Van Kyoto via Den Haag naar Groningen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Van Kyoto via Den Haag naar Groningen"

Transcriptie

1 Van Kyoto via Den Haag naar Groningen Beschrijving van de CO 2 emissie en overige broeikasgassen in de Provincie Groningen en de CO 2 effecten van de potentieelstudie 9 september 2003 Opgesteld door: KNN Milieu BV Zernikepark 6c 9747 AN Groningen tel: info@knnmilieu.nl Website:

2 Uitvoering: Projectleiding: G. Wiersma, R. Eenkhoorn K.J. Noorman

3 Inhoudsopgave SAMENVATTING INLEIDING ACHTERGROND EN DOEL KYOTO AANPAK EN AFBAKENING VAN DE STUDIE OPZET VAN DE RAPPORTAGE DE EVENREDIGE BIJDRAGE VAN GRONINGEN INLEIDING HET KYOTO DOEL EN HET BINNENLANDS BELEIDSGAT OP HOOFDLIJNEN BEPAALD Het Kyoto doel Het beleidsgat ACTUELE ONTWIKKELINGEN IN DE BROEIKASGASEMISSIES IN GRONINGEN Ontwikkeling van de CO 2 emissie in Groningen Ontwikkeling emissie niet-co 2 broeikasgassen Actuele ontwikkelingen en het Kyoto doel NAAR EEN OPERATIONEEL BELEIDSGAT VOOR GRONINGEN Uitgangspunten voor het operationeel beleidsgat Resultaten scenariostudie voor CO 2 emissie De ontwikkeling van niet-co 2 broeikasgassen RAMING VAN HET OPERATIONEEL BELEIDSGAT REDUCTIEMOGELIJKHEDEN VOOR CO 2 EMISSIES INLEIDING ENERGIEBESPARING Methodiek 1: Berekening aan de hand van CO 2 intensiteit per Methodiek 2: Berekening aan de hand van de brandstofmix Conclusie DUURZAME ENERGIE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN CONCLUSIES Conclusies ten aanzien van doel 1: Conclusies ten aanzien van doel 2: AANBEVELINGEN...30 LITERATUUR

4 2

5 Samenvatting In Kyoto zijn in 1997 internationale afspraken gemaakt over het reduceren van de emissies van broeikasgassen. Deze afspraken hebben voor Nederland geleid tot een reductiedoelstelling van 6% CO 2 equivalenten ten opzichte van 1990 in de periode De klimaatproblematiek en onze energievoorziening zijn sterk met elkaar verbonden. Immers, het gebruik van fossiele brandstoffen is één van de belangrijkste oorzaken van het klimaatprobleem. Daarom moet 70% van de nationale reductiedoelstelling gerealiseerd worden door middel van de reductie van CO 2 emissies. De overige 30% moet gerealiseerd worden door middel van reductie van de emissie van de overige 5 broeikasgassen. In het POP staat het huidige beleid ten aanzien van klimaatverandering duidelijk verwoord: de provincie Groningen wil een evenredige bijdrage leveren aan de internationale afspraken over het terugdringen van de CO 2 emissie als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen. Begin 2003 heeft de provincie Groningen een potentieelstudie voor energiebesparing en duurzame energie laten uitvoeren. Hiermee is een goed beeld verkregen van de mogelijkheden voor energiebesparing en het realiseren van diverse vormen duurzame energie tot Voor nadere invulling van het provinciaal energie en klimaatbeleid bleken 3 vragen van belang: 1. Wat houdt nu precies het leveren van een evenredige bijdrage in en wat is de bijdrage van de niet-co 2 broeikasgassen in Groningen? 2. Wat zijn de effecten van de potentiëlen zoals genoemd in de potentieelstudie in termen van CO 2 emissiereductie? 3. Is het potentieel aan reductiemogelijkheden voldoende groot om de opgave waar Groningen voor staat te kunnen realiseren? Ad 1: kunnen we de evenredige bijdrage nader bepalen? Op verschillende manieren is een inschatting gemaakt van wat onder een evenredige bijdrage kan worden verstaan. Voor Nederland is het totale beleidsgat vastgesteld op 50 Mton CO 2 -equivalenten. Op basis van het aandeel van Groningen in de totale emissie van broeikasgassen in Nederland (6,4%) betekent een evenredig aandeel een bijdrage van 3,2 Mton CO 2 - equivalenten. Hiervan moet de helft (1,6 Mton) binnen de provincie worden gerealiseerd. Het aandeel CO 2 bedraagt circa 70%. Hiermee is de zoekrichting voor het binnenlands beleidsgat voor de CO 2 emissie in Groningen bepaald: 1,1 Mton in Actuele ontwikkelingen laten zien dat de CO 2 emissie in de provincie Groningen veel sneller is gestegen dan gemiddeld in Nederland. Deze sterke stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de forse uitbreiding van de elektriciteitsproductie in de provincie. Omdat de Groningse situatie afwijkt van het landelijk gemiddelde is een nadere analyse nodig om een operationeel beleidsgat voor de provincie te formuleren. Getracht is om dit operationeel beleidsgat vast te stellen op basis van een scenariostudie. Daarbij is allereerst gekeken naar het beleidsgat voor CO 2 emissie als gevolg van de verbranding van fossiele 3

6 brandstoffen. Afhankelijk van de uitgangspunten ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen in de emissie van CO 2 bedraagt het binnenlandse beleidsgat 1,1 Mton tot 2,4 Mton CO 2 equivalenten. Als de emissie van niet-co 2 broeikasgassen wordt meegenomen in de analyse wordt het binnenlandse beleidsgat ten opzichte van de bovengrens van 2,4 Mton, een stuk kleiner: 1,8 Mton CO 2 equivalenten. Dit komt omdat de emissie van deze broeikasgassen in Groningen tot 2000 fors is gedaald. Ad 2: Welke CO 2 reductiemogelijkheden heeft de provincie Groningen? Indien volledig gebruik gemaakt wordt van het besparingspotentieel (circa 1,8 Mton) en het potentieel voor duurzame energie (0,7 Mton) (zoals vastgesteld in de potentieelstudie) dan is een totale CO 2 reductie van 2,5 Mton mogelijk. Het praktisch potentieel is vastgesteld aan de hand van economisch rendabele opties. De opties moeten echter tevens politiek haalbaar zijn en maatschappelijk acceptabel geacht worden. Dat betekent in de eerste plaats dat er draagvlak gecreëerd moet worden voor te nemen maatregelen. Overigens wijzen we er in lijn met de potentieelstudie op dat het praktisch potentieel voor een belangrijk deel niet op directe wijze door de provincie wordt gerealiseerd. De rol van de provincie is in belangrijke mate faciliterend. Ad 3: Is het potentieel voldoende groot? Het bepalen van een evenredige bijdrage aan het terugdringen van de CO 2 emissie als gevolg van fossiele brandstoffen, is sterk afhankelijk van de daarbij gehanteerde uitgangspunten. Het binnenlands beleidsgat voor Groningen wordt geraamd tussen de 1,1 Mton en 2,4 Mton CO 2 equivalenten. Wij bevelen aan om het operationele beleidsgat voor Groningen vast te stellen op 2,4 Mton CO 2 equivalenten voor Deze ruime taakstelling in overeenstemming met de ruimte voor de versnelde economische ontwikkeling die de provincie voorstaat. Conform de ambities van Groningen ten aanzien van de duurzame ontwikkeling van de provincie dient hier een ambitieuze taakstelling voor het energie en klimaatbeleid tegenover te staan. Deze taakstelling betekent dat maximaal moet worden ingezet op realisatie van het beschikbare potentieel zoals omschreven in de potentieelstudie. Om deze bijdrage op een goede wijze in te vullen bevelen wij aan om: Op korte termijn de Groningse menukaart klimaatbeleid uit te werken. Bij het invullen van de menukaarten rekening te houden met eisen die gesteld kunnen worden vanuit monitoringsopzicht (bijv. meetbaarheid van doelstellingen). Het gaat daarbij niet alleen om het meten van de effecten (CO 2 emissiereductie) maar ook om het beoordelen van het (beleids)proces. De reductiemogelijkheden van overige broeikasgassen nader in kaart te brengen. Gebleken is dat deze gassen een behoorlijke invloed kunnen hebben op het totale reductiepotentieel van Groningen voor alle broeikasgassen gezamenlijk. Mogelijkerwijs kan extra aandacht voor niet-co 2 broeikasgassen leiden tot een kosteneffectievere aanpak. 4

7 1 Inleiding 1.1 Achtergrond en doel In het Provinciaal Omgevingsplan Groningen wordt bij het onderwerp klimaat en energie aangegeven dat de provincie Groningen een evenredige bijdrage wil leveren aan de internationale afspraken over het terugdringen van de CO 2 emissie als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen. De provincie wil daarbij inzicht in de vraag wat een evenredige bijdrage feitelijk behelst in termen van CO 2 emissiereductie en wil dit inzicht ook zoveel mogelijk kwantificeren. Begin 2003 heeft de provincie Groningen een potentieelstudie voor energiebesparing en duurzame energie laten uitvoeren door KNN Milieu. In deze studie is berekend dat het praktisch energiebesparingspotentieel in 2010 in de provincie 24,2 PJ bedraagt en dat het potentieel voor duurzame energie in termen van vermeden fossiel brandstof gebruik 9,8 PJ bedraagt. In de potentieelstudie is niet ingegaan op de vraag welke consequenties het realiseren van het potentieel voor energiebesparing en duurzame energie heeft ten aanzien van de CO 2 emissies. De provincie Groningen acht het van belang dat er een koppeling wordt gelegd tussen de resultaten van de potentieelstudie en de provinciale taakstelling ten aanzien van CO 2 emissiereductie. Het doel van de voorliggende studie is daarom tweeledig: Het verschaffen van een actueel inzicht in de (afgeleide) Kyoto taakstelling voor de provincie Groningen Het leggen van een koppeling tussen deze taakstelling en de resultaten van de potentieelstudie 1.2 Kyoto In 1997 zijn in Kyoto internationale afspraken gemaakt over het reduceren van de emissies van broeikasgassen. De Europese Unie heeft zich in Kyoto gecommitteerd aan een reductie van 8% CO 2 equivalenten in de periode ten opzichte van de 1990 emissie. Deze reductie behelst 6 broeikasgassen waarvan CO 2 de belangrijkste is 1. De verdeling van de EUtaakstelling heeft voor Nederland geleid tot een reductiedoelstelling van 6% CO 2 equivalenten ten opzichte van Zeventig procent van die reductiedoelstelling moet gerealiseerd worden door middel van de reductie van CO 2 emissies. De overige 30% moet gerealiseerd worden door middel van reductie van de emissie van de overige 5 broeikasgassen. De CO 2 emissiereductie dient voornamelijk gerealiseerd te worden door energiebesparing en efficiëntieverbetering en door de inzet van duurzame 1 Het totale pakket van gassen waarover in Kyoto afspraken zijn gemaakt betreft CO 2, CH 4, N 2 O, HFK s, SF6 en PFK s. 5

