lokeren 1 afd A 1270 D Bleekmeerstr Lokeren 3 afd D 0918 P 3 Durmelaan Lokeren 4 afd E 1985 N Heirbrugstr 6A Lokeren 4 afd E 1985 R Heirbrugstr Lokeren 4 afd E 0767 A 3 Oud Strijdersl Lokeren 4 afd E 0889 C Brugstraat 14

74 45330 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Locatie Gemeentenr. Gemeente Sectie Grondnr. Adres Lokeren 4 afd E 0890 E Brugstraat Lokeren 4 afd E 0902 D 2 Vredeshof Lokeren 4 afd E 0902 K 2 Vredeshof Lokeren 4 afd E 0913 B Brugstr 34/ Lokeren 4 afd E 1280 R Zelestraat Lokeren 4 afd E 1121 C Zelestraat Lokeren 2 afd B 0759 G Zelestraat Lokeren 2 afd B 0761 N 6 Zelestraat worden vastgesteld als de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren aanvulling 1. HOOFDSTUK II. Site-onderzoek Art. 2. Op 15 december 2009 werd het beschrijvend bodemonderzoek met als titel Beschrijvend bodemonderzoek voor een aantal locaties binnen de site Voormalige haarsnijderijen Lokeren met betrekking tot de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren en uitgevoerd door de bodemsaneringsdeskundige Technum nv conform verklaard. Dit beschrijvend bodemonderzoek kan beschouwd worden als site-onderzoek dat voldoet aan de doelstellingen van een oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek voor wat betreft de historische verontreiniging afkomstig van de voormalige haarsnijderijen en het aanbrengen van kwikverontreiniging ter hoogte van de gronden zoals opgenomen in dit sitebesluit. Art. 3. Aan de eigenaars en gebruikers van de gronden opgenomen in de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren - aanvulling 1 wordt exoneratie verleend van de verplichting tot de uitvoering van een site-onderzoek zoals vermeld in artikel 141 van het Bodemdecreet. HOOFDSTUK III. Vrijstelling onderzoeksplicht Art. 4. De OVAM verleent in geval van overdracht van een tot de site behorende grond, de vrijstelling van de onderzoeksplicht vermeld in artikel 102, 1 van het Bodemdecreet, voor zover er geen andere risico-inrichtingen voorkomen of voorkwamen dan de voormalige haarsnijderijen en het aanbrengen van kwikverontreiniging ter hoogte van de gronden zoals opgenomen in dit sitebesluit. HOOFDSTUK IV. Vrijstelling saneringsplicht Art. 5. Op basis van het dossier van de gronden opgenomen in dit sitebesluit is de OVAM van oordeel dat, voor wat betreft de voormalige haarsnijderijen, de eigenaars, exploitanten en gebruikers van deze gronden voldoen aan de voorwaarden opgenomen in artikel 23, 1 en 2 van het Bodemdecreet. Bijgevolg worden de eigenaars, exploitanten en gebruikers vrijgesteld van de verplichting om tot bodemsanering over te gaan voor de mogelijke historische bodemverontreiniging die tot stand kwam door de voormalige haarsnijderijen en het aanbrengen van kwikverontreiniging ter hoogte van de gronden zoals opgenomen in dit sitebesluit; Art. 6. Als de OVAM op basis van nieuwe gegevens vaststelt dat één of meerdere eigenaars of gebruikers (een deel van) de verontreiniging zelf hebben veroorzaakt, kan de OVAM deze eigenaars of gebruikers alsnog verplichten om te voldoen aan de bepalingen van de artikels 19 tot en met 23 en 102 tot en met 118. HOOFDSTUK V. Overdracht van grond Art. 7. Gelet op artikel 5 en artikel 6 van dit besluit, kunnen de gronden opgenomen in deze site overgedragen worden zonder voorafgaand oriënterend en -als nodig- beschrijvend bodemonderzoek en/of sanering voor de (potentieel) historische bodemverontreiniging die verband houdt met de voormalige haarsnijderijen en het aanbrengen van kwikverontreiniging ter hoogte van de gronden zoals opgenomen in dit sitebesluit voor zover er geen andere risico-inrichtingen voorkomen of voorkwamen. HOOFDSTUK VI. Inwerkingtredingsbepaling Art. 8. Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Mechelen, 24 juni Administrateur-generaal van de OVAM, H. DE BAETS

75 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Bijlage 1 : Kaart met aanduiding van de percelen (kadastrale toestand ) die deel uitmaken van de site Woonzone voormalige haarsnijderijen Lokeren - aanvulling 1.