Scientology Internetproviders en verweerster DomJur Hoge Raad der Nederlanden Zaak-/rolnummer: C04/020HR Datum: 16 december 2005.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Scientology Internetproviders en verweerster DomJur 2011-735. Hoge Raad der Nederlanden Zaak-/rolnummer: C04/020HR Datum: 16 december 2005."

Transcriptie

1 Scientology Internetproviders en verweerster DomJur Hoge Raad der Nederlanden Zaak-/rolnummer: C04/020HR Datum: 16 december 2005 Arrest in de zaak van: de rechtspersonen naar buitenlands recht 1. CHURCH OF SPIRITUAL TECHNOLOGY, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika, 2. RELIGIOUS TECHNOLOGY CENTER, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika, 3. NEW ERA PUBLICATIONS INTERNATIONAL Aps, gevestigd te Kopenhagen, Denemarken, EISERS tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerders, advocaat: mr. E. Grabandt, t e g e n 1. DATAWEB B.V., gevestigd te 's-gravenhage, 2. STICHTING XS4ALL, voorheen de Stichting Tempory, daarvoor de Stichting XS4ALL, thans gevestigd te Diemen, 3. STICHTING DE DIGITALE STAD, gevestigd te Amsterdam, 4. CISTRON INTERNET SERVICES B.V., gevestigd te Alphen aan den Rijn, 5. INTERNET ACCES EINDHOVEN B.V., thans genaamd VIA NET.WORKS NEDERLAND B.V., gevestigd te Eindhoven, 6. EASYNET GROUP NEDERLAND B.V., als rechtsopvolgster van WIREHUB! INTERNET B.V., gevestigd te Amsterdam, 7. STICHTING INTERNET ACCESS, gevestigd te Slochteren, 8. [Verweerder 8], handelende onder de naam B-ART MIDDEN NEDERLAND, wonende te [woonplaats], 9. SPIRIT INTERACTIVE DIENSTEN B.V., gevestigd te Rotterdam, 10. N.V. ENECO, vennoot van de vennootschap onder firma SPIRIT INTERACTIVE DIENSTEN B.V. i.o., gevestigd te Rotterdam, 11. ROTTERDAMS DAGBLAD B.V., vennoot van de vennootschap onder firma SPIRIT INTERACTIVE DIENSTEN B.V. i.o., gevestigd te Rotterdam, 12. DE GEMEENTE ROTTERDAM (ONTWIKKELINGSBEDRIJF ROTTERDAM), vennoot van de vennootschap onder firma SPIRIT INTERACTIVE DIENSTEN B.V. i.o., gevestigd te Rotterdam, 13. [Verweerster 13], wonende te [woonplaats], 14. B-ART NOORD NEDERLAND B.V., gevestigd te 's-gravenhage, 15. STICHTING TELEBYTE, gevestigd te Nijmegen, VERWEERDERS in cassatie, voorwaardelijk 1

2 incidenteel eisers, advocaat: mr. H.J.A. Knijff. 1. Het geding in feitelijke instanties Eisers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: Scientology, RTC en NEPI dan wel gezamenlijk Scientology c.s. - hebben bij exploot van 26 februari 1996 onder meer thans verweerders in cassatie - verder te noemen: de Providers en [verweerster 13] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-gravenhage en - verkort en zakelijk weergegeven - gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: a) te verklaren voor recht dat de Providers, door het zonder toestemming van Scientology c.s. op hun computersystemen voor derden toegankelijk aanwezig hebben van een verveelvoudiging van werken waarop Scientology het auteursrecht bezit, inbreuk maken op die auteursrechten en/of onrechtmatig handelen indien zij van de aanwezigheid van deze documenten op de hoogte zijn, dan wel op de hoogte hadden behoren te zijn; b) te verklaren voor recht dat de Providers door het zonder toestemming van Scientology c.s. op hun computersystemen voor derden toegankelijk aanwezig hebben van een 'link', die bij activering op het scherm van de computer van de gebruiker een verveelvoudiging van werken waarop Scientology het auteursrecht bezit bewerkstelligt, inbreuk maken op die auteursrechten en/of onrechtmatig handelen indien zij van de aanwezigheid van de link op de hoogte zijn, dan wel op de hoogte hadden behoren te zijn; c) te verklaren voor recht dat de OT-werken niet rechtmatig zijn openbaar gemaakt, althans niet in de zin van art. 15a lid 1 onder 1 Auteurswet l912; d) [verweerster 13] te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Scientology, op straffe van een dwangsom; e) de Providers te bevelen - primair - met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Scientology, of - subsidiair - zodra zij worden gewezen op de aanwezigheid van inbreukmakende documenten op hun computersystemen zorg te dragen voor onmiddellijke verwijdering daarvan, en - meer subsidiair - zodra zij worden gewezen op de aanwezigheid van inbreukmakende documenten op hun computersystemen, de desbetreffende gebruiker te verzoeken deze onmiddellijk te verwijderen en bij gebreke van voldoening aan dit verzoek de desbetreffende gebruiker de verdere toegang tot hun computersysteem te ontzeggen, een en ander op straffe van een dwangsom; f) de Providers te bevelen Scientology c.s. te informeren over de namen en adressen van derden die inbreukmakende documenten via hun computersysteem hebben openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd dan wel zullen openbaar maken en/of verveelvoudigen, eveneens op straffe van een dwangsom. De Providers en [verweerster 13] hebben de vorderingen bestreden. De rechtbank heeft bij vonnis van 9 juni 1999 de vorderingen van Scientology c.s., met uitzondering van de verklaring voor recht onder c) en het bevel jegens [verweerster 13] onder d), grotendeels toegewezen. Tegen dit vonnis hebben Scientology c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's- Gravenhage. De Providers en [verweerster 13] hebben incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 4 september 2003 heeft het hof het principale beroep verworpen en in het incidentele beroep het vonnis van de rechtbank, voor zover de gevorderde verklaring voor recht en het gevorderde bevel jegens de Providers zijn toegewezen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen jegens de Providers alsnog afgewezen en het vonnis waarvan beroep voor het overige bekrachtigd. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen het arrest van het hof hebben Scientology c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Providers en [verweerster 13] hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit. Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Scientology c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat en de Providers en 2

3 [verweerster 13] hebben de zaak doen toelichten door mrs. J.C.H. van Manen en A.P. Groen, beiden advocaat te Amsterdam. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep. Ter zitting van de Hoge Raad van 24 juni 2005, met een nadere toelichting ter zitting van 8 juli 2005, hebben Scientology c.s. verklaard het principaal beroep in cassatie te willen intrekken, omdat de betekenis van het bestreden arrest "voor de situatie in andere landen" onvoldoende "wezenlijke betekenis had". De Providers en [verweerster 13] hebben daarop verklaard niet met die intrekking in te stemmen; zij achten het verzoek tot intrekking tardief en in strijd met een goede procesorde. Ter zitting van 8 juli 2005 is de zaak aangehouden voor nadere conclusie door de Advocaat- Generaal. De nadere conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade van 16 september 2005 strekt tot verwerping van het principale beroep, met veroordeling van Scientology c.s. in de kosten daarvan, waarbij het arrest van de Hoge Raad zodanige overwegingen ten aanzien van de geschilpunten in cassatie zal omvatten als de Hoge Raad, met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, dan wel gelet op het belang voor de praktijk, dienstig zal oordelen. 3. Beoordeling van het beroep 3.1 Zolang de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan, kan de eiser tot cassatie zijn beroep intrekken zonder daartoe de toestemming van de verweerder nodig te hebben. De intrekking heeft enkel tot gevolg dat de door de eiser aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht (vgl. HR 14 mei 1982, nr , NJ 1982, 376). Dit betekent dat het principaal beroep van Scientology c.s. moet worden verworpen. 3.2 Indien het geding in cassatie tijdig en door een aan de wettelijke vereisten beantwoordende dagvaarding aanhangig is gemaakt, moet bij het vaststellen van de rechtsgevolgen van intrekken van het cassatieberoep mede rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de verweerder, waaronder begrepen diens belang bij het kunnen instellen, ook na berusting of na het verstrijken van de cassatietermijn, van incidenteel beroep in cassatie. De verweerder zal erop mogen vertrouwen dat hij gelegenheid zal hebben incidenteel beroep in te stellen (vgl. HR 18 februari 1994, nr , NJ 1994, 606). Zodanige gelegenheid is aan de Providers en [verweerster 13] door de intrekking niet ontnomen. Het incidenteel beroep is evenwel ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principaal beroep tot vernietiging van het bestreden arrest leidt. Nu die voorwaarde niet is vervuld, behoeft het beroep geen behandeling. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het principale beroep; veroordeelt Scientology c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster 13] en de Providers begroot op 316,34 aan verschotten en op 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 december Conclusie Rolnr. C04/020HR Mr. D.W.F. Verkade Zitting 16 september 2005 Nadere conclusie inzake: 1. Church of Spiritual Technology, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika 3

4 2. Religious Technology Center, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika 3. New Era Publications International ApS, gevestigd te Kopenhagen, Denemarken, eiseressen tot cassatie, verweersters in voorwaardelijk incidenteel beroep, tegen: 1. Dataweb BV, gevestigd te 's-gravenhage 2. Stichting XS4ALL, voorheen Stichting Temporary, daarvoor Stichting XS4ALL, thans gevestigd te Diemen 3. Stichting De Digitale Stad, gevestigd te Amsterdam 4. Cistron Internet Services BV, gevestigd te Alphen aan den Rijn 5. Internet Access Eindhoven BV, thans genaamd Via Net.works Nederland BV, gevestigd te Eindhoven 6. Easynet Group Nederland BV, als rechtsopvolgster van Wirehub! Internet BV, gevestigd te Amsterdam 7. Stichting Internet Access, gevestigd te Slochteren 8. [Verweerder 8], h.o.d.n. B-Art Midden Nederland, wonende te [woonplaats] 9. Spirit Interactive Diensten BV, gevestigd te Rotterdam 10. NV Eneco, vennoot van de VOF Spirit Interactive Diensten BV i.o., gevestigd te Rotterdam 11. Rotterdams Dagblad BV, vennoot van de VOF Spirit Interactive Diensten BV i.o., gevestigd te Rotterdam 12. De gemeente Rotterdam (Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam), vennoot van de VOF Spirit Interactive Diensten BV i.o., zetelend te Rotterdam 13. [Verweerster 13], wonende te [woonplaats] 14. B-Art Noord Nederland BV, gevestigd te 's-gravenhage 15. Stichting Telebyte, gevestigd te Nijmegen, verweersters in het principale beroep, eiseressen in voorwaardelijk incidenteel beroep. 1. Ter rolzitting van 8 juli 2005 is deze zaak aangehouden voor nadere conclusie PG(1), en wel naar aanleiding van het verzoek van eiseressen in het principale cassatieberoep, tevens verweersters in het voorwaardelijk incidentele beroep (hierna ook: Scientology c.s.), tot intrekking van de zaak, waarin aanvankelijk uitspraak was bepaald op 8 juli Dat verzoek was gedaan ter rolzitting van 24 juni 2005 (voorafgegaan door een brief van de advocaat van Scientology c.s. d.d. 17 juni 2005), op verzoek van de rolraadsheer d.d. 24 juni 2005 nader toegelicht ter rolzitting van 8 juli 2005 (voorafgegaan door een brief van 6 juli 2005). Tegen deze verzoeken hebben verweersters in het principale cassatieberoep, tevens eiseressen in het voorwaardelijk incidentele beroep (hierna ook: [verweerster 13], verweerster sub 13, respectievelijk de Providers, verweersters sub 1-12, 14 en 15) op de genoemde rolzittingen bezwaar gemaakt (voorafgegaan door brieven van hun advocaten d.d. 23 juni 2005 respectievelijk 6 juli 2005). 2. Nu verweersters in het principale cassatieberoep geen medewerking wensen te verlenen aan royement, is duidelijk dat daarvan geen sprake kan zijn (art. 16 lid 2 Rolreglement van de Civiele Kamer van de HR). De vraag is of het verzoek om intrekking van het principale cassatieberoep gehonoreerd dient te worden, mede gelet op de bezwaren daartegen van verweersters, die dit verzoek tardief en in strijd met een goede procesorde achten, en een gerechtvaardigd belang menen te hebben 4

5 om zich tegen de intrekking te verzetten.(2) 3. Aan honorering van het verzoek tot intrekking kan de loutere aanhangigheid van het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep niet in de weg staan, nu dit kennelijk ingesteld is onder de voorwaarde dat enige klacht van het principale cassatiemiddel tot vernietiging van het arrest van het hof zou leiden. 4. Omtrent intrekking van een cassatieberoep heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 14 mei 1982, NJ 1982, 376 (Kool/Van der Meiden) overwogen: '2. Beoordeling van het verzoek tot intrekking. Zolang de Hoge Raad nog geen arrest heeft gewezen, kan de eiser tot cassatie zijn beroep intrekken zonder daartoe de toestemming van de verweerder nodig te hebben. De intrekking heeft enkel tot gevolg dat de door eiser aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht, zodat het beroep moet worden verworpen.' In het dictum verwierp de Hoge Raad dan ook het beroep, met veroordeling van de eiser tot cassatie in de kosten van het geding.(3) 5. Op basis van dit arrest van 1982 is het dus zo dat een eiser tot cassatie door intrekking van het beroep zich alsnog neerlegt bij de uitspraak waarvan beroep, terwijl hij de kostenveroordeling in cassatie voor lief neemt. Zijn motieven voor intrekking lijken dan ook slechts de volgende te kunnen zijn: (I) de wens tot een eerdere beëindiging van de procedure, en (II) de wens om alsnog een - uiteraard openbaar - gemotiveerd oordeel van de Hoge Raad omtrent de cassatieklachten (en, in voorkomend geval, een mogelijk - eveneens uiteraard openbaar - oordeel omtrent voorwaardelijk incidentele cassatieklachten) te voorkomen. Het onder (I) genoemde motief kan, indien de uitspraak van de Hoge Raad, gelet op de 'doorlooptijd' nog geruime tijd op zich zal laten wachten, een alleszins serieus motief zijn. In deze zaak, waarin het verzoek twee weken voor de geplande uitspraakdatum is gedaan, kan het niet spelen. Het is door Scientology c.s. dan ook niet aangevoerd. Het onder (II) genoemde motief kan ook als een serieus, of in elk geval een niet onserieus motief beschouwd worden. Het is door Scientology c.s. evenwel niet aangevoerd. De door Scientology c.s. wél aangevoerde argumenten komen aan de orde in nr De motieven voor een verweerder in cassatie om bezwaren te hebben tegen de intrekking op de voet van het arrest van 1982 acht ik deels, maar niet geheel spiegelbeeldig. Een eventueel spiegelbeeldmotief (i) om de eiser louter te misgunnen om 'eerder van de zaak af te zijn' komt niet honorabel voor. Zo'n motief is van de zijde van de Providers en [verweerster 13] ook niet aangevoerd. De wens om wél een gemotiveerd oordeel van de Hoge Raad te vernemen(4), is zeker een serieus te nemen motief om bezwaar te maken tegen intrekking. Dat is te meer het geval na in cassatie gevoerd materieel verweer, al dan niet gepaard gaand met een voorwaardelijk incidenteel cassatiemiddel, en nóg meer het geval naarmate de stellingname - al dan niet over en weer - een meer principieel karakter heeft. De behoefte van een verweerder om na een aan hem door de eiser opgedrongen cassatieprocedure, een gemotiveerd oordeel van de hoogste rechter over de eis en het verweer te krijgen, is serieus, zelfs al zou dat oordeel uitsluitend, vertrouwelijk, aan partijen bekend worden gemaakt (in zoverre speelt een extra motief (iii) aan de zijde van verweerder). Omdat geheime uitspraken onbestaanbaar zijn, valt dit motief (iii) onvermijdelijk deels samen met een spiegelbeeldmotief (ii), dat tevens ziet op de - eveneens serieus te nemen - behoefte van de verweerder om hetgeen de hoogste rechter over de cassatieklachten geoordeeld heeft juist openbaar te doen zijn, respectievelijk om daaraan nadere bekendheid te kunnen geven. 7. Een afweging van gezichtspunten als hierboven onder 5 en 6 verwoord, was in de zaak die leidde tot het genoemde arrest van 14 mei 1982, NJ 1982, 376, niet aan de orde. Uit dat arrest (onder '1. Het geding in cassatie') blijkt dat de verweerder in cassatie slechts bezwaar had tegen de intrekking omdat partijen niet tot overeenstemming waren gekomen over de vraag wie de proceskosten in cassatie zou dragen. Welnu, wat dat betreft werd de verweerder in cassatie dus op zijn wenken bediend. 5

6 8. In de nu voorliggende zaak is deze afweging wél aan de orde. Alvorens daarop door te gaan, geef ik nog de argumenten weer die partijen in deze zaak zélf naar voren hebben gebracht (nrs. 9 en 10). 9. Zoals gezegd, hebben Scientology c.s. hun verzoek tot intrekking niet gemotiveerd met de wens op een spoedig(er) beëindiging van de lopende procedure, noch met de wens om een gemotiveerd oordeel van de Hoge Raad te voorkomen. Het motief dat Scientology c.s. wél naar voren hebben gebracht, is blijkens de brief van hun advocaat d.d. 6 juli 2005 (overlopende alinea pp. 1-2) dat de betekenis van 's hofs arrest 'voor de situatie in andere landen' onvoldoende 'wezenlijke betekenis had', 'mede gegeven andersluidende uitspraken in andere landen'. 10. [Verweerster 13] en de Providers hebben hun bezwaar tegen royement respectievelijk intrekking bij brieven van 23 juni en 6 juli 2005 als volgt gemotiveerd. Zij achten het verzoek van Scientology c.s. tardief en in strijd met een goede procesorde, en zij stellen een gerechtvaardigd belang te hebben zich tegen de intrekking van het cassatieberoep te verzetten.(5) Zij hebben in dit al bijna tien jaar lopende en volledig tot en met de CPG uitgeprocedeerde geding zeer veel kosten moeten maken, niet slechts om zich te verweren tegen de rechtsmaatregelen van Scientology c.s., maar ook om een richtinggevende uitspraak van uiteindelijk de Hoge Raad te bewerkstelligen op het vlak van belangrijke en maatschappelijk relevante vraagstukken, zoals provideraansprakelijkheid, auteursrecht en informatievrijheid. Sinds het aanhangig maken van het cassatieberoep hebben zich geen omstandigheden voorgedaan die het verzoek van Scientology c.s. kunnen verklaren. De in de brief van de advocaat van Scientology c.s. d.d. 6 juli 2005 genoemde motieven leveren geen gegronde reden op. Het recente verloop van procedures in het buitenland is hiervoor irrelevant, nu de uitspraak van de Hoge Raad zich slechts uitstrekt tot het Nederlandse territoir. Scientology c.s. hebben eerder in Nederland twee andere procedures terzake van het geschil tussen partijen door intrekking doen eindigen. Dit patroon heeft zich in vele buitenlandse procedures waarin Scientology eveneens partij was eveneens voorgedaan. Dit patroon past in een strategie van Scientology om haar opponenten via juridische procedures te breken. De publicaties van [verweerster 13] over deze strategie zijn onderwerp van de onderhavige procedure.(6) In een publicatie van Scientology, die onderwerp is van het geding, valt onder meer te lezen: 'The purpose of the suit is to harass and discourage rather than to win'(7). Al met al is de onmiskenbare strekking van het standpunt van [verweerster 13] en de Providers dat, gegeven het stadium waarin de procedure in cassatie zich bevindt, Scientology c.s. niet meer zouden mogen verhinderen dat de Hoge Raad een arrest uitspreekt waarin gemotiveerd op de cassatieklachten wordt ingegaan. 11. Mijnerzijds wil ik nog iets opmerken over de maatschappelijke belangen die - niettegenstaande intrekking - met een gemotiveerd arrest gemoeid kunnen zijn. Die belangen zijn vanzelfsprekend met name gelegen in het belang van de (rechts)praktijk om een uitspraak over rechtsvragen te vernemen, respectievelijk in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling. Dat veronderstelt dat in het gegeven geval cassatieklachten aanwezig zijn van dien aard dat Hoge Raad ook zulke uitspraken zóu doen. Over de vraag of dat zo zal zijn, kunnen partijen slechts vermoedens hebben; het is alleen de Hoge Raad die dat weten kan (ik kom hier in nr. 24 op terug). 12. Ook het parket bij de Hoge Raad kan over de even bedoelde vraag slechts vermoedens hebben. Het is niet aan mij om daarover te speculeren, en naar blijken zal bestaat daar in het licht van de conclusie waartoe ik zal komen ook geen behoefte. Dat kan evenwel niet de ogen doen sluiten voor de volgende omstandigheden van dit geval. Zoals in mijn conclusie in deze zaak d.d. 18 maart 2005 aangegeven(8), heeft deze zaak, evenals het voorafgaande kort geding in twee instanties, aanleiding gegeven tot belangwekkende vragen - en oordelen van de eerdere rechters - over onder meer aansprakelijkheid van internet providers voor toegankelijkheid van via hun servers aangeboden (vermeend) auteursrechtinbreukmakend (of anderszins met de wet strijdig) materiaal, en mede in verband daarmee, over de afweging van (auteursrechtelijke) verbodsrechten tegen de door art.10 EVRM bedoelde informatievrijheid. Ook de recente EG- 6

7 Auteursrechtrichtlijn en de recente EG-e-commerce-richtlijn kwamen in beeld. Die eerdere uitspraken hebben dan ook ruime aandacht getrokken in de vakpers. Het conflict tussen Scientology c.s. enerzijds en [verweerster 13] en de Providers anderzijds heeft ook internationaal ruime aandacht getrokken. Wie op 14 september 2005 in de zoekmachines Google en Yahoo de combinatie 'Scientology [verweerster 13]' intoetste kreeg resp 'hits'. Met het trefwoord 'Hoge Raad' erbij waren het nog altijd 229 resp. 230 'hits'. 13. Naar mijn mening is er reden om de eerder genoemde gezichtspunten te betrekken in de overwegingen omtrent de aan een verzoek tot intrekking van een cassatieberoep te verbinden gevolgen. Daarbij stel ik voorop dat voor mij moeilijk voorstelbaar is dat het verzoek om intrekking sowieso zou moeten worden afgewezen. In de alinea hierboven sprak ik dan ook al over de aan een intrekkingsverzoek te verbinden gevolgen. Met een intrekkingsverzoek is een zaak immers - anders dan in geval van royement - niet zo maar ten einde. Er moet nog steeds arrest gewezen worden. 14. In het meergenoemde arrest van 14 mei 1982, NJ 1982, 376 was het gevolg van het intrekkingsverzoek: (a) impliciete inwilliging, gepaard gaande met twee andere gevolgen, en wel: (b) een expliciete verwerping van het beroep en - na daarop gericht debat - (c) veroordeling van de eiser in de kosten van het geding in cassatie. Daarnaast overwoog de Hoge Raad dus dat de intrekking 'enkel tot gevolg [heeft] dat de door de eiser aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht'. 15. Het komt mij voor dat de laatst geciteerde overweging bezwaarlijk als dogma kan worden opgevat. De overweging is gegeven zonder dat dáárover - de vraag dus of de Hoge Raad ceteris paribus niet tóch materiële overwegingen aan de zaak zou moeten of kunnen wijden - debat was gevoerd. Ik onderken natuurlijk dat het in principe voor de hand ligt dat over een middel, dat ingetrokken is, geen overwegingen meer naar buiten worden gebracht.(9) De eiser tot cassatie heeft er geen behoefte meer aan, en het lijkt niet gewaagd om doorgaans ervan uit te gaan dat de verweerder in cassatie (die door de intrekking bovendien van een risico dat een van de klachten slaagt, bevrijd is) die behoefte ook niet voelt. Voor de Hoge Raad zelf (en zijn parket) geldt vervolgens dat de menskracht beperkt is en dat afdoening van een ingetrokken zaak op de wijze als geschied in HR 14 mei 1982, NJ 1982, 376 menskracht kan schelen: te meer naarmate de intrekking in een vroegere fase (vóór of vlak na het nemen van de conclusie PG, en wat het parket betreft: ruim vóór de datum van de conclusie) geschiedt. 16. Maar dat het geven van overwegingen over ingetrokken cassatiemiddelen niet zou kunnen, of niet zou mogen, is daarmee niet gezegd. In ieder geval logischerwijze niet. Maar ook overigens niet. Het kán natuurlijk wel. Ik kan ook geen reden bedenken waarom het - hoewel doorgaans niet voor de hand liggend - niet zou mogen. 17. Tegengeworpen kan worden het gezichtspunt dat - afgezien van het systeem van cassatie in het belang der wet - de Hoge Raad tegen de zin van de intrekkende eiser tot cassatie geen antwoorden op (rechts)vragen zou dienen te geven, nu (i) de eiser tot cassatie geen behoefte meer heeft, terwijl de verweerder via de verwerping van het beroep hetzelfde resultaat behoudt als hij bij de vorige instantie reeds bereikt had, en nog de kosten in cassatie volgens het gebruikelijk tarief vergoed krijgt, en (ii) die antwoorden voor de oplossing van het geschil tussen partijen niet meer nodig zijn. De onder (i) bedoelde tegenwerping gaat uit van een absolute autonomie van de eiser tot cassatie (mits zijn verlies uit de vorige instantie en een proceskostenveroordeling voor lief nemend) om een zaak bij de Hoge Raad aan te brengen en vervolgens op ieder door hem gewenst moment weer in te trekken, alsof er geen belangen van anderen spelen. Bij zo'n absolute autonomie zijn minst genomen vraagtekens te plaatsen.(10) Wie zijn wederpartij ongevraagd met een cassatieprocedure heeft geconfronteerd en wie die wederpartij daarmee - te meer naarmate de cassatieprocedure al langer aanhangig is - ook op kosten heeft gejaagd (kosten die naar algemeen bekend mag heten doorgaans lang niet goedgemaakt worden via kostenveroordeling volgens het gebruikelijke liquidatietarief) komt m.i. moraliter en ook rechtens die absolute vrijheid niet toe.(11) Op de onder (i) bedoelde tegenwerping valt voorts te repliceren dat degene die het gerechtelijk apparaat met een cassatieprocedure heeft 7

8 geconfronteerd en daarmee maatschappelijke kosten heeft veroorzaakt - kosten die naar algemeen bekend mag heten doorgaans lang niet goedgemaakt worden via het griffierecht, te meer naarmate de cassatieprocedure al langer aanhangig is - óók ten opzichte van de maatschappij althans moreel geen aanspraak toekomt op een absolute vrijheid als bovenbedoeld. De repliek op tegenwerping (ii) is deze. De omstandigheid dat materiële overwegingen van de Hoge Raad door de eiser tot cassatie niet (meer) gewenst worden, en voor de oplossing van het geschil tussen partijen niet meer nodig zijn, doet er niet aan af dat zulke overwegingen wél van maatschappelijk nut kunnen zijn, doordat zij kunnen bijdragen aan de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (de terminologie van art. 81 R.O.) of, eenvoudiger gezegd maar daarom niet van mindere waarde, omdat de beantwoording van de in de cassatieklachten aan de orde gestelde vragen voor de praktijk van belang is. 18. Dat - nog steeds naar aanleiding van tegenwerping (ii) - de Hoge Raad zich over (rechts)vragen uitspreekt die voor de beoordeling van het geschil tussen partijen niet nodig zijn (ook buiten het systeem van 'cassatie in het belang der wet') is niet echt ongewoon. Van oudsher heeft Uw college in arresten en beschikkingen af en toe overwegingen 'ten overvloede' neergelegd. Soms gaat de Hoge Raad daar ver in. Zo kan ik uit een beschikking van 2004(12) aanhalen: '3. (... ) Om deze reden heeft verzoeker geen belang bij zijn beroep, zodat hij daarin niet kan worden ontvangen. (...) 4.1 De Hoge Raad ziet nochtans aanleiding in verband met het belang van de door het middel in onderdeel 1 aan de orde gestelde rechtsvraag het navolgende te overwegen.' Hierna volgden vijf pagina's overwegingen. In een recent arrest(13) trof ik de volgende variant aan: '3.4.5 Het vorenoverwogene brengt mede dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en de onderdelen 4b en 5 geen behandeling behoeven. De Hoge Raad zal niettemin onderdeel 4b bespreken, gelet op het belang voor de praktijk van de daarin aan de orde gestelde vraag.' Overwegingen als deze bevestigen met zo veel woorden dat de omstandigheid dat cassatieklachten geen bespreking behoeven met het oog op de te geven beslissing, er niet aan in de weg staat dat de Hoge Raad die tóch behandelt, gelet op het belang daarvan voor de (rechts)praktijk. De in art. 81 Wet R.O. bedoelde belangen van rechtseenheid en rechtsontwikkeling zullen met die praktijkbelangen samenvallen; of, indien men dat niet zo ziet, maar indien ze toch aanwezig worden geacht, zullen ze nog zwaarder wegen. 19. Ik zie niet in dat wat op de boven bedoelde wijze kan en mag bij een niét ingetrokken maar voor de beslissing niet relevante cassatieklacht, niet óók zou kunnen en mogen in geval van intrekking van één van de cassatieklachten, en waarom dit niet óók zou kunnen en mogen bij intrekking van het geheel van cassatieklachten, oftewel intrekking van het cassatieberoep. Met handhaving in zoverre van het model van HR 14 mei 1982, NJ 1982, 376 zou dan nog steeds het cassatieberoep vanwege de intrekking verworpen worden, met veroordeling van de eiser tot cassatie in de kosten van het geding. Maar in afwijking van dat model of liever gezegd als verfijning daarop, zou de Hoge Raad die verwerping desgeraden vooraf kunnen doen gaan door een bespreking van cassatieklachten, voor zover hij die bespreking van belang acht voor de praktijk respectievelijk in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.(14) Indien, voor goed begrip daarvan, een volledige(r) behandeling van méér of zelfs alle middelonderdelen geboden is, is ook zo'n uitvoeriger behandeling door dat belang gerechtvaardigd. 20. Er valt, in het geval de Hoge Raad bij intrekking van het cassatieberoep inderdaad niet onverkort wil vasthouden aan het model van het arrest van 1982, NJ 1982, 376, ook aan alternatieven ten opzichte van de onder 19 verdedigde oplossing te denken. 8

9 21. Een - rigoureus - alternatief zou zijn om de mogelijkheid van intrekking van het cassatieberoep als zodanig (met het HR-1982-gevolg van het per se ontbreken van materiële overwegingen) afhankelijk te stellen van de vraag of de wens tot intrekking met dat doel of althans effect (geen materiële overwegingen) beoordeeld moet worden als misbruik van (proces-)recht of althans strijd met een goede procesorde. Dit alternatief lijkt op het eerste gezicht de aantrekkelijkheid te hebben van aansluiting bij redelijk ingeburgerde, en flexibele leerstukken. Als bezwaar zie ik dat intrekken als zodanig (daargelaten het aspect van eventueel tóch materiële overwegingen) m.i. eigenlijk altijd zou moeten kunnen. Een andere minder aantrekkelijke kant van dit alternatief is dat het een op de al dan niet aanwezigheid van misbruik van recht en/of strijd met een goede procesorde gericht debat veronderstelt, dat door de Hoge Raad als feitenrechter beslist moet worden, waarbij naast het nieuwe feit van intrekking ook oudere - al of niet in de voorliggende zaak door de feitenrechter beoordeelde - omstandigheden een rol kunnen spelen. 22. In een alternatief waarbij niet de toelaatbaarheid van het intrekken als zodanig, maar wél de vraag van het al dan niet vermelden van materiële overwegingen over de cassatieklachten zou afhangen van de genoemde criteria van misbruik van recht of strijd met een goede procesorde, speelt niet het eerste, maar nog steeds wel het laatste bezwaar van het onder nr. 21 bedoelde alternatief. 23. Afhankelijk van de constellatie van de zaak in cassatie, zou niettegenstaande een intrekking op de voet van het arrest van 1982, soms langs 'technische' weg tóch gekomen kunnen worden tot een arrest met (enige) materiële motivering. Ik denk bijv. aan het geval waarin de verweerder in cassatie voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld, maar waarin de Hoge Raad niettemin reden ziet om het voorwaardelijk incidentele middel als eerste te behandelen. Dat komt voor. In zo'n geval zou geredeneerd kunnen worden dat met de intrekking van het principale middel het (niet ingetrokken) voorwaardelijk incidentele middel (toch) niét 'van de baan' is, zodat publicatie van de overwegingen daaromtrent in de rede zou kunnen liggen. Deze en dergelijke 'technische' varianten zijn evenwel toevalsafhankelijk en gaan voorbij aan de principiële kant van de kwestie. 24. Bij alle onder 21, 22 en 23 aangeduide alternatieven gelden bovendien de volgende twee bezwaren. In de eerste plaats geldt als bezwaar het reeds genoemde punt dat partijen kunnen hopen (c.q. vrezen) of vermoeden, maar niet weten óf de Hoge Raad naar aanleiding van bepaalde middelonderdelen of bepaalde verweren tot een materieel belangwekkend oordeel zou zijn gekomen. In zoverre zijn discussies over mogelijk misbruik van recht of mogelijke strijd met een goede procesorde in verband met het frustreren van het bekend worden van een materieel rechterlijk oordeel tot op zekere hoogte een slag in de lucht. Dat geldt ook in de onderhavige zaak. Een ander bezwaar is dat de Hoge Raad, die op basis van het onder 19 beschreven model zélf aanleiding zou zien om bij intrekking van het beroep niettemin in het belang van de praktijk, de rechtseenheid en/of de rechtsontwikkeling, materiële overwegingen toe te voegen, daarbij afhankelijk zou zijn van het toeval of, gegeven de door eiser gewenste intrekking, de tegenpartij daar een 'punt' van maakt. 25. Er is nog het alternatief van de - eerder terloops reeds aangeduide - voordracht tot cassatie in het belang der wet. In een geval waarin genoegzaam debat in cassatie heeft plaats gehad, is dat middel evenwel in vergelijking tot het onder 19 bedoelde model niet nodig, en het lijkt onevenredig 'zwaar'. Ik heb er in deze conclusie dan ook van afgezien om op een of meer onderdelen van de rechtsstrijd in deze zaak een ('voorwaardelijke') voordracht tot cassatie in het belang der wet te doen.(15) 26. Al met al meen ik dat, uitgaande van de wens om de intrekking van een cassatieberoep niet noodzakelijkerwijs gepaard te laten gaan met het altijd en totaal afzien van de bekendmaking van materiële overwegingen, zonder de noodzaak van een voordracht tot cassatie in het belang der wet, een model als onder 19 aangeduid(16) de voorkeur zou 9

