Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden"

Transcriptie

1 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang Besluit van 13 december 2006, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van bijdragen aan gemeenten ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven conventionele explosieven (Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 september 2006, , CZW/WVOB; Gelet op artikel 25, vierde lid, van de Wet rampen en zware ongevallen; De Raad van State gehoord (advies van 9 november 2006, nr. W /I); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 december 2006, nr , CZW/WVOB; Hebben goedgevonden en verstaan: 1. Begripsbepalingen Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. beschikbaar bedrag: het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van een bijdrage krachtens dit besluit; b. college: het college van burgemeester en wethouders; c. conventioneel explosief: elk explosief als bedoeld in artikel 4.8b van het Arbeidsomstandighedenbesluit dat als gevolg van de Tweede Wereldoorlog is achtergebleven; d. kwetsbare infrastructuur: dat deel van de infrastructuur waaraan als gevolg van detonatie van een aanwezig dan wel vermoedelijk aanwezig explosief zodanige schade kan worden aangericht dat er grote risico s ontstaan voor de bevolking; e. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; Staatsblad

2 f. opsporing: het detecteren, lokaliseren, laagsgewijs ontgraven, identificeren, tijdelijk veiligstellen van de situatie en overdragen, bedoeld in artikel 4.8b, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit; g. opsporingsbedrijf: bedrijf dat werkzaamheden uitvoert ten behoeve van de opsporing van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog; h. ruiming: het geheel van organisatie en uitvoering van activiteiten die plaatsvinden vanaf het tijdstip van overdracht van het explosief aan een van de Explosieven Opruimingsdiensten van het Ministerie van Defensie; i. schervengevarenzone: het gebied waar men gevaar loopt om bij een eventuele detonatie door scherven, glasscherven of rondvliegend puin te worden getroffen; j. woonkern: een woonkern als bedoeld in het Besluit financiële verhouding 2001, vastgesteld naar de toestand op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de opsporings- onderscheidenlijk ruimingswerkzaamheden in uitvoering zijn genomen. 2. Algemene bepalingen Artikel 2 Dit besluit is niet van toepassing op de opsporing en ruiming van conventionele explosieven als gevolg van infrastructurele projecten die geïnitieerd zijn door het Rijk of door een houder van een concessie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Spoorwegwet. Artikel 3 1. De kosten van werkzaamheden die verband houden met de opsporing en ruiming van conventionele explosieven zijn voor rekening van de gemeente, met dien verstande dat voor de in paragraaf 5 bedoelde kostensoorten van rijkswege een bijdrage kan worden verstrekt. 2. Een bijdrage als bedoeld in het eerste lid wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd, indien: a. de gemeente op andere wijze voor de kosten een bijdrage heeft verkregen dan wel had kunnen verkrijgen; b. de kosten door schuld of nalatigheid van de gemeente zijn veroorzaakt of vergroot; of c. de ruiming niet is uitgevoerd door een van de Explosieven Opruimingsdiensten van het Ministerie van Defensie. 3. Een bijdrage als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, de opsporing niet is uitgevoerd door een opsporingsbedrijf dat voor de te verrichten arbeid in het bezit is van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven als bedoeld in artikel 4.8b, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Artikel 4 Voor een bijdrage in de kosten komen uitsluitend die opsporingen en ruimingen in aanmerking waarbij de aanwezigheid dan wel vermoede aanwezigheid van conventionele explosieven grote risico s voor de bevolking met zich brengt. Artikel 5 Van grote risico s voor de bevolking als bedoeld in artikel 4 is in geval van opsporing sprake, indien: a. binnen een vastgestelde straal van de vermoede vindplaats van het conventionele explosief zodanige (grond)werkzaamheden worden verricht dat detonatie een reëel risico wordt geacht, en Staatsblad

3 1. het conventionele explosief zich vermoedelijk bevindt binnen de grens van een woonkern, of 2. de afstand van de vermoede inslagplaats van het conventionele explosief tot de grens van een woonkern kleiner is dan de straal van de schervengevarenzone van het conventionele explosief terwijl zich binnen de schervengevarenzone bebouwing of een kwetsbare infrastructuur bevindt; b. zich in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar sprake is van een recreatief gebruik, op geringe diepte conventionele explosieven bevinden, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden; of c. er aantoonbaar sprake is van een ernstige verontreiniging van het grondwater of oppervlaktewater als gevolg van de vermoede aanwezigheid van conventionele explosieven, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is beschermende maatregelen te treffen zoals isolatie van het desbetreffende gebied. Artikel 6 Van grote risico s voor de bevolking als bedoeld in artikel 4 is in geval van ruiming sprake, indien: a. het conventionele explosief aangetroffen is binnen de grens van een woonkern, dan wel de afstand tot de grens van die woonkern kleiner is dan de straal van de schervengevarenzone van het explosief terwijl zich binnen de schervengevarenzone bebouwing bevindt; b. het conventionele explosief aangetroffen is in een gebied dat vrij toegankelijk is voor personen en waar sprake is van een recreatief gebruik, terwijl het redelijkerwijs niet mogelijk is om beschermende maatregelen te treffen zoals het plaatsen van hekken en verbodsborden; of c. zich binnen de schervengevarenzone van het aangetroffen conventionele explosief een kwetsbare infrastructuur bevindt. 3. Het beschikbare bedrag en de berekening van de hoogte van de bijdrage Artikel 7 Onze Minister stelt jaarlijks voor het volgende begrotingsjaar het beschikbare bedrag voor de opsporing en ruiming van conventionele explosieven vast. Artikel 8 1. De ingevolge dit besluit voor een bijdrage in aanmerking komende kosten worden vergoed tot ten hoogste 80%, voor zover de op grond van paragraaf 5 in aanmerking komende kosten van een opsporing of ruiming uitgaan boven de ten laste van de gemeente blijvende drempelbijdrage. 2. De in het eerste lid bedoelde drempelbijdrage wordt per opsporing of ruiming bepaald door het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de werkzaamheden in uitvoering zijn genomen te vermenigvuldigen met 2, Indien het grondgebied van de gemeente op 1 januari van het jaar waarin de werkzaamheden in uitvoering zijn genomen gewijzigd is, wordt het in het tweede lid bedoelde aantal inwoners gesteld op het aantal inwoners op 1 januari van dat jaar. Staatsblad

4 Artikel 9 Onverminderd artikel 8 worden de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten van een opsporing of ruiming naar rato van het beschikbare bedrag vergoed, indien het beschikbare bedrag door verstrekking van de bijdragen wordt overschreden. Artikel 10 In afwijking van de artikelen 8 en 9 worden de ingevolge dit besluit voor een bijdrage in aanmerking komende kosten volledig vergoed, indien: a. op een terrein dat in eigendom is van de Staat door natuurlijke processen een situatie van acuut levensbedreigend gevaar voor de bevolking is ontstaan, waardoor onmiddellijke opsporing en ruiming van conventionele explosieven noodzakelijk is; en b. de conventionele explosieven zich bevinden op of in de directe omgeving van een plaats waar tijdens dan wel kort na de Tweede Wereldoorlog grote hoeveelheden conventionele explosieven ter vernietiging bijeen zijn gebracht. Artikel Indien de gemeente verkeert in omstandigheden als bedoeld in artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet of door de toepassing van artikel 11 van die wet in zodanige omstandigheden zou komen te verkeren, kan Onze Minister, indien de omstandigheden als bedoeld in artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet zich gedurende een aaneengesloten periode van 5 jaar voordoen, op verzoek van burgemeester en wethouders het aandeel van de gemeente in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten verlagen tot minimaal 1,82 per inwoner per jaar over een aaneengesloten periode van 5 jaar. 2. Bij de beoordeling van een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt mede rekening gehouden met de ten laste van de gemeente gebleven kosten van bodemsanering. 4. Aanmelding, indiening van de declaratie en beëindiging van de werkzaamheden Artikel Een bijdrage wordt alleen verstrekt, indien het college de opsporingswerkzaamheden vóór de daadwerkelijke aanvang van de werkzaamheden bij Onze Minister heeft aangemeld. 2. In de aanmelding wordt opgenomen: a. een kopie van het procescertificaat, bedoeld in artikel 3, derde lid; b. de reden van de opsporing; c. de uitkomsten van het vooronderzoek; d. het op basis van de uitkomsten van het vooronderzoek uitgebrachte advies aan het college; e. een projectplan als bedoeld in de beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat «opsporen conventionele explosieven», bedoeld in artikel 4.17e van de Arbeidsomstandighedenregeling; f. de vermoedelijke aard van het conventionele explosief of de conventionele explosieven; g. de vermoedelijke straal van de schervengevarenzone; h. een situatietekening en een plattegrond van de gemeente; i. het gebied waarbinnen bepaalde (grond)werkzaamheden tot detonatie kunnen leiden; Staatsblad

5 j. de vermoedelijke ligging van het conventionele explosief of de conventionele explosieven ten opzichte van een woonkern of een kwetsbare infrastructuur; k. de voorziene risico s voor de bevolking; l. de mogelijkheden om al dan niet beschermende maatregelen te treffen; m. een gespecificeerde kostenraming; en n. het tijdstip waarop de werkzaamheden een aanvang zullen nemen en naar verwachting zullen worden beëindigd. 3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien naar aanleiding van een vondst van een conventioneel explosief wegens acuut levensbedreigend gevaar voor de bevolking direct met opsporingswerkzaamheden wordt begonnen, dan wel indien na een ruiming nadere opsporingswerkzaamheden met spoed noodzakelijk zijn. De aanmelding geschiedt dan zo spoedig mogelijk. Artikel 13 Om in aanmerking te kunnen komen voor een bijdrage dient het college de declaratie jaarlijks vóór 1 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de opsporings- of ruimingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, bij Onze Minister in. Artikel 14 Een declaratie voor een opsporing heeft als inhoud: a. de feitelijke aard van het aangetroffen conventionele explosief of de conventionele explosieven; b. de feitelijke straal van de schervengevarenzone; c. de feitelijke ligging van het conventionele explosief of de conventionele explosieven ten opzichte van een woonkern of een kwetsbare infrastructuur; d. de werkzaamheden die blijkens de dag- of weekstaten zijn verricht als gevolg van de opsporing van het aangetroffen conventionele explosief of de aangetroffen conventionele explosieven; e. de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade; f. de datum waarop de opsporingswerkzaamheden zijn beëindigd; g. een gespecificeerde opgave van de gemaakte kosten. Artikel 15 Een declaratie voor een ruiming heeft als inhoud: a. de feitelijke aard van het aangetroffen conventionele explosief of de conventionele explosieven; b. de feitelijke straal van de schervengevarenzone; c. een situatietekening en een plattegrond van de gemeente; d. de risico s voor de bevolking; e. de werkzaamheden die verricht zijn als gevolg van de ruiming van het aangetroffen conventionele explosief of de aangetroffen conventionele explosieven; f. de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade; g. de datum waarop de ruimingswerkzaamheden zijn beëindigd; h. een gespecificeerde opgave van de gemaakte kosten. Artikel 16 Binnen 3 maanden na beëindiging van de opsporings- of ruimingswerkzaamheden stelt het college Onze Minister op de hoogte van de beëindiging van de werkzaamheden. Staatsblad

6 5. De declarabele kosten Artikel 17 Bij een opsporing kunnen de volgende kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen: a. kosten van vooronderzoek; b. kosten van opsporingswerkzaamheden; c. kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade; d. kosten die gemaakt zijn in verband met het treffen van noodzakelijke spoedvoorzieningen. Artikel 18 Bij een ruiming kunnen de volgende kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen: a. kosten van grondwerkzaamheden; b. kosten van preventieve maatregelen ter voorkoming van schade; c. kosten die gemaakt zijn in verband met het treffen van noodzakelijke spoedvoorzieningen. Artikel 19 De kosten van de verzekering van het bovenmatige risico dat verbonden is aan het opsporen of ruimen van conventionele explosieven en dat niet gedekt wordt door de gebruikelijke verzekeringen, kunnen voor een bijdrage in aanmerking komen. Artikel 20 In geval van een calamiteit kunnen, op verzoek van het college, ook andere dan de in dit besluit vermelde kostensoorten voor een bijdrage in aanmerking komen, indien deze, naar het oordeel van Onze Minister, redelijkerwijs niet of slechts gedeeltelijk voor rekening van de gemeente kunnen blijven. 6. Toekennen van een bijdrage Artikel Op vertoon van bewijsstukken kan een voorlopige bijdrage worden verstrekt. 2. Bewijsstukken als bedoeld in het eerste lid zijn in ieder geval kopieën van betaalde facturen en de daarbij behorende dag- of weekstaten, alsmede kopieën van betaalde facturen van doorberekende kosten van derden. Artikel De beschikking tot het vaststellen van de bijdrage stelt het bedrag van de bijdrage overeenkomstig de bepalingen van dit besluit vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag. 2. De bijdrage wordt overeenkomstig de vaststelling van de bijdrage betaald, onder verrekening van de betaalde voorlopige bijdrage. 3. Onverschuldigd betaalde bijdragen en voorlopige bijdragen kunnen worden teruggevorderd of verrekend. Staatsblad

7 Artikel De bijdrage wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de door de gemeente gemaakte kosten voldoende zijn aangetoond. 2. Alvorens Onze Minister de bijdrage vaststelt, kan hij een nader onderzoek instellen naar de noodzakelijkheid en de rechtmatigheid van de gedeclareerde kosten. 7. Overgangsbepalingen Artikel 24 Op opsporingen en ruimingen die vóór 1 januari 2006 in uitvoering zijn genomen blijft het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999, zoals dat luidde op 31 december 2005, van toepassing met uitzondering van artikel 13, derde lid, artikel 14, onderdeel h, en artikel 15, onderdeel i. Artikel 25 Tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B, C, D, M, N, aanhef en onder 1, en O, aanhef en onder 1, van het Besluit van 7 maart 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (opsporen van conventionele explosieven en enige andere wijzigingen) (Stb. 142) blijven artikel 1, onderdelen h en i, artikel 2, vijfde lid, onderdeel c, en artikel 3a van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999, zoals die artikelen luidden op 31 december 2005, van toepassing. 8. Slotbepalingen Artikel 26 Het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 wordt ingetrokken. Artikel 27 Het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994 wordt ingetrokken. Artikel 28 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006, met uitzondering van artikel 3, derde lid, en artikel 12, die in werking treden op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B, C, D, M, N, aanhef en onder 1, en O, aanhef en onder 1, van het Besluit van 7 maart 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (opsporen van conventionele explosieven en enige andere wijzigingen) (Stb. 142). Artikel 29 Dit besluit wordt aangehaald als: Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog Staatsblad

