DE INVOERING VAN DE EURO IN LETLAND

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE INVOERING VAN DE EURO IN LETLAND"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR DE INVOERING VAN DE EURO IN LETLAND Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de algemene economie Jakob De Saffel onder leiding van Prof. Bruno Merlevede

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR DE INVOERING VAN DE EURO IN LETLAND Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de algemene economie Jakob De Saffel onder leiding van Prof. Bruno Merlevede

4 PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. Jakob De Saffel

5 Woord vooraf Graag zou ik enkele mensen in het bijzonder willen bedanken van wie de bijdrage onontbeerlijk was voor het tot stand komen van deze masterproef. Een woord van dank aan mijn promotor Prof. Dr. Bruno Merlevede voor alle hulp, richtlijnen en onderbouw. Ik dank ook mijn vader en Maarten voor het kritisch lezen van mijn masterproef. I

6 Inhoudsopgave Woord vooraf... I Gebruikte afkortingen... IV Lijst van de figuren... V Lijst van de tabellen... VI 1 Algemene Inleiding De invoering van de euro in Letland Inleiding Maastricht-criteria Het verdrag van Maastricht Convergentiecriteria Prijsstijgingen Beloop van de lange termijnrente EMS lidmaatschap Begrotingsontwikkelingen Overheidsschuld Nominale versus reële convergentie Nominale convergentie Interestvoeten Consumentenprijzen Reële convergentie Reëel BBP per capita Arbeidsproductiviteit Investeringen Werkloosheid Optimum Currency Areas Theorie van OCA Kosten van een muntunie Baten van een muntunie OCA criteria Graad van openheid Arbeids- en kapitaalmobiliteit...23 II

7 Productiediversificatie Fiscale transfers Conclusie Letland tijdens de financiële crisis Inleiding De crisis in Letland De Weg naar economisch herstel: de euro invoeren? Inleiding Interne versus externe devaluatie Externe devaluatie Interne devaluatie IS-LM-BP: Toepassing op Letland Voor de crisis Tijdens de crisis Oplossingsmechanisme: de euro Conclusie Algemeen besluit...49 Literatuurlijst... VII Bijlage: IS-LM-BP-model...XVIII III

8 Gebruikte afkortingen BBP BICEPS BNP EBRD ECB ECU EEG EG EMI EMS EMU ERM ESCB EU IMF LVL OCA OECD VEU VS Bruto Binnenlands Product Baltic International Centre for Economic Policy Studies Bruto Nationaal Product European Bank for Reconstruction and Development Europese Centrale Bank European Currency Unit Europese Economische Gemeenschap Europese Gemeenschap Europees Monetair Instituut European Monetary System Economische en Monetaire Unie Exchange Rate Mechanism Europees Stelsel van Centrale Banken Europese Unie International Monetary Fund Latvian Lat Optimum Currency Area Organization for Economic Co-operation and Development Verdrag van Maastricht over de Europese Unie Verenigde Staten IV

9 Lijst van figuren Figuur 1: Inflatie in Letland, basis: consumentenprijzen, in procenten... 4 Figuur 2: Lange termijn-interestvoet in Letland voor convergentiedoeleinden, schuldinstrumenten met een looptijd van 10 jaar... 6 Figuur 3: Begrotingssaldo en overheidsschuld in Letland, in procent van het BBP... 7 Figuur 4: Lange termijn-interestvoet, staatsobligaties op 10 jaar, jaarlijks gemiddelde.10 Figuur 5: Stijging van de producentenprijzen, loonsgroei 15 maand vooruit geschoven.12 Figuur 6: Prijsniveau eurozone en Letland, EU-27= Figuur 7: Werkloosheidsgraad in Letland, in procenten van de beroepsbevolking...17 Figuur 8: Asymmetrische vraagschok met gemeenschappelijke munt...19 Figuur 9: Letse import en export, toename in % op kwartaalbasis...22 Figuur 10: Openheid Oost-Europese economieën, exportpercentage van het BBP...22 Figuur 11: BBP Letland per kwartaal, e kwartaal 2009, in miljard lats...31 Figuur 12: Reële effectieve wisselkoers van de lat...35 Figuur 13. Bijdrage aan BBP groei in Letland, in procent...40 Figuur 14. IS-LM-BP-model Letland vóór de crisis, eind Figuur 15. IS-LM-BP-model omtrent Letland tijdens de crisis, eind Figuur 16: IS-LM-BP gedurende interne devaluatie...46 Figuur 17. IS-LM-BP-model bij intern en extern evenwicht... XVII V

10 Lijst van tabellen Tabel 1: Overeenstemming Letland met de Maastricht-criteria... 9 Tabel 2: Reële BBP-groei eurozone en Letland, in procenten...13 Tabel 3: BBP per capita in koopkrachtpariteiten (EU-27 = 100)...14 Tabel 4: gemiddelde jaarlijkse inflatie eurozone, Letland, Estland en Litouwen, in procenten...15 Tabel 5: Arbeidsproductiviteitsgroei, in procenten...15 Tabel 6: Bruto-investeringen in vaste activa, in procenten van het BBP...16 Tabel 7: Werkloosheidsgraad eurozone en Letland, in procenten van de beroepsbevolking...17 Tabel 8: Aandeel Letse handelsomzet in procent...23 Tabel 9: BBP-aandeel indeling volgens economische sector Letland, Griekenland en EMU...26 Tabel 10: Inkomsten en uitgaven van de Letse overheid in lats van 1995 tot 2009 (2009 geprojecteerd)...34 Tabel 11: BBP groei handelspartners Letland, in procent VI

11 1. ALGEMENE INLEIDING De meeste Oost-Europese landen hebben al twee bewogen decennia achter de rug. De evolutie van centraal geleide planeconomieën tot een kapitalistische vrije markt was en is nog steeds een grote uitdaging voor deze naties. Dat deze omschakeling niet zonder problemen verloopt getuigen enkele crisissen, zoals de financiële crisis in Rusland van De betreffende landen hadden niet, in tegenstelling tot de Westerse wereld, de industriële revolutie meegemaakt en werden abrupt in de Europese economische integratie gestort. De invoering van de vrije markt is zeker een grote mijlpaal geweest voor de Oost- Europeanen. Met komst van de West-Europese gemeenschappelijke munt staan deze economieën voor een bijkomende, maar zeker niet onbelangrijke keuze: de integratie een verdere stimulans geven door de invoering van de euro of hun monetaire soevereiniteit behouden? Deze masterproef gaat in detail op één van deze voormalige Oostbloklanden, namelijk Letland. Letland kende, net als de andere Baltische staten, een fenomenale economische groei sinds de val van het ijzeren gordijn. In het kader van de Europese economische integratie kozen de Letten ervoor op termijn hun nationale munt, de lat, op te geven en de euro te introduceren. Beleidsmaatregelen van verscheidene instanties (overheid, centrale bank) moesten deze kandidatuur stimulans geven. De recente mondiale crisis veranderde echter alles. Van alle transiteconomieën werd de Letse het zwaarst getroffen. De jaren van economische groei waren voorbij en nu moet Letland de bedreigde economie het hoofd bieden gedurende mondiale crisis. De nationale beleidsinstanties hebben sinds het begin van de crisis pijnlijke keuzes moeten maken, het IMF en de EU sprongen zelfs bij om de Baltische staat van het bankroet te redden. Nu komt de sluitende vraag of het verstandig is de euro te aanvaarden als betalingsmunt. Zonder de crisis zal de optie duidelijk blijken, maar heden is deze niet meer evident. In de masterproef komen de gebruikte criteria en methodes aan bod, waarbij het bepalen van de Optimum Currency Area (OCA) centraal staat, die de keuze over de invoering van de euro moeten verduidelijken. Het laatste hoofdstuk wordt Letland besproken tijdens de laatste financiële crisis en de uitweg vanuit euro-invoering als oplossingsmechanisme. 1

12 2. DE INVOERING VAN DE EURO IN LETLAND 2.1 Inleiding Letland trad, samen met een aantal andere Oost-Europese landen 1, in 2004 toe tot de Europese Unie. Samen met de Europese Centrale Bank zette de Europese Commissie een aantal te volgen richtlijnen en criteria uit die tot volledige eenwording in de EU moeten leiden. De integratie is compleet wanneer een lidstaat toetreed tot de Economische en Monetaire Unie en de euro heeft ingevoerd. Om integraal toe te treden tot de EMU dienen de kandidaat-landen drie fases te doorlopen (Europa Glossary). Gedurende de eerste fase, ook wel pre-accession fase genoemd, worden de kandidaatlidstaten geacht hun instituties te hervormen naar het model van de Europese Unie (European Commission). De desbetreffende landen moeten hun instituties hervormen rekening houdend met het acquis communautaire 2 (onafhankelijke centrale bank, vrij verkeer kapitaal en personen, ) en behouden, tijdelijk, hun monetaire autonomie (Lavrac & Zumer, 2003). De echte integratie vindt plaats tijdens de tweede fase, namelijk de toetreding tot de EU en ERM II participatie. Het is in dit tijdsvlak dat Letland zich momenteel bevindt. Het streven naar deelname aan de Europese eenheidsmunt is het voornaamste onderdeel van het totale toetredingspakket. De euro invoeren is verplicht voor de nieuwe EUlidstaten, zij beschikken immers niet over de zogenaamde opt-out clausule zoals het geval is voor het Verenigd Koninkrijk (Lavrac & Zumer, 2003). Er wordt verwacht dat de lidstaten streven naar nominale convergentie in het kader van de EMU. De convergentiecriteria werden uiteengezet in het verdrag van Maastricht. Het huidig hoofdstuk bespreekt in welke positie Letland zich bevindt ten opzichte van de criteria vooropgesteld door de Maastrichtnormen. Vervolgens wordt het onderscheid nominale en reële convergentie besproken aan de hand van macro-economische gegevens van Letland. Als laatste deel wordt de theorie van optimale muntzone aangehaald en eveneens toegepast op Letland. 1 Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije, Slovenië, Litouwen, Estland. Cyprus en Malta traden tevens toe 2 Geheel van verdragen en richtlijnen van de EU 2

13 2.2 Maastricht-criteria HET VERDRAG VAN MAASTRICHT Het Verdrag van Maastricht over de Europese Unie (VEU) trad in werking op 1 januari Naast vele afspraken in verband met de Europese unie en zijn instellingen, werd ook overeengekomen een aantal criteria vast te leggen voor landen die willen deelnemen aan de Europese muntunie, bijgenaamd de Maastrichtnormen. Deze vormen de convergentiecriteria die moesten zorgen dat de euro op een sterke basis geschoeid is en stabiel blijft CONVERGENTIECRITERIA De toetredingsvoorwaarden voor de EMU hadden als doel enkel landen toe te laten met een lage inflatie, deze kwamen tot stand vooral onder impuls van Duitsland en de uitstekende reputatie van de Bundesbank. De invoering van een gemeenschappelijke munt met overige EU-lidstaten was voor Berlijn een alternatief van ongewilde inflatie vanuit de hooginflatoire Zuid-Europese staten die veelal een beleid voerden, gedreven door politieke motieven en het niet zo nauw namen met de staatsfinanciën. Men zou inflatie importeren uit het Zuiden als de regels niet nog strenger (lees: een restrictiever beleid) waren dan deze van de Bundesbank. Hieronder de vijf criteria toegelicht (ECB, 2009) Prijsontwikkelingen Het eerste criteria doelt rechtstreeks op inflatie: het inflatiepercentage mag niet meer dan 1,5% hoger liggen dan deze in de drie best presterende leden van de Europese Unie (ECB, 2009). Men viseerde vooral de Zuid-Europese landen die een geschiedenis kenden van hoge inflatie (Baldwin & Wyplosz, 2004). 1 Het verdrag werd initieel getekend in 1992 door België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. 3

14 Letland scoort slecht in deze categorie. Het oorspronkelijke doel van de Letse overheid was om de euro in te voeren in Deze doelstelling, aangenomen bij intrede bij de Europese Unie in 2004, is niet gehaald wegens een trend van onstabiele prijsfluctuaties in de Letse economie en een algemene toenemende inflatie (Nationale Bank Letland, 2009). Duidelijk af te lezen op onderstaande figuur is dat de toenemende prijsstijgingen pas een probleem vormden tijdens het lidmaatschap in de Europese Unie. In 2004 gaat de inflatie pijlsnel de hoogte in naar een niveau van bijna 8% op het einde van dat jaar. Figuur 1: Inflatie in Letland, basis: consumentenprijzen, in procenten Bron: BICEPS 1 De data in de figuur geven consumentenprijzen weer, naast de binnenlandse productieprijzen omvatten deze gegevens ook de geïmporteerde inflatie. Het is in deze periode dat euro een sterke appreciatie kende tegenover vlottende munten zoals de Russische roebel en Amerikaanse dollar (Europese Centrale Bank). Een verklaring wordt gegeven vanuit toenemende prijsverwachtingen sinds Letlands intrede bij de EU (BICEPS, 2007). De prijzen in Letland zouden convergeren naar het gemiddelde prijspeil in de EU, in 2006 bedroeg het Letse niveau nog maar 61% van het EU gemiddelde (European Commission, 2008). 1 Baltic International Centre for Economic Policy Studies 4

15 Het voorgaande argumenteert echter niet waarom de prijzen explodeerden vanaf 2006 (supra, figuur 1). De verklaring komt voort uit de confrontatie loon- en prijsvorming (BICEPS, 2007). Werknemers zullen hun aangetast reëel loon door prijsstijgingen compenseren en hogere nominale lonen eisen (Heylen, 1999). De stijging van de lonen in Letland nam alsmaar toe na 2004 (BICEPS, 2007). Als gevolg van deze loonsstijgingen zullen de bedrijven hun toegenomen loonkosten doorrekenen in hun prijzen. De battle of mark-ups (Heylen, 1999), verklaart waarom de inflatie ongecontroleerd bleef toenemen na In het convergentierapport van 2008 stelt de Europese Commissie vast dat de inflatie in Letland 16% op jaarbasis - een stuk hoger ligt dan de referentiewaarde 3,2% (Commission of the EC, 2008). Op basis van het criterium inzake prijsstabiliteit wordt Letland nog steeds niet toegelaten tot de EMU Beloop van de lange termijnrente De lange termijnrente mag niet meer dan 2% hoger liggen dan die van ten hoogste drie best presterende landen inzake inflatie (ECB, 2004). Interestvoeten op lange termijn weerspiegelen meestal marktcorrecties ingeval van langdurige prijsstijgingen. Bedoeling was dan ook eventuele laksheid uit te sluiten op het gebied van inflatiebeleid eenmaal een kandidaat toetrad tot de EMU. De referentiewaarde werd in 2008 op 6,5% gelegd (Convergentierapport EC, 2008). De lange termijnrente in Letland bedroeg toenmalig 5,4% (Convergentierapport EC, 2008), wat in overeenstemming is met de voorwaarde hierboven vermeld. De meest recente gegevens (maart 2010) in verband met de lange termijn interestvoet in de eurozone geven een waarde van 3,98% als maatstaf (ECB, 2010). De huidige referentiewaarde zou zich rond de 6% situeren, terwijl de rente in Letland momenteel op 10,5% ligt (ECB, 2010), weliswaar met een sterke dalende trend (infra, figuur 2). Deze daling komt er nadat er een sterke vrees bestond in 2009 op de financiële markten dat Letland de intrestbetalingen op zijn schulden niet meer zou nakomen. 5

16 Figuur 2: Lange interestvoet in Letland voor convergentiedoeleinden, schuldinstrumenten met een looptijd van 10 jaar Bron: ECB EMS lidmaatschap Elk land moet twee jaar lang geen herziening gekend hebben van de wisselkoerspariteit binnen het ERM-systeem. Toetreding tot het EMS is derhalve vereist (ECB, 2004). Letland koppelde zijn munt aan de euro op 1 januari 2005, met een fluctuatiemarge van +/-1% rond de centrale koers (Commission of the EC, 2008) vanaf 2 mei 2005 en dus deelname aan het ERM II. De vaste wisselkoers vormde een onderdeel van het beleid van de Letse overheid en de vereisten onder het verdrag van Maastricht om op termijn minimum twee jaar binnen het ERM II de euro als betalingsmunt te introduceren. De lat 1 heeft totnogtoe geen ernstige schommelingen ondergaan wat de koppeling in gevaar zou brengen en Letland voldoet nog steeds aan dit criterium in maart 2010 (ECB, 2010). 1 Munteenheid van Letland is de lat 6

17 Begrotingsontwikkelingen Het budgetdeficit mag niet meer dan 3% van het BBP bedragen of in die richting evolueren (ECB, 2004). De achterliggende gedachte van het onder controle houden van inflatie is hier opnieuw de oorzaak: overheden die massaal lenen om een te groot deficit te financieren neigen naar monetaire financiering, dit wil zeggen het verkopen van staatsobligaties bij de betrokken nationale bank (wat verboden is in de eurozone). Letland kende van zijn intrede bij de EU tot aan de crisis weinig of geen problemen met de begrotingsopmaak. Het tekort werd alsmaar kleiner (infra, figuur 3) en door de sterke economische groei bleef de openbare schuld beperkt. Aan dit criterium is voldaan volgens het convergentierapport van de Europese Centrale Bank (ECB, 2008). De crisis gooide de staatsfinanciën echter overhoop. Door de steile val van het BBP (infra, figuur 11) zakten de inkomsten van de Letse schatkist weg en moest de regering diep in het rood gaan. Ontsporing van het deficit werd evenwel vermeden mede dankzij het IMF programma van 2008 (infra, ). Het tekort voor 2009 bleef beperkt tot 7,1% van het BBP (IMF, 2010). De Letse overheid wil het tekort terugdringen tot 3% van het BBP in 2012 (IMF, 2010) en hoopt de euro te adopteren in 2014, de nieuwe streefdatum (Latvian Institute, 2010). Figuur 3: Begrotingssaldo en overheidsschuld in Letland, in procent van het BBP Bron: Eurostat 7

18 Overheidsschuld De openstaande staatsschuld mag niet meer dan 60% van het BBP bedragen of moet in voldoende mate afnemen (ECB, 2004). Dit getal was een gemiddelde van de openbare schulden in de EU toen het verdrag onderhandeld werd (Baldwin & Wyplosz, 2004). Dit quotum was evenzeer niet strikt, België mocht deelnemen ondanks zijn toenmalige schuldenlast van 120% vermits het schuldenrijke land ernstige inspanningen deed om deze schuld te verlagen (ECB, 2004). Het convergentierapport van 2009 voorziet een gunstig oordeel in deze categorie. De Letse staatsschuld (9,7% van het BBP in 2007) is tot die datum één van de laagste van de Europese Unie gebleven (ECB, 2008; supra, figuur 3), ware het niet dat de situatie sinds het begin van de crisis gewijzigd is. De openbare schuld neemt toe als gevolg van de instorting van het totale BBP en de verslechterde begrotingssituatie (supra, ). Met een vastgestelde staatsschuld van 33,2% van het BBP op het eind van 2009 (IMF, 2010) blijft Letland echter nog ruim onder het vereist criterium. 8

19 2.3 Nominale versus reële convergentie De Maastricht convergentiecriteria stellen restricties voorop op het vlak van zowel monetair als budgettair beleid bij de kandidaat-leden voor EMU-intrede. Deze criteria zijn ontworpen om economische convergentie te bevorderen aan de hand van vereiste nominale variabelen (ECB, 2007). Het is in dit opzicht dat de EU sinds de geplande intrede van de Oost-Europese landen zijn strategie begon aan te passen. De nieuwe lidstaten zouden de euro kunnen introduceren na voldoening van de nominale convergentievereisten en worden geacht daarbovenop nog een periode te doorlopen van reële convergentie (Lavrac & Zumer, 2003). Concreet betekent reële convergentie het inhalen van het reëel BBP-niveau per capita van de nieuwe EU-lidstaten terwijl nominale convergentie de uniformiteit van macro-economische variabelen omsluit (Martin & Velazquez, 2001). Of anders gezegd, de visie van de Europese Unie interpreteert nominale convergentie op korte termijn, reëel op lange termijn NOMINALE CONVERGENTIE Tabel 1: Overeenstemming Letland met de Maastricht-criteria Begrotingstekort (% van BBP) Overheidsschuld (% van BBP) Gemiddelde jaarlijkse inflatie van laatste 12 maanden (%) Lange termijnrente op staatsobligaties (%) Criteria 2008 Letland 2008 Criteria 2009 Letland 2009 Criteria Februari 2010 Letland Februari ,0-4,1-3,0-7,1-3,0-8, , , ,1 15,3 1,5 3,3 1,8 1,1 6,24 6,43 5,93 12,36 5,49 12,79 Bron: Latvijas Banka 1 Voorspelling door het IMF voor het gehele jaar

20 Uit het voorgaande hoofdstuk kan volgende conclusie worden getrokken: Letland was goed op weg om alle doelstellingen te halen in verband met nominale convergentie behalve op het vlak van prijsontwikkelingen (supra, ). Duidelijk vast te stellen op is dat Letland door de crisis de criteria grondig geschonden heeft (supra, tabel 1). Terwijl voor 2008 er slechts een probleem was van hoge inflatie, dreigt nu deflatie (inflatie februari 2010 bedraagt 1,1%). Het land voldoet voorlopig nog aan de vereiste overheidsschuldlimiet, maar door de ontsporende begroting is niet zeker of dit in de toekomst zo blijft Interestvoeten Het verdwijnen van het wisselkoersrisico (infra, ) zal de interestvoeten op gelijkaardige financiële producten doen convergeren (Jarocinski, 2003). Dit vloeit voort uit het feit dat wanneer nationale munten worden vastgekoppeld, ze directe substituten zijn van elkaar en interestvoeten zullen convergeren (Delors rapport, 1989). Figuur 4: Lange termijn-interestvoet, staatsobligaties op 10 jaar, jaarlijks gemiddelde Bron: Eurostat Bovenstaande figuur illustreert de evolutie van de interest op Lets en Duits staatspapier met een vergelijking van het eurozone-gemiddelde. De laatste volgt quasi corresponderend het niveau van de Duitse obligaties, dat als het veiligste papier wordt beschouwd in de EU (De Tijd, 2010). Gedurende de laatste twee jaar neemt de spread langzaam toe, een gevolg van de financiële crisis. 10

21 De Letse staatsobligaties convergeren in de jaren voor 2005 naar het gemiddelde van de eurozone (supra, figuur 4). De verklaring kan liggen in het feit dat de markten het wisselkoersrisico lager inschatten naarmate Letland de toetredingsdatum nadert (Jarocinski, 2003). Een tweede argument vormt de verbeterende begrotingen (supra, ) die de Letse regering voorlegde in deze periode als gevolg van de Maastrichtcriteria (Jarocinski, 2003). Vanaf 2006 ontstond een divergerende trend van de Letse rente. Aangezien destijds nog steeds aan de twee voorgaande argumenten voldaan werd, ligt de achterliggende oorzaak elders. Substantiële prijsstijgingen (supra, figuur 1) duwden de nominale rente opwaarts in Letland sinds de EU-intrede (supra, figuur 4). Halfweg 2008 explodeerden de rentevoeten echter. Er werd toen zwaar gespeculeerd door de financiële markten op de ernstige impact van de crisis op de Baltische staat. Bijgevolg nam de spread enorm toe en dreigde een Lets default (The economist, 2009). Mede dankzij de steun vanuit het IMF en de EU kalmeerden de markten en stabiliseerde rente zich en evolueert dalend (IMF, 2010) Consumentenprijzen De ECB legt de nadruk op een stabiele lage inflatie in de eurozone (supra, 2.2.2). De Maastrichtnorm dicteert een hoge graad van convergentie van de inflatieratio s voor deelnemende lidstaten (supra, ). In dit kader bestaan er twee concurrerende visies betreffende de aard van inflatieverschillen in de EMU (Jarocinski, 2003). De eerste wordt gekoppeld aan het Ballasa-Samuelson effect. Deze opvatting benadrukt de snellere productiviteitsgroei in de sector van verhandelbare diensten en goederen. Als gevolg zullen de lonen meer stijgen in deze sector. De loonsstijgingen worden ceteris paribus geëxporteerd naar de gehele economie, dus ook de niet-verhandelbare goederen en dienstensector (Lein-Lupprecht, Léon-Ledesma & Nerlich, 2007). Vervolgens wordt hogere inflatie in sommige landen gedreven door een binnenlandse vraagdruk in de aanwezigheid van marktrigiditeiten (Jarocinski, 2003). De prijsstijgingen worden in dit geval veroorzaakt door een te hoge sociale bescherming, vakbondsmacht of een onvoldoende productiviteitsgroei (Jarocinski, 2003). Inflatie uitgelokt door dergelijke factoren zijn nefast voor reële convergentie in tegenstelling tot het Balassa- Samuelson effect (Lein-Lupprecht, Léon-Ledesma & Nerlich, 2007). 11

22 Eerder werd besproken dat Letland door aanhoudende hoge prijsstijgingen tot op heden niet kon toetreden tot de eurozone (supra, ). De inflatie nam substantieel toe vanaf de EU-intrede, en nog meer door toegenomen loonniveau s (supra, figuur 1; ). Figuur 5: Stijging van de producentenprijzen en loonsgroei 15 maand vooruit geschoven, in procenten. Bron: BICEPS De grijze lijn geeft de producentenprijzeninflatie weer, de zwarte lijn de nominale loonsstijging vooruitgeschoven met 15 maanden. Het verschil met de consumentenprijzeninflatie (supra, figuur 1) is dat de geïmporteerde goederen en diensten niet inbegrepen zijn. Het onderscheid is considerabel aangezien Letland een relatief open economie is (infra, ). De evolutie van beide lijnen loopt in hoge mate gelijk doordat producenten hun toegenomen loonkost integraal doorrekenen in hun prijzen (Vanags, 2007). Het laatste gebeurt met een vertraging van ongeveer vijf kwartalen, wat wijst op marktrigiditeit. Tegelijk loopt de stijging van de arbeidsproductiviteit niet evenredig (infra, tabel 5). De prijsconvergentie verloopt in dit geval nominaal. Figuur 6 (infra) geeft een vergelijking weer van de prijsniveaus tussen Letland en het gemiddelde van de eurozone, met de EU-27 als constante basis. Analoog met voorgaande figuren nemen de prijzen in versnelde mate toe na Het convergentieproces verloopt in collusie met de inflatiedoelstelling van de EMU, waardoor 12

23 Letland tot dusver geen goedkeuring kreeg van de ECB om de Europese eenheidsmunt te introduceren. Figuur 6: Prijsniveau eurozone en Letland, EU-27=100 Bron: Eurostat Reële Convergentie In de analyse voor reële convergentie worden twee dimensies betrokken: reëel BBP per capita en productiviteitsgroei Reëel BBP per capita Tabel 2: Reële BBP-groei eurozone en Letland, in procenten Eurozone 1 1,9 0,9 0,8 2,2 1,7 3,0 2,8 0,6-4,1 Letland 8,0 6,5 7,2 8,7 10,6 12,2 10,0-4,6-18,0 Bron: Eurostat 1 De 16 eurolanden zijn: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. 13

24 Tot aan de crisis was het BBP van Letland goed op weg om dat van de eurozone bij te benen. De groeiratio s van het eurozone-gemiddelde liggen rond de 2% terwijl de Letse economie met niet minder dan 6,5% groeide (supra, tabel 2). Sinds de intrede bij de Europese Unie, groeide het Letse reële BBP met minstens 10% tegenover niet meer dan 3% in de eurozone (supra, tabel 2). Het is sinds het EU-lidmaatschap in 2004 dat de Letse centrale bank er streng op toezag om de Maastrichtnormen voor nominale convergentie na te leven - vanaf 2005 implementeerde Letland een ongewijzigde vaste wisselkoers 1 met de euro conform met ERM II (Latvijas Banka, 2010). Tabel 3: BBP per capita in koopkrachtpariteiten (EU-27 = 100) Eurozone 112,5 112,1 111,3 110,6 109,4 109,6 109,3 109,2 108,5 Letland 36,7 38,7 41,2 43,3 45,6 48,6 51,6 55,7 57,3 Bron: Eurostat Tabel 3 geeft het BBP van Letland in verhouding tot het BBP van de eurozone: in 2000 bedroeg het Letse BBP per capita nog ongeveer 1/3 dan dat van de eurozone en in 2008 al de helft. Er zijn auteurs (Lavrac & Zumer, 2003; Rogoff, 1996) die wijzen op een zekere incompatibiliteit van de Maastricht-criteria ten opzichte van reële convergentie. Het economische inhaalproces van nieuwe lidstaten zou hogere inflatie veroorzaken dan in de huidige eurozone (Halpern & Wyplosz 2001, Buiter & Grafe 2002, De Broeck & Sløk 2001). Op basis van deze idee kan gesteld worden dat Letland zeer hoge economische groei gekend heeft onder substantiële prijsstijgingen (infra, tabel 4) sinds de deelname aan ERM II (infra, tabel 4). Letland kreeg totnogtoe geen toestemming van de Europese Centrale Bank om de euro in te voeren vanwege langdurige hoge inflatie (ECB, 2010). Estland en Litouwen, de andere Baltische staten, hebben te maken met hetzelfde fenomeen gedurende recente jaren zij het in mindere mate (infra, tabel 4). 1 1 euro voor 0,703 lats 14

25 Tabel 4: gemiddelde jaarlijkse inflatie eurozone, Letland, Estland en Litouwen, in procenten Eurozone 2,4 2,3 2,1 2,2 2,2 2,2 2,1 3,3 0,3 Letland 2,5 2,0 2,9 6,2 6,9 6,6 10,1 15,3 3,3 Estland 5,6 3,6 1,4 3,0 4,1 4,4 6,7 10,6 0,2 Litouwen 1,6 0,3-1,1 1,2 2,7 3,8 5,8 11,1 4,2 Bron: Eurostat Arbeidsproductiviteit In vergelijking met de EU-15 heeft Letland een opmerkelijke inhaalbeweging doorlopen inzake arbeidsproductiviteit. In 2000 bedroeg de Letse productiviteit circa een kwart van het EU-15 gemiddelde; aan de vooravond van de crisis nam de productiviteit toe tot 38% (Eurostat, 2010). Tabel 5: Arbeidsproductiviteitsgroei, in procenten EU-15 1,0 1,4 1,1 1,4 1,1 1,8 1,1 0,0-1,4 Letland 7,2 5,5 5,8 9,2 7,1 8,0 7,5-1,2-2,3 Bron: Eurostat Von Hagen en Siedschlag (2008) toonden aan dat er een negatieve correlatie bestaat tussen de arbeidsproductiviteitsgroei en het reëel BBP-niveau per capita. Aanvankelijk behoorde het BBP-niveau in de Baltische staten tot de laagste van de EU-27 terwijl deze landen de sterkste groei kenden op gebied van arbeidsproductiviteit (von Hagen & Siedschlag, 2008). 15

26 Investeringen De analyse voor investeringen omvat de vergelijking van bruto-investeringen in vaste activa 1 (Engels: gross fixed capital formation) als percentage van het bruto binnenlands product. Tabel 6: Bruto-investeringen in vaste activa, in procenten van het BBP Eurozone 21,0 20,2 20,1 20,3 20,7 21,4 21,9 21,6 19,7 Letland 24,9 23,8 24,4 27,5 30,6 32,6 33,7 29,4 21,3 Bron: IMF, Eurostat Investeringen in de landen van de eurozone bedragen een bijna constant percentage van het BBP (supra, tabel 6). De bruto-investeringen in Letland en in de meeste nieuwe Oost- Europese lidstaten van de EU nemen een significant hoger aandeel in van het BBP (IMF, 2010). Tijdens de beginjaren van het EU-lidmaatschap groeiden de investeringen tot boven de 30% van het BBP, analoog met vele andere voormalige Oostbloklanden (supra, tabel 6). Gedurende de laatste jaren is de trend duidelijk convergerend richting het eurozone-gemiddelde (Eurostat, 2010) Werkloosheid De werkloosheidsgraad in Letland kende een sterke daling het laatste decennium als gevolg van een steeds toenemende economische activiteit. In de eurozone schommelde het percentage werklozen rond de 8,5% (infra, tabel 7). Er kan gesteld worden dat Letland in deze dimensie zich niet in een convergerend proces bevond. Het beste cijfer, aan de vooravond van de mondiale financiële crisis, bedroeg 6% hetgeen onder het eurozone-gemiddelde ligt. Verscheidene factoren tijdens de crisis zorgden ervoor dat het aantal werklozen explosief toenam (infra, figuur 7) in tegenstelling tot de beperktere toename van de werkloosheid in de eurozone (infra, tabel 7). 1 De bruto-investeringen in vaste activa zijn het saldo van aan- en verkopen van vaste activa door ingezeten productie-eenheden gedurende een bepaalde periode. (Nationale Bank van België) 16

27 Figuur 7: Werkloosheidsgraad in Letland, in procenten van de beroepsbevolking Bron: IMF Tabel 7: Werkloosheidsgraad eurozone en Letland, in procenten van de beroepsbevolking Eurozone 8,0 8,4 8,8 9,0 9,0 8,3 7,5 7,5 9,4 Letland 12,9 12,2 10,5 10,4 8,9 6,8 6,0 7,5 17,1 Bron: Eurostat 17

28 2.4 Optimum currency areas THEORIE VAN OPTIMUM CURRENCY AREAS De theorie van de optimum currency areas werd voor het eerst aangehaald door R. Mundell in 1961 waarmee hij de grondslag legde voor de introductie van de euro in de Europese Unie later. Het werk van Mundell wordt veel gebruikt voor de vraag of een welbepaalde regio al dan niet geschikt is om een monetaire unie te vormen. Het enorme belang van zijn werk is niet te onderschatten op het gebied van economische integratie. In de geschiedenis waren munten quasi altijd verbonden aan de landsgrenzen. Eenmaal men het land verliet moest men in een buitenlandse munt betalen, een situatie die de meeste reizende Europeanen ervaren hebben. De vraag die kan gesteld worden luidt: is het economisch verantwoord eenzelfde munt als wettelijk betaalmiddel te gebruiken over landsgrenzen heen? Of kan een nationale munt nadelig zijn voor een bepaalde regio in een staat? De laatste vraag vond zijn toepassing tijdens de crisis in de staat Californië, VS, op het eind van jaren 80 (Baldwin & Wyplosz, 2004) Kosten van een muntunie Een eenheidsmunt wordt uitgegeven door één enkele centrale bank (Mundell, 1961), wat impliceert dat de nationale banken van de deelnemende landen hun monetaire autonomie verliezen. Krugman (1993) stelde dat specialisatie in industrietakken, asymmetrische consequenties van vraagschokken of dergelijke in de hand zou werken. In een andere visie die intra-industriehandel betrekt, zou een tegenovergesteld effect impliceren, namelijk conjunctuurcycli convergeren in toenemende mate (Frankel & Rose, 1998). Het fenomeen van asymmetrische schokken vindt hier zijn toepassing: hoe meer asymmetrieën binnen een regio met een eenheidsmunt, hoe hoger de kost van een monetaire unie (Willmann, 2008). Om deze stelling te verduidelijken wordt een eenvoudig model gebruikt met twee landen A en B. Initieel bevinden beide landen zich in een situatie met volledige tewerkstelling en evenwicht op de betalingsbalans. Veronderstel dat elk land zijn eigen munteenheid heeft, en in land A de vraag terugvalt. Voor B is er geen probleem en zijn economische situatie blijft dezelfde, A daarentegen zal 18

29 zijn reële wisselkoers moeten laten depreciëren om tot een nieuw intern en extern evenwicht te komen (Baldwin & Wyplosz, 2004). Figuur 8: Asymmetrische vraagschok met gemeenschappelijke munt Bron: Baldwin & Wyplosz In het tweede geval wordt er verondersteld dat beide landen in een monetaire unie zitten en dus hun nationaal beleid niet meer opgaat. Stel dat de gemeenschappelijke centrale bank beslist om land A te assisteren aan de hand van een wisselkoersdepreciatie (E2) van de gemeenschappelijke munt, dan komt A opnieuw terecht in een evenwicht. De keerzijde in dit scenario is dat land B nu wel getroffen wordt: een lagere wisselkoers betekent een vraagoverschot en druk op de prijzen, de economie van B dreigt te oververhitten. De centrale bank kan opteren voor een tussenoplossing (E3) door de muntwaarde te laten zakken tussen het oud en nieuw evenwicht. Deze remedie is niet ideaal aangezien A nog steeds te kampen heeft met een aanbodoverschot en B een excessieve vraag (Baldwin & Wyplosz, 2004). De voorgaande depreciaties vinden plaats in reële termen om zo tot volledige tewerkstelling en extern evenwicht te komen. Een reductie van de nominale lonen is evenzeer een logische oplossing voor een reële depreciatie, maar loonswijzigingen zijn relatief rigide in Europa en toont zijn weerslag in een periode van substantiële werkloosheid. Het komt erop neer het monetair beleid zo te bepalen, dat volledige tewerkstelling wordt gevrijwaard (Gros & Thygesen, 1998). Een negatieve schok vond plaats in Letland tijdens de mondiale crisis. Om de economische problemen in het land op te lossen, zijn de beleidsmakers overgegaan tot 19

30 interne devaluatie (infra, 3.3.1). terwijl vorig jaar nog gevreesd werd voor een bankroet Letland, ziet de situatie er nu beter uit. De reële effectieve wisselkoers is aan het zakken (Heylen, 2010) mede door een nominale daling van de lonen (infra, 3.2). Als gevolg herstelt de Letse export zich gaandeweg (infra, 3.2). De vraagschok kan worden gecompenseerd door een tweede mechanisme: de werklozen uit land A moeten werk vinden in de regio s waar er een vraagoverschot is en een tekort aan arbeidskrachten. Deze beweging vermijdt een daling van de lonen in het getroffen land en een stijging in de inflatoire economieën (De Grauwe, 2000) Opbrengsten van een muntunie Het meest voor de hand liggende argument voor de vorming van een monetaire unie is de afwezigheid van vlottende wisselkoersen. Het gaat hierbij zowel over het wisselrisico als de transactiekosten. Het wisselrisico mag niet onderschat worden bij potentiële beleggingen en investeringen. Een investeerder moet op basis van verwachtingen koersevoluties goed kunnen inschatten welk rendement zou behaald worden op beleggingen in andere munten dan de binnenlandse. Een hogere rente in het buitenland lokt investeerders, maar de wisselkoers zou zodanig kunnen depreciëren dat de belegging in waarde daalt. Een stabiel verloop van de buitenlandse munt is een vereiste om kapitaal aan te trekken of, in het beste geval, blijven de kapitaalstromen binnen die regio s met dezelfde munteenheid (Heylen, 1999). Het grote deel van de verwachte opbrengsten ligt in de eliminatie van transactiekosten. In de Europese Unie vóór de euro probeerde men dit risico reeds in te dijken aan de hand van vaste wisselkoersen met beperkte fluctuatiemarge. De kosten bij het wisselen bleven er echter en waren niet gering: bid-ask spreads schommelden rond 5%, wat een kost inhield van 8 mld. op een totaal van 900 mld. waarde in de intra-eu handel (Gros & Thygesen, 1998). 20

31 2.4.2 OCA CRITERIA De grondslag van de theorie over optimum currency area s werd gelegd door Robert Mundell (1961), Ronald McKinnon (1963) en Peter Kenen (1969). Deze economen stelden een aantal criteria voorop waarmee kan bepaald worden of bepaalde regio s en/of landen een optimale muntzone vormen Graad van openheid Landen gekenmerkt door een hoge graad van openheid en dus intensief handel drijven, vormen een optimum currency area. (McKinnon) Een open economie betekent dat de verhouding van importen en exporten t.o.v. de geproduceerde niet verhandelde goederen relatief hoog ligt. In dit geval hebben fluctuaties in de betreffende wisselkoers een grotere invloed op binnenlands prijspeil. Hoe meer open de economie, hoe minder waarschijnlijk dat een wijziging in de nominale wisselkoers zal overgaan tot een evenredige wijziging in reële termen, ten gevolge van een aanpassing van binnenlands prijsniveau. Of anders geformuleerd, prijzen zijn minder vast en in combinatie met wisselkoerscorrecties wordt de competitiviteit nauwelijks beïnvloed. Deze economieën zijn uiteraard gevoeliger voor geïmporteerde inflatie waar ze zelf geen invloed op kunnen uitoefenen (Baldwin & Wyplosz, 2004). Deze stelling wordt duidelijker beschouwende een voorbeeld met twee landen, A en B. De concurrentieregel luidt: E A P A = E B P B. E vertegenwoordigt de nominale wisselkoers en P het prijspeil volgens binnenlandse munteenheid. Een appreciatie van E A moet worden gecompenseerd door een evenredige daling van P A volgens de wet van één prijsniveau in de wereldhandel (Baldwin & Wyplosz, 2004). Voor de analyse verdergaat moet de graad van openheid worden toegelicht; een veelgebruikte en eenvoudige manier om deze te meten is de verhouding van totale invoer en uitvoer over het BNP, (X+M)/BNP*100% (Yannikaya, 2002). Een eerste onderzoek voor Letland volgens gegevens van vóór de crisis toont relatieve openheid aan: BNP $40.04 miljard, importen $13,7 miljard, exporten $7,551 miljard (Latvijas Statistika, 2007), wat een gemeten openheid geeft van 53%. Wat betekent dit getal? In die 53% zit voor het grootste deel de Letse importen ze bedragen quasi het dubbele van de export. 21

32 Figuur 9: Letse import en export, toename in % op kwartaalbasis Bron: E. Huges De invoer (groene lijn) overtrof toen (2007) ruim de export (rode lijn), rekening houdend dat de Letse economie zich in volle expansie bevond. Deze situatie kan niet representatief beschouwd worden, aangezien correcties op de handelsbalans onvermijdelijk zijn. Figuur 9 toont aan dat door de crisis (2008 en verder) die balans totaal omsloeg: zowel de invoer als de uitvoer daalde drastisch, maar in die zin dat de uitvoer totaal instortte. Het McKinnon criterium beoordelen is in de huidige situatie niet vanzelfsprekend. Met het oog op economisch herstel echter, wordt er vanuit uitgegaan dat de handel zich gaandeweg zal normaliseren (IMF, 2010). Onderstaande figuur, berekening volgens export/bbp, geeft een beeld weer van de openheid met andere Oost-Europese economieën. De statistische gegevens van de andere Baltische staten (Estland en Litouwen) die we als vergelijkbaar kunnen beschouwen qua economische grootte, vertonen een significant groter aandeel van de export in het BBP. Figuur 10: Openheid Oost-Europese economieën 2007, exportpercentage van het BBP Bron: IMF & Fitch 1 1 Fitch is één van de ratingmaatschappijen zoals Standard & Poor s en Moody s 22

33 Bitans en Kauzens (2004) toonden reeds aan dat naar aanleiding van de vaste wisselkoers met de euro, de handel vanuit Letland met landen die de euro als betalingsmunt gebruiken, zal toenemen (infra, tabel 8). In dit kader wordt er verwezen naar de endogeniteit van OCA criteria (Frankel & Rose, 1998) die stelt dat wanneer landen een eenheidsmunt invoeren op termijn een optimale muntzone vormen (Warin, Wunnava & Janicki, 2008). Onderstaande figuur geeft over het huidig opzicht een interessante vergelijking. De landen uit de eurozone vormen één groep (EUR), het Verenigd Koninkrijk betaalt in ponden (GBP) en de Verenigde Staten in dollar (USD). Duidelijk is dat aanvankelijk de meeste transacties in dollars gebeurden, maar de euro nam een steile opmars in de handel met Letland. In 2003 bedroeg de eenheidsmunt al 62% van de totale handelsomzet, dit cijfer steeg in 2008 tot 75%. Tabel 8: Aandeel Letse handelsomzet in procent Landengroep EUR GBP USD Bron: Latvijas Statistika 1, Latvijas Banka Arbeids- en kapitaalmobiliteit Optimum currency areas zijn die regio s waarbinnen productiefactoren zich gemakkelijk kunnen verplaatsen. (Mundell) Dit criterium heeft grotendeels betrekking tot de arbeidsmarktflexibiliteit. In de theorie van OCA werd gezien dat asymmetrische schokken nefast zijn voor regio s met een muntunie. In het voorbeeld van geziene OCA kostenanalyse, veroorzaakt een vraagschok overproductie in land A. Indien het gemeenschappelijke monetair beleid land A bedient en bijgevolg de wisselkoers doet dalen om het productieoverschot in A te compenseren, zal B door de goedkopere munt met een excessieve vraag te kampen hebben; een productietekort in land B als resultaat. 1 Latvijas Statistika is het Lets nationaal instituut voor statistiek 23

34 Het effect van asymmetrische schokken zou wegvallen op voorwaarde dat de productie kan verhuizen. De factoren kapitaal en arbeid zorgen voor deze productie. Kapitaal wordt als vrij beweegbaar beschouwd in de financiële zin, mits obstakels die vrij kapitaalverkeer zouden belemmeren, geëlimineerd worden (Baldwin & Wyplosz, 2004). Hindernissen komen voor in de vorm van transactiekosten, doorgedreven regulering, hoge belastingen, enzovoort (Niskanen). Het kapitaal in fysieke vorm is quasi immobiel. De verhuizing van fabrieken, machines en andere geïnvesteerde kapitaalvormen is niet evident en het kan maanden, zelfs jaren duren eer het aanbod zich heeft aangepast aan de nieuwe marktomstandigheden, ondanks hoge arbeidsmobiliteit (Baldwin & Wyplosz, 2004). Een aantal empirische studies (Eichengreen, 1993; Decressin & Fatas, 1994; Blanchard & Katz, 1992) komen tot dezelfde conclusie dat de arbeidsflexibiliteit zeer laag is in de EU; deze onderzoeken zijn veelal uitgevoerd met de VS als referentie 1. De meest aannemelijke achtergrond zouden nationale, culturele en sociale barrières zijn; de Europeaan houdt niet van verhuizen, zeker niet wanneer de landsgrens moet worden overgestoken (Faini, 1994). De woonst wordt aanzien als een investering en de Europese overheden moedigen het bezit ervan aan. Het fenomeen doet zich voor over heel Europa, Letland incluis. Op basis van dit OCA criterium zou het derhalve onverstandig zijn om te participeren aan de EMU. De OCA visie interpreteert arbeidsmobiliteit echter in de korte termijn. In een ander standpunt wordt de flexibiliteit van deze productiefactor als minder essentieel aanzien (Gros & Thygesen, 1998). De redenering achter deze visie is gebaseerd op de lange termijncomplicaties van arbeidsmobiliteit: door een hogere dynamiek zou arbeid zich meer concentreren in bepaalde regio s. Die hogere concentratie van industrieën doet de kans op asymmetrische schokken nog verder toenemen (Gros & Thygesen, 1998). De Letse bevolkingsmigraties zijn te verdelen in twee substantiële periodes: postcommunistisch Letland en het tijdvak na de EU uitbreiding van De eerste periode werd gekenmerkt door een grote groep emigranten, wat deels een economische oorzaak had en deels cultureel (Fihel & Krisjane, 2007). Terwijl Letland ten tijde van de Sovjet-Unie een netto-instroom kende, sloeg deze na de implosie van de communistische republiek om in massale emigratie. Letland had het op economisch vlak zwaar tijdens deze periode. 1 De staten die de VS vormen worden geïnterpreteerd als een economische unie met de dollar gemeenschappelijke munt. 24

35 De Russische strijdkrachten werden teruggetrokken uit het land, met nefaste gevolgen voor de Letse economie waarvan een groot deel van de gevestigde industrie opgetrokken was om dat leger te bevoorraden en te onderhouden. Vele subsectoren gingen mee ten onder. Een niet onbelangrijk deel van de bevolking was Russisch en deze groep verhuisde en masse terug naar hun thuisland (Fihel & Krisjane, 2007). Vanaf 2000 was de migratie van andere aard, sinds de banden met de ex Oostbloklanden minder intens werden en Letland zich duidelijk voorbereidde op EU-lidmaatschap begon de arbeidsmigratie zich naar EU-landen te richten (OESO, 2003). Dit proces versnelde nog toen Letland toetrad tot de Europese Unie in 2004 en de arbeidsmarkten werden opengesteld. Gezien de economische expansie en verbeterende arbeidsomstandigheden in de Baltische staat leek deze massale emigratie onlogisch. Echter de meeste uitwijkelingen geven de hogere lonen in West-Europa aan als reden. Zeker voor de jongere Letse bevolking en hoger opgeleiden is de stap naar een welvarender leven gemakkelijk genomen. Inzake internationale arbeidsmobiliteit scoort Letland goed, reeds 10% van de werkende bevolking heeft een buitenlandse job of ooit gehad. Dit percentage dient genuanceerd te worden aangezien immigratie slechts een marginaal deel vertegenwoordigt van de totale arbeidskrachtenstroom (Fihel & Krisjane, 2007). Het regionaal kader vertoont een minder rooskleurig beeld. In de periode na 1997 zakte het aantal arbeidsplaatsen in de agrarische sector drastisch (OESO 2003). De industriële tak bleef op een status-quo in tegenstelling tot de constante groei van de dienstensector. Een groot deel van de landbouwers raakte in de werkloosheid verzeild en degenen die wel op de arbeidsmarkt bleven, kwamen in de dienstensector terecht (OESO 2003). De analyse voor Letland toont een relatief hogere arbeidsmobiliteit, zeker in contrast met de meeste West-Europese lidstaten van de EU. De Letse werknemers blijken immers minder geremd te zijn door culturele en sociale factoren, terwijl economische migratie domineert Productiediversificatie Landen met een breed gediversifieerde productie en van gelijkaardige structuur vormen een optimum currency area. (Kenen) 25

36 Een hoge diversificatie van productie en consumptie beperkt de impact van economische schokken specifiek gericht op bepaalde sectoren. Dat bepaalde bedrijfstakken getroffen worden hangt af van de aard van deze schokken, namelijk een wijziging in de vraag naar bepaalde producten als gevolg van een evoluerend consumptiepatroon (Baldwin & Wyplosz, 2004). Technologische evolutie en stijgende welvaart dragen hiertoe bij (Schumpeter, 1975); een typisch voorbeeld is de vervanging van de typemachine door computers. De sectoren afhankelijk van de productie van deze machines werden getroffen en het is de vraag of de betreffende economieën deze vraagschok kan absorberen. Diversificatie spreidt het risico, dit is tevens een oude wijsheid inzake beleggingsportefeuilles. Landen die eerder gespecialiseerd zijn in een gelimiteerd gamma van producten of waarvan de economie te veel afhangt van een bepaalde sector, zullen harder worden getroffen. Rusland heeft hier ervaring mee tijdens de recente crisis: de vraag naar de voornaamste exportproducten (olie en gas) van het land viel in grote mate terug (Rianovosti, 2009). Waarom dit criterium mee bepalend is in de OCA theorie ligt voor de hand: nominale wisselkoerscorrecties zijn niet meer mogelijk vanuit een nationaal monetair beleid (Warin, Wunnava & Janicki, 2008). Tabel 9: BBP-aandeel, indeling volgens economische sector Letland, Griekenland en EMU Letland EMU Gem. (1999) Min. Max. Landbouw, jacht en 8,1 4, bosbouw Industrie Bouwnijverheid Handel, transport, opslag en communicatie Financiële intermediatie, vastgoed, huur en zakelijke activiteiten Overige diensten Bron: OESO databank, Latvijas Statistika 1 26

37 Bovenstaande tabel geeft een beeld weer van de economische structuur in Letland; de gegevens worden vergeleken met die van Griekenland en het gemiddelde van de EMUlanden. De Letse agrarische sector beslaat nog een aanzienlijk deel van het BBP, zeker in vergelijking met de EMU, hoewel dit aandeel het laatste decennium afneemt (supra, tabel 9). Een vraagschok in deze economische tak zal zwaarder doorwegen in het totale BBP; deelname aan de EMU impliceert dat het gemeenschappelijk monetair beleid door de ECB niet in alle lidstaten een even efficiënt resultaat zal bieden. Het industriële aandeel van Letland ligt beduidend lager dan EMU gemiddelde, echter deze vergelijking moet worden genuanceerd in de zin dat overige EMU landen ongelijkheden vertonen van een even groot aandeel (EMU gemiddelde 23,2%, min. 15,2%, max. 32,8%) (Latvijas Statistika). De Letse transportsector vertegenwoordigt een relatief groot aandeel in de Letse economie - het percentage ligt meer dan 10% hoger dan het EMU gemiddelde en zal bijgevolg gevoeliger zijn voor dergelijke asymmetrische schokken. Opvallend ondervertegenwoordigd is de financiële sector die wel een sterke opmars kent de laatste jaren (Latvijas Statistika). Globaal genomen vertoont de Letse economie qua structuur een zeker verschil met de EMU lidstaten, maar niet aanzienlijk genoeg om toetreding tot de muntunie af te keuren op basis van dit criterium rekening houdend met de nuance dat de spreiding rond het EMU gemiddelde aanzienlijk is onder de lidstaten zelf (Bitans & Kauzens, 2004) Fiscale transfers Landen die elkaar compenseren tegen asymmetrische schokken, kunnen een optimale muntzone vormen. (Kenen) Het betreft een eerder politiek criterium waar voorgaande criteria van economische aard zijn. De idee hierachter is dat landen de gevolgen van een lage factormobiliteit, zoals besproken in de paragraaf over arbeids- en kapitaalmobiliteit, kunnen elimineren. Volgens Keynes moet de betreffende overheid de werkloosheid, ontstaan door de specifieke schok, neutraliseren door een expansieve budgettaire politiek. Een mogelijke oplossing is een transfer van fondsen vanuit het land met hoge economische groei richting het land in recessie (Baldwin & Wyplosz, 2004). 27

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.5.2007 COM(2007) 256 definitief 2007/0090 (CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende

Nadere informatie

10889/10 VP/mg DG G I

10889/10 VP/mg DG G I RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 juni 2010 (OR. en) 10889/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0135 (E) ECOFIN 360 UEM 209 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD overeenkomstig

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Euro

Praktische opdracht Economie Euro Praktische opdracht Economie Euro Praktische-opdracht door een scholier 1619 woorden 17 februari 2003 6,7 12 keer beoordeeld Vak Economie 1 Onderzoeksvraag. Mijn onderzoeksvraag is: Wat zijn de voor- en

Nadere informatie

Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken;

Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken; Werkstuk door een scholier 2376 woorden 29 november 2001 7,3 29 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn

Nadere informatie

1. Inleiding Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken;

1. Inleiding Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in mijn werkstuk verwerken; Werkstuk door een scholier 2302 woorden 20 februari 2000 6 144 keer beoordeeld Vak Economie 1. Inleiding Ik ga het in mijn werkstuk over de euro en de Europese Unie hebben. De volgende punten zal ik in

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H7 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 7 Europese grenzen? Paragraaf 7.1 Wat

Nadere informatie

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17 2.2. EUROPESE UNIE 2.2.1. Droogte remt groei melkaanvoer af Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) 2005 2015 2017 2018 % 18/17 België 3 022 3 988 4 025 4 190 4,1 Denemarken 4 451 5 278 5

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Uitvoering van artikel 260 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Aanpassing van de gegevens die worden

Nadere informatie

ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN

ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN VOLTOOIING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE Bijdrage van de Commissie aan de Leidersagenda #FutureofEurope #EURoadSibiu ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN Figuur

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Tabel 1: Economische indicatoren (1)

Tabel 1: Economische indicatoren (1) Tabel 1: Economische indicatoren (1) Grootte van de Openheid van de Netto internationale Saldo op de lopende rekening (% economie (in economie (Export + BBP per hoofd, nominaal (EUR) BBP per hoofd, nominaal,

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie

Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie Praktische opdracht Economie Economische Monetaire Unie Praktische-opdracht door een scholier 3907 woorden 17 juni 2004 6,1 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvattingen: Deelvraag 1: De Economische en

Nadere informatie

6, Het verband tussen de euro en de ecu De ecu. Werkstuk door een scholier 1684 woorden 7 december keer beoordeeld

6, Het verband tussen de euro en de ecu De ecu. Werkstuk door een scholier 1684 woorden 7 december keer beoordeeld Werkstuk door een scholier 1684 woorden 7 december 2001 6,3 18 keer beoordeeld Vak Economie De euro in de praktijk. Hoofdstuk 1: De euro. 1.1 Begrip. Sinds 1 januari 1999 hebben de deelnemers aan de Europese

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75 DEEL 3.4 DE EURO Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75 3.4. DE EURO DOEL - De leerlingen/cursisten ontdekken de voordelen van het gebruik van de eenheidsmunt: wisselen van geld is niet meer nodig, je spaart

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014 EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.6.2013 COM(2013) 345 final 2013/0190 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014 NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

Onderzoek gunstige prijsligging.

Onderzoek gunstige prijsligging. Onderzoek gunstige prijsligging. BMW 3 Serie Model 320D. 22 Eu-Lidstaten. Jordy Reijers Marketing/Onderzoek P van. Prijs 1 Inhoud Opgave Onderzoek informatie over Eu landen Welke landen hanteren de euro?

Nadere informatie

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. 1 De wisselmarkt 1.1 Begrip Wisselkoers = de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. bv: prijs van 1 USD = 0,7

Nadere informatie

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Financieel Forum Gent - 26 februari 2015 Jan Smets A. De stand van zaken 1. De (lange)

Nadere informatie

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).

Nadere informatie

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België Financieel Forum West-Vlaanderen Kortrijk - 24 februari 2015 Jan Smets A. De stand van

Nadere informatie

Europa in crisis. George Gelauff. Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering

Europa in crisis. George Gelauff. Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering Europa in crisis George Gelauff Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering Opzet Baten en kosten van Europa Banken en overheden Muntunie en schulden Conclusie 2 Europa in crisis Europa veruit

Nadere informatie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie Productiviteit, concurrentiekracht en economische ontwikkeling Concurrentiekracht wordt vaak beschouwd als een indicatie voor succes of mislukking van economisch beleid. Letterlijk verwijst het begrip

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013 Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011 NL NL NL EUROPESE COMMISSIE Brussel, 12.5.2010 COM(2010) 239 definitief 2010/0135 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de aanneming van de euro door Estland op 1 januari 2011 NL NL TOELICHTING

Nadere informatie

De economische omgeving. Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa

De economische omgeving. Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa De economische omgeving Een cruciaal jaar voor Nederland en Europa Inhoud Wereldeconomie Traag herstel Verengde Staten Europa Nederland Ook 2017 een conjunctureel goed jaar Ons land staat er heel goed

Nadere informatie

Opbouw van de Europese Monetaire Unie

Opbouw van de Europese Monetaire Unie Opbouw van de Europese Monetaire Unie Seminarie voor leerkrachten, NBB Brussel, 21 oktober 2015 Ivo Maes DS.15.10.441 Construct EMU 21_10_2015 NL Opbouw van de Europese monetaire unie 1. Beschouwingen

Nadere informatie

Michiel Verbeek, januari 2013

Michiel Verbeek, januari 2013 Michiel Verbeek, januari 2013 1 2 Eens of oneens? De bankiers zijn schuldig aan de kredietcrisis. De huidige economische crisis is het gevolg van de kredietcrisis van 2008. Als een beurshandelaar voor

Nadere informatie

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 9: Duitsland en de euro. 9.1 Overzicht

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 9: Duitsland en de euro. 9.1 Overzicht Naslagwerk Economie van Duitsland 9.1 Overzicht Eind jaren zestig werd in Europa hardop gesproken over een gezamenlijk economisch beleid met een gemeenschappelijke munt. In 1979 werd dit plan concreet

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

1. 31958 Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van 6.12.1958, blz. 534), gewijzigd bij:

1. 31958 Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van 6.12.1958, blz. 534), gewijzigd bij: 9. ENERGIE 1. 31958 Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van 6.12.1958, blz. 534), gewijzigd bij: 31973 D 0045: Besluit 73/45/Euratom van de Raad van 8 maart

Nadere informatie

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht EconomieeenInleiding 1: Wereldreis o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht o Wat is macro-economie? o Concepten, variabelen o Overzicht boek = structuur cursus en lessen #1 1 Op wereldreis Inleiding

Nadere informatie

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur : Oktober 2015 Macro & Markten 1. Rente en conjunctuur : VS Zoals al aangegeven in ons vorig bulletin heeft de Amerikaanse centrale bank FED de beleidsrente niet verhoogd. Maar goed ook, want naderhand werden

Nadere informatie

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG!

MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! MODULE I EUROPA: NOOIT MEER OORLOG! I.I De geboorte van de Europese Unie Zoals jullie waarschijnlijk wel weten zijn er de vorige eeuwen veel oorlogen in Europa geweest. Vooral de Eerste en de Tweede Wereldoorlog

Nadere informatie

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze Profit Europa is een van s werelds meest welvarende regio s en heeft een van de grootste interne markten. Deze positie wordt echter bedreigd door de snelle opkomst van Azië, maar ook door het steeds groter

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden

Nadere informatie

HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN 1. Op de beurs van New York worden de volgende koersen genoteerd : 100 JPY = 0,8 USD ; 1 GBP = 1,75 USD en 1 euro = 0,9273 USD. In Tokyo is de notering 1 USD = 140 JPY. In Londen

Nadere informatie

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

Marktontwikkelingen varkenssector

Marktontwikkelingen varkenssector Marktontwikkelingen varkenssector 1. Inleiding In de deze nota wordt ingegaan op de marktontwikkelingen in de varkenssector in Nederland en de Europese Unie. Waar mogelijk wordt vooruitgeblikt op de te

Nadere informatie

BBP Inflatie Lopende rekening Werkloosheid Europa 2,0 0,1 0,8 3,3 2,8 2,1 0,4 0,8 1,0

BBP Inflatie Lopende rekening Werkloosheid Europa 2,0 0,1 0,8 3,3 2,8 2,1 0,4 0,8 1,0 Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14 Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

Nadere informatie

Hoe is de EU tot stand gekomen?

Hoe is de EU tot stand gekomen? Verslag door? 2035 woorden 4 februari 2018 10 2 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Hoe is de EU tot stand gekomen? de geschiedenis de EU is tegenwoordig niet meer weg te denken van politieke tot economische

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België De buitenlandse handel van België 1 ste kwartaal 2010 1 De buitenlandse handel van België na het eerste kwartaal van 2010 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van het eerste kwartaal

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Centraal Planbureau 1 Europa in crisis

Centraal Planbureau 1 Europa in crisis 1 Europa in crisis Waarom dit boek? Vergelijkbaar met De Grote Recessie van 2 jaar geleden qua vorm en stijl qua beoogde doelgroep Euro-crisis ingrijpend voor ons dagelijkse leven / welvaart oplossing

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België - 2009 -

De buitenlandse handel van België - 2009 - De buitenlandse handel van België - 2009 - De buitenlandse handel van België in 2009 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van 2009 Zoals lang gevreesd, werden in 2009 de gevolgen van

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Macro-economie examenvragen

Macro-economie examenvragen Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.

Nadere informatie

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz) Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz) Lees ter voorbereiding de volgende teksten en bekijk de vragen en antwoorden van de quiz. De juiste antwoorden zijn vetgedrukt. Wat wil en doet

Nadere informatie

HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT

HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT 1 HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT 1. PRIJSVORMING OP DE WISSELMARKTEN 1.1. Enkele begrippen Wisselkoers = prijs van de buitenlandse munt, uitgedrukt in nationale munt bv. wisselkoers () van de

Nadere informatie

Economische najaarsprognoses 2013: geleidelijk herstel, externe risico's

Economische najaarsprognoses 2013: geleidelijk herstel, externe risico's EUROPESE COMMISSIE PERSBERICHT Brussel, 5 november 2013 Economische najaarsprognoses 2013: geleidelijk herstel, externe risico's In de afgelopen maanden zijn er een aantal bemoedigende signalen geweest

Nadere informatie

Beknopte gids over de euro

Beknopte gids over de euro Beknopte gids over de euro Economische en Financiële Zaken Over de euro De euro bestaat sinds 1999. Hij verscheen aanvankelijk alleen op loonstrookjes, rekeningen en facturen. Op 1 januari 2002 kwamen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-144 21 december 2005 9.30 uur Groei economie derde kwartaal 2005 hoger dan eerder geraamd De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2005 met

Nadere informatie

IMMIGRATIE IN DE EU 85% 51% 49% Immigratie van niet-eu-burgers. Emigratie van niet-eu-burgers

IMMIGRATIE IN DE EU 85% 51% 49% Immigratie van niet-eu-burgers. Emigratie van niet-eu-burgers IMMIGRATIE IN DE EU Bron: Eurostat, 2014, tenzij anders aangegeven De gegevens verwijzen naar niet-eu-burgers van wie de vorige gewone verblijfplaats in een land buiten de EU lag en die al minstens twaalf

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 Sarajane Marilfa Omouth Paramaribo, juni 2015 1. Inleiding De totale

Nadere informatie

Exportstatistiek Bloemkwekerijprodukten FEBRUARI 2012

Exportstatistiek Bloemkwekerijprodukten FEBRUARI 2012 Exportstatistiek Bloemkwekerijprodukten FEBRUARI 212 NA KRIMP IN FEBRUARI STOKT EXPORT BLOEMEN EN PLANTEN OP KRAPPE PLUS VAN 1% TOT 915 MILJOEN In februari is de exportwaarde van bloemen en planten vanuit

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer najaar 2018: Positief beeld van de EU overheerst in de aanloop naar de Europese verkiezingen

Standaard Eurobarometer najaar 2018: Positief beeld van de EU overheerst in de aanloop naar de Europese verkiezingen Europese Commissie - Persbericht Standaard Eurobarometer najaar 2018: Positief beeld van de EU overheerst in de aanloop naar de Europese verkiezingen Brussel, 21 december 2018 Uit een nieuwe Eurobarometer-enquête

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden

Centraal Bureau voor de Statistiek Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden Factsheet Macro-economische onevenwichtigheden 15 juli 2013 pagina 1 Inleiding Door de uitbraak van de kredietcrisis in 2008 en de daaropvolgende Europese schuldencrisis is het duidelijk geworden dat er

Nadere informatie

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context CRB 2016-0510 SR/LVN 03.02.2016 Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context 2 CRB 2016-0510 Overzicht groei sinds 1996 Onder invloed van de conjuncturele

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-038 15 mei 2009 9.30 uur Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Grootste krimp na de Tweede Wereldoorlog Export en investeringen vallen

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR De procedures in de verschillende lidstaten SAMENVATTING In de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt het dat één van de doelstellingen

Nadere informatie

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 Facts & Figures over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 Facts & figures De lokale overheden zijn een zeer belangrijke speler in ons land. De bevoegdheden die ze

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede

Nadere informatie

Euroschuldencrisis en beleggingsalternatieven. Koen De Leus Senior Economist KBC Group

Euroschuldencrisis en beleggingsalternatieven. Koen De Leus Senior Economist KBC Group Euroschuldencrisis en beleggingsalternatieven Koen De Leus Senior Economist KBC Group Agenda Constructiefouten EMU en oplossingen Beleggingsalternatieven Obligaties Aandelen Vastgoed 2 19 oktober 2012

Nadere informatie

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005

Hoe Europeanen denken over biotechnologie en genetisch gemodificeerd voedsel in 2005 Eens in de drie jaar wordt in de Europese Unie onderzoek verricht naar de publieksopvattingen over biotechnologie. Eind 05 zijn in totaal 25.000 respondenten in de 25 lidstaten van de EU ondervraagd. Hier

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase Opgave 1 Sinds 1 juni 1998 maakt De Nederlandsche Bank (DNB) samen met de centrale banken van andere

Nadere informatie

Internationale handel in goederen van Nederland 2012

Internationale handel in goederen van Nederland 2012 Webartikel 2013 Internationale handel in goederen van Nederland 2012 Wiel Packbier 11-11-2013 gepubliceerd op cbs.nl Samenvatting De internationale handel in goederen is in 2012 wederom minder hard gegroeid.

Nadere informatie

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's IP/11/565 Brussel, 13 mei 2011 Voorjaarsprognoses 2011-2012: Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's Het geleidelijke herstel van de EU-economie zet door, zo blijkt uit de vooruitzichten voor

Nadere informatie

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors.

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors. DE PERFECTE STORM Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken Gert Peersman & Koen Schoors Universiteit Gent Beleidsseminarie eindeloopbaan 6 december 2012 De Perfecte

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I

Eindexamen aardrijkskunde havo 2003-I Politiek en ruimte Opgave 6 bron 9 In de periode 2000-2006 zal de Europese Unie financiële steun voor sociaal-economische ontwikkeling toekennen aan twee soorten regio s: de regio s met een ontwikkelingsachterstand

Nadere informatie

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners.

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners. Streekpact 2013-2018 Cijferanalyse Publicatiedatum: 30 september 2013 Contactpersoon: Kim Nevelsteen Demografie Samenvatting Inwonersaantal: 442.508 (2012) 90% van de inwoners heeft de Belgische nationaliteit.

Nadere informatie

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015

Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 Waarom loopt de economie nog steeds niet echt lekker? Michiel Verbeek, 2 december 2015 4 Onderwerpen: 1. De financiële crisis van 2008 2. Geldschepping 3. Hoe staan de landen er economisch voor? 4. De

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen De voorbeelden in de casussen zijn verzonnen door de auteurs en komen niet noodzakelijkerwijs

Nadere informatie

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl) Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie