Blokkerende werking beslag

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Blokkerende werking beslag"

Transcriptie

1 Beslag- en executierecht Deze kroniek heeft betrekking op 2009, in welk jaar de Hoge Raad vijf arresten op het gebied van beslag heeft gewezen (het zesde te bespreken arrest werd aan het einde van 2008 gewezen). Voorts komen een paar voor de praktijk interessante uitspraken van feitenrechters aan de orde en wordt stilgestaan bij het onderzoeksrapport Conservatoir beslag in Nederland, zekerheid en pressiemiddel van Meijsen en Jongbloed, dat onlangs onder auspiciën van de Raad voor de rechtspraak is verschenen. Ik vermeld hier voorts (zonder die verder te bespreken) enkele interessante publicaties over of verband houdende met het beslag- en executierecht die recent zijn verschenen, zoals het proefschrift van Tuil over verdelingsbeslagen, 1 de bundel opstellen Knelpunten bij beslag en executie, 2 de nieuwe druk van Materieel Beslagrecht, gezamenlijk bewerkt door Mijnssen en Van Mierlo. 3 Vermeldenswaard is ook het proefschrift van Damsteegt-Molier, 4 waarin het blokkeringseffect van art. 453a Rv als relativering uitvoerig aan de orde komt. Blokkerende werking beslag HR 20 februari 2009, NJ 2009, 376 (Ontvanger/De Jong) m.nt. A.I.M. van Mierlo; JBPr 2009, 36 m.nt. L.P. Broekveldt; JOR 2009, 120 m.nt. C. Rijckenberg Dit blokkeringseffect heeft in recente rechtspraak veel aandacht gekregen. Dit arrest ligt in het verlengde van het baanbrekende arrest van de Hoge Raad van 5 september 2008 in de zaak Forward/Huber, besproken in de vorige Kroniek. 5 In dat arrest is uitgemaakt dat het beslag niet leidt tot beschikkingsonbevoegdheid van de beslagene en aan een overdracht van de zaak aan een derde niet in de weg staat, maar dat dit onverlet laat dat de beslaglegger zich op de zaak kan verhalen (zij het dat zulks in dat geval niet meer kon omdat het beslag na de overdracht aan de derde door de voorzieningenrechter was opgeheven en de omstandigheid dat het opheffingsvonnis in hoger beroep was vernietigd, aan die overdracht niet meer kon afdoen). In de onderhavige renvooiprocedure gaat het om een variant, namelijk om de vraag of de blokkerende werking ook tot gevolg heeft dat de beslaglegger zich op de zaak kan verhalen als de schuldenaar en de derde-verkrijger inmiddels in staat van faillissement zijn verklaard. 1. Verdelingsbeslagen. Een studie naar deelgenoten- en maritaal beslag, Den Haag: Boom Juridische uitgevers-2009, door mij besproken in het MvVproefschriftennummer 2010, p Onder redactie van N.E. Faber e.a., Serie Onderneming & Recht, deel 49, Deventer: Kluwer F.H.J. Mijnssen en A.I.M. van Mierlo, Monografieën Privaatrecht, Deventer: Kluwer 2009, besproken door A.W. Jongbloed in TPP 2009, nr. 3, p F. Damsteegt-Molier, Relativering van eigendom, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2009, besproken door J.A. van der Weide in het in noot 1 genoemde proefschriftnummer, p TCR 2009, nr. 1 en inmiddels ook met noot van Van Mierlo gepubliceerd als NJ 2009, 154. Wat was het geval? De Ontvanger had ten laste van DBI executoriaal bodembeslag gelegd op machines die zich op haar bedrijfsterrein bevonden. Die machines waren eigendom van Rodem, de moeder van DBI. Nadat aan DBI surseance van betaling was verleend, werden haar bedrijfsactiviteiten door Rodem voortgezet. Vervolgens heeft de Ontvanger ook ten laste van Rodem (gewoon) executoriaal beslag gelegd op nagenoeg dezelfde machines omdat de Ontvanger ook op Rodem een vordering had. Na die beslaglegging heeft Rodem de machines verkocht en c.p. geleverd aan Maico. DBI, Rodem en Maico zijn vervolgens failliet gegaan. De curator heeft de machines verkocht. De Ontvanger stelde zich op het standpunt dat uit art. 453a lid 1 Rv en art. 3:90 lid 2 BW voortvloeit dat de overdracht van de machines door Rodem aan Maico niet aan hem kon worden tegengeworpen. De machines zouden ten opzichte van de Ontvanger niet tot het vermogen van Maico zijn gaan behoren en het beslag zou dan niet door het faillissement van Maico ex art. 32 Fw zijn komen te vervallen, aldus de Ontvanger. In de literatuur wordt over het blokkeringseffect van art. 453a lid 1 Rv enerzijds verdedigd dat de beslagene relatief dat wil zeggen ten opzichte van alleen de beslaglegger beschikkingsonbevoegd is en in die visie hebben de machines het vermogen van Rodem niet verlaten. Anderzijds wordt verdedigd dat het beslag zaaksgevolg heeft. Dit wil zeggen toegepast op het onderhavige geval dat de machines weliswaar tot het vermogen van Maico zijn gaan behoren, maar het beslag daarop is blijven rusten, zodat de Ontvanger daarop buiten de (andere) schuldeisers van Maico om verhaal zou kunnen nemen (en zo was door de Ontvanger ook subsidiair betoogd). Zie over deze visies, literatuur en rechtspraak in dat kader, waaronder ook het arrest uit 2008, de conclusie van A-G Wesseling van Gent voor het arrest (en ook de hiervoor vermelde publicaties van Mijnssen en Van Mierlo (p ) en Damsteegt-Molier (p )). De A-G stelt dat met het arrest uit 2008 het pleit ten gunste van de opvatting over het zaaksgevolg is beslecht. In die opvatting hebben de machines het vermogen van Rodem verlaten, zodat het faillissement van Rodem en art. 33 Fw inderdaad geen rol spelen. De Hoge Raad herhaalt dat de regel van art. 453a lid 1 Rv dat een na de inbeslagneming tot stand gekomen vervreemding niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen meebrengt dat de beslaglegger bevoegd blijft zijn door de inbeslagneming ingeleide uitoefening van zijn recht zich op de in beslag genomen zaak te verhalen voort te zetten, ook al maakt de zaak geen deel meer uit van het vermogen van de schuldenaar. De Hoge Raad voegt daaraan toe dat de beslaglegger die bevoegdheid ook houdt indien de schuldenaar (Rodem) in staat van faillissement wordt verklaard. Het faillissement van de derde-verkrijger (Maico) heeft ex art. 33 lid 2 Fw echter tot gevolg dat de beslaglegger de zaak niet meer kan uitwinnen alsof er geen faillissement was. Zijn uit art. 453a lid 1 Rv voortvloeiende verhaalsbevoegdheid is weliswaar niet tenietgegaan, maar kan nog slechts door de curator worden uitgeoefend. De beslaglegger heeft, ook al is de gefailleerde (zoals i.c. Maico) niet zijn schuldenaar, geen aanspraak op een afzonderlijke uitkering van de opbrengst, maar zal 89

2 overeenkomstig zijn rang (i.c. het aan de Ontvanger toekomende voorrecht ex art. 21 IW 1990) in die opbrengst moeten delen, aldus het arrest. Kritisch over het arrest is Van Mierlo in zijn NJ-noot. Hij meent dat vanwege het met het zaaksgevolg vergelijkbaar effect van een beslag een andere benadering voor de hand zou hebben gelegen. Als de derde-verkrijger (en ook diens schuldeisers) zich de in weerwil van de vervreemding in stand gebleven verhaalsbevoegdheid van de beslaglegger moet(en) laten welgevallen, waarom zou dat dan anders moeten zijn als die derde in staat van faillissement is verklaard? Weliswaar gaat die bevoegdheid over op de curator, maar dan zou eerst de beslaglegger uit de opbrengst moeten worden voldaan. Broekveldt meent in zijn JBPr-noot (anders dan Rijckenberg in haar JOR-noot) dat uit het arrest volgt dat beslaglegger uit de opbrengst van de desbetreffende goederen moet worden voldaan. Hij wijst erop dat de hiervoor weergegeven kernoverweging van het arrest vrijwel woordelijk overeenkomt met hetgeen de Hoge Raad in een arrest van ruim zestig jaar geleden al had overwogen in een enigszins vergelijkbaar geval (NJ 1944/45, 576). Het ging daar om het bijzondere voorrecht van de verhuurder op roerende zaken die tot stoffering van het gehuurde dienden, ongeacht de vraag of die zaken aan de verhuurder of aan een derde toebehoorden. De woorden bevoorrecht op de opbrengst van de zaak dienen in de context van dat eerdere arrest aldus te worden begrepen dat de beslaglegger zich ondanks het faillissement van de derde-verkrijger op de betreffende goederen kan blijven verhalen, zij het dat dit verhaal via de curator en daarmede door het faillissement loopt. Bevoorrecht is dan niet in strikte zin op te vatten (ten opzichte van pand en hypotheek), maar in de zin van een feitelijke verhaalsgerechtigdheid bij voorrang met betrekking tot die specifieke goederen, aldus Broekveldt. Vormerkung en posterieur beslag HR 6 februari 2009, NJ 2009, 344 m.nt. A.I.M. van Mierlo; JBPr 2009, 16 m.nt. L.P. Broekveldt Een bijzondere vorm van blokkering is de Vormerkung, een figuur die op 1 september 2003 in het kooprecht is ingevoerd. Vormerkung is de inschrijving van de koop van een registergoed in de openbare registers (zie art. 7:3 BW). Deze inschrijving biedt de koper gedurende zes maanden bescherming tegen de aan de levering voorafgaande wanprestatie van de verkoper, die het registergoed aan een derde levert. De inschrijving beschermt de koper voorts tegen beslaglegging en faillissement van de verkoper. Art. 7:3 BW strekt ertoe te bewerkstelligen dat de koper het registergoed daadwerkelijk (onbelast) geleverd krijgt (in plaats van dat hij bij bijvoorbeeld beslag of levering aan een derde genoegen moet nemen met een schadevergoeding). In het geval dat leidde tot dit arrest was de aanleiding een claim tegen de notaris, die betrokken was bij de verkoop en levering van een recht van erfpacht. Na de inschrijving van de koopovereenkomst werd door de bank ten laste van de verkopers op dit recht van erfpacht conservatoir beslag gelegd. Dat recht werd daags na dat beslag ten overstaan van de notaris aan de koper geleverd, waarna de notaris uit de koopsom de hypotheekhouder en een eerdere beslaglegger heeft voldaan en het restant heeft uitgekeerd aan de verkopers. De bank heeft na de levering van het recht van erfpacht het beslag opgeheven, maar zich jegens de notaris op het standpunt gesteld dat deze onrechtmatig had gehandeld door in weerwil van het beslag het restant van de koopsom aan de verkopers uit te keren. De vordering van de bank werd in feitelijke instanties afgewezen. In cassatie betoogt de bank dat de inschrijving slechts relatieve werking heeft (in die zin dat haar posterieure beslag tegen een ieder werking heeft, behalve tegen de koper) en dat om die reden de bank na de levering aan de koper mee dient te delen in het restant van de koopsom. De Hoge Raad overweegt dat de met de regeling beoogde bijzondere bescherming van de koper meebrengt dat de beslaglegger na de tijdige levering zijn beslag tegen die koper niet kan vervolgen. Een verdergaande werking van de inschrijving is voor het bereiken van die bescherming niet vereist, maar dat heeft volgens de Hoge Raad niet tot gevolg dat het beslag, nadat het beslagen goed het vermogen van de verkoper heeft verlaten, komt te rusten op de verkoopopbrengst. Conversie van een beslag in een beslag op een ander goed kan alleen op grond van een uitdrukkelijke wetsbepaling, die hier ontbreekt. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de schuldeisers van de verkoper derdenbeslag op de koopsom onder de koper of de notaris dienen te leggen, aldus het arrest. Van Mierlo stelt in zijn NJ-noot dat derdenbeslag onder de koper niet (goed) mogelijk is. Een beslag onder de notaris treft volgens hem alleen het restant van de koopsom. De beslaglegger die vóór de Vormerkung beslag heeft gelegd, is daarom beter af dan de posterieure beslaglegger, volgens Van Mierlo ten onrechte en hij stelt daarom een wetswijziging voor die erin voorziet dat diens beslag op het registergoed ex lege wordt geconverteerd in een beslag op de restantkoopsom. Broekveldt meent in zijn JBPr-noot dat volgens de wetgever en, zo leest hij het arrest, mogelijk ook volgens de Hoge Raad uit het oogpunt van verhaal en rangorde geen onderscheid mag worden gemaakt tussen voor of na de Vormerkung ten laste van de verkoper gelegde verhaalsbeslagen, mits het juiste posterieure beslag is gelegd. De opvatting in de Beslagsyllabus dat het niet raadzaam zou zijn om aan een schuldeiser van de koper verlof te verlenen om beslag op de koopsom onder de koper of onder de notaris te leggen, en de nog verdergaande opvatting van het Hof Arnhem dat zo n beslag in strijd zou zijn met de bescherming die de Vormerkung beoogt, zijn daarom volgens Broekveldt onjuist. Hij wijst er voorts op dat de Hoge Raad in het arrest niet spreekt over het restant van de opbrengst, maar over de opbrengst van het verkochte goed en meent dat schuldeisers die na de inschrijving van de koop beslag leggen op de koopsom, niet afgescheept mogen worden met alleen het eventuele overschot daarvan. 90

3 Verlofbeschikking en hogere voorziening? HR 25 september 2009, NJ 2009, 460, JPBr 209, 55 m.nt. M.A.J.G. Janssen De curatoren van Ceteco vragen verlof om het leggen van conservatoir beslag op aandelen die Hagemeyer houdt in een aantal vennootschappen. Dit tot zekerheid van verhaal van een vordering van 190 miljoen, zijnde het tekort in het faillissement van Ceteco, waarvoor curatoren (onder meer) Hagemeyer aansprakelijk houden. Hagemeyer heeft het beslag zwart gemaakt (dat wil zeggen dat zij de voorzieningenrechter op voorhand heeft verzocht op het verzoek te worden gehoord). Het verlof wordt niettemin verleend. Hagemeyer gaat in hoger beroep, zulks in weerwil van art. 700 lid 2 laatste volzin Rv. Daarin is bepaald dat een hogere voorziening tegen een gegeven verlof (anders dan tegen een weigering daarvan) niet is toegelaten. Hagemeyer verwijst naar HR 15 februari 2002, NJ 2002, 197, waarin is geoordeeld dat in het geval de schuldenaar is gehoord, sprake is van een beschikking op tegenspraak, waartegen wel een hogere voorziening openstaat. Het hof verklaart Hagemeyer niet-ontvankelijk. Dit is volgens de Hoge Raad terecht omdat (1) de mogelijkheid om ex art. 705 Rv opheffing van het beslag te vorderen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang biedt om tegen het beslag op te komen; (2) het uit het oogpunt van rechtszekerheid niet wenselijk zou zijn de geldigheid van een gegeven verlof, waarop moet kunnen worden voortgebouwd, afhankelijk te laten zijn van een hogere voorziening; en (3) art. 720 Rv, waarin zij het in ander verband uitdrukkelijk het geval is vermeld dat de schuldenaar is gehoord voordat verlof tot het leggen van beslag wordt verleend (het betreft het beslag op periodieke uitkeringen), zodat niet kan worden aangenomen dat dit geval in de context van art. 700 lid 2 Rv aan de aandacht van de wetgever is ontsnapt. Daarom moet volgens de Hoge Raad worden geoordeeld dat de wetgever geen uitzondering op het rechtsmiddelenverbod van art. 700 lid 2 Rv heeft willen maken voor het geval de schuldenaar is gehoord. Een en ander laat onverlet dat er aanleiding kan bestaan voor een doorbreking van dat rechtsmiddelenverbod op de grond dat art. 700 lid 2 Rv ten onrechte niet, ten onrechte wel of met verzuim van essentiële vormen is toegepast, maar dat was in dit geval niet aan de orde. Redegevend voor het andersluidende oordeel in het arrest van 15 februari 2002 was dat het daar ging om een verlof dat was gegeven door de Arubaanse rechter en in het toenmalige Arubaanse Rv geen rechtsmiddelenverbod was opgenomen. Ook A-G Wesseling-van Gent is van mening dat, anders dan in het Arubaanse geval, hoger beroep niet mogelijk is. Zij merkt op dat in de onderhavige zaak bij de beslissing van de voorzieningenrechter na het horen van Hagemeyer sprake is van eenzelfde beoordeling van de belangen van de beslaglegger en de beslagene als in een opheffingskortgeding. Hoger beroep van de verlofbeschikking is dan een doublure. Dat is ondoelmatig en dus ongewenst (zie par van haar conclusie). Verrekeningsverbod en eigenbeslag; misbruik van beslagrecht? HR 27 november 2009, RvdW 2009, 1409; JBPr 2010, 5 m.nt. M.R. van Zanten; JOR 2010, 36 m.nt. A.J. Tekstra Eigenbeslag is (conservatoir of executoriaal) beslag van een schuldeiser op vorderingen die zijn debiteur op hem heeft of krachtens een ten tijde van het beslag bestaande rechtsverhouding op hem zal verkrijgen. Het is een vorm van derdenbeslag, in die zin dat de hoedanigheid van schuldeiser en derdebeslagene in een en dezelfde persoon zijn verenigd. Uit de parlementaire geschiedenis 6 blijkt dat de schuldeiser die in afwachting is van zijn bevoegdheid tot verrekening er belang bij kan hebben alvast conservatoir beslag te leggen op hetgeen hij zelf aan zijn debiteur verschuldigd is. Het onderhavige arrest gewezen in een reeks van verwikkelingen tussen de Ontvanger en een belastingschuldige, Van Kampen laat zien dat eigenbeslag mogelijk is als er in het geheel geen mogelijkheid tot verrekening is en die er ook niet zal komen, ook als met dat eigenbeslag een ten gunste van die debiteur gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling wordt gefrustreerd. Dit laatste in tegenstelling tot de Beslagsyllabus, die vermeldt dat in dat geval geen verlof wordt verleend. Het ging bij die ten gunste van Van Kampen uitvoerbaar bij voorraad toegewezen vordering om de terugbetaling van hetgeen de Ontvanger eerder op grond van een nietig dwangbevel voor een aanslag IB/PH 1996 van Van Kampen had geïncasseerd. De Ontvanger had zich echter op het standpunt gesteld dat hij die terugbetaling kon verrekenen met die aanslag en had daarnaast met verlof van de voorzieningenrechter op die terugbetalingsvordering eigenbeslag gelegd. Art. 24 IW 1990 zoals dat ten tijde van deze verwikkelingen gold sloot verrekening ex art. 6:127 BW echter uit. In twee andere procedures tussen Van Kampen en de Ontvanger was uitgemaakt dat de Ontvanger op grond van art. 24 IW 1990 slechts schulden en vorderingen over en weer kon verrekenen indien deze zagen op rijksbelastingen of op andere belastingen en heffingen waarvan de invordering aan de Ontvanger is opgedragen, 7 maar dat verrekening door de Ontvanger op de voet van art. 6:127 BW wel mogelijk is indien sprake is van uitsluitend civielrechtelijke vorderingen en schulden. 8 In de onderhavige procedure tussen deze partijen (die dan leidt tot het derde arrest van de Hoge Raad) vorderde de Ontvanger een verklaring voor recht dat het leggen van het eigenbeslag hem vrijstond. Die verklaring werd in eerste aanleg toegewezen, maar het hof oordeelde het ongerijmd en onaanvaardbaar dat de Ontvanger het desbetreffende bedrag dat hij enkel in zijn macht had verkregen op grond van een nietig geoordeeld dwangbevel toch onder zich zou kunnen houden op grond van een eigen- 6. Wijziging Rv e.a.w. Inv. 3, 5 en 6, p HR 29 oktober 2004, NJ 2005, HR 14 juli 2006, NJ 2006,

4 beslag ter zake van een vordering waarvan was beslist dat deze zich niet voor verrekening leende. Volgens de Hoge Raad gaat dit oordeel voor zover het berust op de opvatting dat de Ontvanger niet bevoegd was tot het leggen van eigenbeslag omdat hij zijn vordering niet kon verrekenen met de terugbetalingsverplichting uit van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad wijst erop dat de mogelijkheid van eigenbeslag juist in de wet is voorzien voor gevallen waarin degene die beslag onder zichzelf wil leggen, geen mogelijkheid heeft tot verrekening, zoals in dit geval de Ontvanger op grond van het bepaalde in art. 24 (oud) IW Volgens de Hoge Raad sluit die bepaling naar haar aard en strekking de onderhavige beslaglegging niet uit, terwijl de Ontvanger daarbij ook nog een ander zelfstandig belang had omdat inmiddels onder hem ten laste van Van Kampen derdenbeslag was gelegd (door het LISV). Art. 24 IW 1990 is per 1 januari 2007 verruimd doordat het verrekening mogelijk maakt van met belastingen en heffingen verband houdende vorderingen en schulden (kritisch hierover is Tekstra in zijn JOR-noot). Het arrest blijft zijn betekenis behouden voor andere gevallen waarin verrekening (al dan niet contractueel) is uitgesloten. Het eigenbeslag is in de onderhavige omstandigheden niet zonder meer misbruik van recht en voor zover het hof zou hebben geoordeeld dat daarvan wel sprake zou zijn, is dat onbegrijpelijk, aldus voorts het arrest. De vermelding in de Beslagsyllabus is daarmee niet in overeenstemming. Van Zanten stelt in zijn JBPrnoot dat, indien het vorderingsrecht in het beslagrekest summierlijk is aangetoond en verrekening niet mogelijk is, de verzoekende crediteur recht en belang heeft bij het beslag op alle vermogensbestanddelen van de debiteur, waaronder ook begrepen de vordering die laatstgenoemde op hem heeft en die wellicht door de rechter is toegewezen. Dat de vordering van de eigenbeslaglegger nog niet vaststaat, doet volgens Van Zanten daaraan niet af. Beslag op aandeel deelgenoot in gemeenschap HR 19 december 2008, NJ 2009, 26; JOR 2009, 93 m.nt. L. Timmerman Ook in deze zaak ging het om een beslag van de Ontvanger. Dit beslag strekte tot verhaal van aanslagen IB voor totaal zo n 1,4 miljoen ten laste van A en het beslag was gelegd op een aantal onroerende zaken. Twee zaken behoorden mede in eigendom toe aan B, de echtgenote van A. A stelde dat het beslag op die zaken geen doel had getroffen omdat Ontvanger slechts beslag had kunnen leggen op zijn aandeel in die zaken. Het hof was van oordeel dat het evident was dat de Ontvanger slechts het aandeel van A in beslag kon nemen en ook in beslag had genomen. Voorts viel volgens het hof niet in te zien waarom de betekening aan B, als bedoeld in art. 505 Rv, op straffe van nietigheid had behoren plaats te vinden nu haar aandeel niet in beslag was genomen en haar niet kon worden ontnomen. De Hoge Raad overweegt daarvoor verwijzend naar een eerder arrest 9 dat het hof heeft miskend dat het aandeel van een deelgenoot in een gemeenschap een vermogensrecht van andere aard is dan de eigendom van tot de gemeenschap behorende zaken. Uitgangspunt moet zijn dat bij het leggen van beslag wordt gespecificeerd op welk vermogensrecht het beslag wordt gelegd. Bij de executie zal het daarbij te verkopen goed immers moeten zijn gespecificeerd. Het proces-verbaal van beslaglegging dient mede ertoe vast te stellen welk goed van de schuldenaar zal worden verkocht. Niet kan worden aanvaard dat een beslag dat blijkens het proces-verbaal is gelegd op een niet aan de schuldenaar toebehorend recht op een goed, zou kunnen worden gewijzigd in een beslag op een wel aan die schuldenaar toebehorend recht op dat goed, aldus het arrest. De Hoge Raad acht wel juist het oordeel dat art. 505 Rv slechts betekening aan de geëxecuteerde voorschrijft en niet meebrengt dat, indien het beslag is gelegd op het aandeel van het geëxecuteerde in een onroerende zaak, het proces-verbaal ook aan de mede-eigenaar moet worden betekend. Verklaring(sprocedure) HR 13 februari 2009, NJ 2009, 106; JOR 2009, 121; JBPr 2009, 24 m.nt. H.L.G. WietenRb Zwolle/ Lelystad 25 februari 2009, JOR 2009, 121 Rb. Amsterdam, 20 mei 2009, JPBr 2010, 13 m.nt. Van Rijswijk Wat is de positie van de derde-beslaglegger die verklaart dat hij niets aan de beslagene verschuldigd is? De derde, Bos, was (via een stichting) financieel directeur van twee zustervennootschappen. Een van die vennootschappen, Montecorona, was met A. overeengekomen dat zij een bedrag van ƒ aan A. zou betalen ter afkoop van diens optierecht op bepaalde, aan Montecorona toebehorende onroerende zaken. Deze afkoopsom was door haar zustervennootschap, Kronenberg, overgeboekt op de privérekening van Bos, die het bedrag vervolgens had overgemaakt op een op zijn naam geopende rekening bij een Zwitserse bank. Bos had aldaar een bedrag opgenomen van en dat bedrag contant aan A. betaald en vervolgens een halfjaar later het restant opgenomen en aan A. betaald. De Ontvanger had voor de tweede opname ten laste van A. executoriaal derdenbeslag gelegd onder Bos. Bos verklaarde vervolgens dat hij op de dag van de beslaglegging niets aan A. verschuldigd was en ook nadien niets aan hem verschuldigd was geworden. De Ontvanger vorderde dat Bos zou worden veroordeeld tot betaling van hetgeen deze in weerwil van het beslag aan A. had betaald. Bos verweerde zich daartegen met de stelling dat hij niets aan A. verschuldigd was, maar slechts Montecorona een schuld aan A. had, dat hij de op de Zwitserse bankrekening aangehouden gelden hield voor Montecorona en in opdracht en voor rekening van laatstgenoemde haar schuld had betaald. Dat verweer werd door het hof verworpen, waarbij het bewijsaanbod 9. HR 30 maart 2001, NJ 2002,

5 van Bos werd gepasseerd omdat dit onvoldoende was gespecificeerd. Ten onrechte, aldus de Hoge Raad, die oordeelt dat de bewijslast van de stelling dat A. een vordering op Bos had op de Ontvanger rust en dat dit niet anders wordt door de omstandigheid dat het in casu ging om een verklaringsprocedure als bedoeld in art. 477a lid 2 Rv. Weliswaar geldt dat de derdebeslagene gehouden is zijn verklaring zo veel mogelijk te staven met gegevens en bescheiden, maar omdat het hof niet had vastgesteld dat Bos daarin was tekortgeschoten, had als uitgangspunt te gelden dat Bos zijn betwisting voldoende had gemotiveerd. Het bewijsaanbod van Bos is dan te kwalificeren als een aanbod tot het leveren van tegenbewijs door getuigen, waaraan volgens vaste rechtspraak niet de eis mag worden gesteld dat het is gespecificeerd. Volgens de Rechtbank Zwolle/Lelystad is een niet-ondertekende en niet met redenen omklede en niet met bescheiden gestaafde brief, waarin wordt aangekondigd dat de verklaring nog door de derde-beslagene in te schakelen accountant zal worden opgemaakt, geen voldoende gemotiveerde verklaring. In het door de Amsterdamse rechtbank beoordeelde geval had de derde-beslagene in het geheel geen verklaring gedaan. Op grond van art. 477a lid 1 Rv kan de derde dan worden gedagvaard tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd in casu ruim 13,8 miljoen als ware de derde-beslagene daarvan zelf schuldenaar. Deze stok achter de deur kan betekenen dat de derde-beslagene indien veroordeeld aan de beslaglegger meer dient af te dragen dan hij aan de beslagene verschuldigd is. Nadat de derde-beslagene was gedagvaard, poogde hij alsnog een gerechtelijke verklaring te doen art. 477a lid 1 Rv bood hem die mogelijkheid ook door in de conclusie van antwoord te stellen dat het beslag geen doel had getroffen, zulks onder verwijzing naar een brief van de administrateur aan de accountant van de beslaglegger. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring niet voldoet aan de vereisten van art. 476a lid 2 jo. art. 476b Rv omdat deze niet door de derde-beslagene was gedagtekend en ondertekend, onvoldoende met redenen was omkleed en niet was vergezeld van een afschrift van tot staving dienende bescheiden. Volgens de rechtbank is die verklaring gelijk te stellen met de situatie waarin in het geheel geen verklaring is afgelegd. De derde-beslagene wordt vervolgens op de voet van art. 477a lid 1 Rv veroordeeld tot betaling van 14,6 miljoen. Van Rijswijk merkt in zijn JBPr-noot op dat de derde die wordt aangesproken omdat hij verzuimd heeft te verklaren, dat niet alsnog bij conclusie dient te doen, doch in plaats daarvan bij die conclusie een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring moet overleggen die voldoet aan het bepaalde in art. 476a Rv jo. art. 476b lid 2 Rv. Omvang bankbeslag; moment van creditering? Rb. Amsterdam 2 september 2009, JBPr 2009, 14 m.nt. A.W. JongbloedBeslag ten laste van bank Hof Amsterdam 10 februari 2009, JOR 2009, 74 Na een op 7 februari om uur ten laste Mediscan onder de Postbank gelegd conservatoir derdenbeslag verklaarde de Postbank dat dit beslag geen doel had getroffen. Op die 7e februari stond echter door middel van een spoedoverboeking via Interpay een aanzienlijk bedrag ter beschikking aan Mediscan. Volgens de Postbank betekende dit niet dat daarmee de gelden op de rekening van Mediscan stonden. Daarvoor zouden eerst nog bepaalde controlehandelingen door de Postbank nodig zijn (geweest) en aldus waren de gelden pas geboekt en gecrediteerd 12 minuten nadat het beslag was gelegd, zodat die gelden niet onder dat beslag vielen. Dit betoog wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt dat op het moment dat de door Interpay ten behoeve van de overboeking verzonden gegevens door de Postbank (om uur) waren ontvangen, de Postbank jegens Mediscan gehouden was haar rekening met het overgeboekte bedrag te crediteren, waarmee Mediscan behoudens eventuele verrekening met een negatief saldo voordat het beslag werd gelegd een vordering op de Postbank verkreeg ter grootte van het overgeboekte bedrag. Dat zoals hiervoor opgemerkt bij het horen van de beslagdebiteur dezelfde beoordeling plaatsvindt als in een opheffingskortgeding, blijkt ook uit het door het Amsterdamse hof gewezen arrest. Dit horen vond niet plaats omdat de beslagdebiteur, Z., het beslag zwart had gemaakt, maar omdat Z. een bankinstelling was en in art. 700 lid 4 Rv is bepaald dat in dat geval verlof slechts kan worden verleend indien de bank vooraf in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Het verlof werd geweigerd en de beslaglegger tekende daartegen hoger beroep aan, echter tevergeefs. Het hof overweegt namelijk dat ook indien blijkt van de deugdelijkheid van de vordering, een belangenafweging moet plaatsvinden. Het door de beslaglegger gestelde belang bij verhaal in het geval van insolventie van Z., is geen belang omdat het beslag daartegen geen zekerheid biedt. Nu Z. onder toezicht van De Nederlandsche Bank staat, is er voorts geen reëel risico dat Z. vermogensbestanddelen aan verhaal zou onttrekken. Daartegenover staat dat ernstig rekening moet worden gehouden met zeer verstrekkende gevolgen. Door beslaglegging zou het vertrouwen in Z. ongerechtvaardigd worden geschaad met mogelijk verstrekkende gevolgen, niet alleen voor Z. zelf, maar ook voor het financieel stelsel als geheel, aldus het hof. De tegenwerping van de verzoeker dat Z. dit zou kunnen voorkomen door zekerheid te stellen, wijst het hof van de hand omdat het verlof tot het leggen van conservatoir beslag niet bedoeld is als drukmiddel om een vorm van zekerheid te verkrijgen waarmee de paritas creditorum van art. 3:277 lid 1 BW wordt doorbroken. Het hof overweegt voorts dat het risico verbonden aan het verlenen van verlof zich ook kan manifesteren indien dit verlof niet gevolgd wordt door daadwerkelijke beslaglegging. 93

6 Filiaal; bevoegdheid voorzieningenrechter en betekening Vzr. Rb. Amsterdam 20 november 2008, NJF 2009, 5 Vrz. Rb. Alkmaar 1 april 2009, JBPr 2009, 47 m.nt. M.A.J.G. Janssen; JOR 2009, 301 Een exploot houdende derdenbeslag op een bankrekening van de beslagdebiteur kan volgens de Amsterdamse voorzieningenrechter op ieder kantoor van de desbetreffende bank worden betekend. Kantoor in de zin van art. 50 Rv is de locatie waar de handelingen die het exploot betreffen plegen te worden verricht. Nu in de praktijk een klant een betalingsopdracht op ieder kantoor kan laten bezorgen en deze vervolgens naar het centrale kantoor van de bank wordt gestuurd voor verwerking, kan dit ook met een beslagexploot. Men zou kunnen denken dat met een analoge redenering ook de voorzieningenrechter binnen wiens rechtsgebied het bankfiliaal is gelegen ex art. 700 lid 1 Rv bevoegd is om van het verzoek om verlof tot die beslaglegging kennis te nemen, ook al doet de beslagene zijn bankzaken bij een filiaal gelegen buiten dat rechtsgebied, maar dat is niet zo. Aldus de Alkmaarse voorzieningenrechter, die opmerkt dat als die redenering zou worden gevolgd bij deze conservatoire derdenbeslagen alle voorzieningenrechters in Nederland bevoegd zouden zijn om te beslissen op verzoekschriften daartoe. Art. 700 lid 1 Rv zou dan een loze bepaling worden. Mijns inziens gaat die redenering inderdaad niet op, omdat art. 700 lid 1 Rv aansluit bij de woonplaats als bedoeld in art. 1:14 BW het moet gaan om een aangelegenheid die het filiaal betreft en dat is beperkter dan kantoor in de zin van art. 50 Rv. Beslagvrije voet Vzr. Rb. Assen 19 februari 2009, NJF 2010, 136 Voor een beslag op periodieke uitkeringen geldt een beslagvrije voet, die moet waarborgen dat de schuldenaar van zijn inkomen voldoende overhoudt om in de noodzakelijke kosten van zijn bestaan te kunnen voorzien. In dit geval had de schuldeiser geen beslag gelegd op het inkomen van de schuldenaar maar op haar bankrekening, en dit beslag trof de op de dag van de beslaglegging bijgeschreven WWB-uitkering. De voorzieningenrechter overweegt dat de wet op zichzelf genomen zich niet verzet tegen deze wijze van beslaglegging, ook niet wanneer daardoor feitelijk inkomen wordt beslagen dat onder het bereik van de beslagvrije voet valt, die van toepassing zou zijn geweest wanneer het beslag onder de uitkerende instantie zou zijn gelegd. Nu geld als zodanig geen individualiseerbaar goed is, kan een banksaldo door een schuldeiser in het algemeen niet tot zijn bron worden herleid, aldus de voorzieningenrechter, die echter wel van oordeel is dat het beslag onrechtmatig is nu dit beslag is gelegd op de dag dat bedoelde uitkering was bijgeschreven, de beslagene vervolgens en voortvarend aan de deurwaarder gemotiveerde opgave heeft gedaan van haar inkomen en heeft gevraagd welke gegevens nodig waren om de beslagvrije voet te berekenen en had verzocht het beslag op te heffen, terwijl de schuldeiser vanaf dat moment wist dat door het beslag feitelijk bedoelde waarborg werd gefrustreerd, maar zij niettemin weigerde het beslag op te heffen. Onderzoeksverslag Conservatoir beslag in Nederland; zekerheid en pressiemiddel, M. Meijsen en A.W. Jongbloed Het onderzoek neemt de evenwichtigheid van het Nederlandse systeem van conservatoir beslag onder de loep. De onderzoekers menen dat de ontwikkelingen in de regeling in de loop der tijden hebben geleid tot een versterking van de positie van de beslaglegger, met als gevolg een verslechtering van de mogelijkheden voor de beslagene om zich succesvol tegen een beslag te kunnen verweren. De eerste waarborg, de verloftoets, is een ex parte beoordeling waarbij de belangen van de beslagene onderbelicht blijven. Het opheffingskortgeding dat wordt gezien als hét middel om tegen onterecht beslag op te treden, zou door advocaten maar beperkt worden ingezet omdat de kans op succes door hen laag wordt ingeschat. Het sluitstuk van de bescherming van de belangen van de beslagene de aansprakelijkheid van de beslaglegger voor schade door onrechtmatig beslag biedt volgens de onderzoekers evenmin voldoende tegenwicht omdat het een langdurige en moeizame exercitie is met risico op (gedeeltelijk) een afwijzing van de werkelijk geleden schade, voor zover deze al bewijsbaar becijferd kan worden (p. 98). De onderzoekers stellen maatregelen voor die in eerste instantie als waarborgversterking binnen de eerste pijler van de verlofverlening effectief en op korte termijn uitvoerbaar zouden zijn. Het gaat dan met name om betwiste vorderingen. De verlofrechter zou die diepgaander moeten (kunnen) toetsen. Zij pleiten in de eerste plaats voor het landelijk invoeren van het grijs maken van het beslag (dit betekent dat de beslagene op voorhand de verlofrechter schriftelijk en gemotiveerd van zijn bezwaren in kennis stelt). De beslaglegger zou meer informatie moeten verstrekken over de vordering, de voorgenomen beslaglegging en over de verdere omstandigheden van het geval (het Full Disclosure-beginsel ), analoog aan de substantiëringsplicht ex art. 111 lid 3 Rv. Dit zou de beslagene meer aanknopingspunten geven voor de onderbouwing van zijn eventuele opheffingsvordering in kort geding. De beslaglegger zou in zijn verzoek ook moeten aangeven of hij bereid is zekerheid te stellen. Tot slot zouden schuldeisers meer aan zelfregulering van hun incassorisico moeten doen, zoals het bedingen van zekerheid, het vooraf inwinnen van informatie over de kredietwaardigheid van hun beoogde contractspartij en het eerder stoppen met leveranties aan niet-betalende afnemers. Een uitvoerige beschouwing van het rapport valt buiten het beperkte kader van deze kroniek. Ik beperk mij daarom tot een paar (voorlopige) opmerkingen. Het rapport biedt mijns inziens geen grond voor de veronderstelling dat zoals Huydecoper het in 2006 heeft vragenderwijs heeft uitgedrukt wij maar raak 94

7 beslaan. 10 Niet is onderzocht in hoeveel zaken een vordering wordt voorafgegaan door beslaglegging. Ik denk dat dit nog wel eens achterwege blijft omdat eiser meent dat beslag onnodig is. Het geringe aantal toegewezen schadevergoedingen vanwege onterecht gelegde beslagen zou ook hierdoor kunnen worden verklaard dat in veel gevallen het beslag niet direct tot schade leidt of mogelijke schade door maatregelen kan worden beperkt (bijvoorbeeld door het doen stellen van een bankgarantie of het (in onderling overleg) vrijwillig beperken van het beslag). Mogelijk hangt het lage percentage opheffingskortgedingen (4%) inderdaad samen met de perceptie van veel advocaten dat daarvan toch geen heil te verwachten valt, maar dat het beslag in 30% van de aangebrachte zaken wordt opgeheven, kan ook als aanwijzing worden gezien dat het terecht is gelegd. Het onderzoek wijst echter uit dat in 64% van de gevallen waarin in kort geding tevergeefs is geprobeerd opheffing te bewerkstelligen, in de hoofdzaak sprake is van een ongegronde vordering. Het is verleidelijk te denken dat in die gevallen het beslag dus eerder had moeten worden opgeheven. De beoordeling in die hoofdzaak is nu eenmaal een andere dan in kort geding. Nu bovendien bij dat kort geding (zoals hiervoor al is opgemerkt) sprake is van eenzelfde beoordeling van de belangen van de beslaglegger en de beslagene als bij een verlofverlening waaraan het horen van de beslagene vooraf is gegaan, vraag ik mij af of een meer indringender toets na (enkel) grijs maken en op basis van een Full Disclosure behalve meer (naar voren te halen) werk voor de voorzieningenrechter en mogelijk vertraging bij het verkrijgen van verlof, wezenlijk iets toevoegt. De beslagene die meent dat ten onrechte beslag is gelegd, kan altijd bij de voorzieningenrechter terecht en op dat moment is er een Full Disclosure. Immers, het verlof wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen acht dagen of wat langer, maar doorgaans toch op afzienbare termijn, de dagvaarding in de hoofdzaak moet zijn uitgebracht. Die moet voldoen aan art. 111 lid 3 Rv, zodat de beslagene (meer) aanknopingspunten heeft voor zijn opheffingsvordering. Ik realiseer mij en heb dat in de praktijk ook vaak ervaren (afhankelijk van het perspectief met tevredenheid of met tegenzin) dat het uphill fight is om de voorzieningenrechter tot opheffing te bewegen. Dat lijkt mij echter de onvermijdelijke consequentie van de keuze van de wetgever dat de schuldeiser die zich nu eenmaal mag (en uiteindelijk ook moet kunnen) verhalen op het vermogen van diens schuldenaar (art. 3:276 BW) conservatoir beslag moet kunnen leggen voor een vooralsnog onbewezen vordering en van het gegeven dat die vordering zich in kort geding in het algemeen niet ten gronde laat vaststellen. Daar staat tegenover dat de doorlooptijd van de bodemprocedure na de invoering van de comparitie na antwoord aanzienlijk korter is geworden. met een minder of meer summierlijk aangetoonde vordering lijkt mij gradueel en veel hangt af van de belangenafweging. Het streven naar tegenwicht zou mijns inziens kunnen leiden tot een te grote terughoudendheid die afbreuk doet aan het systeem. Ik meen daarom dat het opheffingskortgeding overigens evenzeer een vorm van efficiencybevorderende zelfregulering is te verkiezen boven een zwaar opgetuigde toets van het verzoekschrift. Daarmee wil ik niet zeggen dat de verzoeker altijd met een summiere onderbouwing zou kunnen volstaan; hij vergroot daarmee de kans op een opheffingsvordering en zal zich van de deugdelijkheid van de grondslagen van zijn vordering en van het te verwachten verweer hoe dan ook rekenschap moeten geven omdat hij binnen afzienbare termijn een dagvaarding zal moeten uitbrengen. De verlofrechter kan voorts van hem verlangen dat hij zekerheid stelt (een mogelijkheid waar naar mijn gevoel weinig gebruik van wordt gemaakt). Mr. D.M. de Knijff Volgens de onderzoekers staat niet het systeem zelf ter discussie, maar wel de evenwichtigheidsaspecten daarvan. Beslag voor een alsnog geheel onbewezen vordering zouden zij steeds als een zeldzame uitzondering willen beschouwen, maar het verschil 10. Zie diens opstel in de bundel Hartkampvariaties, p

Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN

Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN Plaats in het systeem van de wet Boek 2, titel 2 (gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/93153

Nadere informatie

BESLAG OP NIET-BENUTTE KREDIETRUIMTE EXIT Hoge Raad 29 oktober 2004, LJN: AP4504, C03/166HR (Van den Bergh B.V./Van der Walle en ABN-AMRO Bank N.V.

BESLAG OP NIET-BENUTTE KREDIETRUIMTE EXIT Hoge Raad 29 oktober 2004, LJN: AP4504, C03/166HR (Van den Bergh B.V./Van der Walle en ABN-AMRO Bank N.V. BESLAG OP NIET-BENUTTE KREDIETRUIMTE EXIT Hoge Raad 29 oktober 2004, LJN: AP4504, C03/166HR (Van den Bergh B.V./Van der Walle en ABN-AMRO Bank N.V.) Inleiding Het artikel van Vriesendorp in WPNR 2001/6455

Nadere informatie

Voorlopige en bewarende maatregelen in Nederland

Voorlopige en bewarende maatregelen in Nederland Voorlopige en bewarende maatregelen in Nederland 1. Welke verschillende soorten maatregelen zijn er? Bewarende maatregelen zijn maatregelen die tot doel hebben waar mogelijk zeker te stellen dat de schuldenaar

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-213 d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-213 d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-213 d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris) Samenvatting Op de rekeningen van Consument en haar echtgenoot

Nadere informatie

Vormerkung en beslag. Anouska Rood. Augustus 2011

Vormerkung en beslag. Anouska Rood. Augustus 2011 Vormerkung en beslag Anouska Rood Augustus 2011 Masterscriptie Notarieel Recht Vormerkung en beslag Anouska Rood Studentnummer: 0523208 Studie: Notarieel Recht Scriptiebegeleider: mr. J.J.A. de Groot Augustus

Nadere informatie

AH Z Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar , nr Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar , nr.

AH Z Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar , nr Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar , nr. AH 1471 2018Z24098 Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 1202 Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 1360 1 Kent u het bericht Bedrijven lamleggen met beslag

Nadere informatie

Cumulatief beslag op aandelen op naam: tot welk moment?

Cumulatief beslag op aandelen op naam: tot welk moment? Cumulatief beslag op aandelen op naam: tot welk moment? Mr. C.H.M. Fiévez * 1. Inleiding De vraag tot welk moment cumulatief beslag op aandelen nog mogelijk is veronderstelt dat elk beslagobject, en dus

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Drie stellingen. Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series. M.L. Tuil. Published in WPNR 2010 (6831), p. 143-145

Drie stellingen. Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series. M.L. Tuil. Published in WPNR 2010 (6831), p. 143-145 Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Drie stellingen M.L. Tuil Published in WPNR 2010 (6831), p. 143-145 Postdoc Erasmus Universiteit Rotterdam (tuil@law.eur.nl). 1 Abstract In dit

Nadere informatie

De beslagrechtelijke uitwerking van het verhaal op de huwelijksgemeenschap

De beslagrechtelijke uitwerking van het verhaal op de huwelijksgemeenschap Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De beslagrechtelijke uitwerking van het verhaal op de huwelijksgemeenschap M.L. Tuil Published in WPNR 2010 (6859), p. 734-739 Postdoc bij het Rotterdam

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat gerechtsdeurwaarder X het vonnis van de kantonrechter d.d. 18 december 2007 heeft betekend, terwijl hij verzoeker niet eerst heeft uitgenodigd dan wel heeft

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE KOOPOVEREENKOMST GROND VOOR EENGEZINSHUIZEN, VERSIE 1-1-2010 Bij deze algemene voorwaarden horen: - Koopovereenkomst Grond voor eengezinshuizen, versie 1-1-2010 Definities

Nadere informatie

Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie Opheffen conservatoir beslag. Onjuist en/of onvolledig informeren van beslagrechter.

Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie Opheffen conservatoir beslag. Onjuist en/of onvolledig informeren van beslagrechter. Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 261015 11:10 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBMNE:2013:3231 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Datum uitspraak 19072013

Nadere informatie

De blokkerende werking van het beslag

De blokkerende werking van het beslag Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De blokkerende werking van het beslag Mr. R. Westrik Published in [WPNR 2009 6798] Universitair hoofddocent privaatrecht Erasmus Universiteit Rotterdam

Nadere informatie

Prof. mr. A.W. Jongbloed. Executierecht. Kluwer a Wotters Kluwer business. Kluwer - Deventer 20t I

Prof. mr. A.W. Jongbloed. Executierecht. Kluwer a Wotters Kluwer business. Kluwer - Deventer 20t I Prof. mr. A.W. Jongbloed Executierecht Kluwer a Wotters Kluwer business Kluwer - Deventer 20t I INHOUD Voorwoord / V 1 Inleiding. Executoriale titels. Enkele algemene regels van executierecht /1 1.1 Inleiding

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 215005 / KG ZA 10-460 Vonnis in kort geding ex artikel 438 lid 4 Rv van 22 juli 2010

zaaknummer / rolnummer: 215005 / KG ZA 10-460 Vonnis in kort geding ex artikel 438 lid 4 Rv van 22 juli 2010 vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 215005 / KG ZA 10-460 Vonnis in kort geding ex artikel 438 lid 4 Rv van in de zaak van I De stichting STICHTING TRUDO, gevestigd

Nadere informatie

8. Vormerkung definitie

8. Vormerkung definitie 8. Vormerkung 8.1. definitie Vormerkung houdt in dat de koper van een woning (althans zijn notaris) zijn uit de koopovereenkomst voortvloeiende recht om de woning te kopen, kan laten inschrijven in de

Nadere informatie

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen Artikel 24 Lid 1 Lid 2 Pandrecht Pandrecht Verkoop van verpande goederen Artikel 24 lid 1 Pandrecht Algemeen Het verschil tussen pand en retentie Het pandrecht in de AVC 2002 is nieuw ten opzichte van

Nadere informatie

EXECUTIE EN VERREKENING

EXECUTIE EN VERREKENING EXECUTIE EN VERREKENING Geregeld komt het in familiezaken voor dat in het dictum van de uitspraak niet het bedrag wordt genoemd dat de één aan de ander verschuldigd is. Vaak gebeurt dit in verdelingszaken

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/85424

Nadere informatie

Masterthesis Naam: Kay Horsch ID: i400025 Jaar: 4/5 Studierichting: Nederlands Recht Begeleider: Mr. L.P.W. van Vliet Totaal aantal woorden: 21.

Masterthesis Naam: Kay Horsch ID: i400025 Jaar: 4/5 Studierichting: Nederlands Recht Begeleider: Mr. L.P.W. van Vliet Totaal aantal woorden: 21. Masterthesis Naam: Kay Horsch ID: i400025 Jaar: 4/5 Studierichting: Nederlands Recht Begeleider: Mr. L.P.W. van Vliet Totaal aantal woorden: 21.237 Probleemstelling: Hoe kan het rechtsgevolg van beslag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling.

Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Rapport Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de directeur Belastingen

Nadere informatie

De papieren versie van het verslag is identiek aan de digitale versie van het verslag.

De papieren versie van het verslag is identiek aan de digitale versie van het verslag. De papieren versie van het verslag is identiek aan de digitale versie van het verslag. 2Se OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG Faillissement Faillissementsnummer Surseancedatum : Faillissementsdatum Rechter

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt er over dat de Belastingdienst executoriaal beslag heeft gelegd op onroerende zaken van haar ondanks het feit dat er - in verband met de door de Belastingdienst gestelde

Nadere informatie

De positie van de executieopbrengst

De positie van de executieopbrengst Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De positie van de executieopbrengst in faillissement HR 29 april 2011, LJN BP4948, NJ 2011, 273 (Ontvanger/Eijking q.q.) M.L. Tuil Published in:

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/74062

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Invoeringswet Boeken 3-6 Nieuw B.W. eerste gedeelte, bevattende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de

Nadere informatie

llllls IN NAAM VAN DE KONING 1. De procedure RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Vonnis in kort geding van 18 mei 2016

llllls IN NAAM VAN DE KONING 1. De procedure RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Vonnis in kort geding van 18 mei 2016 IN NAAM VAN DE KONING llllls RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Civiel recht handelskamer locatie Utrecht zaaknummer I rolnummer: C/161413550 I KG ZA 16-284 Vonnis in kort geding van 18 mei 2016 in de zaak van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

Derde cursusdag. I. Beslag Kort geding

Derde cursusdag. I. Beslag Kort geding Derde cursusdag II. I. Beslag Kort geding I. Beslag Factoren die vooraf een rol spelen bij het leggen van beslag: - De aard en de kracht van de vordering - De aanwezigheid van verhaalsobjecten - De gegoedheid

Nadere informatie

Misbruik van beslagrecht, steeds vaker gebruikt

Misbruik van beslagrecht, steeds vaker gebruikt Misbruik van beslagrecht, steeds vaker gebruikt mr. m.r. van zanten Het civiele recht kent het leerstuk van misbruik van bevoegdheid, hetgeen een onrechtmatige daad oplevert die tot schadevergoeding verplicht

Nadere informatie

pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:1019 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29012014 Datum publicatie 12022014 Zaaknummer C09445041 HA ZA 13691 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Sjoerd Warringa. Donderdag 20 januari 2011

Sjoerd Warringa. Donderdag 20 januari 2011 PRESENTATIE BESLAGRECHT Goed beslagen of door het ijs? Sjoerd Warringa De Oranje Loper Donderdag 20 januari 2011 Plan van behandeling algemene inleiding soorten beslag hoe effectief f beslag te leggen?

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Gerechtshof Arnhem 27 april 2004, 2004/0197 KG. (Mr. Houtman Mr. Van der Kwaak Mr. Korthals Altes) Noot mr. M.A.J.G. Janssen

Gerechtshof Arnhem 27 april 2004, 2004/0197 KG. (Mr. Houtman Mr. Van der Kwaak Mr. Korthals Altes) Noot mr. M.A.J.G. Janssen 57 Gerechtshof Arnhem 27 april 2004, 2004/0197 KG. (Mr. Houtman Mr. Van der Kwaak Mr. Korthals Altes) Noot mr. M.A.J.G. Janssen 1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid J.J.P. van Ree

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 ECLI:NL:RBOVE:2014:2411 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 18-04-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer C/08/154383 / KG-ZA 14-130 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort

Nadere informatie

X, in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van..

X, in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van.. vonnis RECHTBANK OOST-BRABANT Civiel Recht Zittingsplaats Eindhoven Zaaknummer: Vonnis van 7 september 2017 in de zaak van: X, in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van.. gevestigd te

Nadere informatie

Beslag op kredietruimte; een uitgemaakte zaak

Beslag op kredietruimte; een uitgemaakte zaak MR. J.A.C.VAN VEERSEN Beslag op kredietruimte; een uitgemaakte zaak niet. Nog niet opgevraagd krediet bij een bank is niet vatbaar voor (derden)beslag. Ook als de beslagdebiteur ná het beslag een betalingsopdracht

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABM AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABM AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-144 d.d. 21 mei 2013 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. J.Th. de Wit, leden en mevrouw mr. F. Faes, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2561

ECLI:NL:RBROT:2017:2561 ECLI:NL:RBROT:2017:2561 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer C/10/510679 / FT EA 16/2324 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:1290

ECLI:NL:RBDHA:2017:1290 ECLI:NL:RBDHA:2017:1290 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 14-02-2017 Zaaknummer C/09/520447 / FT RK 16/2286 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Insolventierecht

Nadere informatie

Wat is precies een eis in de hoofdzaak?

Wat is precies een eis in de hoofdzaak? art. 700 lid 3 Rv Wat is precies een eis in de hoofdzaak? mr. M.A.J.G. Janssen advocaat te Eindhoven 1 Wat moet worden verstaan onder het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van art. 700 lid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

ECLI:NL:RBROT:2017:5084 ECLI:NL:RBROT:2017:5084 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 03-07-2017 Zaaknummer C/10/511503 HA ZA 16-981 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Een makelaar is door de rechtbank als deskundige benoemd om te komen tot de verkoop

Nadere informatie

14.1 Verhaal en voorrang algemeen Niet voor uitwinning vatbare goederen. Voorrang. Onderlinge rangorde voorrechten.

14.1 Verhaal en voorrang algemeen Niet voor uitwinning vatbare goederen. Voorrang. Onderlinge rangorde voorrechten. 14.1 Verhaal en voorrang algemeen Een schuldeiser wiens vordering niet betaald wordt kan zijn vordering verhalen op de goederen van zijn schuldenaar (artikel 3:276 e.v. BW). Voor verhaal is een geldvordering

Nadere informatie

faillissement 18 Rechtspraak 28

faillissement 18 Rechtspraak 28 28 - De looptijd van de schuldsaneringsregeling na voorafgaand faillissement Eva Timmermans Rechtbank Den Haag 27 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:7671 1. Inleiding In de wet staat dat de termijn van de schuldsaneringsregeling

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:1754

ECLI:NL:RBROT:2016:1754 ECLI:NL:RBROT:2016:1754 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-03-2016 Datum publicatie 09-03-2016 Zaaknummer ROT 16/920 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursprocesrecht

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. I. Algemeen. 1. Inleiding

Memorie van Toelichting. I. Algemeen. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de werking van de inschrijving van de koop van een registergoed in de openbare registers te verbeteren 1 Memorie van Toelichting I. Algemeen

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-122 d.d. 17 april 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Reisverzekering, toepasselijkheid verzekeringsvoorwaarden,

Nadere informatie

Terughoudendheid gepast bij openen kwaliteitsrekening

Terughoudendheid gepast bij openen kwaliteitsrekening Dit artikel uit is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor anonieme bezoeker Terughoudendheid gepast bij openen kwaliteitsrekening Inleiding De kwaliteitsrekening is voorwerp geweest

Nadere informatie

Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series

Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Annotatie onder HR 19 december 2008, LJN BG1816 M.L. Tuil Published in JBPr 2009, 13 Universitair docent, Rotterdam Institute of Private Law, Erasmus

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37023

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/74159

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

18 juni 2010 10.30-12.30 uur VOORJAARSCYCLUS 2010 en INHALERS. Cursusgroep :...

18 juni 2010 10.30-12.30 uur VOORJAARSCYCLUS 2010 en INHALERS. Cursusgroep :... TOETSVRAGEN ONDERDEEL BURGERLIJK PROCESRECHT VAN DE BEROEPSOPLEIDING ADVOCATUUR 18 juni 2010 10.30-12.30 uur VOORJAARSCYCLUS 2010 en INHALERS Naam :..... Cursusgroep :..... a. U hebt voor deze toets 120

Nadere informatie

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr...

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr... pagina 1 van 5 JOR 2013/87 Gerechtshof Arnhem, 18-12-2012, 200.099.939, LJN BY7149 Processuele gevolgen faillietverklaring voor aanhangige rechtsvorderingen, Schorsing van geding in conventie ex art. 29

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:10543

ECLI:NL:RBNHO:2015:10543 ECLI:NL:RBNHO:2015:10543 Instantie Datum uitspraak 10-09-2015 Datum publicatie 02-12-2015 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 4056888 \ CV EXPL 15-3511 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.)

Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.) Openbaar faillissementsverslag rechtspersoon (ex art. 73A Fw.) Nummer: 7 Datum: 23 juni 2015. Gegevens onderneming: Stari Beheer B.V. Faillissementsnummer: C/01/12.586 F Datum uitspraak: 19 juni 2012 Curator:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2015:4468 ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900 ECLI:NL:HR:2017:1273 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 07-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/00900 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:487

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbams:2013:bz6442&keyword=bz6442 1

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbams:2013:bz6442&keyword=bz6442 1 Modeldagvaarding: Bemiddelingsovereenkomst met makelaar/bemiddelaar voor een zelfstandige woning waarbij de makelaar/bemiddelaar zowel voor de particuliere huurder als de verhuurder heeft bemiddeld. Een

Nadere informatie

1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K

1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K Mr. R. Menschaert 1 08/1914.01/pva Heden de en acht tweeduizend ten verzoeke van 1. de heer K, wonende te X, aan het adres X, hierna te noemen K te dezer zake woonplaats kiezende te 's-gravenhage aan het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37719

Nadere informatie

11-521 RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

11-521 RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid. 11-521 RvT Zwolle DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM. -------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 16-08-2007 Datum publicatie 06-11-2007 Zaaknummer 87248 - KG ZA 07-191 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-07-2009 Datum publicatie 09-07-2009 Zaaknummer 316131 / HA ZA 08-2408 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM PRESIDENT

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM PRESIDENT GERECHTSHOF TE AMSTERDAM PRESIDENT Beslissing ex artikel 28 lid 1 juncto artikel 13 lid 3 Deurwaardersreglement, van 1 november 2000 in de zaak onder nummer 52/00 van : wonende te KLAGER, t e g e n gerechtsdeurwaarder

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement, Faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord - Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Verbintenissen - Schuldvordering - Aangifte Gevolg -

Nadere informatie

de naamloze vennootschap Robeco Direct N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap Robeco Direct N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-183 d.d. 10 juni 2013 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. J.S.W. Holtrop, leden en mevrouw mr. M. Nijland, secretaris)

Nadere informatie

R.B. CONVERTING BV R.B. ENGINEERING BV INTER HOLDING RHENEN BV

R.B. CONVERTING BV R.B. ENGINEERING BV INTER HOLDING RHENEN BV Dit verslag ziet uitsluitend op hetgeen zich in de afgelopen verslagperiode heeft voorgaan. Daar waar de nummering ontbreekt, zijn de hoofdstukken reeds afgesloten en wordt voor informatie verwezen naar

Nadere informatie

EERSTE OPENBAAR VOORTGANGSVERSLAG

EERSTE OPENBAAR VOORTGANGSVERSLAG EERSTE OPENBAAR VOORTGANGSVERSLAG Faillissement: "De Osse Houtwerf" B.V. datum faillissement : 28 juli 1999 faillissementsnummer: 99 / 189 F rechter-commissaris: Mr. W.M.J. Hoppers curatoren : Mr. H.J.

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

Onrechtmatig beslag. Spraakverwarring. 10 september 2013. Onrechtmatig beslag 10 september 2013. Onrechtmatig beslag Ten onrechte gelegd beslag

Onrechtmatig beslag. Spraakverwarring. 10 september 2013. Onrechtmatig beslag 10 september 2013. Onrechtmatig beslag Ten onrechte gelegd beslag Gijs Molkenboer Senior adviseur JZ SNS REAAL www.gijsmolkenboer.nl Onrechtmatig beslag 10 september 2013 Spraakverwarring. Onrechtmatig beslag Ten onrechte gelegd beslag Academie voor de rechtspraktijk

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-106 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris) Klacht ontvangen op : 6 januari 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

Nadere bestudering van de juridische merites en jurisprudentie leert, dat aan dit vraagstuk nogal wat haken en ogen zitten.

Nadere bestudering van de juridische merites en jurisprudentie leert, dat aan dit vraagstuk nogal wat haken en ogen zitten. FINANCIERING VAN GROOT ONDERHOUD In de praktijk komt het regelmatig voor, dat een ouder appartementengebouw dringend aan renovatie en/of groot onderhoud toe is. In die gevallen doet de Vergadering van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging. Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging. Nadat klagers hun opdracht tot dienstverlening bij verkoop van hun woning resp. perceel grond hadden ingetrokken, is onenigheid ontstaan over de door hun

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

- OVEREENKOMST - inzake een geldlening eigen woning

- OVEREENKOMST - inzake een geldlening eigen woning - OVEREENKOMST - inzake een geldlening eigen woning DE ONDERGETEKENDEN De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V., statutair gevestigd te en kantoorhoudende aan de, te (.), te dezer zake

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 148 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de werking van de inschrijving van de koop van een registergoed in de

Nadere informatie

Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering?

Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering? Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering? Mr. S.C.W. ter Hart* Inleiding Op 2 september 2014 heeft het Hof Den Bosch tussen Aannemersbedrijf Marell B.V. (hierna:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam 28/07 ECLI:NL:TNOKROT:2008:YC0459 KAMER VAN TOEZICHT Beslissing in de zaak onder nummer van: 28/07 Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam Reg.nr. 28/07 Beslissing op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2015:4635

ECLI:NL:RBLIM:2015:4635 ECLI:NL:RBLIM:2015:4635 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 01062015 Datum publicatie 03062015 Zaaknummer C03205973 KG ZA 15230 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 Instantie Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 14-04-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 22 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

http://asdrm01/transformservice/transform.aspx?xsl=kluwer\kluwer.xsl&xml=http...

http://asdrm01/transformservice/transform.aspx?xsl=kluwer\kluwer.xsl&xml=http... Page 1 of 5 Knowledge Portal TvI 2011/26 Aflevering TvI 2011, afl. 5 Publicatiedatum 04-10-2011 Auteur Mr. J.E.P.A. van Hooff Titel Enige procedurele opmerkingen over de afkoop van levensverzekeringen

Nadere informatie

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons. GCHB 2012-434 Uitspraak van 2 februari 2012 prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons. Consument aanvaardt advies van de Geschillencommissie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 FEBRUARI 2006 C.04.0454.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0454.F M. M., Mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T. M. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie