Scan Station 100/120EX

Transcriptie

1 Scan Station 100/120EX Beheerdershandleiding A-61588_nl 9E8696

2 Inhoudsopgave 1 Overzicht Ondersteunde netwerkprotocollen Vereisten met betrekking tot besturingssystemen Afhankelijkheden Configuratie en instellingen voor beheer Configuratiebestanden voor beheer Configuratiebestanden voor gebruikers Typen gebruikers Beveiliging van het Scan Station Inhoud van de doos Het Scan Station uitpakken en installeren Het netsnoer aansluiten De netwerkkabel installeren De invoerlade bevestigen De uitvoerlade en speciale documentinvoer bevestigen Het Scan Station aanzetten Pre-installatiechecklist Eerste installatie en verificatie De configuratieorganizer installeren Het optionele faxmodem installeren Het Scan Station configureren Het configuratiebestand met een wachtwoord beveiligen Taalinstellingen Apparaatinstellingen instellingen SMTP-instellingen LDAP-instellingen adres voor retour Maximale grootte van bijlage Faxinstellingen Instellingen voor transactielog Tijdinstellingen De klok van het Scan Station instellen Datuminstellingen De datum van het Scan Station instellen Configuratieopties QWERTY-toetsenbord Aangepaste adressen toestaan Bestandsnaamtoewijzing toestaan Opslaan op flashstation toestaan Instellingen externe configuratie Uw configuratie opslaan Scan Station-instellingen bijwerken De installatie van het Scan Station verifiëren Het Scan Station configureren De standaardinstellingen voor het Scan Station selecteren Scannen als Bestandstype Snelkoppelingen voor instellingen Instellingen bestandsnaam Invoerdocument is Resolutie Documenttype Zwart-wit aanpassen Aantal afdrukexemplaren A-61588_nl januari 2008 i

3 Optie Geavanceerd Uw configuratie-instellingen opslaan Scan Station-instellingen bijwerken Bestemmingsgroepen beheren Werkbalk Groepen maken en items toevoegen Items in een groep bewerken Items uit een groep verwijderen Namen van groepen wijzigen Groepen verwijderen Groepen en items binnen groepen verplaatsen Een adresboek importeren Adressen toevoegen met gebruikmaking van LDAP FTP-bestemmingen configureren Proxyinstellingen opgeven Printers configureren Verbinding maken met een printer die is aangesloten op een afdrukserver in een netwerkdomein Verbinding maken met een printer die door een andere computer in een netwerkwerkgroep wordt gedeeld Verbinding maken met een netwerkprinter die direct op het netwerk is aangesloten Het beheer van het Scan Station Instellingen voor Scannen als Instellingen bestandsnaam groepen Het Scan Station beveiligen Het configuratiebestand met een wachtwoord beveiligen Het Scan Station met een wachtwoord beveiligen (gebruikerstoegang) Configuraties laden en opslaan Het Scan Station bijwerken Informatie over het configureren van het netwerk Onderhoud Reinigingsprocedures De klep openen De rollen reinigen De invoermodule reinigen De imaginggeleiders reinigen Vervangingsprocedures De invoermodule vervangen De USB-connector vervangen Onderdelen en verbruiksartikelen Problemen oplossen Indicatielampje en foutcodes Vastgelopen documenten verwijderen Foutlogbestanden opslaan Problemen oplossen Verklarende woordenlijst Bijlage A Specificaties A-1 ii A-61588_nl januari 2008

4 1 Overzicht Het Kodak Scan Station 100 is ontworpen als een toegankelijke scanner waarvoor minimale gebruikerstraining nodig is Het Scan Station 100 is een zelfstandige oplossing, waarvoor geen hostcomputer of toepassingssoftware nodig is. Het werkt via een bestaand netwerk (Ethernet, 10/100 Base T) en maakt gebruik van bestaande gedeelde netwerkservices, zoals TCP/IP, FTP en SMTP, om te communiceren met andere apparaten of doelen in het netwerk. Het aanraakscherm in kleur biedt een eenvoudige grafische gebruikersinterface (GUI) waarmee u het apparaat kunt bedienen en de uitvoer kunt sturen. Het Kodak Scan Station 100 is meer dan alleen een scanner, maar een robuuste oplossing waarmee u uw documenten snel en met één druk op de knop kunt verzenden via , het netwerk, netwerkprinters, USB-flashstations of fax (optioneel). Deze beheerdershandleiding bevat de informatie die u nodig hebt voor het installeren en beheren van het Kodak Scan Station 100. Hoofdstuk 1, Overzicht bevat de systeemvereisten, algemene informatie die u moet weten voordat u het Scan Station installeert, en instructies voor het uitpakken en installeren van het Scan Station. Hoofdstuk 2, Pre-installatiechecklist aangeraden wordt deze preinstallatiechecklist in te vullen voordat u het Scan Station installeert. Hierdoor kunt u tijd besparen en verloopt het installeren gemakkelijker. Hoofdstuk 3, Eerste installatie en verificatie bevat installatie- en setupprocedures om uw Scan Station gereed te maken voor gebruik. Dit hoofdstuk bevat de basisprocedures voor het instellen van de taal, het IP-adres, , enzovoort, evenals voor het opslaan van uw configuratie-instellingen en het controleren of het Scan Station goed werkt. Wanneer u de procedures in dit hoofdstuk gebruikt, wordt aangeraden de ingevulde pre-installatiechecklist bij de hand te hebben. Hoofdstuk 4, Het Scan Station configureren wanneer uw Scan Station is geïnstalleerd, kunt u dit hoofdstuk raadplegen voor procedures over het aanpassen van de scannerinstellingen (bijvoorbeeld het documenttype, het bestandstype en de scanresolutie), voor procedures over het beheren van bestemmingsgroepen (bijvoorbeeld adressen, netwerkshares en printers) en het maken van instellingensnelkoppelingen en taken. Hoofdstuk 5, Het beheer van het Scan Station biedt gedetailleerde informatie over het configureren van uw kantoornetwerk, zodat het Scan Station eenvoudig hierin kan worden opgenomen en over het configureren van aanmeldingsgegevens, evenals algemene informatie over netwerkconfiguratie. Hoofdstuk 6, Onderhoud bevat procedures voor de reiniging en het onderhoud van het Scan Station. Hoofdstuk 7, Problemen oplossen bevat oplossingen voor problemen. Raadpleeg deze voordat u contact opneemt met de ondersteuning van Kodak. Hoofdstuk 8, Verklarende woordenlijst bevat beschrijvingen van termen die in dit document worden gebruikt. A-61588_nl januari

5 Ondersteunde netwerkprotocollen Het Scan Station 100 kan direct op een op Ethernet gebaseerd IP-netwerk worden aangesloten, met gebruikmaking van een standaard RJ45- aansluiting, en kan onafhankelijk werken in de volgende omgevingen: Microsoft Windows Server 2000 en Server 2003 (TCP/IP, MS delen, SMTP, FTP, afdrukken) NetWare 3.x en 4.x met MS-services voor NetWare (TCP/IP, MS delen, SMTP, FTP) Unix-/Linux-omgevingen (alleen SMTP en FTP) OPMERKING: Het is mogelijk dat niet alle hierboven netwerkprotocollen in uw netwerkomgeving worden ondersteund. Het Scan Station 100 ondersteunt de verzending van beelden als bijlagen bij via het Simple Mail Transfer Protocol (SMTP) en geverifieerde SMTP-protocollen. De methoden die voor geverifieerd SMTP worden ondersteund, zijn: simpel wachtwoord, NTLM en Challenge Response. OPMERKING: Kerberos wordt op dit moment niet ondersteund. Anonymous File Transfer Protocol (FTP) en geverifieerd FTP worden ook ondersteund (inclusief proxyondersteuning). Voor het gebruik van een van de twee vormen van geverifieerd FTP (met of zonder proxy) moet de FTP-configuratie voldoende gegevens hebben om toegang te krijgen tot de FTP-site. U kunt deze gegevens bij uw netwerkbeheerder verkrijgen. Hoewel het Scan Station 100 in heterogene netwerken met SMTP en FTP kan worden gebruikt, zijn voor het afdrukken naar netwerkprinters en het scannen naar gedeelde mappen in het netwerk respectievelijk Microsoft-printerstuurprogramma's en SMB-stationstoegang (Server Message Block) vereist. Wanneer het Scan Station in een Microsoft NTdomein wordt gebruikt, krijgt het Scan Station met een standaard domeingebruikersaccount toegang tot de domeinbronnen (gedeelde stations en printers). Deze account wordt door de beheerder verschaft. Wanneer het Scan Station in een Microsoft-werkgroep wordt gebruikt, kan het zonder aanmeldingsgegevens toegang krijgen tot de werkgroepbronnen (gedeelde stations en printers), mits de pc's in de werkgroep gasttoegang tot hun gedeelde bronnen toestaan. De meeste functies van het Scan Station kunnen zonder problemen in heterogene netwerkomgevingen worden gebruikt. Printers zijn vanaf het Scan Station toegankelijk via Microsoft-printerstuurprogramma's, die met de Point-and-Print-technologie van Microsoft op het Scan Station worden geïnstalleerd. Zie het gedeelte getiteld Printers configureren in hoofstuk 4 voor meer informatie. 1-2 A-61588_nl januari 2008

6 Vereisten met betrekking tot besturingssystemen Afhankelijkheden Voor de configuratieorganizer, die op een afzonderlijke pc wordt geïnstalleerd, is een van de volgende besturingssystemen vereist: Windows 2000 Service Pack 4 en hoger Windows XP Service Pack 2 Voor beide zijn Microsoft.Net 2.0 Framework en Microsoft Installer v3.0 nodig. Deze worden automatisch geïnstalleerd als zij niet worden gevonden. Elke functie van het Scan Station is afhankelijk van de aanwezigheid van onderstaande netwerkservices. Scannen naar het Scan Station moet toegang hebben tot een SMTP-MIME-server om gescande documenten naar een e- mailadres te kunnen verzenden. Als uw SMTP-server vóór gebruik moet worden geverifieerd, moet u ook gegevens aan het Scan Station verstrekken. Ondersteunde SMTP-verificatietypen zijn: simpele wachtwoorden, NTLM en Challenge Response. Scannen naar gedeelde map een computer met Windows 98SE, Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2000 of Windows Server 2003 moet zijn gedeelde map (de Scan Station-bestemming) op het TCP/IP-netwerk publiceren en de netwerkgebruiker van het Scan Station moet toegangrechten voor de map hebben. Scannen naar printer er moet een printer in het netwerk beschikbaar zijn die door Windows XP wordt ondersteund. Scannen naar FTP-map het Scan Station kan documenten scannen en deze vervolgens met gebruikmaking van geverifieerd of anoniem FTP naar een FTP-locatie sturen. Bestanden kunnen ook via een netwerkproxy worden afgeleverd. Voor netwerkproxy en geverifieerd FTP zijn aanmeldingsgegevens nodig. A-61588_nl januari

7 Configuratie en instellingen voor beheer Configuratiebestanden voor beheer Alle beheertaken voor het Scan Station worden via de configuratieorganizer uitgevoerd. U kunt met de configuratieorganizer configuratiebestanden voor beheer en voor gebruikers maken. Voor het instellen van het Scan Station moet een configuratiebestand voor beheer worden gemaakt. Om het Scan Station correct te kunnen instellen en configureren, moet u eerst de configuratieorganizer op een aparte computer installeren. Wanneer de configuratieorganizer eenmaal is geïnstalleerd, maakt u hiermee een configuratiebestand voor beheer dat naar een USBflashstation wordt weggeschreven (er worden bij het Scan Station 100 drie USB-flashstations geleverd). U maakt een configuratiebestand voor beheer door Beheerder te kiezen in het menu Bestand van de configuratieorganizer. Het configuratiebestand voor beheer krijgt de naam KSS100.XML en wordt als een gecodeerd bestand naar het flashstation (of een andere locatie) weggeschreven. Omdat dit bestand is gecodeerd, kan het alleen door het Kodak Scan Station 100 of de configuratieorganizer worden gedecodeerd en gelezen. Dit bestand kan ook met een wachtwoord worden beveiligd, zowel op het USBflashstation als wanneer het naar het Scan Station wordt weggeschreven. Wanneer het bestand eenmaal naar het USB-flashstation is weggeschreven, kan het worden meegenomen en op het Scan Station worden geïnstalleerd (zie onderstaand diagram). Maak het configuratiebestand voor beheer Sla het configuratiebestand op een USB-flashstation op Plaats een USB-flashstation om het Scan Station bij te werken Het Scan Station detecteert automatisch de aanwezigheid van een USB-flashstation en zoekt naar het bestand KSS100.XML. Als het een geldig bestand is, wordt de inhoud onderzocht op verdere te nemen acties. Als de inhoud van het configuratiebestand niet precies overeenkomt met de configuratie die op dat moment op het Scan Station is opgeslagen, wordt de beheerder gevraagd om het Scan Station bij te werken met de inhoud van het configuratiebestand op het flashstation. De beheerder kan zelf bepalen of het Scan Station op dat moment moet worden bijgewerkt. Wanneer de beheerder OK kiest, wordt de beheerder gevraagd het Scan Station te configureren. Dit gebeurt in een opeenvolging van een aantal schermen. 1-4 A-61588_nl januari 2008

8 Als de beheerder de knop Annuleren kiest, wordt het Scan Station in de configuratiemodus voor beheer gezet. In deze modus geeft het Scan Station automatisch het scherm in instellingenmodus weer. De beheerder kan door elke groep instellingen lopen en de waarden wijzigen. Voor instellingen waarvoor meer nodig is dan een simpele keuze (dat wil zeggen getypte tekst), verschijnt een virtueel toetsenbord waarop complexere gegevens kunnen worden ingevoerd. Alle wijzigingen aan de instellingen van het Scan Station worden onmiddellijk op het Scan Station opgeslagen; de beheerder hoeft niets te doen. Raadpleeg het gedeelte getiteld Het Scan Station bijwerken in hoofdstuk 5 voor meer informatie over het bijwerken van het Scan Station. OPMERKING: Wees voorzichtig bij het gebruik van het Scan Station in deze modus, u kunt per ongeluk instellingen wijzigen. Zolang het USB-flashstation op het Scan Station is aangesloten, blijft het station in de configuratiemodus voor beheer staan. Wanneer het flashstation wordt verwijderd, wordt de normale modus van het Scan Station actief en verschijnt automatisch het scherm Bestemmingen. Configuratiebestanden voor gebruikers Geavanceerde gebruikers kunnen hun eigen configuratiebestanden maken, die hun eigen scanvoorkeuren bevatten. Deze gebruikers kunnen de configuratieorganizer starten, de gewenste wijzigingen aan de bestemmingen en instellingen aanbrengen en deze op hun USBflashstation opslaan. De voornaamste verschillen tussen een configuratiebestand voor beheer en een configuratiebestand voor de gebruiker zijn: Alleen in configuratiebestanden voor gebruikers kan een flashstation als map worden gedefinieerd. Alleen in configuratiebestanden voor beheer kunnen printers worden gedefinieerd. Alleen configuratiebestanden voor beheer kunnen worden gebruikt voor het wijzigen van de standaardinstellingen op een Scan Station. Wanneer een configuratiebestand voor een gebruiker is gemaakt en op een USB-flashstation is opgeslagen, kan het flashstation worden meegenomen naar een Scan Station en op de USB-poort worden aangesloten. Het Scan Station ziet automatisch dat er een flashstation is en laadt de instellingen die in het configuratiebestand staan. Omdat het een configuratiebestand voor een gebruiker is, wordt de gebruiker niet gevraagd permanente wijzigingen aan de configuratie van het Scan Station aan te brengen. In plaats hiervan worden alle bestemmingen van de gebruiker op het scherm van het Scan Station weergegeven en zijn deze met de standaard bestemmingsgroepen samengevoegd. De persoonlijke bestemmingen van de gebruiker worden in dezelfde volgorde als de standaardgroepen van het Scan Station op de bovenste werkbalk weergegeven, maar bij elk van de persoonlijke groepen staat een afbeelding die aangeeft dat dit een gebruikersgroep is. Als de persoonlijke configuratie van de gebruiker wijzigingen bevat op de instellingen van het Scan Station (alle waarden van de instellingenmodus), vervangen deze instellingen tijdelijk de standaardinstellingen van het Scan Station. A-61588_nl januari

9 Wanneer een scantaak is voltooid, kan de gebruiker zijn USB-flashstation uit het Scan Station verwijderen. Wanneer dit gebeurt, verschijnen op het scherm van het Scan Station automatisch weer de standaardinstellingen. OPMERKING: Meer informatie over het configureren van het Scan Station kunt u vinden in hoofdstuk 3 en 4. Meer informatie over de wachtwoordbeveiliging van een configuratiebestand kunt u vinden in het gedeelte getiteld Het Scan Station beveiligen in hoofdstuk 5. Typen gebruikers Het Scan Station ondersteunt drie verschillende typen gebruikers: Beheerder, Geavanceerd en Normaal. Beheerders zijn verantwoordelijk voor het instellen en onderhouden van het apparaat. Geavanceerde gebruikers maken en bewaren hun aangepaste scaninstellingen op een USB-flashstation, dat zij bij het Scan Station kunnen gebruiken om met één druk op de knop een scan te maken. Normale gebruikers gebruiken het apparaat door de standaardopties te gebruiken die de beheerder voor hen heeft ingesteld. Het scannen is heel eenvoudig, maar de normale gebruiker heeft mogelijk geen toegang tot zijn eigen adresboek of de aangepaste scaninstellingen, zoals een Geavanceerde gebruiker dit heeft. Beveiliging van het Scan Station Om voldoende beveiliging te garanderen leest het Scan Station alleen een geldig, gecodeerd configuratiebestand dat met de configuratieorganizers is gemaak of een bestand met een firmware-update gemaakt door Kodak vanaf een USB-flashstation of ander verwisselbaar USB-apparaat en geen ander programma of bestand. Het Scan Station heeft een firewall en blokkeert bijna al het inkomende netwerkverkeer. Het reageert alleen op een Echo (ook wel ping genoemd). Het onderliggende besturingssysteem is zo ontworpen dat dit niet toegankelijk is voor de beheerder of gebruiker. Updates op het besturingssysteem en/of de Scan Station-firmware worden op de website van Kodak ( beschikbaar gesteld. Zie het gedeelte Het Scan Station beveiligen in hoofdstuk 5 voor meer informatie over beveiliging. 1-6 A-61588_nl januari 2008

10 Inhoud van de doos Open de doos en controleer de inhoud voordat u aan de slag gaat: Kodak Scan Station 100 Invoerlade Uitvoerlade Speciale documentinvoer Netsnoeren Invoermodule Draagbare USB-flashstations Welkomstverpakking met: - Installatie-cd - Registratieformulieren - Gedrukte gebruikershandleiding - Handleiding met snelle tips - Beknopte installatiehandleiding - Contactformulier voor service - Verschillende folders A-61588_nl januari

11 Het Scan Station uitpakken en installeren Het netsnoer aansluiten De netwerkkabel installeren De invoerlade bevestigen Pak het Scan Station 100 voorzichtig uit en plaats het op een schoon, droog en vlak oppervlak. Sluit het netsnoer en de netwerkkabel aan en bevestig de invoerlade en uitvoerlade. Zorg dat de klep van het Scan Station gesloten is. 1. Selecteer het juiste netsnoer. 2. Steek een einde van het netsnoer in het Scan Station. 3. Steek het andere einde van het netsnoer in het stopcontact. 1. Neem een (door uzelf aangeschafte) 10/100 Base-T-dropkabel. 2. Steek het ene uiteinde van de netwerkkabel in de netwerkpoort van het Scan Station. Deze bevindt zich achter op de scanner. 3. Steek het andere einde van de dropkabel in het stopcontact van de netwerkdrop. 1. Zoek de sleuven voor de invoerlade op het Scan Station op. 2. Houd de pennen van de invoerlade voor de sleuven. 3. Duw de invoerlade naar beneden tot deze op zijn plaats klikt. 1-8 A-61588_nl januari 2008

12 De uitvoerlade en speciale documentinvoer bevestigen 1. Zoek de openingen voor de uitvoerlade op het Scan Station op. 2. Plaats de pen aan de linkerkant van de uitvoerlade/speciale documentinvoer in de opening, druk op de geribbelde knop aan de rechterkant van de uitvoerlade/speciale documentinvoer en plaats de pen in de opening aan de rechterkant van het Scan Station. Het Scan Station aanzetten Schakel de stroom in en wacht even totdat het apparaat de zelftests heeft uitgevoerd. Het Scan Station is nu gereed voor het laden van een configuratiebestand. Zie hoofdstuk 3, Eerste installatie en verificatie en hoofdstuk 3 Het Scan Station configureren voor informatie over het configureren van het Scan Station en het maken en laden van configuratiebestanden. A-61588_nl januari

13 1-10 A-61588_nl januari 2008

14 2 Pre-installatiechecklist Aangeraden wordt dit blad in te vullen voordat u het Kodak Scan Station 100 installeert. U hebt deze informatie over uw netwerk nodig voor het maken van een beheerconfiguratie voor uw Scan Station met gebruikmaking van de configuratieorganizer (geleverd bij het Scan Station) en het uitvoeren van de installatie. Onderzoek zorgvuldig de gegevens waarover u niet zeker bent voor dat u het configuratiebestand voor beheer maakt. Als u problemen hebt bij het invullen van dit blad, raadpleegt u de persoon die uw netwerk beheert. OPMERKING: Deze installatie laat zien wat u nodig hebt voor de installatie van het Scan Station vanaf de datum van dit document. Aangezien wij onze producten van tijd tot tijd verbeteren, raadpleegt u de Kodak-website ( voor de nieuwste versie. Taalinstellingen te vinden onder de knop Instellingen in de configuratieorganizer of de beheerinterface. Parameternaam Beschrijving/voorbeeld Uw instelling Opmerkingen Taal Naam van interface-/ocr-taal Standaardinstelling: Engels. Apparaatinstellingen te vinden onder de knop Instellingen in de configuratieorganizer of de beheerinterface. Parameternaam Beschrijving/voorbeeld Uw instelling Opmerkingen Apparaatnaam NETBIOS-naam van het Scan Station. De standaardnaam is het unieke serienummer van het Scan Station (bijvoorbeeld KSSXXXX- XXXX, waarbij X = het serienummer) Aangeraden wordt deze instelling niet te wijzigen. Moet uniek zijn (maximaal 15 tekens) in het netwerk/ subnet. U kunt dit veld ongewijzigd laten als Scan-Station om te voorkomen dat u een bestaande apparaatnaam overschrijft. Zie Hoofdstuk 5, Het beheer van het Scan Station voor meer informatie. Instellingen IP-adres Automatisch Automatisch (DHCP) Dit is de standaardwaarde. Instellingen IP-adres Statisch Statisch (IPv4) Standaard IPv4-adres (bijvoorbeeld ) IP-adres Subnetmasker Standaardgateway Voorkeurs-DNSserver Alternatieve DNSserver Voorkeurs-WINSserver IP-adres van het Scan Station Subnetmasker van het Scan Station (bijvoorbeeld ) IP- of standaardgateway in het netwerk IP- of domeinnaamserver nr. 1 IP of de alternatieve domeinnaamserver nr. 2 IP- of Windowsinternetnaamserver nr. 1 Indien geselecteerd, worden het IPadres, het subnetmasker en de DNSserver van het Scan Station automatisch door de DHCP-server ingesteld. Vul dit en de andere netwerksecties alleen in als u niet DHCP gebruikt. Alleen deze nummers zijn toegestaan: 0, 128, 192, 224, 248, 252, 254 en 255. Als dit nummer onjuist is, kunt u bepaalde netwerklocaties niet bereiken. A-61588_nl januari

15 Apparaatinstellingen (vervolg) te vinden onder de knop Instellingen in de configuratieorganizer of de beheerinterface. Parameternaam Beschrijving/voorbeeld Uw instelling Opmerkingen Alternatieve WINSserver Apparaatwachtwoord Naam netwerkgebruiker IP- of Windowsinternetnaamserver nr. 2 Optioneel numeriek wachtwoord om de toegang tot het Scan Station te beperken. 4 cijfers (bijvoorbeeld 1234). Account op het Microsoft Server of Server 2003-domein dat het Scan Station gebruikt voor toegang tot het netwerkstuurprogramma printers. Netwerkwachtwoord Domeinwachtwoord voor netwerkgebruikersnaam (bijvoorbeeld 1Df4781). Netwerkdomein Naam van het Microsoft Server of Server 2003-domein waartoe de netwerkgebruikersnaam behoort (bijvoorbeeld Mijnbedrijf). Wordt bij elke toegang via het virtuele toetsenbord ingevoerd. Novell edirectory en Linux/Unix worden op dit moment niet voor aanmelding ondersteund. Aanmelding is vereist voor toegang tot gedeelde mappen en netwerkprinters. Moet een geldige Microsoft-indeling hebben. Dit is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde als een internetdomein (bedrijf.com). Zie /en-us voor meer informatie over domeinnaamconventies. 2-2 A-61588_nl januari 2008

16 Instellingen voor server te vinden onder de knop Instellingen in de configuratieorganizer of de beheerinterface. Parameternaam Beschrijving/voorbeeld Uw instelling Opmerkingen SMTP-instellingen Serveradres Volledig gekwalificeerde domeinnaam of IPv4-adres van de SMTP-server (bijvoorbeeld smtpserver. bedrijf.com of ). Gebruik IPv4 om eventuele DNSproblemen te voorkomen. Aanmeldingsgegevens Gebruikersnaam, wachtwoord en netwerknaam. Benodigd voor toegang tot de SMTP-server. Vereist voor geverifieerde SMTP. OPMERKING: Deze zijn niet noodzakerlijkerwijs hetzelfde als de aanmeldingsgegevens die onder Apparaatinstellingen zijn opgegeven. Poort Standaardinstelling: 25 Wijzig deze alleen als uw server op een IP-poort communiceert die niet poort 25 is. SSL Secure Socket Layer Vaak niet geselecteerd. Selecteer dit alleen als u zeker weet dat dit voor uw server is vereist. LDAP-instellingen Serveradres Volledig gekwalificeerde domeinnaam of IPv4-adres van de LDAP-server (bijvoorbeeld ldapserver. bedrijf.com of ). Aanmeldingsgegevens Gebruikersnaam, wachtwoord en netwerknaam. Benodigd voor toegang tot de LDAP-server. Gebruik IPv4 om eventuele DNSproblemen te voorkomen. Vereist voor geverifieerde LDAP. OPMERKING: Deze zijn niet noodzakerlijkerwijs hetzelfde als de aanmeldingsgegevens die onder Apparaatinstellingen zijn opgegeven. Poort Standaardinstelling: 389 Wijzig deze alleen als uw LDAPserver op een IP-poort communiceert die niet poort 389 is. Basis-DN Basis Distinguished Name Raadpleeg de LAN-beheerder in uw bedrijf voor meer informatie over deze instelling. Label voor gewone naam Standaardinstelling: cn Label voor adres Standaardinstelling: adres voor retour Dit is het adres waarop mislukte s terugkomen (bijvoorbeeld mislukt@bedrijf.com). Dit adres verschijnt ook als het Van -adres bij het verzenden van . Maximale grootte van bijlage Aangepast adres 1-99 MB Standaardinstelling: 10 MB Schakelt de optie Aangepast adres in of uit, waardoor adressen kunnen worden opgegeven die niet in uw adresboek voorkomen. Raadpleeg de LAN-beheerder in uw bedrijf voor meer informatie over deze instelling. Raadpleeg de LAN-beheerder in uw bedrijf voor meer informatie over deze instelling. Selecteer een persoon die een kennisgeving ontvangt dat een adres onbereikbaar was. berwerkingen met grotere bestanden mislukken. Deze instelling moet overeenkomen met de beperking die op uw server is opgegeven. Is meestal ingeschakeld. Kan in veiligere omgevingen worden uitgeschakeld. A-61588_nl januari

17 2-4 A-61588_nl januari 2008

18 3 Eerste installatie en verificatie Dit hoofdstuk bevat instructies voor het installeren van de configuratieorganizer en procedures voor het instellen van het Scan Station, zodat dit correct in uw kantoornetwerk werkt. Voordat u begint, moet u enkele basisgegevens over uw netwerkconfiguratie weten, evenals enkele netwerkadressen (bijvoorbeeld uw server en gedeelde mappen waartoe u vanaf het Scan Station toegang wilt kunnen hebben). Raadpleeg de pre-installatiechecklist in hoofdstuk 2 bij het configureren van het Scan Station. De configuratieorganizer installeren 1. Plaats de cd. De installatiesoftware wordt automatisch gestart. OPMERKING: Als.NET Framework 2.0 en MSI 3.x nog niet zijn geïnstalleerd, worden deze door het installatieprogramma van de configuratieorganizer geïnstalleerd voordat de configurationorganizer wordt geïnstalleerd. 2. Klik op Volgende. Het welkomstscherm verschijnt. A-61588_nl januari

19 3. Klik op Volgende. Het scherm met de licentieovereenkomst verschijnt. 4. Lees de Licentieovereenkomst en klik op de knop Akkoord. Klik vervolgens op Volgende. Het scherm Installatiemap selecteren verschijnt. 5. Voer de map in of ga naar de map waar u de configuratieorganizer wilt installeren. U kunt ook de standaardinstelling gebruiken. U kunt ook aangeven of u de toepassing voor Iedereen of alleen voor Uzelf wilt installeren. Klik vervolgens op Volgende. OPMERKING: Aanbevolen wordt de standaardinstellingen te accepteren. 3-2 A-61588_nl januari 2008

20 Het scherm Installatie bevestigen wordt weergegeven. 6. Klik op Volgende. De installatie wordt gestart en de voortgang wordt weergegeven. A-61588_nl januari

21 7. Als de installatie is voltooid, wordt het scherm Installatie voltooid weergegeven. 8. Klik op Sluiten. Het optionele faxmodem installeren U installeert het optionele faxmodemaccessoire voor het Kodak Scan Station als volgt: OPMERKINGEN: Controleer voordat u het optionele faxmodemaccessoire installeert of u versie 2.0 of hoger gebruikt. Ga naar om de nieuwste versie te downloaden. Het faxmodemaccessoire voor het Kodak Scan Station is alleen verkrijgbaar voor Scan Stations 100 met een serienummer gelijk aan of hoger dan: en Scan Stations 120EX met een serienummer gelijk aan of hoger dan Steek de standaard RJ-11-telefoonkabel in de telefoonaansluiting op de voorkant van het modem. Zorg dat het andere uiteinde van de telefoonlijn op de faxlijnuitgang is aangesloten. 2. Steek de USB-aansluiting in de achterkant van het modem. 3. Steek het andere uiteinde van de USB-aansluiting in de achterkant van het Scan Station. OPMERKING: De USB-aansluitingen op de achterkant van het Scan Station kunnen met een zwarte rubberen stop bedekt zijn. Verwijder deze stop om de twee USBpoorten zichtbaar te maken (deze bevinden zich onder de ethernetpoort). 3-4 A-61588_nl januari 2008

22 Het Scan Station configureren In dit gedeelte vindt u procedures voor het configureren van uw Scan Station, zodat deze met uw kantoornetwerk wordt verbonden. U moet netwerkspecifieke instellingen opgeven. U hebt deze informatie ingevuld in de pre-installatiechecklist in hoofdstuk 2. OPMERKING: Informatie invoeren met het toetsenbord van de computer is sneller dan het klikken op letters en cijfers op het virtuele toetsenbord/toetsenblok. 1. Dubbelklik op het pictogram van de configuratieorganizer op uw bureaublad om de toepassing te starten. Omdat u het Scan Station aan het instellen bent, selecteert u de optie Beheerder in het menu Bestand. 2. Klik op de knop Instellingen om het scherm Configuratie weer te geven. A-61588_nl januari

23 Het configuratiebestand met een wachtwoord beveiligen Als beheerder wilt u het configuratiebestand met een wachtwoord beveiligen om te voorkomen dat dit per ongeluk wordt overschreven. Andere gebruikers die toegang hebben tot de configuratieorganizer, kunnen een beheerversie van een configuratiebestand maken en zonder dat zij dit weten de instellingen van het Scan Station door hun eigen instellingen vervangen. Als u het configuratiebestand met een wachtwoord beveiligt, kan alleen een beheerder die het wachtwoord weet de instellingen op het Scan Station overschrijven. Uw configuratiebestand met een wachtwoord beveiligen: 1. Selecteer Gebruiker>Wachtwoord configureren. Het dialoogvenster Configuratiewachtwoord verschijnt: 2. Voer en nieuw wachtwoord in (maximaal 4 cijfers). 3. Voer het wachtwoord nogmaals in om dit te bevestigen. 4. Klik op OK. OPMERKING: Wanneer u het configuratiebestand op het Scan Station hebt toegepast, moet voor het wijzigen van het configuratiebestand dit wachtwoord worden opgegeven. Als u dit wachtwoord vergeet, moet u uw Scan Station door Kodak-service laten ontgrendelen. 3-6 A-61588_nl januari 2008

24 Taalinstellingen De taal die u selecteert, wordt gebruikt voor het configureren van de gebruikersinterface van het Scan Station en voor de functie voor optische tekenherkenning (bijvoorbeeld bij het maken van een doorzoekbaar PDF-bestand). Klik op de gewenste taal. A-61588_nl januari

25 Apparaatinstellingen Met het pictogram Apparaat opent u een lijst met instellingen die u gebruikt om het Scan Station voor uw kantoornetwerk te configureren. 1. Klik op het pictogram Apparaat. 2. Voer een apparaatnaam in die nog niet is gebruikt voor een apparaat in uw kantoornetwerk. De apparaatnaam moet uniek zijn. Wanneer u een naam invoert die al in het kantoornetwerk bestaat, verschijnt een waarschuwingsbericht en wordt als gevolg hiervan een van de apparaten van het netwerk verwijderd. Klik op Gereed op het toetsenbord wanneer u klaar bent. OPMERKING: Het Scan Station is met een unieke apparaatnaam geconfigureerd. Als u deze apparaatnaam niet wilt wijzigen, laat u dit veld ongewijzigd (met de standaardnaam Scan-Station ). 3-8 A-61588_nl januari 2008

26 3. Selecteer IP-adres om het netwerkadres van het apparaat te configureren. Selecteer een van de volgende opties: Als uw netwerk gebruikmaakt van dynamische IP-adressen, klikt u op Automatisch (DHCP) en gaat u door naar de volgende sectie instellingen. Als in uw netwerk statische IP-adressen worden gebruikt, klik u op Statisch (IPv4) en gaat u door met stap 3. Als niet alle opties voor statische IP-adressen worden weergegeven, kunt u met de pijltoetsen omhoog en omlaag gaan om alle opties weer te geven. Bij alle opties in het scherm voor statische IP-adressen wordt een toetsenbord/toetsenblok weergegeven waarmee u gegevens kunt invoeren. Wanneer u klaar bent met het invullen van de volgende velden, klikt u op Gereed op het toetsenbord/toetsenblok om de waarden te accepteren en het scherm te sluiten. - Klik op IP-adres en voer het adres in. - Klik op Subnetmasker en voer het masker in. - Klik op Standaardgateway en voer het gatewayadres in. - Klik op Voorkeurs-DNS-server en voer het serveradres in. - Klik op Alternatieve DNS-server en voer het serveradres in. - Klik op Voorkeurs-WINS-server en voer het serveradres in. - Klik op Alternatieve WINS-server en voer het serveradres in. OPMERKING: Het is wellicht niet nodig om de DNS- en WINS-servers te configureren. A-61588_nl januari

27 4. Als u de toegang tot het Scan Station met een wachtwoord wilt beveiligen, selecteert u Apparaatwachtwoord om het toetsenblok weer te geven. Voer een numeriek wachtwoord van vier cijfers in. U wordt gevraagd het wachtwoord nogmaals in te voeren. Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. OPMERKING: Wanneer u een apparaatwachtwoord instelt, moeten alle gebruikers die het Scan Station willen gebruiken, dit wachtwoord invoeren. Dit is niet hetzelfde als het wachtwoord waarmee u het configuratiebestand van uw Scan Station beveiligt. 5. Klik op Standaard aanmeldingsgegevens om de Gebruikersnaam, het Wachtwoord en het Domein op te geven die nodig zijn om toegang te krijgen tot het netwerk. Klik op Gebruikersnaam om het toetsenbord weer te geven. Voer de gebruikersnaam voor het netwerk in die aan de computer met het Scan Station is toegewezen en klik op Gereed. Zie het gedeelte Informatie over netwerkconfiguratie in hoofdstuk 5 voor meer informatie. OPMERKING: Als het Scan Station toegang moet hebben tot netwerkprinters of gedeelde mappen in het netwerk, moet de gebruikersnaam worden gekoppeld aan een netwerkaccount dat voldoende rechten biedt om toegang tot deze bronnen te krijgen. Klik op Wachtwoord om het wachtwoord voor de netwerkgebruikersnaam in te voeren. U wordt gevraagd het wachtwoord nogmaals in te voeren. Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. OPMERKING: Dit wachtwoord wordt alleen door het Scan Station gebruikt en nooit in leesbare vorm weergegeven. Klik op Domein. Voer de domeinnaam in van het Microsoft NTnetwerk waarmee het Scan Station wordt verbonden. In een werkgroepomgeving kunt u dit veld leeg laten A-61588_nl januari 2008

28 instellingen Wanneer u wilt dat het Scan Station documenten via kan verzenden, moet u opgeven hoe uw Scan Station toegang krijgt tot uw server. Klik op het pictogram . De instellingen worden weergegeven. U kunt op het scherm de SMTP-instellingen, LDAP-instellingen, het adres voor retour en de Maximale grootte van bijlage instellen. Raadpleeg de onderstaande sectie voor gedetailleerde informatie en procedures. SMTP-instellingen 1. Klik op de optie SMTP-instellingen op het scherm . Het volgende scherm verschijnt. 2. Selecteer Adres SMTP-server. Het virtuele toetsenbord verschijnt, zodat u de informatie kunt invoeren. U kunt de volledig gekwalificeerde domeinnaam (bijvoorbeeld mailserver.mijnbedrijf.com) of een IP-adres invoeren. Klik op Gereed wanneer u het adres van de SMTP-server hebt ingevuld. A-61588_nl januari

29 3. Selecteer Aanmeldingsgegevens om de aanmeldingsgegevens voor de server op te geven. OPMERKING: Als u een niet-geverifieerde SMTP-server gebruikt, hoeft u geen gegevens op te geven in de velden Aanmeldingsgegevens. Het scherm Aanmeldingsgegevens verschijnt. Voer een Gebruikersnaam, Wachtwoord en desgewenst een Domeinnaam in voor het serveraccount waarbij het Scan Station zich aanmeldt. Hoewel deze hetzelfde kunnen zijn als de Standaard aanmeldingsgegevens, moeten deze ook hier worden opgegeven. Bij elk van deze instellingen wordt het virtuele toetsenbord weergegeven. Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed A-61588_nl januari 2008

30 4. De meeste servers communiceren op poort 25. Als uw server op een andere poort communiceert, klikt u op Poort. Het virtuele toetsenbord verschijnt, zodat u een ander poortnummer kunt invoeren. Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. 5. De standaardinstelling voor SSL is SSL niet gebruiken. Als Secure Socket Layer (SSL) voor uw server is vereist, klikt u op SSL en schakelt u de optie SSL gebruiken in. Klik vervolgens op Gereed om terug te gaan naar het scherm . A-61588_nl januari

31 6. Klik op Verificatieschema om het SMTP-verificatieschema te selecteren dat door uw mailserver wordt gebruikt. Selecteer een van de volgende opties: Gebruik beste Geen Gewoon Aanmelden MDS Challenge Response NTLM OPMERKING: Met Gebruik beste wordt het krachtigste verificatieschema gebruikt dat door de mailserver wordt gerapporteerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor meer informatie over verficatieschema's A-61588_nl januari 2008

32 7. Wanneer de SMTP-verbinding is geconfigureerd, gebruikt u de optie Verbinding testen om na te gaan of uw instellingen juist zijn. Het Scan Station test de instellingen en geeft het bericht weer dat deze gelukt of mislukt zijn. Als uit de test blijkt dat de verbinding niet werkt, controleert u uw instellingen en brengt u zo nodig wijzigingen aan, net zo lang tot het bericht Gelukt wordt weergegeven. Klik na het testen van de verbinding op OK in het berichtvenster om naar het scherm SMTP-instellingen terug te gaan. Klik vervolgens op Gereed om naar het scherm terug te gaan. A-61588_nl januari

33 LDAP-instellingen Wanneer er een verbinding met een LDAP-server is, kunnen het Scan Station en de configuratieorganizersoftware verbinding maken met een netwerkadresdirectory. Deze verbinding kan worden gebruikt om een of meer adressen in een adresgroep te importeren. De verbinding kan ook worden gebruikt om adressen op het Scan Station op te zoeken en een adres tijdelijk aan een groeplijst toe te voegen. 1. Klik op de optie LDAP-instellingen op het scherm . Het scherm LDAP-instellingen verschijnt. 2. Selecteer Adres LDAP-server. Het virtuele toetsenbord verschijnt, zodat u de informatie kunt invoeren. U kunt de volledig gekwalificeerde domeinnaam (bijvoorbeeld directoryserver.mijnbedrijf.com) of een IP-adres invoeren. Klik op Gereed wanneer u het adres van de LDAP-server hebt ingevuld. 3. Geef de Aanmeldingsgegevens voor LDAP op A-61588_nl januari 2008

34 Het scherm Aanmeldingsgegevens verschijnt. Voer een Gebruikersnaam, Wachtwoord en desgewenst een Domeinnaam in voor het LDAP-serveraccount waarbij het Scan Station zich aanmeldt. Hoewel deze hetzelfde kunnen zijn als de Standaard aanmeldingsgegevens, moeten deze ook hier worden opgegeven. Bij elk van deze instellingen wordt het virtuele toetsenbord weergegeven. Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. 4. De meeste LDAP-servers communiceren op poort 389. Als uw LDAP-server op een andere poort communiceert, klikt u op Poort. Het virtuele toetsenbord verschijnt, zodat u een ander poortnummer kunt invoeren. Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. A-61588_nl januari

35 5. De Basis DN (Distinguished Name), Label voor gewone naam en Label voor adres zijn tekenreeksen die de zoekcriteria voor de LDAP-server definiëren. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor de juiste notatie van deze reeksen. Wanneer u weet wat de juiste indeling is, voert u de Basis DN, het Label voor gewone naam en het Label voor adres in. 6. Klik op Gereed. 7. Wanneer de LDAP-verbinding is geconfigureerd, gebruikt u de optie Verbinding testen om na te gaan of uw instellingen juist zijn. Het Scan Station test de instellingen en geeft het bericht weer dat deze gelukt of mislukt zijn. Als uit de test blijkt dat de verbinding niet werkt, controleert u uw instellingen en brengt u zo nodig wijzigingen aan, net zo lang tot het bericht Gelukt wordt weergegeven. Klik na het testen van de verbinding op OK in het berichtvenster om naar het scherm LDAP-instellingen terug te gaan. Klik vervolgens op Gereed om naar het scherm terug te gaan A-61588_nl januari 2008

36 adres voor retour Door een adres voor retour op te geven ontvangt u een kennisgeving wanneer een verzonden door het Scan Station niet kon worden afgeleverd. Dit adres wordt ook gebruikt als het Van - adres wanneer u documenten via verzendt. BELANGRIJK: Houd er bij het instellen van deze optie rekening mee dat alle berichten over niet-geleverde s naar dit adres worden verzonden en dat hetzelfde adres als afzenderadres wordt weergegeven voor elke die vanaf het Scan Station wordt verzonden. A-61588_nl januari

37 Maximale grootte van bijlage Met deze optie kunt u de maximale grootte instellen voor een bijlage die met succes kan worden verzonden. Deze waarde moet overeenkomen met de beperking die op uw server is opgegeven. 8. Klik op Maximale grootte van bijlage. Het volgende scherm verschijnt. 9. Selecteer de grootte (0 tot 99 MB in stappen van 1 MB) met gebruikmaking van de pijltoetsen voor omhoog en omlaag en klik vervolgens op de groene knop links van de geselecteerde waarde. Nadat u de grootte hebt geselecteerd, wordt het venster opnieuw weergegeven A-61588_nl januari 2008

38 Faxinstellingen Voordat u faxinstellingen opgeeft, moet u het optionele faxmodemaccessoire voor het Scan Station 100 hebben en moet dit correct zijn aangesloten. Instructies voor het installeren van het faxmodem vindt u in de sectie getiteld Het optionele faxmodem installeren eerder in dit hoofdstuk. 1. Klik op het pictogram Fax. Het scherm Fax verschijnt. 2. Klik in het scherm Fax op de optie Label LDAP-faxveld. Het virtuele toetsenbord verschijnt, zodat u informatie kunt invoeren. Voer bij Label LDAP-faxveld het label in dat moet worden gebruikt wanneer op de LDAP naar faxnummers wordt gezocht. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor het exacte label dat moet worden gebruikt (bijvoorbeeld het faxnummer). Klik op Gereed wanneer u het Label LDAP-faxveld hebt ingevuld. OPMERKINGEN: LDAP kan worden gebruikt voor het zoeken naar faxnummers die in een bedrijfsadresboek zijn opgeslagen. LDAP is niet vereist voor het gebruik van de faxoptie. Het faxnummer van de afzender is voor informatiedoeleinden en kan ook tekstinformatie bevatten. U kunt dit veld leeg laten. A-61588_nl januari

39 3. Selecteer desgewenst Faxnummer afzender op het scherm Fax om het faxnummer van de afzender in te voeren. Het virtuele toetsenbord verschijnt, zodat u een nummer kunt invoeren. Klik op Gereed wanneer u klaar bent. 4. Selecteer Prefix voor buitenlijn om het nummer in te voeren dat nodig is om een buitenlijn te krijgen. Wanneer u deze optie selecteert, verschijnt het virtuele toetsenbord. Voer het nummer in dat de gebruiker moet invoeren om een buitenlijn te krijgen (bijvoorbeeld 9, en de komma kan worden gebruikt om een pauze in te lassen). Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. 5. Selecteer Landcode modem om een lijst van landen te zien met de bijbehorende codes waarmee het modem kan worden geconfigureerd voor gebruik in het geselecteerde land A-61588_nl januari 2008

40 6. Selecteer het gewenste land/de code en klik op Gereed. 7. Selecteer Instellingen inkomende faxen om het scherm Instellingen inkomende faxen te openen. Als u het Scan Station wilt configureren voor de ontvangst van faxen, kunnen de volgende instellingen worden gebruikt om op te geven waar de inkomende faxen worden afgeleverd. U kunt hiervoor een netwerkmap en/of een netwerkprinter opgeven. 8. Als u voor de ontvangst van inkomende faxen een netwerkmap wilt opgeven, selecteert u Map inkomende faxen. Hierdoor verschijnt het virtuele toetsenbord. 9. Voer een volledig pad in naar een netwerkmap waar de inkomende faxen worden afgeleverd. 10.Nadat u klaar bent, klikt u op Gereed. A-61588_nl januari

41 11. Wanneer u een netwerkprinter wilt opgeven voor de ontvangst van inkomende faxen, klikt u op Printer inkomende faxen. Hierdoor verschijnt een lijst met geïnstalleerde printers. OPMERKINGEN: Als er geen printers zijn geïnstalleerd, wordt Geen weergegeven op het scherm Printer voor inkomende faxen selecteren. Voor instructies over het installeren van een printer raadpleegt u de sectie Printers configureren in hoofdstuk Selecteer een printer in de lijst en klik op Gereed om terug te gaan naar het scherm Instellingen inkomende faxen. 13. Klik op Fax ontvangen om te zorgen dat faxen op het geconfigureerde apparaat worden ontvangen A-61588_nl januari 2008

42 Instellingen voor transactielog Alle transacties op het Scan Station kunnen in een afzonderlijk transactiebestand worden vastgelegd. Dit bestand heeft een XML-indeling en kan vanaf het Scan Station worden geëxporteerd. Dit is handig voor omgevingen waarin op beveiliging wordt gelet of waar transacties voor facturering worden gebruikt. Standaard worden alle transacties vastgelegd (deze zijn geselecteerd). U kunt het vastleggen voor bepaalde of alle transactietypen in het scherm Instellingen voor transactielog uitschakelen door het vinkje uit het betreffende vakje te verwijderen. 1. Klik op het pictogram Instellingen voor transactielog om het volgende scherm te openen. 2. Geef aan welke bestemmingstypen u in het logbestand wilt opnemen. OPMERKING: Als u deze bestanden wilt opslaan, raadpleegt u de sectie getiteld Foutlogbestanden opslaan in hoofdstuk 7. A-61588_nl januari

43 Tijdinstellingen 1. Klik op het pictogram Tijd. Het scherm Tijd verschijnt. 2. Klik op Tijdzone en selecteer uw tijdzone. 3. Klik op Zomertijd en selecteer Automatisch aanpassen of Geen aanpassing. 4. Klik op Klok en selecteer een tijdnotatie van 12 uur of 24 uur. 5. Klik op Scheidingsteken en selecteer het scheidingsteken. 6. Klik op Indeling en selecteer de indeling voor uren, minuten en seconden A-61588_nl januari 2008