Leidraad renterisico in het bankenboek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Leidraad renterisico in het bankenboek"

Transcriptie

1 - 1 - De Nederlandsche Bank N.V. Leidraad renterisico in het bankenboek Juli 2005

2 - 2 - INHOUD 1 ACHTERGROND SCOPE TIJDELIJKE REGELING RAPPORTAGE RENTERISICO VOORWAARDEN VOOR EEN ONTHEFFING VAN DE STANDAARD RENTERISICORAPPORTAGE EEN ALGEMENE ONTHEFFING VOOR INSTELLINGEN MET EEN STRUCTUREEL LAAG RENTERISICO RAPPORTAGEVERPLICHTING AAN DNB EEN ONTHEFFING VAN DE STANDAARDRAPPORTAGE VOOR INSTELLINGEN DIE ONDER VOORWAARDEN MOGEN RAPPORTEREN OP BASIS VAN INTERNE RAPPORTAGES RAPPORTAGE VAN KENGET ALLEN AAN DNB RENTERISICO EN RENTERISICO MAATSTAVEN IN HET BANKENBOEK ECONOMIC VALUE VERSUS EARNINGS PERSPECTIEF VAN RENTERISICO RENTERISICO MAATSTAVEN MODELRISICO KWANTITATIEVE EN KWALITATIEVE FACTOREN TER BEOORDELING VAN RENTERISICO VERHOOGD RENTERISICO EN STRENGER TOEZICHTSREGIME...21 BIJLAGE 1 - VORMEN VAN RENTERIS ICO...23 BIJLAGE 2 - OPTIONALITEIT IN HET BANKBEDRIJF...24 BIJLAGE 3 - GEDRAGSBEPAALDE POSTEN IN HET BANKENBOEK...26 BIJLAGE 4 - FUNDS TRANSFER PRICING...28

3 - 3-1 ACHTERGROND De onderhavige leidraad is bedoeld ter ondersteuning van uitvoerend toezichthouders in het lopend toezicht alsook in het periodieke onderzoek bij de beoordeling van de kwaliteit van het renterisico management betreffende het bankenboek van de onder toezicht staande instellingen. De aanleiding voor deze leidraad wordt gevormd door de implementatie van het nieuwe Bazelse raamwerk (Bazel II) en de daarop te baseren Europese Richtlijn Capital Requirement Directive (CRD). Implementatie van Bazel II voor het renterisico van het bankenboek betreft het vormgeven van een belangrijk onderdeel van de tweede pilaar. Uitgangspunt van de tweede pilaar is dat banken zelf verantwoordelijk zijn voor een adequaat risicomanagement, alsmede om tegenover de verschillende risico s voldoende kapitaal aan te houden. Hiertoe dienen de banken hun kapitaaltoereikendheid vast te stellen door middel van een geformaliseerd beoordelingsproces ( Internal Capital Adequacy Assessment Process afgekort ICAAP). De toezichthouder heeft tot taak de door instellingen gehanteerde methodiek en systematiek voor het evalueren en vaststellen van het vermogensbeslag te beoordelen via een zogenoemd Supervisory Review and Evaluation Process (SREP). Aangaande het renterisico impliceert dit dat de toereikendheid van het economic capital dat aan het renterisico wordt gealloceerd getoetst wordt op basis van de toereikendheid van het risicomanagement en de omvang van het renterisico. De beoordeling van interne systemen voor kapitaalallocatie wordt wezenlijk van belang vanaf het moment van de implementatie van Bazel II en de CRD. Vooruitlopend op de implementatie van Bazel II, tweede pilaar, worden instellingen bij wijze van overgangsregeling in staat gesteld om in het kader van het beheer van renterisico op basis van de eigen systemen c.q. veronderstellingen (eigen/interne rapportage) te rapporteren aan DNB. Zo kunnen instellingen op basis van de Tijdelijke Regeling Rapportage Renterisico een ontheffing krijgen van de standaardrapportage renterisico in Staat/formulier 8035 en kunnen in de plaats daarvan de interne renterisicorapportage en enkele gespecificeerde kengetallen aan DNB rapporteren indien wordt voldaan aan een aantal in de desbetreffende regeling gestelde voorwaarden. In deze leidraad wordt onder meer ingegaan op de betreffende renterisico indicatoren en kengetallen alsmede op de voorwaarden die daaraan door de uitvoerend toezichthouder worden gesteld om in aanmerking te komen voor een ontheffing. Vermeld zij dat deze leidraad een stuk in ontwikkeling is en op basis van voortschrijdend inzicht periodiek zal worden aangepast. 2 SCOPE De scope van de leidraad legt de nadruk op de kwantitatieve aspecten (meting en rapportage) van het renterisico bij instellingen. Aangezien voor een totaalbeoordeling van het renterisico van een instelling zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve aspecten van het renterisicobeheer essentieel zijn, wordt in deze leidraad ook op een aantal belangrijke kwalitatieve factoren ingegaan. Voor een volledig overzicht van de kwalitatieve aspecten c.q. eisen van het risicomanagementproces zoals een doorzichtige organisatiestructuur, duidelijke verbanden tussen de activiteiten, management units en groepsfuncties, adequate rapportagelijnen op alle niveaus en een adequate structuur van verantwoordelijkheden en autorisaties wordt echter verwezen naar de

4 - 4 - bestaande Regeling Organisatie en Beheersing (ROB) en de Bazelse richtlijnen betreffende het renterisico 1. De opbouw van de voorliggende leidraad is als volgt. In hoofdstuk 3 wordt allereerst ingegaan op de Tijdelijke Regeling Rapportage Renterisico 2. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt ingegaan op de voorwaarden voor een ontheffing van de standaard renterisicorapportage. In hoofdstuk 6 wordt de rapportageverplichting van instellingen aan DNB alsmede de daaraan gestelde vereisten aan de orde gesteld. In hoofdstuk 7 wordt uitleg gegeven aan de verschillende renterisico maatstaven alsmede aan de daaraan verbonden voor- en nadelen. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan het modelrisico inherent aan het renterisico van het bankenboek. In hoofdstuk 9 wordt een overzicht van kwantitatieve en kwalitatieve factoren gegeven die bij de beoordeling van het renterisico in het bankenboek van instellingen door het uitvoerend toezicht in beschouwing worden genomen. In hoofdstuk 10 wordt ingegaan op het toezicht op instellingen waarbij sprake is van een verhoogd risico. Voorts is een aantal bijlagen opgenomen waarin uitleg wordt gegeven aan specifieke aandachtspunten betrekking hebbend op achtereenvolgens de diverse vormen van renterisico (bijlage 1), optionalite it in het bankbedrijf (bijlage 2), gedragsbepaalde posten (bijlage 3) en funds transfer pricing (bijlage 4). 3 TIJDELIJKE REGELING RAPPORTAGE RENTERISICO Een goede interpretatie van de gegevens die uit hoofde van de vigerende standaard renterisico rapportage aan DNB worden gerapporteerd vereist inzicht in de behandeling van de gedragsbepaalde rentelooptijden. Als dit inzicht wordt verkregen door nader onderzoek van de interne modellen en methodes biedt de gestandaardiseerde rente risicorapportage weinig toegevoegde waarde. Het leidt voor de onder toezichtstaande instellingen echter wel tot kosten. Om deze administratieve lasten te verminderen is, vooruitlopend op de implementatie van het Bazelse raamwerk, de Tijdelijke Regeling Rapportage Renterisico voor banken ingevoerd. Deze regeling bewerkstelligt dat banken sinds 1 april 2005 vrijstelling kunnen krijgen van de vigerende standaard rente risicorapportage en op basis van de eigen systemen kunnen rapporteren. Deze regeling zal in beginsel van kracht zijn tot deze wordt vervangen door regels in het kader van Bazel II en de Europese richtlijn CRD. Op basis van de Tijdelijke Regeling kunnen instellingen in aanmerking komen voor een ontheffing van de standaardrapportage renterisico. Er zijn twee ontheffingsmogelijkheden: 1) Een algemene ontheffing voor instellingen met een structureel laag renterisico 2) Een ontheffing van de standaardrapportage voor instellingen die onder voorwaarden mogen rapporteren op basis van interne rapportages. Ad 1 Instellingen met een aantoonbaar structureel laag renterisico kunnen een algemene ontheffing krijgen van de rapportage van het renterisico. Deze instellingen zullen alleen nog desgevraagd of periodiek volgens een bilaterale afspraak gegevens aan DNB dienen te verstrekken, voornamelijk ter toetsing van de kwalificatie van een structureel laag renterisico. 1 Principles for the Management and Supervision of Interest Rate Risk, BIS, July Handleiding bij 8035, Rapportage Renterisico, Handboek Wet toezicht kredietwezen, De Nederlandsche Bank, April 2005.

5 - 5 - Ad 2 Aan instellingen wordt een ontheffing verleend indien aan de in hoofdstuk 4 gestelde voorwaarden is voldaan. Instellingen die gebruik maken van deze regeling kunnen het renterisico rapporteren op basis van de interne systemen van de instelling. De rapportageverplichting aan DNB bestaat uit (i) de interne renterisico rapportage en (ii) een beperkt aantal kengetallen. 4 VOORWAARDEN VOOR EEN ONTHEFFING VAN DE STANDAARD RENTERISICORAPPORTAGE De instelling krijgt ontheffing van de standaardrapportage renterisico indien naast de vereisten van de Regeling Organisatie en Beheersing tevens wordt voldaan aan de volgende voorwaarden is voldaan (cumulatief): 1.1. Het renterisico wordt op basis van de interne systemen en veronderstellingen van de instelling gerapporteerd Op basis van de gegevens kan naar het oordeel van DNB een adequaat geconsolideerd beeld worden verkregen van het desbetreffende risico over een relevante horizon; 1.3. Op basis van de gegevens kan naar het oordeel van DNB de ontwikkeling van het renterisico in voldoende mate worden gevolgd De instelling rapporteert op basis van haar interne systemen de volgende kengetallen: De geprognosticeerde netto rente-inkomsten over het eerste jaar en die over het tweede jaar gerekend vanaf de verslagdatum, op basis van het basis rentescenario De economische waarde van het Eigen Vermogen op basis van het basis rentescenario De Earnings-at-Risk (EaR) over het eerste jaar en die over het tweede jaar gerekend vanaf de verslagdatum op basis van een parallelle verschuiving van de yieldcurve van 200 basispunten omhoog en omlaag. De verschuiving van de yieldcurve voltrekt zich geleidelijk over de periode van één jaar, waarna deze voor het tweede jaar constant blijft De vermogenswaardemutatie s op basis van een stresscenario waarbij een renteschok plaatsvindt in de vorm van een parallelle verschuiving van de yieldcurve met 200 basispunten omhoog en omlaag, waarin het effect van convexiteit en embedded opties is meegenomen Price Value van 1 basispunt (PV01) van het eigen vermogen, uitgaande van het basis rentescenario Toetsingsvermogen exclusief Tier 3. Toelichting In verband met de punten 1.1, 1.2. en 1.3 kan DNB via de uitvoerend toezichthouder randvoorwaarden stellen ten aanzien van het aantal gegevens, de soort gegevens, de detaillering en de vorm waarin de gegevens worden gerapporteerd. Bij de gegevens moet onder meer gedacht worden aan de gehanteerde veronderstellingen en scenario s. Voor wat betreft en geeft DNB vooralsnog de mogelijkheid om bij een actueel laag renteniveau de betreffende gegevens te rapporteren op basis van een intern gehanteerd maximaal neerwaarts stress-scenario i.p.v. de voorgeschreven neerwaartse verschuiving van de yieldcurve met 200 bp. Het gebruik maken van deze mogelijkheid dient ter beoordeling aan de uitvoerend toezichthouder te worden voorgelegd. In verband met punt 1.4. worden de gevraagde kengetallen per belangrijke soort valuta genoteerd, in beginsel op geconsolideerde basis. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de relevante valutacode. Onder een belangrijke valuta wordt in onderhavig verband verstaan een valuta die 3 Bedoeld als: op basis van de vigerende yieldcurve.

6 - 6 - meer dan 5% uitmaakt van de activa of passiva van het bankenboek, rekening houdend met zowel balansposten als buiten-balansposten. Dit criterium kan ook worden toegepast op een lager niveau van consolidatie. De toepassing dient ter beoordeling aan de uitvoerend toezichthouder te worden voorgelegd. 5 EEN ALGEMENE ONTHEFFING VOOR INSTELLINGEN MET EEN STRUCTUREEL LAAG RENTERISICO Instellingen met een aantoonbaar structureel laag renterisico kunnen een algemene ontheffing krijgen van de rapportage van het renterisico. Deze instellingen zullen alleen nog desgevraagd of periodiek volgens een bilaterale afspraak gegevens aan DNB dienen te verstrekken, voornamelijk ter toetsing van de kwalificatie van een structureel laag renterisico. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen moet de structurele aard van het lage renterisicoprofiel door de instelling kunnen worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van de balanssamenstelling in de loop van de tijd, in combinatie met statutaire beperkingen of strategische keuzes op basis waarvan activiteiten met een hoog renterisicoprofiel niet waarschijnlijk zijn. Of een instelling in aanmerking komt voor een algemene ontheffing dient ter beslissing voorgelegd te worden aan de uitvoerend toezichthouder. Deze zal in het kader van de beoordeling vaststellen welke nadere gegevens noodzakelijk zijn boven de gegevens die de instelling in eerste instantie zelf aandraagt om het structureel lage renterisicoprofiel aan te tonen. Instellingen met een structureel laag renterisic o lopen nagenoeg geen mismatchrisico en/of embedded optie risico. Kijkend naar de balanssamenstelling kan hierbij worden gedacht in hoeverre aan de passiefkant van de balans sprake is van een structureel geringe omvang van het spaarbedrijf, van rekening courant tegoeden en/of andere rentegevoelige funding. Aan de actiefkant van de balans kan worden gedacht aan een structureel geringe omvang van een hypotheken-, beleggings- en/of leningportefeuille. Ter beoordeling dienen ten minste de volgende factoren in beschouwing worden genomen: de omvang en looptijd c.q. repricing structuren van leningen, beleggingen en rentegevoelige passiva. het aandeel van producten met embedded opties (bijvoorbeeld hypotheken en spaartegoeden waarvan de looptijd onzeker is). het aandeel en de samenstelling van de beleggingsportefeuille. het gebruik van derivatenproducten. andere off-balance sheetproducten (zoals fee-business). het aandeel van stabiele funding bronnen. trends in de balans. 6 RAPPORTAGEVERPLICHTING AAN DNB Instellingen met een (potentieel) materieel renterisico hebben een rapportageverplichting aan DNB op basis van interne renterisico rapportages alsmede in termen van de rapportage van een aantal kengetallen. Tot deze groep behoren de instellingen waarvan de balans voor een

7 - 7 - substantieel deel bestaat uit vastrentende lange termijn activa (zoals hypotheken, leningenportefeuille, beleggingsportefeuille) en/of voor een substantieel deel uit rentegevoelige funding (zoals het spaarbedrijf). Systeemrelevante alsook de (grotere) instellingen die betrokken zijn bij on- en off-balance sheetactiviteiten (zoals interest rate caps, producten met embedded options en interest rate swaps) worden standaard gerekend tot instellingen met een materieel renterisico. Voor deze instellingen dienen naast accrual maatstaven ook economic value maatstaven voorhanden te zijn. Zoals reeds in hoofdstuk 3 aan de orde is gesteld betreffen de voorwaarden waaronder de instellingen mogen rapporteren dat: het renterisico op basis van de interne systemen en veronderstellingen van de instelling wordt gerapporteerd. op basis van de gegevens naar het oordeel van DNB een adequaat geconsolideerd beeld kan worden verkregen van het desbetreffende risico over een relevante horizon. op basis van de gegevens naar het oordeel van DNB de ontwikkeling van het renterisico in voldoende mate kan worden gevolgd. 6.1 Een ontheffing van de standaardrapportage voor instellingen die onder voorwaarden mogen rapporteren op basis van interne rapportages Hiernavolgend wordt een aantal belangrijke kwantitatieve - en elkaar aanvullende - indicatoren genoemd die instellingen met een materieel renterisico intern dienen te rapporteren. Eveneens wordt een aantal belangrijke vereisten genoemd waaraan deze indicatoren dienen te voldoen. De indicatoren dienen op geconsolideerd niveau (per valuta) een adequaat inzicht te verschaffen in het renterisico van het bankbedrijf. De interne renterisico rapportage die (tenminste) op kwartaalbasis aan DNB dient te worden gerapporteerd dient de hiernavolgende indicatoren te omvatten. Voor een beschrijving van de genoemde renterisicomaatstaven of indicatoren met de daaraan verbonden voor- en nadelen wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van deze leidraad. a) de duration van het eigen vermogen en/of Price Value of 1 basispoint (PV01) b) de Earnings at Risk (EaR) c) de Economic Value of Equity (EVE) en mogelijk aanvullend d) de VaR Ad a) Bij de beoordeling van de duration van het eigen vermogen (en/of PV01) wordt in ogenschouw genomen of het aantal onderscheiden looptijdsegmenten ( buckets ) - op basis waarvan de rentecurve in dit verband is opgedeeld - recht doet aan het soort posities dat de instelling inneemt. Voorts zal aandacht worden besteed aan de juistheid van de in dit verband noodzakelijke referentierentecurves (benchmark yieldcurves). Door instellingen wordt ook wel de effectieve duration (ook wel option adjusted of OAS duration) berekend van het eigen vermogen. Bij de effectieve duration wordt niet alleen rekening gehouden met veranderingen in de disconteringsvoet als gevolg van renteveranderingen maar ook met veranderingen in de omvang van de verwachte cash flows als gevolg van renteveranderingen. Bij de beoordeling wordt in ogenschouw genomen of de verandering van de verwachte cash flows

8 - 8 - bij verschillende rentescenario s op reële (recht doet aan de werkelijkheid) maar conservatieve wijze is ingeschat. Ook wordt in ogenschouw genomen of bij de berekening van de contante waarde van de verschillende instrumenten de juiste disconterings rentes zijn toegepast. Hierbij wordt nagegaan of de looptijden van de zero-coupon yields (of de uit de spot rates afgeleide implied forward rates) overeenkomen met de durations van de cashflows. Daarnaast zal worden toegezien dat een redelijke set van scenario s is doorgerekend opdat een terdege inzicht wordt verkregen in de impact van renteveranderingen op de cash flows en dus de waarde van instrumenten met embedded opties. Voorts wordt in beschouwing genomen of de veronderstellingen betrekking hebbend op onder meer de rentegevoeligheid van retailproducten (zoals girale of spaartegoeden waarvan de looptijd onzeker, leningen met prepayment of extension risk) en de veronderstellingen aangaande het spaar- en/of prepaymentgedrag reëel zijn en periodiek worden gestresstest en of periodiek gevoeligheidsanalyses worden uitgevoerd (zie ook hoofdstuk 8 en bijlage 2 en 3). Een belangrijk kwantitatief criterium bij de beoordeling van de duration van het eigen vermogen is het in het nieuwe Bazelse raamwerk opgenomen criterium zijn zoals dat te vinden is in Annex 3 van het Bazelse document Principles for the Management and Supervison of Interest Rate Risk. Dit criterium betreft dat het renterisico van een instelling en de toereikendheid van het daaraan toegerekende kapitaal nadrukkelijk verhoogde aandacht behoeft indien in het stressscenario van een 200 basispunten (naar boven of naar beneden) renteschok (parallelle verschuiving van de rentecurve) voor renteposities in G10 valuta s of een equivalent in de vorm van een renteverandering ter grootte van het 1 ste en 99 ste percentiel van de renteveranderingen in de voorgaande 5 jaar bij een holding period van 240 werkdagen leidt tot een economisch waardeverlies van meer dan 20% van de som van het aanwezige Tier-1- en Tier-2- toetsingsvermogen van de instelling. Naast dit Bazelse criterium is het - uit hoofde van een meer volledig inzicht in het risico - wenselijk het economisch waardeverlies eveneens af te zetten tegen de marktwaarde van het eigen vermogen. Dit toegepast op de actuele positie en rekening houdend met convexiteit en embedded opties. Voor posities in niet G10-valuta s geldt een stressscenario gebaseerd op de methode voor de equivalente benadering voor G-10 valuta s of een parallelle schok die hiermee substantially consistent is. Ad b) Bij de beoordeling van de EaR wordt in ogenschouw genomen of de EaR-analyse het renterisico zo volledig mogelijk in kaart brengt. Dit betekent dat sprake dient te zijn van verschillende scenario s die enerzijds realistisch van aard zin maar anderzijds ook stress situaties (b.v. 200 basispunten renteverandering schoksgewijs en geleidelijk) weerspiegelen. Hierbij kan worden gedacht aan scenario s betreffende parallelle verschuivingen en niet-parallelle verschuivingen (rotatie) van de rentecurve, geleidelijk dan wel schoksgewijs gemeten over een tijdshorizon van één à twee jaar. Ook hier wordt nagegaan of de indeling van alle relevante activa en passiva in buckets naar looptijd en type instrument recht doet aan het soort posities die zijn ingenomen. Voorts wordt in beschouwing genomen of de veronderstellingen betrekking hebbend op onder meer de rentegevoeligheid van retailproducten (zoals girale of spaartegoeden waarvan de looptijd onzeker, leningen met prepayment of extension risk) en de veronderstellingen aangaande het spaar- en/of prepaymentgedrag reëel zijn, periodiek worden gestresstest en of periodiek gevoeligheidsanalyses worden uitgevoerd (zie ook hoofdstuk 8 en bijlage 2en 3). Een belangrijk criterium bij de beoordeling van het renterisico in onderhavig verband betreft de

9 - 9 - toereikendheid alsmede de stabiliteit van de aan het rentebedrijf toe te schrijven resultatenontwikkeling. De toereikendheid dient te worden afgemeten aan het inkomensniveau dat nodig is om de normale businessactiviteiten in stand te kunnen houden. Er is sprake van een verhoogd renterisico indien uit de rentescenario s blijkt dat de resultatenontwikkeling structureel ontoereikend in dit verband zou zijn. Ad c) Bij de beoordeling van de EVE worden onder meer dezelfde factoren in beschouwing genomen als bij de EaR-maatstaf zoals een voldoende range van rentescenario s en of de veronderstellingen ten grondslag liggend aan de gedragsbepaalde posten c.q. posten met embedded options reëel zijn, periodiek worden gestresstest en periodiek gevoeligheidsanalyses worden uitgevoerd (zie ook hoofdstuk 8 en bijlage 2 en 3). Daarnaast wordt in ogenschouw genomen of bij de berekening van de contante waarde van de verschillende instrumenten de juiste disconterings rentes zijn toegepast. Hierbij wordt nagegaan of de looptijden van de zero-coupon yields (of de uit de spot rates afgeleide implied forward rates) overeenkomen met de durations van de cashflows. Ook wordt nagegaan of de correcte informatie is gebruikt inzake de timing en de omvang van de cash flows. Verder kan in ogenschouw worden genomen of bij de vaststelling van de disconteringsvoeten per instrument een additionele spread in beschouwing is genomen reflecterende het additionele krediet en/of liquiditeits risico in vergelijking tot een risk free asset (zoals een overheidsobligatie). Een belangrijk criterium bij de beoordeling van het renterisico in dit verband is de toereikendheid van het aan het risico toegerekende kapitaal. Er is sprake van een verhoogd renterisico indien uit de 200 basispunten renteschok scenarioanalyse een economisch waardeverlies zou blijken dat groter is dan 20% van de som van het Tier-1- en Tier-2-vermogen. Ten einde een meer volledig inzicht in het risico te verkrijgen is het wenselijk het economisch waardeverlies eveneens af te zetten tegen de marktwaarde van het eigen vermogen. Ad d) Bij de beoordeling van de VaR-maatstaf wordt in beschouwing genomen of de toegepaste tijdshorizon recht doet aan de beleidsintentie om posities voor een langere periode aan te houden (maximaal één jaar). Dit impliceert derhalve dat een ééndaags VaR niet volstaat om het strategische renterisico van het bankbedrijf in kaart te brengen. Ook dient in principe een voldoende lange historische dataperiode in beschouwing te worden genomen (gedacht kan worden een historische periode van de voorafgaande 5 jaar op basis van maanddata). Bij de beoordeling wordt in ogenschouw genomen of de onderscheiden risicofactoren in termen van looptijdsegment alsmede type instrument recht doen aan de werkelijke risicoposities. In tegenstelling tot een korte termijn VaR (zoals een ééndaags VaR) kan bij een VaR waarbij een langere tijdshorizon van toepassing is het verwachte resultaat (expected return) gemeten over een corresponderende tijdshorizon niet worden veronachtzaamt. Dit impliceert dat de VaR in relatie dient te worden bezien met het verwachte rendement (expected return). Bij de beoordeling wordt in ogenschouw genomen of het verwachte rendement op reële maar conservatieve wijze is ingeschat of gemeten. Er is sprake van een verhoogd renterisico indien de relatieve VaR, gemeten over een tijdshorizon van één jaar, structureel groter uitpakt dan nul.

10 Rapportage van kengetallen aan DNB Naast de interne rapportage dienen instellingen waarvan het renterisico materieel relevant is eveneens op kwartaalbasis enkele kengetallen, berekend op basis van interne systemen/methodieken, via een geautomatiseerde toepassing de zogenoemde Ribesapplicatie aan DNB te rapporteren (8035a). Zoals reeds in hoofdstuk 3 is aangegeven betreft het de hiernavolgende kengetallen: de geprognosticeerde netto rente-inkomsten over het eerste jaar en die over het tweede jaar gerekend vanaf de verslagdatum, op basis van het basis rentescenario. de economische waarde van het Eigen Vermogen op basis van het basis rentescenario. de Earnings-at-Risk (EaR) over het eerste jaar en die over het tweede jaar gerekend vanaf de verslagdatum op basis van een parallelle verschuiving van de yieldcurve van 200 basispunten omhoog en omlaag. De verschuiving van de yieldcurve voltrekt zich geleidelijk over de periode van één jaar, waarna deze voor het tweede jaar constant blijft. de vermogenswaardemutaties op basis van een stresscenario waarbij een renteschok plaatsvindt in de vorm van een parellelle verschuiving van de yieldcurve met 200 basispunten omhoog en naar beneden, waarin het effect van convexiteit en embedded options is meegenomen. de price Value van 1 basispunt (PV01) van het eigen vermogen, uitgaande van het basis rentescenario. het toetsingsvermogen exclusief Tier 3. Bij de beoordeling van de hiervoor genoemde kengetallen kan de uitvoerend toezichthouder bij de beoordeling dezelfde factoren in beschouwing nemen als die genoemd bij de interne rapportage in paragraaf RENTERISICO EN RENTERISICO MAATSTAVEN IN HET BANKENBOEK 7.1 Economic value versus earnings perspectief van renterisico Renterisico kan worden bezien vanuit het inkomensperspectief en/of het economische waarde perspectief. Men spreekt in dit verband wel van het earnings (of accrual accounting) en het economic value perspectief van renterisico. Bij het earnings perspectief van renterisico ligt de focus op de impact van renteveranderingen op het netto rente of accrued inkomen van een bank over een tijdsspanne van één à twee jaar. Dit is de traditionele benadering waarmee banken hun renterisicopositie beoordelen. Als gevolg van de relatief korte tijdsspanne van één à twee jaar wordt de potentiële impact van renteveranderingen op de lange termijn posities niet in afdoende mate in kaart gebracht. Daarom wordt bij (met name grotere) instellingen naast het earnings perspectief ook het economic value perspectief van renterisico in het renterisicomanagementsbeleid in beschouwing genomen. Bij het economic value 4 perspectief ligt de focus op de 4 Het concept van economic value dient in onderhavig verband veeleer te worden geïnterpreteerd als een mark-tomodel waarde en dus niet de waarde c.q. de prijs waartegen activa daadwerkelijk kunnen worden verhandeld.

11 potentiële impact van renteveranderingen op de marktwaarde van activa, passiva en off-balance sheet instrumenten van een instelling. Met behulp van het economic value perspectief wordt de potentiële impact van renteveranderingen op de contante waarde van alle toekomstige cashflows in kaart gebracht op basis van de vigerende samenstelling van de balans. Hiermee biedt het in aanvulling op het earnings perspectief van renterisico inzicht in de potentiële lange-termijn effecten van renteveranderingen. 7.2 Renterisico maatstaven Instellingen hanteren een variëteit aan maatstaven of modellen om het renterisico in kaart te brengen zowel in termen van economic value als in termen van earnings. Deze modellen lopen uiteen van zeer eenvoudige berekeningen tot statistische simulatiemodellen bij uiteenlopende scenario s. De meest gangbare risicomaatstaven om het renterisico van het bankenboek in kaart te brengen betreffen gapanalyse, Earnings at Risk (EaR), duration van het eigen vermogen (en/of Price Value of 1 basispoint [PV01]) en Economic Value van het Eigen vermogen (EVE). De Value at Risk (VaR) maatstaf wordt in dit verband ook genoemd. Dit ofschoon het bij instellingen niet de algemene usance is deze renterisico maatstaf in het bankenboek te gebruiken. Dit in tegenstelling tot de handelsboeken waar de VaR maatstaf juist wel gangbaar is. In de onderhavige paragraaf wordt een korte beschrijving van de genoemde maatstaven gegeven met de daaraan verbonden voor- en nadelen. Gapanalyse Gapanalyse is een van de meest traditionele managementtechnieken die door banken is ontwikkeld om met name het mismatchrisico of repricingrisico van het bankbedrijf in kaart te brengen. Gapanalyse meet in absolute termen het rekenkundige verschil tussen de rentegevoelige activa en passiva van het bankbedrijf. De gaprapportage geeft op basis van de contractuele looptijden van financiële instrumenten of veronderstellingen daar aangaande per looptijdsegment (bv <1-maands, 1-3-maands, maands, 1-2 jaars jaars, >15-jaars) de (cumulatieve) cashflows van een portefeuille, deelportefeuille of product weer (zie tabel 1). De gap rapportage geeft weer welk bedrag binnen een bepaald tijdsbestek vrijvalt dan wel welke exposure binnen een bepaald tijdsbestek uitstaat. Uit de gapanalyse kan de inkomensgevoeligheid van het bankbedrijf voor renteveranderingen worden afgeleid. Wanneer de omvang van de rentegevoelige passiva die van de activa overtreft (inclusief off-balance sheetposities) spreekt men ook wel van een negatieve (of liability sensitive ) gap. Dit betekent dat bij een stijging van de marktrentes het netto interest inkomen negatief wordt beïnvloed. Andersom impliceert een positieve ( asset sensitive ) gap dat juist bij daling van de marktrentes het netto interest inkomen negatief wordt beïnvloed. Een voordeel van de gapanalyse is dat het een eenvoudige maatstaf betreft die vrij gemakkelijk naar het management te communiceren is.

12 Tabel 1. Voorbeeld van gaprapportage (bedragen in EUR) Leningen Beleggingen Andere activa < 1 mnd mnd 3-6 mnd 6-12 mnd 1-2 jr 2-3 jr > 3 jr Totaal Totaal activa Non-maturity deposito s CD s/overige passive Totaal passive Equity -30 Netto periodieke gap Cumulatieve gap Aan de gapanalyse is een aantal belangrijke tekortkomingen verbonden betreffende: - het is een statisch model en er wordt geen rekening gehouden met de rentegevoeligheid van retailproducten en/of met veranderingen in spaargedrag of betaalgedrag als gevolg van renteveranderingen. - het yieldcurve- c.q. basisrisico kan niet met de gapanalyse op een adequate wijze in kaart worden gebracht. - geen rekening wordt gehouden met verschillen in rentespreads die kunnen optreden naar aanleiding van een verandering van het algehele renteniveau. - de veronderstelling dat alle posities binnen een bepaald looptijdsegment simultaan aflopen dan wel repriced worden. Voor met name de grotere instellingen betreft de gap-analyse niets meer dan een eerste stap (in casu de indeling van de relevante activa en passiva posten in rentetypische looptijden) om het renterisico van het bankenboek in kaart te brengen. De hiernavolgende maatstaven spelen een veel essentiëlere rol in de beheersing en monitoring van het renterisico. Duration van het Eigen Vermogen (EV) De modified duration is een rentegevoeligheidsmaatstaf die in algemene termen de koers c.q. prijsverandering van een financieel instrument corresponderend met marginale en parallelle veranderingen van de yieldcurve weergeeft. De modified duration betreft een relatieve maatstaf (uitgedrukt in procentuele termen). Een van duration afgeleide absolute maatstaf betreft de Price Value of a Basispoint (PVO1) maatstaf die in geldeenheden de koersverandering als gevolg van één basispunt (0,01%) verandering van de yieldcurve weergeeft. Het modified duration of PVO1 concept kan behalve voor individuele instrumenten ook op het geaggregeerde niveau van portefeuilles of van het totale bankbedrijf worden toegepast. Hiertoe wordt, net als bij de

13 gaprapportage, een indeling van alle relevante activa en passiva in buckets naar looptijd en type instrument gemaakt (zie tabel 2). Hierbij wordt een representatieve benchmark yieldcurve gekozen die de karakteristieken van de desbetreffende instrumenten het beste weerspiegelt. Vervolgens wordt de benchmark duration per looptijdsegment behorende bij elke cash flow van een bepaald type instrument vermenigvuldigd met de desbetreffende long of short positie (uitgedrukt in geldeenheden) en een veronderstelde renteverandering van één basispunt. De uitkomst van deze vermenigvuldiging weerspiegelt in geldeenheden de economic value impact op de economische waarde van de desbetreffende posities als gevolg van de gespecificeerde renteverandering. Het verschil tussen de som van de economic value veranderingen van alle relevante activa, passiva en off-balance sheet posten geeft uiteindelijk de economic value impact van het eigen vermogen als gevolg van een specifieke renteverandering weer. Zo geeft de hiernavolgende tabel weer dat de instelling EUR (12,43%) van het EV verliest bij een rentestijging van 1 procentpunt. Tabel 2. Voorbeeld van rapportage op basis van duration van het EV Producten Posities Risicogewicht op basis van modified duration Vastrentende hypotheek producten < 5 jaar ,90% > 5 jaar ,50% Overige rentegevoelige activa Economic value Verandering Totaal rentegevoelige activa Core deposito s 1-2 jaar jaar jaar Overige rentegevoelige passiva ,20% 5,40% ,00% Totaal rentegevoelige passiva EV Waardeverandering van activa Waardeverandering in passiva Netto verandering EV Netto verandering EV/ EV -12,43% Een voordeel van de durationmaatstaf is dat het op eenvoudige wijze de economic value impact van een specifieke renteverandering betreffende een specifieke klasse van activa c.q. passiva en/of de balans in kaart brengt. Aan de durationmaatstaf is een aantal nadelen verbonden, betreffende: - de maatstaf geldt alleen voor parallelle veranderingen van de yieldcurve. Het basis- en yieldcurverisico kan met duration niet worden gemeten. - de maatstaf geldt alleen voor marginale veranderingen van de yieldcurve. Relatief grote renteveranderingen (en dus convexity) kunnen niet accuraat worden gemeten.

14 De maatstaf houdt geen rekening met de verandering van de expected cashflows als gevolg van renteveranderingen. - Het is een statische maatstaf in de zin dat een momentopname van het risico wordt weerspiegeld op basis van de vigerende portefeuille of balanssamenstelling. Gegeven een aantal van de hiervoren beschreven tekortkomingen van modified duration wordt door instellingen ook wel de effectieve duration berekend van (deel)portefeuilles en of van het eigen vermogen. Bij de effectieve duration 5 wordt niet alleen rekening gehouden met veranderingen in de disconteringsvoet als gevolg van renteveranderingen maar ook met veranderingen in de omvang van de verwachte cash flows als gevolg van renteveranderingen. Dit laatste effect op de prijs van een instrument of de waarde van een (deel)portefeuille is van groot belang voor instrumenten met embedded opties zoals hypotheken met prepayment risk. Zo zal bij relatief grote marktrenteveranderingen een vertraging (bij rentestijging) of een versnelling (bij rentedaling) in prepayments kunnen optreden en dus een verandering in de omvang van de cash flows plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor spaartegoeden waarvan de looptijd onzeker is. Hierbij is eveneens de mate en snelheid waarmee de cliëntrentes de marktrentes volgen - en dus de verwachte cash flows - mede afhankelijk of sprake is van een (al dan niet relatief grote) marktrentedaling of stijging. Van cruciaal belang is derhalve de juistheid van de aan de berekeningen ten grondslag liggende pricing c.q. waarderingsmodellen. Ten einde een terdege inzicht te verkrijgen in de impact van renteveranderingen op de cash flows en dus de waarde van instrumenten met embedded opties wordt veelal een scala van rentescenario s doorgerekend. Earnings at Risk (EaR) De EaR meet het verlies in het netto interestinkomen als gevolg van opwaartse/neerwaartse renteveranderingen (geleidelijk, dan wel een eenmalig grote schok) over een bepaalde tijdshorizon gemeten. De EaR is een simulatiemaatstaf die op inkomens (accrual basis) het renterisico van het bankbedrijf in kaart brengt. In vergelijking tot de gap, duration en EVE maatstaven waar sprake is van een momentopname van het renterisico is de EaR-maatstaf meer dynamisch van aard. Zo wordt met de EaR de risico-exposure van het bankbedrijf over een bepaalde tijdshorizon (1 à 2 jaar) geëvalueerd, daarbij rekening houdend met geprojecteerde veranderingen in de looptijden c.q. repricing verhoudingen en/of de omvang van het bankbedrijf. Net als bij de gaprapportage wordt allereerst een indeling van alle relevante activa en passiva in buckets naar looptijd en type instrument gemaakt. Een cruciale rol hierbij spelen de gemaakte veronderstellingen ten aanzien van retailproducten waarvan sprake is van embedded optionality betrekking hebbend op onder meer de rentegevoeligheid, het prepayment- en/of het spaargedrag. Bij deze simulatiemaatstaf wordt een basis(rente) scenario onderscheiden waarbij het netto interestinkomen van het bankbedrijf onder vigerende of voorspelde renteomstandigheden, onder 5 Berekend als volgt: Effectieve duration = V- - V+ 2(Vo)(?y waarbij: V- = prijs c.q. waarde bij rentedaling van?y V+ = prijs c.q. waarde bij rentestijging van?y Vo = prijs c.q. waarde in uitgangssituatie?y = renteverandering (uitgedrukt in decimalen)

15 de veronderstelde rentegevoeligheid van cliëntentarieven alsmede onder de voorspelde volumina van de passiva en activa in kaart wordt gebracht. De uitkomsten van de alternatieve rentescenario s wordt dan afgezet tegen de uitkomst van het basisscenario(zie onderstaande tabel 3). Tabel 3. Voorbeeld van rapportage op basis van EaR Rentescenario (in bsp) Netto rente inkomen (in EUR) Verandering tov basis scenario (in EUR) % verandering -3,49-2,31-1,16-1,14 2,26 3,40 Limieten (absoluut) (in %) 5,00 5,00 5,00-5,00 5,00 5,00 Voordelen van EaR-modellen zijn: - het brengt het renterisicoprofiel van het bankbedrijf op gedetailleerde wijze en toegesneden op de eigen specifieke situatie in beeld. In die zin is het een betekenisvolle maatstaf waarbij het management terdege inzicht wordt verschaft in het inkomensrisico ten gevolge van rentemutaties. - het betreft een dynamische maatstaf en er wordt rekening gehouden met de rentegevoeligheid van retailproducten en met veranderingen in het spaar- of betaalgedrag (zoals de mate van groei van spaargelden en van prepayment) als gevolg van renteveranderingen. Nadelen van EaR-modellen zijn: - alleen de - korte termijn - inkomenseffecten (accrued interest) ten gevolge van rentefluctuaties worden in kaart gebracht en niet de - lange termijn vermogenseffecten (capital gains/losses). - het model kan complex en ondoorzichtig zijn als gevolg van de ten grondslag liggende veronderstellingen. Economic value of equity (EVE) De EVE meet de marktwaardeverandering van het eigen vermogen als gevolg van opwaartse c.q. neerwaartse renteschokken, waarbij rekening wordt gehouden met veranderingen in posities, bijvoorbeeld als gevolg van optionaliteiten. Net als bij de EaR worden bij deze simulatiemaatstaf de waarde van het eigen vermogen (EV) onder alternatieve rentescenario s afgezet tegen de waarde onder een basisscenario. Dit basis(rente) scenario betreft de contante waarde van de activa minus de passiva onder vigerende of voorspelde renteomstandigheden. Vervolgens vindt herwaardering van de balans onder alternatieve rentescenario s plaats en wordt het verschil tussen de waarde van het EV onder het basisscenario en de alternatieve scenario s berekend (zie onderstaande tabel 4). De accuraatheid van de waardering van de balansposten is cruciaal afhankelijk van de berekende cashflows en de gebruikte disconteringsvoeten. Bij de keuze van

16 rentes waartegen verdisconteerd wordt dient in ogenschouw te worden genomen of het risico en de duration overeenkomen met die van de cash flows. Bij de berekening van de cashflows dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat de omvang en timing van cashflows onder verschillende scenario s als gevolg van klantengedrag (inzake de mate van groei van toevertrouwde middelen alsook van prepayment) kunnen verschillen. Dit klantengedrag wordt gemodelleerd door een relatie te specificeren tussen het rentescenario en de mate van prepayment en/of groei van toevertrouwde gelden. Uit de onderstaande tabel kan worden afgelezen dat in de balans van de instelling sprake is van negatieve convexity en optionaliteit: er is sprake van een afname van de EVE ongeacht de richting van de renteschokken Tabel 4. Voorbeeld van rapportage op basis van EVE-model Rentescenario EVE Verandering tov basisscenario , % verandering ,0-1,27-2,48-5,18 Limieten absoluut In % Voordelen van EVE-modellen zijn: - het renterisico wordt in termen van economic value in kaart gebracht. - met deze maatstaf kan - in tegenstelling tot de durationmaatstaf - het basis- en yieldcurverisico alsook convexity op adequate wijze worden gemeten. Nadelen van EVE-modellen betreffen: - de meeste activa en passiva betrekking hebbend op het bankbedrijf zijn niet verhandelbaar en derhalve lastig tegen marktprijzen te waarderen. Bij de meeste activa en passiva vindt markto-model waardering plaats ( waardering op basis van theoretische pricing modellen). - het is een statische maatstaf in die zin dat een momentopname van het risico op basis van de vigerende portefeuille of balanssamenstelling wordt weerspiegeld. De marktwaardering van toekomstige (voorspelde) groei van bestaande of nieuwe business activiteiten kan niet worden meegenomen. Value at Risk (VaR) De VaR-maatstaf is een economic value maatstaf die een uitspraak doet over de omvang van het potentiële marktwaardeverlies dat uit hoofde van de positionering op één of meerdere yieldcurves voortvloeit uit rentemutaties. Bij de berekening van de VaR kan gebruik worden gemaakt van statistische technieken zoals frequentieverdelingen, standdaarddeviaties en variantie -covariantie matrices ten einde het risico van een portefeuille alsmede de daarbinnen bestaande samenhangen in kaart te brengen. Formeel gesproken meet VaR over een gegeven tijdshorizon en betrouwbaarheidsniveau het verwachte maximale verlies dat onder normale

17 marktomstandigheden - in het kader van renterisico - op een vastrentende waarde of portefeuille geleden kan worden. Bij toepassing van de VaR maatstaf in het bankenboek dient een tijdshorizon in beschouwing te worden genomen die in overeenstemming is met de beleidsintentie om posities voor een langere tijd aan te houden. Dit in tegenstelling tot de ééndaags VaR van toepassing op de handelsboeken waar de beleidsintentie is de posities dagelijks te verhandelen. Indien de VaR over een langere tijdshorizon wordt gemeten zoals bij het bankbedrijf (bijvoorbeeld over een tijdshorizon van één jaar) dan dient het potentiële verlies in relatie tot het verwachte economische resultaat (expected return) te worden bezien 6. Het verwachte economische resultaat dient gemeten te worden over een horizon corresponderend met die zoals gehanteerd bij de VaR berekening. Men spreekt in dit verband ook wel van de relatieve VaR zijnde het verschil tussen absolute VaR en de expected return. Ten aanzien van de VaR-maatstaf kan een drietal methoden worden onderscheiden. Dit betreft enerzijds de analytische variantie -covariantie methode en anderzijds de full valuation historische simulatie en de Monte Carlo simulatie methoden. Aan elk van deze methoden zijn nadelen of tekortkomingen verbonden. Zo wordt bij de variantie-covariantie methode de veronderstelling gemaakt dat de rendementen statistisch normaal zijn verdeeld en dat de portefeuilles een lineaire combinatie zijn van de onderliggende posities, wat deze methode minder geschikt maakt voor portefeuilles met veel optionaliteit. De historische simulatie methode is louter backward looking en behoeft een veelheid aan data (lange observatieperiode) ten behoeve van de betrouwbaarheid van de uitkomsten, terwijl bij de Monte Carlo simulatie methode in systeemtechnisch opzicht hoge eisen worden gesteld. In tabel 5 wordt een voorbeeld gegeven van het risico van een portefeuille in termen van de relatieve VaR berekend op basis van de variantie covariantie methode. Hierbij is van toepassing: - een eenzijdig betrouwbaarheidsniveau van 99,5% (2,33 std) - een marktwaarde van de portefeuille van EUR 400 miljoen - een gemeten standaarddeviatie van de portefeuille van 0,59% (maandvolatiliteit) - een verwachte return op jaarbasis van EUR 19,58 miljoen - een tijdshorizon van één jaar - de gebruikte data betreffen maandultimo total return cijfers. Tabel 5. Voorbeeld van de Value at Risk maatstaf (absoluut en relatief) Absolute VaR= 2,33*0,59%*EUR 400 miljoen* wortel(12) = EUR Relatieve VaR = VaR- E(TR) = = EUR Dit volgt uit het gegeven dat in de tijd (t) bezien het verwachte resultaat met de factor t toeneemt, terwijl het risico met de factor wortel(t) toeneemt. Dit impliceert dus dat hoe langer de tijdshorizon is hoe meer zwaarwegend het verwachte resultaat in relatie tot het risico zal meewegen.

18 Additionele voordelen van de VaR-maatstaf ten opzichte van andere economic value maatstaven modified duration en EVE zijn 1) dat rekening wordt gehouden met de (historische) volatiliteit van prijzen c.q. rentes en 2) dat met diversificatie-effecten binnen c.q. tussen portefeuilles of balansposten rekening wordt gehouden. Voorts doet de maatstaf niet alleen een uitspraak over de omvang van het verlies maar ook over de kans daarop. Een additioneel nadeel ten opzichte van de andere genoemde economic value maatstaven is dat de VaR een backward looking maatstaf betreft (tot op zekere hoogte met uitzondering van de VaR gebaseerd op Monte Carlo simulatie) en dus de impliciete veronderstelling wordt gemaakt dat de historie maatgevend is voor de toekomst. Samenvattend wordt in de navolgende tabel 6 een overzicht gegeven van de hiervoor besproken renterisico modellen en de vormen van renterisico die het meest/minst toereikend door deze modellen worden gedekt. Voor een beschrijving van de verschillende vormen van renterisico wordt verwezen naar bijlage 1. Tabel 6. Renterisicomodellen in combinatie met vormen van renterisico Type Gapanalyse EaR Duration/PV01 EVE/VaR renterisico Korte termijn Ja Ja Nee Nee* earnings exposure Lange termijn Ja* Nee* Ja Ja exposure Repricing risk Ja Ja Ja Ja Basis risk Nee Ja* Nee Ja* Yield curve Nee Ja Nee* Ja* risk Embedded Nee Beperkt* Beperkt* Ja* Option risk *gebaseerd op de meest gangbare toepassingen 8 MODELRISICO Zoals reeds in hoofdstuk 3 aan de orde is gesteld is in het bankbedrijf van instellingen veelal sprake van optierisico in de vorm van opties die ingebed (embedded) zijn in retailproducten zoals girale of spaar tegoeden waarvan de looptijd onzeker is, leningen met prepayment of extension risk en/of leningen en spaartegoeden met expliciete/impliciete caps en floors. Aan de actiefzijde van de balans zijn prepayment opties de meest voorkomende vorm van embedded opties. Hypotheek- en consumentenleningen kunnen de klant (met name relevant in de Verenigde Staten) de optie van vervroegde aflossing (prepayment) geven zonder dat daar een penalty (of een zeer geringe) tegenover staat. Aan de passiefkant van de balans betreft de meest voorkomende vorm van optie het recht van klanten om girale en/of spaartegoeden (in casu gedragsbepaalde posten) vervroegd op te nemen. Voor een uitgebreide beschrijving van het embedded optie risico wordt

19 verwezen naar bijlage 2 en 3. Aangezien de technieken ter bepaling en/of hedging van het renterisico van producten met embedded opties alsook de pricing daarvan gebaseerd zijn op veronderstellingen is er sprake van modelrisico. Dit modelrisico vindt zijn weerslag in de veronderstellingen betrekking hebbend op onder meer de rentegevoeligheid van de retailproducten alsook in de veronderstellingen met betrekking tot het spaar- prepaymentgedrag. Het belangrijkste risico is namelijk dat de aan deze (hedging)technieken ten grondslag liggende veronderstellingen onjuist zijn waardoor (onbewust en ongemeten) renterisico op de mismatch wordt gelopen. Gegeven dit modelrisico zal door toezichthouders erop worden toegezien dat de gehanteerde veronderstellingen reëel zijn en consistent zijn met waargenomen gedrag (onderbouwd door analyses) alsook goed gedocumenteerd en niet manipuleerbaar zijn (bijvoorbeeld gewijzigd teneinde gewenste resultaten te genereren). Voorts is van groot belang dat de kernveronderstellingen aangaande pricing, rentegevoeligheid, spaargedrag, prepayment en reinvestment op periodieke basis worden geëvalueerd (gebacktest), gestresstest en gevoeligheidsanalyses door instellingen worden uitgevoerd. Tot slot dienen initiële en periodieke onafhankelijke modelvalidaties plaats te vinden. 9 KWANTITATIEVE EN KWALITATIEVE FACTOREN TER BEOORDELING VAN RENTERISICO In het onderhavige hoofdstuk wordt een overzicht van een aantal belangrijke kwantitatieve en kwalitatieve factoren gegeven die bij de beoordeling van het renterisico in het bankenboek van instellingen door de uitvoerend toezichthouder in beschouwing worden genomen. Op basis hiervan kan de uitvoerend toezichthouder een evaluatie van het renterisico van een instelling maken. Hierbij dienen in ieder geval de volgende issues te zijn geadresseerd: de belangrijkste bronnen van renterisico van een instelling. de omvang van het renterisico zoals door de instelling is verondersteld. de kwaliteit van het renterisicomanagementsproces. de toereikendheid van het kapitaal van een instelling. waargenomen tekortkomingen in het renterisicomanagementsproces. noodzakelijk geachte verbeteringen inzake de identificatie, meting, monitoring en control van het renterisico. Kwantitatieve omvang van renterisico Kwantitatieve factoren die ten minste in beschouwing worden genomen betreffen: de bronnen van renterisico exposures op basis van de balansstructuur van een instelling afgemeten aan: - de looptijd c.q. repricing structuren van leningen, beleggingen en rentegevoelige passiva. - het aandeel van producten met embedded opties (zoals hypotheken en girale en spaartegoeden waarvan de looptijd onzeker is). - het gebruik van derivatenproducten. - andere off-balance sheetproducten.

20 waargenomen trends in de balans. - het relatieve volume van en de vooruitzichten voor stabiele (en relatief goedkope) funding bronnen. de renterisico exposures - uitgesplitst naar repricingrisico, basisrisico, yieldcurverisico en optierisico - afgemeten aan het rente inkomen alsmede aan het kapitaal van een instelling de toereikendheid en stabiliteit van het rente inkomen en het rentegevoelige fee inkomen de toereikendheid van het aan renterisico toegerekende (economic) capital. het renterisico gemeten over de korte (tactische) en lange termijn (strategische) horizon de toereikendheid van rentescenario s afgemeten aan: - de gevoeligheid in termen van rente-inkomen en kapitaal. - een redelijke set van scenario s gebaseerd op historische en/of hypothetische rentebewegingen. - scenario s bevattende graduele, schoksgewijze en non-parallelle verschuivingen van de yieldcurve. - de impact van een 200 basispunten renteverandering over een tijdshorizon van één à twee jaar. - de gepastheid van scenario s in de context van het vigerende renteklimaat. - de mogelijkheid om potentiële risico s uit hoofde van optie gerelateerde posities goed in kaart te brengen. het karakter van het risico zoals de stabiliteit c.q. mobiliteit van het volume en de rentegevoeligheid van verschillende producten (bijvoorbeeld van girale en spaartegoeden waarvan de looptijd onzeker is en leningen met prepayment risk). Kwaliteit van renterisicomanagement Kwalitatieve factoren die ten minste in worden ogenschouw genomen betreffen: de beschikbaarheid van policies: - met specificatie van verantwoordelijkheden, accountability en limietenstructuur. - die consistent zijn met de strategische richting en risicotolerantie. - die goedgekeurd zijn door de raad van bestuur of gedelegeerde comité(s). de kwaliteit van risicobeheersing en limietenstructuur, afgemeten aan: - typen en toereikendheid van limieten. - prudentheid van limieten afgemeten aan het netto rente inkomen en de kapitaalsbasis. - of de instelling handelt binnen gestelde limieten en risicotolerantie. - proces van limietoverschrijdingen: monitoring, rapportage aan management en goedkeuring. de beschikbaarheid van tijdige, accurate en zinvolle managementinformatie ten behoeve van de monitoring van risicoposities op alle relevante niveau s (incl. raad van bestuur) van de organisatie. een onafhankelijke meting en analyse van de risico s daarbij gebruikmakend van een variëteit aan scenario s. de accuraatheid, compleetheid en integriteit van data. de toereikendheid van risicoanalysesystemen afgemeten aan: - de identificatie en meting van de belangrijkste bronnen van renterisico exposure.

Toezichtbeleid inzake het Renterisico in het Bankenboek

Toezichtbeleid inzake het Renterisico in het Bankenboek De Nederlandsche Bank Toezichtbeleid inzake het Renterisico in het Bankenboek Consultatiedocument nr. R01A/NL juli 2004 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op

Nadere informatie

Jaarverslag Bankieren met de menselijke maat

Jaarverslag Bankieren met de menselijke maat Jaarverslag 2016 Bankieren met de menselijke maat 3.8 Markt EDTF 2 EDTF 3 Het markt in 2016 werd sterk bepaald door hogere vervroegde hypotheekaflossingen. We hebben op een lage rentegevoeligheid van het

Nadere informatie

Renterisico bij banken: een commercieel of investering vraagstuk. VBA ALM conferentie November 2017

Renterisico bij banken: een commercieel of investering vraagstuk. VBA ALM conferentie November 2017 Renterisico bij banken: een commercieel of investering vraagstuk VBA ALM conferentie November 2017 Onderwerpen Waarom staat renterisico plots in de belangstelling Waarom lopen we nu renterisico Hoe stuurt

Nadere informatie

Levensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten

Levensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten Levensverzekeringen worden in de regel voor een lange periode afgesloten. De rente speelt hierdoor voor levensverzekeraars een belangrijke rol. Bij een rentedaling daalt het eigen vermogen van deze sector

Nadere informatie

Geacht bestuur, Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen. Postbus AB Amsterdam. Datum 29 augustus 2013.

Geacht bestuur, Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen. Postbus AB Amsterdam. Datum 29 augustus 2013. Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen Postbus 98 1000 AB Amsterdam Datum Uw kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer Bijlage(n) 1 Onderwerp Resultaten DNB themaonderzoek beheersing renterisico

Nadere informatie

Bijlage: Openstaande Kamervragen beleidsdoorlichting Risicomanagement van de staatsschuld en hoofdlijnen van het beleid

Bijlage: Openstaande Kamervragen beleidsdoorlichting Risicomanagement van de staatsschuld en hoofdlijnen van het beleid 1 Bijlage: Openstaande Kamervragen beleidsdoorlichting Risicomanagement van de staatsschuld en hoofdlijnen van het beleid Vraag 9: Hoe wordt in het nieuwe kader omgegaan met de neveneffecten die zich in

Nadere informatie

AG8 Derivatentheorie Les6 Hedging. 14 oktober 2010

AG8 Derivatentheorie Les6 Hedging. 14 oktober 2010 AG8 Derivatentheorie Les6 Hedging 14 oktober 2010 1 Agenda Huiswerk Casus Hedgen 2 Dag 1 Structured Products 3 Payoff structures Je baas wil nieuwe producten ontwikkelen die het makkelijker maken voor

Nadere informatie

Regeling parameters pensioenfondsen. Artikel 1. Artikel 2. Regeling parameters pensioenfondsen

Regeling parameters pensioenfondsen. Artikel 1. Artikel 2. Regeling parameters pensioenfondsen Regeling parameters pensioenfondsen Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2006, nr. AV/ PB/2006/102565b, tot vaststelling van de parameters voor pensioenfondsen

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010 28 juni 2010 1 Regeling van De Nederlandsche Bank NV van [datum], tot vaststelling

Nadere informatie

Bankieren met de menselijke maat. Jaarverslag 2015

Bankieren met de menselijke maat. Jaarverslag 2015 Bankieren met de menselijke maat Jaarverslag 2015 SNS Bank N.V. Jaarverslag 2015 > Risicobeheer, liquiditeit en kapitaalmanagement 147 6.6 MARKTRISICO EDTF 2 EDTF 3 Het marktrisico is het risico dat het

Nadere informatie

Update over Advies Commissie UFR Alleen voor professionele beleggers

Update over Advies Commissie UFR Alleen voor professionele beleggers Investment Solutions & Research Update oktober 2013 Update over Advies Commissie UFR Alleen voor professionele beleggers Door Peter van der Spek, Remmert Koekkoek, Daniel Lai - Customized Overlay Management

Nadere informatie

Datum 8 april 2010. Betreft: Liquiditeitstoezicht. Geachte heer/mevrouw,

Datum 8 april 2010. Betreft: Liquiditeitstoezicht. Geachte heer/mevrouw, Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam Drs. H.J. Brouwer Directie Aan de instellingen zoals bedoeld in de artikelen 2:11, 2:12 en 2:13, eerste lid, artikel 2:19, artikel 3:111, eerste lid, en artikel 2:96

Nadere informatie

Interne Modellen vragen en antwoorden (Q&A) Juni 2012

Interne Modellen vragen en antwoorden (Q&A) Juni 2012 Interne Modellen vragen en antwoorden (Q&A) Juni 2012 Categorie Nr Vraag Datum Diversificatie 1 Hoe kan men diversificatieeffecten binnen een intern model onderbouwen in lijn met de voorwaarden die daaraan

Nadere informatie

Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij ABTN

Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij ABTN Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij december 2017 Dit document heeft 7 pagina s Versiebeheer Versie Auteur Datum Revisie V1.0 KPMG 1 november 2010 Herijkte versie V2.0 KPMG 20 juli 2011

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN

COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN Prudentieel Toezicht Brussel, 15 april 1996 CIRCULAIRE Dl 96/2 AAN DE KREDIETINSTELLINGEN Geachte mevrouw, Geachte heer, Betreft : Tenuitvoerlegging van het reglement

Nadere informatie

Vergelijking verzekeraars en banken

Vergelijking verzekeraars en banken Vergelijking verzekeraars en banken Level playing field vanuit toezicht en kapitaaleisen? Presentatie door drs. Juriaan Borst AAG ACIS Symposium - Universiteit van Amsterdam 5 september 2014 2014 Towers

Nadere informatie

Belang juiste waardering hypotheekleningen

Belang juiste waardering hypotheekleningen Onderwerp: Bijlage Q&A Waardering hypotheekleningen in de toereikendheidstoets Dit document beschrijft welke aspecten DNB betrekt bij haar oordeel over de waardering en het waarderingsproces (conform artikel

Nadere informatie

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Nederlandse Waterschapsbank N.V. Verklaring over de jaarrekening 2015

Nadere informatie

Renteafdekking op basis van de ultimate forward rate: Bezint eert ge begint?

Renteafdekking op basis van de ultimate forward rate: Bezint eert ge begint? Renteafdekking op basis van de ultimate forward rate: Bezint eert ge begint? Drs. Dr. Ir. David van Bragt RBA 1 Senior Consultant Investment Solutions, Aegon Asset Management Samenvatting Binnen het Financieel

Nadere informatie

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. VERONDERSTELLINGEN Vraagprijs 2.500.000 (pand en inventaris). Inkomsten: In totaal 40 kamers; Bezetting kamers: T1 45%, T2 52%, T3 63%, vanaf T4 en verder 68%;

Nadere informatie

Rentegevoeligheid en duration

Rentegevoeligheid en duration Rentegevoeligheid en duration Daling marktrente à stijging beurskoers (en v.v.) Maatstaf rentegevoeligheid: (modified) duration (mod.dur.) Berekenen duration stap 1: Macaulay duration (ook wel Economische

Nadere informatie

Nederlandse banken doorstaan Europese stresstest goed

Nederlandse banken doorstaan Europese stresstest goed Nederlandse banken doorstaan Europese stresstest goed 23 juli 2010 De vier Nederlandse banken die in samenwerking met De Nederlandsche Bank (DNB) hebben deelgenomen aan de stresstest van het Europese Comité

Nadere informatie

Renterisico Scan. Een second opinion voor pensioenfondsen. met betrekking tot hun rente afdekkingsbeleid. For professional investors

Renterisico Scan. Een second opinion voor pensioenfondsen. met betrekking tot hun rente afdekkingsbeleid. For professional investors Renterisico Scan Een second opinion voor pensioenfondsen met betrekking tot hun rente afdekkingsbeleid For professional investors 1 Onderwerpen > Waarom deze Scan? > Hoe werkt het? > Contact over de scan

Nadere informatie

Long Duration Overlay. Dé oplossing voor de mismatch tussen beleggingen en verplichtingen

Long Duration Overlay. Dé oplossing voor de mismatch tussen beleggingen en verplichtingen Long Duration Overlay Dé oplossing voor de mismatch tussen beleggingen en verplichtingen 2 AEGON: wereldwijde expertise voor financiële veiligheid AEGON N.V. is met ongeveer 27.000 medewerkers wereldwijd

Nadere informatie

HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN

HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN 1 HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN 1 INLEIDING Momenteel zijn er twee rapportagekaders voor beleggingsinstellingen, elk voor een verschillend doel. Zo bestaat er de (ex-)wtb-kwartaalrapportage

Nadere informatie

De Ultimate Forward Rate Methodiek

De Ultimate Forward Rate Methodiek De Ultimate Forward Rate Methodiek Notitie van het Actuarieel Genootschap 23 augustus 2012 Inleiding Voor het zomerreces heeft de Tweede Kamer een aantal debatten gevoerd over de Hoofdlijnennota herziening

Nadere informatie

Hoe te beleggen onder Solvency II regelgeving t.a.v. verdiscontering verplichtingen?

Hoe te beleggen onder Solvency II regelgeving t.a.v. verdiscontering verplichtingen? Hoe te beleggen onder Solvency II regelgeving t.a.v. verdiscontering verplichtingen? 1 Impact regelgeving t.a.v. beleggingsbeleid! "! # $ %&! $' (" ' )* + *! " &,!,, --- 2 Verdisconteringscurve: van economisch

Nadere informatie

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [datum] 2016 houdende regels ingevolge artikel 108, derde lid, en artikel 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële

Nadere informatie

Tabel 1.3 Nominale rentetermijnstructuur (zero coupon) Percentages ###

Tabel 1.3 Nominale rentetermijnstructuur (zero coupon) Percentages ### Tabel 1.3 Nominale rentetermijnstructuur (zero coupon) Percentages Looptijd in jaren * toelichting 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37

Nadere informatie

Consumentenbrief beleggingen van. Tielkemeijer & Partners Vermogensbeheer

Consumentenbrief beleggingen van. Tielkemeijer & Partners Vermogensbeheer Consumentenbrief beleggingen van Tielkemeijer & Partners Vermogensbeheer Introductie Een groot aantal brancheorganisaties waaronder DSI, DUFAS, NVB, VBA en VV&A hebben het initiatief genomen om Consumentenbrief

Nadere informatie

Update UFR. Update UFR 17 juli 2015 For professional investors. Inleiding

Update UFR. Update UFR 17 juli 2015 For professional investors. Inleiding 1 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 Zero rentes Update UFR 17 juli 2015 For professional investors Update UFR Voor een gemiddeld pensioenfonds stijgt de waardering van de verplichtingen

Nadere informatie

AG8! Derivatentheorie Les2! Furtures & Forwards. 16 september 2010

AG8! Derivatentheorie Les2! Furtures & Forwards. 16 september 2010 AG8! Derivatentheorie Les2! Furtures & Forwards 16 september 2010 1 Agenda Duration & convexity (H4 8+ 9) Futures en Forwards (H2) Hedging met Futures en Forwards (H3) Waardering Futures en Forwards (H5)

Nadere informatie

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II Confidentieel 1 Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II 1 Inleiding Instellingen die op grond van art. 112, 230 of 231 van de Solvency II richtlijn (richtlijn 2009/139/EC)

Nadere informatie

Circulaire NBB_2012_12 - Bijlage 4

Circulaire NBB_2012_12 - Bijlage 4 Prudentieel beleid en financiële stabiliteit " de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel Tel. +32 2 221 35 88 Fax + 32 2 221 31 04 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be Circulaire NBB_2012_12

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2013 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Kengetallen

Nadere informatie

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: de algemene vergadering van Nederlandse Waterschapsbank N.V. Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:18a, en 3:111a van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:18a, en 3:111a van de Wet op het financieel toezicht; DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Beleidsregel maximering ratio deposito s en uitzettingen Wft Beleidsregel van de Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, houdende maximering van de ratio van deposito s en de

Nadere informatie

Risk Control Strategy

Risk Control Strategy Structured products January 2016 Kempen & Co N.V. (Kempen & Co) is een Nederlandse merchant bank met activiteiten op het gebied van vermogensbeheer, effectenbemiddeling en corporate finance. Kempen & Co

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2014 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Kengetallen

Nadere informatie

EIGEN RISICO BEOORDELING (ERB) IORP II JASPER HOOGENSTRAATEN 27 SEPTEMBER 2018

EIGEN RISICO BEOORDELING (ERB) IORP II JASPER HOOGENSTRAATEN 27 SEPTEMBER 2018 EIGEN RISICO BEOORDELING (ERB) IORP II JASPER HOOGENSTRAATEN 27 SEPTEMBER 2018 Impact op uw fonds? 2 Inspanningen van toezichthouders nemen toe 3 Agenda Wat is de ERB en waarom eigenlijk? Vereisten in

Nadere informatie

Voor een efficiënt planning & control proces FINANCIAL MONITOR A PLANNING COMPANY B.V. BUSINESS SOLUTION

Voor een efficiënt planning & control proces FINANCIAL MONITOR A PLANNING COMPANY B.V. BUSINESS SOLUTION Voor een efficiënt planning & control proces FINANCIAL MONITOR A PLANNING COMPANY B.V. BUSINESS SOLUTION 1. De Controllers (en adviseurs) van MKB-ondernemingen en organisaties gebruiken de om een volledig

Nadere informatie

Bankieren met de menselijke maat. Jaarverslag 2015

Bankieren met de menselijke maat. Jaarverslag 2015 Bankieren met de menselijke maat Jaarverslag 2015 242 SNS Bank N.V. Jaarverslag 2015 > Jaarrekening 21 SPECIFIEKE TOELICHTING FINANCIËLE INSTRUMENTEN Reële waarde van financiële activa en passiva in miljoenen

Nadere informatie

Beleggingsbeleid Pensioenfonds PGB. 29 april 2016

Beleggingsbeleid Pensioenfonds PGB. 29 april 2016 Beleggingsbeleid Pensioenfonds PGB 29 april 2016 1 Uw pensioen bij PGB in 2016 3 september 2015 Pensioenfonds balans 50% 50% Bezittingen Matching portefeuille Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Hypotheken

Nadere informatie

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II Hoofdindeling: Leidraden Opgesteld door: Commissie Enterprise Risk Management (ERM) Vastgesteld door: Commissie Enterprise Risk Management (ERM)

Nadere informatie

Renderen bij een stijgende rente

Renderen bij een stijgende rente ARTIKEL 26 juni 2015 Voor professionele beleggers Renderen bij een stijgende rente Bij stijgende rentes verliezen zowel de verplichtingen als de rentedragende beleggingen van pensioenfondsen waarde. Om

Nadere informatie

Jaarrapport Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen

Jaarrapport Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Jaarrapport 2016 Stichting Fonds Familie in de Buurt te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Inhoudsopgave blad Opdracht 2 Algemeen 3 Voorwoord van het bestuur

Nadere informatie

1. AUDITINSTRUCTIE SCORECARD COPRO 8120

1. AUDITINSTRUCTIE SCORECARD COPRO 8120 1. AUDITINSTRUCTIE SCORECARD COPRO 8120 1.1. Inleiding DTe vraagt ter verificatie van de aangeleverde cijfers een assurance-rapport van een externe accountant. Een assurance-rapport dient eenmaal per jaar

Nadere informatie

Controle protocol Stichting De Friesland

Controle protocol Stichting De Friesland Controle protocol Stichting De Friesland 1. Doelstelling Stichting De Friesland heeft van de Belastingdienst de ANBI (algemeen nut beogende instelling) verkregen. Ten aanzien van de verantwoording van

Nadere informatie

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II AG Commissie ERM Leidraad: overzicht wetgeving en vereisten Introductie In dit document is een overzicht opgenomen van de vereisten aan de risicomanagement

Nadere informatie

PERSBERICHT. Propertize op koers met afbouw. Utrecht, 3 juli 2015

PERSBERICHT. Propertize op koers met afbouw. Utrecht, 3 juli 2015 PERSBERICHT Propertize op koers met afbouw Utrecht, 3 juli 2015 Propertize heeft op 3 juli 2015 zijn Jaarverslag 2014 gepubliceerd. Uit de cijfers blijkt dat de netto omvang van de portefeuille aan vastgoedfinancieringen

Nadere informatie

BIJLAGE D: BEOORDELINGSCRITERIA VOOR RISICOSPECIFIEKE BEHEERSING

BIJLAGE D: BEOORDELINGSCRITERIA VOOR RISICOSPECIFIEKE BEHEERSING BIJLAGE D: BEOORDELINGSCRITERIA VOOR RISICOSPECIFIEKE BEHEERSING D1 RISICOCATEGORIE: MATCHING-/RENTERISICO Beoordeel de risicomitigerende werking van de aanwezige risicospecifieke beheersing voor de risicocategorie

Nadere informatie

Regelgeving versus sturing: De spagaat van een verzekeraar. Annemarie Mijer 7 november 2013

Regelgeving versus sturing: De spagaat van een verzekeraar. Annemarie Mijer 7 november 2013 Regelgeving versus sturing: De spagaat van een verzekeraar Annemarie Mijer 7 november 2013 Wet- en regelgeving in een overgangsfase Solvency I Interim Measures TSC ERB Solvency II 2014 2016 2 De spagaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 371 Kredietcrisis Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 27 november

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie Vermogensbeheerrapportage 4e kwartaal 2017 In het vierde kwartaal van 2017 steeg wettelijke dekkingsgraad 1 met 1,4% punt van 108,1% naar 109,5%. De actuele dekkingsgraad 2 daalde met 0,1%-punt van 109,9%

Nadere informatie

Korte termijn: onnodig korten van rechten voorkomen. Lange termijn: naar een nieuw FTK op basis van nieuwe pensioencontracten

Korte termijn: onnodig korten van rechten voorkomen. Lange termijn: naar een nieuw FTK op basis van nieuwe pensioencontracten Korte termijn: onnodig korten van rechten voorkomen Lange termijn: naar een nieuw FTK op basis van nieuwe pensioencontracten De daling van de dekkingsgraden heeft de afgelopen weken een uitgebreide discussie

Nadere informatie

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2012-1 juli 2012 t/m 30 september 2012 Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad

Nadere informatie

98 De Pensioenwereld in 2015

98 De Pensioenwereld in 2015 10 98 De Pensioenwereld in 2015 Verslaggeving & communicatie 99 Weloverwogen keuzes nodig voor juiste waardering beleggingen Auteurs: Jacco van Kleef en Lars Mion Pensioenfondsen moeten volgens de verslaggevingsregels

Nadere informatie

Jaarrapport 2014. Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen

Jaarrapport 2014. Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Jaarrapport 2014 Stichting Fonds Familie in de Buurt te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Inhoudsopgave blad Opdracht 2 Algemeen 3 Beoordelingsverklaring

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2015 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Fiscale positie

Nadere informatie

Exposure vanuit optieposities

Exposure vanuit optieposities Exposure vanuit optieposities ABN AMRO is continue bezig haar dienstverlening op het gebied van beleggen te verbeteren. Eén van die verbeteringen betreft de vaststelling van de zogenaamde exposure (blootstelling)

Nadere informatie

CIRCULAIRE CPA-2006-2-CPA AAN DE VERZEKERINGSONDERNEMINGEN

CIRCULAIRE CPA-2006-2-CPA AAN DE VERZEKERINGSONDERNEMINGEN Prudentiële controle op de verzekeringsondernemingen Brussel, 19 september 6 CIRCULAIRE CPA-6-2-CPA AAN DE VERZEKERINGSONDERNEMINGEN BETREFT : VRIJSTELLING VAN SAMENSTELLING VAN DE AANVULLENDE VOORZIENING

Nadere informatie

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Persbericht Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Hoofdpunten: Dekkingsgraad van 94% is te laag: aanvullende maatregelen nodig Beschikbaar vermogen stijgt met ruim 11 miljard Door gedaalde rente nemen

Nadere informatie

Bouw uw eigen beleggingsportefeuille

Bouw uw eigen beleggingsportefeuille Bouw uw eigen beleggingsportefeuille Joost van Leenders, oktober 2013 Bouw uw eigen beleggigsportefeuille I oktober 2013 I 2 Agenda Strategisch versus tactisch beleggingsbeleid Spreiding, waarom ook alweer?

Nadere informatie

DNB Pensioenseminar. Parallelsessie Beleggingen. 21 september 2011

DNB Pensioenseminar. Parallelsessie Beleggingen. 21 september 2011 DNB Pensioenseminar Parallelsessie Beleggingen 21 september 2011 Hoofdvragen I. Wat maakt iemand een goede bestuurder op het gebied van beleggingen? II. Wat verwacht u van de toezichthouder op het gebied

Nadere informatie

Good practice Kostentoerekening. Good practice Kostentoerekening

Good practice Kostentoerekening. Good practice Kostentoerekening Good practice Kostentoerekening Inleiding Dit document bevat een good practice ten aanzien van het onderwerp kostentoerekening. De geformuleerde standpunten vormen een nadere concretisering van de vigerende

Nadere informatie

Beleggingsverslag. 31 december 2015 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen

Beleggingsverslag. 31 december 2015 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen 31 december 2015 tot en met 31 december 2016 Inhoud 1 Balans per 31 december 2016 3 2 Winst- en-verliesrekening over 2016 4 3 Kasstroomoverzicht over 2016 5 4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Nadere informatie

Beleggingsverslag. 1 januari 2017 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen

Beleggingsverslag. 1 januari 2017 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 Inhoud 1 Balans per 31 december 2017 3 2 Winst-en-verliesrekening over 2017 4 3 Kasstroomoverzicht over 2017 5 4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Nadere informatie

Beleggingsaspecten voorontwerp van wet herziening ftk

Beleggingsaspecten voorontwerp van wet herziening ftk Beleggingsaspecten voorontwerp van wet herziening ftk De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid publiceerde op vrijdag 12 juli 2013 het lang verwachte consultatiedocument over de uitwerking

Nadere informatie

Samenvatting. Analyses. Kostendekkende premie

Samenvatting. Analyses. Kostendekkende premie Samenvatting Op 14 juli 2015 heeft DNB aangekondigd dat zij de berekeningsmethodiek van de Ultimate Forward Rate (UFR), welke onderdeel vormt van de rekenrente waarmee pensioenfondsen hun verplichtingen

Nadere informatie

De rol van de waarde van vastgoed in crisistijd op de verslaggeving van vastgoed ondernemingen

De rol van de waarde van vastgoed in crisistijd op de verslaggeving van vastgoed ondernemingen De rol van de waarde van vastgoed in crisistijd op de verslaggeving van vastgoed ondernemingen VBA - Seminar Jef Holland Head of Real Estate Audit Amsterdam Tel. : +31 (0)20-582 4504 E-Mail: jholland@deloitte.nl

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord. Handboek Corporate Finance & Treasury Een verantwoording 15

Inhoud. Voorwoord. Handboek Corporate Finance & Treasury Een verantwoording 15 Inhoud Voorwoord Handboek Corporate Finance & Treasury Een verantwoording 15 deel a De interne en externe omgeving van Corporate Finance en Treasury 17 deel b Vermogenskosten 18 deel c Selectie van bedrijfsactiviteiten

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017 KWARTAALVERSLAG TWEEDE KWARTAAL 2017 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 juni 2017 bedroeg 112,5% Het rendement van 1 april tot en met 30 juni 2017 bedroeg 0,8% Het rendement van 1 januari tot

Nadere informatie

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Verklaring inzake beleggingsbeginselen STICHTING PENSIOENFONDS RECREATIE Mei 2011 INHOUDSOPGAVE 0. Introductie 3 1. Doelstelling van het beleggingsbeleid 4 2. Organisatie en risicobeheerprocedures 5 3. Beleggingsbeginselen 7 Mei 2011 Pagina

Nadere informatie

3. Testsheet Kan op de DNB website een testsheet worden gepubliceerd waarop pensioenfondsen de juistheid van hun rapportage kunnen laten testen?

3. Testsheet Kan op de DNB website een testsheet worden gepubliceerd waarop pensioenfondsen de juistheid van hun rapportage kunnen laten testen? Algemeen 1. Aantal vragen dat DNB stelt Is het logisch dat DNB zoveel vragen moet stellen over de derivatenstaat? (Naar aanleiding van het feit dat alle aanwezigen in de zaal aangaven vragen te hebben

Nadere informatie

CO2-voetafdruk van beleggingen

CO2-voetafdruk van beleggingen CO2-voetafdruk van beleggingen Beleggen en de uitstoot van broeikasgassen 1 WAAROM MEET ACTIAM DE CO 2 -UITSTOOT VAN HAAR BELEGGINGEN? Klimaatverandering is één van de grootste uitdagingen van de komende

Nadere informatie

Datum 26 april 2017 Betreft Vragen van het lid Leijten (SP) over het bericht dat spaarders geen rente meer krijgen op hun spaargeld

Datum 26 april 2017 Betreft Vragen van het lid Leijten (SP) over het bericht dat spaarders geen rente meer krijgen op hun spaargeld > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Gevolgen marktwaardering verplichtingen op beleid pensioenfondsen

Gevolgen marktwaardering verplichtingen op beleid pensioenfondsen Gevolgen marktwaardering verplichtingen op beleid pensioenfondsen Inleiding Op dit moment wordt bij pensioenfondsen veel onderzoek gedaan naar de beleidseffecten van het waarderen van pensioenverplichtingen

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel TREASURY MANAGEMENT MAANDAG 27 JUNI UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel TREASURY MANAGEMENT MAANDAG 27 JUNI UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel TREASURY MANAGEMENT MAANDAG 27 JUNI 2016 12.15-14.45 UUR SPD Bedrijfsadministratie Treasury Management B / 11 2016 NGO-ENS B / 11 Opgave 1 (35 punten) Vraag 1 (6

Nadere informatie

ADDENDUM BIJ PROSPECTUS MET BETREKKING TOT HET COMMODITY DISCOVERY FUND EEN FONDS VOOR GEMENE REKENING NAAR NEDERLANDS RECHT 3 SEPTEMBER 2018

ADDENDUM BIJ PROSPECTUS MET BETREKKING TOT HET COMMODITY DISCOVERY FUND EEN FONDS VOOR GEMENE REKENING NAAR NEDERLANDS RECHT 3 SEPTEMBER 2018 ADDENDUM BIJ PROSPECTUS MET BETREKKING TOT HET COMMODITY DISCOVERY FUND EEN FONDS VOOR GEMENE REKENING NAAR NEDERLANDS RECHT 3 SEPTEMBER 2018 Addendum Prospectus Pag. 1/8 INHOUDSOPGAVE 1. Wijziging hoofdstuk

Nadere informatie

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132, L 314/66 1.12.2015 BESLUIT (EU) 2015/2218 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 20 november 2015 betreffende de procedure tot vaststelling van de niet-toepasselijkheid op personeelsleden van het vermoeden

Nadere informatie

Onderbouwing van de rendementsverwachtingen

Onderbouwing van de rendementsverwachtingen Onderbouwing van de rendementsverwachtingen 2013 Portfolio Management Ostrica BV Februari 2013 Rendementsverwachtingen Ostrica 2013 In dit document wordt een onderbouwing gegeven van de rendementsverwachtingen

Nadere informatie

NIBE-SVV, 2013 OEFENEXAMEN ALGEMENE OPLEIDING BANKBEDRIJF

NIBE-SVV, 2013 OEFENEXAMEN ALGEMENE OPLEIDING BANKBEDRIJF NIBE-SVV, 2013 OEFENEXAMEN ALGEMENE OPLEIDING BANKBEDRIJF 1. Bij welke activiteit handelt een bank NIET op de financiële markten? A. Bij activiteiten uit hoofde van de transformatiefunctie. B. Bij activiteiten

Nadere informatie

Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) Vragen en antwoorden

Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) Vragen en antwoorden Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) 2019 Vragen en antwoorden Algemene informatie over de berekeningsmethode 1. Waarom is de berekeningsmethode die in de bijdrageperiode

Nadere informatie

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG PPF APG Herstelplan versie: juni 2015 Herstelplan PPF APG 2015 juni 2015 1. Inleiding In dit herstelplan 2015 voor PPF APG leest u eerst welke uitgangspunten

Nadere informatie

Hoe cashflow te interpreteren. Volgens de lesgever <> begin liquiditeit einde liquiditeit hoewel alle reporting modellen wel zo

Hoe cashflow te interpreteren. Volgens de lesgever <> begin liquiditeit einde liquiditeit hoewel alle reporting modellen wel zo Hoe cashflow te interpreteren. Volgens de lesgever begin liquiditeit einde liquiditeit hoewel alle reporting modellen wel zo zijn opgemaakt (ook onder IFRS) IAS 7 maakt gebruik van cashstroom tabellen,

Nadere informatie

Aankondiging aanvullende nationale staten. Geachte,

Aankondiging aanvullende nationale staten. Geachte, De Nederlandsche Bank N.V. Toezicht beleid Verzekeraars Postbus 98 1000 AB Amsterdam 0205249111 www.dnb.nl Onderwerp Aankondiging aanvullende nationale staten Handelsregister 3300 3396 Geachte, Met deze

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1432 18 nuari 2016 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 7 nuari 2016 houdende regels met betrekking tot het prudentieel

Nadere informatie

Business Valuation : groeiend belang

Business Valuation : groeiend belang Business Valuation : groeiend belang Inleiding Vandaag de dag worden we steeds vaker geconfronteerd met de vraag hoeveel een onderneming waard is en of ze gelet op de huidige crisis financieel gezond is.

Nadere informatie

inventaris en machines overige vorderingen bank, rekening-courant overige banken

inventaris en machines overige vorderingen bank, rekening-courant overige banken Stichting NKV Gebouw te Helmond 1 Balans per 31 december 2017 (ná verwerking voorstel resultaatbestemming) ACTIVA Vaste activa 31 december 2017 31 december 2016 Materiële vaste activa inventaris en machines

Nadere informatie

Richtlijnen inzake gezonde beheerpraktijken en rapportering voor het aan de niet-handelsactiviteiten verbonden renterisico

Richtlijnen inzake gezonde beheerpraktijken en rapportering voor het aan de niet-handelsactiviteiten verbonden renterisico de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel tel. +32 2 221 38 12 fax + 32 2 221 31 04 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be Circulaire Brussel, 3 september 2015 Kenmerk: NBB_2015_24 uw correspondent:

Nadere informatie

Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht

Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht In dit document vindt u een overzicht van relevante wetsartikelen die van toepassing zijn

Nadere informatie

Marktrisico Non-life risico Tegenpartij kredietrisico Operationeel risico Correlatie effecten totaalniveau 500,0% 400,0% 300,0% 200,0% 100,0% 0,0%

Marktrisico Non-life risico Tegenpartij kredietrisico Operationeel risico Correlatie effecten totaalniveau 500,0% 400,0% 300,0% 200,0% 100,0% 0,0% Aan: Van: Directie, XYZ verzekeraar Arcturus Datum: 25 oktober 2010 Betreft: Rapportage QIS 5 op basis boekjaar 2009 (FICTIEF) Management Samenvatting DNB heeft in augustus 2010 verzekeraars gevraagd om

Nadere informatie

Het belang van het Toelatingsmemorandum en het verschil tussen Initial Business en Geneba

Het belang van het Toelatingsmemorandum en het verschil tussen Initial Business en Geneba Amsterdam, 14 juli 2014 Geachte heer/mevrouw, Ten vervolge op onze brief van 7 juli 2014, waarin wij uiteenzetten welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden sinds het nieuwe management van Geneba Properties

Nadere informatie

FINANCIËLE ANALYSE EN RATIO S

FINANCIËLE ANALYSE EN RATIO S FINANCIËLE ANALYSE EN RATIO S 1 CONTACT PARMENTIER GUY MGI BVBA Valkenlaan 31 2900 Schoten Tel: 03/685.40.07 Mail: guy@parmrev.be Guy Parmentier Bedrijfsrevisor Executive professor University of Antwerp

Nadere informatie

Nieuwe ronde, nieuwe risico s, nieuwe kansen? VBA Seminar Risicomanagement, 27 september 2012 Maarten Roest

Nieuwe ronde, nieuwe risico s, nieuwe kansen? VBA Seminar Risicomanagement, 27 september 2012 Maarten Roest Nieuwe ronde, nieuwe risico s, nieuwe kansen? VBA Seminar Risicomanagement, 27 september 2012 Maarten Roest Wat wil ik behandelen Marktwaardering UFR Risicomanagement 1 1. Marktwaardering Dekkingsgraad

Nadere informatie

Consultatie standaard risicoprofielen pagina 1

Consultatie standaard risicoprofielen pagina 1 Consultatie: Het gebruik van een standaardindeling van risicoprofielen Aanleiding Financiële ondernemingen geven een klant of cliënt een passend advies of verlenen geschikte financiële diensten. Hiervoor

Nadere informatie

Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft

Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft Reactie van het Koninklijk Actuarieel Genootschap op consultatie Utrecht, 21 november 2013 Koninklijk Actuarieel Genootschap Postbus

Nadere informatie

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico - 1 - Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico MEI 2008 - 2 - De aanvraag DNB kan een financiële onderneming

Nadere informatie

Kennisgeving van Fusie tussen Sub-fondsen

Kennisgeving van Fusie tussen Sub-fondsen Kennisgeving van Fusie tussen Sub-fondsen Samenvatting Dit deel bevat belangrijke informatie over de fusie die voor u als aandeelhouder van belang is. Meer informatie kunt u vinden in de Gedetailleerde

Nadere informatie