IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, versie 1.1

Transcriptie

1 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

2 Derde uitgae (noember 2003) Copyright IBM Corp

3 Woord ooraf Deze handleiding is bedoeld oor IT-beheerders of personen die erantwoordelijk zijn oor het gebruik an IBM Rapid Restore Ultra (RRU) op computers binnen hun organisatie. Deze handleiding beat informatie die nodig is oor de installatie anibm Rapid Restore Ultra op één of meerdere computers, op oorwaarde dat op al deze computers de licenties oor de software aanwezig zijn. De Rapid Restore Ultra-toepassing wordt geleerd met een Gebruikershandleiding en Help in de toepassing. Raadpleeg de Help in de toepassing en de Gebruikershandleiding oor ragen en informatie oer het gebruik an Rapid Restore Ultra, in tegenstelling tot de ingebruikname an het hulpprogramma. In dit handboek eronderstellen we dat u IBM Rapid Restore Ultra 3.01 SP1 (build ) of hoger gebruikt. Het gebruik an eerdere ersies an de toepassing wordt niet besproken. De laatste ersie an de toepassing kunt u downloaden an de olgende website: 4Q2QAK.html. Opmerking: Raadpleeg de downloadpagina oor scriptoplossingen en periodiek bijgewerkte ersies an dit document. Copyright IBM Corp iii

4 i IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

5 Inhoudsopgae Woord ooraf iii Hoofdstuk 1. Informatie oer IBM Rapid Restore Ultra Vereisten oor Rapid Restore Ultra Ondersteunde besturingssystemen Componenten an Rapid Restore Ultra Hoofdstuk 2. Gebruik an IBM Rapid Restore Ultra plannen Algemene gebruikersinformatie Rapid Restore Ultra basisbackup A Toepassing oor het maken an images in combinatie met IBM Rapid Restore Ultra Versleutelingstoepassingen met Rapid Restore Ultra.7 Hoofdstuk 3. Methodologie oor het maken an backups Hoofdstuk 4. De code ophalen en installeren oor gebruik De code ophalen en installeren oor IBM-computers 11 Rapid Restore Ultra ophalen oor niet-ibm-computers Hoofdstuk 5. Opties configureren Rapid Restore Ultra in de achtergrond uitoeren (ook wel beperkte gebruikerstoegang genoemd) mogelijk maken met \INSTALL.INI Opties oor het erwijderen aanpassen in \rrpc\install.ini De grootte an de erborgen partitie, backupschema, bestandsherstelfuncties en CPUoorrang oor Rapid Restore Ultra instellen in \rrpc\pcrec.txt De grootte an de IBM_Serice-partitie instellen 16 Weergaen uitsluiten en de toegang beperken met \rrpcgui\rr.ini Beheerdersimages erbergen in de weergae an de gebruikersinterface Toegang tot de Rapid Restore Ultra-toepassing beperken De knop Bestanden uitsluiten erbergen en bestanden per type uitsluiten De kop Bestand uitsluiten erbergen in de gebruikersinterface an RapidRestore Ultra...22 Bestanden uitsluiten op bestandstype Installatie op de achtergrond an Rapid Restore Ultra mogelijk maken Een IBM_SERVICE-partitie maken Volledige installatie op de achtergrond Achtergrondinstallatie in twee stappen Hoofdstuk 6. IBM Rapid Restore Ultra installeren Handmatige installatie an één systeem Een donorsysteemimage gereedmaken oor ingebruikname Rapid Restore Ultra installeren zonder een basisbackup te maken Rapid Restore Ultra gereedmaken oor installatie op de achtergrond Rapid Restore Ultra installeren en een basisbackup uitoeren Rapid Restore Ultra met een Sysprep-image installeren in de IBM_SERVICE-partitie Rapid Restore Ultra op afstand installeren...32 Integratie an Rapid Restore Ultra met ImageUltra Builder Vereisten oor het maken an images met Rapid Restore Ultra Hoofdstuk 7. Rapid Restore Ultra beheren na ingebruikname Het pcrec.ini-bestand wijzigen Het rr.ini-bestand aanpassen De A0-backup opnieuw maken Hoofdstuk 8. Opdrachtprogramma s.. 37 DOS-hulpprogramma s (oor gebruik op de IBM_SERVICE-partitie) Windows-opdrachten Hoofdstuk 9. Naslagboek Bestanden en instellingen IBMEXCLD.TXT INSTALL.INI \rrpc\install.ini PCREC.TXT RR.INI Bijlage A. Batchbestanden, registergegeens en andere resources Module Backupschema (BackupScheduleMod.zip) 49 De A0-backup opnieuw uitoeren (RedoA0.zip)..52 De A0-backup in één keer opnieuw uitoeren..52 De A0-backup in twee stappen opnieuw uitoeren Bijlage B. Kennisgeingen Niet-IBM-websites Handelsmerken Copyright IBM Corp. 2003

6 i IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

7 Hoofdstuk 1. Informatie oer IBM Rapid Restore Ultra 3.01 IBM Rapid Restore Ultra is een eenoudig te beheren oplossing oor het terugzetten an backups die uw computers beschermt tegen systeemstoringen die samenhangen software. In geal an een systeemstoring kunt u met behulp an Rapid Restore Ultra een eerder opgeslagen backup terugzetten. De hersteltijd bedraagt gemiddeld 20 minuten oor een olledige herstelprocedure. Met Rapid Restore Ultra kunnen clientgebruikers de olgende functies uitoeren: Bestanden opslaan in een lokale sericepartitie. Rapid Restore Ultra gebruikt een erborgen, ergrendelde partitie op de lokale aste schijf en gebruikt zo een minimale netwerkbandbreedte tijdens het maken of terugzetten an een backup. Deze partitie wordt de sericepartitie genoemd. Bestanden herstellen naar een an de drie backuptoestanden. Rapid Restore Ultra kan maximaal drie backupimages in de sericepartitie opslaan: het basisimage, het cumulatiee image en het meest recente image (raadpleeg Hoofdstuk 3, Methodologie oor het maken an backups, op pagina 9 oor meer informatie oer backups en backupschema s). Opmerking: Voor grote ondernemingen zijn meer nieaus oor backup- en beheerfunctionaliteit beschikbaar. Bestanden herstellen na een storing in het besturingssysteem. Onder normale omstandigheden kunt u Rapid Restore Ultra gebruiken met de interface oor Microsoft Windows. Als u echter door een storing in het besturingssysteem de Windows-interface niet kunt gebruiken, kunt u met F11-herstelbeheer een herstelbewerking an het olledige systeem uitoeren. Het hele software-image beschermen, inclusief gebruikersgegeens. Rapid Restore Ultra beschermt de olledige inhoud an de aste schijf, inclusief het Windows-besturingssysteem, softwaretoepassingen, registerinstellingen, netwerkinstellingen, fix packs, bureaubladinstellingen en unieke gegeensbestanden. Backupimages archieren op CD-R. Als uw computer een CD-R-station heeft, kunt u met Rapid Restore Ultra backupimages archieren op CD, waardoor nog meer bescherming wordt erkregen. Deze CD s kunt u gebruiken om de inhoud an de aste schijf terug te zetten in het geal an een storing op het asteschijfstation. Ondersteuning an bedrijfsbreed herstel- en backupbeleid. Rapid Restore Ultra ondersteunt een opdrachtregelinterface die kan worden gebruikt met systeembeheertools oor een bedrijfsbreed herstel- en backupbeleid. Afzonderlijke bestanden herstellen. Met Rapid Restore Ultra kunt u één of meer afzonderlijke bestanden an een backupimage bekijken, selecteren en herstellen. Alleen bestanden in de backups die op bestanden zijn gebaseerd (de cumulatiee backup en de meest recente backup) kunnen afzonderlijk worden hersteld. Specifieke bestanden en bestandstypen uitsluiten an een incrementele backup. In IBM Rapid Restore kunt u specifieke bestanden en bestandstypen uitsluiten an een backupbewerking. Met de uitsluiting an bestandstypen sluit u alle bestanden an een bepaald type of met een bepaalde extensie uit. Door.mpg- of.mpeg-bestanden te selecteren kunt u bijoorbeeld bestanden an dit type uitsluiten an de backup. Het uitsluiten an bestanden of bestandstypen ermindert de grootte an een backup waardoor de backup sneller kan worden uitgeoerd. Copyright IBM Corp

8 Reageren op een bericht dat de schijf ol is. Als een partitie bijna tot de maximumcapaciteit is geuld, beeldt Rapid Restore Ultra een bericht af dat de schijf ol is. Als de partitie een gebruikerspartitie is, kunt u zo nodig bestanden wissen of erplaatsen. Als de partitie een sericepartitie is, kunt u die laten ergroten, mits er oldoende ruimte is op de aste schijf. Backups opslaan op de IBM Portable USB 2.0 Hard Drie met Rapid Restore. Rapid Restore Ultra kan backups opslaan op een tweede aste-schijfstation. De IBM Portable USB 2.0 Hard Drie met Rapid Restore is een erwisselbaar, lichtgewicht en snel USB-asteschijfstation dat compatibel is met de USB 2.0-standaard. Dit optionele station kan worden gebruikt oor zowel mobiele als desktopsystemen en is compatibel met USB 1.0- en USB 1.1-erbindingen. Voor deze functie is de IBM Portable USB 2.0 Hard Drie met Rapid Restore ereist. Vereisten oor Rapid Restore Ultra Rapid Restore Ultra ondersteunt IBM ThinkCentre en ThinkPad-computers met de olgende systeemconfiguraties: Veertig procent an de aste schijf is beschikbaar: Rapid Restore Ultra heeft een deel an deze ruimte nodig om een partitie te maken oor het opslaan an de backup. Er is geen opstartbeheerder an een ander merk geïnstalleerd: Rapid Restore Ultra installeert een opstartbeheerder die de F11-interface mogelijk maakt tijdens de opstartprocedure. Een reeds bestaande opstartbeheerder wordt oerschreen. Boendien kan de installatie an een opstartbeheerder an een ander merk na de installatie an Rapid Restore Ultra eroor zorgen dat Rapid Restore Ultra onbruikbaar wordt. Ondersteunde besturingssystemen Rapid Restore Ultra is compatibel met de olgende besturingssystemen (niet op serer): Windows XP Windows 2000 Professional Componenten an Rapid Restore Ultra Windows-interface. Rapid Restore Ultra heeft een Windows-interface waarmee de eindgebruiker de werking kan aanpassen. Met deze interface kan de gebruiker een backupschema opstellen, een backup op erzoek starten, een archief op CD-R maken, het systeem anaf een backup herstellen en specifieke bestanden selecteren om terug te zetten. Systeembeheerders an grote ondernemingen kunnen deze interface desgewenst uitschakelen om een organisatiebreed beleid in te oeren. Deze functies kunnen ook worden uitgeoerd ia de opdrachtregel in de opdrachtregelinterface. F11-interface. De F11-interface is bedoeld om een systeem te herstellen dat het Windows-besturingssysteem niet meer kan opstarten. Tijdens het opstartproces krijgt de gebruiker het bericht dat met F11 een herstelmenu kan worden gestart. In sommige geallen beeldt F11 het menu ImageUltra of het menu IBM Product Recoery af, die beide IBM Rapid Restore Ultra als menu-item hebben. In andere geallen erschijnt met F11 het menu Rapid Restore Ultra. Opdrachtregelinterface. De opdrachtregelinterface kan zowel anuit Windows als DOS worden gebruikt. Deze interface is bedoeld oor systeembeheerders an grote ondernemingen. 2 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

9 Help op het scherm. Met de installatie an Rapid Restore Ultra wordt een Helpbestand meegeleerd. In dit bestand indt u de documentatie an de Windows-interface an Rapid Restore Ultra Windows. Compatibiliteit met HPA Rapid Restore Ultra is compatibel met het door firmware beeiligde gebied an de aste schijf dat erborgen beschermd gebied (HPA, hidden protected area) heet. Dankzij het HPA kan Rapid Restore Ultra zonder diskette of diskettestation worden geïnstalleerd. Backups an Rapid Restore Ultra kunnen echter niet in het HPA worden opgeslagen. Hoofdstuk 1. Informatie oer IBM Rapid Restore Ultra

10 4 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

11 Hoofdstuk 2. Gebruik an IBM Rapid Restore Ultra plannen Voordat u Rapid Restore Ultra gaat gebruiken dient u aandacht te besteden aan een aantal specifieke aspecten. Dit gedeelte beat niet alle informatie die u nodig hebt oor het gebruik an Rapid Restore Ultra. U maakt wel kennis met belangrijke onderdelen en factoren oor het plannen an de ingebruikname. De olgende gedeeltes beatten meer informatie oer de onderwerpen die in dit onderdeel kort worden besproken. Deze factoren en aandachtspunten zijn ook later nog an belang. Algemene gebruikersinformatie Rapid Restore Ultra is een hulpprogramma oor imagebackup, in tegenstelling tot een hulpprogramma oor gegeensbackup. Om de kostbare gegeens en de werkinspanning eilig te stellen, blijft een proces dat regelmatig een backup maakt an de gegeens an groot belang. U kunt aangeen wanneer Rapid Restore Ultra een backup maakt oor de hele organisatie of de hele afdeling. De waarde an ThresholdCBackupCnt bepaalt het aantal incrementele backups oordat Rapid Restore Ultra de oudste an drie incrementele backups bijwerkt (zie Hoofdstuk 3, Methodologie oor het maken an backups, op pagina 9 oor meer informatie oer Rapid Restore Ultra-backups. Zie ook Backups plannen op pagina 18). Als u de waarde an ThresholdCBackupCnt bepaalt, dient u te beseffen dat erschillende backups gemaakt kunnen zijn oordat een fout (een irus bijoorbeeld) die uw image ernstig heeft beschadigd, is ontdekt. Als er genoeg backups zijn gemaakt oordat een dergelijk gebeurtenis is ontdekt, kunnen alle backups deze ernstige fout beatten. Als u een gegeensbackup combineert met de imagebackupmogelijkheden an Rapid Restore Ultra biedt dat u een solide bescherming tegen gegeens- en imageerlies. Rapid Restore Ultra basisbackup A0 Rapid Restore Ultra maakt een aantal backups. De eerste backup, of basisbackup heet A0. Een A0-backup heeft een aantal beperkingen. Deze beperkingen kunnen inloed hebben op de manier waarop u an plan bent uw bedrijfsuitrol te maken, of op de manier waarop u andere toepassingen installeert. Zie Hoofdstuk 3, Methodologie oor het maken an backups, op pagina 9 oor een bespreking an de manier waarop Rapid Restore backups maakt op erschillende nieaus. Vergeet niet dat de basisbackup, A0, geen Sysprep-image kan zijn als u an plan bent de incrementele backupfunctie an Rapid Restore Ultra te gebruiken 1 Rapid Restore Ultra kan echter wel worden geconfigureerd als onderdeel an een Sysprep-image. In dit scenario wordt de basisbackup A0 na oltooiing an de minisetup uitgeoerd. 1.. Als de Rapid Restore Ultra-backup een Sysprep-image is en er worden incrementele backups gemaakt, mislukken alle pogingen om de backup te herstellen. Sysprep start een Windows-minisetup de eerste keer dat een Sysprep-image wordt geladen. Bij het herstellen an een incrementele backup erwacht Rapid Restore Ultra een Windows -compatibele GINA (Grafische identificatie en machtigingsinterface). Omdat een Sysprep-image geen Windows-compatibele GINA heeft, kan het erzoek oor het herstellen an de incrementele backup niet worden uitgeoerd. Copyright IBM Corp

12 Een Sysprep-image gebruiken met inbegrip an incrementele backups Als u een Sysprep-image wilt opnemen en teens incrementele backups wilt uitoeren op de systemen die u gebruikt, moet u het image maken met IBM ImageUltra Builder of gebruikmaken an de diensten an het IICT (IBM Image Technology Center). Met deze twee oplossingen kunt u het Sysprep-image in een traditioneel schijf-op-schijfformaat behouden en hebt u ook de mogelijkheden an Rapid Restore Ultra oor het onderhouden an constante backups. Bezoek de website oor meer informatie oer het IBM Technology Center. Nadat de backup is gemaakt, moet de computer terugkeren naar Windows om een index te maken oor toekomstige backups. Als de beperkte gebruikersserice actief is, wordt deze index gemaakt als de GINA wordt bereikt. Als de beperkte gebruikersserice niet actief is, moet een gebruiker met beheerdersbeoegdheden zich op de lokale client aanmelden en aangemeld blijen terwijl de index wordt gemaakt. Beestig dat de Rapid Restore Ultra-index is gemaakt Tijdens iedere backup wordt een index an het backupbestand gemaakt. De basisindex wordt gemaakt bij terugkeer in het besturingssysteem, na het maken an boenstaande backup. Het maken an de index wordt op twee manieren beestigd: Als u het felicitatiescherm niet hebt onderdrukt met de optie in pcrec.txt, krijgt u op het bureaublad een bericht dat de basisbackup is oltooid (zie Figuur 1). U kunt ook kijken in het bestand c:\program Files\xpoint\pe\pcrec.ini of de sleutel INITIALIZED de waarde 1 heeft. IBM Rapid Restore Ultra IBM Rapid Restore Ultra heeft een backup gemaakt an de aste schijf. Vanaf nu worden er elke week automatisch snapshots gemaakt. Dit schema kan worden gewijzigd ia de gebruikersinterface an het programma. OK Figuur 1. Rapid Restore Ultra bericht Installatie oltooid Indexen oor incrementele backups worden gemaakt als onderdeel an een regelmatig backupproces. Stationsletters toewijzen en schijfconfiguraties oor donorsystemen plannen Rapid Restore Ultra wijst tijdens de installatie de eerstolgende beschikbare stationsletter toe aan de IBM_SERVICE-partitie. Rapid Restore Ultra erbergt deze stationsletter an de weergae an Deze computer. Nadat de schijfletter aan de IBM_SERVICE-partitie is toegewezen kan het niet meer worden eranderd. Voorbeelden: Als de primaire partitie an de aste schijf C: is en er is een CD/DVD-schijf D:, wordt de IBM_SERVICE-partitie E:. Als de primaire partitie an de aste schijf C: is en er is geen CD/DVD-schijf, wordt de IBM_SERVICE-partitie drie D:. Als er een CD/DVD-schijf wordt toegeoegd, wordt dat schijf E:. 6 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

13 Als er twee primaire partities op de aste schijf zijn (C: en D:) en een CD/DVDschijf E:, wordt de IBM_Serice-partitie F: en steelt deze uit de laatste primaire partitie, doorgaans D:. Rapid Restore Ultra ondersteunt geen eranderingen aan het schijfnummer an de aste schijf waarop de IBM_SERVICE-partitie is gemaakt. Stel u het olgende oor: U maakt en oltooit een backup met een IBM ThinkPad T30 terwijl de computer niet is gekoppeld. Onder Windows is de aste schijf in de computer HD0. Als u de computer uitschakelt en het daarna aan een dockingstation met een aste schijf koppelt, wordt de aste schijf an deze dockingstation HD0 en de schijf op de computer wordt HD1. Stationsnummers en -namen kunnen in grafische orm worden bekeken met het hulpprogramma Schijfbeheer an Windows. Als u de computer uitschakelt en een backup probeert te maken of terug te zetten, kan het backupof herstelproces mislukken. Toepassing oor het maken an images in combinatie met IBM Rapid Restore Ultra Als u een toepassing gebruikt oor het maken an images in combinatie met Rapid Restore Ultra, moet u een donorimage maken op de kleinste aste schijf waarop het image in zal worden gebruikt. De herstelprocedure kan niet worden uitgeoerd op een aste schijf die kleiner is dan de schijf waarop het image is gemaakt. Versleutelingstoepassingen met Rapid Restore Ultra Er bestaan erschillende manieren waarop de bestanden an het Windowsbesturingssysteem kunnen worden ersleuteld. De gangbaarste manieren zijn Windows EFS (Encrypted File System), IBM Client Security Right Click Encryption en IBM Client Security FFE (File and Folder Encryption). Van deze methoden worden alleen IBM Client Security Right Click Encryption en Windows EFS* ondersteund door Rapid Restore Ultra. Alhoewel het werkelijke imagebackupbestand dat gemaakt is door Rapid Restore Ultra en opgeslagen is op de IBM_SERVICE-partitie ersleuteld is, is het belangrijk om te weten hoe gegeens binnen de incrementele backup worden opgeslagen. Daarnaast is het ook an belang om de status an beeiligde bestanden na het herstellen an een image te weten. Kijk in de onderstaande tabel oor een uitleg an de status an ersleutelde bestanden in incrementele backupbestanden an het image. Let wel, deze tabel geeft geen informatie oer de status an bestanden in een basisbackup en na het terugzetten an een basisimage. Bestanden behouden hun ersleutelingsstatus in een basisbackup of na het terugzetten an de basisbackup. Als de ersleutelingsstatus echter wordt gewijzigd en het bestand daarna wordt opgeslagen in een incrementele backup, krijgt het bestand in de incrementele backup oorrang bij het terugzetten an het bestand. Tabel 1. Bestandsersleutelingsstatus in Rapid Restore Ultra backup en herstel EFS RRU Beperkte gebruikersserice Aan Bestandsstatus in bestand an Imagebackup Bestanden worden niet gebackupt Bestandsstatus na herstellen Bestanden worden niet hersteld RRU Beperkte gebruikersserice Uit Bestandsstatus in bestand an Imagebackup Niet ersleuteld Alleen aangemelde gebruiker* Bestandsstatus na herstellen Niet ersleuteld Alleen aangemelde gebruiker* Hoofdstuk 2. Gebruik an IBM Rapid Restore Ultra plannen 7

14 Tabel 1. Bestandsersleutelingsstatus in Rapid Restore Ultra backup en herstel (erolg) FFE Right Click Encryption RRU Beperkte gebruikersserice Aan Niet ondersteund Niet ondersteund RRU Beperkte gebruikersserice Uit Niet ondersteund Niet ondersteund Versleuteld ** Versleuteld ** Versleuteld ** Versleuteld ** * Ter oorkoming an gegeenserlies bij het gebruik an Windows EFS met IBM Rapid Restore Ultra, moet er aan de olgende oorwaarden zijn oldaan: De beperkte gebruiksersserice moet Uit zijn (standaardinstelling) De basisbackup die is gemaakt tijdens de installatie an Rapid Restore mag geen bestanden of mappen beatten die zijn beeiligd door Windows EFS. Slechts één gebruiker mag het systeem gebruiken. Die gebruiker moet zijn aangemeld tijdens het incrementele-backupproces. Na een herstelproces met Rapid Restore Ultra moeten alle bestanden die beeiligd waren met EFS opnieuw worden beeiligd. Voor de beste resultaten: Maak alleen backups met de IBM USB 2.0 HDD. Hierdoor blijen de gegeens in de backup en in een daarna olgende herstelbewerking beeiligd (op fysieke wijze) ingeal het systeem wordt ontreemd. ** Als het bestand door de eindgebruiker wordt gedecodeerd als de backup plaatsindt, wordt het bestand in al deze statussen gedecodeerd. Andere aandachtspunten en handige informatie indt u op de IBM Supportwebsite: Opmerking: Programma s die de olledige aste schijf ersleutelen, werken in het algemeen niet met Rapid Restore Ultra omdat ze gebruikmaken an een hoofdopstartrecord. 8 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

15 Hoofdstuk 3. Methodologie oor het maken an backups Rapid Restore Ultra presenteert de backups in een tijd-datum-indeling. Dit erschilt met de orige ersies an RRPC (Rapid Restore PC), die de backups indeelde in Basis, Cumulatiee en Meest recente. Hoewel Rapid Restore Ultra de backups gesorteerd op datum en tijd laat zien, is het belangrijk te weten dat deze drieledige manier oor het maken an backups oneranderd is (zie Figuur 2). Basisimage (A0) Beheerdersimage 1 (A1) Beheerdersimage 2 (A2) Cumulatief (B) Meest recent (C) Figuur 2. Backuparchitectuur an Rapid Restore Ultra De drie erschillende backups die door Rapid Restore Ultra worden gemaakt, ziet u in Figuur 2. Er is één basisimage (A0) die de basis ormt oor alle latere backups in Windows. Het basisimage maakt deel uit an het installatieproces. Geplande backups of door de gebruiker gestarte backups zijn incrementele backups ten opzichte an het basisimage (A0). Hun kenmerken tijdens de leensduur an de PC worden later in dit gedeelte besproken. Met Rapid Restore Ultra kunt u twee unieke beheerdersimages (A1 en A2) maken. Deze images zijn ergelijkbaar met het basisimage A0, maar ondersteunen geen incrementele backups (zie Rapid Restore Ultra basisbackup A0 op pagina 5). De gangbaarste implementatie an Rapid Restore Ultra omat één basisimage (A0) en opolgende incrementele backups (een combinatie an B- en C-images). Dit principe wordt afgebeeld in Figuur 3 op pagina 10. Copyright IBM Corp

16 Installatie Backup #1 Backup #2 Backup #3 Backup #4 Backup #5 Basisimage (A0) Basisimage (A0) Basisimage (A0) Basisimage (A0) Basisimage (A0) Basisimage (A0) Cumulatief (B) 1 Cumulatief (B) 1 Cumulatief (B) 1 Cumulatief (B) 2 Cumulatief (B) 2 Meest recent (C) 1.1 Meest recent (C) 1.2 Meest recent (C) 2.1 Tijd Figuur 3. Beheer an backups in tijdserloop: Op deze afbeelding ziet u dat er twee meest recente backups (ThresholdCBackupCnt=2) worden gemaakt ( Meest recente 1.1 en Meest recente 1.2 ) en dat daarna een nieuwe cumulatiee backup wordt opgeslagen ( Cumulatiee V2 ). De olgende meest recente backup wordt dan 2.1. Met de standaardinstellingen maakt IBM Rapid Restore Ultra zeen Meest recente backups (ThresholdCBackupCnt =7) oordat een nieuwe cumulatiee backup wordt gemaakt. Op Figuur 3 ziet u dat het basisimage (A0) wordt gemaakt tijdens de installatie an Rapid Restore Ultra. A0 erandert nooit, tenzij hier expliciete opdracht oor wordt gegeen. (U kunt het basisimage (A0) opnieuw maken, maar dit maakt geen deel uit an de normale werking an Rapid Restore Ultra. Informatie oer het opnieuw maken an de A0-backup indt u in De A0-backup opnieuw maken op pagina 36). Tijdens geplande backups, of bij het gebruik an de optie Nu backup maken in de gebruikersinterface, worden de olgende processen uitgeoerd oor iedere olgende backup: 1. Maak een cumulatiee (B, of erang deze indien al aanwezig 2. Maak een meest recente (C), of erang indien al aanwezig 3. Herhaal stap 2 totdat n meest recente backups zijn gemaakt. Als n meest recente backups gemaakt zijn, ga naar stap 1. Opmerking: Voor de installatie is n de waarde an ThresholdCBackupCnt in pcrec.txt. Na de installatie wordt n gedefinieerd in pcrec.ini. Zie Het pcrec.inibestand wijzigen op pagina 35 oor informatie oer het instellen an de parameters in het bestand pcrec.ini nadat Rapid Restore Ultra is geïnstalleerd. De standaardwaarde an n = 7 10 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

17 Hoofdstuk 4. De code ophalen en installeren oor gebruik U kunt IBM Rapid Restore Ultra installeren op IBM-computers en op niet-ibmcomputers. De code ophalen en installeren oor IBM-computers U kunt IBM Rapid Restore Ultra installeren op IBM ThinkPad en ThinkCentre computers. U moet Rapid Restore Ultra gedeeltelijk installeren op de donorcomputer om alle ereiste onderdelen op te slaan zodat u de software later op de clientcomputers in gebruik kunt nemen. Om de toepassing te installeren zodat u deze later in gebruik kunt nemen, doet u het olgende. 1. Ga naar de onderstaande website en download de code an Rapid Restore Ultra: 2. Voer het bestand uit dat u an het web hebt gedownload. 3. Kies de directory waarin u de code wilt uitpakken en installeren (zie Figuur 4 op pagina 12). Deze directory wordt in dit documenten de <brondirectory> genoemd. 4. Belangrijk: Als u het olgende scherm ziet met de licentieoereenkomst (Figuur 5 op pagina 12), kies dan Nee. Door op Nee te klikken, annuleert u de installatie en laat u de code in een installeerbare status. Als u op dit moment de licentie accepteert, wordt de installatie op de computer oortgezet. Hierdoor worden de ereiste installatiebestanden gewist en kan de toepassing later niet op clientcomputers worden geïnstalleerd. Copyright IBM Corp

18 Figuur 4. PFTW-decomprimeringsscherm Figuur 5. Licentie-acceptatiescherm 12 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

19 Rapid Restore Ultra ophalen oor niet-ibm-computers Als u an plan bent de toepassing op een niet-ibm computer te installeren, kunt u de ereiste licentie en toepassing als olgt ophalen. Ga naar en zoek op het onderdeel en onderdeelnummer dat hieronder wordt ermeld, of neem contact op met een geautoriseerde IBM ertegenwoordiger oor meer informatie: IBM Portable USB 2.0 Hard Drie met Rapid Restore (onderdeelnummer 09N4211). Deze USB aste-schijf beat het Rapid Restore Ultra-programma. Het programma en de schijf kunnen gebruikt worden oor de opslag en het terugzetten an an backups. Voor het beste resultaat gaat u naar de webpagina ( 3.ibm.com/pc/support/site.wss/MIGR-4Q2QAK.html) om de nieuwste ersie an IBM Rapid Restore Ultra te downloaden, oordat u de IBM Portable USB 2.0 Hard Drie gebruikt. Hoofdstuk 4. De code ophalen en installeren oor gebruik 13

20 14 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

21 Hoofdstuk 5. Opties configureren Voordat u begint met de installatie an Rapid Restore Ultra op de clientcomputers, bespreken we een aantal functies en opties an Rapid Restore Ultra waar u misschien an gebruikt wilt maken. Na de installatie kunnen een aantal an deze functies en opties niet worden ingeschakeld of gewijzigd, dus u moet ooraf nadenken oer de mogelijkheden an Rapid Restore Ultra en bepalen hoe u deze wilt toepassen in uw organisatie. De opties en functies die na installatie kunnen worden gewijzigd staan hieronder. Alle paden zijn relatief aan de <brondirectory> zoals besproken in Hoofdstuk 4, De code ophalen en installeren oor gebruik, op pagina 11. Nadat u de wijzigingen aan deze bestanden hebt aangebracht, kunt u ze oerschrijen in de <brondirectory> en ormen ze een permanent onderdeel an uw installatiescripts. Rapid Restore Ultra in de achtergrond uitoeren (ook wel beperkte gebruikerstoegang genoemd) mogelijk maken met \INSTALL.INI Als u wilt dat Rapid Restore Ultra op de achtergrond wordt uitgeoerd als er een niet-beheerder of helemaal geen gebruiker is aangemeld, wijzig dan de waarde an RunAsSerice in INSTALL.INI. INSTALL.INI instellingen RunAsSerice=0 RunAsSerice=1 Resultaat Rapid Restore Ultra werkt alleen als een beheerder op de computer is aangemeld. Dit is de standaardinstelling. Rapid Restore Ultra werkt op de achtergrond als een willekeurige gebruiker is aangemeld. Tenzij er een waarde is opgegeen oor GUIGroup in het bestand \rrpcgui\rr.ini, hebben alle gebruikers toegang tot de GUI an Rapid Restore Ultra (zie De knop Bestanden uitsluiten erbergen en bestanden per type uitsluiten. op pagina 21). Opties oor het erwijderen aanpassen in \rrpc\install.ini In het bestand \rrpc\install.ini kunt u de opties oor het erwijderen aanpassen. Om de aanwezigheid an Rapid Restore Ultra in de applet Software an het Configuratiescherm in te stellen, wijzigt u de waarde ShowUninstall in de sectie [options] an \rrpc\install.ini. Om een koppeling oor het erwijderen an Rapid Restore Ultra toe te oegen in het menu Start moet u de waarde an Uninstall in de sectie [links] an het bestand wijzigen. Copyright IBM Corp

22 \rrpc\install.ini bestandssectie \rrpc\install.ini instellingen Resultaat [options] ShowUninstall=0 Rapid Restore Ultra erwijderen komt niet oor in de lijst Software. Dit is de standaardinstelling. [options] ShowUninstall=1 Rapid Restore Ultra erwijderen komt wel oor in de lijst Software. [links] Uninstall=0 Rapid Restore Ultra erwijderen komt niet oor in het menu Start. Dit is de standaardinstelling. [links] Uninstall=1 Rapid Restore Ultra erwijderen komt wel oor in het menu Start. De grootte an de erborgen partitie, backupschema, bestandsherstelfuncties en CPU-oorrang oor Rapid Restore Ultra instellen in \rrpc\pcrec.txt Veel an de belangrijke functionele besturingsfuncties an Rapid Restore Ultra worden in het bestand \rrpc\pcrec.txt geconfigureerd. De instellingen in dit bestand worden tijdens de installatie oergenomen in de olgende bestanden: C:\Program Files\xpoint\pe\pcrec.ini pcrec.ini in het MBR (hoofdopstartrecord) Dit is het origineel dat door ieder proces an Rapid Restore Ultra wordt geraadpleegd. pcrec.ini in de IBM_SERVICE-partitie De grootte an de IBM_Serice-partitie instellen Er zijn erschillende instellingen oor de configuratie en het gedrag an de IBM_SERVICE-partitie. Drie primaire waarden in \rrpc\pcrec.txt bepalen het gedrag. De eerste twee bepalen het percentage an de HDD dat u aan de IBM_SERVICE-partitie toewijst. Deze waarden zijn PEMinStor en PEMaxStor. De derde sleutel, SP_PSA, bepaalt of en zo ja, hoe PEMinStor en PEMaxStor in de dagelijkse praktijk worden gebruikt. Belangrijk: U moet ooraf bepalen of u Rapid Restore Ultra wilt gebruiken oor regelmatige incrementele backups. Als u incrementele backups wilt, stelt u de waarde SP_PSA in op 0 of 1. Als u geen incrementele backups wilt, stelt u de waarde an SP_PSA in op 2 of 3. \rrpc\pcrec.txt instellingen SP_PSA=0 Resultaat Maakt regelmatige incrementele backups mogelijk. De grootte an de IBM_SERVICEpartitie wordt bepaald aan de hand an de waarde an PEMinStor. Als de IBM_SERVICE-partitie ol raakt, wordt de grootte gewijzigd naar de waarde an PEMaxStor 16 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

23 \rrpc\pcrec.txt instellingen SP_PSA=1 SP_PSA=2 SP_PSA=3 Resultaat Maakt regelmatige incrementele backups mogelijk. De grootte an de IBM_SERVICEpartitie wordt bepaald aan de hand an de waarde an PEMaxStor. Als de IBM_SERVICE-partitie ol raakt, wordt de grootte niet gewijzigd, omdat de grootte al maximaal is. De grootte an de IBM_SERVICE-partitie wordt bepaald aan de hand an de geschatte ruimte die nodig is oor de basisbackup die tijdens de installatie wordt gemaakt. De grootte an de IBM_SERVICE-partitie wordt niet gewijzigd als deze ol raakt. Gebruik deze instelling als u geen incrementele backups wilt maken. Deze instelling is gelijk aan SP_PSA=2, behale dat er extra ruimte aan de IBM_SERVICE-partitie wordt toegeoegd aan de hand an de waarde an SP_Xfactor. SP_Xfactor is een geheel getal dat gelijk is aan de grootte in bytes an de aangeraagde extra ruimte. Maximum en minimum IBM_SERVICE-partitiegrootte instellen U moet ook bepalen welk percentage an de aste schijf u oor de IBM_SERVICEpartitie wilt gebruiken. De schijfruimte wordt gedefinieerd door de waarden an PEMinStor en PEMaxStor. Deze waarden zijn gehele getallen tussen 10 en 40. Ze ertegenwoordigen het minimum- en het maximumpercentage an de aste schijf dat wordt gebruikt oor de IBM_SERVICE-partitie. Opmerking: De waarde an PEMinStor kan niet groter zijn dan de waarde an PEMaxStor. De onderstaande oorbeelden geen u een goed beeld an de instellingen. Raadpleeg de onderstaande tabel. Instellingen an SP_PSA, PEMinStor en PEMaxStor SP_PSA=0 PEMinStor=20 PEMaxStor=40 SP_PSA=1 PEMinStor=33 PEMaxStor=39 Resultaat an de instelling Tijdens de installatie an Rapid Restore Ultra wordt de grootte an de IBM_SERVICE-partitie ingesteld op 20% an de HDD. Tijdens het dagelijks gebruik, als de IBM_SERVICE-partitie ol raakt, geeft de toepassing aan dat de IBM_SERVICE-partitie ergroot moet worden. Het systeem ergroot dan de IBM_SERVICE tot 40% an de HDD. Tijdens de installatie an Rapid Restore Ultra wordt de grootte an de IBM_SERVICE-partitie ingesteld op 39% an de HDD. Tijdens het dagelijks gebruik, als de IBM_SERVICE-partitie ol raakt, geeft de toepassing niet aan dat de IBM_SERVICEpartitie ergroot moet worden, omdat deze al de maximale grootte heeft. Hoofdstuk 5. Opties configureren 17

24 Instellingen an SP_PSA, PEMinStor en PEMaxStor SP_PSA=2 PEMinStor=een waarde tussen 1-39 (Partitiegrootte wordt automatisch berekend.) PEMaxStor=een waarde tussen 2-40 (Partitiegrootte wordt automatisch berekend.) Resultaat an de instelling Tijdens de installatie an Rapid Restore Ultra wordt de benodigde ruimte berekend oor opslag an de basisbackup. De grootte an de IBM_SERVICE-partitie wordt gebaseerd op deze berekening. Met deze instelling an SP_PSA kunt u nog altijd incrementele backups maken, maar als de IBM_SERVICE-partitie ol raakt, wordt deze niet ergroot. Backups plannen U kunt ooraf een backupschema instellen. Dit doet u door de waarde an BackupSchedule te wijzigen. Deze waarde kan na de installatie gewijzigd worden ia de GUI of ia de opdrachtregelfuncties. Raadpleeg Het pcrec.ini-bestand wijzigen op pagina 35 oor meer informatie oer het wijzigen an deze waarde na de installatie. De waarde an BackupSchedule is gedefinieerd in de onderstaande tabel. Frequentie Instellingsreeks Maandelijks dd hh mm Wekelijks w hh mm Dagelijks hh mm Op erzoek dd = De dag an de maand. 2 cijfers (01-28). Om aan het einde an de maand uit te oeren stelt u de waarde in op 35 w = De dag an de week. Eén cijfer (0 = zondag, 1 = maandag, etc.) hh = Het uur an de dag in 24-uursnotatie. 2 cijfers (00-23) mm = De minuten an het uur. 2 cijfers (00-59) Het aantal incrementele backups instellen Zoals besproken in Hoofdstuk 3, Methodologie oor het maken an backups, op pagina 9, kunt u aangeen hoeeel meest recente backups gemaakt worden oordat de cumulatiee backup opnieuw wordt ingesteld. Het aantal backups is afhankelijk an de waarde an ThresholdCBackupCnt in \rrpc\pcrec.txt. \rrpc\pcrec.txt instelling ThresholdCBackupCnt=0 Resultaat Cumulatiee backup wordt alleen opnieuw ingesteld op erzoek. Dit doet u met de opdracht c:\program Files\xpoint\pe\f11exec /bb /gui 18 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

25 \rrpc\pcrec.txt instelling ThresholdCBackupCnt=n Resultaat Waar n is een geheel getal is, groter of gelijk aan 2 dat het aantal keren definieert dat de meest recente backup opnieuw wordt ingesteld oordat de cumulatiee backup opnieuw wordt ingesteld. De standaardwaarde in Rapid Restore Ultra is 7. Voor een grafische oorstelling an het geolg an de instelling an ThresholdCBackupCnt, raadpleegt u Figuur 3 op pagina 10. Herstellen an één bestand inschakelen U kunt de mogelijkheid waarmee de gebruiker één bestand kan herstellen in- en uitschakelen. Om deze mogelijkheid in te schakelen, stelt u in het bestand \rrpc\pcrec.txt de waarde an EnableSingleFileRestore als olgt in: EnableSingleFileRestoer instellingen EnableSingleFileRestore=0 EnableSingleFileRestore=1 Resultaat Enkel bestand herstellen uitschakelen (Opmerking: Met deze optie erwijdert u het pictogram niet uit Deze computer. Als de gebruiker het pictogram opent, worden er geen bestanden afgebeeld). Enkel bestand herstellen inschakelen. Dit is de standaardinstelling, zelfs als de waarde niet specifiek is ingesteld. Rapid Restore Ultra CPU-oorrang instellen Op sommige systemen is het wenselijk om de oorrang an Rapid Restore Ultra te erlagen zodat andere processen toegang tot de CPU en/of de I/O-bus krijgen. De parameters oor deze instelling zijn BackupThrottleSleep en BackupThrottlePriority. Deze instellingen kunnen na de installatie worden gewijzigd. Raadpleeg Hoofdstuk 7, Rapid Restore Ultra beheren na ingebruikname, op pagina 35 oor meer informatie oer het wijzigen an deze waarde na de installatie. BackupThrottlePriority en BackupThrottleSleep instellingen BackupThrottlePriority=0 BackupThrottlePriority=-1 BackupThrottlePriority=-2 Resultaat Normale oorrang Voorrang oor normale processen Alleen actief als er geen andere processen actief zijn BackupThrottleSleep=n Waar n een geheel getal is tussen 0 en 3000 en het aantal milliseconden oorstelt dat het backupprogramma oorrang geeft aan de CPU oor andere processen. Het backupprogramma geeft na de backup an iedere 10 MB aan data de andere processen n milliseconden oorrang. Het Felicitatie -bericht onderdrukken U wilt wellicht het bericht onderdrukken dat u na de installatie feliciteert. Pas op met het gebruik an deze parameter, omdat het felicitatiebericht de enige zichtbare indicatie is dat de installatie is oltooid. Hoofdstuk 5. Opties configureren 19

26 Waarschuwing: Het is belangrijk dat de eerste backup oldoende tijd krijgt om olledig te worden uitgeoerd. Als het Felicitatie -bericht wordt onderdrukt en de gebruiker achteloos de computer uitzet oordat Rapid Restore Ultra klaar is met het backupproces, mislukken toekomstige backups. HIDE_CONGRAT instellingen HIDE_CONGRAT=0 HIDE_CONGRAT=1 Resultaat Felicitatiebericht wordt afgebeeld als de installatie is oltooid. Dit is de standaardinstelling, ook als de waarde niet is ingesteld. Onderdrukt het felicitatiebericht dat normaal wordt afgebeeld als de installatie is oltooid. Alhoewel u het felicitatiebericht kunt erbergen, kunt u de oltooiing an de installatie controleren door de onderstaande regel in het bestand c:\program Files\xpoint\pe\pcrec.ini: INITIALIZED=1 Een cumulatiee backup forceren na de upgrade an Rapid Restore PC 2.6 Gebruik deze instelling alleen na de upgrade an Rapid Restore PC 2.6 naar Rapid Restore Ultra. Na het upgradeproces kunt u Rapid Restore Ultra instellen een cumulatiee backup te maken. CumulatieAfterOerinstall instelling CumulatieAfterOerinstall=1 Resultaat Start een cumulatiee backup na de upgrade an Rapid Restore PC 2.6 naar Rapid Restore Ultra Weergaen uitsluiten en de toegang beperken met \rrpcgui\rr.ini U kunt beheerdersimages die door u gemaakt zijn, erbergen oor de gebruiker. U kunt de toegang tot Rapid Restore Ultra beperken. U kunt ook de knop Bestand uitsluiten op de gebruikersinterface erbergen oor de gebruiker. Beheerdersimages erbergen in de weergae an de gebruikersinterface Als u eroor hebt gekozen beheerdersimages te maken (A1 en A2 zoals afgebeeld in Figuur 2 op pagina 9), kunt u ze in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra erbergen. Opmerking: Als u ze erbergt in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra, betekent dat niet dat ze ook in de F11-herstelconsole zijn erborgen. Om de beheerdersimages te erbergen in de gebruikersinterface, wijzigt u de waarde an HideLEImages in de [RapidRestore]-sectie an \rrpcgui\rr.ini. Bestandssectie Instelling Resultaat [RapidRestore] HideLEImages=0 Beheerdersimages worden afgebeeld in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra. 20 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

27 Bestandssectie Instelling Resultaat [RapidRestore] HideLEImages=1 Beheerdersimages worden niet afgebeeld in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra. Toegang tot de Rapid Restore Ultra-toepassing beperken Als u een beperkte gebruikersserice hebt ingesteld (zie Rapid Restore Ultra in de achtergrond uitoeren (ook wel beperkte gebruikerstoegang genoemd) mogelijk maken met \INSTALL.INI op pagina 15), kunt u ook de toegang tot de Windowsgebruikersinterface an Rapid Restore Ultra beperken. Rapid Restore Ultra geeft u de mogelijkheid om één Windows-groep op te geen die toegang heeft tot gebruikersinterface. Sectie in \rrpcgui\rr.ini Instelling Resultaat [RapidRestore] GUIGroup=groepsnaam Hierdoor hebben de gebruikers die zich aanmelden op de computer en die lid zijn an de opgegeen groep toegang tot de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra. Opmerkingen: 1. Beperkte gebruikersserice moet ingeschakeld zijn (zie Rapid Restore Ultra in de achtergrond uitoeren (ook wel beperkte gebruikerstoegang genoemd) mogelijk maken met \INSTALL.INI op pagina 15). 2. Ondersteunt slechts één lokale groepsnaam. 3. Als de instelling GUIGroup niet is opgegeen, hebben alle gebruikers toegang tot de GUI an Rapid Restore Ultra. De knop Bestanden uitsluiten erbergen en bestanden per type uitsluiten. Na de installatie an Rapid Restore Ultra, kunt u de knop Bestand uitsluiten erbergen an de weergae oor de gebruiker in de interface an Rapid Restore Ultra. U kunt bestanden an een opgegeen type uitsluiten an de backup. Wijzig het bestand c:\program Files\xpoint\pe\skin\rr.ini. De eranderingen worden doorgeoerd de olgende keer dat Rapid Restore Ultra wordt geopend. Hoofdstuk 5. Opties configureren 21

28 De kop Bestand uitsluiten erbergen in de gebruikersinterface an RapidRestore Ultra Als u in de GUI de knop Bestand uitsluiten wilt erbergen, kunt u de waarde an HideExclude in de sectie [RapidRestore] an \rrpcgui\rr.ini wijzigen. Bestandssectie HideExclude instelling Resultaat [RapidRestore] HideExclude=0 De knop Bestanden uitsluiten wordt afgebeeld in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra. [RapidRestore] HideExclude=1 De knop Bestanden uitsluiten wordt niet afgebeeld in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra. Bestanden uitsluiten op bestandstype U kunt bestanden uitsluiten op bestandstype. Met deze methode sluit u bestanden alleen uit an de incrementele backup, er bestaat geen methode om bestanden uit te sluiten an de basisbackup. Boendien worden bestanden die zijn uitgesloten op bestandstype zoals ermeld in het bestand IBMEXCLD.TXT, in de gebruikersinterface an Rapid Restore Ultra niet aangemerkt als uitgesloten. Gebruikers zijn daarom niet altijd op de hoogte dat bestanden worden uitgesloten an de incrementele backups. Belangrijk: Als u beslist deze manier an uitsluiten te implementeren, test de implementatie dan olledig om te controleren of uw toepassingen nog goed werken. Als u bijoorbeeld alle *.jpg-bestanden uitsluit, zullen toepassingen zoals Access IBM niet meer werken na een herstelprocedure. Om bestanden uit te sluiten op bestandstype, wijzigt u het bestand c:\program Files\xpoint\pe\IBMEXCLD.TXT en plaatst u de laatste drie tekens an het bestandstype op een aparte regel. Om alle *.mp3-bestanden op de aste schijf uit te sluiten an de incrementele backup, ziet het bestand IBMEXCLD.TXT er als olgt uit: C:\Notes\Data\mymail.nsf C:\Notes\Data\localDBreplica.nsf MP3 Regels in IBMEXCLD.TXT C:\Notes\Data\mymail.nsf C:\Notes\Data\localDBreplica.nsf Commentaar Dit is een oorbeeld an een regel die de gebruiker kan toeoegen door de knop Bestand uitsluiten in de gebruikersinterface te gebruiken. De regel geeft aan dat een bepaald bestand wordt uitgesloten an de backup. Dit is een oorbeeld an een regel die de gebruiker kan toeoegen door de knop Bestand uitsluiten in de gebruikersinterface te gebruiken. De regel geeft aan dat een bepaald bestand wordt uitgesloten an de backup. 22 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

29 Regels in IBMEXCLD.TXT MP3 Commentaar Dit is een oorbeeld an een regel die de beheerder kan toeoegen. Alle bestanden met de extensie.mp3 worden uitgesloten an alle backups die worden genomen na de basisbackup. Belangrijk: Let op bij het uitsluiten an bestanden op bestandstype. Het boenstaande oorbeeld is specifiek gemaakt. Met dit IBMEXCLD.TXT-bestand wordt een backup gemaakt an kritische Notes databasebstanden, waaronder names.nsf. Het is misschien belangrijk om names.nsf op te nemen in de imagebackup, omdat deze het persoonlijke adresboek (en configuratiebestand) an de gebruiker beat. Het beat gegeens die aak eranderen en waaran geen backup op de serer wordt gemaakt. Dit IBMEXCLD.TXT-bestand sluit mymail.nsf en localdbreplica.nsf uit an de imagebackup. Deze bestanden zijn in het algemeen een kopie an het origineel dat op de serer wordt bewaard (en waaran backups worden gemaakt). Als een gebruiker een computerimage moet herstellen, kunnen deze bestanden worden hersteld an het origineel op de serer. We gaan er an uit dat de beheerder de onderstaande IBMEXCLD.TXT heeft gemaakt: NSF MP3 De backup an Rapid Restore Ultra zou het kritische bestand names.nsf an Lotus Notes niet astleggen. Omdat an dit bestand geen backup op de serer wordt gemaakt, betekent dit dat de gebruiker waardeolle namen, adressen, contactpersonen en configuraties die in het bestand zijn opgeslagen niet kan herstellen als het image wordt hersteld. Installatie op de achtergrond an Rapid Restore Ultra mogelijk maken U moet de configuratie-instellingen in \rrpc\install.ini en \rrpc\pcrec.txt wijzigen oor de ondersteuning an Rapid Restore Ultra op de achtergrond. Meer informatie oer deze instellingen worden in combinatie met erschillende scenario s worden later in dit document besproken. Opmerking: Om te zorgen dat installatie op de achtergrond goed werkt, moet een geldige IBM_SERVICE-partitie of een HPA (erborgen beschermd gebied)an IBM beschikbaar zijn oordat Rapid Restore Ultra wordt geïnstalleerd. Een IBM_SERVICE-partitie maken Er zijn twee methoden om de IBM_SERVICE-partitie te installeren op een computer die geen sericeparitie heeft en ook niet beschikt oer een erborgen beschermd gebied (HPA). 1. Maak een opstartdiskette of een opstart-cd an de diskette en ga fysiek naar iedere computer. 2. Maak de IBM_SERVICE-partitie in het image oor de ingebruikname Opmerking: Installatie op de achtergrond met de USB-modes wordt niet ondersteund met deze ersie an Rapid Restore Ultra. Hoofdstuk 5. Opties configureren 23

30 Serice-partities op computers met een HPA (erborgen beschermd gebied) an IBM IBM computers met een geldige HPA (ThinkPad T40, X31, R40 en ThinkCentre modellen) worden geleerd met een geldige HPA en hebben geen bootdiskette nodig. Het installatieprogramma an Rapid Restore Ultra herkent de HPA an IBM en de HPA maakt de sericepartitie oor u. Serice-partities op computers zonder een HPA (erborgen beschermd gebied) an IBM Op computers zonder HPA die een geldige schijf-op-schijf herstelpartitie hebben, moet u het partitietype an de IBM_SERVICE-partitie wijzigen. Dit doet u als olgt: 1. Op de opdrachtaanwijzing gaat u naar de locatie an de <brondirectory>\rrpcgui\bmgr32.exe 2. Op de opdrachtaanwijzing typt u: bmgr32 /us /q Druk op Enter. 3. Start de computer opnieuw. De IBM_SERVICE-partitie is nu zichtbaar en u kunt de partitie wijzigen totdat Rapid Restore Ultra is geïnstalleerd. Computers zonder een serice-partitie of een erborgen beschermd gebied Voor computers zonder een HPA an IBM of een schijf-op-schijf-partitie, hebt u een donorsysteem nodig waar Rapid Restore Ultra op is geïnstalleerd. Pak het bestand SPCreate.zip uit in een tijdelijke directory op het systeem met Rapid Restore Ultra. Ga naar een opdrachtscherm en ga naar de tijdelijke directory. Type make <fdd>, waar u <fdd> erangt met de stationsletter an uw diskettestation. Als het scherm USB Boot Media Creator geopend is, selecteert u de tab Boot From Diskette en klinkt u op Create Boot Diskette, zoals in figuur 6. Verwijder de diskette niet uit het diskettestation oordat u daartoe een bericht krijgt. 24 IBM Rapid Restore Ultra 3.01 Handleiding bij ingebruikname, ersie 1.1

31 USB Boot Media Creator Opstarten an CD Welkom Opstarten an USB-station Opstarten an diskette Als u een diskettestation hebt en een opstartdiskette wilt maken om uw systeem anaf het USB-station op te starten, plaatst u een lege diskette in het diskettestation en kiest u <Opstartdiskette maken>. De inhoud an de diskette wordt oerschreen. Opstartdiskette maken OK Annuleren Figuur 6. Opstartdiskette maken Verwijzingen naar het maken an de IBM_SERVICE-partitie met deze diskette worden later in dit document gemaakt. Een geldige IBM_SERVICE-partitie kan bestaan uit een ooraf geïnstalleerde HPA, een geconerteerde schijf-op-schijf-partitie, of een IBM_SERVICE-partitie die is gemaakt met de aangepaste diskette. Volledige installatie op de achtergrond Opmerkingen: 1. Als u het IBM Image Technology Center hebt ingeschakeld, oerleg dan met uw contactpersoon oer de schijf- en installatieereisten. 2. Als u zelf het schijfimage ontwikkeld, moet u opstarten met een blanco asteschijfstation oordat de olledige installatie op de achtergrond uitoert. Voordat u een olledige installatie an Rapid Restore Ultra op de achtergrond begint moet u een aantal aanpassingen aan de stuurbestanden maken. Naast de wijzigingen in de ier configuratiebestanden moet u ook de regel ForceOptions uit het bestand \rrpc\install.ini wijzigen: ForceOptions=1 Voeg ook de olgende regel toe aan de \rrpc\pcrec.txt: SilentInit=1 Hoofdstuk 5. Opties configureren 25