1. HET VERBUM = DE ACTIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1. HET VERBUM = DE ACTIE"

Transcriptie

1 1. HET VERBUM = DE ACTIE HET PRESENS (O.T.T) OEFENING A: Gebruik de juiste vorm van hebben of zijn in het presens. 1) Ik heb een auto. 2) Jenny moe. 3) je daar? 4) Karel werk. 5) Paul een schilder. 6) Wij geluk. 7) De mannen dorst. 8) Lea mooi haar. 9) Wij plezier. 10) Jullie honger. 11) De melk koud. 12) Jij in Antwerpen. 13) U intelligent. 14) Ik het koud! 15) U een ticket. 16) Het kind een bal. 18) Ik boos. 19) papa buikpijn? 20) u klaar, mevrouw? 21) Je veel dossiers. 22) jullie blij? 23) Ik nu 27 jaar. 24) Wij blij met het cadeau. 25) jij een potlood voor mij? 26) jij kwaad op mij? 27) Michael en Stef veel vrienden. 28) Zij een rode hoed. 29) Mr. De Mol hier de baas. 30) De soep lekker. 31) Mijn baby 7 maanden. 32) Het al laat! 17) Jullie op tijd. Nederlandse Academie 02/ ERAP A1-A2

2 2 OEFENING B: Schrijf de juiste vorm van het verbum in het presens. 1. (eten) Welke pizza eet jij graag? 2. (fietsen) jij graag? 3. (denken) Ik dat het morgen gaat regenen. 4. (kiezen) Wij voor een groot feest. 5. (betalen) Mijn man nooit! 6. (blijven) Jullie vannacht slapen. 7. (verliezen) Zij altijd bij Scrabble. 8. (vergeten) Ik de vuilbak vaak buiten te zetten. 10. (trouwen) Joepie! Wij binnenkort. 11. (slapen) Hij altijd heel lang. 12. (kopen) Morgen ik de cd van die muziekgroep. 13. (kennen) jij de theorie van Nietzsche? 14. (lopen) Jij wel heel erg snel! 15. (redden) Zij de kat uit de boom. 16. (sturen) U niet goed. 17. (bieden) u ons een drankje aan? 18. (kleden) Hij zijn kinderen altijd zelf aan. 19. (lezen) Ik graag strips. 20. (werken) Mijn vader in Brussel. Nederlandse Academie 02/ ERAP A1-A2

3 3 21. (leren) Jullie Nederlands. 22. (doen) Moeder boodschappen in de stad. 23. (koken) s Avonds we samen. 24. (spelen) Mijn broer trompet. 25. (rijden) U te snel. 26. (bezoeken) je vaak musea? 27. (reizen) Ik graag met de auto. 28. (durven) Die meisjes de straat niet oversteken. Nederlandse Academie 02/ ERAP A1-A2

4 4 OEFENING C: Zet het verbum in het singularis of het pluralis presens. Zet in het singularis. Zet in het pluralis. 1. Jullie hoeven niet te komen. 1. Hij rookt een sigaar! Jij hoeft niet te komen. Zij roken een sigaar! 2. Wij verliezen altijd. 2. Ik geef mijn oma bloemen. 3. Zij vertellen een mooi verhaal. 3. Mag hij ook komen spelen? 4. Die vrouwen reizen graag. 4. De postbode belt aan. 5. Zij leiden de reis door Oman. 5. Die studente praat altijd in de les. 6. Wij planten vandaag een boom. 6. Zij vraagt of hij nog boos is. 7. De reporters interviewen de sportman. 7. Morgen ga ik naar een optreden. 8. Wij vergeten altijd onze zakdoek. 8. Die dokter geneest alle kwaaltjes! 9. Zij haten vroeg opstaan. 9. Hij probeert te slagen voor de test. 10. De meisjes rijden met de fiets. 10. Vind je Engels ook zo moeilijk? Nederlandse Academie 02/ ERAP A1-A2

