Een verkenning naar de kennisinvesteringsquote (KIQ) en de prestaties van de kenniseconomie op hoofdlijnen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een verkenning naar de kennisinvesteringsquote (KIQ) en de prestaties van de kenniseconomie op hoofdlijnen"

Transcriptie

1 Een verkenning naar de kennisinvesteringsquote (KIQ) en de prestaties van de kenniseconomie op hoofdlijnen Den Haag 8 juli 2005

2 1 Inleiding In de 21 e eeuw is nationale welvaart in sterke mate afhankelijk van de mate waarin het proces van innovatie en investeren in kennis in de economie op gang blijft en nieuwe groeiimpulsen verschaft. 1 Nederland heeft aanzienlijke ambities op dit terrein. In het kader van de Lissabondoelstellingen heeft Nederland zich ten doel gesteld om in 2010 tot de kopgroep van meest dynamische kenniseconomieën in de Europese Unie te behoren. Volgens het Innovatieplatform zijn in Nederland de prioriteitstelling en investeringsinspanning niet consistent met de beleden ambitie. 2 De kennisinvesteringsquote (KIQ) wordt als symbool gezien voor deze analyse. Het kabinet onderkent in haar reactie op het rapport Vitalisering van de kenniseconomie het belang van het voorstel om te komen tot een hogere KIQ. 3 Dit vooral vanuit de gedachte dat dit gepaard gaat met een hoog maatschappelijk rendement. Het kabinet heeft dan ook aangekondigd een verkenning te verrichten naar de ontwikkeling van de publieke en private KIQ in Nederland. Deze notitie is daarvan de uitwerking. Een goede en dynamische kenniseconomie is allereerst een economie met een hoge arbeidsproductiviteit, en niet allereerst een economie met een hoge KIQ. Een hoge arbeidsproductiviteit hangt in sterke mate af van voldoende kwalitatief en kwantitatief opgeleide werknemers, en een voldoende beschikbaarheid van bruikbare kennis. In de verkenning zal dan ook expliciet aandacht worden gegeven aan de mate waarin Nederland op gebied van onderwijs en economie reeds dergelijke resultaten boekt. Voor een bruikbare verkenning van een inputindicator als de KIQ is haar plaatsbepaling ten opzichte van zogenaamde resultaatindicatoren nodig. In deze verkenning zullen dan ook de Nederlandse investeringen en de resultaten van die investeringen in onderwijs en onderzoek (de zogenaamde kennisproductiviteit) worden vergeleken met die in andere landen ( referentielanden ). De verkenning van het kabinet maakt hierbij gebruik van een notitie van het CPB waarin nader wordt ingegaan op de huidige prestaties van de kenniseconomie. Dit recent verschenen rapport wordt als bijlage bij deze verkenning meegestuurd. 4 Ook is een discussiebijeenkomst gehouden over de KIQ en is een aantal experts gevraagd naar hun visie op de KIQ. 1 Zie H.H.F. Wijffels en T.R.A. Grosfeld (2004), Vitalisering van de kenniseconomie. Het beter benutten van de mogelijkheden van mensen als de sleutel voor een dynamische kenniseconomie, Advies Werkgroep dynamisering kennis- en innovatiesysteem, Innovatieplatform, Den Haag. 2 Ook in het rapport Kok worden, met het oog op de Lissabon-ambitie, zorgen geuit over het investeringsniveau in de kenniseconomie. Zie Kok High Level Expert Group (2004), Facing the Challenge. The Lisbon Strategy for Growth and Employment. Report from the High Level Group chaired by Wim Kok. 3 Zie Brief kabinet 8 februari 2005, 05M471714, Reactie op het rapport Vitalisering van de kenniseconomie, Den Haag. 4 P. Antenbrink et al. (2005), Nederlands onderwijs en onderzoek in internationaal perspectief, CPB Document No. 88, CPB, Den Haag. Als referentielanden is de set landen gekozen die het CPB ook hanteert in haar analyse. Het gaat dan om de Verenigde Staten, de Scandinavische landen (Denemarken, Zweden en Finland) en de buurlanden België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (voorzover cijfers beschikbaar)

3 2 Opmerkingen bij de methodologie van de KIQ-verkenning Alvorens in te gaan op de verkenning van de KIQ en de prestaties van de kenniseconomie worden in dit hoofdstuk eerst een aantal opmerkingen ten aanzien van de methodologie van de verkenning gemaakt. Achtereenvolgens wordt ingegaan op: de relatie tussen input en output; het gebruik van benchmarkanalyses voor beleid; de KIQ als concept. 2.1 De relatie tussen input en output Voor deze verkenning is het relevant om de relatie tussen input-output en outcome helder voor ogen te hebben. Figuur 2.1 geeft hiervoor een logische doelstellingenboom. Figuur 2.1 Input- en outputindicatoren Output Outcome: Input (resultaten): Top van Middelen Proces Goed opgeleide Lissabon: bevolking Een dynamische kenniseconomie Indicator: Indicator: Indicator: Indicator: KIQ b.v. inzet b.v. onder- arbeidspro- van leraren wijsniveau ductiviteit Het meest rechtse blokje illustreert de dynamische kenniseconomie, gemeten aan de hand van haar arbeidsproductiviteit als hoger doel van het beleid. Aan het bereiken van een hoge arbeidsproductiviteit(sgroei) wordt bijgedragen door outputs. Deze hebben een directe relatie met het functioneren van de economie. Ter illustratie, de beschikbaarheid van voldoende hoogopgeleiden wordt geacht bij te dragen aan een hogere arbeidsproductiviteit. Immers, hoger opgeleiden zijn productiever. Het is hierbij overigens niet gezegd dat positieve of negatieve ontwikkelingen ten aanzien van arbeidsproductiviteit in alle gevallen te maken hebben met de kwaliteit en kwantiteit van de outputs. Dit is geen een-op-een relatie. Een goede score ten aanzien van outputs kan door externe factoren mogelijk samengaan met een lagere score op outcome niveau. Een voorbeeld hiervan is de rol die bijvoorbeeld de institutionele inrichting van de arbeidsmarkt of het niveau van andere bedrijfsinvesteringen dan investeringen in kennis heeft op arbeidsproductiviteit. De inputs hebben op hun beurt weer een effect op deze outputs. Wanneer gesproken wordt over de resultaten van de investeringen in kennis is er in feite sprake van een logische volgorde: door te investeren in kennis wordt een bepaalde output gerealiseerd (onderwijs- en onderzoeksresultaten) en deze output draagt vervolgens (althans in theorie) bij aan een hogere arbeidsproductiviteit. Het niveau van de input is dus niet allesbepalend voor de kwaliteit van het systeem

4 Zoals weergegeven in figuur 2.1 zijn de indicatoren hulpmiddelen om aan te geven of doelen (in de vierkantjes) bereikt worden. Het nut van indicatoren zit in de signaleringswaarde; uiteindelijk gaat het natuurlijk om het rendement en de resultaten van investeringen. Eventuele onderprestaties van Nederland op het terrein van de kenniseconomie zouden in eerste instantie moeten blijken uit slechte resultaten ten aanzien van de doelstellingen op het gebied van outputs. Van belang bij de selectie van indicatoren die in internationaal verband moeten worden vergeleken is, die indicatoren te selecteren die bepalend zijn voor de toekomstige arbeidsproductiviteitsstijgingen. 2.2 Het gebruik van benchmarkanalyses voor beleid Onafhankelijk van de keuze voor output- of inputindicatoren voor signalering zitten er diverse haken en ogen aan het gebruik van internationale vergelijkingen (voor output en input) voor het maken van beleid. Het CPB (zie noot 4) noemt er een aantal: de analyses geven geen direct antwoord op de gestelde beleidsvraag; de analyses schetsen slechts een partieel beeld van het vraagstuk; de uitkomsten zijn afhankelijk van de presentatiekeuze en benchmarks kennen meetproblemen. De benchmarkanalyse geeft geen direct antwoord op de gestelde beleidsvraag Dit kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van de KIQ zelf. De KIQ biedt geen kant-enklaar recept voor beleid. De (ontwikkeling van de) KIQ is een indicator die beleidsmakers en politici kan attenderen op eventuele verbeterpunten in de structuur van de Nederlandse kenniseconomie. Een opvallende score van de KIQ is dus het vertrekpunt voor een nadere analyse en niet een kant-en-klaar beleidsrecept. Daarvoor kent de indicator te veel haken en ogen. Bovendien is het lastig conclusies te trekken uit benchmarkanalyses. Indien de bredere integrale analyse, waar de KIQ deel van kan uitmaken, wijst op een knelpunt dat de welvaartsgroei belemmert, kan voor de overheid een rol zijn weggelegd om dat knelpunt weg te nemen. Het optreden van de overheid moet dan wel een bijdrage leveren aan de welvaart: de totale baten van overheidsingrijpen moeten opwegen tegen de totale kosten. 5 De benchmarkanalyse schetst slechts een partieel beeld van het vraagstuk Een internationale vergelijking geeft slechts een partieel beeld van het vraagstuk, omdat ze specifiek gebruik maakt van een bepaald beperkend conceptueel kader. Andere invalshoeken worden dan vaak vergeten (denk aan de efficiency, causaliteit, selectieproblemen en de keuze van de referentielanden). De keuze van presenteren en meetproblemen Twee belangrijke manieren waarop presentatie en meetproblemen aan de oppervlakte kunnen komen zijn: Tijdsproblematiek: huidige output van onderwijs en onderzoek zijn resultaten van investeringen in het verleden. Hoe dergelijke relaties lopen is vaak moeilijk aan te geven. Relatief versus absoluut: de presentatie van een score kan op zich beperkte verschillen uitvergroten. De manier waarop uitkomsten worden gepresenteerd bepaalt mede de perceptie van de toestand van het kennissysteem. Nederland kan bijvoorbeeld in rangnummer flink hoger of lager scoren dan land A, terwijl het verschil in de onderliggende indicator de meetfout van statistiek niet overstijgt. 5 Dit is overigens geen eenvoudige rekensom. De praktijk laat zien dat het zowel voor- als achteraf bepalen van de effectiviteit van overheidsingrijpen niet gemakkelijk is. Het benoemen van een concrete doelstelling en het vooraf vergelijken van verschillende vormen van overheidsingrijpen is hierbij behulpzaam

5 2.3 De KIQ als concept De kennisinvesteringsquote is een optelsom van alle publieke en private investeringen in kennis als percentage van het BBP. Hoewel deze definitie tamelijk eenvoudig oogt, is daar natuurlijk best discussie over mogelijk (zie box). Het kabinet heeft er in deze verkenning voor gekozen om zoveel mogelijk uit te gaan van de definitie van het Innovatieplatform en de achterliggende filosofie ( innovatie is mensenwerk ). Kennisinvesteringen volgens de OESO De OESO heeft recentelijk een uitgebreide analyse gedaan naar het type uitgaven dat geclassificeerd kan worden als investeringen in kennis. Kennisinvesteringen worden in dit geval door de OESO gedefinieerd als uitgaven gedaan met het doel bestaande kennis te verbeteren, nieuwe kennis te creëren en/of de diffusie van kennis te bevorderen. 6 De OESO beschouwt de volgende publieke en private uitgaven als kennisinvesteringen: 1. onderwijs (in brede zin); 2. R&D; 3. scholingsuitgaven/training; 4. uitgaven aan software en computerprogrammatuur. Op de meeste delen komt de bovenstaande indeling overeen met de definitie van het Innovatieplatform (zie noot 1). Op twee punten is de definitie van de OESO echter breder, de uitgaven aan scholing van werknemers en de uitgaven aan software. Voor scholing geldt dat het voor de hand ligt om deze post op te nemen in de KIQ. In het rapport Vitalisering van de kenniseconomie wordt immers uitgegaan van een kenniseconomie als een lerende economie, waarin investeringen gedurende de hele levensloop van mensen van belang zijn. Er blijkt echter onvoldoende internationaal vergelijkend materiaal op het terrein van scholing beschikbaar te zijn. Wel zal in hoofdstuk 4 een schets worden gegeven van de Nederlandse situatie op dit terrein. Uitgaande van de definitie en filosofie van het Innovatieplatform is het niet logisch om investeringen in software mee te nemen, zeker als het gaat om de publieke investeringen. Wel is duidelijk dat uitgaven aan immateriële activa zoals software economisch steeds belangrijker worden. In deze verkenning is er dan ook voor gekozen om de volgende publieke en private uitgaven mee te nemen als de hoofdcomponenten van de KIQ: onderwijs in brede zin; R&D-uitgaven; scholing en training (daar waar cijfers beschikbaar). Waar mogelijk wordt in deze verkenning het beeld van de investeringen verder verfijnd door te kijken naar publieke en private investeringen en naar verschillende vormen van onderwijs (basis-, voortgezet en hoger onderwijs) en onderzoek (universiteiten, bedrijven en semi-publieke kennisinfrastructuur). De KIQ als maatstaf Algemeen wordt aangenomen dat kennis een van de centrale productiefactoren is in de economie en dat in de huidige economie het grootste deel van de economische groei verklaard kan worden door kennis (zie noot 1 en noot 4). Er is een breed gedragen opvatting onder economen dat investeringen in onderwijs, onderzoek en scholing een positieve invloed hebben op productiviteit en economische groei. 7 Volgens de OESO (2000) behoort de accumulatie van kennis, vaardigheden en competenties tot de sleutelfactoren in het proces van economische groei en productiviteit. Het zijn dus echt investeringen in en geen uitgaven aan kennis. De 6 M. Kahn (2001), Investment in Knowledge, OECD STI Review, No. 27, Parijs, blz Zie bijvoorbeeld B. Jacobs en D. Webbink (2004), Onderwijs, innovatie en productiviteit, in: B. Jacobs en J.J.M. Theeuwes, Innovatie in Nederland. De markt draalt en de overheid faalt, Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, Preadviezen 2004, Amsterdam; OESO (2000), Links between policy and growth: cross-country evidence, OESO Economic Outlook, No. 68, Parijs; Europese Commissie (2003), The EU Economy: 2003 Review, European Economy 2003 (6), Brussel

6 publieke en private investeringen in kennis, zoals verwoord in de KIQ, zeggen dus iets over de relatieve positie van een land als het gaat om de investeringen in kennis. In die zin is de KIQ een nuttige indicator. Natuurlijk kent de maatstaf ook de nodige beperkingen. Een aantal zijn hierboven al besproken, zo is de KIQ een inputindicator en biedt de KIQ geen kant-en-klaar recept voor beleid. Andere beperkingen van de KIQ zijn: De KIQ kent beperkingen in data. De officiële statistieken komen vertraagd beschikbaar. Het laatste jaar waarop de cijfers echt internationaal vergelijkbaar zijn is Bovendien worden in de beschikbare statistieken niet alle kennisinvesteringen ook daadwerkelijk als zodanig geregistreerd, veranderen definities over de tijd en kan er een zekere mate van overlap zijn tussen de verschillende statistieken. De KIQ maakt geen onderscheid in typen investeringen. Het bij elkaar optellen van verschillende type investeringen tot de KIQ geeft enerzijds een goed totaalbeeld van de kennisinvesteringen in een land. Anderzijds kunnen de verschillen in niveaus of groei van bepaalde type investeringen onderbelicht blijven. Om aan deze beperking tegemoet te komen wordt in deze verkenning uitgebreid ingegaan op de verschillende componenten van de KIQ. De KIQ houdt geen rekening met noemereffect. De KIQ geeft een indicatie van de omvang van de kennisinvesteringen gerelateerd aan de hoogte van het BBP. Voor een deel wordt de hoogte van de KIQ dus ook bepaald door de ontwikkeling van het BBP. Om aan deze beperking tegemoet te komen is in deze verkenning ook inzichtelijk gemaakt welk deel van de verschillen in ontwikkeling van de KIQ wordt veroorzaakt door verschillen in de ontwikkeling van het BBP. Met deze beperkingen in het achterhoofd wordt in de volgende hoofdstukken: een schets gegeven van het macrobeeld van prestaties van de Nederlandse kenniseconomie en de KIQ [hoofdstuk 3]; een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende componenten [hoofdstuk 4]; een doorkijk gegeven naar de ontwikkeling van de KIQ in de komende periode [hoofdstuk 5]; enkele conclusies getrokken [hoofdstuk 6]

7 3 Macrobeeld van prestaties van de Nederlandse kenniseconomie en de KIQ 3.1 Outcome: Arbeidsproductiviteit Het CPB (zie noot 4, blz. 15) stelt: Arbeidsproductiviteit is de ultieme maatstaf voor de stand en ontwikkeling van de kenniseconomie. Uiteindelijk komt kennis tot uitdrukking in hogere arbeidsproductiviteit. Figuur 3.1 laat zien dat het niveau van de arbeidsproductiviteit in Nederland tot een van de hoogste van de referentielanden behoort. 8 Figuur 3.1 Niveau van arbeidsproductiviteit, indexcijfer Nederland = 100, Frankrijk België Nederland VS Duitsland EU-15 Denemarken Zweden Finland VK OESO Bron: OECD Economic Outlook Database, cijfers over gewerkte uren zijn afkomstig van het Groningen Growth & Development Centre (Total Economy Database). Naast het niveau is echter ook de groei van de arbeidsproductiviteit van belang. Figuur 3.2 Groei arbeidsproductiviteit in %, ,5 3,0 2,9 2,5 2,2 2,2 2,0 1,5 1,9 1,8 1,8 1,7 1,7 1,6 1,5 1,2 1,0 0,5 0,0 Finland Zweden VK Duitsland Denemarken OESO* België EU-15 VS Frankrijk Nederland Bron: OECD Economic Outlook Database, cijfers over gewerkte uren zijn afkomstig van het Groningen Growth & Development Centre (Total Economy Database). * OESO-cijfer berekend voor de periode Er is gekozen om te kijken naar de productiviteit tussen 1991 (eerste jaar KIQ) en 2003 (meest recente gegevens)

8 Inmiddels is door de trage groei van de productiviteit de goede uitgangspositie op het gebied van productiviteit al geruime tijd aan erosie onderhevig. Nederland scoort over de periode met 1,2% arbeidsproductiviteitsgroei het laagst van alle referentielanden. Het CPB ziet in het hoge productiviteitsniveau en de achterblijvende arbeidsproductiviteitsgroei een mogelijke aanwijzing dat we leven op inspanningen uit het verleden (zie noot 4, blz. 15). Om de vraag te beantwoorden in hoeverre hiervan sprake is, moet gekeken worden naar de factoren die van invloed zijn op de productiviteit. Het CPB geeft ook aan dat kennis op twee manieren ten grondslag ligt aan de productiviteit: (1) via onderwijs (kwaliteitsverbetering van de productiefactor menselijk kapitaal) en (2) via onderzoek (innovaties). 3.2 Output van het Nederlandse kennissysteem Zoals geschetst zal een eventuele relatie tussen arbeidsproductiviteitsontwikkeling en de bijdrage van de productie van kennis en onderzoek hieraan in eerste instantie nader moeten worden bekeken via een analyse van de output(indicatoren). In dit geval een internationaal vergelijkende blik. Er is niet simpelweg een indicator beschikbaar die de invloed van de output meet. Een goede samenvatting van de beschikbare outputindicatoren wordt gegeven door het CPB. Deze leert dat het Nederlandse onderwijssysteem vergeleken met de referentielanden 9 enkele goede resultaten boekt, en tegen relatief lage kosten. Nederlandse leerlingen scoren hoog op internationaal vergelijkbare toetsen en vinden na school vaak een baan. Het Nederlandse onderwijsstelsel is daarnaast goed ingebed in de samenleving. Wel verlaten scholieren op relatief jonge leeftijd het onderwijs en komt voortijdig schoolverlaten relatief vaak voor. Daardoor is het opleidingsniveau van bevolking, vergeleken met de andere rijke landen, laag. Ook ten aanzien van onderzoek scoort Nederland op enkele belangrijke outputindicatoren goed ten opzichte van referentielanden. Industriële bedrijven octrooieren en innoveren veel. Innovatie en R&D uitgaven en personeelsinzet zijn gemiddeld tot laag. Daar staat tegenover dat de wetenschappelijke publicatiekosten hoog zijn, en dat de dienstensector relatief weinig nieuwe en verbeterde producten in de omzet genereert. Centrale conclusie is dan ook dat het Nederlandse kennissysteem niet beter of slechter scoort dan dat van de vergeleken rijke landen. Het algemene beeld is dat Nederland op het gebied van onderzoek en onderwijs niet systematisch afwijkt van de andere rijke landen. Daarbij moet worden bedacht dat dit resultaat mede het gevolg is van inspanningen uit het verleden en dat de Nederlandse samenleving en haar omgeving voortdurend veranderen. Dit stelt nieuwe eisen aan het kennissysteem. 3.3 Input: Kennisinvesteringen In figuur 3.3 wordt een beeld geschetst van de kennisinvesteringsquote in Nederland ten opzichte van een aantal referentielanden en het OESO-gemiddelde (voor zover beschikbaar) voor de periode De investeringen in scholing zitten niet in deze grafiek omdat er te weinig internationaal vergelijkingsmateriaal beschikbaar is. 9 Het gaat dan om de Verenigde Staten, de Scandinavische landen (Denemarken, Zweden en Finland) en de buurlanden België, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (voorzover cijfers beschikbaar) (zie noot 4). 10 Het CPB-rapport (zie noot 4) vergelijkt in principe dezelfde landen. Omdat voor België veel data ontbreekt is dat land hier echter buiten beschouwing gelaten. In plaats daarvan is Japan meegenomen. De rationale hiervoor is dat zo de drie grote economische centra (Amerika, Europa en (Zuidoost) Azië) zijn vertegenwoordigd en 2001 zijn respectievelijk het eerste en het laatste jaar waarvoor een KIQ geconstrueerd kan worden. Voor onderzoek zijn recentere data beschikbaar

9 Figuur 3.3 Het niveau en de groei van de KIQ, ,53% 2,5% 2,30% 2,0% 1,5% Niveau ,50% 0,48% 0,22% 0,13% -0,04% -0,58% -0,72% Ned VK Jap Dui Fra OESO Fin Den VS Zwe Groei 1,0% 0,5% 0,0% -0,5% -1,0% Groei Bron: OESO Main Science and Technology Indicators, OESO Knowledge Investment Database, OESO Education at a Glance, OESO Economic Outlook Database. Over de tijd zijn verschillende definities gebruikt bij het samenstellen van deze data. Er is gecorrigeerd voor overlap van publieke R&D-investeringen die via het hoger onderwijs lopen en gewone publieke investeringen in het hoger onderwijs. Voor 1991 kon geen betrouwbaar OESO-gemiddelde bepaald worden. Wat opvalt is dat de totale kennisinvesteringen, zowel qua niveau (de achterstand bedraagt ongeveer 1,8% van het BBP ten opzichte van het OESO-gemiddelde) als in termen van groei (alleen Duitsland kent een negatievere trend), achterlopen in Nederland. Nederland is met Duitsland ook het enige land waar de KIQ echt flink gedaald is tussen 1991 en De achterstand ten opzichte van het OESO-gemiddelde betreft zowel de onderwijs- (1,3% BBP) als de onderzoeksinvesteringen (0,4% BBP) en kent een publieke (0,2% BBP) en een private kant (1,6% BBP). 11 De vraag die dan rijst is waar de belangrijkste verschillen zitten zowel wat betreft het niveau als de ontwikkeling van de kennisinvesteringen in deze periode. Figuur 3.4 laat dit beeld zien voor de periode over de verschillende componenten (bedrijfs-r&d, publieke kennisinstellingen, R&D hoger onderwijs, basis en voortgezet onderwijs en hoger onderwijs). Hierbij wordt de KIQ vergeleken met een gewogen gemiddelde van de referentielanden. De belangrijkste conclusie is dat de kennisinvesteringen in Nederland over een breed front achterblijven bij het gewogen gemiddelde van de referentielanden. Het verschil zit qua niveau vooral in de R&D-investeringen van bedrijven (-0,7% BBP) en de investeringen in het onderwijs in brede zin (-1,3% BBP). Vergeleken met de Europese koplopers (Zweden, Denemarken, Finland) is de Nederlandse achterstand nog groter. De bedrijfs-r&d is in de periode in Nederland gemiddeld 0,9% BBP lager en de investeringen in basis- en voortgezet onderwijs zelfs meer dan 1,5% BBP. De totale achterstand op de Europese top 3 bedraagt bijna 2,6% van het BBP. 11 Op basis van de OESO-cijfers is geen exacte decompositie mogelijk. Daarom is bij de onderwijs/onderzoeksdecompositie de totale achterstand (1,7% BBP) kleiner dan de feitelijke totale achterstand en de achterstand in de publiek/private decompositie (beide 1,8% BBP)

10 Figuur 3.4 Verschil niveau en groei componenten ten opzichte van het gewogen gemiddelde van de referentielanden 0,5 1 0,5 0 (% BBP) -0,5-1 Bedrijfs-R&D Publieke kennisinstellingen R&D Hoger onderwijs Basis en voortgezet onderwijs Hoger onderwijs Totaal (procentpunt) 0-0,5-1 Bedrijfs-R&D Publieke kennisinstellingen R&D Hoger onderwijs Basis en voortgezet onderwijs Hoger onderwijs Totaal -1,5-1, Verschil gemiddeld niveau ,5 Verschil gemiddelde jaarlijkse groei Bron: OESO Main Science and Technology Indicators, OESO Knowledge Investment Database, OESO Education at a Glance, OESO Economic Outlook Database. Het gewogen gemiddelde is berekend op basis van het BBP-aandeel. Een analyse met het ongewogen gemiddelde, waarin de VS beduidend minder dominant is, geeft vergelijkbare resultaten. Opvallend is verder dat op de meeste componenten de gemiddelde jaarlijkse groei in Nederland tussen 1991 en 2001 achterblijft bij het gemiddelde van de referentielanden. Alleen op het terrein van bedrijfs-r&d zit Nederland een beetje in de lift in deze periode. Hier past de aantekening dat het noemereffect tengevolge van snellere BBP-groei in Nederland dan in de referentielanden deze totale groeiachterstand voor ongeveer een derde kan verklaren. 12 De groeiachterstand ten opzichte van de Europese top 3 is groter. Het gewogen gemiddelde van de KIQ is in deze landen in de periode gemiddeld ruim 2%-punt per jaar harder gegroeid dan in Nederland. Het verschil met de Europese koplopers (Denemarken, Finland en Zweden) zit vooral in de groei van bedrijfs-r&d (gemiddeld 4,6%-punt minder jaarlijkse groei) en de groei van investeringen in hoger onderwijs (gemiddeld 5,5%-punt minder jaarlijkse groei). In hoofdstuk 4 zal dieper ingegaan worden op de verschillende deelterreinen mede in relatie tot de ambities en prestaties van Nederland. Andere investeringen Investeringen in onderzoek, onderwijs en scholing vormen een belangrijk onderdeel van de kennisinvesteringen van een land maar bieden zeker nog geen volledig beeld. Nemen we bijvoorbeeld de investeringen in software door bedrijven mee dan ontstaat een gunstiger beeld voor Nederland. 12 In absolute termen zijn de kennisinvesteringen in Nederland namelijk jaarlijks met 2,0% gestegen in de periode tegenover 2,7% voor het gewogen gemiddelde van de referentielanden. Een negatief verschil van 0,7%- punt. De groei van het BBP in de periode was in Nederland 0,3%-punt hoger dan van het gemiddelde van de referentielanden (2,6% versus 2,3% respectievelijk). Afgerond is de KIQ in deze periode totaal dus ongeveer 1%- punt (0,7 + 0,3) minder hard gegroeid in Nederland dan in de referentielanden (in de figuur komt de afronding uit op 0,9%-punt). Het noemereffect door de snellere BBP-groei in Nederland ten opzichte van de referentielanden verklaart vervolgens grofweg een derde van deze groeiachterstand (0,3 van 1%-punt)

11 4 Analyse van de deelterreinen onderwijs, onderzoek, scholing en training Het globale beeld uit het vorig hoofdstuk is dat Nederland een hoge arbeidsproductiviteit heeft maar dat de groei daarvan achterloopt ten opzichte van de referentielanden. De kennisinvesteringen liepen in de periode qua niveau en qua groei in Nederland achter bij de koplopers op dit terrein. In dit hoofdstuk komt de vraag aan de orde wat de verklaringen zijn achter deze investeringen en wat de prestaties zijn van de Nederlandse kenniseconomie. In dit hoofdstuk wordt per component nader ingegaan op: de ambities van het kabinet op dit terrein; de prestaties van het systeem; de relatie met groei en productiviteit; het beeld van de investeringen per onderdeel, zowel publiek als privaat; verklaringen achter dit verloop. 4.1 Onderwijs Ambities In 2003 heeft de Europese Raad de Lissabon-ambitie voor onderwijs als volgt geconcretiseerd (zie onderstaande tabel). Tabel 4.1 EU-doelstellingen onderwijs Verlagen aantal voortijdig schoolverlaters 2 Verhogen aantal afgestud. en promovendi in mathematics & science 3 Verhogen aantal mensen met diploma in het hoger secundair onderwijs tot x% van de 22-jarigen in de periode Verlagen percentage 15- jarigen dat slecht presteert in taal met x% ( ) Nederland Stand van zaken 2000 Streefwaarde 2010 Europees gem. Toelichting: * afgestudeerden per 1000 inwoners in leeftijd Best presterend land Nederland Europees gem. 15,5% 19,6% 7,7% (Zwe) 8% 10% 5,8* 9,3* 23,3* (Ier) 6,7* stijging met 15% 73% 76% 90% (Fin) 85% 85% 9,6% 17,2% 6,9% (Fin) 9% 14,1% Prestaties Aan de hand van een aantal kwantitatieve (onderwijsdeelname, onderwijsniveau, onderwijsrichting) en kwalitatieve indicatoren (internationale kennis- en vaardigheidstests) wordt een beeld geschetst van de onderwijsresultaten. 13 Onderwijsdeelname De onderwijsdeelname wordt gemeten aan de hand van de mate waarin bepaalde leeftijdsgroepen (15- tot 19-jarigen, 15- tot 30-jarigen, et cetera) nog in het onderwijs zijn terug te vinden. Op grond van OESO-data voor 2001 concludeert het CPB dat Nederlandse leerlingen en studenten op relatief jonge leeftijd het onderwijs verlaten. In de leeftijdscategorie 13 Gebaseerd op de CPB-studie van Antenbrink et al. (2005) (zie noot 4), OCW kerncijfers en Onderwijsraad (2005), De stand van educatief Nederland, Den Haag

12 15-30 jaar wordt in Nederland ongeveer 5,9 jaar in het onderwijs doorgebracht. Voor de OESO als geheel is dat 6,4 jaar, voor Finland en Denemarken 8,1 jaar. In Nederland haken vooral leerlingen in het mbo vaak af zonder startkwalificatie. Daar staat overigens wel tegenover dat de jeugdwerkloosheid in Nederland relatief laag is en er betrekkelijk snel werk wordt gevonden. In internationaal verband wordt een voltooide opleiding op hoger secundair niveau (in Nederland: diploma havo, vwo, mbo2 en hoger) beschouwd als een voorwaarde om goed deel te kunnen nemen in de moderne kennissamenleving. De groei van het aantal hoger opgeleiden blijft in Nederland duidelijk achter bij die in andere landen (Nederland sinds %, andere landen gemiddeld + 9%). Onderwijsniveau Wat het onderwijsniveau van de beroepsbevolking betreft scoort Nederland in 2002 gemiddeld ten opzichte van de OESO. Ongeveer 10% van de 25- tot 64-jarigen had in Nederland geen diploma van het secundair of hoger onderwijs. Ruim 20% had een opleidingsniveau op lager secundair niveau, ruim 40% op hoger secundair niveau en bijna een kwart had tertiair onderwijs met succes afgerond. In vergelijking met landen als Finland en Zweden valt op dat het aandeel van hoogopgeleiden in de beroepsbevolking in die landen 9%- punt hoger ligt dan in Nederland. Ten opzichte van Denemarken bedraagt het verschil 3%-punt in het voordeel van dat land. Onderwijsrichting Ondanks het feit dat Nederlandse leerlingen goed scoren in wis- en natuurkunde kiezen zij relatief minder vaak voor een exacte studie. Tussen 1991 en 2000 daalde het aantal afgestudeerden in exacte vakken als percentage van het totaal aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs met bijna 3,5%-punt. Denemarken kende een vergelijkbare daling. Finland bleef op hetzelfde niveau en in Zweden steeg dit aantal met bijna 6%-punt. Onderwijskwaliteit De hierboven gehanteerde maatstaven zeggen wel iets over de hoeveelheid onderwijs die is gevolgd maar geven weinig inzicht in de kwaliteit daarvan. Een beeld van dat laatste kan worden verkregen via de internationale kennis- en vaardigheidstests van de OESO. Nederlandse leerlingen scoren in internationale vergelijkingen bovengemiddeld op zaken als leesvaardigheid, functionele geletterdheid en wis- en natuurkunde. Wat betreft de referentielanden blijkt voor 2003 dat Finland over de hele linie nog beter scoort dan Nederland. Opvallend zijn de over de hele breedte genomen lagere scores van Zweden en Denemarken, landen die relatief fors meer investeren in onderwijs dan Nederland. Over de kwaliteit van het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief bezien zijn geen gegevens bekend. Relatie met groei en productiviteit Een eenduidig empirisch antwoord op de relatie tussen onderwijs en economische groei bestaat (nog) niet. Het volgen van onderwijs heeft aanzienlijke rendementen voor het individu die het onderwijs geniet (zie box OESO-studie). In 1999 leverde het volgen van één jaar meer onderwijs gemiddeld 8,5% meer salaris op. In het algemeen wordt een gemiddeld rendement tussen de 5 en 15% gevonden. De meeste studies vinden, bij het huidige niveau van onderwijssubsidies, geen aanwijzingen voor verschillen tussen maatschappelijke en private rendementen van het volgen van onderwijs. 14 Enkele nuanceringen zijn hier echter wel op zijn plaats. Zo zijn er aanwijzingen dat voor de wat hogere opleidingsniveaus wel degelijk externe effecten bestaan. 15 Voorts zijn er aanwijzingen dat externe effecten vooral belangrijk zijn in de eerste fasen van de onderwijsloopbaan en bij onderwijs aan achterstandsgroepen. 14 Zie bijvoorbeeld J. Temple (2000), Growth effects of education and social capital in the OECD countries, OECD Economics Department Working Papers, No. 263, OESO, Parijs. R. Venniker (2000), Social returns to education: a survey of recent literature on human capital, CPB Report, 2000/1, blz ; B. Sianesi en J. van Reenen (2002), The returns to education: a review of the empirical macro-economic literature, Working Paper 02/05, The Institute for Fiscal Studies, Londen. 15 E. Moretti (2002), Human capital spillovers in manufacturing: evidence from plant-level production functions, NBER Working Paper No. 9316, NBER, Cambridge (Mass.)

13 Een aantal recente studies lijkt verder de verwachte relatie tussen investeringen in onderwijs en economische groei te ondersteunen. 16 Volgens een studie van Bassanini en Scarpetta leidt een toename van de gemiddelde opleidingsduur met één jaar tot een stijging van het inkomen per hoofd met 4 tot 7% op lange termijn en kan bijna de helft van de inkomensgroei in de jaren tachtig en negentig in Nederland toegeschreven worden aan investeringen in menselijk kapitaal. 17 De Europese Commissie (2003) (zie noot 7) heeft berekend dat een jaar verhoging van het onderwijsniveau van de beroepsbevolking op lange termijn zou kunnen leiden tot een wel 13% hogere totale factorproductiviteit (wat bij hen overeenkomt met 0,45%-punt extra groei van de totale factorproductiviteit per jaar). OESO en onderwijsrendement Volgens de OESO bedraagt het private rendement in OESO-landen ruim 11%. In Nederland ligt het private rendement voor het voortgezet onderwijs op 8%, duidelijk onder het OESO-gemiddelde; voor het hoger onderwijs bedraagt het private rendement 12% en dit ligt net boven het OESO-gemiddelde. Het beeld tussen de verschillende landen is vrij divers. Absoluut bezien is het private rendement in de VS het hoogste. De relatief hogere private rendementen in Nederland, Zweden en Denemarken suggereren dat er sterke stimulansen zijn om vanuit het voortgezet onderwijs door te stromen naar het hoger onderwijs. Het publieke rendement bedraagt volgens de OESO 8 à 9%. Nederland zit wederom voor voortgezet onderwijs onder het gemiddelde en voor hoger onderwijs erboven. Het publieke rendement is het hoogst in de VS. Opvallend is dat in alle landen het private rendement boven het publieke rendement ligt. Dit lijkt op een beperking van de berekeningsmethodiek te wijzen. Daarnaast leiden investeringen in onderwijs tot belangrijke maatschappelijke effecten zoals verminderde criminaliteit, betere gezondheid, langer werken en verminderde inactiviteit. De literatuur geeft aan dat deze baten positief en omvangrijk kunnen zijn maar empirisch erg moeilijk te meten. 18 Verder wijst de OESO (2003) er op dat menselijk kapitaal het proces van innovatie en technologische ontwikkeling vergemakkelijkt en daarmee tot een permanente verhoging van de productiviteit kan leiden. 19 Dit mechanisme is van groot belang omdat het vaak verder gaat dan alleen het direct gemeten effect op het welvaartsniveau. Ook de Europese Commissie (2003) benadrukt dat investeringen in onderwijs en onderzoek als complementair moeten worden beschouwd. Beeld van de investeringen Als percentage van het BBP zijn de Nederlandse publieke onderwijsinvesteringen vanaf de jaren zeventig sterk gedaald van ruim 7% van het BBP tot 4,6% van het BBP eind jaren negentig. Daarna stijgen de investeringen en naar verwachting zal de (publieke) onderwijsinvesteringsquote aan het einde van deze kabinetsperiode rond de 5,1% liggen. 20 Vanuit internationaal perspectief bezien zijn de Nederlandse publieke onderwijsinvesteringen (in 2001) ongeveer gemiddeld (in de buurt van het OESOgemiddelde). In vergelijking met landen als Finland, Zweden en Denemarken blijft het niveau van de publieke onderwijsinvesteringen wel achter. Wanneer rekening wordt gehouden met zowel de demografische samenstelling als het welvaartsniveau per hoofd van de bevolking in Nederland, dan wordt in ons land 10 à 15% 16 J. Temple (zie noot 14) komt tot de conclusie dat this literature is beginning to suggest that there is a correlation between changes in education and growth. 17 A. Bassanini en S. Scarpetta (2001), Does human capital matter for growth in OECD countries? Evidence from pooled mean-group estimates, OECD Economics Department Working Papers, No. 282, OESO, Parijs. 18 Alleen al de indirecte niet-geldelijke baten kunnen tot 20% van het private rendement oplopen. Zie de studie van R. Venniker (2000), noot OESO (2003), The sources of economic growth, Parijs. 20 De door het CBS voorziene correctie van het niveau van het BBP kan als resultaat hebben dat de quote uiteindelijk lager uitvalt

14 minder uitgegeven aan onderwijs dan gemiddeld in de OESO. De top 3 in Europa (Denemarken, Zweden en Finland) geeft respectievelijk 40%, 20% en ruim 10% meer uit. Het niveau van de Nederlandse private onderwijsinvesteringen (als percentage van het BBP) blijft achter bij landen als de VS, het VK en Canada en ligt daarmee onder het OESOgemiddelde. Europees bezien zit Nederland echter bij de top 3. Door de hoge private uitgaven in landen als de VS en Canada komen de totale onderwijsinvesteringen hoger uit dan in Nederland. Verklaringen Voor de daling van de publieke onderwijsuitgaven in de periode voor 2001 zijn van belang geweest de gedaalde leerlingaantallen, bezuinigingen vanaf de jaren tachtig zoals verlagingen van salarissen van onderwijspersoneel, schaalvergrotingen van de onderwijsinstellingen, de invoering van de tweefasestructuur in het hoger onderwijs en de hogere eigen bijdrage. 4.2 Private R&D Ambities21 De streefwaarde op dit terrein is om de Nederlandse private R&D-intensiteit (de investeringen in private R&D als percentage van het BBP) in de huidige kabinetsperiode (tot 2007) minimaal op EU25-gemiddelde te brengen. Op middellange termijn (2010) geldt voor de Nederlandse private R&D-intensiteit de ambitie om tot de top van de EU25 te behoren. Om de prestaties van de private R&D-inspanningen in Nederland te monitoren wordt door het Ministerie van Economische Zaken gekeken naar twee effectindicatoren: 1. het aantal aangevraagde Europese octrooien; 2. het omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten als % van totale omzet (industrie en diensten). In beide gevallen is ook hier het streven om in 2010 tot de top van de EU25 te behoren. Prestaties Nederland scoort met 535 aangevraagde Europese octrooien (per miljoen personen van de beroepsbevolking) in 2002 in de top 5 van de EU25 in dat jaar. 22 Dit blijkt uit cijfers van het European Patent Office (EPO) en lijkt er op te wijzen dat de Nederlandse R&D-investeringen effectief aangewend worden. Voor wat betreft het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten, een indicator die aangeeft hoe effectief Nederland is in het vermarkten van nieuwe kennis, scoort Nederland in 2000 internationaal gezien niet goed. 23 Recente cijfers van het CBS, die niet door het CPB zijn gebruikt in hun studie (zie noot 4), laten zien dat het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten in Nederland nog weer eens sterk is gedaald van 30% in 2000 naar 17% in Dit impliceert bijna een halvering in twee jaar tijd. Helaas zijn te weinig cijfers beschikbaar om de daling goed te kunnen beoordelen in internationaal perspectief. In landen waar wel gegevens voor beschikbaar zijn, namelijk Finland, Italië en Spanje, is ook een daling waar te nemen. De verklaring voor de negatieve ontwikkeling lijkt gezocht te kunnen worden in economische onzekerheid bij bedrijven, samenhangend met 11/9 en de sterke teruggang van de conjunctuur. 21 Ministerie van Economische Zaken (2004), Begroting 2005, Kamerstuk 29800, hoofdstuk XIII, Nr Slechts een deel van alle octrooiaanvragen wordt toegekend. Op het aantal toegekende Europese octrooien scoort Nederland met 169 in 2002 eveneens in de top J.C.G. van Steen, P. Donselaar en I.P. Schrijvers (2004), Science, technology and innovation in the Netherlands. Policy, facts and figures, Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag

15 Relatie met groei en productiviteit Er is veel empirisch onderzoek verricht naar de relatie tussen private R&D en productiviteit. Voor private investeringen in R&D worden private rendementen tussen 10 en 30% gemeten en maatschappelijke rendementen van 20 tot zelfs meer dan 100%. 24 Private R&D heeft ook een significant effect op economische groei. Coe en Helpman (1995) vinden dat verhoging van geaccumuleerd privaat R&D-kapitaal met 1%, wat op lange termijn overeenkomt met een permanente stijging van de private R&D-investeringen met 1%, leidt tot een stijging van de totale factorproductiviteit met 0,08%. 25 Studies van Jacobs et al. (2002) en Guellec en Van Pottelsberghe de la Potterie (2001) komen tot nog hogere effecten van private R&D. 26 Beeld van de investeringen De hoogte van de private R&D-investeringen in Nederland schommelen sinds het begin van de jaren tachtig iets boven de 1% van het BBP. In de periode liep Nederland in de pas met het EU25-gemiddelde. Vanaf 1999 tot en met 2003 is de Nederlandse private R&Dintensiteit echter licht gedaald en de waarde ligt nu iets onder de 1%. Het EU-gemiddelde kent een beperkte trendmatige stijging met als gevolg dat Nederland in 2002 (met een R&Dintensiteit van 1,02%) 0,16%-punt achterloopt op de EU25 (1,18%). Er is een groter verschil tussen de private R&D-intensiteit in Nederland en de top Berekeningen laten zien dat de overheidsfinanciering van bedrijfs-r&d nagenoeg op het EU15-gemiddelde ligt en iets onder het OESO-gemiddelde. 28 Zoals nader wordt besproken in paragraaf 5.2 zijn de private R&D-investeringen in Nederland scheef verdeeld over de onderliggende partijen. Ongeveer zeven bedrijven verrichten ruwweg de helft van de totale private R&D-investeringen in Nederland. Het aandeel dat het MKB in 2000 heeft in de totale private R&D-investeringen ligt in Nederland met 19,2% boven het OESO-gemiddelde (16,8%), maar onder het EU-gemiddelde (24,4%). In tabel 4.2 is dit geïllustreerd. Tabel 4.2 Aandeel MKB in totale R&D-investeringen (tot 249 medewerkers), 2001 MKB Complement Japan 7,0 93,0 Zweden 13,1 86,9 Frankrijk (2000) 13,4 86,6 Verenigde Staten (2000) 14,1 85,9 Duitsland (1999) 15,0 85,0 OESO 16,8 83,2 Nederland (2000) 19,2 80,8 Finland 22,6 77,4 EU 24,4 75,6 Denmark (1999) 30,5 69,5 Verenigd Koninkrijk 34,9 65,1 Bron: OESO Science, Technology and Industry (STI) Scoreboard Vanwege verschillende definities in grootteklasse tussen de verschillende edities van de STI Scoreboard is een vergelijking over de tijd niet mogelijk. 24 Zie bijvoorbeeld CPB (2002), Onderwijs, R&D en economische groei, CPB Memorandum 24, Den Haag; M.I. Nadiri (1993), Innovations and Technological Spillovers, NBER Working Paper No. 4423, NBER, Cambridge (Mass.). 25 D.T. Coe en E. Helpman (1995), International R&D spillovers, European Economic Review, 39 (5), blz B. Jacobs, R. Nahuis en P. Tang (2002), Sectoral productivity growth and R&D spillovers in the Netherlands, De Economist, 150 (2), blz D. Guellec en B. van Pottelsberghe de la Potterie (2001), R&D and productivity growth: panel data analysis of 16 OESO countries, STI Working Papers, No. 2001/3, OESO, Parijs. 27 Zweden (3,32% in 2001), Finland (2,41%), Duitsland (1,75%), Denemarken (1,75%) en België (1,64%). 28 Op basis van de OESO Main Science and Technology Indicators en de OESO β-index

16 Tabel 4.3 Innovatieve bedrijven als % van het totale aantal bedrijven in het MKB ( werknemers), 1996 en Industrie Industrie Diensten Diensten België Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Spanje VK Zweden Bron: gegevens uit CIS-2 en CIS-3. Cijfers uit de Community Innovation Survey (CIS-2 en CIS-3) laten voorts zien dat het aantal innovatieve bedrijven binnen het totale MKB in de industrie is gedaald van 60% in 1996 naar 49% in Een daling in deze periode is echter ook bij veel andere landen waar te nemen, bijvoorbeeld bij Denemarken, Duitsland, het VK en Zweden. Het aandeel innovatieve MKBbedrijven in de dienstensector is constant gebleven in Nederland op 35% (zie tabel 4.3). Tabel 4.4 Bedrijfs-R&D als percentage van de toegevoegde waarde in 19 OECD-landen en Nederland, 2001 ISIC Rev.3 OECD Nederland Totaal ,80 1,20 Totale industrie ,84 5,95 Voedings- en genotsmiddelenindustrie ,35 2,22 Textiel- en lederindustrie ,87 1,19 Houtindustrie 20 0,61 0,19 Papier- en grafische industrie ,41 0,27 Aardolie-, chemie, rubber- en kunststofindustrie ,51 7,58 Bouwmaterialen 26 2,02 1,01 Basismetaalindustrie 27 2,43 4,46 Metaalproductenindustrie 28 1,35 1,18 Machine-industrie 29 5,82 11,1 Elektrotechnische industrie ,5 27,4 Transportmiddelenindustrie ,1 5,20 Overige industrie ,40 0,45 Energie- en waterleidingsbedrijven ,37 0,45 Bouwnijverheid 45 0,17 0,17 Totaal diensten ,58 0,33 Primaire sector S ,37 0,67 Bron: berekeningen op basis van OESO ANBERD Database

17 Internationaal vergelijkbare gegevens voor recentere jaren zijn helaas niet beschikbaar. Wel zijn al eerste berekeningen van het CBS bekend waaruit blijkt dat het aantal innovatieve MKBbedrijven in de industrie in 2002 verder is gedaald tot 33% (tegenover 49% in 2000). Voor de dienstensector is het aandeel gedaald tot 22% in 2002 (tegenover 35% in 2000). Een overzicht van de spreiding en intensiteit van R&D over sectoren (tabel 4.4) laat zien dat ook daar verschillen zijn waar te nemen ten opzichte van het OECD-gemiddelde. Voor een deel verklaart deze sectorale verdeling de huidige omvang van de R&D-inspanningen. Verklaringen Het Ministerie van EZ heeft onlangs een studie verricht waarin verklaringen worden gegeven voor de totale private R&D-achterstand van Nederland in 2001 ten opzichte van het OESOgemiddelde. 29 De private R&D-achterstand van Nederland kan uitgesplitst worden naar twee hoofdfactoren: een sectorstructuureffect en een intrinsiek effect. Een negatief structuureffect geeft aan dat in Nederland sprake is van een R&D-achterstand als gevolg van een kennisextensieve sectorstructuur vergeleken met de OESO. 30 Het intrinsieke effect is het complement van het sectorstructuureffect. Een negatief intrinsiek effect betekent dat Nederland, gegeven de sectorstructuur, ten opzichte van de OESO weinig uitgeeft aan private R&D. Uit de studie blijkt dat: Er een negatief sectorstructuureffect is (verklaart circa 60% van de achterstand). Over de tijd is sprake van een steeds relatief kennisextensiever wordende sectorstructuur in Nederland, mede als gevolg van de lage private R&D-investeringen zélf. De sectorstructuur is op de lange termijn deels afhankelijk van het intrinsieke effect. Positieve veranderingen van het intrinsieke effect werken op de langere termijn via verbeteringen van het sectorstructuureffect versterkt door in verbeteringen van de private R&D-intensiteit. Dit betekent ook dat een beter zicht op (factoren achter) de sectorale inspanningen op dit terrein van belang is. Er een negatief intrinsiek effect is. Voor een belangrijk deel wordt dit verklaard door de Nederlandse positie in het internationaliseringsproces van bedrijfs-r&d. Er zijn indicaties dat Nederland, gecorrigeerd voor de openheid van de economie, te weinig R&D-activiteiten uit het buitenland aantrekt Publieke R&D Ambities In het Wetenschapsbudget 2004 heeft het kabinet de volgende ambities neergelegd: focus en concentratie; bevorderen van het gebruik van onderzoeksresultaten, het doorbreken van de Europese paradox 32 staat daarbij bovenaan de agenda; opleiden en behouden van onderzoekers en andere kenniswerkers; bevorderen van de kwaliteit van het onderzoek door concurrentie. Tijdens de Barcelona-top van 2002 is afgesproken dat de totale investeringen in R&D de 3% BBP moeten benaderen. Het bedrijfsleven dient hiervan 2% op te brengen en publieke bronnen 29 Zie H.P.G. Erken en M.L. Ruiter (2005), Determinanten van de private R&D-uitgaven in internationaal perspectief, Ministerie van Economische Zaken / Dialogic, Den Haag / Utrecht. 30 Zie ook H. Hollanders en B. Verspagen (1998), De invloed van de sectorstructuur op de Nederlandse R&Duitgaven, Rapport aan het Ministerie van Economische Zaken, MERIT, Maastricht. 31 Een vergelijking op het gebied van instroom van R&D-activiteiten met de top 5 en het EU15- of EU25-gemiddelde is vanwege dataproblemen niet mogelijk. Niettemin kan worden berekend dat Nederland vergeleken met een selectie van landen, die representatief is voor het OESO-gemiddelde, laag scoort. 32 Het probleem is dat in Nederland en Europa de vertaalslag van intrinsiek sterk fundamenteel onderzoek aan universiteiten naar bedrijvigheid tekortschiet

18 (het totaal van publieke R&D, internationale (EU) R&D-middelen, collectebusfondsen en financiering vanuit het buitenland) de resterende 1%. De overheidsbijdrage lag in 2001 op een niveau van 0,68% van het BBP. De overheidsbijdrage is hiermee vrijwel gelijk aan het OESOgemiddelde. Aangevuld met de overige financieringsbronnen wordt de 1% BBP bijna gehaald (0,91%). Prestaties Het Nederlandse onderzoek is van goede kwaliteit en heeft een hoog niveau. Nederlandse wetenschappers publiceren relatief veel (hoog aantal publicaties per onderzoeker), meer dan onderzoekers in de referentielanden. Wel blijkt het systeem volgens het CPB (zie noot 4) relatief duur (hoge uitgaven per publicatie). De kwaliteit van het Nederlandse onderzoek blijkt ook uit de relatieve citatiescore. Evenals in de VS worden Nederlandse wetenschappelijke publicaties veel geciteerd, meer dan publicaties van onderzoekers uit de overige referentielanden. Relatie met groei en productiviteit Er bestaat in de economische wetenschap geen zekerheid over de relatie tussen publieke R&D (wetenschappelijk onderzoek) en productiviteit/economische groei, zowel qua omvang als betreffende de causale richting van het effect. Het OECD Growth Project stelt een positief verband vast tussen (met name private) R&D-activiteit en economische groei. 33 Het CPB concludeert dat op basis van het bestaande economische onderzoek geen uitspraak gedaan kan worden over de maatschappelijk gewenste omvang van de publieke uitgaven voor wetenschap. 34 Recentelijk heeft de AWT een studie verricht naar de economische betekenis van het universitair wetenschappelijk onderzoek. 35 Men concludeert dat de beschikbare methoden beperkingen kennen en een onvolledig beeld geven van de economische betekenis. De AWT geeft daarbij aan dat het verrichten van onderzoek aan de universiteit bijdraagt aan de ontwikkeling van essentiële vaardigheden van onderzoekers. Deze onderzoekscompetenties zijn van groot economisch belang. Wil men de economische betekenis van universitair onderzoek goed in kaart brengen, dan mag men de waarde van deze onderzoeksvaardigheden niet uit het oog verliezen. Beeld van de investeringen De Nederlandse investeringen in wetenschappelijk onderzoek door universiteiten en de nietacademische (semi-)publieke kennisinstellingen als percentage van het BBP zijn gemiddeld. Ze zijn duidelijk lager dan die van Finland en Zweden, maar hoger dan die van België en het VK. Het niveau van de andere landen is gelijk aan dat van Nederland. De uitgaven in de publieke sector zijn wel sterk gedaald tussen 1996 en 2001 (van 0,94% naar 0,77% van het BBP). 36 In de meeste andere landen daarentegen zijn de uitgaven aan wetenschappelijk onderzoek de laatste jaren gestegen, met name voor universitair onderzoek. Bedrijven financieren steeds meer R&D in de publieke sector. Het aandeel R&D dat in de publieke sector wordt uitgevoerd en gefinancierd wordt door bedrijven is in de periode gestegen van 6,2% tot 12,2%. In dit opzicht loopt Nederland binnen de EU voorop, alleen België doet het beter. Nederlandse bedrijven financieren vooral R&D bij de niet-academische instellingen. Wel is in de afgelopen tien jaar het aandeel van het universitaire onderzoek dat 33 OESO (2001), The new economy: beyond the hype. The OECD growth project, OESO, Parijs. 34 CPB (2002), Pijlers onder de kenniseconomie. Opties voor institutionele vernieuwing, Den Haag. 35 AWT (2005), De waarde van weten. De economische betekenis van universitair onderzoek, AWT-advies Nr. 62, Den Haag. 36 Er is sprake van twee ontwikkelingen: (1) een daling bij zowel de universiteiten als de niet-academische instellingen en (2) een verschuiving van de uitgaven van de tweede geldstroom van de niet-academische instellingen naar universiteiten vanaf Zonder deze verschuiving zouden de uitgaven van de universiteiten als percentage van het BBP nog verder zijn gedaald

19 wordt gefinancierd door bedrijven gegroeid van ver onder tot ongeveer op het niveau van het Europees gemiddelde. Verklaringen De Nederlandse ontwikkelingen in de R&D-uitgaven aan wetenschappelijk onderzoek in de (semi-)publieke sector worden voor een belangrijk deel bepaald door veranderingen in de financiering door de overheid. Deze neemt in 2001 ongeveer 80% van de totale wetenschappelijke R&D-investeringen voor haar rekening tegenover 90% in De investeringen van de Nederlandse overheid zijn de afgelopen 15 jaar als percentage van het BBP gedaald. Gecorrigeerd voor inflatie is het niveau van de overheidsuitgaven in 2005 gelijk aan dat van Dit is geen uniek Nederlands verschijnsel. In zes van de acht landen in de CPBbenchmark (zie noot 4) is het niveau van de overheidsinvesteringen teruggelopen tussen 1991 en Belangrijke reden is dat de publieke sector door aanhoudende bezuinigingen is geprikkeld om inkomsten uit de markt te halen. 4.4 Scholing en training In de analyse uit het vorige hoofdstuk zijn de investeringen aan scholing en training niet meegenomen omdat hierover weinig internationaal vergelijkbare informatie beschikbaar is. Scholing en training zijn echter wel belangrijk en daarom bespreken we in deze paragraaf enkele aspecten van scholing waar wel data over beschikbaar zijn. Ambities Als onderdeel van de Lissabon-doelstelling op het terrein van onderwijs heeft Nederland met betrekking tot het concept leven lang leren (LLL) de volgende ambitie geformuleerd: Tabel 4.5 Verhogen percentage volwassenen dat deelneemt aan LLL tot x% ( ) Ambitie Nederland op terrein van LLL Nederland Stand van zaken 2000 Streefwaarde 2010 Europees gem. Best presterende land Nederland Europees gem. 15,6% 8,5% 21,6% (Zwe) 20% 12,5% Relatie met groei en productiviteit De meeste studies die de effecten van scholing op loonopbrengsten onderzoeken kenmerken zich door meetproblemen als gevolg van zelfselectie. Studies die corrigeren voor deze en andere problemen vinden dat scholing vrijwel geen zelfstandig effect heeft op de hoogte van het loon van een werknemer. 37 Wel moet opgemerkt worden dat deze studies een sterke kortetermijnfocus hebben en bijvoorbeeld amper tot geen rekening houden met langetermijneffecten bijvoorbeeld via de employability van werknemers. Al met al bestaat er geen eenduidig beeld ten aanzien van de private rendementen van scholing. 38 Een studie die kijkt naar de effecten van scholing op de productiviteit binnen bedrijven en econometrische problemen tracht te ondervangen is van Zwick. 39 Hij vindt dat een stijging van de trainingsintensiteit met 1% leidt tot een 0,28% hogere productiviteit. 37 Zie bijvoorbeeld E. Leuven en H. Oosterbeek (2002), A New Approach to estimate the wage returns to workrelated training, Tinbergen Institute Discussion Paper, /3, Amsterdam/Rotterdam. 38 Zie ook CPB (2002), noot T. Zwick (2002), Training and firm productivity panel evidence for Germany, ESRC centre on Skills, Knowledge and Organisational Performance (SKOPE), Research Paper No. 23, Oxford

20 Beeld van de investeringen De weinige informatie die beschikbaar is, toont aan dat er in Nederland redelijk wat geïnvesteerd wordt in scholing. Van de totale arbeidskosten werd in ,8% uitgegeven aan scholing. Dit is evenveel als in Zweden, maar minder dan in Denemarken (3,0%) en het Verenigd Koninkrijk (3,6%). Wel is het fors meer dan in Duitsland (1,5%) en België (1,6%) en zelfs meer dan Finland (2,4%). 40 Cijfers over scholingsdeelname laten hetzelfde beeld zien. In Nederland participeerde tussen 1999 en 2004 gemiddeld bijna 15,8% van de beroepsbevolking in LLL. Dat is duidelijk meer dan in Duitsland (5,6%) en België (7,6%), maar minder dan in het VK (21,2%), Denemarken (21,7%) en Zweden (25,6%). Bovendien is trendmatige groei van de participatie in LLL bijzonder laag, alleen Duitsland en het VK scoren slechter. 41 Verklaringen Nederland scoort over het algemeen bovengemiddeld op dit terrein. Wel is er sprake van een lichte achterstand ten opzichte van een aantal Europese landen (Zweden). Er is geen eenduidige verklaring aan te wijzen voor deze lichte achterstand ten opzichte van de koplopers in scholingsinvesteringen als percentage van de loonkosten. Wat betreft de lichte achterstand in participatie in LLL, kan gelden dat de prikkel voor individuen om deel te nemen nog te beperkt is. Volgens het CPB komt dit vooral door het gebrek aan motivatie van individuen (met name ouderen en laaggeschoolden) en minder vanwege belemmeringen door werkgevers. De OESO verklaart dit door het gebrek aan loonstijgingen in Nederland (private rendementen) op de arbeidsmarkt na het volgen van scholing Verbindingen in het systeem In het voorgaande wordt per onderdeel van de KIQ het beeld besproken. Deze onderdelen staan echter zeker niet los van elkaar. Onderwijs en onderzoek De link tussen onderwijs en onderzoek ligt vooral in mensen. Ten eerst zorgt onderwijs ervoor dat mensen de resultaten van onderzoek kunnen toepassen in de beroepspraktijk. Ten tweede is onderwijs belangrijk voor het opleiden van mensen tot onderzoekers. Er is op dit punt een aantal constateringen te doen: het opleidingsniveau en de opleidingsduur van de (beroepsgeschikte) bevolking is redelijk goed vergeleken met het OESO-gemiddelde; de omvang van R&D-personeelsbestand ten opzichte van de beroepsbevolking is relatief klein; Nederland scoort vooral relatief laag op het gebied van het aandeel onderzoekers in de totale beroepsbevolking; 43 volgens de NOWT behoort Nederland echter al jaren tot de wereldtop wat betreft de kwaliteit en productie van haar onderzoekers. De relatie loopt echter ook andersom, onderzoek heeft invloed op de kwaliteit van het onderwijs Deze gegevens komen uit de tweede Europese Continuing Vocational Training Survey (Eurostat New Cronos database). 41 Deze gegevens komen uit de tweede Europese Continuing Vocational Training Survey (Eurostat New Cronos database). Recente cijfers uit de Enquête Beroepsbevolking van het CBS laten zien dat in ,1% van de beroepsbevolking tussen 15 en 64 jaar deelnam aan post-initieel onderwijs. Wat betreft LLL bedroeg de participatie in ,8% van de 25- tot 64-jarigen. 42 CPB (2002), zie noot 34; OESO (2004), Developing highly-skilled workers: review of the Netherlands, OESO, Parijs. 43 R&D-personeel kan worden opgedeeld in onderzoekers enerzijds, en technici en assistenten anderzijds. 44 NOWT (2003), Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2003, CWTS/MERIT, Leiden / Maastricht

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks ANNEX Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 21 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks 1. Deelname voor- en vroegschoolse educatie (VVE) De Nederlandse waarde voor

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029 >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag.. Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied

R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied R&D-uitgaven en capaciteit naar wetenschapsgebied In Nederland werd in 2014 in totaal 13,3 miljard uitgegeven aan R&D: wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (de voorlopige cijfers 2015 laten een groei

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 Nr. 120 BRIEF

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001 OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 AE 's-gravenhage Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2012 Nr. 229 BRIEF

Nadere informatie

Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten. Meest innovatieve regio s

Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten. Meest innovatieve regio s Bijlage 1: Gekozen regio s en hun sterke kanten Meest innovatieve regio s Het Europese Innovatie Scoreboord op regionaal schaalniveau geeft in 2003 zes regio s aan als de leiders van Europa. Deze zijn

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003 M200410 Exportprestaties van het industriële MKB in 2003 Exportthermometer Jolanda Hessels Kees Bakker Zoetermeer, november 2004 Exportprestaties van het industriële MKB in 2003 In 2003 laat de export

Nadere informatie

Jaarcongres KIVI NIRIA Presentatie Alexander Rinnooy Kan Lid Innovatieplatform

Jaarcongres KIVI NIRIA Presentatie Alexander Rinnooy Kan Lid Innovatieplatform Jaarcongres KIVI NIRIA 2009 Presentatie Alexander Rinnooy Kan Lid Innovatieplatform Vandaag Vrienden Van Wetenschap Positie van Nederland in de wereld Kennisinvesteringsagenda Sleutelgebieden Wat kunnen

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 154 BRIEF

Nadere informatie

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut.

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. ONDERZOEKSRAPPORT Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. Introductie In het Human Capital 2015 report dat het World

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Factsheet innovatiebeleid

Factsheet innovatiebeleid Deze factsheet presenteert een aantal basisgegevens over kernthema s in het innovatiebeleid. We gaan eerst in op de ambities van het Nederlandse innovatiebeleid en de voortgang op de gestelde doelen. Vervolgens

Nadere informatie

Excellence for productivity?

Excellence for productivity? Seminar, directie Kennis, Aanleiding Belang human capital voor productiviteit is onomstreden Maar hoe werkt het: via brede basis van goed opgeleide werknemers of juist door toppers? Recente economische

Nadere informatie

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief

Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Vaardigheden voor de toekomst: een economisch perspectief Prof. Maarten Goos Universiteit Utrecht & KU Leuven VLOR Startdag, 17 september 2015 Het economische belang van vaardigheden 1. Vaardigheden en

Nadere informatie

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek Onderwijs in Rusland Een van de terreinen waar de Sovjet-Unie in uitblonk was onderwijs. Het onderwijs was toegankelijk, goed en gratis. Vergeleken met de Sovjet-Unie is de algemene indruk dat de situatie

Nadere informatie

Datum 28 november 2016 Uitvoering motie Bruins/Duisenberg: monitor omvang alfa-, bèta-, gamma-, en technische wetenschappen

Datum 28 november 2016 Uitvoering motie Bruins/Duisenberg: monitor omvang alfa-, bèta-, gamma-, en technische wetenschappen >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Onderzoek en Wetenschapsbeleid Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375

Nadere informatie

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey ICOON Paper #1 Ferry Koster December 2015 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de relatie

Nadere informatie

Stock picking in bange tijden: Innovatie als keuze criterium

Stock picking in bange tijden: Innovatie als keuze criterium Stock picking in bange tijden: Innovatie als keuze criterium 1. In de huidige aandelenmarkten lijkt het onmogelijk om grote volatiliteit te vermijden en een gezonde performance met een beheerst risico

Nadere informatie

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken De Nederlandse bancaire vorderingen 1 op het buitenland zijn onder invloed van de economische crisis en het uiteenvallen van ABN AMRO tussen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 550 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2017 Nr. 148 BRIEF

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D CPB Memorandum Hoofdafdelingen : Institutionele Analyse en Bedrijfstakken Afdelingen : Kenniseconomie en Bedrijfstakkencoördinatie Samenstellers : Maarten Cornet, Erik Canton en Alex Hoen Nummer : 27 Datum

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007)

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007) Algemene Rekenkamer Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-3424344 BEZORGEN F 070-3424130 De Voorzitter van de Tweede Kamer E voorljchting@rekenkamer.ni der Staten-Generaal w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

Brainport Monitor 2010 Samenvatting. Van crisis naar kracht

Brainport Monitor 2010 Samenvatting. Van crisis naar kracht Brainport Monitor 2010 Samenvatting Van crisis naar kracht People De effecten van de crisis laten zien dat de arbeidsmarkt in Brainport conjunctuurgevoelig is. Technology Brainport blijft goed presteren

Nadere informatie

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Organisation for Economic Coöperation and Development (2002), Education at a Glance. OECD Indicators 2002, OECD Publications, Paris, 382 p. Onderwijs speelt een

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

BRAINPORT MONITOR SAMENVATTING - 9 E EDITIE BRAINPORT BLIJVEND SUCCES

BRAINPORT MONITOR SAMENVATTING - 9 E EDITIE BRAINPORT BLIJVEND SUCCES BRAINPORT MONITOR 2016 - SAMENVATTING - 9 E EDITIE BRAINPORT BLIJVEND SUCCES BRAINPORT NEXT GENERATION Meedoen MEER MENSEN DIE MEE DOEN Concurreren DIE SAMEN MEER CREËREN Verdienen EN SAMEN MEER VERDIENEN!

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA.DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA. HAAG Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

Japans-Nederlandse wetenschappelijke publicaties. Paul op den Brouw, 3 juli 2014, meer informatie: www.ianetwerk.nl

Japans-Nederlandse wetenschappelijke publicaties. Paul op den Brouw, 3 juli 2014, meer informatie: www.ianetwerk.nl Japans-Nederlandse wetenschappelijke publicaties Paul op den Brouw, 3 juli 2014, meer informatie: www.ianetwerk.nl Samenvatting Elf Japanse top-onderzoeksuniversiteiten spraken tijdens zijn bezoek aan

Nadere informatie

Samenvatting van Education at a Glance 2009

Samenvatting van Education at a Glance 2009 Samenvatting van Education at a Glance 29 Dit document is opgesteld door de directie Kennis van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij: Daisy

Nadere informatie

Vaardigheden van Nederlandse leraren taal, rekenen, problemen oplossen

Vaardigheden van Nederlandse leraren taal, rekenen, problemen oplossen Vaardigheden van Nederlandse leraren taal, rekenen, problemen oplossen Bart Golsteyn Maastricht University School of Business and Economics Onderwijseconomie Achtergrond Leraren spelen een cruciale rol

Nadere informatie

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot

Nadere informatie

M201218. Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland

M201218. Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland M201218 Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland drs. D. Snel drs. N. Timmermans Zoetermeer, november 2012 Relatief veel snelgroeiende bedrijven in Nederland In deze rapportage

Nadere informatie

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Wim Groot & Henriette Maassen van den Brink In samenwerking met Annelies Notenboom, Karin Douma en Tom Everhardt, APE Den Haag

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie Productiviteit, concurrentiekracht en economische ontwikkeling Concurrentiekracht wordt vaak beschouwd als een indicatie voor succes of mislukking van economisch beleid. Letterlijk verwijst het begrip

Nadere informatie

Samenvatting van Education at a Glance 2007

Samenvatting van Education at a Glance 2007 Samenvatting van Education at a Glance 27 Samenvatting van Education at a Glance 27 Dit document is opgesteld door de directie FEZ en de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 550 Nota over de toestand van s Rijks financiën V VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 28 februari 2017 De vaste commissie voor

Nadere informatie

1. Nederland. Figuur 1.1. Figuren bij Voorzichtig vooruit Discussiepaper Kenniseconomie Monitor 2006 1

1. Nederland. Figuur 1.1. Figuren bij Voorzichtig vooruit Discussiepaper Kenniseconomie Monitor 2006 1 1. Nederland Figuur 1.1 Figuren bij Voorzichtig vooruit Discussiepaper Kenniseconomie Monitor 2006 1 2. Infrastructuur Figuur 2.1 Figuur 2.2 PA VS Eu 25 EU 15 ICT uitgaven 2004 (EC, 2006) 0 5 10 % van

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland

Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland Nederland scoort relatief hoog op economische groei en het aanpakken van ongelijkheid, maar de ongelijkheid

Nadere informatie

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht 'Koopkracht gezinnen in veertig jaar amper gestegen? 1

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht 'Koopkracht gezinnen in veertig jaar amper gestegen? 1 AH 1718 2018Z02669 Antwoord van minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 10 april 2018) Vraag 1 Bent u bekend met

Nadere informatie

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking 14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS In deze bijlage worden Nederlandse cijfers op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid vergeleken met die van een groot aantal Europese landen, de USA en

Nadere informatie

5 Bètatechnici in Research & Development en innovatie: Nederland in internationaal perspectief

5 Bètatechnici in Research & Development en innovatie: Nederland in internationaal perspectief 5 Bètatechnici in Research & Development en innovatie: Nederland in internationaal perspectief Binnen de Europese Unie is afgesproken dat de investeringen in Research & Development sterk opgevoerd dienen

Nadere informatie

Education at a Glance: OECD Indicators - 2006 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006

Education at a Glance: OECD Indicators - 2006 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006 Education at a Glance: OECD Indicators - 2006 Edition Summary in Dutch Education at a Glance: OESO-indicatoren - uitgave 2006 Samenvatting in het Nederlands Education at a Glance biedt leerkrachten, beleidsmakers,

Nadere informatie

Stand van zaken leven lang leren in Nederland en afspraken over/ aanbevelingen aan O&O-fondsen

Stand van zaken leven lang leren in Nederland en afspraken over/ aanbevelingen aan O&O-fondsen Stand van zaken leven lang leren in Nederland en afspraken over/ aanbevelingen aan O&O-fondsen Stand van zaken leven lang leren in Nederland Om goed mee te kunnen is scholing cruciaal. De snel veranderende

Nadere informatie

Education at a Glance: OECD Indicators - 2005 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - Editie 2005

Education at a Glance: OECD Indicators - 2005 Edition. Education at a Glance: OESO-indicatoren - Editie 2005 Education at a Glance: OECD Indicators - 2005 Edition Summary in Dutch Education at a Glance: OESO-indicatoren - Editie 2005 Samenvatting in het Nederlands (vertaling) Onderwijs en levenslang leren spelen

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015

Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam. Augustus 2015 Het rendement van taaltrajecten: casus gemeente Amsterdam Augustus 2015 Inleiding De Nederlandse samenleving kent nog steeds een aanzienlijk aantal laaggeletterde mensen. Taaltrajecten blijken nodig te

Nadere informatie

Vacatures in de industrie 1

Vacatures in de industrie 1 Vacatures in de industrie 1 Martje Roessingh 2 De laatste jaren is het aantal vacatures sterk toegenomen. Daarentegen is in de periode 1995-2000 het aantal geregistreerde werklozen grofweg gehalveerd.

Nadere informatie

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN

STEM monitor 2015 SITUERING DOELSTELLINGEN STEM monitor 2015 SITUERING In het STEM-actieplan 2012-2020 van de Vlaamse regering werd voorzien in een algemene monitoring van het actieplan op basis van een aantal indicatoren. De STEM monitor geeft

Nadere informatie

Energieprijzen in vergelijk

Energieprijzen in vergelijk CE CE Oplossingen voor Oplossingen milieu, economie voor milieu, en technologie economie en technologie Oude Delft 180 Oude Delft 180 611 HH Delft 611 HH Delft tel: tel: 015 015 150 150 150 150 fax: fax:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1718 Vragen van de leden

Nadere informatie

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014 FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS 2014 Utrecht, november 2014 INHOUD Inleiding 5 1 Basisonderwijs en speciaal basisonderwijs 7 2 Expertisecentra 10 3 Voortgezet onderwijs 12 4 Samenwerkingsverbanden

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Internationale Benchmark 2009 Extra landen

Internationale Benchmark 2009 Extra landen M200907 Internationale Benchmark 2009 Extra landen Tabellenboek drs. N.G.L. Timmermans drs. W.H.J. Verhoeven R. in 't Hout Zoetermeer, mei 2009 1 Inleiding EIM publiceert jaarlijks de Internationale Benchmark.

Nadere informatie

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Aanleiding Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden

Nadere informatie

Samenvatting Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor. Metropoolregio Amsterdam. Oktober amsterdam economic board

Samenvatting Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor. Metropoolregio Amsterdam. Oktober amsterdam economic board Samenvatting Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor Metropoolregio Amsterdam Oktober 2016 amsterdam economic board Samenvatting Onderwijs- en Arbeidsmarktmonitor Metropoolregio Amsterdam (MRA) Oktober 2016

Nadere informatie

Exportmonitor 2011. Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler

Exportmonitor 2011. Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler Exportmonitor 2011 Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler Uit de Exportmonitor 2011 blijkt dat het noordelijk bedrijfsleven steeds meer aansluiting vindt bij de wereldeconomie. De Exportmonitor

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle

Nadere informatie

ondernemerschap die loopt van 2006 tot 2016, geïnitieerd door het Innovatieplatform en ondertekend door 26 partijen. 2

ondernemerschap die loopt van 2006 tot 2016, geïnitieerd door het Innovatieplatform en ondertekend door 26 partijen. 2 Tweede Kamer der Staten Generaal de heer drs. P.L.B.A. van Geel Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag, 14 oktober 2009 Betreft: Financiering nationale kennisambitie Ons kenmerk: 09.10-165 Contactpersoon:

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Werkloosheid in : stromen en duren

Werkloosheid in : stromen en duren Werkloosheid in 24 211: stromen en duren Wendy Smits, Harry Bierings en Robert de Vries Als het aantal mensen dat werkloos wordt groter is dan het aantal werklozen dat er in slaagt weer aan het werk te

Nadere informatie

economie van R&D-financiering

economie van R&D-financiering 2 De economie van R&D-financiering Samenvatting De R&D-uitgaven in Nederland zijn, gemeten naar R&D-intensiteit, vergelijkbaar met die van de focuslanden, hoewel de groei van de reële R&D-uitgaven de laatste

Nadere informatie

Onderwijsprofiel van Nederland

Onderwijsprofiel van Nederland Onderwijsprofiel van Nederland Inhoudsopgave Hfst 1 Inleiding 2 Korte samenvatting, de belangrijkste beelden in vogelvlucht 4 Hfst 2 Opbrengst onderwijsstelsel 6 Hfst 3 Onderwijsdeelname en internationale

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directie Algemene Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres

Nadere informatie

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio Zuid- en Oost-Gelderland datum 16 maart 2015 auteurs dr. Hendri Adriaens dr.ir. Peter Fontein drs. Marcia den Uijl CentERdata, Tilburg, 2015 Alle rechten

Nadere informatie

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio Drenthe / Overijssel datum 16 maart 2015 auteurs dr. Hendri Adriaens dr.ir. Peter Fontein drs. Marcia den Uijl CentERdata, Tilburg, 2015 Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT? PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT? Samenvatting Volwassenen met een lage sociaal-economische status behalen gemiddeld een lager geletterdheidsniveau

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

Handels- en investeringscijfers Verenigd Koninkrijk-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Verenigd Koninkrijk-Nederland 1 Handels- en investeringscijfers Verenigd Koninkrijk-Nederland 1 1. Goederenexport van het Verenigd Koninkrijk naar andere landen Tabel 1: Voornaamste Britse exportpartners (bedragen x 1.000 euro) IMPORTERENDE

Nadere informatie

Handels- en investeringscijfers Ierland-Nederland 1

Handels- en investeringscijfers Ierland-Nederland 1 Handels- en investeringscijfers Ierland-Nederland 1 1. Goederenexport van Ierland naar andere landen Tabel 1: Voornaamste Ierse exportpartners (bedragen x 1.000 euro) IMPORTERENDE LANDEN WAARDE EXPORT

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

OECD Multilingual Summaries Education at a Glance 2012. Onderwijsoverzicht 2012. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands

OECD Multilingual Summaries Education at a Glance 2012. Onderwijsoverzicht 2012. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands OECD Multilingual Summaries Education at a Glance 2012 Summary in Dutch Read the full book on: 10.1787/eag-2012-en Onderwijsoverzicht 2012 Samenvatting in het Nederlands Onderwijsoverzicht: OESO indicatoren

Nadere informatie

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996

PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 PIAAC IN FOCUS 3: VOLWASSENEN MET ZWAK ONTWIKKELDE VAARDIGHEDEN: ONTWIKKELINGEN SINDS 1996 Samenvatting - Na het IALS onderzoek van 1996 (International Adult Literacy Survey) naar de vaardigheden van volwassenen

Nadere informatie

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context As % of total European pharmaceutical industry De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context Terwijl België slechts 2,6 % vertegenwoordigt van het Europees BBP, heeft de farmaceutische

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden en Rijn Gouwe

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden en Rijn Gouwe De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio en datum 16 maart 2015 auteurs dr. Hendri Adriaens dr.ir. Peter Fontein drs. Marcia den Uijl CentERdata, Tilburg, 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets uit

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aanmelding voor opleidingen tot vo docent steeds vroeger, pabo trekt steeds minder late aanmelders juni 2009 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Overheid en economie

Overheid en economie Overheid en economie Overheid en economie Het aandeel van de overheid in de economie, de overheid als actor en de overheid op regionaal niveau, een verkenning Inleiding Het begrip economische groei komt

Nadere informatie

De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio Utrecht

De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio Utrecht De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio datum 16 maart 2015 auteurs dr. Hendri Adriaens dr.ir. Peter Fontein drs. Marcia den Uijl CentERdata, Tilburg, 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets uit

Nadere informatie

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg De arbeidsmarkt voor leraren po 2015-2020 Regio Limburg datum 16 maart 2015 auteurs dr. Hendri Adriaens dr.ir. Peter Fontein drs. Marcia den Uijl CentERdata, Tilburg, 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets

Nadere informatie

OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005. OESO Wetenschap, technologie en industrie: scorebord 2005. Samenvatting en toelichting

OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005. OESO Wetenschap, technologie en industrie: scorebord 2005. Samenvatting en toelichting OECD Science, Technology and Industry: Scoreboard 2005 Summary in Dutch OESO Wetenschap, technologie en industrie: scorebord 2005 Samenvatting in het Nederlands Samenvatting en toelichting De lange termijn

Nadere informatie