8 Totale beleidsgat energiebronnen. Opslag van CO 2 wordt volgens de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (VROM, 1999) gezien als een reserve optie. In het Nederlandse beleid worden twee sporen onderscheiden om de reductiedoelstelling te bereiken: Binnenlandse maatregelen Maatregelen in het buitenland met behulp van zogenaamde flexibele instrumenten. De helft van de in totaal te realiseren emissiereductie in 2010 mag plaatsvinden in het buitenland (VROM, 1999). In figuur 1.1 zijn de binnenlandse en buitenlandse emissiedoelen schematisch weergegeven. De uiteindelijke reductietaakstelling voor de CO 2 emissie taakstelling is afhankelijk van de autonome groei van de CO 2 emissies. Autonome groei is de groei zonder beleidsmaatregelen gericht op het verminderen van de CO 2 emissie. Deze definiëring van de CO 2 taakstelling betekent dat de binnenlandse CO 2 emissies mogen toenemen ten opzichte van 1990 (Benner et al., 2000). Binnenlandse emissiereductie Buitenlandse emissiereductie Kyoto doelstelling Figuur 1.1 De CO 2 emissietaakstelling van Nederland Van provincies wordt in het landelijke klimaatbeleid vooral een bijdrage verwacht aan het bereiken van de binnenlandse reductiedoelstellingen. Dat neemt niet weg dat provincies ook via buitenlandse projecten en activiteiten een bijdrage kunnen leveren aan CO 2 reductie. Het buitenlandse CO 2 reductiepotentieel is sterk afhankelijk van het ambitieniveau van de provincie en kan oplopen tot meer dan 10% van het binnenlandse (provinciale) reductiepotentieel volgens de provinciale menukaart klimaatbeleid. Buitenlandse projecten zijn echter niet subsidiabel vanuit het BANS klimaatconvenant. Deze projecten vormen dan ook een vrijwillig onderdeel van de menukaart. 6

9 1.3 Aanpak en afbakening van de studie Ter oriëntatie leiden we allereerst de algemene taakstelling af voor CO 2 emissiereductie in Groningen aan de hand van de door het ministerie van VROM gehanteerde Kyoto taakstelling voor Nederland. Vervolgens formuleren we, mede aan de hand van een scenario studie, een operationele doelstelling die past binnen de kaders van het POP. Hoewel het POP alleen ingaat op CO 2 emissies als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen, nemen we daarbij ook niet-co 2 broeikasgassen in beschouwing om een volledig beeld te krijgen van wat de Kyoto taakstelling betekent voor de provincie Groningen. Vervolgens vertalen we de gegevens uit de potentieelstudie voor energiebesparing en duurzame energie naar CO 2 emissiegegevens. Hierdoor ontstaat een beeld van de effecten van de praktische potentiëlen zoals omschreven in de potentieelstudie op de CO 2 emissie. Deze vertaling vindt plaats aan de hand van gegevens met betrekking tot de brandstofmix van de provincie Groningen en aan de hand van gegevens met betrekking tot de CO 2 intensiteit (ton CO 2 / ). Ten slotte leggen we een koppeling tussen de resultaten van de potentieelstudie in CO 2 termen en de Kyoto taakstelling van de provincie Groningen. 1.4 Opzet van de rapportage In hoofdstuk 2 wordt de actuele taakstelling beschreven en wordt een operationele taakstelling geformuleerd volgens het evenredigheidsbeginsel uit het POP. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de consequenties van het realiseren van het potentieel voor energiebesparing en duurzame energie voor de CO 2 emissies in de provincie Groningen. Ten slotte worden in hoofdstuk 4 de conclusies beschreven en beleidsaanbevelingen gedaan. 7

10 8

11 2 De evenredige bijdrage van Groningen 2.1 Inleiding Een centrale vraag in het klimaatbeleid van de provincie Groningen is, op welke wijze zij een evenredige bijdrage kan leveren aan het realiseren van de Kyoto doelstelling voor zover het CO 2 emissies betreft van de verbranding van fossiele brandstoffen. In de eerste plaats is het daarbij van belang de nationale Kyoto doelstelling te vertalen naar de provincie Groningen. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor die we in dit hoofdstuk schetsen. Met name van belang daarbij is welke uitgangspunten gehanteerd worden voor het bepalen van een evenredige bijdrage. We schetsen de Groningse bijdrage allereerst op hoofdlijnen aan de hand van het door VROM geformuleerde beleidsgat. Vervolgens voeren we een diepte-analyse uit om een operationele doelstelling te kunnen formuleren. Daarbij gaan we eerst in op de actuele ontwikkeling van de CO 2 emissies in Groningen. Tevens beschrijven we daarbij de ontwikkeling van de emissie van de niet-co 2 broeikasgassen. Op basis van deze analyse formuleren we een aantal uitgangspunten voor een scenariostudie aan de hand waarvan we een operationele doelstelling formuleren. Ten slotte beschrijven we de invloed van de niet-co 2 broeikasgassen op het Groningse beleidsgat. 2.2 Het Kyoto doel en het binnenlands beleidsgat op hoofdlijnen bepaald Om een eerste indruk te krijgen van een evenredige bijdrage van Groningen aan de realisatie van de nationale taakstelling presenteren we in deze paragraaf een rechtstreekse vertaling van de nationale taakstelling naar een Groningse taakstelling. We bepalen daarbij allereerst het afgeleide Kyoto doel en beschrijven vervolgens het Groningse beleidsgat in termen van CO 2 emissie Het Kyoto doel De Kyoto doelstelling voor Nederland betekent een reductie van broeikasgassen van 6% ten opzichte van De emissie van broeikasgassen in Groningen bedroeg CO 2 -equivalenten in 1990 (datawarehouse, 2003). Wanneer de provincie een evenredige bijdrage wil leveren aan de reductie van broeikasgassen dan dient de emissie ervan in 2010 te zijn verminderd tot kton Het beleidsgat Het ministerie van VROM heeft in het klimaatbeleid vastgesteld dat de Nederlandse taakstelling voor de reductie van broeikasgassen 50 Mton CO 2 - equivalenten 2 bedraagt. Bij het bepalen van deze taakstelling is gebruik gemaakt van de omgevingscenario s van het CPB (zie paragraaf 2.4.1). Voor het vaststellen van de taakstelling van 50 Mton is het GC scenario gebruikt. 2 Daarbij zijn dus ook de niet-co 2 broeikasgassen meegenomen. 9

12 De totale emissie van broeikasgassen in Nederland bedroeg 225 Mton CO 2 - equivalenten in het jaar 2000 (RIVM MNP, 2002). De Groningse emissie bedroeg in dat jaar 14,4 Mton CO 2 -equivalenten, een aandeel van 6,4% in de totale emissie van broeikasgassen in Nederland. Op basis van deze gegevens zou een evenredige bijdrage van Groningen voor het reduceren van de emissie van broeikasgassen neerkomen op een reductietaakstelling van 3,2 Mton CO 2 -equivalenten (6,4% van 50 Mton). Zoals eerder al gesteld, heeft het ministerie van VROM bepaald dat de helft van het beleidsgat in het buitenland mag worden gerealiseerd. Dat betekent voor Groningen dat het binnenlandse beleidsgat in totaal 1,6 Mton CO 2 - equivalenten bedraagt. Het POP refereert alleen aan CO 2 emissie ten gevolge van de verbranding van fossiele brandstoffen. Het maatregelenpakket van het ministerie van VROM beoogt dat de binnenlandse taakstelling van 25 Mton voor 70% wordt gerealiseerd door reductie van CO 2 emissie en voor 30% door overige broeikasgassen. Vertalen we dit naar Groningen dan bedraagt het binnenlands beleidsgat voor de CO 2 emissie in Groningen 1,1 Mton (70% van 1,6 Mton). Samenvattende conclusies paragraaf 2.2: De zoekrichting: Op basis van het aandeel van Groningen in de totale emissie van broeikasgassen in Nederland betekent een evenredig aandeel een bijdrage van 3,2 Mton CO 2 -equivalenten. Hiervan moet de helft (1,6 Mton) binnen de provincie worden gerealiseerd. Het aandeel CO 2 bedraagt circa 70%. Hiermee wordt de zoekrichting voor het het binnenlands beleidsgat voor de CO 2 emissie in Groningen 1,1 Mton. 2.3 Actuele ontwikkelingen in de broeikasgasemissies in Groningen Hoe verhoudt de actuele ontwikkeling van de emissie van broeikasgassen zich tot de afgeleide Kyoto taakstelling? Dat is de vraag die in deze paragraaf centraal staat. Daarbij gaan we allereerst in op de ontwikkeling van de CO 2 emissie. Daarna laten we zien wat de ontwikkeling is van de emissie van niet-co 2 broeikasgassen Ontwikkeling van de CO 2 emissie in Groningen Aan de hand van gegevens van het Datawarehouse Emissieregistratie 3 (2003) schetsen we de ontwikkeling van de CO 2 emissies in de provincie Groningen 3 In het Datawarehouse Emissieregistratie kunnen de officiële landelijke emissiegegevens van Nederland bekeken en geanalyseerd worden. De gegevens zijn gebaseerd op de jaarlijkse emissieregistratie. Het datawarehouse is te vinden op 10

13 van De emissieregistratie bevat ruimtelijk gelokaliseerde emissiegegevens van circa 800 stoffen en stofgroepen, waaronder CO 2. Ruimtelijk gelokaliseerd wil zeggen dat de emissies worden toegewezen aan de regio waar ze daadwerkelijk plaatsvinden. Bij elektriciteitsproductie bijvoorbeeld wordt niet gekeken naar het eindgebruik maar naar de productie. De CO 2 emissies van de elektriciteitscentrales worden dus toegerekend aan de provincie waar de betreffende centrale gelokaliseerd is. In figuur 2.1 is de ontwikkeling van de CO 2 emissie in de provincie Groningen weergegeven. Volgens de emissieregistratie is de CO 2 emissie gedaald in de periode van kton naar kton, wat grotendeels wordt veroorzaakt door de sluiting van de Hunze centrale. Vervolgens stijgt de emissie sterk naar een niveau van kton per jaar. De totale stijging van CO 2 emissies in Groningen over de periode bedraagt 50%. De totale stijging van CO 2 emissies in Nederland daarentegen bedraagt ongeveer 11% (van kton in 1990 naar kton in 2000). Het aandeel van Groningen in de landelijke CO 2 emissies is dus sterk toegenomen van 4,6% tot 6,3%, terwijl de economische groei in Groningen ongeveer de landelijke trend volgt. Deze forse groei van de CO 2 emissies wordt verklaard door de uitbreiding van de Eemscentrale in 1996 en de ingebruikname van Delesto II in De uitbreiding van de Eemscentrale is verantwoordelijk voor een extra emissie 4 van ongeveer kton CO 2. De uitbreiding van Delesto heeft geleid tot een stijging van ongeveer 1000 kton CO 2 (Milieujaarverslag Chemiepark Delfzijl). Zonder de uitbreiding van de Eemscentrale en Delesto zou de Groningse CO 2 emissie in 2000 gedaald zijn met 3,6% (tot kton) ten opzichte van CO2 emissie (kton/jaar) Figuur 2.1 Ontwikkeling CO 2 emissies van 1990 t/m 2000 in kton/jaar in de provincie Groningen ( Datawarehouse Emissiegegevens, 2003) 4 Schatting aan de hand van het milieujaarverslag van Electrabel. In 2000 bedroeg de CO 2 emissie van de Eemscentrale kton. Op basis van het nieuw geïnstalleerd vermogen ten opzichte van het bestaande vermogen in 1995, kunnen we 70% daarvan toerekenen aan de uitbreiding van de centrale. 11

14 2.3.2 Ontwikkeling emissie niet-co 2 broeikasgassen In figuur 2.2 is de ontwikkeling van de emissie van de niet-co 2 broeikasgassen weergegeven. In de periode stijgt de emissie licht om vervolgens sterk te dalen. De daling wordt veroorzaakt door grootschalige maatregelen bij Aldel, waardoor de emissie van PFK s in de provincie sterk is verminderd. In totaal is de emissie verminderd van kton naar kton CO 2 equivalenten, een daling van 26% emissie niet-co2 broeikasgassen (kton CO2-eq/jaar) Figuur 2.2 Ontwikkeling emissie van niet-co 2 broeikasgassen van 1990 t/m 2000 in kton CO 2 -eq./jaar in de provincie Groningen (bron: Spakman, 2003) Actuele ontwikkelingen en het Kyoto doel In totaal is de emissie van broeikasgassen in de periode gestegen van kton tot kton CO 2 -equivalenten, een stijging van ruim 14%. Dit ondanks het feit dat de emissie van niet-co 2 broeikasgassen sterk is gedaald. Het verschil tussen de emissie van broeikasgassen in 2000 en het afgeleide Kyotodoel bedraagt kton CO 2 equivalenten. Dit verschil is al groter dan de eerste raming van kton van het beleidsgat voor 2010 (zie conclusies paragraaf 2.2) Met andere woorden, het beleidsgat zoals dat voor 2010 geprognosticeerd is, is in 2000 reeds ruimschoots gerealiseerd door een forse stijging van de emissie. In figuur 2.3 is dit schematisch weergegeven. De rode lijn geeft de actuele emissie tot 2000 weer. We veronderstellen dat na 2000 de ontwikkeling van broeikasgassen in de provincie Groningen gelijke tred houden met landelijke ontwikkelingen. 12

15 Actuele emissie 2000 Extra beleidsgat Geprognotiseerd beleidsgat Kyoto doelstelling Figuur 2.3 Extra beleidsgat door sterke groei van CO 2 emissie in Groningen De stijging van de emissie van broeikasgassen komt bijna geheel voor rekening van de uitbreiding van de elektriciteitsproductie in Groningen. Dat de emissie van de uitbreiding van de Eemscentrale en Delesto volgens de emissieregistratie voor rekening komt van Groningen komt door het feit dat in de systematiek van het datawarehouse emissieregistratie niet het eindgebruik van elektriciteit (bijv. bij de industrie en bij huishoudens) wordt meegenomen maar de productie ervan. Het is zeer de vraag of een dergelijk uitgangspunt in het licht van de evenredige bijdrage die de provincie wil leveren, stand kan houden. De stijging leidt feitelijk tot een onevenredig groot beleidsgat zoals in figuur 2.3 weergegeven. In het navolgende schetsen we daarom een operationeel beleidsgat voor de provincie Groningen, waarin rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel uit het POP. Samenvattende conclusies paragraaf 2.3 Actuele ontwikkelingen en het beleidsgat De ontwikkeling in de CO 2 emissie in Groningen sinds 1990 is sterk beïnvloed door veranderingen in de elektriciteitproductiesector. Met name de uitbreidingen van de Eemscentrale en Delesto hebben geleid tot een onevenredig sterke groei van de CO 2 emissie in Groningen ten opzichte van landelijke ontwikkelingen. De uitstoot van overige broeikasgassen is daarentegen sterk gedaald. Daarbij plaatsen we de kanttekening dat ongenuanceerd gebruik van deze gegevens kan leiden tot een onevenredig groot beleidsgat voor Groningen in vergelijking met de landelijke taakstelling. 13

16 2.4 Naar een operationeel beleidsgat voor Groningen Op basis van het evenredigheidsbeginsel van het POP zou feitelijk slechts een deel van de CO 2 emissie van de uitbreiding van de Eemscentrale en Delesto moeten worden toegerekend aan de provincie Groningen. Enerzijds omdat een belangrijk deel van de geproduceerde elektriciteit buiten de provincie wordt verbruikt (het elektriciteitsverbruik in de provincie Groningen bedroeg in 1996 ongeveer 16 PJ (Benner et al., 2000), terwijl alleen al de productie van de Eemscentrale jaarlijks ongeveer 40 PJ elektrische energie bedraagt (Electrabel Nederland, 2003)). Anderzijds omdat de provincie Groningen met beide centrales beschikt over zeer efficiënte productie-eenheden waar relatief weinig emissiereductie valt te realiseren. Bij de vaststelling van het operationeel beleidsgat gaan we daarom uit van de vraag naar elektriciteit en niet van de productie ervan 5. We geven nog een argument waarom we uitgaan van de elektriciteitsvraag bij het bepalen van het beleidsgat. Het hanteren van ruimtelijk gelokaliseerde emissiegegevens kan gemakkelijk leiden tot ongelijkheid bij het bepalen van de provinciale taakstellingen binnen de nationale taakstelling. Zo draagt het vervangen van een kolencentrale in provincie A door een gasgestookte centrale in provincie B bij aan het verlagen van de landelijke CO 2 emissie. In dit voorbeeld heeft provincie A in één klap waarschijnlijk haar evenredige bijdrage geleverd terwijl voor provincie B het beleidsgat onevenredig groot is geworden. Dit voorbeeld laat tevens zien dat voorzichtigheid is geboden bij het direct vertalen van de nationale taakstelling naar provinciale doelstellingen zoals in paragraaf 2.2. is gebeurd. Bij een dergelijke schatting kunnen hooguit de contouren van de provinciale bijdrage worden geschetst. Het operationeel beleidsgat bepalen we aan de hand van een scenario studie. Hierbij zijn 2 zaken van belang: enerzijds het vaststellen van het Groninger Kyoto doel (volgens Het Kyoto doel op hoofdlijnen kton in 2010) en anderzijds het inschatten van de ontwikkeling van de emissie van CO 2 en de overige broeikasgassen. We berekenen de ontwikkeling van de CO 2 emissie van de provincie Groningen in de periode volgens het base case scenario. Dit scenario schetst de ontwikkeling van de emissie zonder (reeds ingezet) klimaatbeleid, een aanpak die ook in de potentieelstudie is gevolgd. De CO 2 emissie in 2010 volgens het base case scenario vergelijken we vervolgens met de voor Groningen afgeleide binnenlandse reductiedoelstelling om het beleidsgat te bepalen. 5 Beargumenteerd kan worden dat deze (vraaggerichte) aanpak ook voor andere industriële sectoren van toepassing is. We hanteren de methodiek echter alleen voor de elektriciteitssector omdat (anders dan in andere sectoren) in het klimaatbeleid zowel reductiemogelijkheden zijn geformuleerd voor de productie als voor de vraag naar elektriciteit. 14

17 In de scenariostudie gaan we allereerst in op het operationeel beleidsgat voor de emissie van CO 2 ten gevolge van de verbranding van fossiele brandstoffen. Daarna bepalen we het operationeel beleidsgat inclusief niet- CO 2 broeikasgassen Uitgangspunten voor het operationeel beleidsgat Het CPB heeft drie omgevingsscenario's beschreven voor Nederland voor de tijdsspanne van 1995 tot 2020 (CPB, 1997): Het Divided Europe (DE) scenario is gebaseerd op de veronderstelling dat Europa geen economische eenheid vormt. De economische groei is daardoor het laagst in dit scenario. In het European Coordination (EC) scenario wordt er vanuit gegaan dat Europa wel een economische eenheid vormt. In economisch opzicht vormt dit het midden scenario. In het Global Competition (GC) scenario staat de vrije markt centraal. De economische groei is het grootst in dit scenario. De drie CPB scenario s vormen de basis voor de berekening van het base case scenario. In dit (fictieve) scenario veronderstellen we dat (door afwezigheid van klimaatbeleid) de groei van het energiegebruik en de CO 2 emissie overeenkomt met de economische groei. In tabel 2.1 is de groei van het bruto binnenlands product (bbp) volgens de drie scenario s weergegeven. Tabel 2.1 Jaarlijkse verandering in BBP DE EC GC BBP (%/jr) 1,5 2,7 3,3 Bron: CPB, 1997 Zoals reeds aangegeven gaan we bij het bepalen van het operationele beleidsgat uit van de elektriciteitsvraag in plaats van de elektriciteit productie. Hiertoe verlagen we de CO 2 emissiegegevens van de jaren 1990 en 1995 eerst met de aan de elektriciteitproductie gerelateerde CO 2 gegevens 7. Vervolgens tellen we de CO 2 emissie gekoppeld aan de 6 Het referentiejaar voor de Kyoto taakstelling is De CO 2 emissiegegevens uit dat jaar volgens het datawarehouse emissieregistratie vormen daarom het uitgangspunt voor de Kyoto taakstelling. Het startjaar van het base case scenario is De CO 2 emissiegegevens uit dat jaar volgens het datawarehouse emissieregistratie vormen daarom het uitgangspunt voor dit scenario. 7 Zowel de uitbreiding van de Eemscentrale als Delesto II waren in de periode nog niet in gebruik. De voor 1990 geregistreerde CO 2 emissies zijn daarom verminderd met de emissie ten gevolge van de totale productie van elektriciteit door de Hunzecentrale en de Eemscentrale, unit 1 en 2, en met de helft van de emissie van Delesto I. Bij Delesto nemen we de helft omdat deze centrale niet alleen elektriciteit produceert maar ook stoom. Voor 1995 verminderen we de geregistreerde CO 2 emissies met de emissie van de Eemscentrale en met de helft van de emissie van Delesto I. 15

