Frequently asked questions

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Frequently asked questions"

Transcriptie

1 Frequently asked questions Datum: 26 augustus 2010 In dit document vindt u vaak gestelde vragen en de antwoorden daarop die verband houden met de kwartaal- en jaarstaten van pensioenfondsen. Het is daarmee een aanvulling op de aanwijzingen bij de staten. Als u, na raadpleging van beide documenten, nog vragen heeft kunt u terecht bij de hiervoor ingerichte helpdesk. Deze is te bereiken via het adres rapportages_pensioenfondsen@dnb.nl of telefonisch op nummer Overzicht vragen Onderdeel A: Vragen over het gebruik van e-line DNB A.1. Is er een gebruikershandleiding of aanwijzing voor het invullen van de e-line DNBrapportages? A.2. A.3. Ik heb problemen bij het invullen van een datumveld in e-line DNB. Wat nu? Het pensioenfonds heeft meer dan één regeling. Hoe voeg ik een nieuwe regeling toe? A.4 Wanneer er twee assetmanagers zijn, die ieder een eigen kopie van de rapportageset invullen, kent e-line de mogelijkheid tot Combineren. Resultaat is dat de performancecijfers in bijvoorbeeld K205 van deze twee managers worden opgeteld. Mag dit? Onderdeel B: Algemene vragen Kwartaalstaten B.1. Welke eisen worden gesteld aan het eigen vermogen van een pensioenfonds met een garantiecontract? B.2. B.3. B.4. B.5. Moet een pensioenfonds met een garantiecontract de kwartaalstaten K101, en K201 t/m K205 invullen? Moet een pensioenfonds met een kapitaalcontract de kwartaalstaten K101, en K201 t/m K205 invullen? Bij een pensioenfonds met garantiecontract wordt alleen de aanvullende verzekering voor arbeidsongeschikte deelnemers (eindejaarsuitkering) in eigen beheer gehouden. Moet dit fonds de kwartaalstaat beleggingen invullen? Moet een volledig herverzekerd pensioenfonds met garantiecontract de kwartaalstaten K401, K601 en K602 ook indienen als de gegevens niet gewijzigd zijn ten opzichte

2 van de vorige rapportage? B.6. B.7. Vallen herverzekerde technische voorzieningen buiten de categorie technische voorzieningen voor risico fonds"? Welke eisen gelden ten aanzien van de waardering van de technische voorziening bij een volledig herverzekerd fonds met een garantiecontract? Onderdeel C: Vragen over de Kwartaalstaat Beleggingen (K101 t/m K205) C.1. Hoe moeten delta- en rho-equivalenten verantwoordt worden in K201? C.2. C.3. C.4. C.5. C.6. C.7. C.8. C.9. Hoe ver moet een fonds gaan bij toepassing van het Look through principe? Is in K101 het onderdeel 2.6 Geraamde dekkingsgraad (%) af te leiden uit de gegevens die ingevuld worden in regel 1.1 tot en met regel 2.5? Zijn er rekenvoorbeelden voor de waarde van 'Geraamde technische voorzieningen voor risico van het fonds? Wat moet in K201 gerapporteerd worden als het mandaat aan de vermogensbeheerder alleen percentages voor activa-klasse (vastgoed, aandelen, vastrentende waarden, overig) geeft, en geen weging per subklasse? Bij welk onderdeel van K201 moeten onderhandse leningen worden gerapporteerd? Moeten alle bankrekeningen tot de beleggingen worden gerekend? Bijv rekening courant voor de dagelijkse betalingen, beleggingsbankrekeningen, depositorekening. Wat betekent het Look Through principe voor de rapportage van bijv. Mature markets Beleggingsfondsen, Emerging Markets Beleggingsfondsen en Private Equity Beleggingsfondsen? Moet de marktwaarde van een belegging worden gerapporteerd inclusief of exclusief opgelopen rente? C.10. Hoe moet een Long Duration Overlay fonds worden gerapporteerd? C.11. Als een beleggingsfonds noteert in Euro maar de valuta-exposure valt in USD, waar valt het fonds dan onder, Euro of niet-euro? C.12. Moeten bij het bepalen van de Modified Duration en Credit Rating klasse in K203 ook de beleggingsfondsen worden meegenomen? C.13. Is er meer informatie beschikbaar over de wijze waarop in K204 de marktwaarde van derivaten berekend moet worden en over hoe omgegaan moet worden met de verschillende beschreven instrumenten? C.14. Vallen valutatermijncontracten onder derivaten zoals deze worden vermeld in K202, K203? In K204 staan deze separaat vermeld. C.15. Is een warrant een derivaat volgens de definities van staat K204?

3 C.16. Moet in K204 bij marktwaarde na schok een percentage of een bedrag ingevuld worden? C.17. Hoe moet in K204 de marktwaarde na schok berekend worden? C.18. Moet in verslagstaat K204 bij ieder instrument één schok worden geselecteerd of moeten meer schokken worden doorgerekend? C.19. Wat valt in K204 onder rentetermijncontracten en wat is de marktwaarde van een future? C.20. Wat wordt in K204 bedoeld bij marktwaarde en notional van een swap? C.21. Wat wordt bij staat K204 onder inflatiecontracten verstaan? C.22. Wat moet in verslagstaat K204 verantwoord worden als een fonds alleen valutatermijncontracten heeft? C.23. Kunnen er in K204 bij de notional negatieve bedragen worden vermeld? C.24. Hoe moet in K204 een zogenoemde inflation linked swaption gerapporteerd worden? C.25. Is het toegestaan om valutatermijncontracten niet op te nemen in K204 aangezien deze volledig zijn bedoeld voor het afdekken van valuta-risico s? C.26. Hoe moet bij K204 voor rentederivaten de marktwaarde na schok berekend worden? C.27. Moeten in kolom 3 van verslagstaat K205 de aannames die gebruikt zijn bij het vaststellen van het premiebeleid omgerekend worden naar kwartaalbasis? C.28. Wordt in K205 bij de performanceberekening gewogen op de marktwaarde per ultimo kwartaal, of wordt gekeken naar het gemiddelde over het kwartaal? Onderdeel D: Vragen over de z-score (K301) D.1. Welke benchmark moet in K301 worden gebruikt bij het berekenen van de z-score? Onderdeel E: Vragen over de FTK-Premies (K401) E.1. Op het moment waarop K401 gerapporteerd moet worden, is niet alle benodigde informatie bekend. Wat nu? E.2. E.3. E.4. Waarom wordt in K401 bij de benodigde premie de extra premie in verband met herstelplannen meegenomen? Hoe moet in verslagstaat K401 bij onderdeel 3 (informatie over de kostendekkende premie) de actuariële premie worden verantwoord bij pensioenfondsen die beschikbare premie-regelingen met rendementsgarantie aanbieden? Moet in K401 het bedrag dat betrekking heeft op prepensioen vermeld worden onder de inkoop-regeling VPL?

4 Onderdeel F: Vragen over FTK-toeslagen (K601) F.1. Wat wordt in de staat K601 bedoeld met verslagperiode? Onderdeel G: Vragen over Reglementen (K602) G.1. Wat moet in K602 worden ingevuld door beroepspensioenfondsen onder regel bij doelgroep? G.2. Hoe moet K602 ingevuld worden bij een hybride regeling? Onderdeel H: Vragen over de Jaarstaten (J101 t/m J903) H.1. Hoe moeten vorderingen uit hoofde van nog af te wikkelen beleggingstransacties, liquide middelen aangehouden voor beleggingsdoeleinden en lopende interest worden verantwoord? H.2. H.3. H.4. H.5. H.6. H.7. H.8. Hoe dient een stelselwijziging van de waardering van de technische voorzieningen in de jaarstaten verwerkt te worden? Moet de reserve die uit hoofde van de inkoopregeling Wet VPL is ontstaan tot het eigen vermogen worden gerekend? Wat wordt in staat J402 onder Inkoop bij derden beschouwd en wat onder Interne kosten? Mag in verslagstaat J501 als minimaal vereist eigen vermogen een standaardpercentage van 5% worden ingevuld? Moet de modified duration in verslagstaat J502 inclusief of exclusief derivaten worden vermeld? Moet vanaf 1 januari 2010 in J502 de S1 te berekend worden op basis van kasstromen of op basis van de benaderingsmethode? Op welke wijze dienen in J502 de S1 en de S5 berekend te worden? H.9 Hoe moet in J502 het renterisico op basis van kasstromen berekend worden? H.10. Tot welk punt in het verleden moet in J604 de cumulatieve achterstand op toeslagverlening worden berekend? H.11. Moet de actuariële premie of de gedempte premie worden gemeld op regel 3.1 in verslagstaat J605? H.12. Hoe moet in verslagstaat J605 omgegaan worden met de premie voor voorwaardelijke overgangsregelingen (regeling in het kader van de wet VPL )? H.13. Hoe dient in staat J605 de binnengekomen premie vanuit FVP te worden verantwoord?

5 Onderdeel A: Vragen over het gebruik van e-line DNB Vraag A.1: Is er een gebruikershandleiding of aanwijzing voor het invullen van de e-line DNBrapportages? Antwoord A.1: Ja. Indien u verbinding met het internet maakt gaat u naar Dan activeert u in het Rapportagekader PENSIOENFONDSEN. Hier vindt u: - Nieuws over pensioenfondsrapportages - Correspondentie - Gebruikersdocumentatie. Vraag A.2: Ik heb problemen bij het invullen van een datumveld in e-line DNB. Wat nu? Antwoord A.2: De datum moet worden vermeld als dd.mm.jjjj. Het scheidingsteken is dus een punt. Voorbeeld: vul in in plaats van Vraag A.3: Het pensioenfonds heeft meer dan één regeling. Hoe voeg ik een nieuwe regeling toe? Antwoord A.3: e-line DNB gebruikt de term Varianten. Een nieuwe variant kunt u uitsluitend toevoegen in kwartaalstaat K602. U gaat naar Sel. Lijsten en klikt Betreft pensioenregeling aan. Bij Waarde + vult u de naam van de regeling in. Druk op Voeg toe en ga daarna terug naar hoofdscherm K602. Bij nieuwe variant kunt u nu de door u aangemaakte naam van de regeling zoeken en op opslaan klikken. Op deze wijze kunt u meerdere regelingen aanmaken. De regelingen die u hier aanmaakt wordt automatisch doorgevoerd in de desbetreffende Jaarstaten Pensioenen. Vraag A.4: Wanneer er twee assetmanagers zijn, die ieder een eigen kopie van de rapportageset invullen, kent e-line de mogelijkheid tot Combineren. Resultaat is dat de performancecijfers van deze twee managers worden opgeteld. Mag dit? Antwoord A.4: Nee. Performance cijfers kunnen niet opgeteld worden. Het is dus niet mogelijk de rendementen via deze methodiek goed te berekenen. U zult de gegevens handmatig moeten aggregeren, waarbij de omvang van het portefeuilleonderdeel als wegingsfactor wordt gebruikt. Dit moet voor elk portefeuilleonderdeel apart.

6 Voorbeeld: Assetmanager Omvang portefeuille % rendement A % B % Totale portefeuille Het performance-cijfer wordt dan 6,5%. (=26/400)

7 Onderdeel B: Algemene vragen Kwartaalstaten Vraag B.1: Welke eisen worden gesteld aan het eigen vermogen van een pensioenfonds met een garantiecontract? Antwoord B.1: Op de website wordt uitvoerig aandacht besteed aan het beleid met betrekking tot pensioenfondsen met een garantiecontract. U vindt dit als volgt: door bij Uitgebreid Zoeken Herverzekerd in te vullen. Vraag B.2: Moet een pensioenfonds met een garantiecontract de kwartaalstaten K101, en K201 t/m K205 invullen? Antwoord B.2: Dit hoeft niet. Voorwaarde is wel dat de post technische voorzieningen voor risico van het fonds nihil is. Vraag B.3: Moet een pensioenfonds met een kapitaalcontract de kwartaalstaten K101, en K201 t/m K205 invullen? Antwoord B.3: Ja. Bij een kapitaalcontract voldoet het pensioenfonds niet aan de voorwaarden voor een volledig herverzekerd fonds. Vraag B.4: Bij een pensioenfonds met garantiecontract wordt alleen de aanvullende verzekering voor arbeidsongeschikte deelnemers (eindejaarsuitkering) in eigen beheer gehouden. Moet dit fonds de kwartaalstaat beleggingen invullen? Antwoord B.4: De post technische voorzieningen voor risico van het fonds is niet nihil. Het fonds moet in deze kwartaalstaat rapporteren over de beschikbare middelen voor risico van het fonds en de technische voorzieningen voor risico van het fonds. Vraag B.5: Moet een volledig herverzekerd pensioenfonds met garantiecontract de kwartaalstaten K401, K601 en K602 ook indienen als de gegevens niet gewijzigd zijn ten opzichte van de vorige rapportage? Antwoord B.5:

8 De regels voor indiening van kwartaalstaten K401, K601 en K602 zijn voor fondsen met een garantiecontract niet anders dan voor andere pensioenfondsen (zie eventueel ook bij de vragen over de verschillende kwartaalstaten). Vraag B.6: Vallen herverzekerde technische voorzieningen buiten de categorie technische voorzieningen voor risico fonds"? Antwoord B.6: Van belang is of sprake is van een garantiecontract. Technische voorzieningen waarbij het fonds het risico door middel van een garantiecontract volledig heeft overgedragen aan een herverzekeraar, zijn niet voor risico van het fonds. De post technische voorzieningen wordt dus uitgesplitst: een deel waarbij het risico voor het fonds is, een deel waarbij het fonds het risico door middel van een garantiecontract heeft overgedragen aan een herverzekeraar en een deel waarbij het risico voor de deelnemers is (dat wil zeggen dat het beleggingsrisico bij de deelnemers berust en dat aanspraken van de individuele deelnemer afhangen van de gerealiseerde rendementen op de beleggingen). Vraag B.7: Welke eisen gelden ten aanzien van de waardering van de technische voorziening bij een volledig herverzekerd fonds met een garantiecontract? Antwoord B.7: De technische voorziening onder 2.5 in staat J301 wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 2 van het Besluit Financieel Toetsingskader. Dit artikel is ook van toepassing op pensioenfondsen met een garantiecontract. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen en de actuele rentetermijnstructuur. Het herverzekeringsdeel Technische Voorzieningen onder 1.13 in staat J301 kan afwijken van de onder 2.5 gerapporteerde voorziening. Aan de activa-zijde moet bij bepaling van het herverzekeringsdeel Technische Voorziening rekening worden gehouden met het kredietrisico dat het pensioenfonds op de vordering van de herverzekeraar loopt. Dit kan leiden tot een afslag in de waardering van de vordering ten opzichte van de Technische Voorziening onder 2.5. Deze afslag is onder meer afhankelijk van de credit spread. Voor meer informatie over deze waardering van de vordering verwijzen wij u naar onze website. U vindt informatie via de volgende link:

9 Onderdeel C: Vragen over de Kwartaalstaat Beleggingen (K101 t/m K205) Vraag C.1: Hoe moeten delta- en rho-equivalenten verantwoordt worden in K201? Antwoord C.1: De marktwaarde van derivatencontracten dient gesplitst te worden in een delta- en een rhoequivalent. Dit moet in kwartaalstaat K201 onder kolom 3 op onderstaande wijze verantwoord worden. Delta-equivalent (prijsgevoeligheid): dit is de omvang van de positie in de onderliggende waarde die dezelfde waardeverandering geeft als de optie bij een marginale verandering van de onderliggende waarde. Rho-equivalent (rentegevoeligheid): dit is de omvang van de positie in een lening met afloopdatum gelijk aan de uitoefendatum van de optie die dezelfde waardeverandering geeft als de optie bij een kleine verandering in de rente die geldt voor de periode tot uitoefendatum. De delta equivalenten worden per categorie weergegeven in kolom 3. De rho-equivalent van de verschillende categorieën worden opgeteld en dit totaal wordt ondergebracht bij kortlopende vorderingen op banken. De totalen van kolom 2 (derivaten) en kolom 3 (delta-/ rho-equivalenten) moeten vervolgens overeenkomen. Rho-equivalenten moeten altijd onder "kortlopende vorderingen op banken" verantwoord worden. Bij delta-equivalenten is het belangrijk om drie typen derivaten te onderscheiden: - valutaderivaten - rentederivaten - overige derivaten. Bij valutaderivaten komen de delta-equivalenten, net als de rho-equivalenten, eveneens onder "kortlopende vorderingen op banken". Bij rentederivaten moet onderscheid gemaakt worden naar looptijd van het derivaat. Is die looptijd maximaal een jaar, dan moeten de deltaequivalenten onder "kortlopende vorderingen op banken gemeld worden. Als de looptijd langer dan een jaar is, dan moeten de delta-equivalenten onder de betreffende beleggingscategorie (staatsobligaties, hypothecaire leningen, credits, beleggingsfondsen of kortlopende vorderingen op banken) gemeld worden. Bij overige derivatencontracten (zoals opties) moeten de delta-equivalenten te allen tijde onder de betreffende beleggingscategorieën (subcategorieën van vastgoed, aandelen of overige beleggingen) gemeld worden. In een schema:

10 Correcte situatie Valutaderivaten max 1 jaar > 1 jaar Rho kortl vord bank kortl vord bank Delta kortl vord bank kortl vord bank Rentederivaten max 1 jaar > 1 jaar Rho kortl vord bank kortl vord bank Delta kortl vord bank belegg cat Andere derivaten max 1 jaar > 1 jaar Rho kortl vord bank kortl vord bank Delta belegg cat belegg cat Futures: Delta: Rho: Renteswaps: Delta: Rho: De exposure van de future (aantal units * future prijs * trade unit * fx rate) dient gerapporteerd te worden onder de betreffende asset. De negatieve exposure moet gerapporteerd worden onder kortlopende vorderingen op banken. De fixed leg moet worden gerapporteerd onder de betreffende asset. De floating leg dient in de rapportage verantwoordt te worden onder 'kortlopende vorderingen op banken'. Valutaderivaten: Delta: De exposure van de long leg moet gerapporteerd worden onder de betreffende asset. Rho: De exposure van de short leg moet gerapporteerd worden onder 'kortlopende vorderingen op banken'. Opties/swaptions: Delta: Deze eerste term van het Black en Scholes model moet gerapporteerd worden onder de betreffende asset. Rho: De tweede term van het Black en Scholes model moet gerapporteerd worden onder 'kortlopende vorderingen op banken'. Total Return Swap: Delta: De exposure van de floating leg moet gerapporteerd worden onder de betreffende asset. Rho: De exposure van de fixed leg moet gerapporteerd worden onder 'kortlopende vorderingen op banken'. Credit default swap Delta: Deze dient opgenomen te worden onder vastrentende waarden. Rho: De notional amount plus of min de waarde van de CDS (al naar gelang deze positief of negatief is) dient opgenomen te worden onder kortlopende vorderingen op banken. Exotische derivaten:

11 Bij exotische derivaten kunnen geen delta- en rho-equivalenten berekend worden. Deze dienen derhalve in de derde kolom onder kortlopende vorderingen op banken opgenomen te worden. Een nadere toelichting kunt u ook vinden op Open Boek Toezicht en dan bij de zoekfunctie zoeken naar: Aanwijzingen Kwartaalrapportage Beleggingen doc In bijlage B wordt e.e.a nader uitgewerkt. Vraag C.2: Hoe ver moet een fonds gaan bij toepassing van het Look through principe? Antwoord C.2: Het leidende principe voor de toepassing van de look through regel luidt: splits de beleggingsrisico s uit voor zover het mogelijk is en voor zover het een betekenisvolle verscherping van het beeld geeft. DNB verwacht van het pensioenfonds, dat het begrip betekenisvolle verscherping van het beeld een gepaste wijze invulling krijgt. Enkele voorbeelden: [1.] Het fonds belegt in een mixfonds waarbij een opsplitsing nodig is in aandelen en derivaten. Uitsplitsing naar twee bedragen is hier voldoende, verder uitsplitsen is niet nodig, tenzij verdere uitsplitsing noodzakelijk is om een goed beeld van het risicoprofiel van het mixfonds te krijgen. [2.] Een pensioenfonds belegt in verschillende aandelenfondsen. Het is niet de bedoeling dat de waarde van alle aandelenfondsen samen onder Aandelen wordt ingevuld bij Beleggingsfondsen. Bijvoorbeeld een beleggingsfonds met uitsluitend beleggingen in Emerging Markets moet onder 3.2 Emerging Markets gerapporteerd worden. Pas als het aandelenbeleggingsfonds niet uit te splitsen is in één van de categorieën 3.1 tot en met 3.3 mogen zij verantwoord worden onder 3.4 Beleggingsfondsen. [3.] Een pensioenfonds belegt in verschillende obligatiefondsen. De obligatiefondsen moeten gesplitst worden naar Credits (4.4) en Staatsobligaties (4.1). Vraag C.3: Is in K101 het onderdeel 2.6 Geraamde dekkingsgraad (%) af te leiden uit de gegevens die ingevuld worden in regel 1.1 tot en met regel 2.5? Antwoord C.3: Ja, het percentage is gelijk aan het bedrag bij onderdeel 2.4 gedeeld door het bij 2.5 ingevulde bedrag. Vraag C.4: Zijn er rekenvoorbeelden voor de waarde van 'Geraamde technische voorzieningen voor risico van het fonds? Antwoord C.4: In de Aanwijzingen Pensioenstaten is toegelicht waarmee het fonds bij de raming van de technische voorziening rekening moet houden. Uitgangspunt zal doorgaans het bedrag van de

12 technische voorzieningen ultimo vorig verslagjaar zijn. Gevraagd wordt om een redelijke raming te geven. Daarvoor zult u rekening moeten houden met de verschillende factoren die tot relevante mutaties in de technische voorziening leiden. Wij beschikken verder niet over rekenvoorbeelden. Bij problemen ten aanzien van dit vraagstuk geven wij u in overweging dit verder op te nemen met een actuaris. Vraag C.5: Wat moet in K201 gerapporteerd worden als het mandaat aan de vermogensbeheerder alleen percentages voor activa-klasse (vastgoed, aandelen, vastrentende waarden, overig) geeft, en geen weging per subklasse? Antwoord C.5: Het beleggingsbeleid is een belangrijk sturingsmiddel van een pensioenfonds. Een uitsplitsing naar alleen de hoofdcategorieën geeft niet voldoende inzicht. Het fondsbestuur zal dit aspect moeten betrekken in de vaststelling van het beleggingsbeleid en grenzen formuleren ten aanzien van de onderverdeling binnen een activa-klasse. Er is daarom geen mogelijkheid om alleen normwegingen voor de vier hoofdcategorieën in te vullen. Vraag C.6: Bij welk onderdeel van K201 moeten onderhandse leningen worden gerapporteerd? Antwoord C.6: Onderhandse leningen (leningen die niet openbaar worden aangeboden) moeten op dezelfde manier gerapporteerd worden als openbaar aangeboden leningen. Afhankelijk van het karakter van de lening (bijv. credits, hypothecaire leningen of zelfs staatsobligaties) dienen zij verantwoord te worden onder de punten 4.1 tot en met 4.6. Vraag C.7: Moeten alle bankrekeningen tot de beleggingen worden gerekend? Bijv rekening courant voor de dagelijkse betalingen, beleggingsbankrekeningen, depositorekening. Antwoord C.7: In de balansopstelling van de jaarstaten is ervan uitgegaan dat liquide middelen die niet beschikbaar zijn voor beleggingen, niet vallen onder beleggingen maar onder overig. Dit sluit het beste aan bij de manier waarop fondsen in de praktijk hun beleggingsportefeuille monitoren. Het past in deze benadering dat de rekening courant voor de dagelijkse betalingen buiten de beleggingsoverzichten wordt gehouden. Uiteraard moet hiermee dan wel rekening worden gehouden in onderdeel 1.2 van de rapportage Dekkingsgraad. Vraag C.8: Wat betekent het Look Through principe voor de rapportage van bijv. Mature markets Beleggingsfondsen, Emerging Markets Beleggingsfondsen en Private Equity Beleggingsfondsen? Antwoord C.8: Uit het Look Through principe volgt dat een aandelenbeleggingsfonds dat volledig belegt in Emerging Markets, verantwoord moet worden onder 3.2 Emerging Markets ; zo ook voor de andere types. Bij obligatiefondsen geldt hetzelfde look-through -principe. Pas als een

13 aandelenbeleggingsfonds niet gesplitst kan worden, behoort u het te verantwoorden onder 3.4 Beleggingsfondsen. Vraag C.9: Moet de marktwaarde van een belegging worden gerapporteerd inclusief of exclusief opgelopen rente? Antwoord C.9: De marktwaarde van een belegging moet worden gerapporteerd inclusief de opgelopen rente. Vraag C.10: Hoe moet een Long Duration Overlay fonds worden gerapporteerd? Antwoord C.10: De LDO-fondsen dienen onder 4.5 beleggingsfondsen` verantwoord te worden. Derivatenconstructies dienen ook zoveel mogelijk via het look-through principe naar de verschillende risicocategorieën te worden uitgesplitst. Vraag C.11: Als een beleggingsfonds noteert in Euro maar de valuta-exposure valt in USD, waar valt het fonds dan onder, Euro of niet-euro? Antwoord C.11: Voor een consistente verantwoording en met toepassing van het look-through principe moet een dergelijk fonds zoveel mogelijk gesplitst te worden. Als de valuta-exposure in USD valt, moeten de beleggingen onder niet-euro worden verantwoord. Vraag C.12: Moeten bij het bepalen van de Modified Duration en Credit Rating klasse in K203 ook de beleggingsfondsen worden meegenomen? Antwoord C.12: Hier geldt weer het look-through beginsel. Als informatie over de duration van de portefeuille en de gemiddelde kredietstatus bekend is, moet u deze meenemen. Vraag C.13: Is er meer informatie beschikbaar over de wijze waarop in K204 de marktwaarde van derivaten berekend moet worden en over hoe omgegaan moet worden met de verschillende beschreven instrumenten? Antwoord C.13: De algemene regel bij het bepalen van de actuele waarde is dat alle mogelijke kasstromen, die voortkomen uit de belegging of verplichting, worden vermenigvuldigd met de bijbehorende kansen en vervolgens met de bijbehorende rentevoet uit de rentetermijnstructuur contant worden gemaakt. De som van al deze resultaten is dan de marktwaarde. Voor derivaten is het niet anders. Derivaten kunnen echter heel gecompliceerde samengestelde producten zijn. Deze dienen dan uiteengerafeld te worden in onderdelen waarvan de marktwaarde wel kan worden bepaald, al dan niet via replicatie. Via aggregatie, waarbij rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid wordt dan de totale waarde van een derivaat bepaald. Als

14 sprake is van dagelijkse afrekening, dan leidt dat niet tot dubbeltelling, want als het goed is, wordt daar in het kasstroomoverzicht rekening mee gehouden. Het kasstroomoverzicht (en de bijbehorende marktwaarde) ziet er dan namelijk anders uit dan in het geval geen sprake is van dagelijkse afrekening. Vraag C.14: Vallen valutatermijncontracten onder derivaten zoals deze worden vermeld in K202, K203? In K204 staan deze separaat vermeld. Antwoord C.14: De valutatermijncontracten vallen onder het begrip derivaten indien zij bedoeld zijn om risico s op onderliggende waarden af te dekken. In dat geval dient de waarde in de rapportages K202 en K203 niet te worden meegenomen. In K204 dienen zij apart vermeld te worden. Vraag C.15: Is een warrant een derivaat volgens de definities van staat K204? Antwoord C.15: Ja. Vraag C.16: Moet in K204 bij marktwaarde na schok een percentage of een bedrag ingevuld worden? Antwoord C.16: De marktwaarde na schok dient als bedrag te worden ingevuld. Vraag C.17: Hoe moet in K204 de marktwaarde na schok berekend worden? Antwoord C.17: In de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staat per beleggingsinstrument de schok waarmee u rekening moet houden. Wellicht ten overvloede merken wij op dat de schok integraal over de gehele balans moet worden uitgevoerd en dat instrumenten dus aan meer dan één schok onderhevig kunnen zijn. In staat K204 rapporteert men alleen de waarde van de derivaten na toepassing van de schokken. Vraag C.18: Moet in K204 bij ieder instrument één schok worden geselecteerd of moeten meer schokken worden doorgerekend? Antwoord C.18: De standaardschokken dienen integraal over de gehele balans te worden toegepast. Het is niet toegestaan om slechts één schok te selecteren en deze bijvoorbeeld op de rentederivaten toe te passen. In de praktijk zal het zo zijn dat niet elke schok een waardeverandering bij elk product teweeg brengt. Indien meerdere schokken van invloed zijn op de waardeverandering, dient de gezamenlijke waardeverandering gerapporteerd te worden. Deze waardeverandering dient bij het instrument gerapporteerd te worden, waar de waardeverandering optreedt. Een valutaschok zal dus zowel in regel 2.1 als in regel 4.6 inzichtelijk zijn en hoogstwaarschijnlijk een tegengestelde beweging laten zien.

15 Vraag C.19: Wat valt in K204 onder rentetermijncontracten en wat is de marktwaarde van een future? Antwoord C.19: 1. Rente- en obligatiefutures: De marktwaardeveranderingen worden dagelijks cash bij- en afgeschreven op/van de margin-account bij de clearing broker. Omdat hierop naast de resultaten van marktwaardebewegingen van bestaande posities ook de initial margins en gerealiseerde winsten en verliezen op gesloten posities staan, ligt het voor de hand het bedrag op de marginrekening als geheel onder de liquide middelen op te nemen en de marktwaarde van futures op nul te stellen. 2. Valutatermijncontracten: het gaat hier alleen om de valutatermijncontracten en niet om de valutaresultaten van de onderliggende beleggingen. Als de contracten ingezet zijn ter afdekking van valutarisico's van de onderliggende portefeuille, dan resulteert dit in positieve marktwaardes na schok. Vraag C.20: Wat wordt in K204 bedoeld bij marktwaarde en notional van een swap? Antwoord C.20: De notional amount is de hoofdsom van de swap op basis waarvan de rentebedragen worden bepaald, de marktwaarde van de swap is het saldo van de contante waarde van de fixed betalingen en de floating betalingen en kan ook een negatieve waarde bevatten. Vraag C.21: Wat wordt bij staat K204 onder inflatiecontracten verstaan? Antwoord C.21: Inflatiecontracten zijn vermogensinstrumenten waarvan de waarde(ontwikkeling) afhankelijk is van een inflatiemaatstaf, bijvoorbeeld de CPI-indexatiecoëfficiënt. Voorbeelden van inflatiecontracten zijn geïndexeerde obligaties en inflatieswaps. Vraag C.22: Wat moet in verslagstaat K204 verantwoord worden als een fonds alleen valutatermijncontracten heeft? Antwoord C.22: Als uw pensioenfonds geen andere derivaten heeft dan valutatermijncontracten, dan hoeft u alleen regel 4.1 in te vullen. Derivaten zijn over het algemeen bedoeld om (beleggings-) risico s af te dekken. DNB is geïnteresseerd in de wijze waarop de derivaten reageren op extreme marktbewegingen (schokken zoals omschreven in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling). Voor de valutatermijncontracten zal met name de waardedaling van de beleggingen in niet-euro-valuta met 20% van invloed zijn. Maar ook andere schokken kunnen de waarde van het valutatermijncontract eventueel beïnvloeden. De waardeontwikkeling na het integraal toepassen van de schokken van uw derivaten dient u te rapporteren in kolom 2. In kolom 3 dient u de notional amount van het derivatencontract te vermelden. Bij een valutatermijncontract is deze waarde gelijk aan de waarde van de afgedekte buitenlandse valuta (uitgedrukt in euro s). Vraag C.23: Kunnen er in K204 bij de notional negatieve bedragen worden vermeld?

16 Antwoord C.23: In de kolom 3 van rapportage K204 dienen altijd positieve bedragen voor de notionals ingevuld te worden. De richting van het effect wordt wel duidelijk uit het verschil tussen de marktwaarden voor en na schok. Vraag C.24: Hoe moet in K204 een zogenoemde inflation linked swaption gerapporteerd worden? Antwoord C.24: Indien de inflation-linked swaptions geschreven zijn op inflatiegegevens, dan dienen deze onder inflatiecontracten (regel 2.8) geschreven te worden. Zijn de contracten echter rechtstreeks op de reële rente geschreven, dan moeten deze verantwoord worden onder rentederivaten. Hierbij dienen deze gesplitst te worden in swaps en opties en als zodanig verdeeld te worden over de verschillende regels. Vraag C.25: Is het toegestaan om valutatermijncontracten niet op te nemen in K204 aangezien deze volledig zijn bedoeld voor het afdekken van valuta-risico s? Antwoord C.25: Nee, dit is niet toegestaan. K204 is bedoeld om inzicht te krijgen in de waardeverandering van de derivaten bij het optreden van de gestandaardiseerde schokken. U dient dus in verslagstaat K204 de marktwaarde van valutatermijncontracten, de waarde na schok en de notional amount te verantwoorden. Vraag C.26: Hoe moet bij K204 voor rentederivaten de marktwaarde na schok berekend worden? Antwoord C.26: De renteschok dient per rentederivaat individueel te worden toegepast. Hierbij moet het renterisico bepaald worden aan de hand van het voor het fonds meest negatieve scenario (rentestijging of daling). Wellicht ten overvloede: alle standaardschokken moeten integraal over de gehele balans worden uitgevoerd. Rentederivaten kunnen immers ook van waarde veranderen door een krachtige daling van de aandelenmarkten. Vraag C.27: Moeten in kolom 3 van verslagstaat K205 de aannames die gebruikt zijn bij het vaststellen van het premiebeleid omgerekend worden naar kwartaalbasis? Antwoord C.27: Nee, dit moet niet. In kolom 3 van verslagstaat 205 dienen rendementsaannames op jaarbasis verantwoord te worden. Vraag C.28: Wordt in K205 bij de performanceberekening gewogen op de marktwaarde per ultimo kwartaal, of wordt gekeken naar het gemiddelde over het kwartaal? Antwoord C.28: Bij juiste toepassing van de methodiek van TWR wordt een rendement over het kwartaal berekend, waarbij ook rekening is gehouden met wijzigingen in de feitelijke mix gedurende

17 het kwartaal. In feite is het de bedoeling om per asset categorie, per deelperiode (bijvoorbeeld per dag) het behaalde rendement vast te stellen. Dit kan door de waarde van die categorie aan het eind van de deelperiode te verminderen met de aanvangswaarde van die deelperiode en vervolgens te delen door de totale aanvangswaarde van de portefeuille (som van alle categorieën). Als u vervolgens de rendementen over de deelperiodes verhoogt met 1 en met elkaar vermenigvuldigt, resulteert het rendement over het kwartaal van de betreffende assetcategorie. In dit kwartaalrendement is dan rekening gehouden met de wijziging van de feitelijke mix.

18 Onderdeel D: Vragen over de Z- score (K301) Vraag D.1: Welke benchmark moet in K301 worden gebruikt bij het berekenen van de z-score? Antwoord D.1: De gekozen benchmark moet voldoen aan de voorschriften in het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf (Zie o.a. artikel 5 van dit besluit).

19 Onderdeel E: Vragen over de FTK-Premies (K401) Vraag E.1: Op het moment waarop K401 gerapporteerd moet worden, is niet alle informatie bekend. Wat nu? Antwoord E.1: De rapportage blikt vooruit. Indien de gevraagde gegevens niet volledig correct zijn op te geven, dient u een zo goed mogelijke schatting te (laten) maken. Vraag E.2: Waarom wordt in K401 bij de benodigde premie de extra premie in verband met herstelplannen meegenomen? Antwoord E.2: Bij fondsen in herstel zal de feitelijk overeengekomen premie ten minste moeten bestaan uit de kostendekkende premie plus de extra premie in verband met het herstelplan. Als dit niet het geval is, kan de extra premie niet (volledig) worden gebruikt om de financiële positie te versterken, terwijl dit wel de bedoeling is bij het vaststellen van een herstelpremie. Vraag E.3: Hoe moet bij onderdeel 3 (informatie over de kostendekkende premie) de actuariële premie worden verantwoord bij pensioenfondsen die beschikbare premie-regelingen met rendementsgarantie aanbieden? Antwoord E.3: Een beschikbare premie-regeling met rendementsgarantie heeft zowel kenmerken van een regeling voor risico fonds als van een regeling voor risico deelnemers. Om de toereikendheid van de premie te kunnen beoordelen (waarvoor deze staat bedoeld is) is kennis van de specifieke situatie noodzakelijk. Daarom dient in dit geval contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Vraag E.4: Moet in K401 het bedrag dat betrekking heeft op prepensioen vermeld worden onder de inkoop-regeling VPL? Antwoord E.4: Nee, alle premie voor onvoorwaardelijke aanspraken moet worden betrokken in de reguliere samenstelling van de kostendekkende premie. Uitsluitend de premie voor aanspraken waarvan de toekenning nog onzeker is, en die dus niet in de technische voorziening zijn opgenomen, moeten worden vermeld bij de inkoop-regeling VPL.

20 Onderdeel F: Vragen over FTK-Toeslagen (K601) Vraag F.1: Wat wordt in staat K601 bedoeld met verslagperiode? Antwoord F.1: De kwartaalstaat FTK-Toeslagen dient jaarlijks in januari ingediend te worden. In deze kwartaalstaat wordt onder verslagperiode het afgelopen boekjaar verstaan.

21 Onderdeel G: Vragen over Reglementen (K602) Vraag G.1: Wat moet in K602 worden ingevuld door beroepspensioenfondsen onder regel bij doelgroep? Antwoord G.1: Als de pensioenregeling geldt voor alle medewerkers die bij de beroepspensioenvereniging zijn aangesloten, dan dient hier alle medewerkers te worden geantwoord. Indien dat niet het geval is, dan moet hier anders worden ingevuld. Vraag G.2: Hoe moet K602 ingevuld worden bij een hybride regeling? Antwoord G.2: Bij een hybride regeling geldt bijvoorbeeld dat tot een bepaalde salarisgrens een kapitaalovereenkomst (op basis van middelloon geldt), maar daarboven een premieovereenkomst (beschikbare premieregeling). Bij een dergelijke combinatieregeling moet vraag 3.1 (pensioensysteem) zowel bij Uitkeringsovereenkomst als Premieovereenkomst ja ingevuld worden. Bij vraag 3.2 dient vervolgens de scheiding tussen de uitkerings- en premiecomponent op basis van de hoogte van het inkomen aangebracht te worden.

22 Onderdeel H: Vragen over de jaarstaten (J101 t/m J903) Vraag H.1: Hoe moeten vorderingen uit hoofde van nog af te wikkelen beleggingstransacties, liquide middelen aangehouden voor beleggingsdoeleinden en lopende interest worden verantwoord? Antwoord H.1: Deze posten moeten worden gerubriceerd conform de aanwijzingen. Daarbij wordt verwacht dat jaarstaten en kwartaalstaten zoveel mogelijk op elkaar aansluiten. Aansluiting bij het externe jaarverslag is op deze onderdelen niet altijd mogelijk. Vraag H.2: Hoe dient een stelselwijziging van de waardering van de technische voorzieningen in de jaarstaten verwerkt te worden? Antwoord H.2: Een stelselwijziging van de waardering van de technische voorzieningen dient in de jaarstaten via de rekening van baten en lasten (J401) te lopen. Het effect van deze stelselwijziging dient op die staat onder de post mutatie technische voorzieningen aangegeven te worden. De wijziging mag dus niet via het eigen vermogen verwerkt worden. Voorts dient de stelselwijziging in staat J605 in twee delen verantwoord te worden. Zo dient de eenmalige overstap van de vaste 4% rekenrente naar RTS verantwoord te worden onder regel 1.1 (mutatie technische voorzieningen uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur). De overstap naar een prognosetafel is een wijziging van actuariële grondslagen en dient verantwoord te worden onder 10.2 ( mutatie technische voorzieningen i.v.m. wijziging actuariële grondslagen/methoden). Vraag H.3: Moet de reserve die uit hoofde van de inkoopregeling Wet VPL is ontstaan tot het eigen vermogen worden gerekend? Antwoord H.3: Ja, de reserve die uit hoofde van de inkoopregeling Wet VPL is ontstaan, dient tot het eigen vermogen gerekend te worden. Voor de toetsing van het eigen vermogen aan het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen wordt echter niet het aanwezige eigen vermogen gebruikt, maar de aanwezige solvabiliteit. Deze wordt in verslagstaat J501 door de reserves te corrigeren voor vermogen dat bestemd te ter zekerstelling van opgebouwde aanspraken. Vraag H.4: Wat wordt in staat J402 onder Inkoop bij derden beschouwd en wat onder Interne kosten? Antwoord H.4: In deze staat wordt een uitsplitsing gevraagd van de kosten. Alle kosten die worden gemaakt in het kader van uitbestede werkzaamheden (bijvoorbeeld aan werkgever, accountant, actuaris of administrateur) dienen te worden gerapporteerd als Inkoop bij derden. Interne kosten zijn bijvoorbeeld kosten van personeel (rechtsreeks in dienst bij het pensioenfonds) kosten

23 huisvesting (indien het gebouw in eigendom van het pensioenfonds is) en directe bestuurskosten (bijvoorbeeld onkostenvergoedingen). Vraag H.5: Mag in verslagstaat J501 als minimaal vereist eigen vermogen een standaardpercentage van 5% worden ingevuld? Antwoord H.5: Nee, de 5%-norm is slechts een vuistregel. De wettelijke vereisten voor de hoogte van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen staan in artikel 11 van het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen. In de aanwijzingen is een sjabloon opgenomen dat als hulpmiddel kan dienen. De regels in het Besluit zijn doorslaggevend. Vraag H.6: Moet de modified duration in verslagstaat J502 inclusief of exclusief derivaten worden vermeld? Antwoord H.6: In de jaarstaten dient de modified duration van de portefeuille met vastrentende waarden inclusief derivaten verantwoord te worden. Bij de modified duration van de verplichtingen spelen derivaten geen rol. Vraag H.7: Moet vanaf 1 januari 2010 in J502 de S1 te berekend worden op basis van kasstromen of op basis van de benaderingsmethode? Antwoord H.7: Ja, het is een inderdaad een verplichting om per 1 januari 2010 de S1 op basis van de Kasstromen te berekenen. Vraag H.8: Op welke wijze dienen in J502 de S1 en S5 berekend te worden? Antwoord H8: Voor S1 moet de verdeling van de duration over het looptijdenspectrum in ogenschouw genomen worde. Het meest zuiver is dan om de kasstromen op de looptijdenlijn uit te schrijven en de relevante renteschok voor elke afzonderlijke looptijd op de bij die looptijd horende kasstroom los te laten. Een wat ruwere benadering, waarbij de bijdrage van elk looptijdpunt aan de totale duration van de portefeuille in plaats van de echte kasstromen het uitgangspunt is, is een eventueel alternatief. Deze duration-bijdragen moeten dan vertaald worden naar equivalente kasstroomposities in elk van de looptijden. Opmerking hierbij is dat dit alleen mag als de portefeuille geen optionaliteit kent. Met andere woorden als de kasstromen zelf niet afhankelijk zijn van toekomstige rentestanden. De S1 mag dus niet bepaald worden op basis van de gemiddelde duration van de vastrentende waarden en de technische voorzieningen. De S5 mag op twee manieren berekend worden. Eén manier is de opdeling naar kasstromen. Daarbij dienen dan wel de kasstromen van iedere afzonderlijke creditobligatie bij elkaar gehouden te worden om dezelfde schok op de creditspread te kunnen bepalen. Een alternatief is het werken met een duration-benadering op individueel obligatie-niveau. In dat geval dient voor elke obligatie de specifieke creditspread vermenigvuldigd te worden met de

24 spreadduration van de obligatie. Ook hier is de voorwaarde dat dit alleen mag als de obligatie geen optionaliteit kent (zoals bijvoorbeeld bij structured credits of callable bonds). Bij de bepaling van de S5 mag dus niet gewerkt worden met een gemiddelde creditspread en een gemiddelde spreadduration van de portefeuille. Vraag H.9 Hoe moet in J502 het renterisico op basis van kasstromen berekend worden? Antwoord H.9 Voor de berekening van het renterisico dient uitgegaan te worden van de daadwerkelijke (verwachte) kasstromen. De renteschok dient per kasstroomjaar en per individueel beleggingsproduct toegepast te worden. Om het totale renterisico te bepalen, dienen de uitkomsten van de individuele schokken gesommeerd te worden. Deze sommatie leidt vervolgens tot het totale kredietrisico. Er mag dus niet uitgegaan worden van een gewogen, gemiddelde credit spread en duration van de kredietportefeuille. Vraag H.10: Tot welk punt in het verleden moet in J604 de cumulatieve achterstand op toeslagverlening worden berekend? Antwoord H.10: Leidraad bij het invullen van dit onderdeel is de mate van inhaalindexatie die de deelnemers nog eventueel tegemoet kunnen zien. Praktisch betekent dat, dat de gehanteerde termijn moet aansluiten bij de termijn die hiervoor in het pensioenreglement is genoemd. Als in het reglement geen termijn is vermeld, dan kan worden teruggegaan tot het moment waarop de mogelijkheid tot het geven van inhaalindexatie is ingesteld. Vraag H.11: Moet de actuariële premie of de gedempte premie worden gemeld op regel 3.1 in verslagstaat J605? Antwoord H.11: Op verslagstaat J605 moet op regel 3.1. het actuarieel benodigde bedrag worden aangegeven. Dit bedrag moet gebaseerd zijn op de heersende rentetermijnstructuur. Op deze wijze maakt deze verslagstaat zichtbaar welk deel van de feitelijk ontvangen premie gebruikt is voor toevoeging aan de Technische Voorzieningen en welk deel op andere wijze is aangewend. Vraag H.12: Hoe moet in verslagstaat J605 omgegaan worden met de premie voor voorwaardelijke overgangsregelingen (regeling in het kader van de wet VPL )? Antwoord H.12: Voor pensioenfondsen die een inkoopregeling in het kader van de wet VPL kennen, is het volgende van belang. In het formulier zijn geen afzonderlijke regels voor deze situatie opgenomen. De juiste wijze van invulling wordt hieronder uiteengezet. Indien in de premiebaten een bijdrage is inbegrepen die bedoeld is voor deze inkoopregeling, dan moet het bedrag vermeld worden in de kolom premiebaten onder het kopje Saldo uit hoofde van andere oorzaken (regel 11.1). Het bedrag dat in het verslagjaar benodigd was voor inkoop van de rechten en dat is toegevoegd aan de technische voorzieningen, moet als overige

25 mutatie technische voorzieningen worden vermeld onder het kopje Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen (regel 10.3). Vraag H.13: Hoe dient in staat J605 de binnengekomen premie vanuit FVP te worden verantwoord? Antwoord H.13: De kolom Premiebaten in J605 hoort aan te sluiten bij de premie die is gerapporteerd in J401. Staat J401 houdt geen rekening met premie vanuit FVP. Als u in J401 deze premie als Baten anders dan premie verantwoord heeft, is de volgende oplossing mogelijk: de door het FVP beschikbaar gestelde premie vermelden onder Saldo uit hoofde van andere oorzaken, en de bijbehorende mutatie technische voorzieningen op de laatste regel onder Saldo uhv overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen. De vraag hoe de toevoeging aan het eigen vermogen (solvabiliteitsopslag) gefinancierd dient te worden is voor de verantwoording in staat J605 niet van belang.

3. Testsheet Kan op de DNB website een testsheet worden gepubliceerd waarop pensioenfondsen de juistheid van hun rapportage kunnen laten testen?

3. Testsheet Kan op de DNB website een testsheet worden gepubliceerd waarop pensioenfondsen de juistheid van hun rapportage kunnen laten testen? Algemeen 1. Aantal vragen dat DNB stelt Is het logisch dat DNB zoveel vragen moet stellen over de derivatenstaat? (Naar aanleiding van het feit dat alle aanwezigen in de zaal aangaven vragen te hebben

Nadere informatie

Algemene informatie kwartaalrapportage verzekeraars 2009-07-01

Algemene informatie kwartaalrapportage verzekeraars 2009-07-01 Algemene informatie kwartaalrapportage verzekeraars 2009-07-01 1 Is de kwartaalrapportage ook bestemd voor VOW3 maatschappijen? Ja, ook VOW3 maatschappijen moeten de kwartaalrapportage indienen. 2 Is het

Nadere informatie

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 > 2013 was voor SPNG een jaar van grote veranderingen. Verkort jaarverslag 2013 > 2013 was voor SPNG een jaar van grote veranderingen. Eind 2012 liep het herverzekeringscontract met Nationale-Nederlanden

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 24420 29 november 2012 Regeling van De Nederlandsche Bank NV van 15 november 2012 houdende wijziging van de Regeling informatieverstrekking

Nadere informatie

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31.12.14 1.2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31.12.14 1.2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10 Staat/formulier K0 blad 2 Datum in herstel (ddmmjj) 2 2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 0 Onderbouwing gekozen hersteltermijn Er is voor een termijn van 0 jaar gekozen omdat een relatief lange termijn

Nadere informatie

Geacht bestuur, Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen. Postbus AB Amsterdam. Datum 29 augustus 2013.

Geacht bestuur, Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen. Postbus AB Amsterdam. Datum 29 augustus 2013. Toezicht pensioenfondsen en beleggingsondernemingen Postbus 98 1000 AB Amsterdam Datum Uw kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer Bijlage(n) 1 Onderwerp Resultaten DNB themaonderzoek beheersing renterisico

Nadere informatie

FTK Kwartaalstaten Beleggingen. Programma Michiel Boswinkel, 11 december 2014

FTK Kwartaalstaten Beleggingen. Programma Michiel Boswinkel, 11 december 2014 FTK Kwartaalstaten Beleggingen Programma Michiel Boswinkel, Programma Sessie 1: Derivaten 13:00 13:05 uur: Welkomstwoord 13:05 14:00 uur: Analyses DNB bij derivatenrapportages Sessie 2: Aanpassingen en

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzing Kwartaalrapportage

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzing Kwartaalrapportage Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzing Kwartaalrapportage De Nederlandsche Bank e019 Inhoud 1 Algemene toelichting 1 1.1 Nieuwe elementen in het nieuwe rapportagekader 1 1.2 Rapportagefrequentie en

Nadere informatie

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Herstelplan per 31 augustus 2011 Naam pensioenfonds: Bedrijfspensioenfonds Nummer fonds: 10565 Dekkingsgraad per 31-8-2011: Dekkingsgraad per ultimo augustus 2011 is 102,5%. Status financiële positie (reservetekort,

Nadere informatie

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Beleggingen Het totaal rendement over het afgelopen boekjaar 2010 is uitgekomen op 15,6%. Als we naar de onderverdeling kijken zien we het

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 4094 25 januari 2019 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 21 januari 2019 houdende wijziging van de Regeling verslagstaten

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019 KWARTAALVERSLAG EERSTE KWARTAAL 2019 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 maart 2019 bedroeg 118,7%. Het rendement van 1 januari tot en met 31 maart 2019 bedroeg 7,1%. Het pensioenvermogen per

Nadere informatie

Alle pensioenfondsen met technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds

Alle pensioenfondsen met technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds Beleggingen K201 BELEGGINGEN VOOR RISICO FONDS In te vullen door: Alle pensioenfondsen met technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds Wanneer in te vullen: Elk kwartaal Laatste wijziging

Nadere informatie

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Persbericht Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Hoofdpunten: Dekkingsgraad van 94% is te laag: aanvullende maatregelen nodig Beschikbaar vermogen stijgt met ruim 11 miljard Door gedaalde rente nemen

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus 98 1000 AB AMSTERDAM

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus 98 1000 AB AMSTERDAM De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus 98 1000 AB AMSTERDAM Wormerveer, 12 december 2011 Betreft: Herstelplan Stichting Pensioenfonds De Fracties Geachte heer Keereweer, De dekkingsgraad

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017 KWARTAALVERSLAG TWEEDE KWARTAAL 2017 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 juni 2017 bedroeg 112,5% Het rendement van 1 april tot en met 30 juni 2017 bedroeg 0,8% Het rendement van 1 januari tot

Nadere informatie

Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij ABTN

Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij ABTN Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij december 2017 Dit document heeft 7 pagina s Versiebeheer Versie Auteur Datum Revisie V1.0 KPMG 1 november 2010 Herijkte versie V2.0 KPMG 20 juli 2011

Nadere informatie

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen De Nederlandsche Bank 1 ALGEMENE TOELICHTING... 5 Doel van de rapportage... 5 Wettelijke basis... 5 Wie moet rapporteren?... 6 Structuur van het rapportagemodel...

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015 KWARTAALVERSLAG DERDE KWARTAAL 2015 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 september 2015 bedroeg 112,6% Het rendement van 1 juli tot en met 30 september 2015 bedroeg -1,6% Het pensioenvermogen

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Kwartaalbericht 2013 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2013 122,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV Versie 1.0 17 juni 2015 Auteur: Corné van Bokhoven Status: vastgesteld door bestuur Inleiding Nadat Stichting Pensioenfonds DHV in 2008 in dekkingstekort kwam heeft

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Inleidende Bepalingen. Hoofdstuk 2. Kwartaalstaten. Regeling informatieverstrekking pensioenfondsen. Artikel 1.1.

Hoofdstuk 1. Inleidende Bepalingen. Hoofdstuk 2. Kwartaalstaten. Regeling informatieverstrekking pensioenfondsen. Artikel 1.1. Regeling informatieverstrekking pensioenfondsen Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 30 maart 2007,nr. Juza/2007/00014/CLR, houdende regels met betrekking tot het rapportagekader als bedoeld in

Nadere informatie

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017 H E A L T H W E A L T H C A R E E R J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R 16 juni 2017 Bestuur Stichting Pensioenfonds Mercer F I N

Nadere informatie

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019 Kwartaalverslag Q2-2019 Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019 1 In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 juni 2019 bedroeg 117,3%. Het rendement van 1 april tot en met 30 juni 2019 bedroeg 3,5%. Het pensioenvermogen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1997 27 januari 2015 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 20 januari 2015, houdende regels met betrekking tot het

Nadere informatie

Bijlage: sjabloon voor het langetermijnherstelplan en toelichting invulling

Bijlage: sjabloon voor het langetermijnherstelplan en toelichting invulling Bijlage: sjabloon voor het langetermijnherstelplan en toelichting invulling In deze bijlage wordt het sjabloon voor het door de fondsen met een reservetekort vanaf januari 27 aan te leveren langetermijnherstelplan

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016 KWARTAALVERSLAG EERSTE KWARTAAL 2016 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 maart 2016 bedroeg 109,6% Het rendement van 1 januari tot en met 31 maart 2016 bedroeg 5, Het pensioenvermogen per 31

Nadere informatie

1.1 Naam: Jos Dreuning 1.2 Telefoonnummer: adres:

1.1 Naam: Jos Dreuning 1.2 Telefoonnummer: adres: Staat/formulier Contact blad Contact Gegevens contactpersoon invulling rapportage Naam: Jos Dreuning 2 Telefoonnummer: 088-62780 3 E-mailadres: josdreuning@azleu Gegevens bestuurslid verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind maart 2017 is 112,6% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019 Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019 Opening, mededelingen Toelichting organisatie van het fonds Ontwikkelingen 2018 & 2019 - IORP II & Bestuursmodel - Pensioenakkoord Beleggingen,

Nadere informatie

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015 Belanghebbendenvergadering 24 september 2015 Agenda 1. Opening 2. Actuele ontwikkelingen Ballast Nedam N.V. 3. Jaarverslag 2014 4. Nieuwe pensioenregelgeving en herstelplan 5. Toekomst pensioenfonds 6.

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie Vermogensbeheerrapportage 4e kwartaal 2017 In het vierde kwartaal van 2017 steeg wettelijke dekkingsgraad 1 met 1,4% punt van 108,1% naar 109,5%. De actuele dekkingsgraad 2 daalde met 0,1%-punt van 109,9%

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017 KWARTAALVERSLAG EERSTE KWARTAAL 2017 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 maart 2017 bedroeg 110,3% Het rendement van 1 januari tot en met 31 maart 2017 bedroeg 1,2% Het pensioenvermogen per 31

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016 KWARTAALVERSLAG DERDE KWARTAAL 2016 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 september 2016 bedroeg 107,9% Het rendement van 1 juli tot en met 30 september 2016 bedroeg 2,3% Het rendement van 1 januari

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM 1 Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De beleidsdekkingsgraad is gestegen van 114,6% naar 117,4%. Het beleggingsrendement

Nadere informatie

Addendum bij prospectus 18 december Zwitserleven Institutionele Beleggingsfondsen

Addendum bij prospectus 18 december Zwitserleven Institutionele Beleggingsfondsen Addendum bij prospectus 18 december 2017 Zwitserleven Institutionele Beleggingsfondsen 18 juni 2018 Inhoudsopgave 1 Wijziging Hoofdstuk 8 - Risicofactoren en risicomanagement, paragraaf 8.4.3 Tegenpartijrisico

Nadere informatie

Levensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten

Levensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten Levensverzekeringen worden in de regel voor een lange periode afgesloten. De rente speelt hierdoor voor levensverzekeraars een belangrijke rol. Bij een rentedaling daalt het eigen vermogen van deze sector

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m 30 juni 2012 Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad is gedaald van 110,0% naar 105,1% Beleggingsrendement

Nadere informatie

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015 Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Dekkingsgraad: 111,5% Beleidsdekkingsgraad: 112,6% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2014: 27,6%

Nadere informatie

Staat/formulier Contact1 blad 1 Contact

Staat/formulier Contact1 blad 1 Contact Staat/formulier Contact blad Contact Gegevens contactpersoon invulling rapportage Naam: 2 Telefoonnummer: 3 E-mailadres: Gegevens bestuurslid verantwoordelijk voor / betrokken bij invulling rapportage

Nadere informatie

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram 02 verkort in beeld 03 Ontwikkelingen 05 08 10 Pensioenen Beleggingen Organogram Aantal deelnemers dat pensioen opbouwt Aantal personen dat een ouderdomspensioen ontvangt Aantal deelnemers met slapende

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017 KWARTAALVERSLAG VIERDE KWARTAAL 2017 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 december 2017 bedroeg 117,2% Het rendement van 1 oktober tot en met 31 december 2017 bedroeg 3,0% Het rendement van 1

Nadere informatie

Beleggingsbeleid Pensioenfonds PGB. 29 april 2016

Beleggingsbeleid Pensioenfonds PGB. 29 april 2016 Beleggingsbeleid Pensioenfonds PGB 29 april 2016 1 Uw pensioen bij PGB in 2016 3 september 2015 Pensioenfonds balans 50% 50% Bezittingen Matching portefeuille Staatsobligaties Bedrijfsobligaties Hypotheken

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016 KWARTAALVERSLAG VIERDE KWARTAAL 2016 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 december 2016 bedroeg 108,0% Het rendement van 1 oktober tot en met 31 december 2016 bedroeg -2,8% Het rendement van 1

Nadere informatie

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen Inhoud ALGEMENE TOELICHTING... 4 Doel van de rapportage... 4 Wettelijke basis... 4 Wie moet rapporteren?... 5 Structuur van het rapportagemodel... 5 Waarmerking

Nadere informatie

1.1 Naam: T.W.F. Hillen 1.2 Telefoonnummer: 1.3 E-mailadres: F.C.L. Terpstra

1.1 Naam: T.W.F. Hillen 1.2 Telefoonnummer: 1.3 E-mailadres: F.C.L. Terpstra Staat/formulier Contact blad Contact Gegevens contactpersoon invulling rapportage Naam: TWF Hillen 2 Telefoonnummer: E-mailadres: Gegevens bestuurslid verantwoordelijk voor / betrokken bij invulling rapportage

Nadere informatie

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen De Nederlandsche Bank e019 Inhoud 1 Algemene toelichting 1 1.1 Nieuwe elementen in het rapportagekader 1 1.2 Rapportagefrequentie en -structuur 1 1.3 Waarmerken

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017 KWARTAALVERSLAG DERDE KWARTAAL 2017 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 september 2017 bedroeg 114,8% Het rendement van 1 juli tot en met 30 september 2017 bedroeg 1,4% Het rendement van 1 januari

Nadere informatie

1.1 Naam: Marco Starreveld 1.2 Telefoonnummer: adres:

1.1 Naam: Marco Starreveld 1.2 Telefoonnummer: adres: Staat/formulier Contact blad Contact Gegevens contactpersoon invulling rapportage Naam: Marco Starreveld 2 Telefoonnummer: 06 0 9 72 E-mailadres: marcostarreveld@achmeacom Gegevens bestuurslid verantwoordelijk

Nadere informatie

Rapportagekader Premiepensioeninstellingen. Toelichting Kwartaalstaten

Rapportagekader Premiepensioeninstellingen. Toelichting Kwartaalstaten Rapportagekader Premiepensioeninstellingen Toelichting Kwartaalstaten 1 Inhoudsopgave ALGEMENE TOELICHTING... 3 1.1 Doel van de rapportage... 3 1.2 Wettelijke basis... 3 1.3 Aanlevering van de staten...

Nadere informatie

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2012-1 juli 2012 t/m 30 september 2012 Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018 KWARTAALVERSLAG EERSTE KWARTAAL 2018 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 maart 2018 bedroeg 119,0%. Het rendement van 1 januari tot en met 31 maart 2018 bedroeg -0,6%. Het pensioenvermogen per

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m ultimo juni 2012 Samenvatting: Nominale dekkingsgraad gedaald van 107,6% naar 101,9% Beleggingsrendement is 1,6%

Nadere informatie

Pensioenen... Herstelplan 2016

Pensioenen... Herstelplan 2016 Pensioenen.............................................. Herstelplan 2016 23 maart 2016 HERSTELPLAN Stichting Pensioenfonds Vopak (hierna: het pensioenfonds) verkeert op 1 januari 2016 in een situatie

Nadere informatie

DEKKINGSGRAADSJABLOON PER 1 JANUARI 2009 & TOELICHTING HOREND BIJ HET HERSTELPLAN BPF BOUW

DEKKINGSGRAADSJABLOON PER 1 JANUARI 2009 & TOELICHTING HOREND BIJ HET HERSTELPLAN BPF BOUW BIJLAGE: DEKKINGSGRAADSJABLOON PER 1 JANUARI 2009 & TOELICHTING HOREND BIJ HET HERSTELPLAN BPF BOUW 25 JUNI 2009 Bijlage bij Herstelplan BPF Bouw 25 juni 2009: Dekkingsgraadsjabloon per 1 januari 2009

Nadere informatie

Pensioenen... Herstelplan 2017

Pensioenen... Herstelplan 2017 Pensioenen.............................................. Herstelplan 2017 30 maart 2017 HERSTELPLAN Stichting Pensioenfonds Vopak (hierna: het pensioenfonds) verkeert sinds 1 januari 2016 in een situatie

Nadere informatie

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad 11 - dekkingsgraad SPR gestegen van 102,9% (104,5%) naar 109,1%; - positief resultaat van 51,8 miljoen; - SPR kampt nog met dekkingstekort: geen winstbijschrijving

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2018

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2018 KWARTAALVERSLAG DERDE KWARTAAL 2018 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 september 2018 bedroeg 120,7%. Het rendement van 1 juli tot en met 30 september 2018 bedroeg 0,6%. Het rendement van 1

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016 KWARTAALVERSLAG TWEEDE KWARTAAL 2016 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 juni 2016 bedroeg 108,2% Het rendement van 1 april tot en met 30 juni 2016 bedroeg 5,1% Het pensioenvermogen per 30 juni

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 KWARTAALVERSLAG VIERDE KWARTAAL 2018 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 december 2018 bedroeg 119,8%. Het rendement van 1 oktober tot en met 31 december 2018 bedroeg -3,8%. Het rendement van

Nadere informatie

FEB/2011 MAAND. Rapportage Vermogensbeheer. Stichting Pensioenfonds Productschappen

FEB/2011 MAAND. Rapportage Vermogensbeheer. Stichting Pensioenfonds Productschappen FEB/2011 MAAND Rapportage Vermogensbeheer Stichting Pensioenfonds Productschappen Inhoudsopgave Inleiding... 2 1. Kerncijfers... 3 1.1. Dekkingsgraad... 3 1.2. Rendement... 4 1.3. Vermogensmutaties...

Nadere informatie

Marktrisico Non-life risico Tegenpartij kredietrisico Operationeel risico Correlatie effecten totaalniveau 500,0% 400,0% 300,0% 200,0% 100,0% 0,0%

Marktrisico Non-life risico Tegenpartij kredietrisico Operationeel risico Correlatie effecten totaalniveau 500,0% 400,0% 300,0% 200,0% 100,0% 0,0% Aan: Van: Directie, XYZ verzekeraar Arcturus Datum: 25 oktober 2010 Betreft: Rapportage QIS 5 op basis boekjaar 2009 (FICTIEF) Management Samenvatting DNB heeft in augustus 2010 verzekeraars gevraagd om

Nadere informatie

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting DNB-dekkingsgraad 125,2% per 31 december 2012, toename van 3,6%-punt ten opzichte van 30 september 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website Beleggingsrendement

Nadere informatie

Herstelplan PME 2015. Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015

Herstelplan PME 2015. Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015 Herstelplan PME 2015 Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015 1 PME Herstelplan 2015 dekkingraadsjabloon inclusief onderbouwing Dit document bevat het dekkingsgraadsjabloon dat deel uitmaakt

Nadere informatie

VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING PENSIOENFONDS AVEBE 19 APRIL 2011

VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING PENSIOENFONDS AVEBE 19 APRIL 2011 VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING PENSIOENFONDS AVEBE 19 APRIL 2011 VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING PENSIOENFONDS AVEBE 1.1 Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden

Nadere informatie

Jaarbericht Terugblikken en vooruitkijken. delta lloyd pensioenfonds

Jaarbericht Terugblikken en vooruitkijken. delta lloyd pensioenfonds delta lloyd pensioenfonds Jaarbericht 2010 Terugblikken en vooruitkijken In dit Jaarbericht leest u wat er in 2010 bij het pensioenfonds gebeurde. We gaan wat dieper in op onze beleggingen en andere financiële

Nadere informatie

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen

Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen Rapportagekader pensioenfondsen Aanwijzingen De Nederlandsche Bank 1 ALGEMENE TOELICHTING... 4 Doel van de rapportage... 4 Wettelijke basis... 4 Wijzigingen rapportagekader per 15 december 2010... 4 Wie

Nadere informatie

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende Persbericht ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende Hoofdpunten: Verlaging pensioen met 0,5% per 1 april 2013 definitief Mogelijk aanvullende

Nadere informatie

: Herstelplan Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef

: Herstelplan Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef De Nederlandsche Bank T.a.v. de heer drs. J.A.C. Luijks RA Postbus 929 7301 BD Apeldoorn Datum : 11 mei 2009 Betreft : Herstelplan Stichting Pensioenfonds ACF/Brocacef Geachte heer Luijks, Bijgaand treft

Nadere informatie

1.1 Naam: Roy Meusen 1.2 Telefoonnummer: 088-1162763 1.3 E-mailadres: dnb-staten-fav@azl.eu. Ronald Volders Telefoonnummer: 088-1162770

1.1 Naam: Roy Meusen 1.2 Telefoonnummer: 088-1162763 1.3 E-mailadres: dnb-staten-fav@azl.eu. Ronald Volders Telefoonnummer: 088-1162770 Staat/formulier Contact blad Contact Gegevens contactpersoon invulling rapportage Naam: Roy Meusen 2 Telefoonnummer: 0-6276 E-mailadres: dnb-staten-fav@azleu Gegevens bestuurslid verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2014 129,5%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 31 maart 2014. Over de eerste zes maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

Extra informatie pensioenverlaging

Extra informatie pensioenverlaging Extra informatie pensioenverlaging Wat is de invloed van de verlaging op mijn netto pensioen? Als u nog niet met pensioen bent, kunnen we u nu niet zeggen hoe uw netto pensioen

Nadere informatie

Verwachting lopend jaar (verslagjaar +1) 01 02

Verwachting lopend jaar (verslagjaar +1) 01 02 Herstelplan Bedragen in duizenden euro s c01 c_01 r_1_1 1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31-12-08 r_1_2 1.2 Gekozen hersteltermijn (in ren) 10 c02 c_01 Onderbouwing gekozen hersteltermijn r_1_3 1.3 Toelichting

Nadere informatie

Aon Actualiteitenseminar

Aon Actualiteitenseminar Aon Actualiteitenseminar Risico's voor herverzekerde pensioenfondsen Erik Jan Jansen Van de website Brief Donner 17 sept 2010 Daarna gaat Erik Jan Jansen in op risico s bij herverzekerde pensioenfondsen.

Nadere informatie

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie.

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie. Van het SPAN bestuur De maand mei staat in het teken van het afronden van het SPAN jaarverslag over 2012. Eind deze maand verwachten we dat het verslag wordt goedgekeurd door actuaris en accountant. Het

Nadere informatie

Beleggingsverslag. 1 januari 2017 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen

Beleggingsverslag. 1 januari 2017 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 Inhoud 1 Balans per 31 december 2017 3 2 Winst-en-verliesrekening over 2017 4 3 Kasstroomoverzicht over 2017 5 4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Nadere informatie

Beleggingsverslag. 31 december 2015 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen

Beleggingsverslag. 31 december 2015 tot en met 31 december Aegon Levensverzekeringen NV inzake toeslagen Loodswezen 31 december 2015 tot en met 31 december 2016 Inhoud 1 Balans per 31 december 2016 3 2 Winst- en-verliesrekening over 2016 4 3 Kasstroomoverzicht over 2016 5 4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Nadere informatie

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen.

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen. Aan Van Cc Het bestuur van Stichting Pensioenfonds ANWB AZL Actuariaat (Monique van Run en Valerie Heuvelmans) Dirk Meijwaard, fondsmanager Onderwerp Herstelplan 2019 Datum 7 maart 2019 Inleiding Omdat

Nadere informatie

Haarlem 19 juni 2018 Boxmeer 21 juni 2018 Oss 21 juni 2018

Haarlem 19 juni 2018 Boxmeer 21 juni 2018 Oss 21 juni 2018 Haarlem 19 juni 2018 Boxmeer 21 juni 2018 Oss 21 juni 2018 Opening, mededelingen Toelichting organisatie van het fonds MSD PF gaat indexeren in 2018! Ontwikkelingen 2017 - beleggingen en rendementen -

Nadere informatie

Herstelplan 2016. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Herstelplan 2016. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) Herstelplan 2016 Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) Onderwerp: Herstelplan PPF APG 2016 Datum: 10 maart 2016 1. Inleiding Deze notitie geeft een overzicht van de uitgangspunten die gehanteerd

Nadere informatie

Nadere uitwerking van de nota met de Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet

Nadere uitwerking van de nota met de Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet Nadere uitwerking van de nota met de Hoofdlijnen voor de regeling van het financiële toezicht op pensioenfondsen in de Pensioenwet Aanleiding en vervolg 1) Het kabinet heeft begin 2004 met sociale partners

Nadere informatie

Aanpassing Prospectussen Aegon, AEAM en Aegon Paraplu 1 Funds Per 1 augustus 2016

Aanpassing Prospectussen Aegon, AEAM en Aegon Paraplu 1 Funds Per 1 augustus 2016 Aanpassing Prospectussen Aegon, AEAM en Aegon Paraplu 1 Funds Per 1 augustus 2016 Per 1 augustus 2016 voert de beheerder van de Aegon Funds, de AEAM Funds en de Aegon Paraplu 1 Funds, Aegon Investment

Nadere informatie

1.1 Naam: Marco Kiewiet 1.2 Telefoonnummer: adres:

1.1 Naam: Marco Kiewiet 1.2 Telefoonnummer: adres: Staat/formulier Contact blad Contact Gegevens contactpersoon invulling rapportage Naam: Marco Kiewiet 2 Telefoonnummer: 0626647 3 E-mailadres: marcokiewiet@smurfitkappacom Gegevens bestuurslid verantwoordelijk

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014 Samenvatting: dalende rente Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,6% naar 123,7% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015 Welkom namens Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK AMSTERDAM, 25 juni 2015 AGENDA 1. Opening en voorstellen leden van het bestuur 2. Mededelingen van de voorzitter 3. Notulen deelnemersvergadering 26

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum Betreft Financiële positie pensioenfondsen > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2018

KWARTAALVERSLAG. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2018 KWARTAALVERSLAG TWEEDE KWARTAAL 2018 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 juni 2018 bedroeg 119,9%. Het rendement van 1 april tot en met 30 juni 2018 bedroeg 1,4%. Het pensioenvermogen per 30

Nadere informatie

VERKORT JAARVERSLAG 2016

VERKORT JAARVERSLAG 2016 VERKORT JAARVERSLAG 2016 2016: wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van 2016 bij Pensioenfonds TNT Express? U leest het in deze verkorte en vereenvoudigde versie van het jaarverslag. Het volledige

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gestegen van 105,7% naar 115,4%. Dit komt

Nadere informatie

SynVest Beleggingsfondsen nv. Halfjaarcijfers Bestuursverslag Verslag directie 2

SynVest Beleggingsfondsen nv. Halfjaarcijfers Bestuursverslag Verslag directie 2 AMSTERDAM Halfjaarcijfers 2018 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Bestuursverslag 1 1.1 Verslag directie 2 2. Halfjaarcijfers 3 2.1 Samengestelde balans per 30 juni 2018 4 2.2 Samengestelde winst- en verliesrekening

Nadere informatie

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1 RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL Vraag 1 Onder het huidige FTK krijgen pensioenfondsen te maken met de zogenaamde beleggings -spagaat: aan de ene kant kan er weinig risico worden genomen

Nadere informatie

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Premiebeleid 1. Definities Kostendekkende Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Gedempte Premie gebaseerd op gemiddelde rente curves, waardoor de invloed van

Nadere informatie

Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009

Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009 Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009 Dekkingsgraad 89% Belegd vermogen 68,3 miljard Herstelplan ingediend In het eerste kwartaal heeft Pensioenfonds Zorg en Welzijn een verlies op beleggingen geleden van 4,5%.

Nadere informatie

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill Pensioenfonds Cargill 2017 in beeld Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van 2017 van Pensioenfonds Cargill? U leest het in dit verkort jaarverslag. Financiële

Nadere informatie

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017 Kwartaalbericht 2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017 Samenvatting cijfers per 30 juni 2017 Dekkingsgraad (UFR): 104,9% Beleidsdekkingsgraad: 101,8% Belegd vermogen: 23,5 miljard Rendement 2017 t/m juni:

Nadere informatie

Uitvoeringskosten Pensioenfonds UWV

Uitvoeringskosten Pensioenfonds UWV Uitvoeringskosten Pensioenfonds UWV Pensioenuitvoeringskosten De totale pensioenuitvoeringskosten bedragen in 2015 5,01 miljoen euro (2014: 4,70 miljoen euro). Hiertoe worden onder meer gerekend de kosten

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2016-1 oktober 2016 t/m 31 december 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 98,8% naar 105,7%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

HERSTELPLAN 31 maart 2009

HERSTELPLAN 31 maart 2009 HERSTELPLAN 31 maart 2009 Naam pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel Nummer fonds: 07781 Dekkingsgraad per 31 december 2008: 95,6% Status financiële positie (reservetekort, dekkingstekort):

Nadere informatie