Een paar woorden een groot verschil? De verplichting van EU lidstaten om btw-begrippen verder te harmoniseren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een paar woorden een groot verschil? De verplichting van EU lidstaten om btw-begrippen verder te harmoniseren"

Transcriptie

1 Een paar woorden een groot verschil? De verplichting van EU lidstaten om btw-begrippen verder te harmoniseren Door: mr. M. Wurtz 2012/2013

2 Inhoudsopgave Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 1 Unierecht Blz Werking van het Unierecht Blz Wijziging VWEU ten opzichte van EG-verdrag Blz 5 Hoofdstuk 2 Harmonisatie Blz Wat is harmonisatie en waarom is het van belang? Blz Hoe wordt harmonisatie in de EU bereikt? Blz 8 Hoofdstuk 3 Concurrentieverstoring Blz Wat is concurrentieverstoring? Blz Concurrentieverstoring in de Jurisprudentie Blz 11 Hoofdstuk 4 Toetsing begrippen aan 113 VWEU Blz Leasing Blz Het begrip leasing en Concurrentieverstoring Blz Jurisprudentie en concurrentieverstoring Blz Onroerend goed Blz onroerend goed in de jurisprudentie en concurrentieverstoring Blz Concurrentieverstoring en onroerend goed Blz 24 Hoofdstuk 5 Aanbevelingen Blz 26 Hoofdstuk 6 Conclusie Blz 27 Literatuurlijst Jurisprudentie Blz 28 Literatuur Blz 29 Overige bronnen Blz 29 1

3 Inleiding Eén van de kerngedachten van de btw-richtlijn is harmonisatie. De betekenis van harmoniseren is het overeen laten stemmen 1. Van Dongen omschrijft harmonisatie als afstemming of toenadering 2. Harmonisatie is nodig om de werking van de interne markt van de EU te waarborgen. Het is van belang dat obstakels worden weggenomen tussen de lidstaten wanneer het gaat om het vrije verkeer van goederen, personen, kapitaal en diensten. Er wordt door middel van harmonisatie een einde gemaakt aan discriminatie in het vrije verkeer tussen lidstaten. Op basis van het oude artikel 93 EG-Verdrag, zijn lidstaten gehouden de btwwetgeving te harmoniseren voor zover dit noodzakelijk is om de instelling en de werking van de interne markt te verzekeren. Met de overgang van het EG-verdrag naar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ( VWEU ) is er een wijziging aangebracht in de tekst van het oude artikel 93. In artikel 113 VWEU, dat het oude artikel 93 vervangt, valt nu te lezen (cursivering van mijn hand): De Raad stelt en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de wetgevingen inzake de omzetbelasting, de accijnzen en de andere indirecte belastingen, voor zover deze harmonisatie noodzakelijk is om de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen. In dit artikel was niet eerder opgenomen dat harmonisatie nodig is om concurrentieverstoring te voorkomen. Door de toevoeging van het woord concurrentieverstoring aan het nieuwe verdragsartikel dat voorziet in harmonisatie van de indirecte belastingen, heeft er ogenschijnlijk een wijziging plaatsgevonden met betrekking tot de werking van het artikel. In deze verhandeling zal worden onderzocht of deze wijziging een wezenlijke verandering teweeg brengt. Kortom, of de toevoeging van een paar woorden een groot verschil maakt voor de lidstaten 3. In deze verhandeling wordt onderzocht of de toevoeging van het element van concurrentieverstoring aan het oude artikel 93 EG-verdrag gevolgen heeft op basis waarvan de lidstaten zijn gehouden om verder te harmoniseren op het gebied van de indirecte belastingen en meer specifiek op het gebied van de 1 Van Dale 2 Van Dongen, A (2007). Harmonisatie van de btw. Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers, H 2 e.v. 3 Immers indien lidstaten niet voldoen aan de verplichtingen zullen er meer inbreukprocedures plaatsvinden. Ik zal in deze verhandeling alleen ingaan op de verplichting van de lidstaten. 2

4 btw. Dit zal gedaan worden aan de hand twee begrippen zijnde leasing en onroerend goed. Het begrip leasing leent zich naar mijn mening goed voor dit onderzoek nu uit verschillende arresten blijkt dat leasing anders wordt uitgelegd door de lidstaten en dit leidt tot een andere btw-behandeling. De vraag is of dit tot concurrentieverstoring leidt en of (verdere) harmonisatie met betrekking tot leasing moet worden bereikt door lidstaten. Het begrip onroerend goed betreft naast leasing een interessant subject voor dit onderzoek, omdat de Commissie met betrekking tot dit begrip indirect heeft aangegeven dat deze buiten de werkingssfeer van artikel 113 VWEU valt. Dit omdat onroerend goed geen grensoverschrijdend karakter heeft en derhalve nooit kan leiden tot concurrentieverstoring 4. Ik vraag mij af of het begrip onroerend goed inderdaad geen grensoverschrijdend karakter heeft en derhalve nooit kan vallen onder de werkingssfeer van artikel 113 VWEU omdat geen sprake is van concurrentieverstoring. Ik merk op dat het uitdrukkelijk niet mijn bedoeling is om met deze verhandeling een invulling te geven aan de begrippen onroerend goed en leasing, maar om een toetsing te maken of er concurrentieverstoring ontstaat tussen lidstaten indien deze begrippen niet worden geharmoniseerd. Hoofdstuk indeling In de volgende paragrafen zal het volgende worden behandeld. Eerst zal worden ingaan op de werking van het VWEU en de plaats van het VWEU in de rechtsorde. Vervolgens komt het begrip harmonisatie aan de orde. Daarna zal het begrip concurrentieverstoring worden behandeld. In het daaropvolgende hoofdstuk zal een toets worden gemaakt om te kijken of er inderdaad sprake is van concurrentieverstoring aan de hand van twee begrippen zijnde leasing en onroerend goed. Als laatste zijn er een aantal aanbevelingen opgenomen. 4 Terra, B.J.M. & Wattel, P.J.(2012), Student Edition: European Tax Law. Deventer: Kluwer, p. 109 voetnoot 2. 3

5 1. Unierecht In dit hoofdstuk wordt ingaan op de plaats van het VWEU in de gevestigde EU rechtsorde. Hierdoor zal duidelijk worden hoe het VWEU doorwerkt in de nationale rechtsorde van lidstaten en of er sprake is van een rechtstreekse verplichting voor lidstaten om te harmoniseren die voortvloeit uit het VWEU. Tevens wordt ingaan op de wijziging die is aangebracht in het oude artikel 93 EG. 1.1 Werking van het Unierecht In het Europese recht, het Unierecht, is sprake van primaire en secundaire bronnen. Primaire bronnen zijn rechtsbronnen die een rechtstreekse doorwerking hebben in de nationale rechtsorde van de lidstaten. Deze bronnen werken door en hoeven dus niet geïmplementeerd te worden in de nationale wetten van de lidstaten. Hierbij kan worden gedacht aan verdragen zoals het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het VWEU zijn de fundamentele verdragsvrijheden en belangrijke gedragsnormen opgenomen 5. Secundaire bronnen zijn rechtsbronnen die in overeenstemming moeten zijn met de primaire bronnen. Sommige secundaire rechtsbronnen, zoals richtlijnen, moeten nog worden geïmplementeerd in de nationale rechtsorde. Het Unierecht is rechtstreeks van toepassing in het nationale recht; zie in dit kader het arrest van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ (EU)) Van Gend & Loos 6. In dit arrest werd bepaald dat het Unierecht een nieuwe rechtsorde is 7 ten bate van de EU lidstaten. In dit arrest is het autonome karakter van het Unierecht duidelijk geworden. Het Unierecht werkt geheel zelfstandig en onafhankelijk van de wetgeving van de lidstaten door in de nationale rechtsorde. Het gevolg is dat lidstaten gehouden zijn zich aan het Unierecht te houden. Tevens heeft het Unierecht altijd voorrang ten opzichte van de nationale wetgeving. Zie in dit kader HvJ EG Costa/Enel 8. Deze voorrang is zowel van toepassing op het primaire als het secundaire Unierecht 9. Het gevolg van deze voorrang is dat het kan voorkomen dat het nationale recht buiten toepassing moet worden gelaten. 5 Brandsma, R.P.C.W.M., Braun, K.M., Pancham, S.R. & Weber, DM Studenteneditie : Cursus Belastingrecht: Europees belastingrecht. Deventer: Kluwer, p HvJ EG, 5 februari 1963, zaak 26/62 (Van Gend en Loos) 7 Brandsma, RP.C.W.M., Braun, K.M., Pancham, S.R. & Weber, DM Studenteneditie : Cursus Belastingrecht: Europees belastingrecht. Deventer: Kluwer, p. 22 e.v. 8 HvJ EG, 3 juni 1964, zaak 6/64 (Costa Enel) 9 HvJ EG, 3 juni 1964, zaak 6/64 (Costa Enel) 4

6 1.2 Wijziging VWEU ten opzichte van EG-verdrag In artikel 113 VWEU (oud artikel 93 EG) is de grondslag voor de harmonisatie met betrekking tot indirecte belastingen opgenomen. Artikel 113 VWEU maakt aldus onderdeel uit van het primaire Unierecht. Per 1 december 2009 is artikel 93 EG-verdrag vervangen door artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 93 EG-verdrag luidde (cursivering van mijn hand): De Raad stelt op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de wetgevingen inzake de omzetbelasting, de accijnzen en de andere indirecte belastingen, voor zover deze harmonisatie noodzakelijk is om de instelling en de werking van de interne markt binnen de in artikel 14 gestelde termijn te verzekeren. Artikel 14 EG-verdrag luidde: 1. De Gemeenschap stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn de interne markt geleidelijk tot stand te brengen in de loop van een periode die eindigt op 31 december 1992 ( ) 2.De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van dit Verdrag ( ) In artikel 113 VWEU valt nu te lezen (cursivering van mijn hand): De Raad stelt en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de wetgevingen inzake de omzetbelasting, de accijnzen en de andere indirecte belastingen, voor zover deze harmonisatie noodzakelijk is om de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen. De ratio achter de bovenstaande (door mij gecursiveerde) toevoeging ten opzichte van het oude artikel 93 EG-verdrag betreft de codificatie van de jurisprudentie van het HvJ EU, waarin het Hof heeft aangegeven dat concurrentieverstoring moet worden voorkomen. Zie in dit kader het Titaandioxide arrest 10 waarin werd bepaald dat (dit arrest handelde nog over de situatie voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht (voorloper van het VWEU)) concurrentieverstoring ten aanzien van indirecte belastingen moet worden voorkomen HvJ EG, 17 maart 1993, zaak C-155/91, (Commissie/Raad) 11 De Wit, W (1997). Nationale milieubelastingen en het EG-verdrag. Deventer: Kluwer, p.21 5

7 Door de toevoeging van het element van concurrentieverstoring aan artikel 93 EG-verdrag in het nieuwe artikel 113 VWEU ligt er mogelijk een verplichting voor lidstaten om verdergaand te harmoniseren om concurrentieverstoringen te voorkomen. Opgemerkt zij dat alleen de Nederlandse tekst van het VWEU spreekt van concurrentieverstoring. De Engelse tekst spreekt van distortion of competition, wat in het Nederlands concurrentievervalsing inhoudt. De Duitse tekst spreekt van Wettbewerbsverzerrungen wat naar het Nederlands vertaald ook concurrentievervalsing inhoudt. De Franse tekst spreekt van les distorsions de concurrence ook dit is concurrentievervalsing. Ik zal in hoofdstuk 3 nader ingaan op de betekenis van deze begrippen. Tussenconclusie Het VWEU is een primaire rechtsbron en werkt derhalve rechtstreeks door in de nationale rechtsorde van lidstaten. Door de toevoeging van het element van concurrentieverstoring aan artikel 93 EG-verdrag in het nieuwe artikel 113 VWEU ligt er mogelijk een verplichting voor lidstaten om verdergaand te harmoniseren om concurrentieverstoring te voorkomen. In andere taalversies is het woord (vertaald naar het Nederlands) concurrentievervalsing opgenomen en niet het woord concurrentieverstoring. In hoofdstuk 3 zal hier verder op worden ingaan. 6

8 2. Harmonisatie Harmonisatie is een van de kerngedachten van de interne markt en dit wordt bereikt door een geharmoniseerde btw in een Europees verband. Maar wat is harmonisatie nu eigenlijk? Waarom moeten lidstaten harmoniseren en hoe kunnen lidstaten zorg dragen voor harmonisatie? In de volgende paragrafen worden deze vragen achtereenvolgens behandeld. 2.1 Wat is harmonisatie en waarom is het van belang? Harmoniseren houdt in het overeen laten stemmen, dit is dus iets anders dan unificatie 12 wat zoveel inhoudt als 1) gelijkmaking 2) het tot eenheid maken 13. Harmonisatie lijkt dus nog wat ruimte voor lidstaten te bieden om bepaalde begrippen, zoals btw-begrippen, op een eigen wijze in te vullen. De begrippen moeten wel met elkaar overeenstemmen maar hoeven niet volledig gelijk te zijn. Harmonisatie is nodig om de werking van de interne markt binnen de EU te waarborgen. Het is van belang dat obstakels worden weggenomen tussen de lidstaten wanneer het gaat om het vrij verkeer van goederen, personen, kapitaal en diensten. Er wordt door middel van harmonisatie beoogd een einde te maken aan discriminatie in het vrije verkeer tussen lidstaten. De verplichting tot harmonisatie in de btw is geregeld in artikel 113 VWEU (zie hoofdstuk 1). In artikel 113 VWEU staat nu dat lidstaten moeten harmoniseren voor zover de harmonisatie nodig is om de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen. De vraag die hierbij opkomt is of deze vereisten cumulatief zijn, of dat deze vereisten los van elkaar een verplichting scheppen voor lidstaten om te harmoniseren. Op basis van de tekst en door het gebruik van het woord en lijkt het zo te zijn dat de voorwaarden cumulatief moeten worden toegepast. Het is mij niet duidelijk waarom er is gekozen voor het woord en in plaats van voor het woord of. Het lijkt mij dat de verplichting tot harmonisatie door deze toevoeging breder is geworden wat betreft de toepassing van het artikel. In het oude artikel staat naar mijn mening dat lidstaten moeten harmoniseren om de werking van de interne markt te waarborgen. Nu moeten lidstaten ook harmoniseren voor zover sprake is van concurrentieverstoring. Dit lijkt dus een verbreding ten opzicht van de oude tekst. De nieuw tekst geeft een veel duidelijkere opdracht aan de lidstaten doordat duidelijk is dat lidstaten ook moeten harmoniseren om concurrentieverstoring te voorkomen. 12 Van Dongen, A (2007). Harmonisatie van de btw. Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers, p

9 2.2 Hoe wordt harmonisatie in de EU bereikt? Er zijn mijns inziens een aantal manieren waarop harmonisatie in de EU kan worden bereikt, deze zullen hierna kort worden besproken. Harmonisatie kan plaatsvinden door middel van wetgeving. De Raad van de Europese Unie (hierna: Raad ) met behulp van de Europese Commissie (hierna: Commissie) kunnen tezamen zorgen voor harmonisatie door middel van wetgeving 14. De Commissie draagt vaak zorg voor voorstellen tot harmonisatie, hierbij valt te denken aan tekstvoorstellen voor verordeningen en dergelijke. Tevens neemt de Commissie vaak het initiatief tot het starten van een inbreukprocedure tegen lidstaten. Door deze inbreukprocedures wordt duidelijk of lidstaten de communautaire begrippen (dit zijn begrippen die overal binnen de EU een zelfde invulling dienen te krijgen) correct uitleggen en toepassen in hun nationale rechtsorde. Het HvJ EU is gehouden het recht uit te leggen. Dit doet het HvJ EU door middel van het beantwoorden van prejudiciële vragen en door het beslissen op beroepen aangespannen door de Commissie. De laatste zijn de eerdergenoemde zogenaamde inbreukprocedures, die worden aangespannen tegen lidstaten die volgens de Commissie niet voldoen aan hun communautaire verplichtingen zoals het correct uitleggen en toepassen van de communautaire begrippen. In sommige gevallen is het zo dat het Hof ook een rechtsvormende rol heeft. Het Hof lijkt in sommige arresten de communautaire begrippen zo op te rekken of breed uit te leggen dat de gaten en fouten in het stelsel worden opgevuld en opgelost of dat men tot een gewenste uitkomst komt (zie in dit kader HvJ EU zaak C-285/09, R, waarin het Hof door middel van allerlei bochten toch tot fraude/misbruik kwam 15 ). De vraag die bij mij opkomt is of het wel juist is dat het Hof zich deze taak toebedeelt,maar dit terzijde. Tussenconclusie In de bovenstaande paragraaf is onderzocht wat het begrip harmonisatie inhoudt en hoe dit begrip moet worden uitgelegd en toepassing moet vinden. Kort samengevat is de conclusie: Harmonisatie houdt in het overeen laten stemmen, dit is niet hetzelfde als unificatie. 14 Van Dongen, A (2007). Harmonisatie van de btw. Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers, p Ik ben van mening dat het Hof hier te ver gaat in zijn bevoegdheid. Het Hof is bevoegd het Unierecht uit te leggen niet om het Unierecht op te rekken. In R was sprake van een opzet. De lidstaat had fraude nodig om belanghebbende strafrechtelijk te kunnen vervolgens. Het Hof komt doormiddel van allerlei bochten toch tot fraude. 8

10 Artikel 113 VWEU geeft een drietal cumulatieve voorwaarden wanneer lidstaten moeten harmoniseren. Lidstaten zijn gehouden te harmoniseren indien concurrentieverstoring optreedt. Derhalve moet ook zijn voldaan aan de andere twee voorwaarden zijnde de instelling en de werking van de interne markt te bewerkstelligen Harmonisatie kan plaatsvinden door middel van wetgeving, inbreukprocedures en de uitlegging van communautaire begrippen door middel van jurisprudentie. In de volgende paragraaf zal verder worden in gegaan op het begrip concurrentieverstoring en wat hieronder dient te worden verstaan. 9

11 3. Concurrentieverstoring In dit hoofdstuk wordt het begrip concurrentieverstoring behandeld aan de hand van een aantal arresten van het HvJ EU waarin het begrip concurrentieverstoring dan wel concurrentievervalsing aan de orde is gekomen. Want wanneer is nu sprake van concurrentieverstoring dan wel concurrentievervalsing en (wanneer) is concurrentie verstoring/vervalsing (nog) toelaatbaar? 3.1 Wat is concurrentieverstoring? Zoals in hoofdstuk 1 al is opgemerkt spreekt alleen de Nederlandse tekst van het VWEU spreekt van concurrentieverstoring. De Engelse tekst spreekt van distortion of competition wat in het Nederlands concurrentievervalsing inhoudt. De Duitse tekst spreekt van Wettbewerbsverzerrungen wat naar het Nederlands vertaald ook concurrentievervalsing inhoudt. De Franse tekst spreekt van les distorsions de concurrence ook dit is concurrentievervalsing. Volgens het woordenboek Van Dale is de betekenis van concurreren: wedijveren, meedingen 16. En verstoren wordt uitgelegd als: hinderen, belemmeren 17. De betekenis van concurrentieverstoring op basis van het woordenboek is het belemmeren van de mededinging. Vervalsing houdt in: ten kwade veranderen of verdraaien. Er is dus wel degelijk een verschil in uitleg van de begrippen verstoring en vervalsing wanneer gekeken wordt naar een Nederlandse tekstuele uitleg. Vervalsing lijkt een zwaarder begrip te zijn dan verstoring. In deze verhandeling wordt aangesloten, voor de toets of artikel 113 VWEU een verdergaande verplichting voor lidstaten omvat om te harmoniseren, bij het begrip concurrentieverstoring (hoewel in andere talen wordt gesproken van concurrentievervalsing). Dit omdat dit de vertaling is die in de andere talen het beste in de buurt komt voor wat betreft de uitleg van bijvoorbeeld distortion of competition. In de jurisprudentie worden vervalsing en verstoring door elkaar gebruikt. Ik ga er dan ook vanuit dat concurrentievervalsing en concurrentieverstoring inwisselbaar zijn. In deze verhandeling worden de begrippen dan ook door elkaar gebruikt (jurisprudentie spreekt over concurrentievervalsing terwijl in mijn tekst gesproken wordt over concurrentieverstoring) terwijl er wordt aangesloten bij de Nederlandse uitleg van het begrip concurrentieverstoring. Om er achter te komen wat het begrip concurrentieverstoring nu eigenlijk betekent in de btw en of het begrip in het VWEU gelijk is aan het begrip in de btw-richtlijn zal ik hierna een aantal HvJ EU arresten behandelen waarin het begrip concurrentieverstoring dan wel concurrentievervalsing aan de orde is

12 gekomen. Het is mijn bedoeling om op deze wijze meer duidelijkheid te genereren over de betekenis van het begrip concurrentieverstoring in de btw. 3.2 Concurrentieverstoring in de jurisprudentie Op basis van de rechtspraak van het HvJ EU rust de btw op twee beginselen: "Om te beginnen wordt btw geheven over elke dienst en over elke levering van goederen die door een belastingplichtige onder bezwarende titel wordt verricht. Voorts verzet het beginsel van fiscale neutraliteit zich ertegen dat ondernemers die dezelfde handelingen verrichten, verschillend worden behandeld ter zake van de btw-heffing 18. Echter uit Cantor Fitzgerald volgt: Het beginsel van fiscale neutraliteit houdt niet in, dat een belastingplichtige die de keuze tussen twee handelingen heeft, er één kan kiezen en de gevolgen van de andere kan laten gelden 19. Dus de fiscale kwalificatie is afhankelijk van de prestaties. Er zijn veel arresten gewezen waarin concurrentieverstoring een rol heeft gespeeld. In de deze paragraaf behandel ik enkel de arresten waarin nadere invulling gegeven is aan het begrip concurrentieverstoring. Dit overzicht is dan ook geen uitputtend overzicht. Etienne Debouche Eén van de arresten waarin concurrentie aan de orde kwam is het arrest Debouche 20. Het ging hier om de vraag of advocaten recht op aftrek van voorbelasting hadden. Het HvJ EU kwam met de volgende vaststelling. Voorts werd met de Achtste richtlijn niet beoogd, het systeem van de Zesde richtlijn ter discussie te stellen. Volgens de derde overweging van haar considerans strekt de Achtste richtlijn er veeleer toe, een einde te maken aan de verschillen tussen de destijds in de Lid-Staten geldende bepalingen die soms de oorzaak waren van verleggingen van het handelsverkeer en verstoringen van de mededinging. Luidens de vijfde overweging van haar considerans mag zij er niet toe (...) leiden dat belastingplichtigen verschillend worden behandeld naar gelang van de Lid-Staat waar zij zijn gevestigd". 21 In dit arrest kwam heel duidelijk naar voren dat een verschillende behandeling van een soortgelijke dienst kan leiden tot een situatie die niet strookt met de systematiek van de richtlijn en neutraliteit. In casu kon de advocaat die vrijgesteld was in eigen land wel aftrek claimen van de btw op kosten in Nederland, terwijl hij dit niet kon in het land van vestiging, België. Dit zou tot een voordeligere uitkomst leiden voor de belanghebbende ten opzichte van andere advocaten in het land van vestiging. Doordat de Belgische advocaat in België vrijgesteld was had hij aldaar immers geen recht op aftrek van voorbelasting. 18 Conclusie AG Kokott, HvJ 26 april 2012, C-033/11,(Oy A) r.o HvJ EG, 9 oktober 2001, C-108/99 (Cantor Fitzgerald international) 20 HvJ EG, 26 september 1996, zaak C-302/93 (Etienne Debouche) 21 HvJ EG, 26 september 1996, zaak C-302/93 (Etienne Debouche) r.o

13 Commissie versus Duitsland In het arrest Commissie versus Duitsland 22 ging het om de vraag of het toelaatbaar was dat kortingsbonnen fiscaal gunstiger werden behandeld dan andere reclameacties. De vraag was of Duitsland de regelgeving juist toepaste. Duitsland betoogde: De Duitse regering komt tot de slotsom dat de belastingregeling voor het aanbieden van geschenken door de fabrikant neutraal is, terwijl de uitgifte van kortingsbonnen uit het oogpunt van de BTW voordeliger is 23. Duitsland gaf aan dat het daarom gerechtvaardigd was dat de twee diensten verschillend werden behandeld vanuit een btw-perspectief. Het Hof antwoordde het volgende: Zo blijkt dat, hoewel deze twee soorten reclamesystemen - de uitgifte van kortingsbonnen en het aanbieden van reclamegeschenken - onder twee verschillende regelingen vallen, dit verschil in fiscale behandeling inherent is aan de structuur van de Zesde richtlijn en geen mededingingsverstoringen, zoals die welke de Duitse regering aanvoert, teweeg kan brengen. 24 In dit geval was het Hof van mening dat geen sprake was van concurrentievervalsing omdat het hier ging om twee verschillende regelingen 25. De mogelijke grens van concurrentievervalsing werd hier aangegeven door het Hof. Eurodental In de zaak Eurodental 26 ging het om een bedrijf dat zich bezighield met het vervaardigen en repareren van tandprothesen voor cliënten uit Duitsland. Luxemburg, waar Eurodental was gevestigd, kende voor deze diensten en leveringen een vrijstelling. Voor de activiteiten van Eurodental bestaat indien het gaat om intracommunautaire situaties recht op toepassing van het 0% tarief. In Duitsland is het verlaagde tarief van toepassing op de activiteiten van Eurodental. Eurodental wilde recht op aftrek claimen voor de intracommunautaire transacties die zij naar Duitsland verrichte omdat zij aldaar aan de btw waren onderworpen. Door deze verschillende behandeling ontstaat er een verschil tussen een belastingplichtige die dezelfde handelingen verricht in een binnenlandse situatie ten opzichte van een belastingplichtige die een intracommunautaire handeling verricht. Het HvJ EU bepaalde het volgende (cursivering van mijn hand): 22 HvJ EG, 15 oktober 2002, zaak 427/98 (Commissie/Duitsland) 23 HvJ EG, 15 oktober 2002, zaak 427/98 (Commissie/Duitsland) r.o HvJ EG, 15 oktober 2002, zaak 427/98 (Commissie/Duitsland) r.o Naar mijn mening is dit een onlogische uitkomst gezien er hier sprake is van twee soortgelijke prestaties. Het Hof is van mening dat er geen sprake kan zijn van soortgelijke prestaties omdat er twee verschillende regelingen zijn. Ik ben van mening dat er hier wel sprake is van concurrentieverstoring omdat twee soortgelijke acties verschillend worden behandeld vanuit een btw-perspectief. 26 HvJ EG, 7 decmeber 2006, zaak C-240/05 (Eurodental Sárl) 12

14 Indien de handelingen die in het hoofdgeding aan de orde zijn recht zouden geven op aftrek wanneer zij een intracommunautair karakter vertonen, zou dit beginsel echter niet in acht worden genomen, aangezien dezelfde handelingen, wanneer zij binnen een lidstaat worden verricht, niet tot aftrek leiden. Bijgevolg zouden belastingplichtigen die een intracommunautaire handeling verrichten in een gunstiger positie komen te verkeren dan belastingplichtigen die een binnenlandse handeling verrichten 27. In deze zaak ontstaat er een verschil in behandeling tussen belastingplichtigen die een intracommunautaire handeling verrichten (deze verkeren in een gunstigere positie doordat zij een recht op aftrek van voorbelasting hebben) ten opzichte van een belastingplichtige die een dergelijke levering verricht in het binnenland (doordat deze geen recht op aftrek van voorbelasting heeft), dit levert volgens het HvJ EU concurrentieverstoring op. Bovendien bestaat er ook een situatie waar er in Duitsland btw wordt geheven over tandprothesen en er voor de ondernemer ook recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Terwijl in Luxemburg de tandprothesen zijn vrijgesteld van btw en er ook geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat. In dit geval worden soortgelijke prestaties anders behandeld. Een dergelijke situatie lijkt ongewenst gezien er grote verschillen ontstaan tussen de lidstaten. Deze verschillen in interpretatie leiden tot concurrentieverstoring tussen de lidstaten. Er is sprake van concurrentieverstoring indien met elkaar in concurrerende partijen met een andere btw-behandeling en een verschil in recht op aftrek te maken krijgen. Isle of Wight Council Concurrentieverstoring kan ook voorkomen bij overheden zoals in het arrest Isle of Wight Council 28. De overheid van het eiland Wight heeft verzocht om teruggaaf van btw ter zake van de verhuur van parkeerplaatsen op een parkeerterrein. De belastingdienst wees deze claim af en gaf aan dat de behandeling van een overheid als niet btw-plichtige (overheden worden als niet btw-plichtig beschouwd tenzij dit leidt tot concurrentievervalsing van enige betekenis) niet leidde tot concurrentievervalsing van enige betekenis ten opzichte van wel btw-plichtigen. De vraag die voorlag was hoe het begrip concurrentievervalsing, zoals opgenomen in artikel 4 van de zesde richtlijn, moest worden uitgelegd. Het HvJ EU heeft het volgende beslist (cursivering van mijn hand): 2) De term zou leiden tot" in de zin van artikel 4, lid 5, tweede alinea, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden uitgelegd dat hij niet alleen ziet op daadwerkelijke concurrentie, maar ook op potentiële concurrentie, voor zover de mogelijkheid dat een particuliere marktdeelnemer werkzaam wordt op de relevante markt, reëel en niet zuiver hypothetisch is. 27 HvJ EG, 7 decmeber 2006, zaak C-240/05 (Eurodental Sárl) r.o HvJ EG 16 september 2008, C-288/07 (Isle of Wight council) 13

15 3) De uitdrukking van enige betekenis" in de zin van artikel 4, lid 5, tweede alinea, van de Zesde richtlijn (77/388) moet aldus worden begrepen dat de daadwerkelijke of potentiële concurrentievervalsing van meer dan onbeduidende omvang dient te zijn. 29 Concurrentieverstoring dient dus alzo te worden uitgelegd dat het niet alleen gaat om daadwerkelijke concurrentie maar ook om potentiële concurrentie. In dit geval ging het om de btw behandeling van overheidshandelen ten opzichte van een particulier maar deze uitspraak kan naar mijn mening ook rechtstreeks worden toegepast in andere situaties waar sprake is van potentiële concurrentieverstoring. Naar mijn mening is sprake van potentiële concurrentie indien soortgelijk diensten anders worden behandeld, het is hierbij niet van belang dat er daadwerkelijk concurrentie optreedt. Dat het begrip potentiële concurrentie inderdaad ook in een breder perspectief kan leiden tot concurrentieverstoring (dus niet alleen in de situatie overheid / particulier) volgt mijns inziens uit het arrest Rank Group Plc. Rank Group Plc. Het ging in het arrest Rank Group Plc. 30 om de vraag of speelautomaten voor de btw verschillend mochten worden behandeld of dat sprake was van soortgelijke prestaties. In deze zaak was het de vraag of het: ( ) beginsel van fiscale neutraliteit aldus moet worden uitgelegd dat een verschil in behandeling voor de btw van twee verrichtingen van diensten die vanuit het oogpunt van de consument gelijk of soortgelijk zijn en aan dezelfde behoeften van deze laatste voldoen, volstaat om te kunnen spreken van schending van dat beginsel, of dat, om van schending te kunnen spreken, tevens moet worden aangetoond dat daadwerkelijk sprake is van mededinging tussen de betrokken diensten of verstoring van de mededinging wegens dat verschil in behandeling 31. In dit arrest bepaalde het Hof het volgende (cursivering van mijn hand): Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag, sub b en c, in zaak C-259/10 worden geantwoord dat het beginsel van fiscale neutraliteit aldus moet worden uitgelegd dat een verschil in behandeling voor de btw van twee verrichtingen van diensten die vanuit het oogpunt van de consument gelijk of soortgelijk zijn en aan dezelfde behoeften van deze laatste voldoen, volstaat om te kunnen spreken van schending van dat beginsel. Om van schending te kunnen spreken hoeft dus niet tevens te worden aangetoond dat daadwerkelijk sprake is van mededinging tussen de betrokken diensten of verstoring van de mededinging wegens dat verschil in behandeling. 32 Lidstaten zijn aldus gehouden te harmoniseren zelfs wanneer slechts sprake is van potentiële concurrentieverstoring. Uit dit arrest volgt dat -zoals ik eerder 29 HvJ EG 16 september 2008, C-288/07 (Isle of Wight council) dictum 30 HvJ EU 10 november 2011, C-259/10 en C-260/10 (Rank Group plc.) 31 HvJ EU 10 november 2011, C-259/10 en C-260/10 (Rank Group plc.) r.o HvJ EU 10 november 2011, C-259/10 en C-260/10 (Rank Group plc.) 14

16 al aannam- potentiële concurrentieverstoring ook al voldoende is om te kunnen spreken van concurrentieverstoring. A Oy In het arrest A Oy 33 ging het kort gezegd over de uitleg van het begrip betaald internationaal vervoer. De vraag was hoe het begrip betaald internationaal vervoer moet worden uitgelegd en of daar ook internationale chartervluchten ter voldoening aan de vraag van ondernemingen en particulieren onder vallen zodat de btw-vrijstelling voor luchtvaartuigen die opereren in betaald internationaal vervoer mocht worden toegepast. De vraag was of het begrip internationaal vervoer ook zo moest worden uitgelegd dat hier ook chartervluchten onder moesten vallen. Het Hof bepaalde het volgende (cursivering van mijn hand): Vervoerdiensten aangeboden door ondernemers die hoofdzakelijk internationale vluchten verrichten, zijn, ongeacht of het om lijn en/of chartervluchten gaat, soortgelijk en staan kennelijk met elkaar in concurrentie, zodat een verschil in behandeling wat betreft btw-vrijstelling voor leveringen van luchtvaartuigen, naargelang de ondernemer hoofdzakelijk internationale lijnvluchten dan wel internationale chartervluchten verricht, het gevaar zou inhouden dat concurrentievervalsingen tussen deze ondernemers ontstaan 34. In dit arrest werd aldus concurrentievervalsing aangenomen door een andere uitleg van het begrip betaald internationaal vervoer. In casu was de Finse overheid van mening dat chartervluchten niet onder de bedoelde vrijstelling konden vallen. Daardoor ontstond er een onvoordelige situatie voor Finse ondernemers indien zij in Finland een vliegtuig wilden aankopen. Het HvJ EU was hier van mening dat er door het anders behandelen van chartervluchten en internationale lijnvluchten concurrentieverstoring tussen ondernemers zou kunnen ontstaan. Immers de ene ondernemer koopt het vliegtuig aan met btw terwijl voor de andere ondernemer er een vrijstelling voor de btw bestaat. In deze binnenlandse situatie was aldus sprake van concurrentieverstoring. Indien er één lidstaat is die chartervluchten wel onder de vrijstelling schaart bestaat er al een kans dat concurrentieverstoring optreedt tussen lidstaten. Immers het kan voordeliger zijn de vliegtuigen vrijgesteld van btw aan te kopen. Het is naar mijn mening niet ondenkbaar dat deze verstoring ook grensoverschrijdend kan werken indien zoals ik eerder aangaf één lidstaat een andere interpretatie geeft aan het begrip internationaal vervoer. Susanna Leichenich In het arrest Susanna Leichenich 35 was sprake van concurrentieverstoring. Lidstaat Duitsland had een woonboot aangemerkt als zijnde een roerend goed. De vraag voor het HvJ EU was evenwel of een woonboot gezien moest worden als roerend of onroerend. De btw-behandeling van roerende en 33 HvJ EU 19 juli 2012, C-33/11, (A Oy) 34 HvJ EU 19 juli 2012, C-33/11, (A Oy) r.o HvJ EU 15 november 2012, C-532/11, (Susanna Leichenich) 15

17 onroerende zaken was anders; roerende zaken werden behandeld als btwbelaste prestaties terwijl de verhuur van onroerend goed vrijgesteld was. Het HvJ EU bepaalde het volgende (cursivering van mijn hand): Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, is de functie van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde woonboot vanuit het oogpunt van het beginsel van fiscale neutraliteit vergelijkbaar met die van een gebouw dat als restaurant wordt gebruikt en zich aan land in de nabijheid van de woonboot bevindt. Het restaurant/discotheek op deze woonboot staat dus in economisch opzicht in concurrentie met soortgelijke inrichtingen die zich in vast met de grond verbonden gebouwen bevinden. 36 Het anders behandelen van onroerend goed voor de btw leidde hier aldus tot concurrentieverstoring ten opzicht van soortgelijke inrichtingen die wel vast met de grond verbonden waren. Duitsland dient aldus de verhuur van een woonboot aan te merken als de verhuur van onroerend goed. Er is op basis van het voornoemde arrest sprake van concurrentieverstoring indien de fiscale neutraliteit in geding komt doordat soortgelijke / vergelijkbare handelingen anders worden behandeld. Ik ga in het hoofdstuk onroerend goed nader op dit arrest in. Tussenconclusie Er is aldus samengevat sprake van concurrentieverstoring indien: 1. Het beginsel van fiscale neutraliteit in geding komt; dit is het geval indien gelijksoortige activiteiten die met elkaar in concurrentie staan verschillend worden behandeld wat betreft btw-behandeling 2. Potentiële concurrentieverstoring optreedt; dit is het geval wanneer soortgelijke activiteiten anders worden behandeld ongeacht of daadwerkelijk sprake is van concurrentie. 36 HvJ EU 15 november 2012, C-532/11, (Susanna Leichenich) r.o

18 4. Toetsing begrippen aan 113 VWEU Nu is vastgesteld dat uit artikel 113 VWEU een expliciete verplichting voortvloeit voor lidstaten om te harmoniseren indien concurrentieverstoring optreedt. Concurrentieverstoring dient zo te worden uitgelegd dat er sprake is van concurrentieverstoring indien de fiscale neutraliteit in geding komt, gelijksoortige activiteiten verschillend worden behandeld, activiteiten die met elkaar in concurrentie staan verschillend worden behandeld of wanneer potentiële concurrentieverstoring optreedt. De vraag die nu nog rest is of lidstaten zijn gehouden de begrippen in de btwrichtlijn verder te harmoniseren om concurrentieverstoring te voorkomen en of dit een uitbereiding is van de oude tekst. Omdat het niet mogelijk is om alle begrippen te onderzoeken is gekozen voor twee begrippen namelijk leasing en onroerend goed. Het begrip leasing is gekozen omdat hier de laatste tijd veel over te doen is geweest en omdat dit begrip zeker onder de werkingssfeer van artikel 113 VWEU valt. De keuze voor het begrip onroerend goed is gemaakt omdat de Commissie van mening is dat dit begrip niet valt onder artikel 113 VWEU, dit omdat de Commissie van mening is dat onroerend goed geen grensoverschrijdend karakter heeft. In de volgende hoofdstukken zal eerst kort worden ingaan op de begrippen zoals deze nu worden uitgelegd en zal daarna een toets worden gemaakt aan artikel 113 VWEU ten einde een antwoord te krijgen op de vraag of de wijziging van artikel 113 VWEU er toe leidt dat lidstaten gehouden zijn verdergaand te harmoniseren. 4.1 Leasing In dit hoofdstuk zal de vraag of er ten aanzien van leasing sprake kan zijn van concurrentieverstoring worden behandeld. Bij leasing wordt een goed gedurende een bepaalde periode ter beschikking gesteld aan de lessor. Vooraf wordt de vergoeding overeengekomen tussen lessor en lessee. Er zijn twee soorten namelijk operational lease en financial lease. Wanneer het gaat om operational lease kan worden gezegd dat dit vergelijkbaar is met huur. Wanneer het gaat om financial lease wordt de lessee geacht te investeren in een kapitaalgoed waarvan de lessor weer wordt aangemerkt als financier. 4.2 Het begrip leasing en concurrentieverstoring Maar wat is leasing nou eigenlijk? Uit de richtlijn blijkt niet hoe het begrip leasing dient te worden ingevuld. De vragen die daardoor overeind blijven zijn; wanneer is er bij leasing sprake van een levering en wanneer is er sprake van een dienst. Tevens zal ik bij de behandeling van de arresten ingaan op de vraag of door de verschillende invullingen van het begrip leasing concurrentieverstoring ontstaat. 17

19 Het Hof heeft zeer recent uitspraak gedaan in een aantal zaken waar het leasing betrof. Ik zal deze nu kort behandelen en hiermee het communautair begrip van leasing tot dusver schetsen. Ter zake van de arresten die ik hierna zal behandelen zal ik ook direct de toetsing maken of in deze zaken sprake is van (potentiële) concurrentieverstoring tussen de lidstaten. 4.3 Jurisprudentie en concurrentieverstoring RBS Deutschland In de zaak RBS 37 ging het om het volgende: RBS kocht auto s aan in het Verenigd Koninkrijk ( VK ) bij aldaar gevestigde autoverkopers. Vervolgens kreeg een bedrijf genaamd Vinci een optie om de auto s terug te kopen. Ten slotte werd een leasingovereenkomst met de duur van twee jaren gesloten. Na afloop van de leasetermijn was Vinci verplicht de restwaarde van de auto s aan RBS te vergoeden. De vraag kwam op of sprake was van misbruik van recht want voor de btw hield dit het onderstaande in. RBS berekende geen btw op de leasegelden die het factureerde aan Vinci. Immers, de activiteiten waren niet belast in zowel het VK als in Duitsland. Duitsland was van mening dat de activiteiten belastbaar waren in het VK, en het VK van mening was dat de activiteiten belastbaar waren in Duitsland. Het VK weigerde de door RBS geclaimde aftrek op grond van misbruik van recht. De vraag die voorlag aan het Hof was of er inderdaad sprake was van misbruik van recht. Het Hof antwoordde het volgende: Bijgevolg dient op de ( ) prejudiciële vraag te worden geantwoord dat in omstandigheden als die in het hoofdgeding, waarin een in een lidstaat gevestigde vennootschap ervoor kiest om via haar in een andere lidstaat gevestigde dochteronderneming goederen te leasen aan een in eerstgenoemde lidstaat gevestigde derde vennootschap teneinde te vermijden dat over de vergoedingen voor deze handelingen btw verschuldigd is daar deze handelingen in eerstgenoemde lidstaat als in laatstgenoemde lidstaat verrichte leasingdiensten en in laatstgenoemde lidstaat als in eerstgenoemde lidstaat verrichte leveringen van goederen worden aangemerkt, het beginsel van verbod van misbruik niet in de weg staat aan het ( )erkende recht van aftrek van de btw. 38 Omdat lidstaten het begrip leasing op een andere wijze interpreteerden en de btw-behandeling derhalve anders was, was er in deze zaak geen sprake van heffing van btw. Ook was geen sprake van misbruik van recht omdat belastingplichtigen mogen kiezen voor de fiscaal meest gunstige weg. In rechtsoverweging 20 valt te lezen hoe beide landen het begrip leasing interpreteerden: 37 HvJ EU 22 december 2010, C-277/09 (RBS Deutschland Holding GmbH) 38 HvJ EU 22 december 2010, C-277/09 (RBS Deutschland Holding GmbH) r.o

20 Over de leasegelden ( ) was in het Verenigd Koninkrijk geen btw verschuldigd omdat naar het recht van het Verenigd Koninkrijk de in het kader van de leasingovereenkomsten verrichte handelingen werden beschouwd als diensten en de Britse belastingdienst bijgevolg aannam dat die werden verricht in Duitsland, zijnde de plaats waar de dienstverrichter zijn zetel heeft. In Duitsland was evenmin btw over deze leasegelden verschuldigd omdat naar Duits recht de betrokken handelingen werden beschouwd als leveringen van goederen die in het Verenigd Koninkrijk plaatsvonden, zijnde de plaats van de levering. 39 Deze uitspraak geeft aldus niet veel meer inzicht in het begrip leasing en hoe dit begrip uitgelegd dient te worden behalve dat de lidstaten leasing anders behandelen voor de btw. Wel geeft dit arrest aan dat verschillende wijze van interpretatie kunnen leiden tot niet heffing van btw en aldus een btw voordeel. Zolang partijen deze structuur maar niet opzetten louter uit een fiscaal oogpunt met het doel een belastingvoordeel te behalen is het toelaatbaar te kiezen voor de fiscaal meest gunstige oplossing. Met betrekking tot het begrip leasing kan zoals al duidelijk is geworden aan de hand van RBS Deutschland ook concurrentieverstoring optreden. Immers leasing wordt voor de btw anders behandeld in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland waardoor er non heffing optreedt. Nu partijen non heffing kunnen bereiken doormiddel van het opzetten van een structuur lijkt dit niet wenselijk in het kader van de fiscale neutraliteit. Daarbij kunnen ondernemers in de ene lidstaat anders worden behandeld ten aanzien van het recht op aftrek van voorbelasting en ten opzichte van ondernemers in de andere lidstaat. Dit omdat de btw-behandeling van gelijksoortige en daarom concurrerende diensten anders is in de lidstaten. Nu ik heb vastgesteld dat sprake is van concurrentieverstoring moet ook nog gekeken worden naar de vraag of de werking en de instelling van de interne markt in gevaar komen (dit zijn immers de overige voorwaarden die volgen uit artikel 113 VWEU). Ik ben van mening dat dit inderdaad het geval is omdat de verstoring in dit geval leidt tot non heffing en recht op aftrek. Om de werking en instelling van de interne markt te waarborgen moeten lidstaten er voor zorgen dat obstakels zoals in dit arrest worden weggenomen. Eon Aset Menidjmunt OOD Ook in de zaak Eon Aset Menidjmunt OOD 40 kwam het begrip leasing aan de orde. Eon had twee auto s tot de beschikking één op basis van een huurovereenkomst en één op basis van een leasingovereenkomst. De auto s werden gebruikt voor het woon-werkverkeer van de bedrijfsleider. De belastingdienst in Bulgarije weigerde aftrek omdat de auto s niet werden gebruikt voor economische activiteiten. 39 HvJ EU 22 december 2010, C-277/09 (RBS Deutschland Holding GmbH) r.o HvJ EU 16 februari 2012, C-118/11 (Eon Aset Aset Menidjmunt OOD) 19

21 In dit arrest overweegt het Hof dat verhuur van een motorvoertuig gezien moet worden als een dienst in de zin van de btw. Terwijl het Hof aangeeft dat het huren van een motorvoertuig op grond van een leaseovereenkomst de kenmerken kan hebben die vergelijkbaar zijn met die van een investeringsgoed en dus kwalificeert als een levering voor de btw. Om te kwalificeren als een investeringsgoed moet volgens het Hof voldaan worden aan het volgende: Derhalve dient, wanneer de leaseovereenkomst voor een motorvoertuig bepaalt dat aan het einde van die overeenkomst de eigendom van dat voertuig overgaat op de leasingnemer, of dat de leasingnemer alsdan beschikt over wezenlijke attributen van de eigendom van dat voertuig, met name omdat het merendeel van de aan de juridische eigendom verbonden voordelen en risico's op hem overgaat en de geactualiseerde optelsom van de termijnen praktisch gelijk is aan de verkoopwaarde van het goed, de handeling te worden gelijkgesteld aan de verkrijging van een investeringsgoed. 41 Wat door dit arrest duidelijk is geworden, is dat leasing wanneer dit gezien moet worden als de verhuur van een motorvoertuig, kwalificeert als een dienst voor de btw. En dat indien het voertuig aan het einde van de termijn overgaat aan de leasingnemer, dit gelijk moet worden gesteld aan de verkrijging van een investeringsgoed er derhalve een levering is voor de btw. Ook blijkt uit dit arrest dat een gelijksoortige prestatietoch heel anders kan worden behandeld voor de btw. Het lijkt mij niet wenselijk dat het communautaire begrip leasing zo verschillend wordt uitgelegd tussen de lidstaten. Daarom ben ik van mening dat de lidstaten op basis van artikel 113 VWEU gehouden zijn het begrip leasing verdergaand te harmoniseren. Immers ter zake van leasing is sprake van concurrentieverstoring (soortgelijke diensten worden anders behandeld voor de btw). Ook wordt de instelling en de werking van de interne markt in gevaar gebracht omdat er tussen lidstaten een andere btw behandeling van een gelijksoortige dienst ontstaan. Tussenconclusie In dit hoofdstuk is gekeken naar het begrip leasing en is onderzocht of ten aanzien van leasing concurrentieverstoring kan ontstaan. Ik kom hier kort samengevat tot de volgende conclusie: Ten aanzien van begrip leasing ontstaat concurrentieverstoring. Ondernemers kunnen door opzet van een structuur komen tot niet heffing van btw en daarbij wel recht op aftrek van voorbelasting genereren. Dit is niet wenselijk omdat het concurrentieverstoring kan veroorzaken. Gelijksoortige diensten worden ongelijk behandeld, dit heeft tot gevolg dat concurrentieverstoring optreedt. Tevens worden de werking en de instelling van de interne markt in gevaar gebracht. 41 HvJ EU 16 februari 2012, C-118/11 (Eon Aset Aset Menidjmunt OOD) r.o

22 4.4 Onroerend goed In dit hoofdstuk zal worden ingaan op de vraag of er ten aanzien van onroerend goed sprake kan zijn van concurrentieverstoring. Tevens zal worden ingaan op de vraag of onroerend goed door de wijziging wel onder de werkingssfeer van artikel 113 VWEU kan vallen of dat ten aanzien van onroerend goed geen concurrentieverstoring kan plaatsvinden. Het begrip onroerend goed is niet gedefinieerd in de btw-richtlijn. Alle lidstaten kunnen aan dit begrip een eigen invulling geven. Nu zou je denken dat het begrip onroerend goed niet heel afwijkend kan worden ingevuld. Echter ter indicatie, in het verdrag tussen de UK en Nigeria inzake voorkoming dubbele belasting 42 valt onder het begrip onroerend goed ook een veestapel en apparatuur gebruikt in de landbouw. Dit geeft maar weer eens aan dat het begrip onroerend goed niet zo vanzelfsprekend hetzelfde wordt ingevuld door landen. 43 Het Hof heeft uitspraak gedaan in een aantal zaken waar het onroerend goed betrof. Deze arresten worden hierna kort behandeld. Ter zake van de arresten die hierna zullen worden behandeld zal ook direct de toetsing worden gemaakt of in deze zaken sprake is van (potentiële) concurrentieverstoring tussen de lidstaten. 4.5 Onroerend goed in de jurisprudentie en concurrentieverstoring Maierhofer In het arrest Maierhofer 44 was de vraag aan de orde of een gebouw, dat uit prefab elementen was opgetrokken en dat vast zat aan de grond, kon kwalificeren als onroerend goed. Het Hof gaf het volgende antwoord: Op de eerste vraag dient derhalve te worden geantwoord dat de verhuur van een uit prefabelementen opgetrokken gebouw dat vast met de grond is verbonden, zodat het niet gemakkelijk kan worden gedemonteerd of gemakkelijk kan worden verplaatst, moet worden aangemerkt als een verhuur van onroerend goed ( ), zelfs indien dit gebouw na het verstrijken van de huurovereenkomst moet worden verwijderd en opnieuw dient te worden gebruikt op een ander stuk grond. 45 Op basis van dit arrest weten we dat een gebouw van prefabelementen die vastzitten aan de grond als onroerend goed kwalificeert, indien deze elementen niet gemakkelijk kunnen worden gedemonteerd of verplaatst. Door 42 UK/Nigeria Double Taxation Agreement 27 December Ook in Nederland wordt het begrip Onroerend goed voor juridische doeleinden anders uitgelegd. 44 HvJ EU 16 januari 2003, C-315/00 (Maierhofer) 45 HvJ EU 16 januari 2003, C-315/00 (Maierhofer) r.o

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. SAGGIO van 13 april 2000 * 1. Het onderhavige prejudiciële verzoek betreft het recht op teruggaaf van BTW krachtens artikel 17 van de Zesde

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1) pagina 1 van 5 BELANGRIJKE JURIDISCHE KENNISGEVING Op de informatie op deze site is verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid en een verklaring inzake het auteursrecht van toepassing. ARREST VAN HET

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Vertaling C-560/11-1 Zaak C-560/11 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 november 2011 Verwijzende rechter: Commissione tributaria provinciale di

Nadere informatie

G. M. van de Coevering tegen Hoofd van het District Douane Roermond van de rijksbelastingdienst (in zaak C-242/05)

G. M. van de Coevering tegen Hoofd van het District Douane Roermond van de rijksbelastingdienst (in zaak C-242/05) Bijlage 2 AFP06-725 Arresten en beschikkingen van het Europese Hof van Justitie sinds 2001, over het heffen van nationale registratiebelastingen op auto s ten laste van buitenlands gekentekende auto s,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * ARREST VAN 29. 6. 1999 ZAAK C-158/98 ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * In zaak C-158/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Hoge Raad der

Nadere informatie

Zaak C-380/03. Bondsrepubliek Duitsland tegen. Raad van de Europese Unie

Zaak C-380/03. Bondsrepubliek Duitsland tegen. Raad van de Europese Unie Zaak C-380/03 Bondsrepubliek Duitsland tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie Beroep tot nietigverklaring Harmonisatie van wetgevingen / EG Reclame en sponsoring voor tabaksproducten Nietigverklaring

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * ARO LEASE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 * In zaak C-190/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Gerechtshof te Amsterdam, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * HEGER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * In zaak C-166/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 * K" LINE AIR SERVICE EUROPE ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 * In zaak C-131/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel,

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018

Datum van inontvangstneming : 17/07/2018 Datum van inontvangstneming : 17/07/2018 Vertaling C-388/18 1 Zaak C-388/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 juni 2018 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Datum van inontvangstneming : 21/06/2016 Vertaling C-238/16-1 [DDP de référence: C-412/15] Zaak C-238/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 26 april 2016 Verwijzende rechter: Finanzgericht

Nadere informatie

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Zaak C-446/04 Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.9.2018 COM(2018) 652 final 2018/0334 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * MONTE DEI PASCHI DI SIENA ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 * In zaak C-136/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Conseil d'état

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.12.2009 COM(2009)668 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*) Page 1 of 7 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 4, leden 1 en 2 Begrip economische activiteiten Aftrek van voorbelasting Exploitatie van fotovoltaïsche installatie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 * In zaak C-342/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017

Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Datum van inontvangstneming : 20/12/2017 Vertaling C-647/17-1 Zaak C-647/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 november 2017 Verwijzende rechter: Högsta förvaltningsdomstolen

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr. 2015-01 EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING Directoraat I. Landbouwwetgeving en procedures I.1. Landbouwwetgeving; vereenvoudiging Datum van verspreiding 8.7.2015 INTERPRETATIENOTA

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 25.9.2017 COM(2017) 543 final 2017/0233 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/232/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd

Nadere informatie

Conceptnota nieuwe regelgeving taaldecreet Commissie Werk en Economie Vlaams Parlement

Conceptnota nieuwe regelgeving taaldecreet Commissie Werk en Economie Vlaams Parlement Conceptnota nieuwe regelgeving taaldecreet Commissie Werk en Economie Vlaams Parlement Enkele beschouwingen vanuit de werking van de Europese interne markt en het Belgisch economisch recht Jules Stuyck

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 9 NOV 2011 Kenmerk: DGB 2011-6473 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/04540) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 2 september 2011, nr. r, 2

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164

PUBLIC. Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE FISC 87 ENER 164 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 juni 2003 (11.06) (OR. en) 9919/03 Interinstitutioneel dossier: 2002/0286 (CNS) LIMITE PUBLIC FISC 87 ENER 164 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 SEPTEMBER 2009 F.08.0009.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.08.0009.F OFF ROAD, naamloze vennootschap, Mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BELGISCHE STAAT, Mr. François

Nadere informatie

De vaste inrichting: een tweezijdig begrip?

De vaste inrichting: een tweezijdig begrip? De vaste inrichting: een tweezijdig begrip? Door: mr. E. Usta 2012/2013 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Hoofdstuk 1 Definitie vaste inrichting... 4 1.1 Europese rechtspraak... 4 1.1.1 Arrest van 4 juli 1985,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 24.11.2009 COM(2009)641 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.8.2017 COM(2017) 410 final 2017/0183 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/335/EU waarbij de Republiek Litouwen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.7.2004 COM(2004) 468 definitief 2003/0091 (CNS) Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft

Nadere informatie

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing)

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing) Downloaded via the EU tax law app / web Zaak C?40/09 Astra Zeneca UK Ltd tegen Commissioners for Her Majesty s Revenue and Customs (verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële

Nadere informatie

Zaak C-475/99. Firma Ambulanz Glöckner tegen Landkreis Südwestpfalz

Zaak C-475/99. Firma Ambulanz Glöckner tegen Landkreis Südwestpfalz Zaak C-475/99 Firma Ambulanz Glöckner tegen Landkreis Südwestpfalz (verzoek van het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz om een prejudiciële beslissing) Artikelen 85, 86 en 90 EG-Verdrag (thans artikelen

Nadere informatie

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2015 COM(2015) 646 final 2015/0296 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Fiscaal Portaal Gemeenten

Fiscaal Portaal Gemeenten Procedurenummer(s) : C-231/87 en C-129/88 Uitspraakdatum : 17-10-1989 Publicatiedatum : 17-10-1989 HOF VAN JUSTITIE EU Arrest om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 4, lid 5, van

Nadere informatie

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS)

PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) ConseilUE RAADVAN DEEUROPESEUNIE Brusel,26juni2003(02.07) PUBLIC 10927/03 Interinstitutioneeldosier: 2002/0286(CNS) LIMITE FISC108 ENER207 NOTA van: aan: d.d.: Betreft: hetitaliaansevoorziterschap degroepbelastingvraagstukken

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

Fiscaal Portaal Gemeenten

Fiscaal Portaal Gemeenten Procedurenummer(s) : C 288/07 Uitspraakdatum : 16-09-2008 Publicatiedatum : 16-09-2008 HOF VAN JUSTITIE EU Arrest Commissioners of Her Majesty s Revenue & Customs tegen Isle of Wight Council e.a. 1 Het

Nadere informatie

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK 1 STELLING Er moet het een en ander veranderen of beter worden geregeld in de regelgeving 2 PROGRAMMA o Onderzoeksvragen o Rechtskarakter

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGEN EN DOUANE-UNIE Brussel, 11 september 2018 KENNISGEVING AAN BELANGHEBBENDEN TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN EU-REGELS OP HET GEBIED VAN DE

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 9.8.2017 COM(2017) 421 final 2017/0188 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/797/EU waarbij de Republiek Estland wordt

Nadere informatie

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.'

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.' Tijdschrift voor Bouwrecht Fiscaal bouwrecht TBR 2013/150 Hof van Justitie EU, 8 november 2012 C 299/Ï1 (Reikwijdte integratieheffing) A. Tizzano, A. Borg Barthet, M.Ilesic (rapporteur), E. Levits en M.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN VAN DE RAAD tot

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 102/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het House of Lords, in het aldaar aanhangig geding tussen Apple

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-330/17-1 Zaak C-330/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 2 juni 2017 Verwijzende rechter: Bundesgerichtshof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

/ Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl

/ Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl ECLI:NL:GHARL:2016:3819 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18-05-2016 23-05-2016 15/00019 Belastingrecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 * In zaak C-108/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de High Court of Justice (England and

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/02/2013

Datum van inontvangstneming : 07/02/2013 Datum van inontvangstneming : 07/02/2013 Vertaling C-7/13-1 Zaak C-7/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 januari 2013 Verwijzende rechter: Förvaltningsrätten te Stockholm (Zweden)

Nadere informatie

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie?

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie? Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie? Door: Chantal Waage 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 2 Onderwijsvrijstelling Blz 4 2.1

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0183 (NLE) 11618/17 FISC 172 VOORSTEL van: ingekomen: 3 augustus 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 26 september 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0233 (NLE) 12544/17 FISC 199 VOORSTEL van: ingekomen: 25 september 2017 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.11.2012 COM(2012) 654 final 2012/0312 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JUNI 2014 F.12.0082.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0082.N RECREATIE- EN NATUURPARK KEIHEUVEL vzw, met zetel te 2490 Balen, 17 de Esc. Lichtvliegwezenlaan 14, eiseres, met als raadsman

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014 Datum van inontvangstneming : 11/03/2014 Vertaling C-58/14-1 Zaak C-58/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 februari 2014 Verwijzende rechter: Bundesfinanzhof (Duitsland) Datum

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.6.2017 COM(2017) 318 final 2017/0131 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Polen wordt gemachtigd met de Republiek Oekraïne een overeenkomst

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) Btw Richtlijn 2006/112/EG Artikelen 306-310 Bijzondere regeling voor reisbureaus Vervoerdienst die door reisbureau handelend in eigen naam wordt verricht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 4 november 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2015/0254 (NLE) 13681/15 FISC 144 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 30 oktober 2015 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 * BLP GROUP ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 * In zaak C-4/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice, Queen's Bench Division, in

Nadere informatie

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.12.2012 C(2012) 8806 final AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale planning NL NL AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 JUNI 2010 C.09.0285.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0285.F MONS EXPO, naamloze vennootschap, Mr. Thierry Afschrift, advocaat bij de balie te Brussel, tegen BELGISCHE STAAT, minister van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014

Datum van inontvangstneming : 15/09/2014 Datum van inontvangstneming : 15/09/2014 Vertaling C-386/14-1 Zaak C-386/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 13 augustus 2014 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Inkomstenbelasting Wetgeving ter voorkoming van dubbele belasting Belasting van in een andere lidstaat dan de woonstaat

Nadere informatie

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten.

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten. Omzetbelasting. Leasing 1 Omzetbelasting. Leasing Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 * ENKLER ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 * In zaak C-230/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Hoorcollege 1: Inleiding

Hoorcollege 1: Inleiding Hoorcollege 1: Inleiding Datum: 9 november 2009 Studiestof: hoofdstuk 5 Drs. O.L. Mobach INLEIDING De omzetbelasting is vak dat altijd actueel is. In de Verenigde Staten is er op dit moment bijvoorbeeld

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie