Handleiding stage maartroute Opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening. Jaar 3 voltijd

Transcriptie

1 Handleiding stage maartroute Opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening Jaar 3 voltijd

2 Februari 2015 Coördinator Stage SJD mr. Sip Stulp Externe Betrekkingen Hogeschool van Amsterdam Domein Maatschappij en Recht Bezoekadres: Wibautstraat 5a 1091 GH Amsterdam Postadres: Postbus BA Amsterdam 2

3 Inhoudsopgave Inleiding De opleiding SJD aan de HvA Hbo-opleiding SJD in Nederland Beroepsoriëntatie Thema s Veranderingen in onderwijs en werkveld Opleiding en praktijk De stage Doelstellingen Fasering en opbouw van de stage Praktijkopdracht Excellentie tijdens het stagejaar Stage-overeenkomst Betrokkenen bij de stage De stagebiedende organisatie De stagiair De praktijkbegeleider De stagedocent Externe Betrekkingen Fasering, verslaglegging en gesprekken Fasering maartroute Fasering septemberroute Inwerkfase Uitvoeringsfase Verdiepingsfase Verslagen Inwerkplan Leerwerkplan Beknopt organisatie-overzicht t.b.v. 2 de jaars studenten SJD Tussentijdse evaluatieverslag en portfolio Eindverslag en portfolio Praktijkopdracht Gesprekken tussen organisatie, opleiding en stagiair Het startgesprek Het tussentijdse evaluatiegesprek Het eindgesprek Beoordelingen, herkansingen en programma Beoordeling Beroepsprocedure Onderwijsprogramma s stagejaar Andere contacten tussen opleiding en praktijk Aanvullende informatie WA-verzekering Verzuim, compensatie en verlenging Terugkomonderwijs (TKO) Vakantieregeling Veranderen van stageplaats

4 Bijlage 1 Stage-overeenkomst...23 Bijlage 2 Agenda voor het startgesprek...26 Bijlage 3 Agenda voor het tussentijdse evaluatiegesprek...27 Bijlage 4 Agenda voor het eindgesprek...28 Bijlage 5 Criteria stageverslaglegging...29 Bijlage 6 Richtlijnen, feedback en beoordelingsformulier leerwerkplan...30 Bijlage 7 Richtlijnen voor het tussentijdse verslag...33 Bijlage 8 Richtlijnen voor het eindverslag...34 Bijlage 9 De SJD competenties en opbouw curriculum met thema s...36 Bijlage 10 Feedbackformulier praktijkbegeleider...43 Bijlage 11 Scoreformulier stagedocent SJD...57 Bijlage 12 Het portfolio Bijlage 13 STARRT formulier en toelichting...60 Bijlage 14 Feedbackformulier beroepsproducten stage...61 Bijlage 15 Inleverprotocol beroepsproducten...62 Bijlage 16 Stage, stage-overeenkomst en dienstbetrekking...65 Bijlage 17 Regeling seksuele intimidatie

5 Inleiding Voor u ligt de Handleiding Stage van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Deze handleiding bevat informatie voor stagiaires, praktijkbegeleiders en stagedocenten. De opleiding SJD is een competentiegerichte opleiding en onderscheidt zeven competenties, die in nauw overleg met het werkveld zijn geformuleerd. De studenten dienen deze competenties op niveau drie te behalen om te kunnen afstuderen. De competenties, de niveaubepaling en de bijbehorende beoordelingscriteria zijn als bijlagen opgenomen in deze handleiding (zie bijlagen 9, 10 en 11). Bij de invulling van de taken en werkzaamheden tijdens de stages bieden zij richtlijnen voor alle betrokkenen. De beoordelingscriteria dienen als instrument ter ondersteuning van de beoordeling door de praktijkbegeleider en de stagedocent. De opleiding SJD kent twee stage routes: naast de Septemberroute is er de Maartroute. Deze route maakt het mogelijk voor studenten om later in het studiejaar op stage te gaan. Daarmee is er ook een betere aansluiting op de behoefte van organisaties om tijdig zekerheid te hebben dat studenten voldoende punten hebben behaald om op stage te mogen. In de diverse programmaschema s wordt naar beide routes verwezen. De informatie in deze handleiding betreft het onderwijsconcept van de HvA, de SJD opleiding en natuurlijk de opzet en inhoud van de stage. Ook worden de fasering, de opbouw van de stage, de opdrachten en de toetsing uiteengezet. Tot slot wordt aandacht besteed aan de rol en taken van de personen die bij de stage betrokken zijn. Achterin de handleiding staan bijlagen, die betrekking hebben op specifieke stage-onderdelen en studie-informatie m.b.t. het derde studiejaar. De Handleiding Stage SJD is in samenwerking met het werkveld, de stagiaires, de praktijkbegeleiders en de stagedocenten tot stand gekomen. Suggesties, die de bruikbaarheid ten goede komen, stellen wij zeer op prijs. Stageteam SJD 5

6 1. De opleiding SJD aan de HvA 1.1 Hbo-opleiding SJD in Nederland De hbo-opleiding SJD wordt landelijk aangeboden en ontwikkeld binnen een samenwerkingsverband van verschillende hogescholen in Nederland. In de keuze voor de zogenaamde professional schools hebben alle SJD opleidingen landelijk gekozen voor de professional school of law. Dit geldt ook voor de situatie in Amsterdam, waar de SJD-opleiding samen met de opleiding HBO-Rechten is ondergebracht bij het domein Maatschappij en Recht binnen de HvA. 1.2 Beroepsoriëntatie De SJD er richt zich op het behandelen van sociaal juridische vraagstukken. Het betreft onder andere kwesties met betrekking tot arbeid, inkomen, schulden, uitkeringen, wonen, vluchtelingen, reclassering, jeugdzorg, enz. Hij 1 is onder meer in staat wet- en regelgeving te interpreteren, toe te passen, en op verschillend niveau uit te leggen aan belanghebbenden. Daarnaast heeft hij aandacht voor beroepsontwikkeling en -innovatie. 1.3 Thema s SJD ers zijn werkzaam in zowel uitvoerende functies als in beleidsfuncties. Niet alleen in de nonprofit sector, maar ook bij commerciële organisaties op het gebied van o.a.: wonen en leefbaarheid; arbeid en inkomen; criminaliteit en veiligheid; overheid en welzijn; uitkeringen en re-integratie; integrale schulddienstverlening. 1.4 Veranderingen in onderwijs en werkveld Veelvuldige veranderingen in wet- en regelgeving, decentralisatie en reorganisaties op bestuurlijk en uitvoerend vlak beïnvloeden het dagelijks leven in onze samenleving. De opleiding SJD is als hoger beroepsopleiding alert op deze ontwikkelingen; het onderwijs gaat uit van een permanent leerproces en zelfstandig, competentiegericht leren. Dit sluit aan bij de veranderende eisen die worden gesteld vanuit het werkveld. Daarbij is parate kennis belangrijk, evenals het vermogen kennis te verwerven en deze toe te passen. De opleiding besteedt ook uitvoerig aandacht aan de ontwikkeling van een goede beroepshouding en adequate communicatieve vaardigheden. 1.5 Opleiding en praktijk De contacten tussen de SJD opleiding en het werkveld zijn omvangrijk, frequent en divers. Naast de stage in het derde jaar gaan studenten in het afstudeerjaar (vierde jaar) aan de slag met (afstudeer)opdrachten van organisaties en instellingen uit het werkveld. Voorafgaand aan hun stage krijgen studenten in het eerste en tweede jaar van de opleiding te maken met de praktijk d.m.v. workshops, gastdocenten, werkveldinterviews etc. Daarnaast stelt de opleiding in samenwerking met verschillende organisaties de eigen kennis en menskracht beschikbaar aan uiteenlopende doelgroepen. Een voorbeeld hiervan is het Juridisch Spreekuur voor studenten en medewerkers van de HvA. De diensten van dit Spreekuur worden ook aangeboden op verschillende locaties in de stad Amsterdam, in de Buurtwinkels voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT), zie ook Een ander voorbeeld is het spreekuur voor ex-gedetineerden in samenwerking met onder meer Humanitas. Er wordt overigens niet alleen gekeken naar de beroepspraktijk in Nederland. Ook de belangstelling voor best practices en daarmee samenhangende vergelijkingen met het buitenland zijn in diverse programma s aan de orde. 1 Ter wille van de leesbaarheid van de tekst wordt alleen de mannelijke vorm gebruikt. Bedoeld worden natuurlijk mannen en vrouwen. 6

7 2. De stage 2.1 Doelstellingen In het kader van een hbo-opleiding is het noodzakelijk dat de student door middel van het functioneren in een werkelijke beroepssituatie leert beroepstaken goed uit te voeren. Dit gebeurt voor een belangrijk deel tijdens de stage. Voor deze stage zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: de student leert zelfstandig te handelen in complexe beroepssituaties en maakt daarbij gebruik van bijbehorende inzichten, kennis en vaardigheden; de student werkt aan algemene hbo-, en specifieke opleidingscompetenties. 2.2 Fasering en opbouw van de stage Zoals eerder vermeld, er zijn twee momenten waarop de stage in het derde jaar kan beginnen. De Maartroute start begin maart en eindigt eind januari (dat is inclusief een maand verplicht zomerreces). De Septemberroute start begin september en eindigt eind in juni. De stage vindt plaats op vier vaste dagen per week, van maandag t/m donderdag. De vrijdag is bedoeld voor onderwijsactiviteiten op de opleiding zelf. Deze onderwijsactiviteiten omvatten de reguliere Terugkomonderwijsdagen en de programma s: Organisatiekunde, Persoonlijk leiderschap en Mulitiproblematiek en de professional en het vak Praktijkopdracht. Met deze programma s komt de opleiding tegemoet aan de vraag van studenten en het werkveld om theoretische ondersteuning. Elke stage kent een inwerkfase, een uitvoeringsfase en een verdiepingsfase. Inwerkfase Deze fase duurt ongeveer zes tot acht weken, afhankelijk van de grootte van de organisatie en de opzet van de stage. Tijdens de inwerkfase vindt het startgesprek tussen stagiair, praktijkbegeleider en stagedocent plaats. Uitvoeringsfase Deze fase beslaat de verdere periode van de stage. Halverwege de stageperiode vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Verdiepingsfase In deze fase is de focus niet alleen gericht op een hoger niveau van de uitvoering, maar ook op verdieping. Deze fase overlapt gedeeltelijk de uitvoeringsfase. Van de stagiair wordt verwacht dat hij in staat is abstract te kijken naar het werkveld en de actuele vraagstukken die daar spelen. Voorts is de stagiair in staat maatschappelijke ontwikkelingen te relateren aan gevolgen voor de doelgroep en het functioneren van de organisatie. Aan het eind van deze fase vindt het evaluatie- c.q. beoordelingsgesprek van de stagiair plaats. 2.3 Praktijkopdracht Praktijkgericht onderzoek is in toenemende mate van belang voor de zich alsmaar ontwikkelende sociaal juridische dienstverlening. Een SJD er moet tegenwoordig in staat zijn om onderzoek uit te voeren en uit onderzoek voortkomende gegevens en (beleids)adviezen kritisch te beoordelen. In een praktijkgericht onderzoek verzamelt de stagiair informatie om een praktijkprobleem op te lossen, in dit geval een probleem bij de stage-organisatie. Om deze vaardigheden te verwerven is het lesprogramma Praktijkopdracht: onderzoeksvoorbereiding en -uitvoering ontwikkeld. Binnen dit programma wordt de basis gelegd voor het kunnen uitvoeren en beoordelen van dergelijk onderzoek. Hiermee is al een begin gemaakt binnen de opleiding. Zo heeft de stagiair via het vak Onderzoeksmethoden in jaar 2 kennisgemaakt met de basisprincipes en vaardigheden van praktijkgericht onderzoek. Deze basisprincipes en vaardigheden keren terug in de Praktijkopdracht. Daarnaast is de praktijkopdracht een vingeroefening voor de externe opdracht van jaar 4. 7

8 In de praktijk leidt dit tot het volgende. In de blokken 1 en 2 van dit studiejaar voert de stagiair gedurende de stage een kleinschalig praktijkgericht onderzoek uit. Hij voert dit onderzoek uit naar aanleiding van een bij de stageorganisatie gesignaleerd probleem, een kennisprobleem. De opdracht bestaat uit twee fasen: de voorbereiding en de uitvoering. In blok 4 werkt de stagiair aan de voorbereiding van het onderzoek. Deze fase wordt afgesloten met een onderzoeksopzet. In blok 1 en 2 voert de stagiair het onderzoek uit. Deze fase wordt afgesloten met een onderzoeksrapport. Omvang en belasting. Blok: eind blok 3 en blok 4: 1 EC = 28 uur Blok: blok 1 & 2: 2 EC = 56 uur Tot slot. Het thema wordt bepaald door de stagiair en de praktijkbegeleider. De ervaring wijst uit dat de Praktijkopdracht in veel gevallen inspeelt op een bestaande vraag of behoefte van de stageorganisatie. De begeleiding en beoordeling van de onderzoeksopzet vindt plaats door een docent onderzoeksvaardigheden van de opleiding. De uitvoering van het onderzoek vindt in nauw overleg met de praktijkbegeleider plaats tijdens de stagedagen. 2.4 Excellentie tijdens het studiejaar De opleiding SJD biedt de student de mogelijkheid om binnen het Excellentieprogramma SJD zijn kennis en ervaring te verbreden en te verdiepen. Het Excellentieprogramma SJD komt bovenop het reguliere programma. Het excellentieprogramma bestaat uit twee fases: het Stadium Excellentie (SE) in de eerste twee jaren en het Honours Traject (HT) in de laatste twee jaren van de studie. Aan het eind van jaar twee of aan het begin van jaar 3 kan de student zich aanmelden en geselecteerd worden voor het excellentieprogramma in jaar 3 en 4. Binnen dit zogenaamde Honours Traject verzwaren studenten hun reguliere stage met een excellente Praktijkopdracht, zelf voorgesteld of uitgegeven door de stage-organisatie. Uitgangspunt is dat iedere stageplek in het derde jaar geschikt is voor een excellente stage. Als een student vooraf of tijdens de stage geïnteresseerd is in het Honours Traject, kan hij zich hiervoor aanmelden bij zijn stagedocent. De stagedocent geeft in overleg met de praktijkbegeleider een advies alvorens een student wordt toegelaten tot het programma. Het totaal aantal punten dat studenten kunnen behalen in jaar 3 en 4 is 15 EC. Studenten kunnen zelf kiezen welke programma onderdelen zij willen volgen en hoeveel van de 15 punten zij in jaar 3 willen behalen. Het aanbod is zo opgebouwd dat de student de studiebelasting kan verdelen over de blokken 2, 3 en 4. Studenten die de 15 studiepunten voor het Honours Traject behalen, krijgen een apart certificaat Honours Traject bij het diploma bachelor of laws. Criteria voor toegang tot jaar excellentieprogramma jaar 3 Om toegang te krijgen tot het excellentieprogramma dienen de studenten alle reguliere punten van studiejaar 1 en studiejaar 2 te hebben behaald. De student meldt zich via de stagedocent aan bij de coördinator excellentie. Beoordelingscriteria zijn - naast alle behaalde punten -, de student is: gemotiveerd, enthousiast, gestructureerd, gedisciplineerd, werkt zelfstandig en presteert bovengemiddeld. Meer informatie over het excellentieprogramma SJD is te vinden op DLWO ( SJD.aspx). 2.5 Stage-overeenkomst Tijdens het startgesprek wordt de stage-overeenkomst (zie bijlage 1) besproken. Nadat de afspraken zijn doorgenomen, wordt de overeenkomst door alle betrokken partijen ondertekend. Iedere betrokkene krijgt een exemplaar. Op de stage-overeenkomst tussen de organisatie, de student en de opleiding is de stagecode van toepassing (zie: 8

9 3. Betrokkenen bij de stage 3.1 De stagebiedende organisatie Een geschikte stagebiedende organisatie is een organisatie (non-profit of profit) die: langer dan een jaar op professionele wijze een herkenbare functie binnen het SJD beroepenveld vervult, d.w.z. sociaal juridische dienstverlening uitvoert; meerdere professionals met een juridische en/of sociaal agogische achtergrond op hbo- /wo-niveau in dienst heeft; praktijkbegeleiding door een gekwalificeerde, ervaren professional op hbo-niveau c.q. woniveau biedt; juridische feedback door een gekwalificeerde hbo-jurist c.q. een wo-jurist borgt; bereid is de stagiair te beoordelen volgens door de opleiding SJD vastgestelde criteria; een passende taakomschrijving biedt, zodat de stagiair de gelegenheid krijgt te leren en te werken om de SJD-competenties op het vereiste niveau te behalen; voldoende werk en cliëntencontact garandeert om de cliëntcompetenties te ontwikkelen en te behalen; bereid is de bepalingen uit de standaard stage-overeenkomst van SJD te accepteren; de stagiair de mogelijkheid biedt tot het bijwonen van (team)vergaderingen; de stagiair de mogelijkheid biedt zich te verdiepen in de visie, het beleid en de werkwijze van de organisatie; zorgdraagt voor een werkplek die voldoet aan de Arbowetgeving. NB. Een eenmansbedrijf wordt niet goedgekeurd vanwege de kwetsbaarheid van de stagebegeleiding. 3.2 De stagiair In de voorgaande jaren heeft de student geleerd zelfstandig te werken, zelf informatie te verzamelen, bronnen te zoeken en informatie te verwerken. Deze lijn wordt binnen de stage voortgezet. Dit betekent dat de student een grote verantwoordelijkheid heeft voor zijn eigen leerproces en dat hij binnen de stage: initiatief moet tonen; zelfstandig informatie moet verzamelen; kan reflecteren op eigen functioneren; een goede beroepshouding aanneemt; in de loop van het jaar steeds meer richting geeft aan het eigen leerproces en dit proces toetst a.d.h.v. de te behalen SJD competenties; regelmatig zijn werkzaamheden met de praktijkbegeleider bespreekt; in staat is samen te werken met anderen; tijdig verslagen aanlevert; zich aantoonbaar voorbereidt op evaluaties en het onderwijs; zorgt voor de verslaglegging van het startgesprek en de tussentijdse evaluatie, etc. 3.3 De praktijkbegeleider De praktijkbegeleider heeft een hbo-opleiding op juridisch en/of sociaal agogisch gebied en beschikt over tenminste twee jaar relevante werkervaring op hbo-niveau. De praktijkbegeleider is verantwoordelijk voor de leercondities voor de stagiair. Hij bevordert het leren van de stagiair door regelmatig begeleidingsgesprekken te voeren met de stagiair. Het verdient aanbeveling deze structureel in te passen naast de reguliere (in)werkactiviteiten. Van praktijkbegeleiders wordt onder meer gevraagd: vragen te stellen in plaats van alleen direct antwoorden te geven; wegen aan te wijzen om tot een oplossing te komen naast het direct instrueren; meer te stimuleren om zelf theoretisch-methodische verbindingen te zoeken en te benoemen dan die zelf aan te reiken. 9

10 De praktijkbegeleider heeft daarnaast een ondersteunende functie bij de beoordeling. Daartoe is in bijlage 10 een specifiek feedbackformulier opgenomen. Van de praktijkbegeleider wordt gevraagd dit formulier te gebruiken bij de tussentijdse evaluatie en opnieuw bij de eindbeoordeling. Op verschillende momenten tijdens de stage bespreekt hij de leerresultaten van de stagiair a.d.h.v. de door de opleiding vastgestelde beoordelingscriteria. De praktijkbegeleider geeft op basis van zijn ervaringen en indrukken aan in welk opzicht hij vindt dat de stagiair zich tijdens de stage heeft ontwikkeld. 3.4 De stagedocent De opleiding heeft doelen c.q. competenties weergegeven in deze handleiding. Tijdens de stage vertegenwoordigt de stagedocent de opleiding. Dit houdt in dat hij: de stagiair ondersteunt bij de integratie van praktijk en theorie; de eigen stagegroep begeleidt bij het terugkomonderwijs; de kwaliteit van de stages bewaakt; als verbindingsschakel tussen organisatie en opleiding fungeert; bemiddelt bij problemen; de zorgvuldigheid bewaakt van de procedures en de eindverantwoordelijkheid heeft voor de beoordelingen; een leidende rol heeft in de gesprekken met de praktijkbegeleider en de stagiair; indien nodig, de belangen van de stagiair behartigt. NB. Om deze rol goed te kunnen vervullen is het belangrijk dat de stagiair respectievelijk de praktijkbegeleider de stagedocent tijdig informeert over de gang van zaken. 3.5 Externe Betrekkingen Externe Betrekkingen (EB) is verantwoordelijk voor de administratieve ondersteuning en verstrekt informatie over procedures en alle praktische zaken omtrent de stage. Alle formulieren en overeenkomsten worden door EB opgeslagen en bewaard. Voorafgaand aan de stageperiode is EB het eerste aanspreekpunt voor algemene vragen. EB is eveneens aanspreekpunt in geval de Coördinator Stage niet bereikbaar is. Contactpersoon bij EB voor de opleiding SJD is mw. Rozemarijn Pronk. Correspondentie graag via: of

11 4. Fasering, verslaglegging en gesprekken 4.1 Fasering Maartroute Fase Product(en) Aanwezig tijdens gesprek Inwerkfase: maximaal twee maanden Uitvoeringsfase tot tussentijdse evaluatie: begin mei tot juli/augustus Stagiair neemt in juli/augustus verplicht 4 weken vakantie (waarvan 1 week wordt afgetrokken van de 12 vakantiedagen) i.o.m. organisatie en opleiding Inwerkplan Digitaal portfolio Leerwerkplan Tussentijds evaluatieverslag Onderzoeksopzet Digitaal portfolio Opdrachten v/d vakken Organisatiekunde en Persoonlijk Leiderschap Startgesprek Locatie: de stage-organisatie Stagiair, praktijkbegeleider en de stagedocent Tussentijds evaluatiegesprek Locatie: de opleiding Stagiair, praktijkbegeleider en de stagedocent Uitvoerings/verdiepingsfase tot einde stage: eind januari Evaluatiegesprekken in december/januari Geheel studiejaar volgens rooster Terugkomonderwijs op vrijdag Opdracht van het vak Multiproblematiek & de Professional Onderzoeksrapport van de praktijkopdracht Eindverslag Digitaal portfolio Dilemma-opdrachten Reflectieverslagen Werkbespreking Digitaal portfolio Eindevaluatiegesprek Locatie: opleiding Stagiair, praktijkbegeleider, stagedocent en een onafhankelijk assessor Stagedocent (niet bij onbegeleid MWB), alle MWB groepsleden 4.2 Fasering Septemberroute Fase Product(en) Aanwezig tijdens gesprek Inwerkfase: maximaal twee maanden Inwerkplan Digitaal portfolio Startgesprek Locatie: de stage-organisatie Stagiair, praktijkbegeleider en de stagedocent Uitvoeringsfase tot tussentijdse evaluatie: eind oktober t/m januari Uitvoerings/verdiepingsfase tot einde stage: eind juni Leerwerkplan Tussentijds evaluatieverslag Onderzoeksopzet Digitaal portfolio Opdrachten v/d vakken Organisatiekunde en Persoonlijk Leiderschap Opdracht van het vak Multiproblematiek & de Professional Eindverslag Onderzoeksrapport van de praktijkopdracht Digitaal portfolio Tussentijds evaluatiegesprek Locatie: de opleiding Stagiair, praktijkbegeleider en de stagedocent Eindevaluatiegesprek Locatie: de opleiding Stagiair, praktijkbegeleider, stagedocent en een onafhankelijk assessor 11

12 Geheel studiejaar volgens rooster: Terugkomonderwijs op vrijdag Dilemma-opdrachten Reflectieverslagen Werkbespreking Digitaal portfolio Stagedocent (niet bij onbegeleid MWB), alle MWB groepsleden 12

13 4.3 Inwerkfase De inwerkfase omvat de eerste twee maanden van de stage en is een van de onderwerpen tijdens het startgesprek. Tijdens deze periode: neemt de stagiair kennis van de doelen en de werkwijze van de organisatie; ontmoet hij zijn collega s en weet aan het eind van de inwerkperiode wat de functies van zijn collega s inhouden; begrijpt hij welke maatschappelijke positie deze inneemt; denkt hij na over het methodisch handelen op de werkplek en zoekt uit welke ondersteunende literatuur er wordt gebruikt; verwerft hij inzicht in de doelgroep en de aard, de achtergrond en de aanpak van vragen om advies, informatie en hulpverlening. 4.4 Uitvoeringsfase Deze fase sluit direct aan op de inwerkfase, en loopt door tot het einde van het stagejaar. De stagiair heeft de kennismakingsfase achter de rug en gaat geleidelijk het diepe in. Tijdens het contact tussen opleiding, stagiair en stage-organisatie is besproken op welke wijze dat gaat gebeuren. De snelheid waarmee de stagiair zich zaken eigen maakt, speelt een belangrijke rol in het toekennen van verantwoordelijkheden. Belangrijke kenmerken van deze fase zijn: er is sprake van toenemende complexiteit in de uit te voeren praktijkonderdelen; de stagiair gaat in toenemende mate zelfstandig taken uitvoeren; de aard van de dagelijkse praktijkbegeleiding verandert van instructie naar consult; de stagiair ontwikkelt in de loop van de stage een visie op het functioneren van de eigen organisatie in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen; de stagiair gaat aan de slag met de Praktijkopdracht. 4.5 Verdiepingsfase De verdiepingsfase overlapt het einde van de uitvoeringsfase. In dit gedeelte van de stage laat de stagiair blijken ook op meso en macro niveau naar het werkveld, de stagebiedende organisatie en het eigen handelen te kunnen kijken. De stagiair kent het netwerk waartoe de eigen organisatie behoort, hij heeft geen probleem met het hanteren van de sociale kaart en is goed op de hoogte van de actuele, maatschappelijke ontwikkelingen binnen het werkveld. Hij kan uiteenzetten welke politieke en maatschappelijke ontwikkelingen gevolgen hebben voor de organisatie, de doelgroep, het beleid en de uitvoering van de eigen werkzaamheden. 4.6 Verslagen In het stagejaar maakt de stagiair meerdere verslagen, waarmee hij zijn leerproces aantoonbaar inzichtelijk maakt; deze verslagen zijn: het inwerkplan het leerwerkplan; beknopt organisatieoverzicht t.b.v. 2 de jaars SJD-studenten; het tussentijds evaluatieverslag en een bijbehorend portfolio; het eindverslag en een bijbehorend portfolio; de onderzoeksopzet en het rapport van de Praktijkopdracht (het product); de reflectieverslagen (alleen bij stagedocent aanleveren); de dilemma-opdrachten (alleen bij stagedocent aanleveren). De stagiair levert al deze verslagen tijdig en schriftelijk aan bij de praktijkbegeleider en de stagedocent én plaats ze ook in zijn digitaal portfolio. NB. De kwaliteit van de verslaggeving maakt deel uit van de cijfermatige beoordeling van het stagejaar waarin alle onderdelen worden meegenomen (zie bijlage 5 voor de algemene criteria). 13

14 In de volgende paragrafen staan de eisen van de verschillende opdrachten beschreven Inwerkplan De stagiair maakt direct bij de start van de stage in overleg met de praktijkbegeleider een concreet plan voor de inwerkfase: het inwerkplan (max. 2 tot 3 A4-tjes). In dit plan komen de volgende zaken aan de orde: wie is de praktijkbegeleider, welke functie heeft deze persoon in de organisatie; op welke afdeling/werkplek gaat de stagiair werken; wat zijn de activiteiten die plaatsvinden in deze periode; op welke wijze gaat de stagiair hiermee aan de slag; met wie wordt er kennis gemaakt (namen/functies); is er sprake van introductiedagen met andere stagiaires en/of vrijwilligers; zijn er trainingen of cursussen als voorbereiding op de stage; is er sprake van kennismaking met andere afdelingen, andere organisaties? Zo ja, welke? zijn er bijzondere afspraken die de stagiair nog kan vermelden? De stagiair maakt het inwerkplan in de eerste week van de stage (indien mogelijk voorafgaand aan) de stage. Dit gebeurt in overleg tussen praktijkbegeleider en de stagiair. De stagiair neemt een schriftelijke versie van het inwerkplan mee naar de eerste Terugkomdagbijeenkomst en plaatst het inwerkplan ook in zijn digitaal portfolio Leerwerkplan Tijdens de inwerkfase maakt de stagiair een leerwerkplan. Het leerwerkplan is een werkdocument waarin de stagiair de planning van zijn leerproces middels SMART geformuleerde leerdoelen uiteenzet (zie verder bijlage 6 m.b.t. richtlijnen, feedback en beoordelingsformulier). De stagiair zet in het leerwerkplan uiteen welke taken hij binnen de stage-organisatie heeft, welke activiteiten daarbij horen, en op welke wijze en wanneer hij die taken en werkzaamheden zelfstandig gaat uitvoeren. Daarbij is het van belang dat de stagiair zich vooraf verdiept in het functieprofiel die op de stage van toepassing is én de beoordelingscriteria van de SJD competenties (zie bijlage 11). Aan de hand van deze taken en werkzaamheden en de beoordelingscriteria van de SJD competenties maakt de stagiair een sterkte, zwakte analyse, een zogenaamde SWOT analyse. Aan de hand van de beoordelingscriteria formuleert de stagiair één SMART-geformuleerde leerdoel per beoordelingscriterium. De negen beoordelingscriteria staan beschreven in bijlage 10 en 11. Ook formuleert de stagiair minimaal één persoonlijk leerdoel volgens de SMART. De stagiair legt vervolgens een relatie tussen de uitkomsten van de SWOT analyse en de leerdoelen waarmee hij in de stage aan de slag gaat. Het leerwerkplan van iedere stagiair omvat dus tenminste tien SMART geformuleerde leerdoelen. Het is mogelijk dat na verloop van tijd bijstelling van de geformuleerde leerdoelen wenselijk of noodzakelijk is. Daartoe overlegt de stagiair z.s.m. met zijn praktijkbegeleider en de stagedocent. De stagiair plaats zijn leerwerkplan ook in zijn digitaal portfolio. NB. De stagiair bespreekt zijn leerwerkplan eerst met de praktijkbegeleider, daarna levert hij het leerwerkplan uiterlijk acht weken na de start van de stage schriftelijk in bij zijn stagedocent en plaatst het ook in zijn digitaal portfolio. De stagedocent beoordeelt vervolgens het leerwerkplan met een voldoende of onvoldoende. Bij een onvoldoende levert de stagiair z.s.m. doch uiterlijk binnen 10 werkdagen een aangepast leerwerkplan aan. 14

15 4.6.3 Beknopt organisatie-overzicht t.b.v. 2 de jaars studenten SJD De stagiair maakt een beknopt organisatie-overzicht t.b.v. 2 de jaars studenten, zodat de 2 de jaars zich een globaal beeld kunnen vormen van de relevante aspecten van de verschillende stageorganisaties. Het beknopte overzicht (maximaal één A4) wordt gemaakt conform onderstaande richtlijnen: datum; naam stage-organisatie en naam afdeling (voluit); beschrijving van de organisatie en de afdeling (diensten, doelgroep); mogelijke werkzaamheden voor een afgestudeerde; de naam van de stagedocent; tip(s) voor de 2 de jaars die eventueel bij de organisatie stage willen lopen. Na goedkeuring door de praktijkbegeleider en de stagedocent zal de beknopte informatie van de organisatie digitaal ter beschikking worden gesteld aan de 2 de jaars studenten. NB. Géén vermelding van de naam en contactgegevens van de praktijkbegeleider in dit overzicht Tussentijds evaluatieverslag, feedbackformulier en portfolio Bij de tussentijdse evaluatie geven de praktijkbegeleider en de stagedocent feedback op het leerproces en de bereikte resultaten. Tevens beoordelen zij of de stagiair op voldoende niveau is en geven waar nodig verbeterpunten met het oog op de voortgang van de stage. De stagedocent hanteert hiervoor de beoordelingscriteria die in het beoordelingsformulier stagedocent staan (zie bijlage 11). De praktijkbegeleider vult voorafgaand aan het tussentijds evaluatiegesprek het feedbackformulier (zie bijlage 10) in. De stagiair levert dit formulier schriftelijk en voorafgaand aan het gesprek in bij de stagedocent. De stagiair maakt t.b.v. het tussentijds evaluatiegesprek een verslag (zie opbouw en eisen: bijlage 7). Hij reflecteert in dit verslag op het eigen leerproces en de SMART geformuleerde leerdoelen. Behaalde leerdoelen en het eigen handelen worden onderbouwd met concrete voorbeelden. In het bijgevoegde portfolio zijn daartoe bewijsstukken, STARR-formulieren en feedbackformulieren van professionals opgenomen. In het verslag geeft de stagiair ook aan hoe hij in de resterende periode van de stage aan de leerdoelen en de SJD competenties gaat werken. De praktijkbegeleider leest als eerste het verslag en geeft feedback; de stagiair past waar nodig het verslag aan. De praktijkbegeleider vult vervolgens het feedbackformulier in en bespreekt dit met de stagiair (zie bijlage 10). De stagiair levert het tussentijds verslag, het bijbehorend portfolio én het feedbackformulier van de praktijkbegeleider ten minste vijf werkdagen voor het evaluatiegesprek, schriftelijk in bij de stagedocent. De stagiair plaatst het verslag, de bewijsstukken, de STARR-formulieren en de bijbehorende feedbackformulieren van professionals en het feedbackformulier van de praktijkbegeleider in zijn digitaal portfolio Eindverslag en portfolio Het eindevaluatieverslag is een vervolg op het tussentijds evaluatieverslag en bevat onder meer een reflectie op het leerproces van de gehele stageperiode (zie opbouw en eisen: bijlage 8). Naast dit schriftelijk eindverslag levert de stagiair ook een schriftelijk portfolio in, waarmee hij middels bewijsstukken, bijbehorende STARRT-formulieren en feedbackformulieren van professionals aantoont dat hij de competenties 1 t/m 5 en competentie 7 op het vereiste niveau heeft behaald. De stagiair draagt daarnaast er zorg voor dat in zijn digitaal portfolio voor ieder van de hiervoor genoemde vereiste en behaalde SJD-competentie een tweede bewijsstuk met bijbehorend feedbackformulier van een professional is opgenomen. Het schriftelijk eindverslag en het schriftelijk portfolio (bewijsstukken, STARRT-formulieren en feedbackformulieren) evenals het feedbackformulier van de praktijkbegeleider (zie bijlage 10) 15

16 worden vijf werkdagen voorafgaand aan het eindgesprek, schriftelijk ingeleverd bij de stagedocent Praktijkopdracht (onderzoeksopzet,- uitvoering en rapport) De Praktijkopdracht in de stage is complementair aan de stage. Dit betekent dat een aparte activiteit wordt benoemd waarmee de stagiair als onderdeel van zijn leerproces aan de slag gaat. De stage-organisatie is de opdrachtgever en zorgt voor een begeleider voor het onderzoek. De onderzoeksbegeleider van de stage-organisatie hoeft niet de praktijkbegeleider van de stage te zijn. De onderzoeksbegeleider adviseert gedurende het traject de stagiair over de bruikbaarheid van het onderzoek. De bruikbaarheid van het onderzoek wordt door de docent onderzoeksvaardigheden van de opleiding meegenomen in de beoordeling van het onderzoeksrapport. De docent beoordeelt de onderzoeksopzet en het onderzoeksrapport. De onderzoeksopdracht wordt beoordeeld met een cijfer. Voor de actuele beoordelingscriteria verwijzen we naar de studiehandleiding: Praktijkopdracht: onderzoeksvoorbereiding en uitvoering, studiehandleiding (zie DLWO, jaar 3). 4.7 Gesprekken tussen organisatie, opleiding en stagiair Tijdens de stageperiode zijn drie reguliere gesprekken aan de orde. Het startgesprek vindt plaats bij de stage-organisatie, de tussentijdse- en eindevaluatie worden op de opleiding gehouden Het startgesprek Doel van het startgesprek is naast kennismaking, afstemming over de opzet van de stage inclusief de inwerkperiode, de mogelijkheden die de instelling kan bieden, de relatie tot de competenties van de opleiding, en de leerdoelen van de stagiair. Bij dit gesprek zijn aanwezig de praktijkbegeleider, de stagiair en de stagedocent. Dit gesprek vindt plaats bij de organisatie, op een door betrokkenen afgesproken datum in de periode maart/april. Het gesprek voor de Septemberroute vindt plaats in de periode september/begin oktober. De stagiair en de stagedocent nemen het initiatief tot het maken van de afspraak. De stagiair zorgt ervoor dat de benodigde stukken tijdig in het bezit van stagedocent en praktijkbegeleider zijn. De agenda van het startgesprek staat in bijlage Het tussentijdse evaluatiegesprek In de periode augustus/begin september vindt het tussentijdse evaluatiegesprek plaats. Dit gesprek wordt gevoerd door de praktijkbegeleider, de stagiair en de stagedocent. Voor de Septemberroute gebeurt dit in de periode januari/begin februari. Doel van dit gesprek is de bespreking van de resultaten die tot dan zijn geboekt, en te komen tot een duidelijke afstemming van aandachtspunten bij praktijkbegeleiding en onderwijs. Er worden afspraken gemaakt over de voortgang en eventuele bijstellingen. De stagiair levert zijn tussentijds evaluatieverslag (zie richtlijnen bijlage 8), het schriftelijk portfolio en het door de praktijkbegeleider ingevulde feedbackformulier (zie bijlage 10) vijf werkdagen voorafgaand aan het gesprek, schriftelijk in bij de stagedocent. De agenda van dit gesprek staat in bijlage Het eindgesprek Door betrokkenen wordt teruggekeken op de gehele stage en er is aandacht voor de opmerkingen en punten die genoemd zijn tijdens de tussentijdse evaluatie. Dit gesprek vindt plaats in de maand januari (voor de Septemberroute is dit juni). De basis voor dit gesprek wordt gevormd door het eindverslag (zie richtlijnen bijlage 8), het schriftelijk/digitaal portfolio en het door de praktijkbegeleider ingevulde feedbackformulier (zie bijlage 10). Alle relevante stukken worden vijf werkdagen voorafgaand aan het gesprek, schriftelijk ingeleverd bij de stagedocent. De agenda van het eindgesprek staat in bijlage 3. 16

17 5. Beoordelingen, herkansing en programma Vooraf In het voorjaar van 2012 leidden problemen met en kritiek op de kwaliteit van hbo-diploma s tot het rapport 'Vreemde ogen dwingen (mei 2012). Dit rapport van de commissie Externe Validering Examenkwaliteit stelt in het rapport verschillende maatregelen voor, die er voor moeten zorgen dat toets(kwaliteits)beleid steviger wordt verankerd in het hart van de opleiding. Wat betekent dit voor de eindbeoordeling van de stage? Het betekent dat de opleiding SJD al in het studiejaar zal moeten overgaan tot een verdere objectivering van de eindbeoordeling van de stage. Naast de praktijkbegeleider (adviserende rol) en de stagedocent (examinator) zal een tweede, onafhankelijke examinator (assessor) bij de eindbeoordeling van de stage worden betrokken. Informatie over de wijze waarop die verdere objectivering precies wordt ingevuld was bij het schrijven van deze handleiding helaas nog niet voorhanden, maar wees gerust, de opleiding zal alle betrokkenen tijdig informeren. 5.1 Beoordeling Hieronder tref je de informatie aan m.b.t. de beoordeling van de tussentijdse evaluatie en het eindgesprek. Beoordeling en herkansing verslaglegging In de diverse bijlagen tref je de eisen aan, die worden gesteld aan de verschillende verslagen. Bij een onvoldoende beoordeling van de verslaggeving resp. het portfolio van de stagiair is herkansing, ook in de vorm van aanvullingen, mogelijk. Iedere herkansing dient binnen 10 werkdagen plaats te vinden. Beoordeling tussentijdse evaluatie. Bij een onvoldoende beoordeling van één of twee competenties worden ter plekke concrete, schriftelijke afspraken gemaakt over de wijze waarop de stagiair aan de slag gaat voor de herkansing. Als de stage bij de tussentijdse evaluatie op drie of meer competenties onvoldoende wordt beoordeeld kunnen er twee dingen gebeuren: 1) In beginsel wordt de stage voortgezet bij dezelfde stage-organisatie. In die situatie worden in overleg met de praktijkbegeleider en de stagiair concrete schriftelijke afspraken gemaakt over wat er moet gebeuren om de stage bij de eindevaluatie met een voldoende te kunnen afsluiten. Mocht de stage bij de eindevaluatie op drie of meer competenties met een onvoldoende worden beoordeeld, dan bespreken de praktijkbegeleider, de stagedocent en de stagiair of, en zo ja, op welke wijze en onder welke voorwaarden de stage kan worden voortgezet bij de huidige stageorganisatie. In dat geval is sprake van een verlengde stage. De lengte van de verlenging is in de regel vijf maanden, maar de duur van de verlenging hangt ook af van de behaalde resultaten en de verwachte tijd die nodig lijkt te zijn om tot een voldoendes op de verschillende onderdelen te komen. 2) De stage is bij de eindevaluatie net als hierboven met onvoldoende beoordeeld, maar doorgaan op de huidige stageplaats is niet mogelijk c.q. niet verantwoord: de stage wordt dan afgebroken. De stagedocent en de stagiair bespreken en onderzoeken hoe, waar en wanneer de stage hervat kan worden. In deze situatie is ook sprake van een verlengde stage. De lengte van de verlenging is in de regel vijf maanden, maar de duur van de verlenging hangt ook af van de behaalde resultaten en de verwachte tijd die nodig lijkt te zijn om tot een voldoendes op de verschillende onderdelen te komen. Beoordeling eindgesprek Aan het einde van het stagejaar zal aan de hand van het door de stagiair gemaakt eindverslag en 17

18 het schriftelijk/digitaal portfolio, het eindgesprek plaatsvinden. Het eindgesprek heeft als doel te beoordelen of de stagiair de vereiste competenties op het vereiste eindniveau heeft behaald. De stagedocent heeft de eindverantwoordelijkheid van de beoordeling van de stage, het digitaal portfolio en de onderwijsproducten, waaronder de stageverslagen. De stagedocent betrekt in zijn eindbeoordeling de feedback van de praktijkbegeleider. De beoordelingen van de stage, van de verslagen, van het digitaal portfolio en van het Terugkomonderwijs en de bijbehorende opdrachten zijn nauw met elkaar verbonden. Dat wil zeggen dat de studiepunten pas worden toegekend wanneer voor die specifieke onderdelen een voldoende is behaald (zie SIS jaar 3). Nogmaals: indien delen van het onderwijsprogramma van het 3 e jaar of de Stage moeten worden herkanst, dan worden daarover afzonderlijke, schriftelijk afspraken gemaakt. Dit kan een specifieke opdracht zijn, maar ook een verlenging van de stageperiode inhouden. Overzicht van de te beoordelen studieonderdelen in het stagejaar (Studievereisten jaar 3). Studieonderdeel Beoordelingsmoment EC Organisatiekunde Blok 4 1 Persoonlijk Blok 1 1 Leiderschap Multiproblematiek en Blok 2 1 de Professional Praktijkopdracht Blok 4 3 (onderzoeksopzet) Blok 2 (eindproduct) Terugkomonderwijs Blok 4 6 Stage Blok 4 (stage I), Blok 1 (stage II) Blok 2 (stage III) Totaal 60 Opbouw afzonderlijke studieonderdelen Naam: Organisatiekunde (EC1) Eindbeoordeling: Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Werkvorm: Opdracht Toetsvorm: Product Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Naam: Persoonlijk Leiderschap (EC1) Werkvorm: Opdracht Toetsvorm: Product Eindbeoordeling: Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) 18

19 Naam: Multiproblematiek en de Professional (EC1) Eindbeoordeling: Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Werkvorm: Training Toetsvorm: Opdracht Werkvorm: Presentie Toetsvorm: Actieve deelname Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) V/O Naam: Praktijkopdracht (EC3) Eindbeoordeling: Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Werkvorm: Opdracht Toetsvorm: Product Werkvorm: Onderzoeksopzet Toetsvorm: Product Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) V/O Naam: Terugkomonderwijs (EC 6) Eindbeoordeling: Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Werkvorm: MWB Toetsvorm: Reflectie Werkvorm: Werkbesprekingen Toetsvorm: Toets mondeling Werkvorm: SLB Toetsvorm: Studieloopbaanbegeleiding Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) V/O (wegingsfactor 50%) (wegingsfactor 50%) Naam: Stage (EC 48) Stage III Cijfer met decimaal EC 24 Stage II V/O EC 16 Stage I V/O EC 8 Eindbeoordeling: Cijfer met decimaal (minimaal 5.5) 19

20 5.2 Beroepsprocedure In het Onderwijs- en examenreglement is de beroepsprocedure geregeld. Voorafgaand aan deze formele beroepsmogelijkheid kan de stagiair een verzoek om bemiddeling indienen bij de Coördinator Stage SJD respectievelijk de teamleider van jaar 3 en Onderwijsprogramma s stagejaar In de regel vinden alle onderwijsactiviteiten plaats op vrijdagen. Op de reguliere Terugkomdagen op de vrijdag komen de volgende onderdelen aan de orde: werkbesprekingen, methodische werkbegeleiding (MWB), de Stagemarkt, de Studie Loopbaan (SLB) dag, de Internationale SJD-dag en de vakken: Organisatiekunde, Persoonlijk Leiderschap, Multiproblematiek & de Professional en onderzoeksvaardigheden t.b.v. de Praktijkopdracht. Voor de onderwijsonderdelen werkbesprekingen, methodische werkbegeleiding (MWB), de Stagemarkt, de Studie Loopbaan (SLB) dag, de Internationale SJD-dag geldt: verplichte aanwezigheid en actieve deelname. 20

21 6. Andere contacten tussen opleiding en praktijk A. Beroepskrachten waarmee de HvA samenwerkt, worden regelmatig uitgenodigd voor thematische studiebijeenkomsten en actualiteitencolleges. B. De opleiding biedt de cursus deskundigheidsbevordering praktijkbegeleiding aan. Praktijkbegeleiders hebben de mogelijkheid hieraan deel te nemen; er zijn geen kosten aan deze training verbonden. De training bestaat uit 4 bijeenkomsten en vinden plaats gedurende het stagejaar. In de training wordt met behulp van intercollegiale consultatie, theoretische instructie en praktische werkvormen gericht aandacht besteed aan: condities voor een geslaagde stageperiode benutten van leerstijlen feedback geven begeleidingsgesprekken en coachingstechnieken intervisie omgaan met diversiteit De training is praktisch en interactief van aard. Elke bijeenkomst wordt gestart met een consultronde in kleine groepen. In elke bijeenkomst staat een thema centraal. De thema s worden met behulp van oefeningen, rollenspellen, opdrachten en dergelijke gepresenteerd en kort theoretisch onderbouwd. Meer informatie vindt u op: Naast deze deskundigheidsbevordering, verzorgt de opleiding 2x per jaar een algemene bijeenkomst voor praktijkbegeleiders en stagedocenten. C. Professionals uit het werkveld verzorgen met regelmaat gastcolleges op de opleiding. Het werkveld kan aan vierdejaars studenten onderzoeksopdrachten verstrekken als z.g. externe opdrachtgever. Deze opdrachten worden in elk blok uitgevoerd door een of meer studenten. E. Beroepskrachten, docenten en studenten maken gebruik van elkaars ervaring, deskundigheid en inzet in het kader van Het Juridisch Spreekuur. F. De Werkveldcommissie en de Opleidingsadviesraad worden 2x per jaar geraadpleegd m.b.t. het curriculum van de opleiding, maar ook met het oog op toekomstige ontwikkelingen en de effecten daarvan voor de opleiding. G. Tweedejaars studenten oriënteren zich tijdens dit studiejaar op aspecten van de praktijk door deelname aan vrijwilligers activiteiten en spreekuren. 21

22 7. Aanvullende informatie 7.1 WA-verzekering Studenten verrichten de stagewerkzaamheden onder de verantwoordelijkheid van de stagebiedende organisatie. Indien de student tijdens de stage schade veroorzaakt aan derden (bijvoorbeeld cliënten of bezoekers) dan dekt de WA-verzekering van de organisatie deze schade. Indien deze organisatie niet of niet voldoende hiervoor verzekerd is, wordt dekking verleend door de WA-verzekering van de HvA. Voor schade tijdens de stageperiode veroorzaakt door de student aan de stage-organisatie is de student zelf aansprakelijk indien en voor zover sprake is van verwijtbaar gedrag van de stagiair. 7.2 Verzuim, compensatie en verlenging De stagiair dient te voldoen aan: 1. Het voorgeschreven aantal uren dat voor de stage geldt (40 weken x 32 uur). 2. De onderwijsverplichtingen. 3. De beoordelingscriteria die in deze studiehandleiding staan. Als de stagiair niet aan de bovenstaande verplichtingen voldoet, dan dient de stage verlengd te worden. Het initiatief hiertoe ligt bij de stagedocent, die het contact zoekt met de coördinator. In overleg met stagedocent en stageplek beslist de coördinator over aard en omvang van de verlenging. Als een afwijking van bovenstaande regel wenselijk is, dan treedt de coördinator in overleg met het opleidingsmanagement. In geval van ziekte of ander verzuim, stelt de stagiair met opgaaf van redenen de praktijkbegeleider én de stagedocent direct op de hoogte. Bij afwezigheid van meer dan 4 werkdagen neemt de stagiair persoonlijk contact op met de stagedocent. Bij verzuim langer dan 8 werkdagen wordt de einddatum van de stage verschoven. Deze afwezigheid kan zowel een opeenvolgende periode betreffen als losse dagen. Elke werkdag afwezigheid boven de genoemde 8 werkdagen dient gecompenseerd te worden met een extra werkdag. Deze compensatie kan plaatsvinden tijdens de stageperiode (vrije dagen, zomervakantie) of daarna (verlenging). Wanneer sprake is van meer dan 8 werkdagen verzuim, is overleg met de opleiding (Coördinator Stage) noodzakelijk. Bij een verlengde stage dient de stagiair aanwezig te zijn bij de algemene TKO bijeenkomsten en alleen bij de bijzondere bijeenkomsten als deze niet al zijn bijgewoond. Als de stagiair onderdelen van het TKO al heeft behaald, dan hoeft de stagiair deze niet opnieuw te doen. In geval van ziekte of ander verzuim geldt de compensatieregeling zoals hierboven uiteengezet. 7.3 Terugkomonderwijs (TKO) Het terugkomonderwijs bestaat gedurende een studiejaar uit 17 algemene stagegroepbijeenkomsten en uit 2 bijzondere stagebijeenkomsten. De twee bijzondere bijeenkomsten zijn de Stagemarkt in januari (voor allen) en de internationale SJD dag in juni (voor allen). Alle bijeenkomsten vinden op de vrijdag plaats. Aanwezigheid tijdens de twee bijeenkomsten is verplicht. Afwezigheid wordt meegenomen door de stagedocent bij de beoordeling van de beroeps- en studiehouding en daarmee de bepaling van een voldoende dan wel onvoldoende voor SLB jaar 3. Bij deze beoordeling hanteert de stagedocent zijn discretionaire ruimte en neemt hij of zij een redelijke beslissing. Aanwezigheid tijdens de 17 bijeenkomsten van de stagegroep is ook verplicht. Eenmaal afwezigheid is toegestaan, maar wordt ook proportioneel meegenomen bij de bepaling van een voldoende dan wel onvoldoende voor SLB jaar 3. Kennisgeving vooraf of zo snel mogelijk met opgaaf van redenen is verplicht. Bij tweemaal afwezigheid dient de stagiair een vervangende opdracht te maken. Aard en omvang van deze vervangende opdracht zijn afhankelijk van de inhoud van de gemiste TKO bijeenkomst; de stagedocent bepaalt. Het stageteam kan in gezamenlijkheid algemene vervangende opdrachten bepalen. 22

23 7.4 Vakantieregeling De stagiair heeft tijdens de 10 maanden recht op totaal 12 vakantiedagen. De stagiair neemt deze vakantiedagen op in en na overleg met de praktijkbegeleider en de stagedocent. Hij houdt daarbij ook rekening met het Terugkomonderwijs. Het is niet toegestaan de vakantiedagen te sparen om zo eerder te kunnen stoppen met de stage. Bijzondere vakantieregeling Maartroute De stage duurt 10 maanden. De student is verplicht om in de periode juli/augustus 4 weken vrij te nemen. In nauw overleg met de stage-organisatie wordt vastgesteld welke weken dit zijn. Eén van deze vier weken is voor eigen rekening, d.w.z. na de zomervakantie heeft de stagiair nog 8 vakantiedagen over. Voor deze verplichte regeling is gekozen omdat de stagiair in een studieritme moet kunnen blijven, maar ook, om de stagiair in januari de mogelijkheid te bieden zich soepel aan te sluiten bij de onderwijsactiviteiten die in blok 3 van het 4 de studiejaar van start gaan. Indien de organisatie geen verplichte vakantieregeling kent rondom Kerstmis, Pasen, enzovoort waarbij de organisatie is gesloten, dan kan de stagiair in overleg met de praktijkbegeleider vakantiedagen opnemen. Eventuele gewenste afwijkingen worden in de stageovereenkomst vastgelegd. 7.5 Veranderen van stageplaats Verandering van stageplaats is in uitzonderlijke gevallen mogelijk. Wanneer de student van stage moet of wil veranderen, dient de student de redenen en omstandigheden die leiden tot het afbreken van de stage aan de stagedocent door te geven. De stage kan pas afgebroken worden in en na overleg met de stagedocent en de stage-organisatie/praktijkbegeleider. De stagedocent stelt in geval van een wijziging de Coördinator Stage en Externe Betrekkingen direct op de hoogte. Het veranderen van stageplek kan consequenties hebben voor studietempo en studiepunten i.v.m. het vinden van een nieuwe stageplaats. De stagiair moet in overleg met de stagedocent een nieuw stagetraject uitzetten, waarin onder andere fasering en afsluitende producten voor de nieuwe stage worden vastgelegd en goedgekeurd door de stagedocent. 23