8 Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 januari 2007, nr. 6. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. s-gravenhage, 13 december 2006 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes Beatrix Uitgegeven de achtentwintigste december 2006 De Minister van Justitie, E. M.H. Hirsch Ballin STB10737 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2006 Staatsblad

9 NOTA VAN TOELICHTING Algemeen 1. Inleiding Het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 (verder: Bijdragebesluit 2006) is een regeling met betrekking tot de verstrekking van bijdragen aan gemeenten ter zake van de kosten van opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven conventionele explosieven. Hoofdredenen voor het invoeren van het Bijdragebesluit 2006 zijn het Besluit van 7 maart 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (opsporen van conventionele explosieven en enige andere wijzigingen) (Stb. 2006, 142) en de wens tot het actualiseren van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 (verder: Bijdragebesluit 1999). Zowel het Bijdragebesluit 1999 als de nota van toelichting bij dat besluit is op veel punten verouderd. Daarnaast is een meer logische opbouw van de verschillende artikelen in het Bijdragebesluit wenselijk. De noodzakelijke wijzigingen als gevolg van de bovenstaande wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de wens tot het op meerdere punten actualiseren hebben, uit het oogpunt van overzichtelijkheid, geleid tot dit besluit. Dit betekent niet dat ook de inhoud van het Bijdragebesluit 2006 sterk gewijzigd is ten opzichte van het Bijdragebesluit De regelgeving is slechts geactualiseerd en het Bijdragebesluit 2006 is aangepast als gevolg van de bovenbedoelde wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Deze wijzigingen zijn louter technisch van aard. 2. Huidig beleid en regelgeving In de Bijdragebesluiten zijn regels neergelegd met betrekking tot de toekenning van bijdragen aan publiekrechtelijke lichamen ter zake van de kosten van een ruiming of opsporing van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven. Uitgangspunt is dat het ruimen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in beginsel een gemeentelijke aangelegenheid is, in de kosten waarvan van rijkswege een bijdrage kan worden toegekend. Aan dit uitgangspunt wordt bovendien invulling gegeven door de mate waarin de (vermoede) aanwezigheid van conventionele explosieven gepaard gaat met grote risico s voor de bevolking bepalend te doen zijn voor het al dan niet toekennen van een rijksbijdrage, alsmede het (toekomstige) gebruik van de grond en de mate waarin redelijkerwijs beschermende maatregelen getroffen kunnen worden, zoals het afsluiten van het desbetreffende gebied dan wel het plaatsen van verbodsborden. De beslissingsbevoegdheid om al dan niet tot het opsporen en ruimen van conventionele explosieven over te gaan ligt bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college). Het college beslist tevens welke organisaties bij een opsporing moeten worden ingeschakeld. Het college maakt daarnaast een afweging van baten en lasten en bepaalt de prioriteit. Deze bevoegdheden berusten op (artikel 160 van) de Gemeentewet. In het Bijdragebesluit 1999 is voorts expliciet geregeld wanneer gemeentelijke en civiele explosievenopsporingsbedrijven werkzaamheden mogen verrichten die voorheen uitsluitend door personeel in dienst van het Ministerie van Defensie werden verricht. Sinds de inwerkingtreding van het Bijdragebesluit 1999 komen namelijk ook de werkzaamheden van civiele explosieven opsporingsbedrijven voor een bijdrage in aanmerking. Alleen het ruimen van conventionele explosieven is exclusief voorbehouden aan de verschillende Explosieven Opruimingsdiensten van het Staatsblad

10 Ministerie van Defensie (EODDEF). De andere taken kunnen sindsdien worden uitgevoerd door private ondernemingen. De bijdrage aan gemeenten wordt bij uitvoering door private ondernemingen echter alleen verleend als de opsporingswerkzaamheden zijn uitgevoerd door deskundigen en opsporingsbedrijven die voldoen aan respectievelijk de bij ministeriële regeling te stellen vakbekwaamheidseisen op het niveau van opruimer explosieven en de bij ministeriële regeling aan opsporingsbedrijven te stellen eisen (Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven). Naast bovengenoemde ministeriële regeling heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter uitvoering van het Bijdragebesluit 1999 beleidsregels opgesteld (Beleidsregels uitvoering Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999). 3. Wijziging Arbeidsomstandighedenbesluit Hoofdreden voor het invoeren van het Bijdragebesluit 2006 is het Besluit van 7 maart 2006 tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (opsporen van conventionele explosieven en enige andere wijzigingen) (Stb. 142) (hierna: besluit tot wijziging van het Arbobesluit). Bij dit wijzigingsbesluit worden in het Arbobesluit voorschriften opgenomen met betrekking tot de certificering van bedrijven die zich bezighouden met het opsporen van conventionele explosieven. Op grond van het tweede lid van het nieuwe artikel 4.8b van het Arbobesluit dient een bedrijf dat arbeid verricht bestaande uit het opsporen van conventionele explosieven in het bezit te zijn van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven (hierna: procescertificaat). Ingevolge het nieuwe artikel 4.17e van de Arbeidsomstandighedenregeling kan aan een opsporingsbedrijf een dergelijk procescertificaat worden afgegeven, als het bedrijf aan de Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat opsporen conventionele explosieven (hierna: beoordelingsrichtlijn) voldoet. Naast de in het Arbobesluit voorgeschreven certificeringsplicht voor bedrijven die zich bezighouden met de in artikel 4.8b, tweede lid, van het Arbobesluit, bedoelde arbeid, zijn voor deze bedrijven ook de overige bepalingen uit de arbowetgeving van toepassing. Door het College van Deskundigen, waarin verschillende belanghebbende partijen zijn vertegenwoordigd (de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, diverse opdrachtgevers en vertegenwoordigers van de branchevereniging waarin de (civieltechnische) opsporingsbedrijven zijn verenigd), is een beoordelingsrichtlijn opgesteld, waarin is omschreven aan welke eisen moet worden voldaan om voor een certificaat in aanmerking te komen. Zo is in de beoordelingrichtlijn een aantal deskundigheidseisen opgenomen. Deze deskundigheidseisen zijn afgeleid van de eisen zoals neergelegd in de Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven. Bij de totstandkoming van de beoordelingsrichtlijn is ervoor gekozen om een periode proef te draaien. Diverse bedrijven hebben hun processen ingericht en laten beoordelen op basis van de voorlopige beoordelingsrichtlijn. De knelpunten die tijdens dit proefdraaien naar boven zijn gekomen, zijn besproken in het College van Deskundigen en hebben geleid tot aanpassingen. Hierdoor is de beoordelingsrichtlijn voor de desbetreffende bedrijven beter uitvoerbaar geworden. Het wijzigen van het Arbobesluit (en daardoor mede het vaststellen van het Bijdragebesluit 2006) heeft meerdere redenen. Door de wijziging wordt meer regelstelling aan het veld over gelaten, wordt het «leegkopen» van de Explosieven Opruimingsdiensten tegengegaan en wordt de werkveiligheid verbeterd. Staatsblad

11 Sinds de inwerkingtreding van het Bijdragebesluit 1999 komen, zoals gezegd, ook de werkzaamheden van civiele explosievenopsporingsbedrijven voor een bijdrage in aanmerking. Alleen het ruimen van explosieven is exclusief voorbehouden aan één van de verschillende Explosieven Opruimingsdiensten van het Ministerie van Defensie. De opsporingswerkzaamheden kunnen sindsdien mede worden uitgevoerd door private ondernemingen. Hierbij wordt opgemerkt dat de Explosieven Opruimingsdiensten, met het oog op een adequate voorbereiding op hun taken bij humanitaire en vredesoperaties alsmede in buitengewone omstandigheden ook in staat moeten zijn het opsporen in niet-gesimuleerde situaties te blijven uitvoeren. Derhalve heeft het kabinet besloten dat de Explosieven Opruimingsdiensten, met gebruikmaking van aanwijzing 24 van de Aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de Rijksdienst naast private marktpartijen explosieven moeten kunnen opsporen ten behoeve van opdrachtgevers. In het Bijdragebesluit 1999 is bepaald dat voor de kosten van opsporingswerkzaamheden in bepaalde gevallen aan een gemeente een rijksbijdrage kan worden toegekend. Deze bijdrage wordt echter alleen toegekend als de opsporingswerkzaamheden zijn uitgevoerd door deskundigen en opsporingsbedrijven die voldoen aan de Regeling eisen civiele explosieven opsporingsbedrijven en opruimer explosieven. Gevolg is dat de Explosieven Opruimingsdiensten door de marktpartijen werden «leeggekocht» om zo personeel in dienst te hebben dat aan de specifieke eisen voldoet. Met de wijziging van het Arbobesluit worden de eisen specifiek afgestemd op de werkzaamheden die door de marktpartijen uitgevoerd mogen worden en hierdoor wordt het «leegkopen» van de Explosieven Opruimingsdiensten tegengegaan. Mede gelet op de grote gevaren voor veiligheid en gezondheid van de daarbij betrokken werknemers en andere personen dan werknemers, zoals toeschouwers, voorbijgangers en omwonenden wordt voorgeschreven dat arbeid, bestaande uit het opsporen van conventionele explosieven, alleen mag worden verricht door een bedrijf dat voor de te verrichten arbeid in het bezit is van een procescertificaat. In de beoordelingsrichtlijn worden zowel eisen gesteld aan het proces van opsporen van conventionele explosieven als aan de organisatie en het management van personeel en middelen van de opsporingsbedrijven. Zo worden ook eisen gesteld aan de opleiding en kwalificatie van het personeel. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal een of meerdere certificerende instellingen aanwijzen die zullen zorg dragen voor de afgifte van het wettelijk verplichte procescertificaat. De certificerende instelling wordt daarmee voor dat deel van haar werkzaamheden bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en valt als zodanig onder meer onder de werkingssfeer van de Algemene wet bestuursrecht en het toezicht door Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op de naleving van de in artikel 4.8b, tweede en derde lid, van het Arbobesluit opgenomen verplichtingen wordt toezicht uitgeoefend door de Arbeidsinspectie. De in artikel 4.8b, tweede lid, bedoelde arbeid moet plaatsvinden door een gecertificeerd bedrijf, waarbij het certificaat of een afschrift daarvan op de arbeidsplaats aanwezig moet zijn. De Arbeidsinspectie zal bij haar toezicht beoordelen of het werk door een gecertificeerd bedrijf wordt verricht en of de werkzaamheden voor werknemers, publiek en omwonenden veilig worden uitgevoerd. Als de werkzaamheden worden uitgevoerd door een niet gecertificeerd bedrijf, dan kan de Arbeidsinspectie een bestuurlijke boete opleggen. Afhankelijk van de aard van de geconstateerde tekortkomingen en mate van aanwezigheid van ernstig gevaar zal de Arbeidsinspectie op basis van artikel 28 van de Arbowet 1998 de werkzaamheden ook kunnen stilleggen. Staatsblad

12 De certificerende instelling is belast met het toezicht op de door haar gecertificeerde bedrijven. Bij overtreding van de voorwaarden die verbonden zijn aan de verstrekking van het certificaat kan de certificerende instelling sanctiemaatregelen treffen, waaronder opschorting of intrekking van het certificaat. Het betrokken bedrijf waarvan het certificaat is opgeschort of ingetrokken, mag dan niet langer opsporingswerkzaamheden uitvoeren. Het toezicht op de certificerende instelling wordt door de Inspectie Werk en Inkomen van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgevoerd. Deze instelling houdt signalerend toezicht en rapporteert haar bevindingen aan de desbetreffende beleidsdirectie van dat ministerie. Deze kan naar aanleiding van de bevindingen van de Inspectie Werk en Inkomen sanctiemaatregelen treffen op grond van de haar toegewezen bevoegdheid. Dit kan er toe leiden dat de aanwijzing als certificerende instelling wordt ingetrokken. 4. Bijdragebesluit 2006 In het Bijdragebesluit 2006 is neergelegd dat opsporingswerkzaamheden alleen voor een rijksbijdrage in aanmerking komen als deze worden uitgevoerd door bedrijven die beschikken over het in het Arbobesluit voorgeschreven procescertificaat. Bij de aanmelding van een opsporingsproject zal een kopie van het procescertificaat zoals bedoeld in artikel 4.8b van het Arbobesluit overgelegd dienen te worden. Het daadwerkelijk onschadelijk maken van aangetroffen explosieven (het ruimen) is nog steeds exclusief voorbehouden aan één van de verschillende Explosieven Opruimingsdiensten van het Ministerie van Defensie. Zoals gezegd kan de gemeente een bijdrage in de kosten van het opsporen en ruimen van conventionele explosieven verkrijgen. Een toetsingscriterium is neergelegd in artikel 4 van het onderhavige besluit, namelijk de eis dat er sprake moet zijn van grote risico s voor de bevolking. Bij de uitvoering van het Bijdragebesluit 1999 werd in eerste instantie onderscheid gemaakt tussen diepte- en oppervlaktedetectie. Dit onderscheid was van belang voor de eventuele aanwezigheid van de opruimer explosieven. Bij oppervlaktedetectie diende de opruimer explosieven gedurende de opsporingswerkzaamheden aanwezig te zijn. In het geval van dieptedetectie was alleen op het moment van aanvang van de opsporingswerkzaamheden (en bij de vondst van conventionele explosieven) de aanwezigheid van een opruimer explosieven vereist. In verband met de certificeringsplicht wordt dit onderscheid verlaten. Van belang is «enkel» of het opsporingsbedrijf over een geldig procescertificaat beschikt. Dit in tegenstelling tot voorheen waar achteraf door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gecontroleerd werd of een opsporingsbedrijf een geldend VCA**-certificaat had en of een opruimer explosieven tijdens bepaalde opsporingswerkzaamheden aanwezig was. Deze veiligheidseisen waren uitsluitend van kracht wanneer de opdrachtgever een gemeente was die een beroep deed op het Bijdragebesluit. In andere gevallen werden er geen eisen gesteld aan (civieltechnische) opsporingsbedrijven. Door de invoering van artikel 4.8b van het Arbobesluit dienen alle (civieltechnische) opsporingsbedrijven te beschikken over een certificaat, ook indien er geen beroep wordt gedaan op het Bijdragebesluit en ongeacht wie de opdrachtgever is. Hiermee hangt samen het niet handhaven van de doelmatigheidscriteria (artikel 9 en 10 van het Bijdragebesluit 1999). Het uitgangspunt van het Bijdragebesluit 1999 is dat niet elk verdacht gebied op dezelfde wijze afgezocht hoeft te worden en dat in bepaalde gevallen opsporing achterwege kan blijven of dat met oppervlaktedetectie kan worden volstaan. Met de totstandkoming van de beoordelingsrichtlijn worden de eisen specifiek afgestemd op de werkzaamheden die door de markt- Staatsblad

13 partijen uitgevoerd mogen worden en worden er eisen gesteld aan het proces (van opsporing tot en met de overdracht aan de EODDEF), de organisatie, de deskundigheid van het personeel en het in te zetten materieel en de in te zetten middelen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties controleert met het in werking treden van het Bijdragebesluit 2006 niet meer welke vorm van detectie toegepast is, maar controleert enkel of een kopie van het procescertificaat is overgelegd bij de aanmelding. Het toetsingscriterium dat er sprake moet zijn van grote risico s voor de bevolking is gehandhaafd. De hoofdreden voor het invoeren van het Bijdragebesluit 2006 is de wijziging van het Arbobesluit. In het Arbobesluit zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de certificering van bedrijven die zich bezighouden met het opsporen van conventionele explosieven. Op grond van het Arbobesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling is de beoordelingsrichtlijn opgesteld. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de beoordelingsrichtlijn. In het Bijdragebesluit 2006 is, als gevolg van de wijziging van het Arbobesluit en de totstandkoming van de beoordelingsrichtlijn, neergelegd dat opsporingswerkzaamheden alleen voor een rijksbijdrage in aanmerking komen als deze worden uitgevoerd door bedrijven die beschikken over het in het Arbobesluit voorgeschreven procescertificaat. De overige wijzigingen ten opzichte van het Bijdragebesluit 1999 zijn louter technisch van aard. De VNG is in de consultatiefase in de gelegenheid gesteld tot het maken van opmerkingen over onderhavig besluit maar heeft hier geen aanleiding toe gezien. 5. Lasten voor de overheid en de gemeenten 5.1. Administratieve lasten voor de overheid en de gemeenten Uit dit besluit vloeien geen extra lasten voor het Rijk voort. Op rijksniveau dienen de aanmeldingen en declaraties voor het verkrijgen van een bijdrage te worden verwerkt. De verwachting is dat de maximale lasten voor de rijksoverheid gelijk zullen blijven. Per begrotingsjaar wordt het beschikbare bedrag voor verstrekking van de bijdragen vastgesteld. Met betrekking tot de administratieve lasten ten aanzien van dit besluit voor de gemeente wordt het volgende opgemerkt. In april 2005 heeft het kabinet de aanbevelingen uit het rapport van de commissie Brinkman overgenomen (het betreft hier het rapport «Anders gestuurd, beter bestuurd: De specifieke uitkeringen doorgelicht»). Het rapport bepleit een kentering in de interbestuurlijke en financiële verhoudingen. Voortaan moet het vertrouwen in decentrale overheden als uitgangspunt voor de interbestuurlijke verhoudingen gelden. In het Bijdragebesluit 2006 is de verplichting voor het college om bij de declaratie een kopie van de passage uit de gemeenterekening, de toelichting daarop en het verslag en de verklaring van de accountant te overleggen niet meer opgenomen. In het overgangsrecht van het Bijdragebesluit 2006 is bepaald dat ook voor declaraties die nog op basis van het Bijdragebesluit 1999 zullen worden afgedaan deze verplichting niet meer zal gelden. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat uit het Bijdragebesluit 2006 geen extra administratieve lasten voor bedrijven of burgers voortvloeien. Gelet op deze omstandigheid behoeft het Bijdragebesluit 2006 niet aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (Actal) te worden voorgelegd. Staatsblad

14 5.2. Bedrijfseffecten Op grond van de Bijdragebesluiten kunnen aan publiekrechtelijke lichamen ter zake van de kosten van een opsporing of ruiming van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven conventionele explosieven bijdragen worden toegekend. Uitgangspunt hierbij is dat het opsporen dan wel het ruimen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in beginsel een gemeentelijke aangelegenheid is, in de kosten waarvan van rijkswege een bijdrage kan worden toegekend. Het al dan niet toekennen van een bijdrage heeft slechts gevolgen voor de gemeente, niet voor het door de gemeente ingehuurde opsporingsbedrijf. Het Bijdragebesluit 2006 heeft in die zin dan ook geen bedrijfseffecten zoals bedoeld in de bedrijfseffectentoets. Door het nieuwe stelsel van certificering wordt de markt transparanter. Het vinden van geschikte (civieltechnische) opsporingsbedrijven bleek voor gemeenten vaak een lastige opgave gezien het beperkte aanbod, met name wanneer na een spontane vondst van explosieven werkzaamheden onderbroken moesten worden. Bij de aangewezen certificerende instelling(en) is een overzicht van alle bedrijven met een certificaat beschikbaar. De markt wordt hiermee transparanter en dit leidt tot een betere marktwerking. Deze positieve bedrijfseffecten vloeien echter niet voort uit dit Bijdragebesluit, maar vloeien voort uit de wijziging van het Arbobesluit. Het Bijdragebesluit heeft derhalve in dit opzicht neutrale bedrijfseffecten zoals bedoeld in de Bedrijfseffectentoets. De structurele kosten voor het bedrijfsleven stijgen. Deze kosten vloeien voort uit de wijziging van het Arbobesluit. Ten opzichte van de huidige regeling zijn er twee wijzigingen. Ten eerste moeten de 20 bedrijven in de branche voortaan beschikken over een procescertificaat, dat drie jaar geldig is. De geldigheidsduur van het certificaat is gelijkgesteld met de geldigheidsduur van de diplomering van de deskundigen. De inspectie/ auditlast in deze periode van drie jaar voor de verzameling van de benodigde informatie voor de toekenning van dit certificaat kost ca per bedrijf. Dit heeft tot gevolg dat de administratieve lasten vanaf 2006 met ca per jaar zullen toenemen (inclusief de bewaarkosten van het certificaat). Dit betekent een jaarlijkse toename van ca per bedrijf. Daarentegen is er een lichte besparing van ca ( 100 per bedrijf), omdat de in de huidige regeling van BZK opgenomen verwijzing voor de 20 opsporingsbedrijven om processen te documenteren komt te vervallen. Ten tweede komen er ook deskundigheidseisen voor personeel dat onder toezicht de werkzaamheden uitvoert. Het gaat hier om ca. 70 personen extra die «trainen on the job» en eens per drie jaar een examen moeten afleggen. Naar verwachting nemen de examenkosten hierdoor toe met gemiddeld per jaar voor de totale werkzaamheden. De structurele kosten voor het bedrijfsleven stijgen dus in totaal voor alle bedrijven gezamenlijk met per jaar, waarvan administratieve lasten Milieueffecten Dit besluit heeft geen effecten voor het milieu zoals bedoeld in de milieueffectentoets. Artikelsgewijs Artikel 1 (begripsbepalingen) Het beschikbare bedrag is het bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van een bijdrage krachtens dit besluit. In de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 7 tot en met 11 is de bijdragesystematiek verder uitgewerkt. Staatsblad

15 Voor wat betreft de definitie van conventionele explosieven is aangesloten bij de terminologie in het Arbobesluit. Onder conventionele explosieven vallen bijvoorbeeld: geschutsmunitie, mortiermunitie, handgranaten en geweergranaten, raketten, klein kaliber munitie, vliegtuigbommen (afwerpmunitie), landmijnen, hulzen, explosieve stoffen, pyrotechnische middelen en munitie, zeemijnen, torpedo s, dieptebommen en strategisch schroot. In het Bijdragebesluit 2006 is hier nog aan toegevoegd dat het conventionele explosief als gevolg van de Tweede Wereldoorlog is achtergebleven. Het Bijdragebesluit 2006 ziet immers slechts op het verstrekken van een bijdrage aan gemeenten ter zake van de kosten van opsporing en ruiming van conventionele explosieven die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog zijn achtergebleven. De definitie in de beoordelingsrichtlijn en in het Arbobesluit is derhalve breder en omvat meer dan alleen conventionele explosieven afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Zo is het mogelijk dat bepaalde opsporingswerkzaamheden wel onder het Arbobesluit en de beoordelingsrichtlijn vallen, maar niet onder het Bijdragebesluit Bijvoorbeeld wanneer de opdrachtgever een particulier (bedrijf) is. Op het Bijdragebesluit 2006 kunnen uitsluitend gemeenten een beroep doen. Voor opsporingswerkzaamheden in opdracht van anderen dan gemeenten kunnen in het kader van het Bijdragebesluit 2006 dan ook geen bijdragen worden verstrekt. Infrastructuur duidt op het geheel van auto-, spoor-, straat- en waterwegen, havens, vliegvelden, elektrische installaties en zo verder. Detonatie kan bij een kwetsbare infrastructuur tot zodanige schade leiden dat er grote risico s ontstaan voor de bevolking. Zo zal de aanwezigheid van een conventioneel explosief naast een drukke verkeersweg bij detonatie tot grote schade aan deze verkeersweg kunnen leiden en derhalve een groot risico voor de bevolking inhouden. De schervengevarenzone van de (vermoede) conventionele explosieven evenals de straal waarbinnen bepaalde (grond)werkzaamheden detonatie van (vermoedelijk) aanwezige conventionele explosieven tot gevolg kunnen hebben, wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen van het Ministerie van Defensie, te weten de Verzameling van Gemeenschappelijke Verordeningen van de Krijgsmacht (VGVK), nummer 19. Het begrip woonkern is nieuw en vervangt het begrip bebouwde kom uit het Bijdragebesluit Woonkern is in het Besluit financiële verhouding 2001 gedefinieerd als een verzameling rastervierkanten die ieder 25 adressen of meer omvatten, en een aaneengesloten gebied binnen een gemeente vormen. Indien de verzameling meer dan één rastervierkant bevat, zijn de rastervierkanten ten minste met één zijde aan elkaar gesloten. Rastervierkanten zijn vierkanten van 500 bij 500 meter, zoals deze worden gebruikt in het geografisch basisregister van het CBS. Artikel 2 (infrastructurele projecten) Kosten van werkzaamheden die verband houden met opsporingen en ruimingen die het gevolg zijn van door het Rijk of door een houder van een concessie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Spoorwegwet geïnitieerde infrastructurele projecten vallen niet onder het Bijdragebesluit Het betreft hier in het kader van door het Rijk of concessiehouder geïnitieerde grootschalige infrastructurele projecten, zoals de aanleg en onderhoud van wegen en spoorlijnen, baggerwerken en dijkverbeteringen. Het is redelijk de kosten van opsporing en ruiming van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog die in het kader van dergelijke werken worden gemaakt, mee te nemen in het totaal van die projectkosten. Artikel 2 zondert die kosten dan ook uit van het Bijdragebesluit Staatsblad

16 Artikel 3 (financiële verantwoordelijkheid college en bijdrage) Op grond van artikel 3 zijn de kosten van werkzaamheden die verband houden met de opsporing of ruiming van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog voor rekening van de gemeente, met dien verstande dat voor bepaalde in het Bijdragebesluit 2006 genoemde kosten van rijkswege een bijdrage kan worden verleend. In het algemeen geldt dat niet alle, naar de mening van de gemeenten, noodzakelijke kosten voor een rijksbijdrage in aanmerking komen. Daarmee wordt geen uitspraak gedaan over de vraag of deze kosten door de gemeenten al dan niet gemaakt moeten worden. Bovendien geldt dat als voor bepaalde kosten op een andere wijze een tegemoetkoming is verkregen deze kosten niet nogmaals voor een bijdrage in aanmerking komen evenmin als de kosten door schuld of nalatigheid van de gemeente zijn veroorzaakt of vergroot. Opsporingsbedrijven dienen in het bezit te zijn van een procescertificaat. Het college dient op de naleving hiervan toe te zien. Als de opsporing niet is uitgevoerd door een opsporingsbedrijf dat voor de te verrichten arbeid in het bezit is van een procescertificaat als bedoeld in artikel 4.8b, tweede lid, van het Arbobesluit verliest de gemeente het recht op een bijdrage. In de artikelen 17 tot en met 20 zijn bepalingen met betrekking tot de declarabele kosten neergelegd. Hieruit blijkt welke kosten in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage. Artikel 4, 5, en 6 (toetsingscriteria) Het uitgangspunt van het Bijdragebesluit 2006 is dat er uitsluitend een rijksbijdrage wordt verstrekt als er sprake is van grote risico s voor de bevolking als gevolg van de (vermoede) aanwezigheid van conventionele explosieven. Het uitgangspunt van grote risico s voor de bevolking als bedoeld in artikel 4 van dit besluit is in de artikelen 5 en 6 voor het opsporen en ruimen verder uitgewerkt. Artikel 7, 8, 9 en 10 (het beschikbare bedrag en de berekening van de hoogte van de bijdrage) De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks voor het komende begrotingsjaar het beschikbare bedrag voor de opsporing en ruiming van conventionele explosieven vast. Het beschikbare bedrag voor de opsporing en ruiming van conventionele explosieven wordt middels de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties jaarlijks op Prinsjesdag bekend gemaakt. Op grond van artikel 8, eerste lid, is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevoegd om aan een gemeente een bijdrage tot ten hoogste 80% van de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten toe te kennen. Een gemeente komt echter alleen voor een bijdrage in aanmerking voor zover de declarabele kosten van de werkzaamheden uitgaan boven de ten laste van de gemeente blijvende drempelbijdrage. De hoogte van de drempelbijdrage hangt ingevolge artikel 8, tweede lid, af van het aantal inwoners van de desbetreffende gemeente. Het aantal inwoners dient vervolgens te worden vermenigvuldigd met 2,50. De hoogte van het percentage kan echter voor bepaalde opsporingsacties ook ten hoogste 90% of zelfs 100% zijn. Het percentage is namelijk afhankelijk van het moment van de daadwerkelijke start («de schop in de grond») van de opsporing. De daadwerkelijke start van de opsporing bepaalt welk Bijdragebesluit van toepassing is. Zo kan voor opsporingsacties vallende onder het Bijdragebesluit 1999 de desbetreffende gemeente in aanmerking komen voor een vergoedingspercentage van ten hoogste 80% of 90% van de ingediende declaratie(s). Voor opsporings- Staatsblad

17 acties die vallen onder het Bijdragebesluit 1994 worden de kosten die gemaakt zijn voor de civieltechnische ondersteuning tot maximaal 90% vergoed en kosten die verband houden met de opsporing voor 100% vergoed. Het uitkeringspercentage wordt als volgt berekend. Jaarlijks wordt op 1 oktober bezien wat in totaal door gemeenten aan (voor een bijdrage in aanmerking komende) kosten is gedeclareerd. Allereerst worden de declaraties betreffende opsporingskosten van acties die zijn gestart onder het regime van het Bijdragebesluit 1994 volledig vergoed, evenals de kosten, bedoeld in artikel 10 van het Bijdragebesluit Het resterende bedrag is beschikbaar voor de overige declaraties die onder het regime van het Bijdragebesluit 1994 (onder andere voor de civieltechnische kosten), het Bijdragebesluit 1999 en het Bijdragebesluit 2006 vallen. Er wordt gekeken of uit het resterende bedrag een bijdrage mogelijk is van maximaal 80%. Indien dit mogelijk is en er dan nog budget resteert, wordt dit naar rato verdeeld onder de declaraties van acties die recht hebben op een maximale bijdrage van 90% op grond van het Bijdragebesluit Indien het niet mogelijk is om, in de bovenbedoelde situaties, een bijdrage van 80% te verstrekken, omdat door verstrekking van alle bijdragen het beschikbare bedrag wordt overschreden, wordt het uitkeringspercentage op grond van artikel 9 van het Bijdragebesluit 2006 naar rato van het resterende bedrag verlaagd. Dit betekent dat dit minder kan zijn dan 80%. De kosten, bedoeld in artikel 10, worden altijd volledig vergoed, maar worden wel in mindering gebracht op het bedrag dat op grond van artikel 7 is vastgesteld. Het alsdan resterende bedrag dient ter verdeling van de bedragen, bedoeld in artikel 9. In artikel 10 is een aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten opgenomen als het gaat om kosten die gemoeid zijn met het opsporen en ruimen van explosieven in situaties waarbij opsporen onverwijld noodzakelijk is, en waarbij de explosieven zich bevinden op of in de directe omgeving van een plaats waar tijdens dan wel kort na de Tweede Wereldoorlog ruiming van grote hoeveelheden ter vernietiging bijeengebrachte conventionele explosieven heeft plaatsgevonden. Dit artikel is bij wijziging van het Bijdragebesluit 1999 (Stb. 2002, 597) in het Bijdragebesluit 1999 opgenomen en blijft ook in het onderhavige Bijdragebesluit 2006 gehandhaafd. Aanleiding voor opneming van dit artikel is geweest het feit dat in de zomer van 2000 de gemeente Zandvoort onverwacht werd geconfronteerd met uit vernietigingsputten afkomstige conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aan de oppervlakte van het strand als gevolg van kustafslag. De gemeente Zandvoort was daardoor genoodzaakt tot onmiddellijke opsporing en ruiming van de conventionele explosieven over te gaan. Artikel 11 (gemeenten en artikel 12 Financiële-verhoudingswet) Het college kan op grond van artikel 11, indien de gemeente gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar in een (dreigende) artikel 12-status van de Financiële-verhoudingswet verkeert of door toepassing van artikel 11 van de Financiële-verhoudingswet zou komen te verkeren, bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een verzoek indienen tot verlaging van het gemeentelijk aandeel in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan in dergelijke gevallen het aandeel van de gemeente in de voor een bijdrage in aanmerking komende kosten verlagen tot minimaal 1,82 per inwoner per jaar over een aaneengesloten periode van vijf jaar. Staatsblad

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 383 Wet van 27 september 2000, houdende nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 375 Besluit van 4 september 2009, houdende aanpassing van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de indexering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 330 Besluit van 28 mei 1998, houdende regels over de hoogte van de boete ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers (Boetebesluit inburgering nieuwkomers)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet 2001. Jaargang 2001 Staatsblad 2001 636 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet 2001. Jaargang 2001 Staatsblad 2001 636 1 RMC-wet 2001 636 Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 177 Besluit van 19 mei 2008, houdende regels over de berekening van afkoopsommen van ongevalsuitkeringen (Besluit berekening afkoopsommen ongevalsuitkeringen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 140 Besluit van 24 februari 1998, houdende vaststelling van de Instructie voor het militair gezag (Instructie voor het militair gezag) Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 45 Besluit van 8 februari 2010, houdende wijziging van het Besluit van 1 september 1995 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wet van 25 mei 1998, houdende regels over tegemoetkoming in de schade en de kosten in geval van overstromingen door zoet water, aardbevingen of andere rampen en zware ongevallen (Wet tegemoetkoming schade

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 533 Besluit van 30 november 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit algemene chemische produktveiligheid in verband met verordening

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 477 Besluit van 15 juli 1998, houdende regels ter uitvoering van artikel 320, zesde lid, van de Faillissementswet in verband met de vaststelling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 208 Wet van 26 april 2012, houdende tijdelijke bepalingen over de ambulancezorg (Tijdelijke wet ambulancezorg) 0 Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 122 Wet van 25 februari 1999 tot wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet ter uitvoering

Nadere informatie

C O N C E P T. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

C O N C E P T. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit van houdende wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de verrekeningsbevoegdheid van de raad voor rechtsbijstand bij een proceskostenveroordeling Ingevolge artikel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 337 Besluit van 25 juni 2002, houdende voorzieningen met betrekking tot het Faunafonds (Besluit Faunafonds) Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 425 Besluit van 22 juli 2002, houdende bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen, MKZ-geruimden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 4 Besluit van 20 december 1995, houdende wijziging van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de Uitkeringsregeling 1966 Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 258 Besluit van 3 juli 2007, houdende aanpassing van enige fiscale uitvoeringsbesluiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 383 Wet van 28 augustus 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met doeltreffendere rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 42 Besluit van 30 januari 1997, houdende regels betreffende een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (Besluit certificaat

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 31 Besluit van 9 januari 2008 houdende wijziging van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid teneinde de uitvoering van artikel 13 van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 95 Wet van 9 februari 2006, houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 12 Besluit van 14 december 2009, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding en van het Warenwetbesluit bestuurlijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 081 Nieuwe regels voor de financiering van de Algemene bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 54 Wet van 24 januari 2002 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de samenvoeging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 727 Besluit van 26 oktober 2010, houdende vaststelling van de griffierechten en de bedragen, bedoeld in de artikelen 21, tweede lid, respectievelijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 435 Besluit van 28 september 2006 tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met de inwerkingtreding van de Wet wijziging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 601 Besluit van 23 december 1999, houdende verhoging van het basiskinderbijslagbedrag en van enige rangordebedragen (Besluit bijzondere verhoging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 22 Besluit van 8 januari 2007 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 352 Besluit van 17 juli 2012 tot vaststelling van de procedure voor verlenging van vergunningen als bedoeld in artikel 20.2 van de Telecommunicatiewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 552 Regels inzake de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten (Financiële-verhoudingswet) Nr. 27 VOORSTEL VAN WET ZOALS HET LUIDT

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 443 Besluit van 19 augustus 2002, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten, van het Warenwetbesluit Visserijproducten,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 249 Besluit van 16 juni 2008, houdende wijziging van twee besluiten in verband met het vaststellen van aanvullende voorschriften voor het vervoer

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 98 Wet van 5 maart 2007 tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 718 Besluit van 18 december 2006 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur betreffende de verlening van een tegemoetkoming aan

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 235 Besluit van 2 juni 2009, houdende regels aangaande de registratie van elektronische adressen van derden en het elektronisch betekenen in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 206 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 935 Tijdelijke bepalingen in verband met de instelling van een deelfonds sociaal domein (Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 829 Wet van 16 december 2010 tot tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 165 Wet van 19 maart 2009, houdende tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van aanvullende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 38 Besluit van 21 december 1995 regelende de deponering van informatie betreffende preparaten (Warenwetbesluit deponering informatie preparaten)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 557 Besluit van 6 november 2012 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 418 Wet van 1 november 2007, houdende regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 694 Besluit van 20 december 2001 tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA in verband met wijzigingen in de Wet op de (re)integratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 415 Besluit van 13 juli 2002, houdende de aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur aan de Comptabiliteitswet 2001 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 725 Wet van 22 december 2005 tot wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 99 Wet van 13 maart 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 215 Besluit van 26 april 2012, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en het Reglement

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 424 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 99 Besluit van 17 februari 2007 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, het Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 157 Voorstel van wet van de leden Ploumen, Özütok, Jasper van Dijk en Van Brenk tot wijziging van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 125 Besluit van 10 maart 2015, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, en tot

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 174 Besluit van 7 mei 2007 tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 415 (R1915) Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 279 Besluit van 18 juni 2012, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES in verband met de invoering van een nieuwe studiefaciliteitenregeling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 50 Besluit van 21 januari 2009 houdende vaststelling van regels met betrekking tot de hoogte van de vergoeding voor adviescolleges en commissies

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 14 Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 521 Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 388 Besluit van 28 augustus 2008, houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) teneinde regels te stellen over

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Besluit van... houdende aanpassing van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria en enkele andere besluiten terzake van een aantal onderwerpen van diverse aard (Verzamelbesluit rechtsbijstand 2009)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 303 Besluit van 30 mei 1996, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 juni 1993, houdende vaststelling van regelen, bedoeld in de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 070 Wijziging van de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 360 Besluit van 29 augustus 2000, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met voortzetting ziekenfondsverzekering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 181 Besluit van 10 april 2010, houdende regels inzake een tijdelijke specifieke uitkering schuldhulpverlening (Besluit tijdelijke specifieke

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 341 Besluit van 5 juli 2001, houdende regels over de tegemoetkoming in onderwijsbijdrage en schoolkosten (Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 497 Besluit van 20 augustus 2004, houdende wijziging van het Besluit bescherming tegen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 386 Besluit van 7 september 2009 tot intrekking van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 416 Wet van 25 september 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Mijnbouwwet en de Gaswet in verband met toepassing van de rijkscoördinatieregeling

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 231 Wet van 21 april 2011, houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 980 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een regeling over samenhangende besluiten (Wet samenhangende besluiten Awb) Nr. 2 VOORSTEL

Nadere informatie

Besluit van 8 december 2011, houdende vaststelling Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Besluit van 8 december 2011, houdende vaststelling Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Besluit van 8 december 2011, houdende vaststelling Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 27 Besluit van 2 januari 2001, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 197 Besluit van 1 mei 2003 tot wijziging van het Organisatiebesluit raad voor de kinderbescherming Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 556 Wet van 5 november 2012 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 teneinde inbesteding van openbaar vervoer mogelijk te maken in een

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 429 Besluit van 23 september 1999, houdende wijziging van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en van het Warenwetbesluit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 476 Wet van 6 september 2006 tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 199 Wet van 8 mei 2003 tot aanpassing van Boek 3 en Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 137 Besluit van 20 februari 2002, houdende wijziging van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair en voortgezet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 428 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een aantal punten van uiteenlopende aard alsmede wijziging van de Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 312 Algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer (Wet algemene bepalingen burgerservicenummer)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 404 Besluit van 29 augustus 2011, houdende regels inzake doorberekening van kosten van de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 557 Wet van 12 december 2007, houdende wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 378 Wet van 3 juli 1996, houdende algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 279 26 287 Wijziging Wet Luchtverkeer (implementatie LVB-evaluatie) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 24 juni 1999 Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 322 Besluit van 1 september 2014 tot aanpassing van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken in verband met de Invoeringswet

Nadere informatie

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken

http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_15-01-2015/afdrukken http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/geldigheidsdatum_/afdrukken Page 1 of 5 Wet financiering decentrale overheden (Tekst geldend op: ) Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 433 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 299 Wet van 5 juli 2000 tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 403 Besluit van 16 juli 2001, houdende een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Destructiebesluit 1996 (sluitend maken van het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 145 Wet van 7 maart 2002 tot wijziging van de Wet tot behoud van cultuurbezit in verband met een evaluatie van die wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 185 Besluit van 4 april 2003, houdende wijziging van het Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair en voortgezet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 127 Besluit van 6 maart 2009 tot wijziging van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de systematische

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden JE MAINTIENDRAI 232 Wet van 22 april 1999, houdende regels inzake het treffen van voorzieningen ten behoeve van remigratie (Remigratiewet) Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 508 Besluit van 19 oktober 2012, houdende wijziging van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto s in verband met het vervallen van

Nadere informatie