EEN PRESENTATIE VOORBEREIDEN...4

Transcriptie

1 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING WAT IS POWERPOINT? WAT KAN POWERPOINT? EEN PRESENTATIE VOORBEREIDEN BIJ DE VOORBEREIDING VAN EEN PRESENTATIE KUN JE ENKELE GROTE FAZEN ONDERSCHEIDEN ENKELE BELANGRIJKE REGELS WAAR JE REKENING MEE MOET HOUDEN POWERPOINT STARTEN WERKBALKEN EN MACRO'S ICONEN (OPDRACHTEN) BIJPLAATSEN OP DE WERKBALK WERKBALKEN BIJPLAATSEN OF VERWIJDEREN MACRO S PRESENTATIES MAKEN MET POWERPOINT XP EEN EENVOUDIGE PRESENTATIE SAMENSTELLEN De soorten weergave De normale weergave De diasorteerderweergave Diavoorstelling DIA-INDELING AANGEPASTE VOORSTELLING OPSOMMING EN NUMMERING TEKSTVAK EEN PRESENTATIE OPSLAAN PPS OF PPT? PRESENTATIE OPSLAAN ALS WEBPAGINA INPAKKEN EN WEGWEZEN SAMENVATTINGSDIA DIA'S VERBERGEN EEN ONTWERPSJABLOON TOEPASSEN DE UITVOERING VAN JE PRESENTATIE INSTELLEN TRY-OUT VOOR TIJDSINSTELLINGEN DE PRESENTATIE UITVOEREN OVERGANGEN TUSSEN DIA'S INSTELLEN ANIMATIE ANIMATIESCHEMA S AANGEPASTE ANIMATIE ONTWERPSJABLONEN EN OPMAAK DE DIA-ACHTERGROND HET DIAMODEL KLEURENSCHEMA DIA S AFDRUKKEN...23 Jurgen Demeester en Carl Maegerman 1/40

2 20 FIGUREN EN CLIPARTS DE WERKBALK TEKENEN: WERKEN MET OBJECTEN WORDART GRAFIEKEN GRAFIEKTYPES GEGEVENS INVOEREN EN OPMAKEN GEGEVENS TIJDELIJK UITSLUITEN ORGANIGRAMMEN EN DIAGRAMMEN TABELLEN GELUID EN FILM GELUIDSFRAGMENTEN CD-NUMMERS GESPROKEN TEKST TOEVOEGEN VIDEOCLIPS ACTIEKNOPPEN APPENDIX 1: WAT WIL JE DOEN? APPENDIX 2: HET WEERGEVEN VAN DE DIAVOORSTELLING VERBETEREN DE PRESENTATIE WORDT LANGZAAM WEERGEGEVEN ANIMATIES...40 Jurgen Demeester en Carl Maegerman 2/40

3 1 Inleiding 1.1 Wat is Powerpoint? Powerpoint is een presentatie-computerprogramma. Het geeft een visuele ondersteuning van je speech/les over een bepaald onderwerp voor een publiek. Met Powerpoint kun je: op een diascherm slides projecteren; -slides afdrukken en aan het publiek uitdelen slides afdrukken op transparanten en met de overhead projecteren op een scherm een automatische presentatie vanop computer laten afspelen of een webpresentatie beschikbaar stellen op het Internet of op een lokaal netwerk 1.2 Wat kan Powerpoint? Structureren via opsommingen Visualiseren via afbeeldingen Verhelderen via schematische afbeeldingen Een evolutie weergeven via grafieken Overzichten maken via tabellen Structuren weergeven via organigrammen og diagrammen Opluisteren via videoclips en geluidsfragmenten. Maken van interactieve presentaties of websites Jurgen Demeester en Carl Maegerman 3/40

4 2 Een presentatie voorbereiden 2.1 Bij de voorbereiding van een presentatie kun je enkele grote fazen onderscheiden 1. inventariseren: noteer alles wat in je opkomt. Trefwoorden. Deze fase mag chaotisch zijn 2. structureren: zet de trefwoorden in hun chronologische of logische volgorde 3. uitwerken: werk de trefwoorden verder uit 4. begin - midden - einde 5. steun: bepaal wat je bij je presentatie nodig zal hebben als geheugensteun (spiekbriefjes) 2.2 Enkele belangrijke regels waar je rekening mee moet houden 1. Voeten: loop niet heen en weer, daar worden je toehoorders onrustig van 2. Handen: nooit in de zakken, dat staat te nonchalant, vooral als je slecht nieuws presenteert. Hou ze altijd boven tafel als je zit, net as bij het pokeren maak je een verdachte indruk als je ze onder tafel houdt 3. Ogen: met je ogen bespeel je de toehoorders. Kijk ze een voor een aan terwijl je praat, maar niet te lang, want dan worden ze nerveus 4. Vragen: herhaal elke vraag die wordt gesteld. Daarmee geef je aan dat je het hebt begrepen en win je tijd om na te denken. Probeer eventueel de vraag anders te formuleren als je ze wel begrepen hebt, maar eventueel onduidelijk zou kunnen zijn voor andere toehoorders. Vaak zijn toehoorders verlegen en stellen ze de vraag te stil. Mensen die achteraan zitten horen die dan niet. Door te herhalen verhelp je dit. Kijk nooit naar boven of opzij. Hierdoor wek je de indruk dat je de vraag probeert te ontwijken. 5. Woord geven: Als je iemand het woord geeft, probeer dan zo ver mogelijk van hem verwijderd te gaan staan. Dit dwingt zowel de vraagsteller als jouzelf luider te praten, dit om onderonsjes te vermijden. 6. Antwoorden: antwoord met overtuiging. Kijk vooral, maar niet alleen, de vraagsteller aan. Zo hebben de anderen ook het gevoel bij deze vraag betrokken te zijn. 7. Hardnekkige vraagstellers: Bij hardnekkige vraagstellers probeer je zo kort en bondig te antwoorden en ga je snel verder met de presentatie. 8. De projector: ga niet naast de projector staan als er een dia getoond wordt, anders blokkeer je iemands gezichtsveld of leid je de aandacht af. 9. Timing van dia s: maak de inleidende opmerkingen over een dia voor je de dia vertoont, anders luistert er niemand meer naar je omdat iedereen naar de dia kijkt. 10. Gebruik boodschaptitels: zet niet op een dia Verkoop maar De verkoop stijgt snel, zoals krantenheadlines. 11. Kleding: kleed je niet te opvallen of autoritair, maar pas je aan aan je publiek. Leid je publiek niet af met valse attributen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 4/40

5 3 PowerPoint starten Bij het starten van PowerPoint XP krijg je vier zones op je scherm te zien: lege titeldia een zone om notities te maken. links een verticale zone met twee tabbladen waarin je ofwel een overzicht van de dia s uit je presentatie te zien krijgt, ofwel een overzicht van de tekst uit je dia s. rechts het taakvenster. Je kunt verschillende vensters hebben bij het taakvenster, waar je doorheen kunt bladeren met de vooruit-achteruitknop (in het voorbeeld hier heb je het venster Nieuwe presentatie als taakvenster) Jurgen Demeester en Carl Maegerman 5/40

6 4 Werkbalken en macro's 4.1 Iconen (opdrachten) bijplaatsen op de werkbalk 1. Ga naar Extra - aanpassen en kies het tweede tabblad Opdrachten. 2. Zoek in de juiste categorie (links) naar de gewenste opdracht. Gevonden? 3. Sleep de opdracht dan naar ergens op de werkbalk en laat los. Sluit het dialoogblad (op die manier, maar dan omgekeerd, kun je ook opdrachten verwijderen. Je hoeft dan enkel het dialoogblad Extra aanpassen te openen en een icoon van de werkbalk weg te slepen, het geeft niet waarnaartoe) Ook Macro s kun je zo een icoon toekennen Als je een bepaalde knop in de werkbalk een ander uiterlijk wil geven, moet je in Extra - aanpassen en tabblad Opdrachten de knop Selectie wijzigen aanklikken (Let wel: deze knop staat enkel actief als je een icoon in de werkbalk aanklikt). 4.2 Werkbalken bijplaatsen of verwijderen Klik met de RK op een werkbalk of op de menubalk. Selecteer een werkbalk uit de lijst. Werkbalken kun je verplaatsen door het kleine witte balkje aan het begin van een werkbalk te verslepen. Als je een werkbalk tot op het blad zelf versleept, krijgt de werkbalk een volledig eigen vensterkader. Dat kun je dan in de blauwe balk verslepen. 4.3 Macro s Een macro is een automatische reeks bewerkingen binnen een Windowsprogramma. Door die macro te activeren en uit te voeren, moet je de reeks handelingen niet telkens weer apart uitvoeren. 1. Ga naar Extra - Macro s - Macro Opnemen 2. Geef een duidelijke naam aan de macro, zonder spaties 3. Voer de handelingen uit zoals je wilt dat de macro ze later zal uitvoeren. 4. Druk op de afsluitenknop in de speciale Macrowerkbalk Om een macro uit te voeren ga je naar Extra - Macro s - Macro uitvoeren en kies je uit de lijst de uit te voeren macro. Klik op de knop Uitvoeren. Of je kunt natuurlijk ook het icoontje in de werkbalk gebruiken als je er een gemaakt hebt (zie boven) Jurgen Demeester en Carl Maegerman 6/40

7 5 Presentaties maken met PowerPoint XP De gemakkelijkste manier is de Wizard het werk laten doen: Om deze weergave in het taakvenster te krijgen, moet je misschien eerst naar een ander taakvenster gaan door op de aangeduide pijl te klikken. Klik dan op Van wizard autoinhoud en vul alles in wat de computer je vraagt. Als je de 5 stappen doorlopen hebt, staat er een presentatie op je scherm en kun je nu de tekst beginnen aanpassen. 5.1 Een eenvoudige presentatie samenstellen Bij het starten van PowerPoint XP staat al een lege titeldia klaar. Klik op de plaats waar de computer het je vraagt en je kunt titel en ondertitel typen. Je kunt ook steeds rechts in het taakvenster een andere diaindeling kiezen De soorten weergave In totaal zijn er vijf verschillende weergavemogelijkheden. Je kiest een andere weergave: via het menu Beeld, of via de specifieke knoppen links onderaan de statusbalk: 1. Normale weergave 2. Diasorteerderweergave 3. Diavoorstelling Jurgen Demeester en Carl Maegerman 7/40

8 De normale weergave De in PowerPoint XP standaard normale weergave combineert volgende weergaven: links de overzichtsweergave van alle dia s met twee tabbladen: De overzichtsweergave Voor wijzigingen in de tekst gebruik je de overzichtsweergave. In de overzichtsweergave krijg je de tekststructuur van je dia's te zien Dia s In het tabblad Dia s zie je de actieve dia ook in diaminiatuur. Zo heb je een mooi overzicht van je presentatie. rechts de diaweergave met daarnaast het taakvenster (als het taakvenster er rechts niet staat, kun je het aanvinken in het menu Beeld en onderaan de notitiepagina, die ook via het menu Beeld, Notitiepagina afzonderlijk weer te geven is. Naar een andere dia doorbladeren: o met PageUp en PageDown; o schuifbalk rechts; o scrollen met muiswiel Normaal werk je in de diaweergave. Tegelijk zie je dat bij het intypen van tekst ook de overzichtsweergave aangevuld wordt als die weergave zichtbaar is. Let op: als je een tekstvak invoegt, wordt de tekst die je daarin typt, links niet weergegeven De diasorteerderweergave In de diasorteerderweergave, krijg je een overzicht van alle dia s in je presentatie. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 8/40

9 Je kan er o.a. volgende opdrachten uitvoeren. Dia's selecteren klik op één dia of gebruik Ctrl + klikken of Shift + klikken gebruiken om een reeks opeenvolgende dia s te selecteren; sleep, vertrekkend in de witruimte tussen de dia's, een kader om alle dia's die geheel of gedeeltelijk in het denkbeeldige kader zitten te selecteren. Dia's verwijderen Druk op Delete om geselecteerde dia's te verwijderen of kies Bewerken, Dia verwijderen. Dia's verplaatsen Sleep de geselecteerde dia('s) naar een andere plaats. Een nieuwe dia invoegen Invoegen - Nieuwe dia Ctrl+M In de diaoverzichtsweergave links, klikken en op enter duwen Dia's kopiëren Invoegen, Dia dupliceren (Ctrl+Shift+D): je maakt een kopie van de actieve dia en voeg je die kopie onmiddellijk na de actieve dia toe Diavoorstelling Hiermee ga je naar het eigenlijke presenteren van de presentatie die je gemaakt hebt 5.2 dia-indeling Rechts kan je als taakvenster kiezen voor Dia-indeling. Dit venster krijg je automatisch als u een nieuwe dia invoegt. Bij de tweede dia stelt PowerPoint automatisch een lijst met opsommingtekens voor, maar je kan ook een andere dia-indeling kiezen door op één van de indelingen te klikken. Ook achteraf kan je op de actieve dia een andere dia-indeling toepassen door gewoon te klikken. De bestaande elementen op de dia worden automatisch opnieuw geordend en aan de nieuwe indeling aangepast. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 9/40

10 5.3 Aangepaste voorstelling Bij Diavoorstelling aangepaste voorstelling kun je een aantal dia's van een gemaakte presentatie selecteren en die als aparte voorstelling opslaan. Op die manier kun je een verkorte versie van een voorstelling maken, voor een ander publiek of voor een ander doeleinde. Klik in het dialoogblad "aangepaste voorstelling" eerst op "nieuw", geef dan een naam aan je nieuwe (verkorte) voorstelling en selecteer dan de dia's die je wil toevoegen (klik dan ook telkens op de knop "toevoegen") 6 opsomming en nummering Je kan in een opsomming tot vijf niveaus gebruiken. Het eerste niveau staat normaal tegen de linkerrand. Verlaag/verhoog met één niveau op één van de volgende manieren: met Tab/Shift+Tab (zolang er geen tekst bij het opsommingsteken is ingetypt); met de knoppen Inspringing verkleinen en Inspringing vergroten ook als er tekst is ingetypt; Bij Opmaak - Opsommingstekens en nummering krijg je de twee tabbladen. Je kan kiezen uit opsomming of nummering. Je kunt de grootte en de kleur van het teken apart instellen (Aanpassen). Via de knop Figuur kan je in plaats van een teken of symbool uit een lettertype ook een figuur als opsommingssymbool gebruiken. Let wel: je moet telkens opnieuw (bij elk niveau) je opsommingsteken aanpassen als je van teken wil veranderen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 10/40

11 7 Tekstvak Een tekstvak kan handig zijn als je niet een standaardinstelling in de Dia-Indeling wilt kiezen. Selecteer een tekstvak en ga naar Opmaak - tekstvak opmaken of klik op de rand van een tekstvak met de rechtse muisknop Tekstvak opmaken. Daar kun je: Het tekstvak opvullen, opvuleffecten meegeven, kaderlijnen instellen een kleur van de regenboog: verhouding rood, groen, blauw verandert Minder of meer van elke kleur (kleur wordt feller of fletser) Meer of minder wit (alle schakeringen tussen wit en zwart) Het onderliggende item schemert door het tekstvak Hoogte en breedte blijven proportioneel gelijk Hoogte en breedte van het tekstvak zelf Jurgen Demeester en Carl Maegerman 11/40

12 8 Een presentatie opslaan 8.1 PPS of PPT? Bestand - Opslaan Voor een PowerPoint-presentatie wordt als standaardextensie.ppt gebruikt. Dit is de doodgewone bewerkingsmodus van een PP-presentatie. Maar als je in het dialoogblad "opslaan als" kiest voor Opslaan als PowerPoint-voorstelling dan wordt die presentatie onmiddellijk uitgevoerd bij het openen en hoeft de gebruiker dus niet meer op F5 te duwen. Dus: In het venster Opslaan als kan je bij Bestand opslaan als een presentatie als PowerPointvoorstelling opslaan (extensie.pps). Door dan bijvoorbeeld in de Windows-verkenner op een PPS-bestand te dubbelklikken, wordt de diavoorstelling onmiddellijk gestart. Bij een PPS-bestand is het de bedoeling dat iemand anders je werk niet kan aanpassen. Maar als die iemand anders de extensie van pps verandert in ppt, wordt de voorstelling toch veranderd in een gewone werkingspresentatie. 8.2 Presentatie opslaan als Webpagina Eens de presentatie afgewerkt is, kan men deze ook opslaan als Webpagina Bestand Opslaan als webpagina Dit kan interessant zijn indien men zijn presentatie moet geven op een vreemde PC, waarvan men niet zeker is dat Powerpoint hierop aanwezig is. De presentatie wordt dan omgezet naar een website die in een Browser (zoals Explorer) draait. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 12/40

13 8.3 Inpakken en wegwezen Met Inpakken en wegwezen is het de bedoeling dat je je presentatie op een extern medium opslaat om op een andere computer te kunnen bekijken. Bij Bestand inpakken en wegwezen, kun je ervoor zorgen dat je presentatie op 1 of meerdere diskettes of andere stations opgeslagen wordt. Er wordt ook een klein afspeelprogrammaatje mee opgeslagen, zodat je op de andere computer zelfs geen PP nodig hebt om de presentatie te kunnen bekijken. Met Inpakken en wegwezen wordt een wizard opgestart, waar je maar hoeft aan te geven waar en hoe je presentatie dient opgeslagen te worden. Hier kies je ook of gekoppelde bestanden (bv.geluidsbestanden die meer dan 100 kb zijn) mee opgeslagen moeten worden als apart bestand. 9 Samenvattingsdia Indien je naar de Diasorteerderweergave schakelt, zie je op de werkbalk Diasorteerder (en in Normale weergave op de werkbalk Overzicht) een knop Samenvattingsdia. Selecteer vooraf de dia's die je wil samenvatten en een klik op de knop Samenvattingsdia voegt één of verschillende samenvattingsdia's vóór de eerste geselecteerde dia aan je presentatie toe. De samenvatting wordt gemaakt op basis van de titels in de geselecteerde dia's. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 13/40

14 10 Dia's verbergen Een dia die je (tijdelijk) niet wenst weer te geven in je presentatie, maar toch niet wil verwijderen: Diavoorstelling - Dia verbergen In de diasorteerderweergave krijg je de verborgen dia s wel te zien en wordt het dianummer doorkruist. Om dia s opnieuw zichtbaar te maken, klik je opnieuw op de knop Dia s verbergen. 11 Een ontwerpsjabloon toepassen Opmaak - Diaontwerp Rechts wordt het taakvenster Diaontwerp geopend en krijg je een lijst met ontwerpsjablonen te zien. Door op een ontwerpsjabloon te klikken, wordt een bepaalde achtergrond en letteropmaak op alle geselecteerde dia s toegepast, of op alle dia s als er geen selectie is. Als je op het kleine driehoekje naast een ontwerpsjabloon klikt, krijg je de mogelijkheid het toe te passen op 1 dia of alle dia s. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 14/40

15 12 De uitvoering van je presentatie instellen Diavoorstelling - Diavoorstelling instellen Met een spreker (volledig scherm) Met een spreker: Voor een ruim publiek. De voorstelling neemt het volledige scherm in. Je kunt zelf de presentatie sturen Bekeken door één persoon (venster) Bekeken door één persoon: de voorstelling wordt weergegeven in een venster met beperkte werkbalk. Bekeken in kiosk (volledig scherm) Bij de voorstelling Bekeken in kiosk wordt de presentatie op het volledige scherm weergegeven en kan het publiek via de aanwezige knoppen en hyperlinks de presentatie interactief besturen zonder de presentatie zelf te kunnen wijzigen. Ze kunnen dus de presentatie niet sturen, behalve als jij dat zo ingesteld hebt Na vijf minuten inactiviteit begint de presentatie automatisch opnieuw. Verder kan je de eventuele aanwezige gesproken tekst en animatie wel of niet laten weergeven. Herhalen tot op ESC wordt gedrukt zorgt ervoor dat na de laatste dia opnieuw met de eerste dia begonnen wordt: de presentatie draait in een lus tot je op Escape drukt. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 15/40

16 13 Try-out voor tijdsinstellingen Diavoorstelling Try-out voor tijdsinstellingen. Opmerking: Dit is een ideaal instrument om de tijden voor kiosk voorstellingen in te stellen De presentatie loopt en je bepaalt telkens hoe lang je een dia laat zien. In het venster lopen twee tijden: links de tijd dat de actieve dia getoond wordt rechts de totale tijd van de presentatie. Met de blauwe pijl links, ga je naar de volgende dia. Klik op de knop Onderbreken (tweede knop) als je de lopende try-out wil onderbreken. De try-out gaat verder als je weer op de knop drukt. Met de knop Herhalen kan je de ingestelde tijd voor de actieve dia weer op 0 zetten. Na de laatste dia krijg je een melding van de totale tijd die de voorstelling duurt. Bevestig met Ja en in de diasorteerderweergave wordt links onderaan bij elke dia de tijd weergegeven. In het venster Dia-overgang kan je de tijd van de dia's nog aanpassen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 16/40

17 14 De presentatie uitvoeren Knop Diavoorstelling of Beeld - Diavoorstelling of Diavoorstelling - Voorstelling weergeven of F5 Met de knop links onderaan op het scherm of met de rechter muisknop krijg je een snelmenu. Vanuit dit snelmenu kun je o.a.: naar een bepaalde dia navigeren: Volgende, Vorige, Ga naar; aantekeningen en notities toevoegen via Aantekening en Sprekersnotities; via Aanwijzeropties, Pen met een pen aanwijzingen op je dia s tekenen; met Scherm, Pen wissen haal je die aantekeningen weg; met Voorstelling beëindigen de voorstelling onderbreken (dit kan natuurlijk ook altijd met Escape). 15 Overgangen tussen dia's instellen Diasorteerder - Overgang In het volgende taakvenster kan je de snelheid, soort overgang en geluid instellen. Kies je Herhalen tot volgende geluid, dan wordt het gekozen geluid voortdurend herhaald tot er een volgende dia is die van een ander geluid voorzien is of waar gekozen werd voor Afspelen vorig geluid stoppen. Je regelt in het taakvenster ook wanneer de volgende dia komt: automatisch na een opgegeven aantalseconden of pas na een muisklik. Het ingestelde overgangseffect pas je toe op de geselecteerde dia s, op het diamodel of op alle dia s. Autovoorbeeld zorgt ervoor dat je meteen je gekozen effect kan zien. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 17/40

18 16 Animatie 16.1 Animatieschema s Diavoorstelling - Animatie-schema s Een animatieschema is een verzameling van vooraf ingestelde visuele effecten voor de diatitel, de items uit een opsomming die je kan toepassen op geselecteerde dia s, op het diamodel of op alle dia s. Met de knop Afspelen kan je het effect op de actieve dia bekijken. Bij het kiezen van een animatieschema zie je trouwens al meteen het effect (AutoVoorbeeld). Animatie-schema s - Aangepaste animatie 16.2 Aangepaste animatie Diavoorstelling - Aangepaste animatie Als je in de diaweergave een object uit een dia selecteert, kan je via de rechter muisknop Aangepaste animatie kiezen. In het taakvenster Aangepaste animatie kun je animatie-effecten, de volgorde ervan en de tijdsduur instellen. Elk object met animatie krijgt een nummer in de dia dat meteen de volgorde van animatie aangeeft. In de animatielijst kan je de volgorde met de pijlen Volgorde wijzigen aanpassen. Via de knop Effect toevoegen kan je een effect toevoegen. Er zijn vier groepen effecten: Ingang: effecten bij het binnenkomen van de tekst of het object; Nadruk: om effecten toe te voegen als het object er al staat; Afsluiten: effecten bij het verwijderen van tekst of object op een dia. Animatiepaden: bepaalt het pad dat gevolgd wordt bij effecten waarbij objecten bewegen. Naast de beschikbare standaardeffecten, kom je via Meer effecten in een lijst met heel wat extra effecten, ingedeeld in groepen (basis, subtiel, gemiddeld en opvallend). Jurgen Demeester en Carl Maegerman 18/40

19 Je kan zelf ook een animatiepad tekenen. Op de dia wordt het animatiepad visueel weergeven met een groen beginpunt en een rood eindpunt dat je nog kan aanpassen door het begin- of eindpunt te slepen. Elk effect komt in een genummerde lijst terecht. Je begin- of eindpunt kan buiten de feitelijke dia liggen. Op die manier kun je dus ook een object laten verschijnen of laten verdwijnen. Bij de selectie van een effect kan je nog een aantal eigenschappen in detail regelen. De knop Effect toevoegen verandert in Wijzigen. Als je op een ingesteld effect klikt, krijg je ook een pijl te zien, die je in een keuzemenu brengt. Je bepaalt er wanneer het effect start: na een muisklik, samen met het vorige effect of pas nadat het vorige effect is uitgevoerd. Je kan er ook nog een aantal Effectopties en Tijdsinstellingen regelen, afhankelijk van de gekozen animatie. Kies Afspelen om de ingestelde effecten in de actieve dia te bekijken. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 19/40

20 17 Ontwerpsjablonen en opmaak Een ontwerpsjabloon = verzameling van kleurencombinaties, modellen, achtergronden De dia-achtergrond Met een ontwerpsjabloon worden al je dia s automatisch van een mooie achtergrond voorzien. Je kan die achtergrond echter ook dia per dia instellen via het menu Opmaak, Achtergrond en op één dia (Toepassen) of op alle dia s (Overal toepassen) toepassen. In de keuzelijst kan je een achtergrond aanbrengen: - In een bepaalde kleur. - Met kleurovergang. Kleurovergang, opvuleffecten Je kan allerlei vormen van kleurovergang aanbrengen die uit één of twee kleuren bestaan. - Met een bepaald patroon: tabblad Patroon: vooraf ingestelde patronen - Met een bitmappatroon: plaatst een bitmappatroon als achtergrond. Je kan kiezen uit vooraf ingestelde bitmappatronen. Met de knop Ander bitmappatroon kan je gelijk welk opgeslagen bitmap-bestand (.bmp) gebruiken als achtergrond. (bv. tekening in paint). - Met een figuur. Opvuleffecten Figuur Hiermee voeg je een figuur als achtergrond in. De figuur vult de volledige vensterachtergrond en wordt dus niet als bitmappatroon onder en naast elkaar gekopieerd. Je kunt een selectie van objecten maken en die selectie via het snelmenu, keuze Opslaan als figuur als één figuur opslaan. Die opgeslagen figuur kan je dan o.a. als achtergrond invoegen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 20/40

21 17.2 Het diamodel Bij het kiezen van een Ontwerpsjabloon, valt het je op dat de achtergrond ingesteld is, de tekstvakken een bepaalde opmaak hebben, tekent men iets dan wordt dit in een bepaalde kleur opgevuld, enz Dit komt omdat dit Ontwerpsjabloon gebaseerd is op verschillende modellen, die op hun beurt al de vernoemde instellingen in zich hebben. Men kan dit schematisch als volgt voorstellen: Ontwerpsjabloon Titelmodel Diamodel Hand-out model Notitie model Hoe ziet de titeldia eruit? Hoe zien de andere dia s eruit? Hoe zien de handout s eruit? Hoe zien de notitiepagina s eruit? Men kan door de volgende werkwijze te volgen een eigen ontwerpsjabloon maken, zodat je dit kan gebruiken bij je volgende presentaties (dit bespaart je veel werk): 1. Open een nieuwe presentatie 2. Kies Beeld Model Diamodel 3. Wijzig enkele opmaken (bvb. De achtergrond van de dia en van de titel) 4. Sluit het Diamodel 5. Kies Bestand Opslaan als 6. Bij Opslaan als: kiest men voor Ontwerpsjabloon (zie onderaan het dialoogvenster) 7. Je merkt dat Opslaan in: nu automatisch verandert naar de map Sjablonen (zie bovenaan het dialoogvenster) 8. Je geeft nu enkel nog een naam aan het sjabloon bij Bestandsnaam: 9. Sluit Powerpoint even af 10. Open Powerpoint terug 11. Je zult nu merken dat je het Sjabloon terugvindt in het Taakvenster Diaontwerp Jurgen Demeester en Carl Maegerman 21/40

22 18 Kleurenschema In het Taakvenster Diaontwerp vindt je ook het item Kleurenschema s. Men heeft enkele voorbeelden van kleurenschema s, maar helemaal onderaan kan men door op Kleurenschema s bewerken er zelf eentje aanpassen. Een kleurenschema bestaat uit de acht kleuren die in het ontwerp van de dia worden gebruikt: kleuren voor de achtergrond, tekst en lijnen, schaduwen, titeltekst, opvullingen, accenten en hyperlinks. Deze kleuren hebben echter effect op meer zaken dan dat er gespecificeerd staat naast de kleur. De volgende tabel geeft een overzicht hiervan: Achtergrond Tekst en lijnen Schaduw Titeltekst Opvulling Accent Kleur Accent en hyperlink Accent en gevolgde hyperlink Achtergrond van de dia Tekst met opsommingstekens Tekst in tekstvakken Lijnen en pijlen Andere tekeningen Autovormen Schaduwen met schaduwknop Titel van de dia Autovormen en tekeningen Eerste kleur in de grafiek Tweede kleur in de grafiek Organigrammen Derde kleur in grafieken Organigrammen Hyperlinks Vierde kleur in de grafiek Organigrammen Gevolgde hyperlinks Heeft effect op Jurgen Demeester en Carl Maegerman 22/40

23 19 Dia s afdrukken In Powerpoint kun je dia s afdrukken op verschillende manieren Hier stel je het afdrukbereik in : alle dia s van een presentatie, de dia die op dit moment geselecteerd is (of op je scherm staat), of enkele dia s uit de reeks Aanbevolen voor als de handouts toch gefotokopieerd moeten worden, of als je inkt wil besparen naam van de printer (eventueel fax) Hier kun je bv. lage kwaliteit of zwart-wit instellen als je een klad wil afdrukken. Hier stel je ook in op wat voor papier (eventueel slide) je presentatie afgedrukt moet worden. Let wel: om af te drukken op slides, moet je bij zowel laser als bij inkjet een speciaal soort slides gebruiken. Om verschillende dia s op 1 blad af te drukken, kies je handouts en vervolgens het aantal dia s per pagina. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 23/40

24 20 Figuren en cliparts Invoegen - Figuur Je kan de figuur op de gebruikelijke wijze op de dia verplaatsen (slepen) en/of vergroten of verkleinen (hoekpunten slepen). Via de groene selectiegreep kan je een geselecteerde figuur draaien. Je kunt de computer laten zoeken op trefwoord en door gewoon te klikken op 1 van de gevonden afbeeldingen, komt je figuur op je blad te staan. Of je kunt de Mediagalerie (onderaan) openen en een figuur op categorie zoeken. Door een figuur naar je blad te slepen komt het erop te staan. Via de rechter muisknop of via het menu Diavoorstelling - Aangepaste animatie kan je het verschijnen van de geselecteerde figuur met enige animatie (geluid, animatie-effect...) gepaard laten gaan Je kan ook een volledig scherm kopiëren naar het klemmenbord en van daaruit plakken op je dia. 1. Zorg dat je het scherm ziet van hetwelk je een foto wilt 2. Druk op PrtSc (Kopieert het scherm naar het klemmenbord) 3. Klik op je dia 4. Druk de toetsencombinatie CTRL + V (plakken) Het actieve venster dat op je scherm staat kan je ook plakken op je dia. 1. Zorg dat je het actieve venster op je scherm ziet van hetwelk je een foto wilt (zie dialoogvenster) 2. Druk de toetsencombinatie ALT + PrtSc (Kopieert het actieve venster naar het klemmenbord) 3. Klik op je dia 4. Druk de toetsencombinatie CTRL + V (plakken) Het moment dat een figuur geselecteerd is verschijnt de werkbalk Figuur, we overlopen even de mogelijkheden Jurgen Demeester en Carl Maegerman 24/40

25 21 De werkbalk Tekenen: werken met objecten Met de knoppen in Autovormen kun je enkele speciale figuren invoegen. "Verbindingslijnen" verschillen in die zin van gewone lijnen dat de verbindingslijnen vastkleven aan de objecten waar ze aan gehecht zijn. Dus als het object verplaatst wordt, gaat de lijn mee. De laatste iconen (lijnstijl, lijndikte, schaduw, 3-D) kun je maar gebruiken als het gepaste object geselecteerd is. Bij schaduw en 3-D kun je nog een apart werkbalkje tevoorschijn halen om zo de effecten van deze twee effecten aan te scherpen. - Objecten haal je vanop de tekenwerkbalk of via Invoegen - object. Het betreft hier lijnen, pijlen, vierkanten, ovalen, autovormen enz. Je kunt maar een object achteraf van vorm veranderen als je het object geselecteerd hebt (dus erop geklikt hebt). - Objecten invoegen: - klik op het objecticoon, ga gewoon naar het blad en sleep daar een lijn, cirkel enz. - door te dubbelklikken op je objecticoon in de werkbalk, kun je blijven dit object tekenen. Klik weer op het icoon als je gedaan hebt. - door shift ingedrukt te houden bij het tekenen, teken je een perfecte cirkel, rechthoek, verticale of horizontale lijn enz. - Objecten aanpassen: door te dubbelklikken op een reeds getekend object, kun je het qua dikte, stijl enz. aanpassen. - Objecten draaien: De groene hendelknop die aan een object hangt verdraaien Jurgen Demeester en Carl Maegerman 25/40

26 - Objecten vergroten of verkleinen: als je met je muisaanwijzer op een (hoek)greep van het object gaat staan, verandert je muisaanwijzer in een dubbele zwarte pijl. Je kunt nu naar binnen of naar buiten toe verslepen om het object resp. te verkleinen of te vergroten. Kies bij een figuur steeds de hoekgreep om dit te doen. Dit zal betekenen dat je figuur proportioneel verandert, m.a.w. dat de hoogte-breedteverhouding correct blijft. - Objecten verplaatsen: als je met je muisaanwijzer op een object gaat staan, verandert die in 4 pijltjes. Je kunt nu je object verslepen. Het wordt nu verplaatst. - Autovormen: - sommige autovormen hebben één of meerdere gele ruitjes bij de vorm staan (bijv. je kunt dit gele ruitje gebruiken om de vorm van het object te wijzigen door dit gele ruitje te verslepen naar beneden of boven, links of rechts. - lijnen vs. verbindingslijnen: het voordeel van verbindingslijnen is dat ze vast blijven plakken aan de objecten waar je ze aangehangen hebt, ook al verplaats je de objecten achteraf. Om een verbindingslijn te maken, moet je op voorhand twee objecten hebben. Sleep de lijn van een greep van object 1 naar een greep van object 2. - De beginvorm instellen: Soms gebeurt het dat als je een object tekent, dit meteen al opgevuld is in een bepaalde kleur. Als je dit niet wil, kun je het beginuitzicht van zo n vorm als volgt anders instellen: 1) teken een vorm 2) Opmaak - autovorm 3) De autovorm qua opvulling en randstijl instellen zoals gewenst 4) Standaard voor nieuwe objecten aanvinken Voortaan zullen je vormen met deze opmaak op het scherm verschijnen als je ze tekent. Het spreekt vanzelf dat je die ook nog apart kunt aanpassen als je dat wil. - Selecteren en groeperen: Wil je iets doen met verschillende objecten tegelijk, dan kun je ze selecteren door: met shift ingedrukt elk object 1 voor 1 aan te klikken. Of doodgewoon met de muisaanwijzer een kader te trekken rond de objecten. Als ze allemaal geselecteerd zijn, verander je de opmaak of delete je ze allemaal ineens. Om van verschillende objecten 1 object te maken (om het bijvoorbeeld handiger te kunnen verplaatsen of kopiëren), selecteer je alle objecten en ga je dan naar de knop tekenen in de tekenwerkbalk, groeperen. Voortaan gedragen de verschillende objecten zich als 1 object. De groep opheffen doe je op dezelfde manier: het eengemaakte object aanklikken, tekenen, groep opheffen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 26/40

27 22 WordArt Met WordArt kan je gewoon ingetypte tekst extra karakter geven, van gewoon sober eenvoudig, tot stijlvol, tot in het oogspringend en hip. Indien je niet meteen het gewenste resultaat krijgt, kan je het object aanpassen via de werkbalk WordArt. Klik op de werkbalk Object op de knop WordArt invoegen. Klik op de gewenste WordArt-stijl in de WordArt-galerie. Klik vervolgens op OK. Typ in het dialoogvenster WordArt-tekst bewerken de gewenste tekst en stel het lettertype, de grootte en de tekenstijl in. Klik vervolgens op OK. Het WordArt object staat nu in de publicatie. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 27/40

28 WordArt-tekst wijzigen Dubbelklik op het WordArt-object dat je wil wijzigen. Wijzig de tekst in het dialoogvenster WordArt-tekst bewerken en klik op OK OF klik in de werkbalk WordArt op de knop Tekst bewerken WordArt Werkbalk Met deze knop kan je een volgend WordArt-object toevoegen. 2 Hiermee kan je de tekst, het lettertype, de grootte of de tekenstijl van het WordArt-object wijzigen. 3 Klik hierop als je een andere WordArt-stijl wil kiezen. Het dialoogvenster WordArt-galerie wordt geopend. 4 Hiermee open je het dialoogvenster WordArt-object opmaken. (Afdruk hieronder, uitleg hoofdstuk Objecten en Frames.) 5 Hiermee kan je de vorm van het WordArt-object aanpassen. 6 Hiermee kan je de tekstomloop wijzigen. 7 8 Deze knop zorgt ervoor dat alle tekens even hoog worden. Hiermee plaats je de tekst verticaal of horizontaal. 9 Hiermee kan je de uitlijning van de tekst in het object bepalen. 10 Hiermee kan je de tekenafstand van het WordArt-object instellen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 28/40

29 23 Grafieken Invoegen - Grafiek of een opmaaksjabloon met grafiektype kiezen voor een nieuwe dia of Door te dubbelklikken op de grafiek, kom je terug in het gegevensblad terecht. Je krijgt dan ook automatisch de twee grafiekwerkbalken: Gegevens (niet) weergeven Op rij/kolom Grafiektype Hoe zien de notitiepagina s eruit? legenda Je kunt de soort grafiek instellen door op het icoon Grafiektype te klikken, of te gaan naar Grafiek - grafiektypes (meer mogelijkheden). Hier kun je ook voorbeeld van zo n type zien, toegepast op jouw gegevens door te klikken en LK ingedrukt te houden op de knop Ingedrukt houden om voorbeeld te bekijken. Wil je dit grafiektype later steeds opnieuw standaard krijgen, klik je op de knop Instellen als standaardgrafiek Grafiektypes Kolomgrafiek: De metingen die op bepaalde tijdstippen zijn genomen en worden vergeleken: je krijgt een statisch beeld van de situatie op een bepaald tijdstip. De kolommen geven verhoudingen van de waarden weer. Staafgrafiek: De kolommen lopen hier horizontaal. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 29/40

30 Lijngrafiek: Toont de verandering in gegevens gedurende een zekere tijdsperiode: Hier wordt veeleer verandering benadrukt i.p.v. het statische. Cirkelgrafiek: (= taartdiagram) Toont de verdeling in zijn geheel. Je kunt een taartstuk laten uitspringen om dit tijdens de presentatie te bespreken. Spreidingsgrafiek: Toont de mate van overeenkomst tussen twee gegevensreeksen en worden gebruikt voor wetenschappelijke gegevens. Vlakgrafiek: Toont de mate waarin een reeks gegevens verandert gedurende een tijdsperiode. Ze lijken op lijngrafieken maar benadrukken veeleer de veranderingssnelheid dan de hoeveelheid verandering. Ringgrafiek: Toont, net als cirkelgrafieken, de verdeling van het geheel. (zie ook Cirkelgrafiek) Radargrafiek: Toont de waardeveranderingen in een aantal gegevensreeksen. Iedere gegevensreeks wordt uitgezet op assen die vanuit het middelpunt van de grafiek vertrekken. De verschillende waarden binnen een gegevensreeks worden vervolgens met een lijn van as tot as met elkaar verbonden. Oppervlakgrafiek: Toont de hoogste en laagste getallencombinaties. Gebieden met dezelfde waarde worden aangeduid met kleuren of patronen. Je kunt kiezen uit de subtypen 3D-oppervlak en Contourdraadmodel. Bellengrafiek: Lijkt op een spreidingsgrafiek, maar op de plaats van de gegevenspunten worden bellen van verschillende grootte toegevoegd om de waarde van een derde factor weer te geven. Hoog/laag/slotgrafiek: Toont de waarden van aandelen of andere financiële modaliteiten, of wetenschappelijke gegevens. Cilinder-, kegel-, piramidegrafiek: Lijken op 3D-kolom Opmerking: Indien men animaties wil toekennen aan de balken van een Kolomgrafiek lukt dit bvb. NIET bij het effect binnenvliegen maar wel bij blindering. Men heeft dus niet dezelfde mogelijkheden bij de verschillende soorten effecten! Jurgen Demeester en Carl Maegerman 30/40

31 23.2 Gegevens invoeren en opmaken Powerpoint wil eerst weten of je de gegevens die moeten afgebeeld worden, in kolommen (verticaal) of in rijen (horizontaal wil invoeren) In rijen In kolommen 1. Vervang de tekstlabels door je eigen labels 2. Vervang de waarden door je eigen waarden. Je kunt in een cel typen door er 1 maal in te klikken, of door te dubbelklikken op een cel 3. Als de woorden en/of waarden niet helemaal in een cel kunnen, zal dit geen invloed hebben op de grafiek. Wil je de woorden toch helemaal kunnen lezen in de tabel, dan kun je dubbelklikken op de grens tussen twee grijze knoppen. Bijv. Als het label Oost niet helemaal zichtbaar is, dubbelklik je tussen de knop A en de knop links van A Je kunt gegevens opmaken in de werkbalk Opmaak van Graph.(lettertype en -grootte: deze veranderingen worden enkel doorgevoerd in de gegevenstabel en niet in de grafiek. Wil je het lettertype in de grafiek aanpassen, moet je dit in de grafiek zelf doen) Een aanpassing in lettertype wordt over het hele gegevensblad doorgevoerd. De getalnotatie kun je veranderen door met de RK op een cel te klikken en Getal aan te klikken. Hier kunnen verschillende getallen wel een andere notatie krijgen. Wil je dus een bepaalde notatie voor alle cellen, dan moet je eerst selecteren. LET OP: als de getallen niet meer volledig in een cel weergegeven kunnen worden, zullen ze met #### worden weergegeven. De celbreedte aanpassen, en het euvel is verholpen. Om de opmaak van getalnotaties te verwijderen ga je naar Bewerken, Wissen, Opmaak Om gegevens van plaats te wisselen werk je met selecteren, knippen, cursor verplaatsen, plakken, of met slepen en neerzetten (in de rand van een cel klikken) Om gegevens te kopiëren, houd je Ctrl ingedrukt, terwijl je versleept Om gegevens te verwijderen: cel(len) selecteren, delete Jurgen Demeester en Carl Maegerman 31/40

32 23.3 Gegevens tijdelijk uitsluiten Je kunt in de grafiek tijdelijk gegevens verbergen zonder ze uit het gegevensblad te verwijderen. Dit kan van pas komen als je dezelfde grafiek meermaals wilt gebruiken, met andere accenten. Dubbelklik op een kolom- of rijknop om ze uit te sluiten, Opnieuw dubbelklikken om ze weer in te sluiten. Voor meerdere kolommen of rijen: Selecteer de rijen of kolommen, ga naar Data - exclusief rij/kolom 24 Organigrammen en diagrammen Invoegen diagrammen of een opmaaksjabloon met een organigram of diagram kiezen voor een nieuwe dia. Bij een organigram is het de bedoeling de structuur weer te geven van je bedrijf, met baas, medewerker, ondergeschikten. Let op: deze tool is niet geschikt om er een stamboom mee weer te geven. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 32/40

33 25 Tabellen Invoegen - Tabel of een opmaaksjabloon met tabel kiezen voor een nieuwe dia of de knop Dit is een eenvoudige manier om vlug een tabel op je dia te krijgen en werkt op dezelfde manier als we gewoon zijn in Microsoft Word 26 Geluid en film 26.1 geluidsfragmenten Invoegen - Films en geluiden Geluid uit mediagalerie of Geluid uit bestand Bij het invoegen van een geluidsfragment uit een bestand of uit de mediagalerie wordt je gevraagd of dat geluid automatisch tijdens de diavoorstelling moet afgespeeld worden. Zoniet wordt het afgespeeld als je erop klikt. In het bijhorende taakvenster pas je eventueel de wijze van afspelen aan. Kies je Bij klikken, dan wordt het fragment afgespeeld als je er met de muis op klikt. Bij Met vorige wordt de animatie tegelijkertijd met het vorige item gestart en bij Na vorige start de animatie wanneer de vorige animatie is afgelopen. Klik je op de pijl naast het geluidsfragment, dan kan je uit het snelmenu Effectopties en Tijdsinstellingen kiezen. Je kan er bepalen wanneer het geluidsfragment gestart en gestopt wordt en of het geluidsfragment al dan niet herhaald moet afgespeeld worden. Standaard worden geluidsfragmenten groter dan 100 kb niet in de presentatie zelf ingevoegd, maar worden ze als apart bestand opgeslagen en wordt er een koppeling naar dit geluid in PP ingevoegd. Dit maakt je presentatie zelf minder zwaar, maar heeft als gevolg dat het geluid niet te horen zal zijn als je de presentatie doorstuurt (via mail). Bij Extra Opties tabblad Algemeen kun je het aantal kb verhogen. Let op: enkel wav-geluiden worden mee in het bestand zelf opgeslagen!! Dus als je een presentatie wil doorsturen, moet je muziek in wav omgezet zijn! (met gepaste software). Jurgen Demeester en Carl Maegerman 33/40

34 Het nadeel is dat wav-bestanden niet gecomprimeerd, dus zwaar zijn. Maar wav kun je omzetten in een wav-versie van zeer lage bitrate. Doe dit als volgt: Kies Start - Alle Programma's Bureau-accessoires - Entertainment Geluidsrecorder Kies Bestand Openen Selecteer dan op je pc het liedje IN WAV dat je wil gebruiken en dubbelklik hierop Kies Bestand - Opslaan als - Wijzigen Indeling Selecteer data MPEG Layer-3 Selecteer bij Kenmerken 8 kbit/s Klik op OK Klik op Opslaan (hier dient een nieuwe naam ingegeven te worden) Controleer je nieuwe bestand!!! De mogelijkheid bestaat dat door deze omzetting een storingssignaal ontstaat. Kies in dat geval de 16kBit optie. Dat zou steeds in orde moeten zijn. Voor meer info over geluid: Jurgen Demeester en Carl Maegerman 34/40

35 26.2 CD-nummers Invoegen - Films en geluiden CD-nummer afspelen Hier kan men een bepaald nummer van een CD laten afspelen. Let wel op! De CD moet beschikbaar zijn in de CD-ROM drive, zoniet kan het nummer niet afgespeeld worden. Men kan de CD natuurlijk rippen naar een ander formaat dat men op de HD bewaart, zodoende heeft men de CD niet meer nodig Gesproken tekst toevoegen Diavoorstelling Geluid opnemen Hier kan men door middel van een microfoon die men aansluit op de PC, een zelfgesproken tekst of een zelfgemaakt geluid opnemen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 35/40

36 26.4 Videoclips Invoegen - Films en geluiden - Film uit mediagalerie of Film uit bestand Met het snelmenu kan je opties instellen en met Aangepaste animatie kan je wijze en tijdstip van afspelen aanpassen. Opmerking: Indien men de activeringsmethodes manueel wil oproepen van een bepaalde videoclip of een bepaald geluid, dan selecteert men dit laatste en klikt men op de knop Wijzigen die bovenaan het taakvenster Aangepaste animatie staat. Hier kiest men dan Geluidacties/Filmacties. Men kan ook met de rechter muisknop op het geluid of clipje klikken en ervoor kiezen om de Geavanceerde tijdschema weergeven. Hier kan men dan al slepend verschillende tijden gaan instellen. 27 Actieknoppen Met de actieknoppen kun je de kijker zelf laten bepalen hoe zijn presentatie eruit zal zien. Deze actieknoppen zijn eigenlijk hyperlinks naar andere dia s of naar andere bestanden of zelfs toepassingen. Dit vindt vooral zijn toepassing in interactieve presentaties en op het Web. We voegen een Actieknop op de dia in als volgt: Klik op Autovormen en kies Actieknoppen Hier kies je bvb. Automatisch krijg je nu het volgende venster: In dit venster zie je bij Hyperlink naar: wat de actie van de knop is. Deze kan men eventueel wijzigen. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 36/40

37 Het hoeft eigenlijk zelfs geen Actieknop te zijn die een hyperlink bevat. Elk object op het scherm, een tekstblok, figuur, of autovorm kan een actie-instelling toegekend worden. Dit doet men als volgt: Teken een object Klik rechts op het object Kies Actie-instellingen Op deze manier kun je verwijzen naar andere documenten, en kun je zelfs vertakte presentaties maken (Powerpoint presentatie binnen een Powerpoint presentatie) Tijdens de presentatie zelf kun je gebruik maken van verschillende opties door op de knop links onderaan het scherm te klikken. Je krijgt dan volgend dialoogblad waaruit je een optie kiest. Naast de actieknoppen kun je ook via Invoegen - hyperlink een bestand uitkiezen uit de harde schijf en dit als hyperlink invoegen. Zo zal niet het bestand zelf, maar de link naar het bestand ingevoegd worden, en wordt de presentatie zelf minder omvangrijk. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 37/40

38 28 Appendix 1: wat wil je doen? 1) Een cd-nummer (wma) afspelen gedurende de volledige presentatie rip je cd-nummer roep het taakvenster aangepaste animatie op klik je cd-nummer aan in de effectenlijst rechts klik op effectopties bij afspelen stoppen stel je in na hoeveel dia s de muziek moet stoppen (bv. T.e.m. de laatste) 2) Een geluid in wav-formaat afspelen gedurende de volledige presentatie Dit kan op de manier van 1 Je kunt het ook doen door in het taakvenster diaovergang daar je geluid in te stellen 3) Een eigen opname (bv van je stem) afspelen tijdens de presentatie Ga naar het menu Diavoorstelling gesproken tekst opnemen Check eventueel eerst het geluidsniveau Klik dan op OK en spreek de tekst in, terwijl je door te klikken van dia naar dia gaat 4) Ervoor zorgen dat muziek meegestuurd wordt als je een presentatie doormailt Check eerst (in Verkenner bijv.) hoe groot je muziekstuk is. Extra Opties, tabblad algemeen. Geluid koppelen aan bestanden groter dan x kb, waarbij x groter is dan de grootte van je bestand 5) De tijdsinstellingen wijzigen nadat je die via diavoorstelling tijd instellen ingesteld had. Stel eerst je tijdsinstellingen in (automatisch) Zet de dia s in diasorteerweergave, dan krijg je de tijden onder elke dia Klik op de dia waarvan je de tijd wilt veranderen. Kies een andere tijd bij automatisch na Jurgen Demeester en Carl Maegerman 38/40

39 29 appendix 2: Het weergeven van de diavoorstelling verbeteren 29.1 De presentatie wordt langzaam weergegeven Als het lijkt alsof de presentatie langzaam wordt weergegeven, voer je een van de volgende handelingen uit: 1) Verminder de resolutie van de diavoorstelling. Klik in het menu Diavoorstelling op Diavoorstelling instellen. Klik in de lijst in het vak Resolutie van de diavoorstelling op 640x480. Opmerking: Als je de resolutie wijzigt, kan de afbeelding op de dia iets verschuiven. Als dit gebeurt, kies je een andere resolutie of klik je op Huidige resolutie gebruiken. 2) Stel de kleurendiepte in op 16 bits voor optimale prestaties. Wijs in het Microsoft Windows-menu Start de optie Instellingen aan en klik op Configuratiescherm. Dubbelklik op Beeldscherm en klik op het tabblad Instellingen. Klik onder Kleuren in de vervolgkeuzelijst op Hoge kleuren (16-bits) en klik op OK. Klik in het menu Diavoorstelling op Diavoorstelling instellen en schakel vervolgens het selectievakje Hardwareversnelling gebruiken voor afbeeldingen in. Als je computer deze mogelijkheid heeft, zal Microsoft PowerPoint 2002 proberen die te gebruiken. Opmerking: Als je ziet dat de weergave van de diavoorstelling minder wordt nadat je deze instelling hebt gewijzigd, schakel je deze optie uit. Je computer is in dat geval waarschijnlijk niet met deze mogelijkheid uitgerust. Jurgen Demeester en Carl Maegerman 39/40

40 29.2 Animaties Animaties worden vaak veel beter afgespeeld met een videokaart die is uitgerust met Microsoft Direct 3D. (Direct 3D is een onderdeel van Microsoft DirectX, een reeks geavanceerde multimediasysteemservices die in het Microsoft Windows-besturingssysteem zijn ingebouwd.) Veel fabrikanten van videokaarten profiteren van de DirectX-technologie. Kijk in de documentatie die bij de computer is geleverd om na te gaan of Direct 3D wordt ondersteund. Maak de figuren en de tekst die deel uitmaken van de animatie, minder groot. Klik op de tijdelijke aanduiding voor de figuur of tekst en sleep de formaatgrepen om het formaat van het object te verkleinen. Gebruik geen animaties waarin objecten vervagen, objecten worden gedraaid of het formaat van objecten wordt gewijzigd. Je kunt deze effecten vervangen door andere animaties. Gebruik geen objecten met een kleurovergang of doorzichtige objecten. Kies in plaats daarvan effen kleuropvullingen. Verminder het aantal animaties dat tegelijk wordt uitgevoerd. Probeer gelijktijdige animaties na elkaar af te spelen. Verminder het aantal animaties waarbij tekst per letter of per woord op de dia wordt geïntroduceerd. Gebruik deze animaties bijvoorbeeld alleen voor de titel van een dia en niet voor elk opsommingsteken Jurgen Demeester en Carl Maegerman 40/40