18 elektriciteitvraag er weer bij op. In tabel 2.2 is weergegeven met welke hoeveelheden de geregistreerde emissies in 1990 en 1995 worden verminderd. Tabel 2.2 Correcties ten gevolge van de emissie van de Eemscentrale en Delesto I (Bron: datawarehouse emissieregistratie, 2003) Correctie voor productie 8 (kton) Vervolgens hogen we de emissie op met CO 2 emissie die we kunnen toerekenen aan het elektriciteitsverbruik in de provincie Groningen. Daarbij gaan we uit van de gemiddelde CO 2 emissiefactor van het Nederlandse elektriciteitspark. Deze bedraagt 156 kton/pj e (Protocol monitoring duurzame energie). Het elektriciteitsgebruik in de provincie bedroeg in 1990 naar schatting 13,3 PJ en in 1995 naar schatting 15,5 PJ 9. In tabel 2.3 zijn de bijbehorende CO 2 emissiegegevens weergegeven. Tabel 2.3 Correcties ten gevolge van het elektriciteitsverbruik in Groningen Elektriciteitsverbruik (PJ) 13,3 15,5 CO 2 emissie (kton) Samenvattend leidt dit voor 1990 en 1995 tot de volgende correctie: Tabel 2.4 Correctie van de uitgangspunten voor 1990 en CO 2 emissie voor correctie kton kton Af: productie elektriciteit kton kton Bij: elektriciteitsvraag kton kton Gecorrigeerde CO 2 emissie kton kton Resultaten scenariostudie voor CO 2 emissie Nu de startwaarden zijn bepaald kijken we naar de mogelijke ontwikkeling van de CO 2 emissies tot Het DE en GC scenario van het CPB zijn te beschouwen als de minimum en maximum variant en bepalen daarmee de bandbreedte voor de CO 2 emissie in Deze bandbreedte is in figuur 2.4 weergegeven. De groei van de CO 2 emissies in de periode varieert tussen 37% in het DE scenario en 78% in het GC scenario. Het ministerie van VROM heeft er bij de vaststelling van het klimaatbeleid en het bepalen van het beleidsgat voor gekozen om het GC scenario als 8 In verband met de voorwaarden van het datawarehouse emissieregistratie vermelden we hier niet de afzonderlijke waarden voor de Eemscentrale en Delesto. 9 Deze gegevens hebben we geëxtrapoleerd vanuit Het elektriciteitsverbruik bedroeg volgens Benner et al. (2000) 16 PJ. Uit statline hebben we groeigegevens afgeleid voor de periode De groei bedroeg in deze periode jaarlijks 3,4%. We hebben aangenomen dat een dergelijke groei ook in de periode heeft plaatsgevonden. 16

19 uitgangspunt te nemen (VROM 1999). In de verdere uitwerking van het beleidsgat hebben we echter gekozen voor het EC scenario als meer neutrale middenvariant. Daarmee onthouden we ons van een beoordeling van de verwachte toekomstige economische ontwikkeling. Dit scenario is in figuur 2.5 weergegeven. Omdat we in dit referentiescenario veronderstellen dat er geen klimaatbeleid wordt gevoerd komt de groei van de CO 2 emissie overeen met de economische groei (2,7%/jaar). De CO 2 emissies stijgen in dit scenario ten opzichte van 1990 met 63% tot kton in CO2 emissie (kton/jr) Figuur 2.4 Groningen DE scenario Groningen GC scenario jaar Bandbreedte voor de CO 2 emissie ontwikkeling in de provincie Groningen Uit het Kyoto protocol vloeit voort dat Nederland de CO 2 emissies dient te verminderen met 6% ten opzichte van Omgerekend betekent dit, dat de Groningse emissie in 2010 niet meer mag bedragen dan kton. Het totale beleidsgat bedraagt dan kton. Conform beleidsafspraken dient 50% daarvan in het binnenland (in deze studie gedefinieerd als binnen de provinciegrenzen) gerealiseerd te worden. Het Binnenlands beleidsgat voor de provincie Groningen bedraagt onder deze veronderstelling kton. Het binnenlandse Kyoto doel voor de provincie Groningen is in figuur 2.5 weergegeven. De provincie mag daarnaast op vrijwillige basis een bijdrage leveren aan de buitenlandse reductie doelstelling. Deze bijdrage is hier verder niet gespecificeerd omdat dienaangaande geen beleidsmatige uitgangspunten zijn geformuleerd door de provincie. 17

20 CO2 emissie (kton/jr) Figuur 2.5 CO 2 emissie ontwikkeling in de provincie Groningen volgens het EC scenario en de binnenlandse Kyoto doelstelling vertaald voor Groningen De ontwikkeling van niet-co 2 broeikasgassen In tabel 2.5 is de gemeten emissie van niet-co 2 broeikasgassen weergegeven voor 1995 en 2000 en een schatting van de emissie voor Tabel 2.5 Emissie van niet-co 2 broeikasgassen in 1995 en 2000 en een schatting voor 2010 Gas (kton CO 2 -eq.) 2000 (kton CO 2 -eq.) 2010 (kton CO 2 -eq.) CH N 2 O HFK s PFK s SF Totaal Bron: Spakman, 2003 jaar Groningen EC scenario Binnenlandse Kyoto doelstelling Groningen Kyoto doelstelling vertaald voor Groningen In figuur 2.6 is het EC scenario weergegeven inclusief niet-co 2 broeikasgassen. Wanneer we de gegevens uit tabel 2.5 verwerken in de scenariostudie dan blijkt dat de groei van de emissie tot 2010 van het EC scenario vermindert tot 27% in vergelijking met het scenario zonder de niet- CO 2 broeikasgassen. 10 Anders dan voor CO 2 is voor de niet-co 2 broeikasgassen 1995 het referentiejaar. 18

21 15000 CO2 emissie (kton/jr) Figuur jaar Groningen EC scenario Binnenlandse Kyoto doelstelling Groningen Kyoto doelstelling vertaald voor Groningen Het EC scenario inclusief niet-co 2 broeikasgassen. Doordat in de periode een forse reductie van met name PFK s is gerealiseerd, is het beleidsgat kleiner geworden. De emissie van broeikasgassen bedraagt kton CO 2 -equivalenten in Het Kyotodoel inclusief niet-co 2 broeikasgassen bedraagt kton. Het totale beleidsgat bedraagt kton CO 2 -equivalenten. Het binnenlandse beleidsgat bedraagt dan nog kton, 550 kton lager dan het beleidsgat op basis van CO 2 emissie alleen. Samenvattende conclusies paragraaf 2.4 Een scenariostudie voor het bepalen van het beleidsgat Op basis van de uitgangspunten zoals gehanteerd in de CO 2 scenariostudie is het totale beleidsgat voor Groningen berekend op kton CO 2. Het binnenlandse beleidsgat voor Groningen bedraagt de helft hiervan: kton CO 2. De emissie van niet- CO 2 broeikasgassen is tot 2000 fors gedaald. Hierdoor wordt het totale beleidsgat kleiner (3.678 kton CO 2 -eq.). Het binnenlandse beleidsgat bedraagt dan nog kton CO 2 -eq. 2.5 Raming van het operationeel beleidsgat In de tabel 2.6 zijn de resultaten van de scenario studie samengevat weergegeven. Twee conclusies kunnen worden getrokken: 1. In Groningen is het beleidsgat gebaseerd op het totale pakket aan broeikasgassen lager dan wanneer alleen CO 2 emissies in de berekening worden betrokken. 2. De CO 2 -scenarioresultaten leiden tot een aanzienlijk groter beleidsgat dan de eerste schatting gepresenteerd in paragraaf

22 Tabel 2.6 Samenvatting van de scenario resultaten. emissie in 2010 (kton CO 2 -eq.) Totale beleidsgat (kton CO 2 -eq.) Binnenlands beleidsgat (kton CO 2 -eq.) CO 2 emissie Alle broeikasgassen Ad 1: In Groningen is in de periode succesvol gewerkt aan de reductie van niet-co 2 broeikasgassen, met name PFK s. Dit hangt samen met de in Groningen aanwezige industrietakken. Als gevolg van dit succes is het beleidsgat verkleind. Ad 2: Daar waar we in paragraaf 2.2 een eerste inschatting van het Groningse beleidsgat maakten van ongeveer 1,6 Mton CO 2 -eq., waarvan 1,1 Mton CO 2, op basis van een evenredige bijdrage aan de nationale taakstelling, resulteert de scenariostudie voor CO 2- emissies in een binnenlands beleidsgat voor Groningen van circa 2,4 Mton CO 2. Een belangrijke verklaring is gelegen in de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de resultaten. Bij het bepalen van de Nederlandse taakstelling van 50 Mton CO 2 -eq is verondersteld dat ontkoppeling plaatsvindt tussen de groei van het energiegebruik en economische groei. De efficiency waarmee energie wordt gebruikt neemt toe als gevolg van energiebesparing en veranderingen in de economische structuur (in de richting van een energie-extensieve kenniseconomie.) Als gevolg hiervan groeit in het EC scenario het energiegebruik niet meer even snel als de economische ontwikkeling (2,7% per jaar in variant A in tabel 2.7), maar met 1,5% per jaar (variant B) als energiebesparingeffecten worden meegenomen en met slechts 1% per jaar (variant C) als ook nog eens de structuureffecten worden meegenomen. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor de verwachte groei van de CO 2 emissies en dus voor de omvang van het beleidsgat: Tabel 2.7 De effecten van verschillende groeiprognoses op het beleidsgat Groei energiegebruik (% per jaar) Emissie in 2010 (kton CO 2 ) Beleidsgat (kton CO 2 ) w.v. binnenlands (kton CO 2 ) Variant A 2, Variant B 1, Variant C Tabel 2.6 laat zien dat indien verbetering van de energie efficiency wordt meegenomen bij het inschatten van de ontwikkelingen in de CO 2 emissie het binnenlands beleidsgat voor Groningen ook uitkomt op 1,1 Mton CO 2. Om deze studie te laten aansluiten bij de potentieelstudie is gekozen voor de variant waarbij geen ontkoppeling plaatsvindt tussen de groei van het energiegebruik en economische groei. De belangrijkste reden hiervoor is dat de maatregelen om die ontkoppelingen tot stand te brengen deel uitmaken van de potentiëlen zoals gepresenteerd in de potentieelstudie. Hierbij moet 20

23 wel worden vermeld dat slechts een deel van de energiebesparing mede het gevolg is van beleidsmaatregelen. Een ander deel is autonoom en wordt verondersteld als vanzelf plaats te vinden door bijvoorbeeld technologische ontwikkeling. Samenvattende conclusies paragraaf 2.5 Kunnen we een operationeel beleidsgat definiëren? Op basis van de vergelijking tussen verschillende scenario s concluderen we dat het ramen van het Groningse beleidsgat met veel onzekerheden is omgeven en sterk wordt bepaald door de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de verschillende scenario s. Het vaststellen van een operationeel beleidsgat voor Groningen teneinde conform de POP doelstelling een evenredige bijdrage van Groningen aan de vermindering van de CO 2 emissie te kunnen vaststellen biedt daarom slechts beperkt richting aan de vraag op welke wijze die evenredigheid meer concreet kan worden gemaakt. We kijken daarom in het volgende hoofdstuk naar de effecten, in termen van CO 2 emissiereductie, van de in de potentieelstudie opgenomen potentiëlen. 21

24 22

25 3 Reductiemogelijkheden voor CO 2 emissies 3.1 Inleiding In de potentieelstudie zijn de mogelijkheden voor reductie van gebruik van fossiele energiebronnen beschreven onderverdeeld naar energiebesparing en duurzame energie. Dit hoofdstuk beschrijft de effecten die het realiseren van deze mogelijkheden hebben op de CO 2 emissie. In paragraaf 3.2 worden de effecten van energiebesparing beschreven en in 3.3 de effecten van realisatie van duurzame energiebronnen. 3.2 Energiebesparing Door het verlagen van het energiegebruik wordt tevens een reductie van de CO 2 emissie gerealiseerd. De CO 2 reductiemogelijkheden worden aan de hand van de volgende indeling beschreven: Industrie Land- en tuinbouw Verkeer & vervoer Huishoudens Handel, diensten en overheid (HDO) Bij de berekening van de potentiële CO 2 emissie reducties is uitgegaan van het praktisch besparingspotentieel. Dit houdt in dat alleen de kosteneffectieve maatregelen worden doorgevoerd. Dit zijn de maatregelen waarvoor geldt dat de uitgespaarde energiekosten minimaal gelijk zijn aan het totaal van de investeringskosten, operationele & onderhoudskosten, rente en afschrijving. Omdat vooral voor ondernemers terugverdientijden langer dan 5 of zelfs 3 jaar te lang zijn, moet het praktisch potentieel gezien worden als de absolute bovengrens van wat praktisch uitvoerbaar is. Voor de berekening van de effecten op de CO 2 emissie is gebruik gemaakt van twee verschillende methodieken. Bij de eerste methodiek worden aan de hand van de CO 2 intensiteit per geproduceerde euro in een bepaalde sector de CO 2 reductiemogelijkheden berekend. Bij de tweede methodiek wordt de brandstofmix van een sector als uitgangspunt genomen voor de bepaling van de CO 2 emissie. Deze methodieken worden hieronder kort toegelicht Methodiek 1: Berekening aan de hand van CO 2 intensiteit per Aan de hand van sectorale productiewaarden 11 (kolom A, tabel 3.1) en de directe CO 2 -intensiteiten (kolom B) (Kok et al., 2001) wordt een raming gemaakt van de CO 2 emissie in 1995 (kolom C). De directe CO 2 -intensiteit (kg CO 2 / ) van een sector is de hoeveelheid kooldioxide die vrij komt bij het produceren van een output ter waarde van 1,-. Vervolgens kan de CO 2 emissie in 2010 (kolom E) worden bepaald door de CO 2 emissie van 1995 te 11 CBS Statline (2003): 23

26 extrapoleren volgens de ontwikkeling van de bruto productie tussen 1996 en 2010 (kolom D) (CPB, 1996). Bij de volume ontwikkeling (kolom D) gaan we uit van groeigegevens van het EC scenario om aan te sluiten bij de scenarioberekeningen uit hoofdstuk 2. Met gegevens uit ICARUS (Alsema, 2001) kan dan per sector het praktisch besparingspotentieel voor CO 2 emissie worden bepaald (kolom F) 12. In ICARUS zijn namelijk per sector de besparingspercentages opgenomen. In tabel 3.1 wordt de sector land- en tuinbouw als voorbeeld beschreven. Tabel 3.1 Berekening praktisch besparingspotentieel Land- en tuinbouw A B C D E F G H Sector Productiewaarde 1995 (mln. ) CO2- intensiteit (kg/ ) Raming CO2 emissie Groningen 1995 (kton) Volume ontwikkeling (%) CO2 emissie Groningen 2010 (kton) Praktisch besparingspotentieel (%) CO2 emissie Groningen 2010 met besparing (kton) Praktisch besparingspotentieel (kton) Land en tuinbouw 612 0, , Voor de sector huishoudens is deze methodiek niet geheel toepasbaar. Voor deze sector zijn namelijk geen productiewaarden aan te geven. De berekening van kolom C hebben we daarom gedaan op basis van het gas en elektriciteitsgebruik van huishoudens. Het gas- en elektriciteitsgebruik in 1995 is van deze sector bekend, evenals de CO 2 emissie bij verbranding van een m 3 gas en de productie van een kwh elektriciteit (zie tabel 3.2). Op basis hiervan is de CO 2 emissie in 1995 berekend. De methodiek zoals in tabel 3.1 is beschreven kan dan vanaf kolom C weer worden toegepast. Tabel 3.2 Energiegebruik per jaar per huishouden in 1995 Gasverbruik 1762 m 3 Elektriciteitverbruik 3045 kwh CO 2 per kwh (totale elektriciteitspark) 562 gr/kwh CO 2 per GJ aardgas (verbranding) 56,1 kg/gj Bron: CBS Statline, 2003; Van Engelen, 2001 De praktische besparingspotentiëlen in 2010 worden in tabel 3.3 weergegeven. Tabel 3.3 Praktisch besparingspotentieel in 2010 naar CO 2 intensiteit CO 2 (kton) Industrie 804 Land- en tuinbouw 25 Verkeer & vervoer 120 Huishoudens 409 HDO 417 Totaal We merken daarbij op dat het ICARUS model de besparingspotentiëlen berekend onder de condities van het GC scenario van het CPB. Daardoor zijn de percentages waarschijnlijk iets hoger dan ze onder de condities van het EC scenario zouden zijn geweest. 24

27 3.2.2 Methodiek 2: Berekening aan de hand van de brandstofmix De effecten van de maatregelen binnen de verschillende sectoren op de CO 2 emissie kunnen ook worden berekend aan de hand van het in de potentieelstudie berekende energiegebruik en de gemiddelde brandstofmix (samenstelling van de hoeveelheden en typen energiedragers) die binnen deze sectoren wordt gebruikt. Voor elke brandstofmix kan de CO 2 emissie per verbruikte PJ worden berekend. Hieronder wordt in 3 stappen toegelicht op welke wijze het praktisch CO 2 besparingspotentieel tot stand is gekomen. Stap1: Zoals beargumenteerd in wordt in deze studie niet het GC maar het EC scenario gehanteerd. In aansluiting hierop zijn de besparingspotentiëlen voor het jaar 2010 herberekend onder het EC scenario (kolom A, tabel 3.4) 13. Stap 2: Op basis van gegevens over de brandstofmix van de verschillende sectoren uit Naar een Duurzame Energievoorziening in Noord Nederland (Noorman et al., 2000) is de gemiddelde CO 2 emissie per verbruikte PJ per sector berekend (kolom B, tabel 3.4). Stap 3: het product van het praktisch besparingspotentieel (in PJ) en de gemiddelde CO 2 emissie per sector (in ton/pj) vormt het praktisch besparingspotentieel van de CO 2 emissie (kolom C, tabel 3.4). Tabel 3.4 Praktisch besparingspotentieel CO 2 emissie naar brandstofmix A B C Praktisch besparingspotentieel (PJ) Gemiddelde CO 2 emissie per PJ (ton) Praktisch besparingspotentieel CO 2 (kton) Industrie 9, Landbouw 0, Verkeer & vervoer 2, Huishoudens 6, HDO 5, Totaal 24, Opvallend in tabel 3.4 is de relatief hoge CO 2 intensiteit van de sector Handel, Diensten en Overheid. Deze hoge intensiteit wordt veroorzaakt door het relatief hoge elektriciteitsgebruik in deze sector. Verder is in deze studie een hoger besparingspotentieel voor huishoudens aangehouden dan in de potentieel studie (6,9 PJ i.p.v. 4,4 PJ). In de potentieelstudie is namelijk alleen het gasverbruik van huishoudens meegenomen in de berekening van het besparingspotentieel. De provincie kan hier namelijk in tegenstelling tot het elektriciteitsverbruik een aanzienlijke invloed op uitoefenen (Energie 13 Evenals bij de berekening van de besparingspotentiëlen in gaat het hierbij feitelijk om een partiele vertaling naar het EC scenario met behulp van het ICARUS model. 25

