Aan het college van Gedeputeerde Staten i.a.a. de leden van Provinciale Staten Postbus LA Middelburg. onderwerp: resultaat overleg BJZ

Transcriptie

1 Aan het college van Gedeputeerde Staten i.a.a. de leden van Provinciale Staten Postbus LA Middelburg onderwerp: resultaat overleg BJZ Middelburg, 10 november 2011 Geacht college, Het spijt mij dat het door mij beoogde en geïnitieerde overleg met u over de ontstane situatie bij BJZ vooralsnog niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid. Met name is het voor mij onaanvaardbaar dat u bereid bent gebleken mijn ontslag als voorzitter van de Raad van Toezicht BJZ d.d. 19 april jl. te herroepen (waarmee u in wezen alsnog afstand neemt van de gronden waarop u dit ontslag heeft gebaseerd) onder voorwaarden dat ik: - op hetzelfde moment zelf mijn ontslag moet indienen, en - bereid moet zijn de benoeming van de heren L. Coppoolse en I.J. Hennekeij als voorzitter en als lid van de tijdelijke Raad van Toezicht BJZ alsnog achteraf te bekrachtigen. Ik zal met de eerste voorwaarde niet instemmen, omdat de voorzieningenrechter bij uitspraak van 12 oktober jl. mijn ontslag heeft geschorst op de grond dat u onzorgvuldig heeft gehandeld. Ik kan niet inzien waarom ik mij naar uw onzorgvuldigheid alsnog zou moeten schikken. Wellicht zie ik daarbij dingen over het hoofd. Ik laat mij graag door u overtuigen. Ik zal met uw tweede voorwaarde niet instemmen, omdat u -met mij- ook wel inziet dat de benoeming van de heren Coppoolse en Hennekeij op basis van niet meer bestaande Statuten van BJZ in kort geding bij de civiele rechter geen stand zal houden. Uw raadsvrouwe heeft dit tijdens de zitting van heden namens u immers zelf toegegeven door tegen de rechter te zeggen, iets in de geest van: als ik in uw plaats stond zou ik de benoeming van beiden ook onrechtmatig achten. Het is immers om reden van uw eigen onrechtmatig handelen dat u de Rechtbank inmiddels alsnog heeft verzocht tijdelijk in de leiding van BJZ te voorzien door mevrouw N. Groenewege als zodanig te benoemen.

2 Waarom zou ik de onrechtmatige benoeming van beiden moeten bekrachtigen? Door met deze tweede voorwaarde in te stemmen, zou ik mij alsnog bij uw onrechtmatig handelen en de onrechtmatige benoeming van de heren Coppoolse en Hennekeij neerleggen, terwijl ik juist in uw richting steeds heb benadrukt dat door deze handelwijze BJZ geheel ten onrechte -en in strijd met hoe de wetgever BJZ t.o.v. GS heeft gepositioneerd- een verlengstuk van het provinciaal apparaat aan het worden is: GS benoemen, zonder juridische titel en daarmee onrechtmatig, twee ex-leden van GS tot tijdelijke Raad van Toezicht, en deze tijdelijke raad neemt een aantal ingrijpende, BJZ bindende, besluiten. Daartoe behoren de benoeming van nieuwe leden van de Raad van Toezicht (door de heer Coppoolse tijdens de zitting van heden overigens aanvankelijk ontkend), niet via openbare openstelling maar via coöptatie en vanuit het eigen persoonlijke netwerk, en de benoeming van een nieuwe directeur-bestuurder. Ik kan niet inzien waarom mijn pretenties in het overleg met u kennelijk niet kunnen worden gehonoreerd. - Ik wil in dit kader mevrouw N. Groenewegen, omdat ik het enig overgebleven en rechtmatig benoemde lid van de Raad van Toezicht BJZ ben, zelf in functie benoemen. Ik heb dat inmiddels ook gedaan, zij het onder de opschortende voorwaarde dat de beperkingen op mijn functioneren worden opgeheven. In die zin is haar benoeming nog niet effectief; - Ik wil mij ervan vergewissen of de door de heren Coppoolse en Hennekeij geworven 'nieuwe' leden van de RvT zijn benoemd op basis van de spelregels van Good Governance waaraan BJZ zich verbonden heeft: (a) heeft er een openbare openstelling van de vacatures binnen de RvT plaatsgevonden, (b) wat waren de functie-eisen voor die vacatures en (c) op grond van welke overwegingen zijn bepaalde sollicitanten wel en andere sollicitanten niet in de raad benoemd? Voor uw beide voorstellen geldt dat u van mij verwacht dat ik mijn principes aan u verkoop. Aangezien het bezwaar dat ik tegen mijn ontslag heb ingediend onder meer ging om het belang van de principes van Good Governance, overvraagt u als u van mij nu verlangt deze principes terzijde te schuiven. Dat geldt voor mij overigens niet anders dan voor de door u geschorste leden van de voormalige Raad van Toezicht. Het mag dan zo zijn dat de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 12 oktober mijn functioneren als voorzitter van de Raad van Toezicht heeft beperkt, daarmee zijn de governancepricipes die de voormalige Raad van Toezicht hanteerde niet opeens ook van tafel verdwenen. Dit lijkt de ruil te zijn die u voorstelt: de voormalige Raad van Toezicht geeft zijn principes op, en in ruil daarvoor kunt u gewoon uw eigen gang blijven gaan, kunt u de benoeming van de heren Coppoolse en Hennekeij handhaven en kunt u in het nieuwe besluit, dat u nog moet nemen op het advies van de 2

3 Bezwarencommissie, mijn ontslag gewoon handhaven om reden dat ik dat ontslag zelf heb ingediend. Daarmee koopt u uw eigen verantwoordelijkheid af om uit te moeten leggen op grond van welke overwegingen u mijn ontslag aanvankelijk heeft gebaseerd en thans zou willen handhaven. Ik kan met dit handjeklap niet uit de voeten en zal daar niet in meegaan. U kiest er voor de juridische procedure te vervolgen: - Het door mij aangespannen kort geding is vandaag gewoon doorgegaan, vooral op uw aandringen. Een handreiking voor nader overleg heeft mij namens u immers niet bereikt. Een civiel kort geding waarvan de uitkomst stellig zal zijn dat de rechter de onrechtmatigheid van de benoeming van de heren Coppoolse en Hennekeij bevestigt. Daarnaast loopt nog mijn verzoek bij de bestuursrechter om de beperkingen die de bestuursrechtelijke voorzieningenrechter op 12 oktober jl. aan mij heeft opgelegd op te heffen. Om die reden is het niet ondenkbeeldig dat ik op korte termijn opnieuw rechtmatig voorzitter van de Raad van Toezicht BJZ ben, met alle daaraan verbonden verplichtingen en bevoegdheden van dien. Dit zal uw onderhandelingsvoorstel dat ik mij vrijwillig zou moeten terugtrekken uit de Raad van Toezicht BJZ, in een nieuw perspectief plaatsen. Uw voorstel in mijn richting wordt er in ieder geval niet logischer van. Welk denkbaar belang zou ik erbij hebben op uw gedane voorstel in te gaan? - Vervolgens heeft u nog te beslissen op het advies van de Bezwarencommissie. Het zou mij niet verbazen, wanneer u dit advies passeert en mijn ontslag van 19 april jl. in uw nieuwe besluit handhaaft, al zou ik niet weten op grond van welke bepaling uit de Wet op de jeugdzorg u een dergelijk ontslag redelijkerwijze zou kunnen baseren: de Wjz en de Memorie van Toelichting op de wet zijn daarin immers strikt en duidelijk. U negeert met een dergelijk nieuw besluit, zoals door mij voorzien, niet alleen het advies van de Bezwarencommissie, maar, ernstiger nog, ook de uitspraak van de rechter d.d. 12 oktober jl. Wellicht ten overvloede herinner ik u eraan dat u in uw brief d.d. 18/20 oktober jl. aan Provinciale Staten heeft gemeld, dat u deze rechterlijke uitspraak zorgvuldig zult bestuderen, alvorens te beslissen op het advies van de Bezwarencommissie. Ik zie in de toelichting op uw nieuwe besluit die zorgvuldige bestudering van de uitspraak van de rechter met belangstelling tegemoet. Ik wacht uiteraard uw nieuwe besluit af, maar beraad mij reeds nu al wel op juridisch en publicitair verweer tegen dit nieuwe besluit, in ieder geval voor zover dit mijn ontslag en de schorsing van de overige leden van de voormalige 3

4 raad niet herroept. Dit alles laat onverlet dat ik nog steeds tot constructief overleg met u bereid ben. Ik verneem daarover graag van u. Tenslotte licht ik toe waarom ik mij in kopie tot de leden van PS wend. Ik volgde op 4 november jl. via internet de vergadering van de commissie BFW. Tijdens de mededelingen was er namens GS spontaan geen nieuws te melden. Vervolgens werd gedeputeerde Van Heukelom gevraagd of er nog actuele ontwikkelingen waren m.b.t. het onderwerp Jeugdzorg. Aanvankelijk meldde hij van niet. Toen door een van de Statenleden werd gevraagd of het waar was dat er bij BJZ 'een bewindvoerder was benoemd, bleek het opeens wél nieuws, zij het, dat gedeputeerde daar niets over kon zeggen omdat ook deze zaak 'nog onder de rechter was'. Ik stel tot mijn teleurstelling vast dat uw college ook dit keer PS onvolledig en verkeerd informeert. Dat uw verzoek aan de Rechtbank mevrouw N. Groenewegen tijdelijk met de leiding van BJZ te belasten volgens u valt onder de categorie 'nog onder de rechter' is al betwistbaar (u heeft haar immers al benoemd, blijkt uit de correspondentie tussen onze raadslieden) maar wat mij betreft nog tot daar aan toe. Uw beslissing van 31 oktober jl. om de verlenging van de benoeming van de heren Coppoolse en Hennekeij met twee weken op te schorten is niet aan enig rechterlijk oordeel onderworpen; dat is uw eigen beslissing geweest. Desondanks doet u er geen mededeling over aan PS omdat kennelijk, maar: niet waar, ook deze beslissing nog onder de rechter zou zijn. Hoogachtend, A.A. Smeels 4

5 A.A. Smeels Hoogstraat KR Middelburg 5