onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren"

Transcriptie

1 Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

2 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten, desinfecteren...1 Injectiemethoden...4 Subcutane injectietechniek...5 Diabetes, hypo- en hyperglycemie...7 Injecteren van insuline...12 Intramusculaire injectietechniek...16 Griepprik...18 veiligheidsnaalden...21 Insulinepennen en pennaalden...22 Insuline...24 Injectiespuiten...26 Injectienaalden...28 Ampullen fysiologisch zout en aqua dest...30 Clexane...31 Fraxiparine...33 GlucaGen...35 Heparine...37 Vilans

3 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Injecteren, opzuigen, ontluchten, desinfecteren Voor het toedienen van medicijnen of vloeistoffen zijn verschillende injectiemethoden te onderscheiden: intracutane injectietechniek; subcutane injectietechniek; intramusculaire injectietechniek; intraveneuze injectietechniek Deze verschillende technieken zijn uitgewerkt in afzonderlijke documenten. De wijze van toediening, de toedieningsgebieden en de reden van een specifieke toediening is daarin beschreven. Een aantal aspecten van het injecteren gelden voor alle injectiemethoden. Deze zijn hier toegelicht. Waar niet injecteren Voor alle injectiemethoden geldt dat er niet geïnjecteerd mag worden in: een geopereerd of te opereren gebied; door vocht gezwollen of trombosegebied; verlamde ledematen; plaatsen die hard aanvoelen; plaatsen die er rood of blauw uitzien; een arm of been met een infuus of shunt. Disposable materiaal Gebruik voor injecteren spuiten en naalden voor eenmalig gebruik (disposable). Plaats een naald na gebruik nooit in de plastic beschermhuls terug. Verwijder de naald van de spuit met een naaldverwijderaar en gooi deze in een naaldenbeker. Opzuigen en gebruik opzuignaalden Niet alle medicijnen worden geleverd in een kant-en-klare spuit. Het medicijn moet dan nog worden opgezogen met behulp van een (opzuig)naald. Uit hygiënisch oogpunt is de WIP 1 niet voor het gebruik van een opzuignaald én een injectienaald. Het overzetten van de naald is een extra risico op besmetting. Situaties waarin je wel een opzuignaald gebruikt: Wanneer de medicatie niet opgetrokken wordt in directe nabijheid van de cliënt. Zuig de vloeistof op met een opzuignaald. Verwijder na het opzuigen (en ontluchten) de opzuignaald met een naaldverwijderaar/naaldenbeker en plaats een nieuwe steriele naald voor injectie met beschermhuls op de spuit. Leg de spuit met naald in bakje voor transport naar de cliënt. Bij vloeistofafname uit een flacon/infuuszak. Gebruik iedere keer een (nieuwe) steriele opzuignaald 2. Bij etsende en/of stroperige medicijnen die niet in contact mogen komen met de huid van de cliënt of pijn veroorzaken. 1 Uitspraak van de hygiënist van de WIP (april 2004). 2 WIP 2011, Hygiene maatregelen: Toediening medicatie & vloeistoffen via injectie (voor ziekenhuizen). Vilans Inleiding Injecteren, opzuigen, ontluchten, desinfecteren: 1 (van 3)

4 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 2 Bij het opzuigen (of ontluchten) blijven deze irriterende vloeistoffen plakken aan de buitenkant van de naald. Verwijder de opzuignaald en plaats een steriele injectienaald (NB ontlucht deze niet!). Ontluchten van de naald Onlucht de spuit na het opzuigen van de vloeistof. Bij gebruik van een opzuignaald, wordt de injectienaald waarmee het medicijn wordt toegediend, niet ontlucht. De hoeveelheid lucht die daardoor ingespoten wordt (= inhoud van de injectienaald) is verwaarloosbaar klein. Kant-en-klaarspuiten Voor bepaalde medicijnen in kant-en-klaarspuiten geldt dat ze precies in de voorgeschreven hoeveelheid moeten worden toegediend (zoals Clexane, heparine enz). In deze spuiten bevindt zich een luchtbel. Tijdens het inspuiten van het medicijn moet de luchtbel zich aan de kant van de zuiger bevinden. De luchtbel vult na het toedienen de overgebleven dode ruimte van de injectiespuit. Er blijft dus geen medicijn achter in de spuit. Let Op. De spuit mag niet ontlucht worden! (mits anders is aangegeven door de fabrikant) Ontluchten vleugelnaald Bij gebruik van een vleugelnaald, zoals bijvoorbeeld een Insuflon zonder verlengslang, wordt de naald voor het inbrengen in de huid niet ontlucht. De hoeveelheid lucht in een vleugelnaald (= inhoud van de vleugelnaald) is verwaarloosbaar klein (bij de Insuflon 0,0075 ml). Indien een vleugelnaald voorzien is van een verlengslang, dient het systeem (vleugelnaald inclusief verlengslang) te worden ontlucht alvorens de naald in te brengen in de huid. Dit gebeurt over het algemeen met de toe te dienen medicatie. In sommige gevallen wordt voor het ontluchten fysiologisch zout 0,9% gebruikt. De reden hiervoor kan zijn dat de hoeveelheid toe te dienen medicatie heel precies komt en er door het ontluchten geen medicatie verloren mag gaan 1. Wanneer steeds dezelfde medicatie wordt toegediend, hoeft bij verwisselen van de spuit niet te worden doorgespoten met fysiologisch zout 0,9%. Bij het toedienen van verschillende medicijnen door de vleugelnaald, wordt de vleugelnaald tussen de verschillende injecties doorgespoten met fysiologisch zout. Ga met arts of apotheker na of dit nodig is. Bij ontluchten of tussentijds doorspoelen met fysiologisch zout, begint de werking van het medicijn pas, nadat het fysiologisch zout uit de verlengslang is toegediend. Fysiologisch zoutslot Een apotheker kan een toedieningssysteem voor de veiligheid afsluiten met fysiologisch zout. Hiermee voorkomt hij dat bij het aansluiten van het systeem bijvoorbeeld cytostatica morst. Desinfecteren Bij mensen met een normale weerstand tegen infecties kan huiddesinfectie achterwege blijven bij intramusculaire, intraveneuze en subcutane injecties en ook bij vaccinaties 2. 1 Spoel bij intermitterende toediening na met fysiologisch zout als het belangrijk is dat ook de medicatie in de verlengslang wordt toegediend. 2 Documentatiecentrum Stichting Werkgroep Infectie, Laboratorium Medische Microbiologie, Academisch Ziekenhuis Leiden, Vilans Inleiding Injecteren, opzuigen, ontluchten, desinfecteren: 2 (van 3)

5 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 3 Dit geldt eveneens voor bloedafname via venapuncties. NB Desinfecteer de huid wel: bij het inbrengen van een infuus of subcutane (vleugel)naald. Een infuusnaald en een subcutane (vleugel)naald zijn lichaamsvreemde materialen en worden meestal voor langere tijd ingebracht; cliënten met een verminderde weerstand tegen infecties, met name bij granulocytopenie (granulopathie) 1, zoals cliënten die chemotherapie krijgen. Desinfectiemiddelen Gebruik voor desinfecteren van de huid: alcohol 70% heeft een totaal spectrum en werkt slechts tijdelijk; chloorhexidine 0,5% opgelost in alcohol 70% (chloorhexidine alcohol 70%) zorgt voor een langere werking, afgedekt met een wondfolie is er 7 dagen een desinfecterend effect. Gebruik chloorhexidine alcohol 70% bij het inbrengen van een infuus. NB. Toevoeging van jodium geeft ook een langere werking, maar omdat jodium onwerkzaam wordt door eiwitten uit wondvocht, bloed en dergelijke verdient dit niet de voorkeur. Gebruik voor desinfecteren van kleine oppervlakken: alcohol 70% Chloorhexidine 1% 2 Breng de desinfectans aan met een gaasje of alcohol swaps. Bij desinfectie met alcohol 70% of chloorhexidine alcohol 70% moet de alcohol minimaal 1 minuut aan de lucht drogen. Rubberen dopjes en huidflora Desinfecteer de rubberen dopjes van flacons of penvullingen met alcohol als de kans bestaat dat ze met de vingers aangeraakt zijn of kunnen worden. Het dopje kan door aanraking besmet worden met huidflora van een ander. Het is beter om te voorkomen om huidflora van een ander in te spuiten. Desinfecteer daarom de dop van flacons iedere keer als deze met een naald aangeprikt wordt. Fixeren van naald en spuit bij injecties Bij een cliënt die onrustig is of plotselinge bewegingen maakt is het van belang dat de naald en de spuit goed gefixeerd worden tijdens de injectie. Houd de naald tussen duim en wijsvinger van de niet inejcterende hand, op de plaats waar de naald op de spuit zit. Zorg dat de rest van deze hand stevig op de huid rust. Bij bewegingen van de cliënt beweegt de hand met daarin de naald en de spuit mee. 1 Poetsritueel (THIP ), Stichting WIP, bijgewerkt Gebruik Chloorhexidine 1% bij katheters die niet met alcohol behandeld kunnen worden (bijvoorbeeld siliconen katheters). Vilans Inleiding Injecteren, opzuigen, ontluchten, desinfecteren: 3 (van 3)

6 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 4 Injectiemethoden Er zijn verschillende injectiemethoden te onderscheiden. Voor de volgende injectiemethoden zijn geprotocolleerde werkinstructies opgenomen: intracutane injectietechniek; subcutane injectietechniek; intramusculaire injectietechniek; intraveneuze injectietechniek. Er mag niet geïnjecteerd worden in: een geopereerd of te opereren gebied; door vocht gezwollen of trombosegebied; verlamde ledematen; plaatsen die hard aanvoelen; plaatsen die er rood of blauw uitzien; een arm of been met een infuus of shunt. Vilans Achtergrondinformatie Injectiemethoden: 1 (van 1)

7 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 5 Subcutane injectietechniek Hier wordt beschreven hoe medicatie subcutaan geïnjecteerd wordt. Het subcutaan injecteren van insuline wordt apart beschreven. Bij subcutane injecties vindt de inspuiting plaats in het onderhuidse bindweefsel, de subcutis. De huid krijgt bloed vanuit de grote slagaders die onder het onderhuidse bindweefsel lopen. Van hieruit lopen takken naar het onderhuidse bindweefsel en de lederhuid. Daar vormen ze een fijn netrwerk van haarvaten 1. Bij subcutane injecties bestaat weinig gevaar voor het aanprikken van grote vaten of zenuwtakken. Na het inbrengen van de naald hoeft de zuiger niet teruggetrokken te worden om te controleren of een bloedvat is aangeprikt. Na injectie in het onderhuidse bindweefsel wordt de vloeistof geleidelijk opgenomen in de bloedsomloop. De resorptiesnelheid is afhankelijk van de plaats waar geïnjecteerd wordt. Tekening: injectiegebieden voor subcutane injecties Geschikte injectiegebieden voor subcutane injecties zijn (zie tekening): de boven/buitenkant van het bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten); het gebied naast en onder de navel (houd minimaal 2 cm afstand van de navel); billen (bovenste buitenste deel). de boven/buitenkant van de bovenarm. Voor subcutane (pijn)behandeling worden ook andere gebieden gebruikt (zie subcutane infusie en subcutane pijnbehandeling). Specifieke subcutane technieken Voor de subcutane injecties worden verschillende technieken gehanteerd: loodrechttechniek; huidplooitechniek. Loodrechttechniek De loodrechttechniek wordt het vaakst toegpast en heeft de voorkeur, omdat deze techniek eenvoudig is. In de protocollen wordt hiervan afgeweken wanneer de fabrikant een andere techniek adviseert in de bijsluiter van de toe te dienen medicatie. De techniek is als volgt: 1 N. van Halem, Anatomie en fysiologie, Vilans Achtergrondinformatie Subcutane injectietechniek: 1 (van 2)

8 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 6 De naald wordt loodrecht door het huidoppervlak (door de opperhuid en de lederhuid) ingebracht. Afhankelijk van de dikte van de huid van de cliënt en de naaldlengte kan dit zowel met als zonder opnemen van een huidplooi. Tekening: subctane injectietechnieken Huidplooitechniek De helft van de opgenomen huidplooi van subcutaan weefsel is de dikte van het onderhuidse bindweefsel, de subcutis. Door de naald boven de huidplooi te houden kan de dikte van de subcutis en dus de injectiediepte afgemeten worden. De injectiediepte is afhankelijk van de van de dikte van de huid van de cliënt en de naaldlengte. Als de techniek goed is uitgevoerd, ligt de naald los in het onderhuidse bindweefsel. De spuit kan soepel heen en weer bewogen worden. De huidplooitechniek wordt in de protocollen geadviseerd wanneer dit expliciet door de fabrikant in de bijsluiter van de toe te dienen medicatie vermeld wordt. Adviezen over het loslaten van de huidplooi bij de huidplooitechniek wisselen. In de protocollen is aangehouden dat de huidplooi eerst wordt logelaten en dat vervolgens de medicatie wordt toegediend. De techniek is als volgt: De huidplooi wordt opgenomen met 2 of 3 vingers; bij het opnemen van een huidplooi met 5 vingers wordt vaak spierweefsel meegenomen en is de huidplooi te dik. De naald wordt onder een hoek van 45 à 60 halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi ingebracht. Vilans Achtergrondinformatie Subcutane injectietechniek: 2 (van 2)

9 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 7 Diabetes en Hypo- en hyperglycemie Wat is diabetes Bij diabetes mellitus is de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog. Daarom spreekt men ook wel van 'suikerziekte. Suiker (glucose) komt uit de koolhydraten in onze voeding. Na de maaltijd stijgt dus de hoeveelheid glucose in het bloed. Onder invloed van insuline (een hormoon uit de alvleesklier) wordt glucose naar de lichaamscellen gebracht. Bij diabetes is sprake van een tekort aan insuline in het lichaam of het lichaam is minder gevoelig voor insuline. Hierdoor heeft het lichaam moeite de glucose in de lichaamscellen op te nemen. De glucose blijft achter in het bloed en hierdoor ontstaat een te hoge bloedglucosespiegel. Afbeelding: Organen die van invloed zijn op diabetes Vormen van diabetes Insulineafhankelijke diabetes mellitus type I (IDDM) Diabetes mellitus type I ontstaat meestal op een relatief jonge leeftijd. Mensen met type I diabetes zijn vaak mager. De symptomen ontstaan in de loop van enkele dagen tot enkele weken. Diabetes mellitus type I wordt veroorzaakt doordat de insulineproducerende bètacellen in de alvleesklier ten gronde gaan waardoor het lichaam geen insuline meer produceert. Hierdoor stijgt de bloedglucosespiegel. Orale bloedsuikerverlagende geneesmiddelen hebben geen effect op de bloedglucosewaarde. Onlangs ontdekten onderzoekers van het LUMC dat de bètacellen nog wel insuline kunnen produceren, maar daarin belemmerd worden door afweercellen. Deze afweercellen heeft men kunnen identificeren. Dit geeft hoop voor de toekomst op de mogelijkheid voor de ontwikkeling van een vaccin (inenting) tegen dit type diabetes 1. Niet-insuline afhankelijke diabetes mellitus type II (NIDDM) Diabetes mellitus type II ontstaat veel geleidelijker dan type I en vaak op een wat oudere leeftijd en/of bij mensen met een fors overgewicht. Bij diabetes mellitus type II is de bloedsuikerspiegel te hoog, omdat in het lichaam te weinig van het hormoon insuline aanwezig is. Bovendien 1 Persbericht diabetesfonds februari Vilans Achtergrondinformatie Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 1 (van 5)

10 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 8 reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Het is ongevoelig geworden voor insuline. Zonder goed werkende insuline kan het lichaam niet genoeg suiker uit het bloed halen, waardoor de bloedsuikerspiegel hoog blijft. Orale bloedglucosewaarde verlagende geneesmiddelen hebben vaak een goed effect. Sommige cliënten hebben daarnaast ook insuline nodig 1. Diabetes bij kwetsbare ouderen Kwetsbare ouderen zijn ouderen die meerdere aandoeningen tegelijk hebben op meerdere gebieden: op geestelijk, lichamelijk en sociaal gebied. Deze aandoeningen kunnen elkaar versterken en de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden. De diagnose en de behandeling van diabetes bij kwetsbare ouderen kan verschillen van relatief gezondere cliënten met diabetes mellitus 2. Bij het stellen van de diagnose en het kiezen van de behandeling kunnen bijvoorbeeld andere uitgangspunten voor het beoordelen van de bloed(glucose)waarden worden aangehouden. Ook (de frequentie van) het doorverwijzen naar andere disciplines kan anders zijn. Kwaliteit van leven is een belangrijk uitgangspunt voor besluitvorming. Prevalentie Op 1 januari 2007 waren er mensen met diabetes in Nederland. Dat was 40,1 per mannen en 41,6 per vrouwen. In 2007 kwamen er ongeveer nieuwe patiënten met diabetes bij. Dit brengt het totaal aantal mensen met gediagnosticeerde diabetes op In de leeftijdsgroep 40 tot 70 jaar komt diabetes meer bij mannen voor dan bij vrouwen. In de groep 75 jaar en ouder komt diabetes meer bij vrouwen voor. De gemiddelde leeftijd van alle diabetespatiënten was in jaar voor mannen en 68 jaar voor vrouwen 3. Hoe herken je diabetes Het is belangrijk om de signalen van diabetes te herkennen om de diagnose snel te stellen. Door in een vroeg stadium met de behandeling te starten, waardoor de bloedglucosewaarde zo stabiel mogelijk gehouden wordt, kan de kans op complicaties van diabetes worden verkleind. Bij het ontstaan van diabetes mellitus vertonen cliënten vaak de volgende kenmerken: dorst; veel drinken; veel plassen; moeheid; jeuk of slecht genezende wondjes en infecties van de huid. Hoe behandel je diabetes Diabetes is (nog) niet te genezen, wel te behandelen. De behandelingen voor type I en Type II diabetes verschillen van elkaar. Bij DM1 maakt de alvleesklier geen insuline meer aan. Het is daarom noodzakelijk dit tekort kunstmatig aan te vullen met insuline. De plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam). In de buik wordt de insuline snel opgenomen, omdat de doorbloeding in de buik beter is dan in Silhouet van de interne geneeskunde, Haalboom, Bohn Stafleu Van Loghum Multidisciplinaire richtlijn diabetes,verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en in verzorgings- of verpleeghuizen, Verenso (ingezien augustus 2012). Vilans Achtergrondinformatie Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 2 (van 5)

11 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 9 het been (dichter bij het hart). Ook valt insuline onder te verdelen in: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan. Bij de behandeling van DM2 wordt gebruik gemaakt van een stapsgewijze behandeling: Stap 1: Dieet en lichaamsbeweging. Meer beweging en afvallen zorgen ervoor dat de insuline beter werkt en dat de bloedglucosespiegel omlaag gaat. Stap 2: Behandeling met orale bloedglucosewaardeverlagende tabletten. Stap 3: Combinatie van verschillende bloedglucosewaardeverlagende tabletten. Zoals bv. metformine of tolbutamide. Stap 4: Insuline en orale bloedglucosewaardeverlagende tabletten. Wanneer het de orale combinatietherapie niet lukt om de bloedglucosewaarden onder controle te krijgen, kan naast de behandeling met tabletten insuline worden gespoten. Complicaties op korte termijn Hypoglycemie (hypo) Bij een hypo is sprake van te weinig glucose in het bloed. De bloeglucosewaarde is te laag. De verschijnselen van een hypo kunnen per cliënt en per situatie verschillen. De voornaamste symptomen van een hypo zijn: honger, beven, zweten; bleekheid; moeite met concentreren, duizeligheid, wazig zien; hartkloppingen; soms hoofdpijn; trillende handen, voeten, lippen of tong. Een ernstige hypo geeft verschijnselen als: grofheid in gedrag, vreemd gedrag; verwardheid; sufheid en uiteindelijk bewusteloosheid. Neurologische symptomen als: dubbelzien; moeite met spreken; verwardheid; diepe slaap en coma. Bij een lage bloedglucosespiegel is het van belang dat de cliënt snel (druiven)suiker ( snelle koolhydraten ) of suikerbevattende dranken tot zich neemt. De hoeveelheid dient ten minste 20 gram suiker te zijn. Dit is een volle lepel suiker, 4-6 klontjes of een groot glas frisdrank (geen light!). Wanneer na 20 minuten de bloedglucosewaarde nog te laag is kan de procedure herhaald worden. Waneer niet binnen een uur een maaltijd wordt gebruikt, kan er nog een portie fruit of een boterham ( langzame koolhydraten ) worden gegeten 1. Dit is om te voorkomen de cliënt weer terugvalt in een hypo. Maak (zo nodig per cliënt) afspraken met de arts over hoe te handelen bij een lage bloedglucosespiegel. Glucagon 1 Website vumc (ingezien augustus 2012). Vilans Achtergrondinformatie Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 3 (van 5)

12 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 10 Wanneer de cliënt niet meer bij bewustzijn is, bij een ernstige hypo, kan het nodig zijn (volgens afspraak met de arts) glucagon toe te dienen. Ook moet direct de arts worden gewaarschuwd. Geef in dat geval de cliënt geen eten, want de kans op verslikken is erg groot. Glucagon werkt tegengesteld aan insuline. Het bevordert de omzetting van leverglycogeen in glucose waardoor de bloedsuiker snel stijgt. Glucagon werkt na inspuiten snel (binnen 5-10 minuten). Het is aan te bevelen dat diabetespatiënten beschikken over glucagon. Hyperglycemie (hyper) Bij een hyper is sprake van te veel glucose in het bloed. De bloedglucosewaarde is te hoog. Tijdens een hyperglycemische ontregeling kunnen zich de volgende klachten voordoen: dorst; veel drinken; veel plassen; misselijkheid en braken; zware ademhaling; sufheid. Bij een verhoogde bloedglucosewaarde zijn maatregelen nodig om een verdere stijging van de bloedglucosespiegel en verslechtering van de situatie te voorkomen. Het betreft hier twee maatregelen; het toedienen van extra insuline (overleg dit met de arts) en het toedienen van extra vocht. Hypo- en hyperglycemie bij kwetsbare ouderen De manier waarop hypo- of hyperglycemieën zich bij kwetsbare ouderen uiten, kan duidelijk verschillen van relatief gezondere cliënten met diabetes mellitus. Wees je daar als zorgverlener bewust van! Verschijnselen van hypoglycemie kunnen zijn: incontinentie, desoriëntatie, verandering in persoonlijkheid en stemming, vallen en hallucinaties. En verschijnselen bij hyperglycemie kunnen zijn gewichtsverlies, cognitieve veranderingen zoals toenemende verwardheid en toenemende verschijnselen van dementie, vallen en toename van incontinentie 1. Complicaties op lange termijn Op lange termijn kunnen de volgende complicaties optreden: Netvliesschade (retinopathie). Diabeten zijn vaak slechtziend en kunnen zelfs blind worden. Nierschade (nefropathie). Diabeten hebben vaak nierfunctiestoornissen. Zenuwschade (neuropathie). Diabeten hebben vaak een verminderd gevoel in de handen, voeten en benen. Slagaderverkalking (atherosclerose). Diabeten hebben een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Kwetsbare ouderen met diabetes mellitus hebben een verhoogd risico op een (ernstige) depressie, verminderd cognitief (verstandelijk) functioneren en vallen 2. Een aantal aandachtspunten als toelichting op de langetermijncomplicaties: Retinopathie Jaarlijks de ogen controleren bij de oogarts. Huisarts/oogarts raadplegen wanneer de ogen snel achteruitgaan. Neuropathie 1 Multidisciplinaire richtlijn diabetes,verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en in verzorgings- of verpleeghuizen, Verenso 2011, blz 6. 2 Multidisciplinaire richtlijn diabetes,verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en in verzorgings- of verpleeghuizen, Verenso 2011, blz 11. Vilans Achtergrondinformatie Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 4 (van 5)

13 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 11 Regelmatig de voeten controleren op wondjes, drukplekken, eelt, likdoorn of nagelproblemen. Een wondje onder de voet geneest slecht door de verminderde doorbloeding (perifeer vaatlijden). Dit kan leiden tot een diabetesvoet en in het ergste geval tot amputatie. Voorkom beschadiging van de voeten. Niet op blote voetenlopen. Geen knellende schoenen dragen of sokken met dikke naden. Regelmatig een pedicure met diabetesaantekening bezoeken. De huid goed verzorgen. Het is belangrijk dat de huid goed vet wordt gehouden. Dit voorkomt huidschade. Atherosclerose Regelmatig bewegen en gezond eten. Regelmatig de bloeddruk controleren. Raadpleeg de huisarts bij een hoge bloeddruk. Niet meer dan 2 eenheden alcohol per dag. Regelmatig wegen. Voeding en diabetes 1 In tegenstelling tot wat vroeger gedacht werd, is bij diabetes mellitus het gebruik van suiker toegestaan. Het is niet nodig om speciale suikervrije diabetesproducten te kopen. Toch blijft het voor iedereen gezond om matig te zijn met suiker. Gezond eten met diabetes is hetzelfde als gezond eten voor iedereen. Het is dus wel handig om te weten welke voedingsstoffen er zijn en hoeveel men per dag kan nemen om gezond te eten, dus hoeveel eiwitten, koolhydraten, vetten etc. Een diëtiste kan hierover advies geven. Gezond en gevarieerd eten helpt mee om een normaal ichaamsgewicht te behouden of te bereiken 2. Afvallen helpt de bloedglucosewaarde te verlagen. Let bij diabetes mellitus op de volgende punten: suiker mag, maar met mate; regelmatig eten; vooral magere producten nemen; vervang producten met verzadigd vet (roomboter, vette vleeswaren, volle melk) door producten met onverzadigd vet (dieethalvarine, magere vleeswaren, magere melk). Bronnen Diabetes Vereniging Nederland (2012). Houweling, S.T., Kleefstra, N., Verhoeven, S., Ballegooie van, E., Bilo, H.J.G. Protocollaire diabeteszorg, mogelijkheden voor taakdelegatie, editie 2006/2007. Derde druk: Stichting Langerhans; Verhoeven, S., Houweling, S.T., Kleefstra, N., Ballegooie van, E. Insulinetherapie in de eerste lijn, een gedetailleerde uitwerking gebaseerd op de NHG-Standaard Diabetes Mellitus type 2, NHG Patiëntenbrief. Diabetes mellitus algemeen (april 2006). 1 2 NHG-Patiëntenbrief. Voedingsadvies bij diabetes mellitus (mei 2011). (ingezien maart 2012). Vilans Achtergrondinformatie Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 5 (van 5)

14 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 12 Injecteren van insuline Inleiding Dit document beschrijft de verschillende subcutane toedieningwijzen van insuline en belangrijke aandachtspunten bij de keuze van de injectieplaats. Vervolgens worden de injectietechniek en specifieke aandachtspunten voor het injecteren, ontluchten en desinfecteren bij de toediening van insuline beschreven. Subcutane toedieningwijzen insuline Insuline kan subcutaan worden toegediend met: Een injectiespuit. Een insulinepen. Een subcutane canule, de insuline wordt via een rubber afsluitdopje met een membraan ingespoten. Een voorbeeld daarvan is de Insuflon canule. Als regelmatig meerdere malen per dag insuline nodig is of bij prikangst is dit een handige toedieningwijze. Continue subcutane toediening, de insuline wordt via een subcutane canule met een verbindingsslangetje toegediend, bijvoorbeeld de Accu Chek Tenderlink. Het verbindingsslangetje is gekoppeld aan een insulinepomp. De insuline wordt continu en/of intermitterend toegediend. Naaldloze injectie, de insuline wordt als vloeistof met hoge snelheid door de huid gestuwd, waarna de insuline zich verspreidt in het onderhuidse bindweefsel. De injectiedruk en de diameter van de opening zorgen er voor dat de insuline ongeveer 6 tot 9 millimeter onder de huid komt. Naaldloos injecteren is geen aanvaarde praktijk. Uit onderzoek blijkt dat naaldloos toegediende insuline een andere werking heeft dan subcutaan toegediende insuline. Keuze van de injectieplaats De opname snelheid van de insuline wordt beïnvloed door: Gebied waar wordt gespoten. In de buik wordt de insuline 2 keer sneller opgenomen dan in het bovenbeen. De injectietechniek (te ondiep of te diep injecteren). Spierpompwerking; het gebruik van de spier vlak na de injectie (bv. bij fietsen). Temperatuursverandering: een warm bad of sauna versnelt de insulineopname. Het roken van een sigaret vertraagt de insulineopname door vasoconstrictie (vaatvernauwing). Spuitdefecten, zoals hypertrofie (bulten, harde schijven) of atrofie (kuilen), hierbij verloopt de insulineopname onvoorspelbaar. Voorkeur lichaamsdeel en weefsel Injecteer in een onbeschadigde huid. Injecteer insuline subcutaan 1 om de kans op het gewenste werkingsprofiel te vergroten en huidschade te beperken. Injecteer niet ondiep. Bij een te ondiepe injectie kan insuline in de opperhuid terecht komen. Dit kan leiden tot lekkage en mogelijk onderdosering en huidschade. Bovendien is het pijnlijk. Bij een te diepe injectie kan insuline intramusculair terecht komen. Dit geeft een minder goed voorspelbare werking. Soms treden er soms hypo s op. 1 Alleen in bijzondere situaties wordt insuline intramusculair toegediend, bijvoorbeeld omdat de werking van insuline versneld moet worden. Dit is bijvoorbeeld het geval indien sprake is van keto-acidose. Dit gebeurt alleen op indicatie van een arts. Vilans Achtergrondinformatie Injecteren van insuline: 1 (van 4)

15 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 13 Geschikte injectiegebieden zijn: het gebied naast en onder de navel (ongeveer 2 cm rond de navel vrijlaten), boven/buitenkant van bovenbeen (handbreedte boven de knie vrijlaten), billen (bovenste buitenste deel). De bovenarm is geen geschikt injectiegebied. De kans op intramusculair injecteren is daar te groot. Het is voor de cliënt ook lastiger om zichzelf in de bovenarm te spuiten. Injectieplaats in relatie tot werkingsprofiel (zie achtergrondinformatie insuline) Ultrakortwerkende en kortwerkende insuline in de buik spuiten; middellange en lang werkende insuline in het been of in de bil spuiten; mixinsuline kan s morgens in de buik en s avonds in het been worden gespoten. Afwisselen van injectieplaats Spuit dagelijks op hetzelfde tijdstip in hetzelfde injectiegebied. Dus de kortwerkende insuline voor de maaltijd altijd in de buik, de langwerkende insuline voor de nacht altijd in het been. Injecteer steeds minimaal 1cm van de vorige injectieplaats. Stel hiervoor een rotatieschema op. Door systematisch roteren binnen het gebied wordt getracht om verandering van vetverdeling (lipodystrofie) en huidbeschadigingen te voorkomen. Je kunt hiervoor een rotatiekaart als hulpmiddel gebruiken. Bij kinderen kan dit ook een hulpmiddel zijn om het injecteren te vergemakkelijken. Leg het tijdstip en injectiegebied vast in het zorgleefplan van de cliënt. Tekening: voorbeeld van rotatiekaart buik volwassenen Tekening: voorbeeld van rotatiekaart buik en been kinderen Omgaan met beschadigde huid Een cliënt met insulineafhankelijke diabetes mellitus zal de rest van zijn/ haar leven afhankelijk zijn van meerdere insuline injecties per dag. Een optimale conditie van de huid is van groot belang voor een goede en voorspelbare werking van insuline. In een beschadigde huid zal bestaat de kans dat insuline anders opgenomen worden in het onderhuidse bindweefsel, dit beïnvloedt de werking. Controleer de huid dus regelmatig op beschadigingen. De cliënt dient, als sprake is van huidbeschadigingen, uitleg te krijgen over: andere injectiegebieden; het belang van systematisch roteren binnen het injectiegebied; het belang van eenmalig gebruik van injectienaalden/ pennaalden; de kans op een mogelijke verandering van de insulinebehoefte; observatie van de huid. Techniek van subcutaan insuline injecteren Vilans Achtergrondinformatie Injecteren van insuline: 2 (van 4)

16 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 14 Het advies over het opnemen van een huidplooi bij het injecteren en de hoek waaronder de naald wordt ingebracht hangt af van de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag van de injectieplaats en de lengte van de gebruikte pennaald. Aanbevolen wordt om een individueel advies te geven over de injectietechniek in combinatie met de injectieplaats en naaldlengte. Injectietechniek De loodrechttechniek heeft de voorkeur bij het subcutaan injecteren omdat deze techniek eenvoudig is. Bij kinderen en dunne mensen en bij injectieplaatsen waar weinig vetweefsel zit, kan het nuttig zijn om de dikte van de subcutane vetlaag te meten en indien nodig adviseren schuin en/of met huidplooi te injecteren. Injecteren door de kleding heen wordt afgeraden. Hoewel het veilig blijkt te zijn en gemakkelijk is strookt het niet met het advies om een korte naald gebruiken, kleding kan hiervoor te dik zijn. Bovendien is het advies om in onbeschadigde huid te injecteren. Met kleding aan kan dit niet worden gecontroleerd. Lengte van de naald De meeste mensen kunnen met een naald van 4-5 mm loodrecht zonder huidplooi injecteren. Deze naaldlengte lijkt geen negatief effect te hebben op de diabetesregulatie. Dit geldt zelfs ook bij obese cliënten 1. Wanneer een pennaald van 8 mm of meer wordt gebruikt, lijkt het nodig om een huidplooi op te nemen. Een huidplooi maakt men met duim en wijsvinger van dezelfde hand, zonder onderliggend spierweefsel. Aandachtspunten bij het toedienen van Insulinepen of spuit Desinfecteren Desinfecteer het membraan van penvulling niet wanneer de pen alleen door de cliënt zelf gebruikt wordt. Na gebruik kan biologisch materiaal achterblijven op de penvulling. Dat is geen probleem wanneer de pen alleen door de cliënt zelf gebruikt wordt. Wanneer dat niet het geval is dient de penvulling altijd gedesinfecteerd te worden. Voor injectie Zwenk insulinepen met troebele insuline minstens 10 keer heen en weer, zo nodig vaker tot een volledig gemengd, egaal uitziende wittige substantie is bereikt. Dit is om afwijkingen in de samenstelling van de insuline te voorkomen. Spuit de pen(vulling), bij een lage dosering troebele insuline en bij aanwezigheid van minder dan 12 IE in de pen(vulling), niet geheel leeg. De hoeveelheid kan dan niet meer gemengd worden. Neem nieuwe pen(vulling). Dien de insuline bij voorkeur op kamertemperatuur toe, dit geeft minder pijn en ongemak. Er zijn geen aanwijzingen dat het toedienen van koude insuline invloed heeft op de werking ervan. Splits een dosis groter dan 50 IE op. Er wordt dan twee maal (met dezelfde pennaald) geïnjecteerd, op twee verschillende plaatsen. Een grote dosis insuline vertraagt de insulineopname en het subcutaan toedienen van een hoeveelheid boven 50 IE geeft meer kans op pijn en lekkage. Ontluchten Ontlucht de insulinepen (geldt niet bij gebruik van een injectiespuit)vóór elke injectie, door 2 IE weg te spuiten met de pennaald naar boven gericht. Herhaal dit zo nodig totdat insuline uit 1 Kreugel, Gillian (UMCG). Naaldadviezen voor obese patiënten. EADV Magazine, december Vilans Achtergrondinformatie Injecteren van insuline: 3 (van 4)

17 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 15 de pennaald komt. Controleer of er daadwerkelijk insuline uit de pennaald komt (NB bij fixeddose pennen is dit niet altijd mogelijk). Na injectie Laat de pennaald 10 seconden of langer in de huid blijven na het toedienen van insuline om eventuele lekkage te minimaliseren. Masseer de huid niet. Massage kan het werkingsprofiel van insuline onvoorspelbaar beïnvloeden. De pennaald wordt direct na de injectie van de insulinepen verwijderd. Dit voorkomt lekkage van insuline uit de penvulling en dat er lucht in de penvulling komt. Zorg dat er altijd een reserve-insulinetoedieningsvorm beschikbaar is. Bron EADV-Richtlijn Het toedienen van insuline met de insulinepen. Utrecht: EADV, Vilans Achtergrondinformatie Injecteren van insuline: 4 (van 4)

18 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 16 Intramusculaire injectietechniek Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting plaats in het spierweefsel. De naald wordt loodrecht door de strak getrokken huid in gebracht. De vloeistof wordt sneller in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie. Injecteren in een gespannen spier is pijnlijk en vergroot de kans op nabloeden. De cliënt dient zich daarom voor het injecteren te ontspannen. bovenste buitenste bilkwadrant spuit alleen in het gearceerde gedeelte Tekeningen: gebieden voor intramusculaire injectes Geschikte gebieden voor intramusculaire injecties zijn (zie tekening): de boven/buitenkant van de bovenarm (musculus deltoideus), voor het injecteren van kleine hoeveelheden; de boven/buitenkant van (het middelste deel) het bovenbeen (musculus lateralis); de boven/buitenkant van de bil (musculus gluteaus). De resorptiesnelheid in deze gebieden is ongeveer gelijk. In tegenstelling tot subcutane injecteren trek je na het inbrengen van de naald, bij intramusculaire injecties, de zuiger van de spuit iets terug om na te gaan of je in een bloedvat Vilans Achtergrondinformatie Intramusculaire injectietechniek: 1 (van 2)

19 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 17 hebt geprikt. Als er bloed terugkomt, dan is er een bloedvat aangeprikt. Verwijder dan de naald en injecteer op een andere plaats met een nieuwe naald. Specifieke intramusculaire technieken Naast de loodrechttechniek bestaan er nog enkele intramusculaire injectietechnieken: depotverwisselingstechniek; rangeer-, Z- of Zig-zag-techniek. Depotverwisselingstechniek Hiermee verdeel je met één prik de te injecteren vloeistof over twee plaatsen. Gebruik deze techniek bijvoorbeeld wanneer de totale hoeveelheid vloeistof meer dan 5 ml bedraagt. Breng de naald loodrecht in en spuit 5 ml injectievloeistof in. Trek daarna de naald tot halverwege terug en breng deze opnieuw invmaar dan onder een hoek van 60 o. Deze techniek is ook geschikt om twee vloeistoffen in te spuiten die niet in 1 spuit gecombineerd mogen worden. Verwissel de spuiten voordat de naald wordt teruggetrokken. Rangeer-, Z- of Zig-zag-techniek De rangeer-, Z- of Zig zag-techniek 1 wordt gebruikt om het terugvloeien en irritatie van geïnjecteerde vloeistof te voorkomen. Dit is van belang bij het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen die het subcutane weefsel bij terugvloeien kunnen beschadigen of pijn veroorzaken. De pijn ontstaat doordat de druk (het aantal deeltjes) in de toe te dienen oplossing niet overeenkomt met de druk in de lichaamsweefsels. Dit is het geval bij middelen die niet in fysiologisch zout (NaCl 0,9%) zijn opgelost en bij middelen die naast water, polipropyleen, glycerol of alcohol als hulpstoffen bevatten. Er bestaat geen lijst van dergelijke vloeistoffen. Overleg bij vragen met een apotheker. Voorbeelden zijn cytostatica, sommige antibiotica, ijzer (CosmoFer), fenytoine, theophylline en goudinjecties bij reuma (tauredon). Door de huid eerst zijwaarts te verschuiven, dan te injecteren en daarna de huid weer los te laten, blijft de vloeistof geblokkeerd in de spier. De techniek is als volgt: Zuig bij het klaarmaken van de injectiespuit bewust 0,1 tot 0,2 ml lucht op in de spuit. Zorg dat deze luchtbel zich vóór het injecteren bij de zuiger bevindt zodat ná het injecteren van de vloeistof een beetje lucht wordt geïnjecteerd. De kans op terugstromen van de vloeistof naar het subcutane weefsel is hierdoor kleiner geworden. Verplaats met de ene hand de huid en subcutis van de injectieplaats 2-3 cm zijwaarts en fixeer de huid tijdens de injectie. Dien met de andere hand de injectie toe. Injecteer het medicijn en wacht 10 seconden, terwijl je de huid opzij houdt. Dit laat de spier ontspannen en zo kan het medicijn worden geabsorbeerd 2. Laat de huid los als de naald is verwijderd. De huid (met subcutis) veert terug in de oorspronkelijke stand en sluit het injectiekanaal af. 1 2 Geeraert B. et al, Onderzoek Intramusculaire inspuiting, Verpleegkunde, Sandra F. Smith, Donna F. Duell en Barbara C. Martin,Verpleegkundige vaardigheden deel 1, hoofdstuk 10, Vilans Achtergrondinformatie Intramusculaire injectietechniek: 2 (van 2)

20 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 18 Griepprik (Influvac) Wat is griep? Griep is een besmettelijke ziekte van de luchtwegen die wordt veroorzaakt door een influenzavirus. Griep (seizoensgriep) komt in Nederland vaak voor, meestal in de wintermaanden. Omdat het virus elk jaar een beetje verandert, kan iemand telkens opnieuw griep krijgen. Naast de seizoensgriep was er in 2009 ook Influenza A H1N1 (Mexicaanse griep). Beide griepsoorten hebben dezelfde verschijnselen en worden op dezelfde manier overgedragen. Het vaccin dat toegediend wordt om griep te voorkomen is voor beide soorten anders. De manier van toedienen, de bijwerkingen, de indicaties en complicaties zijn gelijk. Verschijnselen Ziekteverschijnselen zijn hoesten, hoofdpijn, keelpijn, koorts, koude rillingen, spierpijn en moeheid. Deze verschijnselen duren enkele dagen tot een week. Na een griep kan het enkele weken duren voordat iemand zich weer helemaal beter voelt. Besmetting Het virus zit in de keel, neus en luchtwegen van iemand die ziek of besmet is. Door hoesten, niezen en praten komen kleine druppeltjes met het virus in de lucht. Mensen kunnen deze druppeltjes inademen en besmet worden. Ook via de handen en voorwerpen kan het virus worden overgedragen. Griep is besmettelijk vanaf 1 dag vóór tot 5 of 6 dagen ná het begin van de ziekteverschijnselen. Niet iedereen wordt ziek na een besmetting. Als er ziekteverschijnselen optreden, gebeurt dat meestal 1 tot 2 dagen na de besmetting. Iedereen kan griep krijgen. Iemand die griep heeft gehad, wordt immuun voor het virus dat in dat jaar de griep veroorzaakt. Dit komt doordat het lichaam tijdens de ziekte afweerstoffen opbouwt die ervoor zorgen dat je de ziekte niet meer kunt krijgen. Maar omdat het virus jaarlijks verandert kun je elk jaar opnieuw griep krijgen. Mensen die dicht op elkaar leven of werken, lopen extra risico om besmet te raken. Ouderen en mensen met hart- en longaandoeningen, nierziekten, diabetes (suikerziekte) en andere chronische ziekten lopen extra risico op een longontsteking door het griepvirus. Maatregelen Tegen griep kan men worden ingeënt met de griepprik (vaccin). De griepprik werkt alleen tegen de belangrijkste virussen van dat jaar, daarom moet er ieder jaar opnieuw worden ingeënt. Als er bij iemand al griepverschijnselen zijn, heeft inenting dat jaar over het algemeen geen zin meer. De griepprik geeft na 2 weken een bijna volledige bescherming. Het is mogelijk dat er na de griepprik toch griep ontstaat, maar die verloopt dan milder. De griepprik helpt niet tegen verkoudheid en andere virussen die hoest veroorzaken. Influvac of Vaxigrip Influvac of Vaxigrip worden als vaccin toegediend tegen de seizoensgriep. Het is een suspensie voor injectie die wordt geleverd in een voorgevulde glazen injectiespuit die 0,5 ml injectievloeistof bevat. Iedere injectiespuit is apart verpakt. Focetria (H1N1 vaccin) Focetria (H1N1 vaccin) is het vaccin dat wordt toegediend tegen de Influenza A H1N1 (Mexicaanse griep). Het is een suspensie voor injectie die wordt geleverd in een voorgevulde Vilans Achtergrondinformatie Griepprik: 1 (van 3)

21 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 19 glazen injectiespuit die 0,5 ml kleurloze injectievloeistof bevat. Iedere injectiespuit is apart verpakt. Bewaren Bewaar Influvac, Vaxigrip en Focetria (H1N1 vaccin) in de koelkast (2º tot 8º C). Het mag niet worden ingevroren. De vaccins worden in de originele verpakking bewaard ter bescherming tegen licht. Indicaties griepprik Iedereen kan een griepprik (Influvac, Vaxigrip en/of Focetria) bij de huisarts krijgen. Aangeraden wordt om in ieder geval een griepprik te halen als sprake is van: diabetes mellitus (suikerziekte); een hart- of longziekte; een nierziekte; ouder dan 60 jaar; een uitnodiging van de huisarts voor een griepprik; voor Focetria is de groep kinderen van 0-4 jaar aan deze lijst toegevoegd. Let Op: Tussen het toedienen van Influvac en Focetria dient een periode van ten minste 2 weken te zitten. Toedienen griepprik Volwassenen en kinderen die ouder zijn dan 36 maanden krijgen een dosis van 0,5 ml. Kinderen tussen 6 maanden en 36 maanden krijgen een dosis van 0,25 ml of een dosis van 0,5 ml. Kinderen die niet eerder griep hebben gehad krijgen na een periode van 4 weken een tweede dosis toegediend (revaccinatie). Influvac wordt door middel van een injectie in een spier of diep onderhuids toegediend. Geschikte injectieplaatsen zijn: de buiten/bovenkant van resp. de bovenarm (musculus deltoïdeus), het bovenbeen (musculus lateralis) en de bil (musculus glutaeus). In het Landelijk draaiboek vaccinatie nieuwe Influenza A (H1N1) 1 adviseert men om een onderhuids abces te voorkomen door de rangeertechniek (Z-techniek) bij het toedienen van de griepprik toe te passen. Contra-indicaties Bij overgevoeligheid voor een werkzame stof of één van de hulpstoffen van Influvac of Vaxigrip wordt de griepprik afgeraden. Als men hoge koorts heeft of een acute infectie, mag de griepprik pas worden toegediend als men hersteld is. Bijwerkingen en complicaties De griepprik kan de volgende bijwerkingen veroorzaken: hoofdpijn; transpireren spierpijn, gewrichtspijn koorts, gevoel van malaise, rillen, vermoeidheid plaatselijke reacties op de plaats waar het vaccin is ingespoten De reacties verdwijnen in de regel 1-2 dagen zonder behandeling. 1 Landelijk draaiboek vaccinatie Nieuwe Influenza A (H1N1); Bijlagenboek, pagina 55, Ministerie VWS, september Vilans Achtergrondinformatie Griepprik: 2 (van 3)

22 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 20 Bijwerkingen die zelden voorkomen zijn: (analfylactische) shock, huidreacties die zich over het hele lichaam uitbreiden, ontsteking van bloedvaten en verkleuring van de huid, stoornissen in het gevoel en veranderingen in het bloed. Indien bijwerkingen ernstige vormen aannemen dient de arts te worden geraadpleegd. Bronnen Bijsluiter Influvac 2009/2010; Solvay Pharma BV; augustus Griep, website RIVM: Griep (externe link). Bijsluiter (Engelstalig) Focetria H1N1 vaccin, Novartis; oktober Bijsluiter Vaxigrip 2010/ 2011; Exmedica; november Vilans Achtergrondinformatie Griepprik: 3 (van 3)

23 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 21 Veiligheidsnaalden In Nederland worden ongeveer prikaccidenten per jaar geregistreerd, 95% daarvan is beroepsgebonden. Prikaccidenten is een verzamelnaam voor alle prik-, snij-, bijt- en spatongelukken, die door bloedcontact kunnen leiden tot ernstige infectieziekten als hepatitis B, hepatitis C en HIV. 1 Veel prikaccidenten vinden plaats tijdens het opruimen van injectienaalden. Voorkomen prikaccidenten Per januari 2012 is er een nieuwe EU-richtlijn van kracht, die het voorkomen van prikaccidenten en veilig werken benadrukt. 2 De landelijke Werkgroep Infectie Preventie adviseert hierover: Steek een gebruikte naald niet terug in de naaldhuls. Doe de naald direct in een speciaal voor dit doel ontworpen container. Gebruik daar waar prikaccidenten substantieel voorkomen naalden met een ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme tegen scherpe letsels. Draai na bloedafname de naald niet van de houder af, maar doe naald en houder in de daarvoor bestemde container. De houder wordt eenmalig gebruikt 3. Soorten veiligheidsnaalden Er zijn meerdere soorten veiligheids- en beschermingsmechanismen: Injectienaalden waarbij de naald na de prikhandeling automatisch terug in de spuit schiet; Injectienaalden waar het beschermkapje aan de naald vast zit. Het beschermkapje is met een duimbeweging over de naald te klikken, waarbij de duim veilig achter de naaldpunt blijft; Injectienaalden waarbij een naaldhuls handmatig over de naald getrokken kan worden zonder de naald aan te raken. Afbeelding: injectienaald met beschermkapje 1 Gebruik veilige naaldsystemen Welk systeem gebruikt wordt hangt af van de doelgroep en de situatie. Het systeem moet ook voor de cliënt veilig zijn. Heb je rustig de tijd met je duim het beschermkapje over de naald te klikken, gebruik dan het systeem met het beschermkapje. Bij een onrustige cliënt heeft een naald die automatisch terugschiet de voorkeur. Op dit moment zijn er meerdere soorten veilige naaldsystemen in de handel. 1 Veilige naaldsystemen voorkomen ernstige infectieziekten, A. van de Graaf en K. Heimeriks, Arbo, december Circulaire KNMP, juli 2012 en Staatsblad augustus 2011, Richtlijn accidenteel bloedcontact, ziekenhuizen landelijke Werkgroep Infectie Preventie, oktober 2012 Vilans Achtergrondinformatie veiligheidsnaalden: 1 (van 1)

24 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 22 Insulinepennen en pennaalden In plaats van een injectiespuit wordt voor het toedienen van insuline vaak een insulinepen gebruikt. Een insulinepen bestaat uit een penhuls die een voorgevuld patroon met insuline bevat. Er kunnen meerdere injecties mee gegeven worden. Insulinepennen Er zijn verschillende soorten insulinepennen: wegwerppennen, de pen wordt in zijn geheel weggegooid als de patroon leeg is; pennen waarbij de patroon wordt vervangen als deze leeg is of 12IE bevat (bij troebele insulines); pennen voor individueel gebruik; pennen voor professioneel gebruik. Bij toediening van meerdere soorten insuline wordt voor elke soort een aparte insulinepen gebruikt. Pennaalden Er zijn pennaalden die geschikt zijn voor alle insulinepennen, maar er zijn ook insulinepennen die alleen gebruikt kunnen worden met bijbehorende pennaalden. De EADV geeft op haar website een overzicht van verschillende insulinepennen die in Nederland te koop zijn en een overzicht van bijbehorende pennaalden zie: (externe link). Over het algemeen wordt geadviseerd om de pennaalden te gebruiken die door de fabrikant bij de betreffende insulinepen geleverd en/of geadviseerd worden. Zo passen Novofine -naalden, BD-naalden en Ypsomednaalden bijvoorbeeld niet op de Autopen 24. Pennaalden zijn er in diverse lengtes en diktes. De te gebruiken maat is afhankelijk van de injectietechniek en de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag van de injectieplaats. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen dikke mensen en kinderen voor het kiezen van de juiste maat van de naald. Voorbeelden van diameter en lengtes van pennaalden: merken diameter (mm) lengtes (mm) Novofine 0,30 8 0,25 6 Insuline naald B-D Microfine 0,25 5 0,25 8 Ypsomed Penfine naald 0,26 6 0,25 8 Novofine 32GTIPr 31G 6 Novofine Autocover 30G 8 Tabel: voorbeelden van diameter en lengte pennaaalden Vilans Materiaalbeschrijving Insulinepennen en pennaalden: 1 (van 2)

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Injecteren

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Injecteren, opzuigen, ontluchten, desinfecteren

Nadere informatie

Diabetes en Hypo- en hyperglycemie

Diabetes en Hypo- en hyperglycemie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 8 Diabetes en Hypo- en hyperglycemie Wat is diabetes Bij diabetes mellitus is de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog. Daarom

Nadere informatie

Diabetes en Hypo- en hyperglycemie

Diabetes en Hypo- en hyperglycemie Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 6 Diabetes en Hypo- en hyperglycemie Wat is diabetes Bij diabetes mellitus is de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog. Daarom

Nadere informatie

Injecteren van insuline

Injecteren van insuline Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 9 Injecteren van insuline Hieronder wordt beschreven hoe insuline geïnjecteerd wordt en welke injectieplaatsen daarvoor gebruikt

Nadere informatie

Injecteren: opzuigen, ontluchten, desinfecteren

Injecteren: opzuigen, ontluchten, desinfecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 4 Injecteren: opzuigen, ontluchten, desinfecteren Injecteren is het met behulp van een injectiespuit en injectienaald vloeistof (medicatie)

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Injectiemethoden...1 Intracutane

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Intracutane injectietechniek...1

Nadere informatie

INSTRUCTIEBROCHURE. voor mensen die Metoject 50 mg/ml gebruiken

INSTRUCTIEBROCHURE. voor mensen die Metoject 50 mg/ml gebruiken INSTRUCTIEBROCHURE voor mensen die Metoject 50 mg/ml gebruiken Inhoud Pagina Inleiding 3 Hoe wordt Metoject 50 mg/ml gebruikt? 4 Het vermijden van plaatselijke huidirritatie 7 Het vermijden van verharding

Nadere informatie

Diabetes mellitus. De behandeling van diabetes mellitus

Diabetes mellitus. De behandeling van diabetes mellitus Diabetes mellitus Diabetes mellitus (suikerziekte) is een ziekte van de stofwisseling; hierbij zit er te veel glucose in het bloed Dat kan twee oorzaken hebben: bil type 1 diabetes maakt het lichaam niet

Nadere informatie

Opdracht 4b: DOSSIERBESPREKING

Opdracht 4b: DOSSIERBESPREKING Opdracht 4b: DOSSIERBESPREKING Namen: Maike de Groot & Mirthe van Loon Gegevens Mirthe: Groep: LV11-4AMC3 Studentnummer: 500527396 Stage afdeling: Docent begeleidster: Werkbegeleiders: Algemene interne,

Nadere informatie

GRIEPVACCINATIE 2012. Waardoor komt het? Wat zijn de verschijnselen? Adviezen

GRIEPVACCINATIE 2012. Waardoor komt het? Wat zijn de verschijnselen? Adviezen GRIEPVACCINATIE 2012 De griepprik zal dit jaar op woensdag 14 november worden gegeven, tussen 15 en 18 uur. Mensen die ervoor in aanmerking komen krijgen ongeveer 2 weken van tevoren een uitnodiging toegestuurd.

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

Zacht en veilig spuiten. Tips en trucs voor het injecteren van insuline.

Zacht en veilig spuiten. Tips en trucs voor het injecteren van insuline. Zacht en veilig spuiten. Tips en trucs voor het injecteren van insuline. Meer vrijheid. Meer vertrouwen. Met mylife. Zacht en veilig spuiten Correcte injectietechniek De insuline wordt in het onderhuidse

Nadere informatie

SkillsTrainingsCentrum Limburg Verpleegkundigen Wijkverpleegkundigen

SkillsTrainingsCentrum Limburg Verpleegkundigen Wijkverpleegkundigen SkillsTrainingsCentrum Limburg Verpleegkundigen Wijkverpleegkundigen Module 1b. Opleiding: Risicovolle en Voorbehouden Handelingen 2013 / 2014 Injecteren, Glucose bepalen, Hechtingen/drains verwijderen

Nadere informatie

HOE GEBRUIK IK ABASAGLAR

HOE GEBRUIK IK ABASAGLAR HOE GEBRUIK IK ABASAGLAR Waarom deze brochure? Uw arts heeft u Abasaglar voorgeschreven. In deze brochure vindt u meer informatie over deze insuline. Daarnaast vindt u in deze brochure een aantal punten

Nadere informatie

Het gebruik van APIDRA in injectieflacon

Het gebruik van APIDRA in injectieflacon EEN GIDS VOOR ALS U BEGINT MET APIDRA (insuline glulisine) 1x 10ML INJECTIEFLACON (100 Eenheden/ml) De Apidra 100 eenheden/ml oplossing voor injectie (in injectieflacon) wordt in een injectieflacon geleverd

Nadere informatie

Informatie over het toedienen van insuline

Informatie over het toedienen van insuline Informatie over het toedienen van insuline Persoonlijk spuitschema van : zonder/met huidplooi loodrecht/schuin buik: (tijdstip) been: (tijdstip) bil: (tijdstip) arm: (tijdstip) 4/5/6 mm naald De diabetesverpleegkundige

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

Intramusculaire injectiemethode

Intramusculaire injectiemethode Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 9 Intramusculaire injectiemethode Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof

Nadere informatie

Zacht en veilig injecteren. Tips en trucs voor het injecteren van insuline.

Zacht en veilig injecteren. Tips en trucs voor het injecteren van insuline. Zacht en veilig injecteren. Tips en trucs voor het injecteren van insuline. Meer vrijheid. Meer vertrouwen. Met mylife. Zacht en veilig injecteren Correcte injectietechniek De insuline wordt in het onderhuidse

Nadere informatie

Studietip Protocol : glycemie bepalen met digitale glucometer. Protocol optrekken insuline

Studietip Protocol : glycemie bepalen met digitale glucometer. Protocol optrekken insuline Leerdoelen i Na het doorwerken van dit hoofdstuk kan je: Op vlotte en nauwkeurige wijze verschillende soorten insulines voorbereiden en toedienen Aangeven en demonstreren hoe een glucometer moet gebruikt

Nadere informatie

BD, BD logo and BD Micro-Fine are trademarks of Becton, Dickinson and Company. 2008 BD. Praktische tips bij het injecteren

BD, BD logo and BD Micro-Fine are trademarks of Becton, Dickinson and Company. 2008 BD. Praktische tips bij het injecteren BD, BD logo and BD Micro-Fine are trademarks of Becton, Dickinson and Company. 2008 BD. Praktische tips bij het injecteren Inhoud Introductie...3 Waar wordt insuline geïnjecteerd?...4 Keuze van de injectieplaats...5

Nadere informatie

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 19

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 19 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 8 Diabetes Mellitus Bij mensen met diabetes mellitus is de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog. Vroeger sprak men ook wel van

Nadere informatie

Methotrexaat (MTX) toedienen Instructiefolder voor kinderen en jongeren met ziekte van Crohn of colitis ulcerosa

Methotrexaat (MTX) toedienen Instructiefolder voor kinderen en jongeren met ziekte van Crohn of colitis ulcerosa Methotrexaat (MTX) toedienen Instructiefolder voor kinderen en jongeren met ziekte van Crohn of colitis ulcerosa Informatiefolder Instructiefolder NNIC folder MTX instructie- kinder uitgave juni 2015 Deze

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Anatomie huid...1 Injecteren,

Nadere informatie

Zelfinjectie bij erectiestoornissen. Poli Urologie

Zelfinjectie bij erectiestoornissen. Poli Urologie 00 Zelfinjectie bij erectiestoornissen Poli Urologie 1 In overleg met uw uroloog heeft u gekozen om zelf medicijnen te injecteren in het zwellichaam van de penis (auto-injectie therapie). Uw behandelend

Nadere informatie

Een injectie Menopur maakt u zelf klaar, waarna u het middel inspuit in de buikplooi.

Een injectie Menopur maakt u zelf klaar, waarna u het middel inspuit in de buikplooi. Prikinstructie Menopur Algemeen: Menopur is een preparaat dat humaan menopauzaal gonadotrofine (hmg) bevat. Doel: stimuleren van de groei en rijping van follikels in de eierstokken Dosering: individueel.

Nadere informatie

Ik gebruik deze perzikkleurige pen: ja. Suliqua. Informatiebrochure SANL.LALI

Ik gebruik deze perzikkleurige pen: ja. Suliqua. Informatiebrochure SANL.LALI Ik gebruik deze perzikkleurige 10-40 pen: ja nee Suliqua Informatiebrochure SANL.LALI.17.03.0170 3 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Wat is Suliqua 10-40 pen en waarvoor wordt dit middel gebruikt? 5 3.

Nadere informatie

Behandeling van reumatische klachten met medicijnen

Behandeling van reumatische klachten met medicijnen Behandeling van reumatische klachten met medicijnen Metoject Behandeling met Metoject In overleg met uw reumatoloog wordt u binnenkort voor uw reumatische klachten behandeld met het geneesmiddel Metoject.

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Anatomie huid...1 Intracutane

Nadere informatie

Interferon therapie (dmv injecties) PATIËNTENBROCHURE

Interferon therapie (dmv injecties) PATIËNTENBROCHURE PATIËNTENBROCHURE Interferon therapie (dmv injecties) U heeft van uw arts gehoord dat u interferon moet gaan gebruiken. Dit kan alleen door middel van injecties worden toegediend. Wat is interferon? Interferon

Nadere informatie

Medicament per subcutane injectie toedienen

Medicament per subcutane injectie toedienen 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Medicament per subcutane injectie toedienen Naam student: Datum: Vaardigheid 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

SEIZOENSGRIEP EN HET GRIEPVACCIN

SEIZOENSGRIEP EN HET GRIEPVACCIN SEIZOENSGRIEP EN HET GRIEPVACCIN Nr. 108 Wat is de klassieke of seizoensgriep In de volksmond wordt er gesproken over de griep, waar het gaat over een zware verkoudheid of een luchtwegeninfectie met enkele

Nadere informatie

Methotrexaat (MTX) toedienen

Methotrexaat (MTX) toedienen Methotrexaat (MTX) toedienen Instructiefolder voor kinderen en jongeren met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Waarom deze folder? Je dokter heeft met je gesproken over het gebruik van methotrexaat

Nadere informatie

Gebruik van antistolling tegen trombose

Gebruik van antistolling tegen trombose Gebruik van antistolling tegen trombose Informatie voor patiënten F0777-6011 november 2014 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester Banninglaan 1 Postbus 411, 2260

Nadere informatie

Medicament per intramusculaire injectie toedienen

Medicament per intramusculaire injectie toedienen 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Medicament per intramusculaire injectie toedienen Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek

Nadere informatie

Methotrexaat (MTX) bij de ziekte van Crohn

Methotrexaat (MTX) bij de ziekte van Crohn Methotrexaat (MTX) bij de ziekte van Crohn Ziekenhuis Gelderse Vallei Uw behandelend arts en/of verpleegkundige specialist heeft met u gesproken over het gebruik van Methotrexaat (MTX). In deze folder

Nadere informatie

Adalimumab (Humira ) toedienen Instructiefolder

Adalimumab (Humira ) toedienen Instructiefolder Adalimumab (Humira ) toedienen Instructiefolder Instructiefolder NNIC folder Humira instructie- kind uitgave juni 2015 Deze folder is tot stand gekomen door samenwerkende IBD verpleegkundigen binnen het

Nadere informatie

EEN LEERLING IN MIJN KLAS HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU?

EEN LEERLING IN MIJN KLAS HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? EEN LEERLING IN MIJN KLAS HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? Inhoudsopgave Wat is Type 1 Diabetes?... p. 6 Wat betekent Type 1 Diabetes in de praktijk?... p. 10 Hoe herken ik een te hoge of te lage bloedglucosewaarde?...

Nadere informatie

EEN LEERLING IN MIJN KLAS HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU?

EEN LEERLING IN MIJN KLAS HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? EEN LEERLING IN MIJN KLAS HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? Inhoudsopgave Wat is Type 1 Diabetes?... p. 6 Wat betekent Type 1 Diabetes in de praktijk?... p. 10 Hoe herken ik een te hoge of te lage bloedglucosewaarde?...

Nadere informatie

Hypo? De behandeling van hypoglycemie 28/01/2019. Hyperglycemie > 150 mg/dl. Hypoglycemie < 70 mg/dl

Hypo? De behandeling van hypoglycemie 28/01/2019. Hyperglycemie > 150 mg/dl. Hypoglycemie < 70 mg/dl De behandeling van hypoglycemie Fabienne Beyaert Hyperglycemie > 150 mg/dl Hypoglycemie < 70 mg/dl Hypo? Hypobrillen: firma BD 1 Afbeelding: diabeter.nl Symptomen: -> indelen in 4 categorieën: - autonome

Nadere informatie

DIEET BIJ CF-GERELATEERDE DIABETES. In deze folder vindt u informatie over het Dieet bij CF-gerelateerde Diabetes

DIEET BIJ CF-GERELATEERDE DIABETES. In deze folder vindt u informatie over het Dieet bij CF-gerelateerde Diabetes DIEET BIJ CF-GERELATEERDE DIABETES In deze folder vindt u informatie over het Dieet bij CF-gerelateerde Diabetes Inhoud 1. Inleiding 3 2. Diabetes bij CF 4 3. Behandeling 4 3.1. Doel van de behandeling

Nadere informatie

Zelfinjectie bij erectiestoornissen

Zelfinjectie bij erectiestoornissen UROLOGIE Zelfinjectie bij erectiestoornissen ADVIES Zelfinjectie bij erectiestoornissen Erectiestoornissen vormen een veelvoorkomend probleem waar meer dan 10 procent van de Nederlandse mannen tussen de

Nadere informatie

Gebruikershandleiding. Taltz 80mg oplossing voor injectie in voorgevulde injectiespuit. Ixekizumab

Gebruikershandleiding. Taltz 80mg oplossing voor injectie in voorgevulde injectiespuit. Ixekizumab Gebruikershandleiding Taltz 80mg oplossing voor injectie in voorgevulde injectiespuit Ixekizumab Voordat u uw voorgevulde injectiespuit gebruikt: Belangrijk om te weten Lees voordat u de Taltz voorgevulde

Nadere informatie

Clexane of Fraxiparine. injecteren thuis

Clexane of Fraxiparine. injecteren thuis Clexane of Fraxiparine injecteren thuis 2 Inleiding Deze folder ondersteunt de mondelinge informatie die u van de arts of verpleegkundige heeft ontvangen. U bent opgenomen in de Ommelander Ziekenhuis Groep

Nadere informatie

Adalimumab (Hyrimoz ) bij IBD

Adalimumab (Hyrimoz ) bij IBD Adalimumab (Hyrimoz ) bij IBD Uw behandelende arts en/of IBD verpleegkundige heeft met u gesproken over het gebruik van Adalimumab (Hyrimoz ). In deze folder krijgt u informatie over de werking en het

Nadere informatie

Maag-Darm-Leverziekten. Instructie zelf toedienen van Methotrexaat (MTX)

Maag-Darm-Leverziekten. Instructie zelf toedienen van Methotrexaat (MTX) Afdeling: Maag-Darm-Leverziekten Onderwerp: Instructie zelf toedienen van Methotrexaat (MTX) Zelf toedienen van Methotrexaat door patiënt of mantelzorger In overleg met uw behandelend arts is besloten

Nadere informatie

Intramusculaire injectiemethode

Intramusculaire injectiemethode Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren Intramusculaire injectiemethode Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof

Nadere informatie

Gebruik van antistolling tegen trombose

Gebruik van antistolling tegen trombose Gebruik van antistolling tegen trombose In overleg met uw arts is afgesproken dat u zichzelf een antistollingsmedicijn gaat toedienen om trombose te voorkomen. Hoe u dat moet doen en waarom leest u in

Nadere informatie

Adalimumab (Humira ) MDL-centrum. Bij de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa

Adalimumab (Humira ) MDL-centrum. Bij de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa Adalimumab (Humira ) Bij de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa Uw behandelend arts en/of IBD verpleegkundige heeft met u gesproken over het gebruik van Adalimumab (Humira ). In deze folder krijgt u informatie

Nadere informatie

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 8

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 8 Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 8 Diabetes Mellitus Bij mensen met diabetes mellitus is de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog. Vroeger sprak men ook wel van

Nadere informatie

Ustekinumab. (Stelara )

Ustekinumab. (Stelara ) Ustekinumab (Stelara ) Inhoud Inleiding 3 Wanneer wordt ustekinumab gebruikt en hoe werkt het? 3 Hoe wordt het gebruikt? 3 Mogelijke bijwerkingen 4 Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid 5 Andere

Nadere informatie

Informatiebrochure voor patienten met diabetes type I

Informatiebrochure voor patienten met diabetes type I Informatiebrochure voor patienten met diabetes type I Injecteren van insuline. De insuline wordt subcutaan toegediend. Om insuline toe te dienen hebt u insulineflacons en insulinespuiten of pennen nodig.

Nadere informatie

MIJN KLEINKIND HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU?

MIJN KLEINKIND HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? MIJN KLEINKIND HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? Inhoudsopgave Wat is Type 1 Diabetes?... p. 6 Wat betekent Type 1 Diabetes in de praktijk?... p. 10 Kan mijn kleinkind dan nog wel langskomen of komen logeren?...

Nadere informatie

MIJN KLEINKIND HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU?

MIJN KLEINKIND HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? MIJN KLEINKIND HEEFT TYPE 1 DIABETES, WAT NU? Inhoudsopgave Wat is Type 1 Diabetes?... p. 6 Wat betekent Type 1 Diabetes in de praktijk?... p. 10 Kan mijn kleinkind dan nog wel langskomen of komen logeren?...

Nadere informatie

Methotrexaat. Voorlichting en spuitinstructie

Methotrexaat. Voorlichting en spuitinstructie Methotrexaat Voorlichting en spuitinstructie Inhoud Toedienen van Methotrexaat 3 Methotrexaat onderhuids toedienen 3 Benodigdheden 3 Werkwijze 4 Bewaren van Methotrexaat 7 Naaldencontainer 7 Als u een

Nadere informatie

Diabetesvoorlichting Spuitinstructie bij diabetes mellitus

Diabetesvoorlichting Spuitinstructie bij diabetes mellitus Diabetesvoorlichting Spuitinstructie bij diabetes mellitus Waarom insuline Uw internist heeft met u besproken dat u behandeld gaat worden met insuline. Insuline zorgt ervoor dat uw bloedglucosespiegel

Nadere informatie

Diabetes mellitus VRAAG OVER UW MEDICIJNEN?? WWW.APOTHEEK.NL

Diabetes mellitus VRAAG OVER UW MEDICIJNEN?? WWW.APOTHEEK.NL Diabetes mellitus WAT IS DIABETES MELLITUS BEHANDELING: MEDICIJNEN EN DIEET WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VUUR U DOEN ADVIES IN EEN PERSOONLIJK GESPREK INFORMATIE MEDICIJNEN OP RECEPT VRAAG

Nadere informatie

Instructie zelf toedienen methotrexaat (MTX) door patiënt of mantelzorger

Instructie zelf toedienen methotrexaat (MTX) door patiënt of mantelzorger Instructie zelf toedienen methotrexaat (MTX) door patiënt of mantelzorger In overleg met uw behandelend arts is besloten zelf onderhuids (subcutaan) te gaan injecteren met methotrexaat (MTX). In deze

Nadere informatie

Vragenlijst in te vullen door verpleegkundigen voor alle diabetespatiënten die injecteren

Vragenlijst in te vullen door verpleegkundigen voor alle diabetespatiënten die injecteren Vragenlijst in te vullen door verpleegkundigen voor alle diabetespatiënten die injecteren Formulier voor diabetesverpleegkundige/educator Vul 1 formulier in per patiënt Codering: Nationale telefooncode

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

1. WAT IS ORGALUTRAN EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT?

1. WAT IS ORGALUTRAN EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT? In deze bijsluiter komen de volgende onderdelen aan bod: 1. Wat is Orgalutran en waarvoor wordt het gebruikt? 2. Wat u moet weten voordat u Orgalutran gebruikt 3. Hoe wordt Orgalutran gebruikt? 4. Mogelijke

Nadere informatie

SoloStar. informatiebrochure

SoloStar. informatiebrochure SoloStar informatiebrochure 2 Inhoudsopgave Bewaren 4 Belangrijke informatie voor gebruik van de SoloStar 5 Leer uw SoloStar kennen 6 Stap 1. Controleer uw insuline 7 Stap 2. Bevestigen van de naald 7

Nadere informatie

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum Beter voor elkaar 2 Inleiding Uw behandelend arts heeft met u gesproken over het gebruik van Adalimumab (Humira).

Nadere informatie

1 injectieflacon Sandostatine 0,2 mg/ml bevat per 5 ml een hoeveelheid octreotide-acetaat, die overeenkomt met 1 mg octreotide.

1 injectieflacon Sandostatine 0,2 mg/ml bevat per 5 ml een hoeveelheid octreotide-acetaat, die overeenkomt met 1 mg octreotide. SANDOSTATINE Novartis Pharma B.V. Postbus 241 6800 LZ Arnhem Telefoon 026-37 82 111 INFORMATIE VOOR DE PATIENT Lees de bijsluiter regelmatig vóór gebruik, ook als u Sandostatine al eerder gebruikte. De

Nadere informatie

zelfinjectie bij erectiestoornissen

zelfinjectie bij erectiestoornissen patiënteninformatie zelfinjectie bij erectiestoornissen U heeft met uw uroloog afgesproken dat u zelf een medicijn gaat spuiten in het zwellichaam van de penis. Dit heet ook wel een auto-injectie-therapie.

Nadere informatie

Praktische gids diabetes: type 2

Praktische gids diabetes: type 2 Praktische gids diabetes: type 2 i n f o r m a t i e v o o r p a t i ë n t e n Praktische gids diabetes: type 2 2 Praktische gids diabetes 3 Inleiding 5 Wat is diabetes mellitus? 6 Soorten diabetes 7 Behandeling

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

Zwangerschapsdiabetes. Diabetesteam IJsselland Ziekenhuis

Zwangerschapsdiabetes. Diabetesteam IJsselland Ziekenhuis Zwangerschapsdiabetes Diabetesteam IJsselland Ziekenhuis Zwangerschapsdiabetes ontstaat tijdens de zwangerschap; meestal rondom de 30 e week. Wat is zwangerschapsdiabetes? Bij diabetes is het glucosegehalte

Nadere informatie

EEN GEZONDE LEVENSSTIJL AANNEMEN

EEN GEZONDE LEVENSSTIJL AANNEMEN EEN GEZONDE LEVENSSTIJL AANNEMEN Eet gezond en gevarieerd Vermijd overgewicht Beweeg voldoende Stop met roken en beperk alcoholgebruik www.diabetescoach.be EEN GEZONDE LEVENSSTIJL AANNEMEN Een gezonde

Nadere informatie

Trastuzumab (Herceptin )

Trastuzumab (Herceptin ) Trastuzumab (Herceptin ) Borstkanker (mammacarcinoom) De diagnose borstkanker is bij u vastgesteld. Dit wordt ook wel een mammacarcinoom genoemd. De behandeling van een mammacarcinoom bestaat uit een operatieve

Nadere informatie

Hypoglycemie bij kinderen en adolescenten met diabetes mellitus

Hypoglycemie bij kinderen en adolescenten met diabetes mellitus Hypoglycemie bij kinderen en adolescenten met diabetes mellitus Dr. G. Massa in samenwerking met de Kinder- en Jeugddiabetesteam Jessa Ziekenhuis Hasselt Hypoglycemie Definitie en voorkomen Oorzaken Symptomen

Nadere informatie

BIJSLUITER INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Firazyr 30 mg oplossing voor injectie, voorgevulde spuit Icatibant

BIJSLUITER INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Firazyr 30 mg oplossing voor injectie, voorgevulde spuit Icatibant BIJSLUITER INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Firazyr 30 mg oplossing voor injectie, voorgevulde spuit Icatibant Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke

Nadere informatie

Tijdelijk een andere bloedverdunner gebruiken rondom uw ingreep

Tijdelijk een andere bloedverdunner gebruiken rondom uw ingreep Tijdelijk een andere bloedverdunner gebruiken rondom uw ingreep Bridging Informatie voor patiënten F1107-2134 februari 2015 Medisch Centrum Haaglanden www.mchaaglanden.nl MCH Antoniushove, Burgemeester

Nadere informatie

Diabetes. Inhoud. In Nederland hebben ongeveer 750.000 mensen diabetes. Van die 750.000 weten 200.000 personen niet dat ze de ziekte hebben.

Diabetes. Inhoud. In Nederland hebben ongeveer 750.000 mensen diabetes. Van die 750.000 weten 200.000 personen niet dat ze de ziekte hebben. Zorg bij diabetes Inhoud Vormen van diabetes 4 Klachten en symptomen 5 Oorzaken 6 Behandeling 7 Leven met diabetes 8 Meer informatie 9 Wat kan Kring-apotheek voor jou betekenen? 10 Diabetes Diabetes is

Nadere informatie

Hypo- en hyperglycaemie

Hypo- en hyperglycaemie Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycaemie 4.1 Inleiding Normaal schommelt het bloedglucosegehalte tussen 4 en 8 mmo/l. Bij mensen met diabetes mellitus is een waarde tussen de 4 en de 10 mmol/l acceptabel. Bij

Nadere informatie

Toujeo Informatiebrochure

Toujeo Informatiebrochure Toujeo Informatiebrochure 3 Inhoudsopgave 1. Wat is Toujeo en waarvoor wordt dit middel gebruikt? 4 2. Hou gebruikt u dit middel? 4 3. Hoe bewaart u dit middel? 7 4. Plekken waar geïnjecteerd kan worden

Nadere informatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Injecteren Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Injecteren 1 Inhoudsopgave Injecteren, opzuigen, ontluchten,

Nadere informatie

Solu-Cortef injecteren in een spier. Intramusculair injecteren van Solu-Cortef Act-O-Vial

Solu-Cortef injecteren in een spier. Intramusculair injecteren van Solu-Cortef Act-O-Vial Solu-Cortef injecteren in een spier Intramusculair injecteren van Solu-Cortef Act-O-Vial In deze folder leest u hoe een injectie met 100mg Solu-Cortef (hydrocortison) in een spier geïnjecteerd moet worden.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding. Taltz 80mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen. Ixekizumab

Gebruikershandleiding. Taltz 80mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen. Ixekizumab Gebruikershandleiding Taltz 80mg oplossing voor injectie in voorgevulde pen Ixekizumab Voordat u uw voorgevulde pen gebruikt: Belangrijk om te weten Lees voordat u de Taltz voorgevulde pen gaat gebruiken

Nadere informatie

De ampullen bevatten de bestanddelen: natriumcarboxymethylcellulose, mannitol en water.

De ampullen bevatten de bestanddelen: natriumcarboxymethylcellulose, mannitol en water. Sandostatine LAR Novartis Pharma B.V. Postbus 241 6800 LZ Arnhem Telefoon 026-37 82 111 Informatie voor de patiënt Lees de bijsluiter regelmatig vóór gebruik, ook als u Sandostatine LAR al enige tijd gebruikt.

Nadere informatie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders Kind met diabetes en intensieve therapie Algemene informatie voor kind en ouders KIND MET DIABETES EN INTENSIEVE THERAPIE ALGEMENE INFORMATIE VOOR KIND EN OUDERS INLEIDING Je bent voor de behandeling van

Nadere informatie

Intramusculair injecteren van Solu-Cortef Act-O-Vial. Polikliniek Endocrinologie

Intramusculair injecteren van Solu-Cortef Act-O-Vial. Polikliniek Endocrinologie Intramusculair injecteren van Solu-Cortef Act-O-Vial Polikliniek Endocrinologie Inleiding In deze folder leest u hoe een injectie met 100mg Solu-Cortef (hydrocortison) in een spier geïnjecteerd moet worden.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding KwikPen ABASAGLAR 100 E/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen Insulin glargine

Gebruikershandleiding KwikPen ABASAGLAR 100 E/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen Insulin glargine Gebruikershandleiding KwikPen ABASAGLAR 100 E/ml oplossing voor injectie in een voorgevulde pen Insulin glargine LEES DEZE HANDLEIDING VOORAFGAAND AAN HET GEBRUIK Lees de gebruikershandleiding door voordat

Nadere informatie

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER GlucaGen HypoKit 1 mg (1 IE), poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie Glucagonhydrochloride

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER GlucaGen HypoKit 1 mg (1 IE), poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie Glucagonhydrochloride BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER GlucaGen HypoKit 1 mg (1 IE), poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie Glucagonhydrochloride Lees de hele bijsluiter zorgvuldig door voordat deze

Nadere informatie

Tijdelijk een andere bloedverdunner gebruiken rondom uw ingreep Bridging

Tijdelijk een andere bloedverdunner gebruiken rondom uw ingreep Bridging Tijdelijk een andere bloedverdunner gebruiken rondom uw ingreep Bridging Wij verzoeken u het bridgingschema in deze folder in te vullen. In overleg met uw arts is afgesproken dat u tijdelijk moet stoppen

Nadere informatie

Diabetes. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg

Diabetes. Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies. Jouw gezondheid is onze zorg Diabetes Vraag je Alphega apotheek om meer informatie en advies Jouw gezondheid is onze zorg Inhoud Diabetes 3 Vormen van diabetes 4 Type1 4 Type2 4 Klachten en symptomen 5 Type1 5 Type2 5 Oorzaken 6 Behandeling

Nadere informatie

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie) COMPLICATIES Lange termijn complicaties Wanneer u al een lange tijd diabetes heeft, kunnen er complicaties optreden. Deze treden zeker niet bij alle mensen met diabetes in dezelfde mate op. Waarom deze

Nadere informatie

Wat u moet weten bij het toedienen van antistolling thuis

Wat u moet weten bij het toedienen van antistolling thuis Wat u moet weten bij het toedienen van antistolling thuis 2 Binnenkort gaat u met ontslag. In het ziekenhuis kreeg u injecties met medicijnen tegen trombose. Thuis moet u de injecties ook toedienen. U

Nadere informatie

Griep, feiten en tips vaccinatie tegen seizoensgriep

Griep, feiten en tips vaccinatie tegen seizoensgriep Griep, feiten en tips vaccinatie tegen seizoensgriep Wat is griep? De wetenschappelijke benaming voor griep is influenza. Griep is een besmettelijke ziekte en wordt veroorzaakt door het influenzavirus.

Nadere informatie

Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen

Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen Ipsen Endocrinologie Increlex (injectie met mecasermine [rdna-herkomst]) Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen Voorlichtingsfolder zoals beschreven

Nadere informatie

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar

Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum. Beter voor elkaar Adalimumab (Humira) bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa Maag-Darm-Levercentrum Beter voor elkaar 2 Inleiding Uw behandelend arts heeft met u gesproken over het gebruik van Adalimumab (Humira).

Nadere informatie

DIABETES MELLITUS. www.benuapotheek.nl

DIABETES MELLITUS. www.benuapotheek.nl DIABETES MELLITUS www.benuapotheek.nl DIABETES MELLITUS DIABETES MELLITUS (SUIKERZIEKTE) IS EEN STOFWISSELINGSZIEKTE WAARBIJ ER TE VEEL GLUCOSE IN HET BLOED ZIT. HIERDOOR KUNNEN BLOEDVATEN EN ZENUWWEEFSEL

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Humuline NPH KwikPen 100 IE/ml LEES DEZE HANDLEIDING VOOR GEBRUIK

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Humuline NPH KwikPen 100 IE/ml LEES DEZE HANDLEIDING VOOR GEBRUIK GEBRUIKERSHANDLEIDING Humuline NPH KwikPen 100 IE/ml LEES DEZE HANDLEIDING VOOR GEBRUIK Lees de gebruikershandleiding door voordat u Humuline gebruikt en elke keer als u een andere Humuline KwikPen 100

Nadere informatie

Verpleegtechnische vaardigheden Injecteren

Verpleegtechnische vaardigheden Injecteren Verpleegtechnische vaardigheden 2017 Zorg-Wijs Floris Versterlaan 19 2316 DZ Leiden info@zorg-wijs.nl 06 20 33 83 86 www.zorg-wijs.nl 2e druk. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag in enige

Nadere informatie

Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen

Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen Ipsen Endocrinologie Increlex (injectie met mecasermine [rdna-herkomst]) Patiënteninformatie over ernstige primaire IGF-1-deficiëntie en hoe Increlex daarbij kan helpen Voorlichtingsfolder zoals beschreven

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycemie

Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycemie Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycemie 4.1 Inleiding Normaal gesproken schommelt het bloedglucosegehalte tussen 4 en 8 mmo/l. Bij mensen met Diabetes Mellitus is een waarde tussen de 4 en de 10 mmol/l acceptabel.

Nadere informatie

Diabetes: zo zit dat Veelgestelde vragen en antwoorden

Diabetes: zo zit dat Veelgestelde vragen en antwoorden Diabetes: zo zit dat Veelgestelde vragen en antwoorden 1 op de 3 Neder landers krijgt diabetes -> Wat is het? -> Hoe herken je het? -> Is het te genezen? Wat is diabetes? Diabetes heet ook wel suikerziekte,

Nadere informatie