10 verdienen. Een dergelijk systeem, waarbij de HR zelf kiest of hij daartoe aanleiding ziet (zonder die keuze weer te behoeven te motiveren), voorkomt processuele complicaties, en is het meest toegesneden op de per saldo belangrijkste doelstelling die met de bekendmaking van die overwegingen gediend zou worden.(17) 27. Onder deze omstandigheden behoef ik m.i. aan een nadere afweging van de wederzijdse standpunten van partijen, vermeld in nrs. 9 en 10, niet meer toe te komen. Conclusie Mijn (nadere) conclusie strekt tot verwerping van het principale beroep, met veroordeling van Scientology c.s. in de kosten daarvan, waarbij het arrest van de Hoge Raad zodanige overwegingen ten aanzien van de geschilpunten in cassatie zal omvatten als de Hoge Raad, met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, dan wel gelet op het belang voor de praktijk, dienstig zal oordelen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, A-G 1 Ter rolzitting van 12 augustus 2005 werd de datum voor deze conclusie bepaald op heden. 2 Het Rolreglement houdt hierover geen bepaling in, of het zou moeten zijn art. 2 (geval waarin dit reglement niet voorziet). Zoals bleek zijn de betrokken partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken, in de zin van dat artikel. 3 Zie voor een eerdere geheel vergelijkbare beslissing in een verzoekschriftprocedure HR 15 mei 1981, NJ 1982, 185 m.nt. WHH. 4 Uiteraard met het risico van de 'dode mus' van een verkorte art. 81 R.O.-motivering. 5 De brief van 6 juli 2005 verwijst naar HR 18 februari 1994, NJ 1994, 606 m.nt. HER (Zoontjens/Kijlstra). In dit arrest heeft de Hoge Raad na intrekking van het (principale) beroep inderdaad een 'gerechtvaardigd belang' aan de zijde van verweerster aangenomen. De HR loste dit geval van intrekking ná verloop van de cassatietermijn en vóór de aangezegde rechtsdag, waardoor de verweerster de mogelijkheid van het instellen van (incidenteel) cassatieberoep dreigde te verliezen, op door te oordelen dat de intrekking niet in de weg stond aan de ontvankelijkheid van het incidentele beroep. Intussen valt erop de wijzen dat de HR in rov. 2.3 van het arrest in algemene zin heeft uitgesproken: 'Indien - zoals hier het geval is - het geding in cassatie tijdig en door een aan de wettelijke vereisten beantwoordende dagvaarding aanhangig is gemaakt, moet bij het vaststellen van de rechtsgevolgen van intrekken van het cassatieberoep mede rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de verweerder, waaronder begrepen diens belang bij het kunnen instellen, ook na berusting of na het verstrijken van de cassatietermijn, van incidenteel beroep in cassatie.' 6 De brief verwijst naar de citaten uit Amerikaanse uitspraken en publicaties van Scientology, aangehaald op p. 22 van de pleitnota van mr. Bakker Schut in kort geding in eerste instantie (zie bij prod. 1 bij inventarisnr. 5 in het A-dossier, en in het B-dossier inventarisnr. 4.a) en naar de pleitnota in eerste instantie van mr. Van Manen d.d. 8 maart 1989, sub 83 e.v. (Adossier nr. 11; B-dossier nr. 11). 7 De brief verwijst naar het verweer van [verweerster 13] in kort geding in eerste instantie, p. 9 bovenaan (prod. 2.b van de ook in dit bodemgeschil in de eerste instantie door [verweerster 13] en de Providers overgelegde producties van mr. Bakker Schut in kort geding in eerste instantie). 8 Vgl. aldaar bijv. de nrs. 1.5, 1.6, 4.1, 4.2, alsmede veel van de voetnoten bij nr. 6.1 e.v. en nr. 8.1 e.v. 9 Daarvoor is nog iets meer reden indien de cassatieprocedure niet op tegenspraak is gevoerd, resp. wanneer de verweerder nog slechts zonder motivering tot verwerping van het beroep heeft geconcludeerd. Dit laatste wil overigens - ik merk het op tegen de achtergrond van de kostenveroordeling - niet zeggen dat de klachten van de eiser tot cassatie aan de zijde van de verweerder niet al duchtig bestudeerd zijn, bijv. met het oog op wel of niet verschijning. 10 Zie over de relativering van de partijautonomie in het algemeen Asser/Vranken/Groen, 10

11 Een nieuwe balans, 2003, pp Zonder toespitsing op het hier besproken geval van 'intrekking' zijn beschouwingen in deze richting, toegespitst op andere gevallen (passim) te vinden in het proefschrift van B.T.M. van der Wiel, De rechtsverhouding tussen procespartijen (2004). 12 HR 9 januari 2004, R03/128, NJ 2004, HR 12 augustus 2005, nr. C04/095 HR, RvdW 90, LJN AT3477 (X/Univé). 14 Als daaruit zou blijken dat de Hoge Raad een middel(-onderdeel) materieel gegrond geoordeeld zou hebben, zij dat zo. 15 Daargelaten de vraag of geoordeeld zou worden dat een zodanige voordracht aan de eis van art. 78 lid 6 RO (dat 'voor partijen geen gewoon rechtsmiddel openstaat') zou voldoen. 16 Een model waartoe uitspraken van uw Raad als de aangehaalde nr. R03/128, NJ 2004, 213 van 9 januari 2004 en nr. C04/095 van 12 augustus 2005 inspireerden. 17 Toegegeven zij dat in dit systeem aan het in nr. 6 met (iii) aangeduide motief voor de verweerder om de overwegingen hoe dan ook te kennen, niet wordt tegemoet gekomen. Rolnr. C04/020/HR Mr. D.W.F. Verkade Zitting 18 maart 2005 Conclusie inzake: 1. Church of Spiritual Technology, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika 2. Religious Technology Center, gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika 3. New Era Publications International ApS, gevestigd te Kopenhagen, Denemarken tegen: 1. Dataweb BV, gevestigd te 's-gravenhage 2. Stichting XS4ALL, voorheen Stichting Temporary, daarvoor Stichting XS4ALL, t hans gevestigd te Diemen, 3. Stichting De Digitale Stad, gevestigd te Amsterdam 4. Cistron Internet Services BV, gevestigd te Alphen aan den Rijn 5. Internet Access Eindhoven BV, thans genaamd Via Net.works Nederland BV, gevestigd te Eindhoven 6. Easynet Group Nederland BV, als rechtsopvolgster van Wirehub! Internet BV, gevestigd te Amsterdam 7. Stichting Internet Access, gevestigd te Slochteren 8. [Verweerder 8], h.o.d.n. B-Art Midden Nederland, wonende te [woonplaats] 9. Spirit Interactive Diensten BV, gevestigd te Rotterdam 10. NV Eneco, vennoot van de VOF Spirit Interactive Diensten BV i.o., gevestigd te Rotterdam 11. Rotterdams Dagblad BV, vennoot van de VOF Spirit Interactive Diensten BV i.o., gevestigd te Rotterdam 12. De gemeente Rotterdam (Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam), vennoot van de VOF Spirit Interactive Diensten BV i.o., zetelend te Rotterdam 13. [Verweerster 13], wonende te [woonplaats] 14. B-Art Noord Nederland BV, gevestigd te 's-gravenhage 15. Stichting Telebyte, 11

12 gevestigd te Nijmegen. 1. Inleiding 1.1. Partijen zullen hierna doorgaans als volgt worden aangeduid: eiseres tot cassatie sub 1 als Scientology; eiseres tot cassatie sub 2 als RTC; eiseres tot cassatie sub 3 als NEPI; eiseressen tot cassatie gezamenlijk als Scientology c.s.(1); verweerster in cassatie sub 13 als [verweerster 13]; en verweersters in cassatie sub 1-12, 14 en 15 als de Providers Scientology is de auteursrechthebbende op bepaalde (deels ongepubliceerde) werken waarin de leer van de door L. Ron Hubbard gestichte Church of Scientology is beschreven. Aan RTC en NEPI zijn licenties verleend. [Verweerster 13] heeft tot 23 februari 1996 de zogenaamde Fishman Affidavit (een schriftelijke partijverklaring in een gerechtelijke procedure in de Verenigde Staten, waaraan als bijlagen (delen van) die werken zijn gehecht) op haar website geplaatst. Nadat zij daartoe door Scientology c.s. is gesommeerd, heeft zij de bijlagen verwijderd en in plaats daarvan citaten daaruit op haar website geplaatst. De Providers verschaffen toegang tot het internet en bieden op het internet diensten aan, waaronder de mogelijkheid een homepage in te richten Partijen twisten over de vraag of [verweerster 13] en de Providers hierdoor inbreuk maken op het auteursrecht van Scientology en/of jegens Scientology c.s. onrechtmatig handelen In cassatie zijn hoofdzakelijk de volgende thema's aan de orde: - het voor een beroep op het citaatrecht van art. 15a lid 1 Auteurswet 1912 gestelde vereiste van rechtmatige openbaarmaking van het werk waaruit geciteerd wordt, - de verhouding tussen art. 10 EVRM en de Auteurswet 1912, - de aansprakelijkheid van internet (service) providers voor auteursrechtinbreuk of onrechtmatig handelen door hun abonnees, en - de vereisten voor een rechterlijke veroordeling Bij een door mij vooropgestelde behandeling van het incidentele cassatiemiddel, hoewel voorwaardelijk ingesteld, zal ik concluderen tot gegrondbevinding daarvan, in die zin dat ook los van de door het hof behandelde weg van art. 10 EVRM, [verweerster 13] en de Providers een beroep konden doen op het auteursrechtelijk citaatrecht (al volg ik daarbij een ander parcours dan de rechtbank deed). Indien de Hoge Raad eveneens een beroep op het auteursrechtelijk citaatrecht erkenbaar acht, kan in zoverre het beroep op art. 10 EVRM - desgeraden - buiten beoordeling blijven. Overigens zal ik bij de beoordeling van het principale beroep van Scientology c.s. tégen 's hofs erkenning van het beroep van [verweerster 13] en de Providers op art. 10 EVRM concluderen tot verwerping van die klachten. De rechtbank heeft in deze zaak belangwekkende - in daarop volgende wetgevingsprocessen mede tot uitgangspunt genomen - regels geformuleerd voor internet (service) providers, zoals de principaal verweersters 1-12 en Zie ik het goed, dan klagen de cassatiemiddelen over en weer in wezen niet over de juistheid van deze door de rechtbank aangenomen en in zoverre door het hof onbeoordeeld gelaten maatstaven, en gaat het alleen erom of het hof de desbetreffende dicta van de rechtbank jegens de Providers wegens gebrek aan feitelijke grondslag of gebrek aan belang had mogen vernietigen. Ik zal tot de conclusie komen dat het hof zonder rechtsschending, en ook niet onbegrijpelijk, daartoe heeft kunnen komen. Indien de Hoge Raad mij hierin zou volgen, zal onder meer de door het hof in het midden gelaten kwestie of art. 10 EVRM ook de publicatie van de gehele litigieuze 'OT'-werken van Scientology c.s. kan rechtvaardigen, onbesproken kunnen blijven. In ander geval zal, dunkt mij, een oordeel daarover, na verwijzing, door een ander hof gegeven moeten worden. In mijn conclusie loop ik daarop niet vooruit. Mocht de Hoge Raad een aanvullende conclusie daaromtrent gewenst achten, dan houd ik mij daartoe uiteraard op afroep beschikbaar In deze zaak zijn mede aan de orde de recente EG-Auteursrechtrichtlijn en de recente EG-e-commerce-richtlijn. Aan mij hebben zich evenwel geen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor te leggen uitlegvragen opgedrongen. 12

13 2. Feiten(2) 2.1. L. Ron Hubbard (hierna: Hubbard) is de stichter van de Church of Scientology (hierna: CoS) De leer van de CoS is beschreven in verschillende werken. Tot die werken behoren de ongepubliceerde 'Operating Thetan I' tot en met 'Operating Thetan VII' (hierna: de OTwerken) en het gepubliceerde 'The Scientologist (Ability Major I)' (hierna: Ability) Hubbard is in 1986 overleden. Hij heeft de auteursrechten op zijn werken bij testament vermaakt aan de Trustee of Author's Family Trust B (hierna: de Trustee) De Trustee heeft een licentie verleend aan RTC met betrekking tot (onder meer) de van de OT-werken deel uitmakende OT II en III en aan NEPI met betrekking tot (onder meer) Ability Volgens de leer van de CoS zijn de OT-werken slechts toegankelijk voor bepaalde geselecteerde leden van de CoS en zijn deze leden gebonden aan geheimhouding van de OT-werken op grond van door hen ondertekende geheimhoudingsverklaringen. De OT-werken zijn bij het United States Copyright Office geregistreerd; in verband met het vertrouwelijke karakter daarvan zijn overeenkomstig de voorschriften alleen gemaskeerde afschriften gedeponeerd Ability is eveneens bij het United States Copyright Office geregistreerd onder de naam 'Ability'. Ability wordt door NEPI gepubliceerd als onderdeel van de zogenoemde 'Technical Bulletins' In een gerechtelijke procedure in de Verenigde Staten heeft het voormalig CoS-lid Fishman in 1993 een schriftelijke partijverklaring ingediend (hierna: de Fishman Affidavit) waaraan als bijlagen (delen van) de OT-werken en Ability zijn gehecht De Providers verschaffen toegang tot het internet en bieden op het internet diensten aan, waaronder de mogelijkheid voor gebruikers om op hun servers een homepage in te richten en deze van informatie te voorzien [verweerster 13] heeft twee internetaansluitingen en maakt daartoe gebruik van de diensten van (onder meer) Dataweb BV. [Verweerster 13] heeft op het internet twee homepages waarop tot 23 februari 1996 de Fishman Affidavit heeft gestaan. Op die datum heeft [verweerster 13] haar homepages gewijzigd en de bijlagen bij de Fishman Affidavit daarvan verwijderd; sindsdien staan daarop wel citaten uit die bijlagen Volgens een op verzoek van Scientology c.s. door notaris J.F. Renes te Amsterdam tezamen met kandidaat-notaris J.L.M. van Erp gemaakte vergelijking tussen, onder meer, de originele werken OT II en III enerzijds en de teksten van de onderdelen OT II en III zoals vervat in via het internet opgevraagde prints met betrekking tot de website 13] anderzijds, zijn deze grotendeels gelijkluidend. 3. Procesverloop 3.1. Scientology c.s. hebben [verweerster 13] en de Providers(3) bij dagvaardingen van 26 februari 1996 gedaagd voor de rechtbank te 's-gravenhage Zij hebben daarbij, enigszins verkort weergegeven, gevorderd: a) te verklaren voor recht dat de Providers, door het zonder toestemming van Scientology c.s. op hun computersystemen voor derden toegankelijk aanwezig hebben van een verveelvoudiging van werken waarop Scientology het auteursrecht bezit, inbreuk maken op die auteursrechten en/of onrechtmatig handelen indien zij van de aanwezigheid van deze documenten op de hoogte zijn, dan wel op de hoogte hadden behoren te zijn; b) te verklaren voor recht dat de Providers door het zonder toestemming van Scientology c.s. 13

14 op hun computersystemen voor derden toegankelijk aanwezig hebben van een 'link', die bij activering op het scherm van de computer van de gebruiker een verveelvoudiging van werken waarop Scientology het auteursrecht bezit bewerkstelligt, inbreuk maken op die auteursrechten en/of onrechtmatig handelen indien zij van de aanwezigheid van de link op de hoogte zijn, dan wel op de hoogte hadden behoren te zijn; c) te verklaren voor recht dat de OT-werken niet rechtmatig zijn openbaar gemaakt, althans niet in de zin van art. 15a onder 1 Auteurswet 1912(4); d) [verweerster 13] te bevelen met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Scientology, op straffe van een dwangsom; e) de Providers te bevelen - primair - met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Scientology, of - subsidiair - zodra zij worden gewezen op de aanwezigheid van inbreukmakende documenten op hun computersystemen zorg te dragen voor onmiddellijke verwijdering daarvan, en - meer subsidiair - zodra zij worden gewezen op de aanwezigheid van inbreukmakende documenten op hun computersystemen, de desbetreffende gebruiker te verzoeken deze onmiddellijk te verwijderen en bij gebreke van voldoening aan dit verzoek de desbetreffende gebruiker de verdere toegang tot hun computersysteem te ontzeggen, een en ander op straffe van een dwangsom; f) de Providers te bevelen Scientology c.s. te informeren over de namen en adressen van derden die inbreukmakende documenten via hun computersysteem hebben openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd dan wel zullen openbaarmaken en/of verveelvoudigen, eveneens op straffe van een dwangsom Scientology c.s. hebben aan deze vorderingen, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat Hubbard de auteur van de OT-werken en Ability is en dat Scientology het auteursrecht op deze werken overgedragen heeft gekregen van de Trustee; dat [verweerster 13], alsmede een aantal anonieme gebruikers van de diensten van de Providers, zonder toestemming van Scientology c.s. op het internet op hun homepages de Fishman Affidavit (waarin aanzienlijke gedeelten uit deze werken zijn opgenomen), dan wel citaten uit deze werken openbaar maken en/of verveelvoudigen; dat de Providers een kopie van de homepages in hun computersysteem hebben opgeslagen en aan derden die deze opvragen, al dan niet met behulp van een in die homepages opgenomen 'link', een kopie ter beschikking stellen; en dat [verweerster 13] en de Providers aldus inbreuk maken op de auteursrechten van Scientology en jegens Scientology c.s. onrechtmatig handelen [Verweerster 13] en de Providers hebben (uitgebreid) verweer gevoerd. Zo is onder meer betoogd dat [verweerster 13] zich op het citaatrecht van art. 15a Auteurswet 1912 (hierna ook: Aw) kan beroepen; dat de Providers de werken niet op hun servers hebben gehad of niet meer dan de citaten als op de homepage van [verweerster 13]; dat de uitoefening van het vermeende auteursrecht in strijd is met het recht op vrije meningsuiting en informatieverkrijging van art. 10 EVRM, welk recht dient te prevaleren; en dat de Providers zich uitsluitend bezighouden met de infrastructuur voor de communicatie tussen de gebruikers en niet ook met de inhoud van de informatie die door de gebruikers ter beschikking wordt gesteld en dat zij daarmee geen auteursrechtinbreuk plegen en niet onrechtmatig handelen Bij vonnis van 9 juni 1999 heeft de rechtbank te 's-gravenhage de vorderingen van Scientology c.s. met uitzondering van de verklaring voor recht onder c en het bevel jegens [verweerster 13] onder d (zie hiervoor onder 3.2), grotendeels toegewezen. Het vonnis van de rechtbank laat zich, voor zover in cassatie van belang, als volgt samenvatten. Gedurende de tijd dat [verweerster 13] de Fishman Affidavit op haar homepages op het internet had staan, heeft zij op de auteursrechten van Scientology inbreuk gemaakt (rov. 12). Wat betreft de vraag of [verweerster 13] thans nog inbreuk maakt door op haar homepages uit de bijlagen bij de Fishman Affidavit te citeren, geldt dat de OT-werken en het werk Ability rechtmatig zijn openbaar gemaakt in de zin van art. l5a lid 1 Aw. CoS heeft de cursussen waarop de OT-werken betrekking hebben immers op grote schaal onder haar leden verspreid. Dat dit onder een verplichting tot geheimhouding is gebeurd doet hier niet aan af (rov. 13). Het staat [verweerster 13] derhalve vrij op haar homepages te citeren uit OT II en III en uit Ability, hetgeen zij binnen de door de wet in dat verband gestelde grenzen doet (rov. 14). Voorts geldt dat de activiteiten van de Providers zijn beperkt tot het doorgeven van 14

15 informatie van en/of aan haar gebruikers en de opslag van deze informatie. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat de Providers zelf openbaar maken of verveelvoudigen. Niettemin moet worden geoordeeld dat de Provider die ervan in kennis wordt gesteld dat een gebruiker van zijn diensten op diens homepage auteursrechtinbreuk pleegt of anderszins onrechtmatig handelt, terwijl aan de juistheid van die kennisgeving in redelijkheid niet valt te twijfelen, zelf onrechtmatig handelt indien hij alsdan niet ingrijpt (rov. 16). Niet valt in te zien dat aldus het recht op vrijheid van meningsuiting van art. 10 EVRM wordt geschonden (rov. 17). Uit een en ander volgt dat de onder a en b gevorderde verklaringen voor recht (zie 3.2 hiervoor), zij het in gewijzigde vorm, toewijsbaar zijn waarbij eiseressen, in verband aangenomen auteursrechtinbreuk in het verleden, voldoende belang hebben, terwijl van misbruik van recht geen sprake is (rov. 18). De gedaagden v.o.f. Lunatech Research en haar vennoten, Metropolis Internet B.V. en Dutch Channel Ltd., hebben wél voldoende betwist dat inbreukmakende informatie op hun servers aanwezig is geweest, maar de overige gedaagden hebben dit niet betwist, zodat de tegen hen onder e subsidiair gevorderde bevelen toewijsbaar zijn, zij het eveneens in gewijzigde vorm. Wat het onder f gevorderde bevel betreft, hebben eiseressen geen rechtens te respecteren belang bij het nu nog bekend maken van de personalia van gebruikers van de diensten van de Providers die destijds de Fishman Affidavit op hun homepage hadden geplaatst, voor zover de Providers daartoe al in staat zouden zijn (rov. 19) Scientology c.s. zijn van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof te 's- Gravenhage, onder aanvoering van drie onvoorwaardelijke en drie voorwaardelijke grieven. [Verweerster 13] en de Providers hebben de grieven bestreden en hebben in incidenteel appel acht grieven aangevoerd, die door Scientology c.s. zijn bestreden Bij arrest van 4 september 2003 heeft het hof het principale beroep verworpen. In het incidentele beroep heeft het hof het bestreden vonnis, voor zover de gevorderde verklaring voor recht en het gevorderde bevel jegens de Providers zijn toegewezen, vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen jegens de Providers alsnog afgewezen. Het hof heeft het vonnis voor het overige bekrachtigd Het arrest van het hof is, voor zover in cassatie van belang, als volgt opgebouwd. In rov heeft het hof grief 1, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de OTwerken rechtmatig zijn openbaar gemaakt in de zin van art. 15a lid 1 onder 1 Aw, beoordeeld. Hiertoe is het hof eerst ingegaan op de vraag wat onder 'openbaar gemaakt' in art. 15a lid 1 Aw moet worden verstaan. Het hof oordeelde: '7.6. Scientology c.s. betogen dat de term "openbaar gemaakt" in artikel 15a Aw de eerste openbaarmaking betreft; het gaat daarbij om het verschijnen, het toegankelijk maken van werken voor een algemeen publiek. [Verweerster 13] en de Providers beroepen zich wat de uitleg van "openbaar gemaakt" in artikel 15a Aw betreft onder meer op artikel 12, lid 4 Aw en, naar het hof begrijpt, op artikel 12, lid 1, onder 2 Aw Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Noch de Berner Conventie noch de Auteurswet 1912 geven een omschrijving van het (primaire) begrip "openbaar maken" (of van "verveelvoudigen"). Het begrip openbaar maken dient volgens de wetgever te worden verstaan naar zijn oorspronkelijke betekenis. "Wat in de eerste plaats moet worden verstaan onder "het openbaar maken", waartoe de uitsluitende bevoegdheid een essentiale is van het auteursrecht, behoeft de wet niet te bepalen. Ten aanzien van ieder soort van letterkundig, wetenschappelijk of kunstwerk geeft het woord zijn natuurlijk begrip duidelijk aan. Bij letterkundig en wetenschappelijke werken, die in een geschrift bestaan, betekent het in druk doen verschijnen en voor het publiek verkrijgbaar stellen, uitgeven. Evenzoo bij muziekstukken. Bij schilderijen en beeldhouwwerken moet men eronder verstaan, het inzenden op enen tentoonstelling, voor het publiek toegankelijk. (...)" (memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Auteurswet 1912). Omdat volgens de wetgever met het primaire begrip openbaar maken niet kan worden volstaan, is destijds daarnaast in de wet een aantal handelingen vermeld die "mede" als openbaarmaking worden beschouwd (zie artikel 12 Aw). 15

16 De memorie van antwoord bij de wet tot aanpassing van de Auteurswet 1912 aan de Akte van Parijs van de Berner Conventie, Stb. 1985, 307 (Tweede Kamer, zitting , 16740, nr.7, pag. 8) houdt onder meer in: "De eis van een rechtmatig openbaarmaking in artikel (thans) 15a is ontleend aan artikel 10, eerste lid van de Akte van Parijs van de Berner Conventie betreffende het citaatrecht en wordt daar gesteld omdat men het citaatrecht niet wilde laten gelden voor manuscripten of werken voor een beperkt publiek, maar alleen voor werken die tot het gehele publiek gericht zijn." 7.8. Naar het oordeel van het hof is met "openbaar gemaakt" in artikel 15a, lid 1 Aw dan ook bedoeld de eerste openbaarmaking in de oorspronkelijke betekenis. De openbaarmaking moet voorts rechtmatig zijn geweest. Ten overvloede wordt voor het geval, dat ervan zou worden uitgegaan dat onder "openbaar gemaakt" in artikel 15a Aw mede de uitbreidingen ingevolge artikel 12 Aw zijn begrepen, nog het volgende overwogen. Artikel 12, lid 1 onder 2, Aw is niet van toepassing, omdat die bepaling de verbreiding van werken betreft die - anders dan de werken OT II en OT III - (nog) niet in druk zijn verschenen (manuscripten). Het hof verwerpt het beroep op artikel 12, lid 4 Aw evenzeer. Deze bepaling heeft slechts betrekking op een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling dan wel een tentoonstelling van een werk. Feiten en omstandigheden waaruit volgt dat daarvan bij de werken OT II en OT III sprake is geweest zijn door [verweerster 13] en de Providers niet (genoegzaam) gesteld, noch is daarvan gebleken. Laatstbedoelde bepaling geeft overigens een omschrijving van aan de auteur voorbehouden exploitatiehandelingen en betreft dus niet het recht van eerste openbaarmaking (vgl. memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Tweede kamer, zitting , nr. 3) dat heeft geleid tot de wet van 27 oktober 1972 tot herziening van de Auteurswet 1912, Stb. 1972, 579).' 3.9. Vervolgens heeft het hof onderzocht of er bij de OT-werken sprake is van een openbaarmaking in de zin van art. 15a lid 1 Aw. Deze vraag wordt door het hof in rov ontkennend beantwoord: '7.9. Uit de processtukken blijkt dat de Fishman Affidavit met bijlagen gedurende een periode van ongeveer twee jaren ter inzage heeft gelegen in de bibliotheek van de District Court for the Central District of California en dat in die periode kopieën van dat document voor derden vrijelijk verkrijgbaar waren. Hoewel uit de processtukken blijkt dat de Fishman Affidavit (met de bijlagen) via het internet is verspreid en aldus in het publieke domein is gekomen, moet op grond van de processtukken ervan worden uitgegaan dat daartoe noch door Scientology noch door Scientology c.s. toestemming is verleend, zodat het hof ervan zal uitgaan dat op deze wijze de documenten niet rechtmatig openbaar zijn gemaakt Ten processe staat vast dat OT II en OT III vanaf de jaren '50 binnen Scientology zijn verspreid. Niet voldoende weersproken is voorts dat in de loop der jaren een groot aantal leden (het aantal van à is onvoldoende betwist) daarvan kennis heeft genomen. Verder is gebleken dat in elk geval thans de leden van Scientology zijn gebonden aan een geheimhoudingsverplichting en dat er sprake is van stringente beveiligingsmaatregelen op dit punt (zoals het hof op de bij pleidooi getoonde video-opname zelf heeft kunnen waarnemen). De juistheid van de - door Scientology c.s. betwiste - stelling van [verweerster 13] en de Providers dat er in het verleden geen geheimhoudingsverplichting voor de leden gold en dat de OT-documenten vrijelijk binnen en buiten de Scientologyorganisatie hebben gecirculeerd staat niet vast op grond van de processtukken. Daartoe zijn de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] te weinig concreet. Bovendien valt ook uit hun verklaringen af te leiden dat er wel een geheimhoudingsplicht was maar dat die niet of niet voldoende werd nageleefd. Dit laatste is niet zonder meer gelijk te stellen aan een stilzwijgende toestemming om de documenten te verspreiden. Nu [verweerster 13] en de Providers hun stelling onvoldoende hebben geconcretiseerd en/of onderbouwd en nu ook niet is gebleken dat wat het kennis nemen van OT II en OT III betreft er voor leden ook tegenover derden (niet-leden) geen geheimhoudingsplicht bestond en evenmin dat die documenten 16

17 zonder beperking ook voor derden ter inzage waren, passeert het hof het bewijsaanbod van [verweerster 13] en de Providers als onvoldoende gesubstantieerd en gaat het hof ervan uit dat de leden geen toestemming hadden die werken onbeperkt, dus ook onder derden, te verspreiden Het vorenstaande brengt mee dat aan de hierboven onder 7.2 genoemde voorwaarde van "rechtmatig openbaar gemaakt", als bedoeld in artikel 15a Aw, niet is voldaan.' Aan de hand van HR 20 oktober 1995, NJ 1996, 682 m.nt. JHS (Dior/Evora) heeft het hof nog onderzocht of de in art. 15a Aw aan het citaatrecht gestelde vereisten ruimer moeten worden uitgelegd. Dat kan volgens het hof evenwel niet worden aangenomen. De desbetreffende overwegingen spelen in cassatie geen rol In rov heeft het hof het beroep van [verweerster 13] en de Providers op art. 10 EVRM beoordeeld. Deze overwegingen luiden als volgt: '8.1. [Verweerster 13] en de Providers betogen verder dat de uitoefening (en handhaving) van het auteursrecht door Scientology c.s. in strijd is met artikel 10 EVRM. Zij voeren aan dat [verweerster 13] met het litigieuze relaas op haar website, waarin citaten uit de OT II, OT III (en Ability) voorkomen, heeft beoogd informatie te verstrekken over de Scientology-leer en - organisatie en te waarschuwen voor misstanden daarbij Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan het recht op informatievrijheid worden onderworpen aan beperkingen die in een democratische samenleving nodig zijn ter bescherming van onder meer de rechten van anderen. Onder die rechten valt in beginsel mede het auteursrecht, nu dit bij de wet is voorzien en dient ter bescherming van de rechten van anderen. Denkbaar is dat er bijzondere gevallen zijn waarin de handhaving van het auteursrecht, zoals een inbreukverbod, moet wijken voor de informatievrijheid. Hieronder zal worden nagegaan of in het onderhavige geval toewijzing van de vorderingen van Scientology c.s. - hetgeen leidt tot beperking van de informatievrijheid -, in een democratische samenleving nodig is, met andere woorden of deze beperking beantwoordt aan een dringende maatschappelijke behoefte ("pressing social need") en een gerechtvaardigd doel dient ("proportionate to the legitimate aim pursued"), waartoe - rekening houdende met alle omstandigheden van het geval - een proportionaliteitstoets/belangenafweging dient plaats te vinden en waarbij aan de nationale autoriteiten een zekere beleidsvrijheid ("margin of appreciation") is overgelaten (vgl. EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146) Met betrekking tot de leer en Organisatie van Scientology c.s. en de gang van zaken bij de Scientology-organisatie is uit de - in zoverre niet voldoende weersproken - processtukken het volgende gebleken: - Aangaande de Scientology-leer uit OT III: Miljoen jaren geleden heeft Xenu, de kwade prins die over het Galactisch Universum heerste, een overbevolkingsprobleem opgelost door mensen naar de aarde te transporteren en twee kernbommen te laten exploderen, één op Las Palmas en één op Hawaï. Hun zielen ("Thetans") zwerven nog steeds op aarde. Wij zijn die Thetans, maar we zijn versuft en afgestompt; Scientology leert ons hoe mensen hun volledige vermogens kunnen terugkrijgen en de status "Operating Thetan" kunnen bereiken. Een Operating Thetan kan mensen met gedachten bedwingen, heeft een bovenmatige intelligentie en kan met dieren en planten communiceren. Voorts hebben mensen trauma's ("engrammen"), vaak opgedaan in vorige levens, en die kun je weg krijgen via Scientology; ten slotte zijn er "Body Thetans", die eveneens voor flinke problemen zorgen; en ook die kunnen aanhangers leren kwijt te raken. Helaas zijn er oneindig veel (zie pleitnota in kort geding van mr Bakker Schut onder 1.a, waarnaar in zijn pleitnota in dit geding wordt verwezen). - Voorts staat als niet voldoende weersproken vast dat de lessen in de Scientology-leer gepaard gaan met "auditing". Daarbij moeten leden van Scientology onder begeleiding van een leraar ("auditor") allerlei tegenstrijdige "notions" herhalen of zich bepaalde incidenten voorstellen, terwijl zij tegelijkertijd een zogenaamde E-meter vasthouden, een soort 17

18 leugendetector die hun reactie moet meten. Pas als de E-meter een gewenste uitslag geeft, mogen zij zich bezig houden met de volgende onderdelen van de leer. - Een door de Bondsregering van Duitsland uitgegeven brochure (productie 18 in kort geding van mr Bakker Schut) houdt onder meer in: als voorwoord van de Duitse minister voor Familiezaken, Ouderen, Vrouwen en Jeugd: "Viele Bürgerinnen und Bürger, die sich von den bedenklichen Praktiken und Activitäten der Scientology-Organisation betroffen fühlen, wenden sich an mich mit der Bitte um Hilfe und Rat: junge Frauen und Männer, die durch Scientology ihre Berufsausbildung abgebrochen, ihren Beruf aufgegeben, ihre Familien verlassen haben und in materielle Schwierigkeiten geraten sind.(...) Diese Entwicklung erfüllt mich mit wachsender Sorge. Die Scientology- Organisation ist keine Religions- oder Weltanschauungsgemeinschaft, sondern ein weltweit operierendes, hemmungslos auf Gewinn ausgerichtetes Unternehmen." In de brochure is verder vermeld: "Um die einzige "Wahrheit" zu bewahren, wird Kritik innerhalb des Systems nicht geduldet. Ein ausgeklügeltes Kontroll- und Uberwachungssystem sorgt dafür, dass Abweichler erkannt und "gehandhabt" werden können. (...) Die Gefahren für die Gesellschaft liegen in der Zielsetzung Scientologys, die bestehende Ordnung scientologisch zu beherrschen. Eine scientologisch geprägte Gesellschaft kennt keine Freiheitsrecht im Sinne des Grundgesetzes. (...) Denn: Scientology ist nicht harmlos. Es ist auch keine Religions- oder Glaubensgemeinschaft. Es ist vielmehr eine auf unbedingte Gewinnmaximierung ausgerichtete wirtschaftliche Organisation, deren Ideologie totalitäre Züge trägt und deren Weltbild das Bundesarbeidsgericht als menschenverachtend bezeichnet hat." (pag. 7) "Ziel der Scientology-Organisation ist die Erschaffung eines neuen Menschen scientologischer Prägung und einer neuen ausschliesslich nach scientologischen Richtlinien funktionierende Welt. Scientology strebt die Weltherrschaft an. Dies wird insbesondere aus Hubbards Aussagen zur "bisherigen" Demokratie deutlich. Ohne zwischen den verschiedenen derzeit bekannten Demokratieformen zu unterschieden, wird jedwede Demokratie als nutzlos beschrieben: "Ich sehe nicht, dass populäre Massnamen, Selbstverleugnung und Demokratie dem Menschen irgendetwas gebracht haben, ausser ihn weiter in den Schlamm zu stossen." Damit erhebt Scientology den Absolutsanspruch auf den einzig wahren Heilsweg." (pag. 15) (...) Hubbard lehnt Recht als "Anwendung des Gesetzes" ab. (...) Für ihn ist Recht nicht ein Normenkatalog zur Begründung von Rechten und Pflichten des Bürgers. (...) Recht ist das, was Scientology weiterbringt." (pag. 16). - Een Affidavit van L. Ron Hubbard jr., de oudste zoon van Hubbard (productie 9 in kort geding van mr Bakker Schut) houdt onder meer in: "5. (...) In connection with each and every corporation which we created under general heading of the "Church of Scientology", my father always required all of the Directors and Officers of all corporations to give him undated signed resignations in advance which he held. In that manner he always has retained complete control over every corporation including its bank accounts. (...) 7. My father obtained the rights to the E.meter in 1952 from Volney Mathison. (...) My father learned about the E-meter from Mathison who developed it and my father fraudulently extracted those rights from Mathison so that my father could use it in Scientology auditing. 8. My father has always used the confidential information extracted from people during auditing sessions to intimidate, threaten and coerce them to do what he wanted, which often meant getting them to give him money. (...) 10. My father's basic policies relating to "suppressive persons", "Fair Game", "attack the attacker", etc. have always been and will always be an integral part of Scientology. The organizational structure of Scientology and the theories of Scientology cannot operate and Scientology would not be scientology without such policies. My father and I discussed the basic theories of dealing with suppressive persons, such as what eventually became designated as the "Fair Game Doctrine" on many occasions. These 18

19 policies have never changed." - De door Scientology c.s. niet weersproken Declaration van [betrokkene 3] (voormalig President van RTC) (productie 9 in kort geding van mr Bakker Schut) houdt onder meer in: "(...) 22. The legal strategy of Scientology and the existence of numerous potential legal problems, some of which are set forth below, were known to me when I was a staff member in Scientology. Enemies of Scientology are deemed to be "suppressive persons" ("SPs"). One becomes a "suppressive person" by doing a suppressive act, such as suing Scientology as a litigant or lawyer. In the jargon of Scientology, when one is "declared" this means that one has been declared a "suppressive person" and, therefore, may be harassed, hurt, damaged or destroyed without regard to truth, honesty or legal rights. It is considered acceptable within Scientology to lie, cheat, steal and commit illegal acts in the name of dealing with a "suppressive person". 23. This practice or policy is sometimes referred to as the policy of "fair game". (...) The fair game policy was issued in the 1960s. It was never cancelled. A document was issued for public relations reasons that purportedly cancelled "fair game"; however, that document stated that it did not change the manner of handling persons declared "SP"." 8.4. Uit de door mr Bakker Schut in het geding gebrachte producties 19a, 19b en 19c blijkt dat het relaas van [verweerster 13] naast citaten van derden enkele citaten uit OT II en III bevat. Naar het oordeel van het hof moeten de citaten uit OT II en OT III worden bezien in de context van haar gehele relaas en is daarbij gebleken dat deze citaten, hoewel gering in aantal, de door haar beoogde informatieverstrekking over de Scientology-leer en de gang van zaken bij de Scientology-organisatie ondersteunen en geloofwaardig maken. Gesteld noch gebleken is dat zij daarmee (mede) een commercieel doel heeft beoogd. Uit de hiervoor onder 8.3 vermelde teksten blijkt dat Scientology c.s. met hun leer en Organisatie de verwerping van democratische waarden niet schuwen. Uit die teksten volgt tevens dat met de geheimhouding van OT II en OT III mede wordt beoogd macht uit te oefenen over leden van de Scientology-organisatie en discussie over de leer en praktijken van de Scientology-organisatie te verhinderen. Als bijkomende omstandigheid geldt dat de documenten OT II en OT III door toedoen van voormeld District Court te Californië tijdelijk voor ieder verkrijgbaar waren, aldus in het publiek domein zijn geweest en in die periode op het internet zijn geplaatst. Verder heeft het hof in aanmerking genomen dat het dwingen van de Providers om in dit geval de informatie van [verweerster 13] te verwijderen of ontoegankelijk te maken disproportioneel is. Naar 's hofs oordeel kan in deze bijzondere omstandigheden niet worden gezegd dat een beperking van de informatievrijheid op grond van de handhaving van het auteursrecht nodig is in de zin van artikel 10 EVRM en evenmin dat het belang van [verweerster 13] en de Providers en het algemeen belang bij de informatievrijheid van artikel 10 lid 1 EVRM in verhouding tot dat van Scientology c.s. bij handhaving van hun auteursrecht in dit geval minder zwaar weegt. Derhalve behoort het eerstgenoemde belang niet te wijken voor het belang van Scientology c.s. en slaagt het beroep op artikel 10 lid 1 EVRM.' Omtrent het door [verweerster 13] vóór 23 februari 1996 op haar homepage aanwezig hebben van de gehele Fishman Affidavit oordeelde het hof als volgt: '10. Of door het plaatsen van de (gehele) Fishman Affidavit met bijlagen op de website al dan niet aan de eis van proportionaliteit is voldaan dan wel of artikel 10 lid 1 EVRM al dan niet moet wijken voor de beperking van het auteursrecht, kan naar het oordeel van het hof buiten beschouwing blijven op grond van het volgende. Naar vast staat heeft [verweerster 13] de Fishman Affidavit met bijlagen in 1995 op de website geplaatst en vóór 23 februari 1996 daarvan verwijderd. Scientology c.s. hebben betoogd dat dit is geschied na sommatie en onder de druk van een kort geding. Nu [verweerster 13] ook na het vonnis in kort geding en na het vonnis waarvan beroep (in welke beide gedingen een inbreukverbod jegens haar werd afgewezen) niet is overgegaan tot publikatie op enigerlei wijze van de Fishman Affidavit met bijlagen, acht het hof thans op dit punt geen dreiging meer aanwezig. Dit brengt mee dat het gevorderde inbreukverbod achterwege dient te blijven. Derhalve faalt de (voorwaardelijke) principale grief 1, welke aan de orde is nu de desbetreffende voorwaarde is vervuld. (...)' 19

20 3.13. Ten slotte heeft het hof omtrent de positie van [verweerster 13] en de Providers nog het volgende geoordeeld: '11. De (voorwaardelijke) principale grief II houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de activiteiten van de providers geen relevante verveelvoudiging en/of openbaarmaking in de zin van de Auteurswet 1912 opleveren. 12. Naar het oordeel van hof verschaffen service-providers slechts de technische faciliteiten om openbaarmaking van gegevens door anderen mogelijk te maken. Het lijkt dan ook niet juist hen op één lijn te stellen met uitgevers die, naar wordt aangenomen, zelf openbaar maken. Dit oordeel is ook in overeenstemming met het Agreed Statement bij artikel 8 van het WIPO Auteursverdrag: "It is understood that the mere provision of physical facilities for enabling or making a communication does not in itself amount to communication within the meaning of this Treaty or the "Berne Convention." Van auteursrechtinbreuk door verveelvoudiging en openbaarmaking door de Providers kan evenmin worden gesproken, nu de citaten van [verweerster 13] in casu geen auteursinbreuk opleveren. Voor het overige hebben Scientology c.s. onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit het tegendeel kan blijken. De voorwaardelijke principale grief II kan niet tot vernietiging leiden. 13. Uit het vorenstaande vloeit voort dat [verweerster 13] door haar relaas met de litigieuze citaten op haar website te plaatsen en geplaatst te houden geen inbreuk maakt op het auteursrecht. Evenmin is gebleken dat zij in de gegeven omstandigheden daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Feiten of omstandigheden, waaruit volgt dat zij zich anderszins onrechtmatig heeft gedragen, zijn onvoldoende onderbouwd. Nu van inbreuk op het auteursrecht of onrechtmatig handelen van [verweerster 13] te dien aanzien geen sprake is, is evenmin sprake van onrechtmatig handelen van de Providers met betrekking tot het relaas van [verweerster 13]. Gelet op hetgeen hierboven in rechtsoverweging 10 is overwogen, is er ook geen dreiging dat de (volledige) Fishman Affidavit met bijlagen op de servers van de providers zullen worden geplaatst. Dit brengt mee dat de incidentele grief 1 slaagt, evenals de incidentele grieven 2, 3, 4 en 5 voor zover die zijn gebaseerd op beweerde onrechtmatige gedragingen van de Providers, zodat het vonnis niet in stand kan blijven. (...)' Van dit arrest zijn Scientology c.s. - tijdig(5)- in cassatieberoep gekomen. [verweerster 13] en de Providers hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep en hebben voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld. Scientology c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het incidentele beroep. Beide partijen hebben de zaak schriftelijk toegelicht en zijdens [verweerster 13] en de Providers is er gedupliceerd. 4. Nadere inleidende opmerkingen 4.1. Commentatoren hebben zich verre van onbetuigd gelaten na het wijzen van het rechtbankvonnis(6) en vervolgens na het nu bestreden arrest(7) in deze zaak. Dit deed zich ook voor na het kort-gedingvonnis van 1996.(8) 4.2. In cassatie zijn nog de volgende kernthema's aan de orde: (1) het voor een beroep op het citaatrecht in art. 15a lid 1 Aw gestelde vereiste van rechtmatige openbaarmaking van het werk waaruit geciteerd wordt, (2) de verhouding tussen art. 10 EVRM en de Auteurswet 1912, (3) de aansprakelijkheid van internet (service) providers voor auteursrechtinbreuk of onrechtmatig handelen door hun abonnees, en (4) de vereisten voor een rechterlijke veroordeling Onderwerp (1) wordt in het incidentele cassatiemiddel aan de orde gesteld; de onderwerpen (2) en (3) in onderdelen 1-17, resp van het principale cassatiemiddel. 20

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

Scientology Internetproviders en gedaagde II DomJur 2011-720. Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 96/1048 Datum: 9 juni 1999

Scientology Internetproviders en gedaagde II DomJur 2011-720. Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 96/1048 Datum: 9 juni 1999 Scientology Internetproviders en gedaagde II DomJur 2011-720 Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 96/1048 Datum: 9 juni 1999 DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE Sector Civiel Recht Kamer D

Nadere informatie

Scientology Internet providers en gedaagde DomJur 2011-717. Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 96/160 Datum: 12-03-1996

Scientology Internet providers en gedaagde DomJur 2011-717. Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 96/160 Datum: 12-03-1996 Scientology Internet providers en gedaagde DomJur 2011-717 Rechtbank s-gravenhage Zaak-/rolnummer: 96/160 Datum: 12-03-1996 vonnis in kort geding van 12 maart 1996, gewezen in de zaak met rolnummer 96/160

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden '" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van Gemeente Haarlemmermeer Baan Kleef Aan DomJur 2008-432 Rechtbank Haarlem Zaak-/rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 en 151565 / KG ZA 08-641 Datum: 22 december 2008 Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden c. ' ir. ij i O 29 mei 1987 Eerste Kamer Nr. 12.908 AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. Peter STRUYCKEN, wonende te Gorinchem, 2. Gerard Anthony UNGER, wonende te Bussum, EISERS tot

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520

zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 387525 / HA ZA 11-520 Vonnis in incident van in de zaak van 1. de rechtspersoon naar vreemd recht BJÖRN BORG BRANDS AB, gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BN1414

ECLI:NL:HR:2010:BN1414 ECLI:NL:HR:2010:BN1414 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-10-2010 Datum publicatie 15-10-2010 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C07/034HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1414

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744 ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 09-02-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 75196 / HA ZA 10-466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 0 0 3 i 0 4 januari 1991 Eerste Kamer Nr. 14.449 AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Rudolph Jan ROMME, wonende te Bosch en Duin, gemeente Zeist, EISER tot cassatie, advocaat: Mr. J.W.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MEI 2011 C.10.0197.N-C.10.0205.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I Nr. C.10.0197.N CID LINES nv, met zetel te 8900 Ieper, Waterpoortstraat 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht Enkelvoudige kamer zaaknummer / rolnummer: 312914 / HA ZA 08-1897 Vonnis van in de zaak van de vennootschap naar vreemd recht FIRMA HAUCK GmbH & CO. KG.,

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 371238 / KG ZA 10-891

zaaknummer / rolnummer: 371238 / KG ZA 10-891 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 371238 / KG ZA 10-891 Vonnis in kort geding van 17 november 2010 in de zaak van 1. de vennootschap onder firma DIGI-D, gevestigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 SEPTEMBER 2010 S.09.0039.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0039.N D.A., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT

JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT JURISPRUDENTIE BURGERLIJK PROCESRECHT SPREKER MR. DRS. P.J.J. VONK, SENIOR RAADSHEER HOF DEN HAAG, RECHTER-PLAATSVERVANGER RECHTBANK NOORD-HOLLAND 3 JULI 2015 12:00 13:00 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 402365 / HA ZA 11-2350 Vonnis in incident van in de zaak van X, handelende onder de naam Dasoptical, gekozen woonplaats te 's-gravenhage,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden O O 1 juni 1990 Eerste Kamer Nr. 1.854 O A.S. O Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. KLUWER PUBLIEKSTIJDSCHRIFTEN B.V., 2. ESKA TIJDSCHRIFTEN B.V., beide gevestigd te Utrecht, EISERESSEN

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 25-06-2013 Datum publicatie 23-07-2013 Zaaknummer 200.115.689 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 ECLI:NL:RBLIM:2017:3845 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 26042017 Datum publicatie 27042017 Zaaknummer 5494929 \ CV EXPL 1610633 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 6 maart 1998 Eerste Kamer Nr. 16.561 (C97/040 HR) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Karl Heinz HILLE, wonende te Haarlem, EISER tot cassatie, advocaat : mr E. Grabandt, t e g e n 1. de

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1 HET BENELUX-GERECHTSHOF in de zaak A 94/1 1. Gelet op het op 18 maart 1994 door de Hoge Raad der Nederlanden uitgesproken arrest in de zaak nr. 15.276 van de te Amsterdam gevestigde vennootschap Linguamatics

Nadere informatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: Uitspraak 6 februari 2015 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-373 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 395991 / HA ZA 11-1715 Vonnis van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOLLANDERS PRINTING

Nadere informatie

EJEA ECLI:NL:RBDHA:2016:15833 Rechtbank Den Haag Datum uitspraak Datum publicatie ZaaknummerC/09/ KG ZA 16/1383

EJEA ECLI:NL:RBDHA:2016:15833 Rechtbank Den Haag Datum uitspraak Datum publicatie ZaaknummerC/09/ KG ZA 16/1383 EJEA 16-186 ECLI:NL:RBDHA:2016:15833 Rechtbank Den Haag Datum uitspraak23-11-2016 Datum publicatie21-12-2016 ZaaknummerC/09/521602 KG ZA 16/1383 RechtsgebiedenAanbestedingsrecht Bijzondere kenmerkenkort

Nadere informatie

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus 2014 1. De procedure Sector civiel recht

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus 2014 1. De procedure Sector civiel recht I vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht zaaknummer I rolnummer: Cl131539507 I HA ZA 13-406 Vonnis van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

ECLI:NL:RBROT:2015:7740 ECLI:NL:RBROT:2015:7740 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15092015 Datum publicatie 02112015 Zaaknummer C/10/482640 / KG ZA 15882 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM,

24 juni Eerste Kamer 14/ Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM, 24 juni 2016 Eerste Kamer 14/06313 EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: 1. De stichting STICHTING BETAALD VOETBAL VITESSE-ARNHEM, gevestigd te Arnhem, 2. B.V. VITESSE, gevestigd te Arnhem,

Nadere informatie

Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad

Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad Versie 1 april 2017 Voorwoord Artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectueleeigendomsrechten (PbEU 2004, L 157/45; hierna: de Handhavingsrichtlijn)

Nadere informatie

gewezen in de incidenten ex artikel 351 Rv en ex artikel 234 Rv in de zaak van

gewezen in de incidenten ex artikel 351 Rv en ex artikel 234 Rv in de zaak van [X] R.E.M. Holding B.V. DomJur 2012-920 Gerechtshof s-hertogenbosch Zaak-/rolnummer: 200.078.941 Datum: 8 november 2011 arrest van de vierde kamer van 8 november 2011 gewezen in de incidenten ex artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AO1428

ECLI:NL:HR:2004:AO1428 ECLI:NL:HR:2004:AO1428 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-03-2004 Datum publicatie 19-03-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/295HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO1428

Nadere informatie

LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak

LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, 107309 Print uitspraak Datum uitspraak: 17-03-2004 Datum publicatie: 13-05-2004 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie: In

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:59. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1115, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:59. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1115, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:59 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-01-2017 Datum publicatie 20-01-2017 Zaaknummer 11/01131 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1115,

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 04-10-2016 Datum publicatie 28-10-2016 Zaaknummer 200.177.389 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2010 C.08.0324.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0324.N ALGEMENE ONDERNEMINGEN AERTS, naamloze vennootschap, met zetel te 2500 Lier, Paaiestraat 9, eiseres, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van 16 april 2012

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van 16 april 2012 vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 244269 / KG ZA 12-171 Vonnis in kort geding van in de zaak van de vennootschap onder firma VAN HOOF VOF, gevestigd te Asten,

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 1 3 1 4 januari 1983 gerste Kamer Nr- 11.957 US«"!. e"iil=-ke-s I8-I -'53 Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: KABELTELEVISIE AMSTERDAM B.V., gevestigd te Amsterdam, EISERES tot cassatie, incidenteel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

1. DE REGERING IN BALLINGSCHAP VAN DE REPUBLIEK DER ZUID-MOLUKKEN (RMS), gevestigd te Amsterdam, hierna: RMS,

1. DE REGERING IN BALLINGSCHAP VAN DE REPUBLIEK DER ZUID-MOLUKKEN (RMS), gevestigd te Amsterdam, hierna: RMS, LJN: BU5105, Gerechtshof 's-gravenhage, 200.077.445/01 Datum uitspraak: 22-11-2011 Datum publicatie: 22-11-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Kort geding Republiek

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833

zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 268564 / KG ZA 06-833 Vonnis in kort geding van in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid URBAN

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen: LJN: AT7485, Raad van State, 200405147/1 (Printbare versie) Datum uitspraak: 15-06-2005 Datum publicatie: 15-06-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918 ECLI:NL:HR:2016:24 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/03918 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1701,

Nadere informatie

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting

Bewijslastverdeling bij gestelde uitputting Cassatiemiddel Schending van het recht inz. artikel 2.23 lid 3 BVIE (art. 13A lid 9 BMW oud), zoals deze bepaling geïnterpreteerd en toegepast dient te worden in het licht van art 7 lid 1 van de Eerste

Nadere informatie

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder.

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder. SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 11/47 Het scheidsgerecht, samengesteld als volgt: mr R.J.B. Boonekamp, wonende te Arnhem bijgestaan door mr M. Middeldorp, griffier, Heeft op 11 april 2012 het navolgende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 SEPTEMBER 2014 C.13.0232.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0232.N SYRAL BELGIUM nv, met zetel te 9300 Aalst, Burchtstraat 10, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-04-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer C/08/154383 / KG-ZA 14-130 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235 ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235 Instantie Rechtbank Almelo Datum uitspraak 22-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 113824 / KG ZA 10-207 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2014 C.14.0122.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0122.N 1. M. H., 2. A. D. K., eisers, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 6 januari 2014 (nr. G.13.0163.N) vertegenwoordigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd pagina 1 van 5 (http://stichtingpiv.nl/) Inloggen PIV-Kennisnet(http://stichtingpiv.nl/inloggen) JURISPRUDENTIE Bron: Hof Amsterdam 3 februari 2016 Publicatie nummer: (nog) niet gepubliceerd Zaaknummer:

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team T zaaknummer : /0 1

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team T zaaknummer : /0 1 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team T zaaknummer : 200.097.924/0 1 zaaknummer rechtbank Amsterdam : 434569/HA ZA 09-2443 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer

Nadere informatie