28 Prestatie Advies, minimum eisen aan de EPC waarde van nieuwbouwwoningen, etc.). Het elektriciteitsverbruik van huishoudens draagt echter substantieel bij aan de CO 2 emissie. Daarom is er voor gekozen het elektriciteitsverbruik wel op te nemen in de CO 2 studie Conclusie Zowel uit de berekeningen aan de hand van de CO 2 intensiteit als de van de brandstofmix blijkt dat, indien volledig gebruik gemaakt wordt van de praktische besparingspotentiëlen in 2010 een CO 2 emissiereductie mogelijk is van kton tot kton. 3.3 Duurzame energie Voor verschillende technieken voor de opwekking van duurzame energie zijn de mogelijkheden tot 2010 berekend in de potentieelstudie. De potentiëlen zijn weergegeven in de hoeveelheden vermeden primaire energie indien deze energie met conventionele technieken had moeten worden opgewekt. Voor de berekening van de vermeden CO 2 emissie is een aantal referentietechnieken gebruikt. In tabel 3.5 is weergegeven welke referenties zijn meegenomen bij de berekening van de vermeden CO 2 emissie. Tabel 3.5 Referentietechnologieën en emissiefactoren voor duurzame energiebronnen. Bron: Protocol monitoring duurzame energie. Duurzame energiebron Referentie technologie CO 2 emissie factor (Ton/PJ) Windenergie (groot- en Elektriciteit (af productie) 68,0 kleinschalig) PV Elektriciteit (geleverd bij 70,8 eindgebruiker) Zonneboilers Gasgestookte 59,1 verwarmingsapparatuur (η = 0,95) 14 Biomassa 15 Elektriciteit (af productie) 68,0 Ondergrondse energieopslag en warmtepompen Gasgestookte verwarmingsapparatuur (η = 0,95) 59,1 In tabel 3.6 worden de praktische besparingspotentiëlen voor duurzame energie en de bijbehorende vermeden CO 2 emissie weergegeven. Tabel 3.6 Praktische potentiëlen voor Duurzame Energie 14 We hanteren een rendement van 95% voor deze apparatuur (HR-ketel). 15 In het protocol monitoring duurzame energie wordt bij biomassa onderscheid gemaakt tussen vergassing en pyrolyse enerzijds en verbranding en vergisting anderzijds. Dit omdat bij vergassing en pyrolyse brandstoffen worden geproduceerd die fossiele brandstoffen kunnen vervangen. In de potentieelstudie hebben we echter aangegeven dat de bij deze processen geproduceerde gassen voornamelijk ingezet zullen worden bij de productie van elektriciteit. We hanteren daarom voor beide categorieën elektriciteit (af productie) als referentietechnologie. 26

29 Wind Grootschalig Kleinschalig Zon PV-bebouwing PV-overige locaties Zonneboilers Praktisch potentieel (TJ) Vermeden CO 2 (kton) 258 3,4 7,1 35,4 Biomassa Verbranding/vergassing Vergisting Overige Overige Ondergrondse energieopslag en warmtepompen ,4 6,8 6, ,8 Totaal ,7 Indien het praktische potentieel voor duurzame energie in de provincie Groningen wordt benut is in 2010 een CO 2 emissiereductie van 656 kton mogelijk. Samenvattende conclusies hoofdstuk 3 Welke CO 2 reductiemogelijkheden heeft de provincie Groningen? Indien volledig gebruik gemaakt wordt van het besparingspotentieel (1.850 kton, gebaseerd op het gemiddelde van de twee berekeningsvarianten) en het potentieel voor duurzame energie (656 kton) dan is een totale CO 2 reductie van kton mogelijk. In de potentieelstudie is reeds geconcludeerd dat het realiseren van het praktisch potentieel een forse uitdaging vormt voor de provincie. Het praktisch potentieel is vastgesteld aan de hand van economisch rendabele opties. De opties moeten echter tevens politiek haalbaar zijn en maatschappelijk acceptabel geacht worden. Dat betekent in de eerste plaats dat er draagvlak gecreëerd moet worden voor te nemen maatregelen. Overigens wijzen we er in lijn met de potentieelstudie op dat het praktisch potentieel voor een belangrijk deel niet op directe wijze door de provincie wordt gerealiseerd. De rol van de provincie is in belangrijke mate faciliterend. 27

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities Mondiale ambities In 1992 is in Rio de Janeiro in het VN-Klimaatverdrag de doelstelling vastgelegd om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te

Nadere informatie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

CO 2 -uitstootrapportage 2011 Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding

Nadere informatie

Broeikasgasemissies in Nederland,

Broeikasgasemissies in Nederland, Indicator 19 mei 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De totale uitstoot van broeikasgassen

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Westvoorne CO 2 - uitstoot Westvoorne CO 2 - uitstoot De grafiek geeft de CO 2-uitstoot verdeeld over de hoofdsectoren over de jaren 2010 tot en met 2013. Cijfers zijn afkomstig uit de Klimaatmonitor van RWS. Cijfers over 2014 zijn

Nadere informatie

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010 Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010 Toelichting bij de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit: - De definitie van de 9% doelstelling is conform de EU richtlijn duurzame elektriciteit

Nadere informatie

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec) Kernenergie En dan is er nog de kernenergie! Kernenergie is energie opgewekt door kernreacties, de reacties waarbij atoomkernen zijn betrokken. In een kerncentrale splitst men uraniumkernen in kleinere

Nadere informatie

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van Externe notitie Petten, 8 juli 2013 Afdeling Policy Studies ECN-N--13-028 Van Cees Volkers Wouter Wetzels Onderwerp Nieuwste inzichten Nederlands gasverbruik Inleiding ECN Policy Studies voert regelmatig

Nadere informatie

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030 December 2016 ECN-N--16-031 Energiescenario s Drenthe 2030 Gerdes, J. Gewijzigd op: 16-12-2016 13:20 2 Inhoud 1 Context van de energiescenario s voor 2030 4 2 Uitgangspunten voor drie scenario s 5 3 Ontwikkelingen

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA UPDATE 2016 SAMENVATTING STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA Opdrachtgever Gemeente Breda Afdeling Mobiliteit en Milieu Opdrachtnemer Evert

Nadere informatie

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014 Carbon footprint Op basis van de diverse soorten CO 2 -emissies is de totale CO 2 -emissie van Den Ouden Groep berekend. 9,8 38,6 51,6 Diesel personenwagens Diesel combo's en busjes Hybride personen wagens

Nadere informatie

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL Doelstellingen - Mondiaal Parijs-akkoord: Well below 2 degrees. Mondiaal circa 50% emissiereductie nodig in

Nadere informatie

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025 Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025 Willemien Veele Cor Kamminga 08-04-16 www.rijksmonumenten.nl Achtergrond en aanleiding Ambitie om in 2020 16% van de energie duurzaam op te wekken in Fryslân

Nadere informatie

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug CONCEPT Omgevingsdienst regio Utrecht Mei 2015 opgesteld door Erwin Mikkers Duurzame energie per Kern in gemeente Utrechtse Heuvelrug

Nadere informatie

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik Rapportage 1 e half jaar 2017 en prognose CO 2 voetafdruk 2017 Autorisatie paraaf datum gecontroleerd prl Projectleider Van

Nadere informatie

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019 De Toekomst van Bio-energie Bio-energie is vandaag de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in

Nadere informatie

CO 2 -uitstoot 2008-2014 gemeente Delft

CO 2 -uitstoot 2008-2014 gemeente Delft CO 2 -uitstoot 28-214 gemeente Delft Notitie Delft, april 215 Opgesteld door: L.M.L. (Lonneke) Wielders C. (Cor) Leguijt 2 April 215 3.F78 CO 2-uitstoot 28-214 1 Woord vooraf In dit rapport worden de tabellen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR

Nadere informatie

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies

Grootschalige introductie van micro wkk systemen. Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies Grootschalige introductie van micro wkk systemen Harm Jeeninga ECN Beleidsstudies jeeninga@ecn.nl Micro wkk een controversieel onderwerp? De discussie rondom het nut van micro wkk wordt niet altijd niet

Nadere informatie

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie Duorsume enerzjy yn Fryslân Energiegebruik en productie van duurzame energie 1 15 11 oktober 1 Inhoud Management Essay...3 1 Management Essay De conclusies op één A4 De provincie Fryslân heeft hoge ambities

Nadere informatie

Achtergrond en doel presentatie

Achtergrond en doel presentatie Achtergrond en doel presentatie Achtergrond Uitnodiging van de raad; Nuon heeft reeds wind turbines in de Hoofdplaatpolder; Nuon ziet mogelijkheden voor het op termijn vervanging van de huidige turbines

Nadere informatie

Carbon footprint 2011

Carbon footprint 2011 PAGINA i van 12 Carbon footprint 2011 Opdrachtgever: Stuurgroep MVO Besteknummer: - Projectnummer: 511133 Documentnummer: 511133_Rapportage_Carbon_footprint_2011_1.2 Versie: 1.2 Status: Definitief Uitgegeven

Nadere informatie

Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart. Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017

Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart. Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017 Kwantitatieve verkenning van het potentieel voor LNG in de binnenvaart Martin Quispel, DCMR Schiedam 28 maart 2017 Achtergrond Verkennende studie uitgevoerd door STC-NESTRA en EICB in opdracht voor het

Nadere informatie

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015 Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015 Status: Definitief Datum van uitgifte: 16-08-2015 Datum van ingang: 07-09-2015 Versienummer: 1.0 Inhoud 1. INLEIDING... 3 2. CO 2 EMISSIES 1E HALFJAAR 2015... 4 2.1

Nadere informatie

Nationale Energieverkenning 2014

Nationale Energieverkenning 2014 Nationale Energieverkenning 2014 Remko Ybema en Pieter Boot Den Haag 7 oktober 2014 www.ecn.nl Inhoud Opzet van de Nationale Energieverkenning (NEV) Omgevingsfactoren Resultaten Energieverbruik Hernieuwbare

Nadere informatie

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013 Inhoud 1 Aanleiding 1 2 Werkwijze 2 2.1. Bronnen 2 2.2. Kentallen 2 3 CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie 3 4 Ontwikkeling 5 5

Nadere informatie

Gegevens stroometikettering 2004

Gegevens stroometikettering 2004 CE CE Oplossingen voor Oplossingen voor milieu, economie milieu, economie en technologie en technologie Oude Delft 180 Oude Delft 180 2611 HH Delft tel: 015 2 150 150 fax: fax: 015 015 2 150 150 151 151

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris

Nadere informatie

NOTITIE. 1 Scenario s voor CO 2 -reductie Inleiding. Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam

NOTITIE. 1 Scenario s voor CO 2 -reductie Inleiding. Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam NOTITIE Project Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam Datum 10 november 2015 Onderwerp Scenario s voor CO 2 -reductie Status Definitief Auteur drs. ir. G.C.M. Uitbeijerse

Nadere informatie

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), 1990-2009 Indicator 26 mei 2011 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers F.4.1 Inleiding Deze bijlage geeft een toelichting bij de productie en verwerking van het Nederlands afval sinds 1985 plus een inschatting hiervan tijdens de komende planperiode.

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 28 april 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het binnenlandse

Nadere informatie

Emissies naar lucht door de industrie,

Emissies naar lucht door de industrie, Indicator 25 maart 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De industrie levert voor alle

Nadere informatie

CO 2 -Voortgangsrapportage 2017-H1

CO 2 -Voortgangsrapportage 2017-H1 CO 2 -Voortgangsrapportage 2017-H1 Datum: 19-12-2017 Versie: 2 In samenwerking met: Will2Sustain: Adviesbureau in Duurzaam Ondernemen 1. Inleiding Dit document omvat de voortgangsrapportage van Bagger-

Nadere informatie

Broeikasgasemissies in Nederland per sector,

Broeikasgasemissies in Nederland per sector, Indicator 8 september 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De emissie van koolstofdioxide

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 15 december 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het

Nadere informatie

CO 2 -uitstoot 2011 gemeente Delft

CO 2 -uitstoot 2011 gemeente Delft CO 2 -uitstoot 2011 gemeente Delft Notitie Delft, januari 2013 Opgesteld door: L.M.L. (Lonneke) Wielders C. (Cor) Leguijt 2 Januari 2013 3.991.1 CO 2-uitstoot 2011 gemeente Delft 1 Woord vooraf In deze

Nadere informatie

Rapport. Klimaatvoetafdruk 2010 van Van Vessem & Le Patichou. (openbare versie)

Rapport. Klimaatvoetafdruk 2010 van Van Vessem & Le Patichou. (openbare versie) Rapport Klimaatvoetafdruk 21 van Van Vessem & Le Patichou (openbare versie) Auteur: drs. Han van Kleef Datum: 4 april 211 Document: 2724RAPP1144 Rapport Klimaatvoetafdruk 21 Van Vessem & Le Patichou 1.

Nadere informatie

Impact analyse: ambitie elektrisch transport

Impact analyse: ambitie elektrisch transport Impact analyse: ambitie elektrisch transport ad-hoc verzoek EL&I 29 maart 211, ECN-L--11-27, C. Hanschke www.ecn.nl Scope en aanpak impact analyse 1.8.6.4.2 Groeiambitie Elektrische auto's [mln] 215 22

Nadere informatie

Windvermogen in Nederland,

Windvermogen in Nederland, Indicator 15 juli 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2007 is het windvermogen toegenomen

Nadere informatie

Broeikasgasemissies in Nederland,

Broeikasgasemissies in Nederland, Indicator 8 september 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De totale uitstoot van broeikasgassen

Nadere informatie

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen 31 mei 2012 INHOUDSOPGAVE Inleiding... 3 1. Totale resultaten... 4 1.1 Elektriciteitsverbruik... 4 1.2 Gasverbruik... 4 1.3 Warmteverbruik... 4 1.4 Totaalverbruik

Nadere informatie

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies 2013 Inleiding In het kader van de CO 2 prestatieladder is een ketenanalyse uitgevoerd naar de CO 2 productie door verwarming

Nadere informatie

Broeikasgasemissies in Nederland,

Broeikasgasemissies in Nederland, Indicator 4 juni 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De totale uitstoot van broeikasgassen

Nadere informatie

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014 Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014 Datum 19 december 2013 Status Definitief Pagina 1 van 1 Colofon Projectnaam Jaarlijkse vaststelling

Nadere informatie

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Emissies naar lucht door de energievoorziening, Indicator 29 april 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De emissies van een aantal belangrijke

Nadere informatie

gemeente Eindhoven Hierin wil GroenLinks in ieder geval de volgende vragen beantwoord hebben.

gemeente Eindhoven Hierin wil GroenLinks in ieder geval de volgende vragen beantwoord hebben. gemeente Eindhoven Inboeknummer 15bst00959 Beslisdatum B&W 14 juli 2015 Dossiernummer 15.29.103 (2.3.1) Raadsvragen Van het raadslid dhr. R. Thijs (GroenLinks) over klimaatambities Eindhoven na gerechtelijke

Nadere informatie

Broeikasgasemissies in Nederland per sector,

Broeikasgasemissies in Nederland per sector, Indicator 19 mei 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De emissie van koolstofdioxide (CO2)

Nadere informatie

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder CO 2 -Prestatieladder Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 3 2. BRANDSTOF... 4 REDUCTIEDOELSTELLING... 4 RESULTATEN... 4 3. GROENAFVAL... 5 KETENANALYSE... 5 REDUCTIEDOELSTELLING... 5 HOEVEELHEID GROENAFVAL...

Nadere informatie

Verbruik van duurzame energie,

Verbruik van duurzame energie, Indicator 21 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel duurzaam in het binnenlandse

Nadere informatie

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012

Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012 Compensatie CO 2 - emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2012 Inhoud 1 Aanleiding 1 2 Werkwijze 2 2.1. Bronnen 2 2.2. Kentallen 2 3 CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie 3 4 Ontwikkeling 5

Nadere informatie

Wat vraagt de energietransitie in Nederland?

Wat vraagt de energietransitie in Nederland? Wat vraagt de energietransitie in Nederland? Jan Ros Doel/ambitie klimaatbeleid: Vermindering broeikasgasemissies in 2050 met 80 tot 95% ten opzichte van 1990 Tussendoelen voor broeikasgasemissies Geen

Nadere informatie

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf Hoeveel CO 2 bespaar je hiermee? 1 Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf; hoeveel CO2 bespaar je hiermee? Erfwerkzaamheden

Nadere informatie

Bijlage 2 Potentieelberekening energiestrategie 1/5

Bijlage 2 Potentieelberekening energiestrategie 1/5 Bijlage 2 Potentieelberekening energiestrategie 1/5 Bijlage 2 Potentieelberekening energiestrategie 2/5 Toelichting bij scenario-analyse energiebeleid Beesel Venlo Venray Deze toelichting beschrijft wat

Nadere informatie

Energie en emissies Drenthe 2020, 2023 en 2030

Energie en emissies Drenthe 2020, 2023 en 2030 Juni 2015 ECN-N--15-013 Energie en emissies Drenthe 2020, 2023 en 2030 Gerdes, J. 2 Inhoud 1 Samenvattende inleiding dichter bij emissiedoel 2020 5 2 Geraamd energieverbruik en emissies Drenthe 2020 gedaald

Nadere informatie

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Emissies naar lucht door de energievoorziening, Indicator 1 mei 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De emissies van vrijwel alle belangrijke

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving Warmte en koude Kennis, advies, instrumenten en financiële steun EfficiEncy Duurzaam GebouwDe omgeving energie financiering KEnnis industrie instrumenten EnErgiEbEsparing De Nederlandse overheid streeft

Nadere informatie

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen 30920572-Consulting 10-0198 Integratie van windenergie in het Nederlandse elektriciteitsysteem in de context van de Noordwest Europese elektriciteitmarkt Eindrapport Arnhem, 12 april 2010 Auteurs:E. Benz,

Nadere informatie

5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2015 H1 + H2. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.

5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2015 H1 + H2. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B. 5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2015 H1 + H2 Conform Co₂-prestatieladder 3.0 Verantwoording Titel Voortgangsrapportage CO₂-emissies Periode Januari 2015 t/m december 2015 Revisie 1.0 Datum

Nadere informatie

Regionaal Energie Convenant 2014-2016

Regionaal Energie Convenant 2014-2016 Regionaal Energie Convenant 2014-2016 Mede mogelijk gemaakt met steun van: Regio Rivierenland Provincie Gelderland RCT-Rivierenland Pagina 1 Ondertekenaars, hier tezamen genoemd: partijen 1. Hebben het

Nadere informatie

Certificering budgettaire raming Wet minimum CO₂prijs

Certificering budgettaire raming Wet minimum CO₂prijs Certificering budgettaire raming Wet minimum CO₂prijs elektriciteitsopwekking Deze publicatie certificeert de raming van de opbrengst van een nationale CO₂minimumprijs voor elektriciteitsopwekking in de

Nadere informatie

CO 2 reductieplan: doelstellingen en voortgang Thales Transportation Systems 2 e half jaar 2015

CO 2 reductieplan: doelstellingen en voortgang Thales Transportation Systems 2 e half jaar 2015 UNCLASSIFIED TOL: 0006 0000795431 CO 2 reductieplan: doelstellingen en voortgang Thales Transportation Systems 2 e half jaar 2015 Conform de CO 2 prestatieladder 3.0 CO 2 reductieplan: doelstellingen en

Nadere informatie

Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto

Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto Elektrische auto stoot evenveel CO 2 uit als gewone auto Bron 1: Elektrische auto s zijn duur en helpen vooralsnog niets. Zet liever in op zuinige auto s, zegt Guus Kroes. 1. De elektrische auto is in

Nadere informatie

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder CO 2 -Prestatieladder Inhoudsopgave INLEIDING... 3 BRANDSTOF... 4 REDUCTIEDOELSTELLING... 4 RESULTATEN... 4 GROENAFVAL... 5 KETENANALYSE... 5 REDUCTIEDOELSTELLING... 5 HOEVEELHEID GROENAFVAL... 5 TRANSPORT

Nadere informatie

Voortgangsrapportage 1 CO 2 -Prestatieladder

Voortgangsrapportage 1 CO 2 -Prestatieladder CO 2 -Prestatieladder Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 3 2. BRANDSTOF, SCOPE ÉÉN EMISSIE... 4 2.1 REDUCTIEDOELSTELLING... 4 2.2 RESULTATEN... 4 3. ELEKTRICITEIT, SCOPE TWEE EMISSIE... 5 3.1 REDUCTIEDOELSTELLING...

Nadere informatie

Klimaatverandering: beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Klimaatverandering: beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 14 november 2006 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In het Kyoto-protocol en het

Nadere informatie

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016 Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden 11 februari 2016 1 Managementsamenvatting Inleiding De gemeente Leiden heeft in haar duurzaamheidsambitie doelen gesteld voor de korte

Nadere informatie

Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid. Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer

Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid. Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer Draagvlak bij burgers voor duurzaamheid Corjan Brink, Theo Aalbers, Kees Vringer Samenvatting Burgers verwachten dat de overheid het voortouw neemt bij het aanpakken van duurzaamheidsproblemen. In deze

Nadere informatie

Periodieke rapportage 2016 H1

Periodieke rapportage 2016 H1 Periodieke rapportage 2016 H1 28 september 2016 Datum:... Paraaf directie:... 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Basisgegevens 4 1.1 Beschrijving van de organisatie 4 1.2 Verantwoordelijkheden 4 1.3 Basisjaar

Nadere informatie

Monitor energie en emissies Drenthe

Monitor energie en emissies Drenthe Monitor energie en emissies Drenthe 2012-2015 - november 2017 www.ecn.nl Monitor energie en emissies Drenthe 2012-2015 Deze monitor sluit aan op de notitie Energie en emissies Drenthe 2020, 2023 en 2030

Nadere informatie

Discussienota Toekomstig Energiebeleid

Discussienota Toekomstig Energiebeleid Discussienota Toekomstig Energiebeleid Inleiding Begin 2002 hebben de fracties van GroenLinks en D66 een initiatiefvoorstel ingediend betreffende energiebesparing en duurzame energie. Naar aanleiding hiervan

Nadere informatie

Emissies van broeikasgassen door de land- en tuinbouw,

Emissies van broeikasgassen door de land- en tuinbouw, Emissies van broeikasgassen door de land- en tuinbouw, 1990-2009 Indicator 19 oktober 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Potentieelstudie Provincie Groningen

Potentieelstudie Provincie Groningen Potentieelstudie Provincie Groningen Keuzes voor het energiebeleid van de Provincie Groningen Deel 1. Resultaten veldverkenning 24 juni 2003 Opgesteld door: KNN Milieu BV Zernikepark 6c 9747 AN Groningen

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 1. Samenvatting en conclusies. 2. Bebouwde Omgeving. 3. Bedrijven & Industrie (inclusief Utiliteitsbouw) 4.

Inhoudsopgave. 1. Samenvatting en conclusies. 2. Bebouwde Omgeving. 3. Bedrijven & Industrie (inclusief Utiliteitsbouw) 4. CO 2 -monitor Haarlem 2013 De CO 2 -monitor heeft sinds 2012 heeft een andere opzet dan voorgaande jaren. Er is nu een management samenvatting waarin de grote lijnen en hoofdconclusies worden weergegeven

Nadere informatie

Emissie-inventaris 2018

Emissie-inventaris 2018 Emissie-inventaris 2018 Onderdeel: CO2-Prestatieladder norm 3.A.1 Opdrachtgever: Waalpartners bv Inhoudsopgave 1 Organisatorische grens (GHG-Protocol methode 1 top down, 4.1.-7.3)... 1 1.1 Verantwoordelijken...

Nadere informatie

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Emissiekentallen elektriciteit Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Notitie: Delft, januari 2015 Opgesteld door: M.B.J. (Matthijs) Otten M.R. (Maarten) Afman 2 Januari

Nadere informatie

Klever Boor- en Perstechniek BV Postbus 72 3410 CB Lopik

Klever Boor- en Perstechniek BV Postbus 72 3410 CB Lopik Klever Boor- en Perstechniek BV Postbus 72 3410 CB Lopik Bezoekadres: Batuwseweg 43 3411 KX Lopikerkapel Tel: 0348-554986 Fax: 0348-550611 E-mail: info@kleverbv.nl CO₂ Footprint 2014 Inhoud 1 Inleiding...

Nadere informatie

Arnold Maassen Holding BV. Verslag energieaudit. Verslag over het jaar 2014. G.R.M. Maassen

Arnold Maassen Holding BV. Verslag energieaudit. Verslag over het jaar 2014. G.R.M. Maassen Arnold Maassen Holding BV Verslag energieaudit Verslag over het jaar 2014 G.R.M. Maassen Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Inventarisatie van energieverbruik en emissiebronnen... 3 3 Energieverbruik en CO 2 Footprint...

Nadere informatie

Onderverdeeld naar sector bedraagt het energieverbruik procentueel: 32% 18%

Onderverdeeld naar sector bedraagt het energieverbruik procentueel: 32% 18% Aan: gemeenteraad Van: B&W Datum: 9 november 2009 Betreft: Motie 134 "Meetbare stappen Duurzame Energie" In de raadsvergadering van 22 april 2009 is naar aanleiding van het onderwerp Duurzaamheidsplan

Nadere informatie

edup 2016 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn februari 2017

edup 2016 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn februari 2017 1 edup 2016 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn februari 2017 2 Inleiding Voor u ligt het de evaluatie van het Duurzaamheidsuitvoeringsplan 2016: het edup

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

Voortgangsrapportage Scope 1 en 2, eigen energiegebruik Voortgangsrapportage Scope 1 en 2, eigen energiegebruik Voorlopige voetafdruk 2015 Autorisatie paraaf datum gecontroleerd prl projectleider Van Auteurs LJV, Milieu & Duurzaamheid G.H.M. Olde Monnikhof

Nadere informatie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie Biomassa Pilaar in de energietransitie en Uitgangspunt voor de biobased economie Klimaatverandering: onze uitdaging Onze opdracht om er snel en écht iets aan te gaan doen Overeenstemming: er moet wat gebeuren!

Nadere informatie

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Energie: inleiding en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving ( Indicator 11 augustus 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Energiedragers De economie

Nadere informatie

edup 2015 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn januari 2016

edup 2015 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn januari 2016 1 edup 2015 Overzicht monitoringinstrumenten planet -onderdelen (onderdeel II) Gemeente Zuidhorn januari 2016 2 Inleiding Voor u ligt het de evaluatie van het Duurzaamheidsuitvoeringsplan 2015: het edup

Nadere informatie

Financiële baten van windenergie

Financiële baten van windenergie Financiële baten van windenergie Grootschalige toepassing van 500 MW in 2010 en 2020 Opdrachtgever Ministerie van VROM i.s.m. Islant Auteurs Drs. Ruud van Rijn Drs. Foreno van der Hulst Drs. Ing. Jeroen

Nadere informatie

Hoogwaardig en veelzijdig

Hoogwaardig en veelzijdig Hoogwaardig en veelzijdig Carbon footprint rapportage Inhoud Samenvatting... 3 Emissies scope 1... 4 Emissies scope 2... 6 Emissies scope 3... 7 Emissies projecten/overhead... 8 Realisatie reductiedoelstellingen...

Nadere informatie

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder CO 2 -Prestatieladder Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 3 2. BRANDSTOF... 4 REDUCTIEDOELSTELLING... 4 RESULTATEN... 4 3. ELEKTRICITEIT... 5 4. GROENAFVAL... 6 KETENANALYSE... 6 REDUCTIEDOELSTELLING... 6 HOEVEELHEID

Nadere informatie

Energie nulmeting. Regio Amstelland-Meerlanden. Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning. Twynstra Gudde Adviseurs en Managers

Energie nulmeting. Regio Amstelland-Meerlanden. Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning. Twynstra Gudde Adviseurs en Managers Energie nulmeting Regio Amstelland-Meerlanden Concept 22 oktober 2008 Opdrachtgever: Twynstra Gudde Adviseurs en Managers Opgesteld door: Bosch & Van Rijn Drs. G. Bosch Ing. J. Dooper Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Monitor Schoon en Zuinig

Monitor Schoon en Zuinig Monitor Schoon en Zuinig Actuele stand van zaken 2008 Den Haag, 13 mei 2009 www.ecn.nl Overzicht Monitor Schoon en Zuinig: doel en kader Opzet monitor en stand van zaken 2008: - Doelgrootheden - Effecten

Nadere informatie

Samenvatting. 1 Inleiding

Samenvatting. 1 Inleiding Samenvatting 1 Inleiding Door te consumeren verbruiken mensen energie. Er wordt niet alleen direct energie verbruikt in de vorm van aardgas, elektriciteit of benzine, maar er wordt ook indirect energie

Nadere informatie

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2 5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1 Conform Co₂-prestatieladder 3.0 Verantwoording Titel Voortgangsrapportage CO₂-emissies Periode Januari 2016 t/m juni 2016 Revisie 1.0 Datum 14 juli

Nadere informatie

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052 Tabellenbijlage Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O--14-052 Verantwoording Dit rapport is de tabellenbijlage bij de Nationale Energieverkenning 2014 verschenen

Nadere informatie

Duurzame elektriciteit,

Duurzame elektriciteit, Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2009 is de productie van duurzame

Nadere informatie

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid

De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid De voortgang van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid Wouter Wetzels Presentatie voor het HVC Innovatieplatform, 15 juli 2010, Petten www.ecn.nl Werkprogramma Schoon en Zuinig Doelen van het kabinet

Nadere informatie

CO2-prestatieladder Periodieke voortgangsrapportage 1e helft 2014

CO2-prestatieladder Periodieke voortgangsrapportage 1e helft 2014 CO2-prestatieladder Periodieke voortgangsrapportage 1e helft 2014 Verheij Infra b.v. Prisma 89 3364 DJ Sliedrecht Tel : 0184-433095 Getekend: Email Site : info@verheijsliedrecht.nl : www.verheijsliedrecht.nl

Nadere informatie

Verbruik van hernieuwbare energie,

Verbruik van hernieuwbare energie, Indicator 20 december 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel hernieuwbare energie

Nadere informatie

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie. Graag informeren wij u over de uitkomsten van onze Carbon Footprint en de derde CO 2 Emissie-inventarisatie, dit alles over 2014. Hierin zijn de hoeveelheden

Nadere informatie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte in Nederland Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk Warmte kost veel energie Warmtevoorziening is verantwoordelijk voor bijna 40% van het energiegebruik in Nederland.

Nadere informatie