5 HET HULPVERBUM (AUX.) + INFINITIEF OEFENING A: Vul de juiste presensvorm van kunnen of mogen in. 1. U mag hier niet roken, mevrouw. 2. Ik geen Russisch spreken. 3. Je je broertje geen pijn doen. 4. Wij vroeger naar huis gaan van onze baas. 5. Jullie mooi zingen. 6. Hij erg goed koken, maar hij niet van zijn vrouw. 7. Ik je niet verstaan door al dat lawaai. 8. Michael, je eens hier komen alsjeblieft? 9. Zij niet op straat spelen van hun ouders. 10. Ik niet gaan werken, want ik ben ziek. Nederlandse Academie 02/ ERAP A1-A2

6 6 OEFENING B: Vul de juiste presensvorm in van het meest logische verbum: mogen, kunnen, moeten, willen. 1) Mia kan mooi schrijven. 2) Ik heb maar 20 eurocent. Ik niet betalen. 3) Ze je niet helpen, want ze is asociaal. 4) Je eerst betalen, of je niet binnenkomen. 5) Dina stoppen met roken, maar het gaat niet. 6) jij naar huis of. je nog blijven? 7) je naar huis voor je zieke dochtertje? 12) Hij zijn vrouw niet kussen, want ze is kwaad. 13) Jij van mij niet komen. 14) Leo rusten van de dokter. 15) We goed zingen. 16) Je niet bang zijn, er zijn geen spinnen. 17) Jullie zwijgen! 18) Lieve is moe, ze slapen. 8) Excuseer, u Spaans spreken? 9) jij betalen, want ik heb geen geld. 10) Wij vertrekken of we zijn te laat. 11) Zij goed vertalen. 19) Hij veel geld verdienen, maar niet hard werken. 20) Ik er niks aan doen, sorry! 21) Ik graag een ijsje. Nederlandse Academie 02/ ERAP A1-A2

7 HET PERFECTUM (V.T.T) 1.4. HET IMPERFECTUM (O.V.T) OEFENING A: Vervang het presens door het perfectum en het imperfectum. 1. De film duurt 90 minuten. De film heeft 90 minuten geduurd. De film duurde 90 minuten. 2. Jullie missen de bus van 10 uur. 3. Zij zorgen voor hun ouders. 4. Het gebeurt elke dag. 5. U draait een verkeerd telefoonnummer. 6. Wij hopen op een hoger salaris. 7. Wij gebruiken altijd Ariel. 8. Zij tonen ons hun huis. 9. Jij zet je tas op tafel.

8 8 10. De boom groeit snel. 11. Wij begrijpen er niets van. 12. Kinderen bewegen altijd. 13. Jij loopt veel te traag! 14. Mijn moeder koopt alleen merkproducten. 15. Als de koning binnenkomt, zingt iedereen de Brabançonne. 16. Wij vinden die job niet interessant. 17. Ik draag mijn jas niet, als de zon schijnt. 18. Zij vangen vis in de Egyptische zee. 19. Ik drink op haar gezondheid.

9 9 20. Jullie sluiten de infobalie veel te vroeg. 21. Hij geniet enorm van de vakantie. 22. Ze roept tegen haar collega s. 23. Hoe heten jullie vrienden? 24. Ze wegen samen meer dan 160 kg! 25. Ik hou(d) van jou! 26. Mama neemt veel suiker in haar koffie.

10 10 OEFENING B: Antwoord zoals in het voorbeeld in het perfectum. 1. Moet je dat boek nog lezen? Nee, ik heb dat boek al gelezen. 2. Moet je je tanden nog poetsen? 3. Moet je de spaghetti nog koken? 4. Moet je die doos nog naar Jette brengen? 5. Moet je de mails nog versturen? 6. Moet je jouw auto nog parkeren? 7. Moet je de testen nog controleren? 8. Moet je dat probleem nog bespreken? 9. Moet je de adressen nog klasseren? 10. Moet je de kaartjes nog tellen?

11 11 OEFENING F: Schrijf het verbum in de correcte vorm van het imperfectum. Iedereen kent de geliefden Romeo en Julia. Hoe ging het verhaal van de schrijver Shakespeare ook al weer? Romeo en Julia (wonen) in de stad Verona in Italië. Romeo (behoren) tot de familie Montecchi. En Julia (zijn) van de familie Capulet. Dat (zijn) de tweede machtigste families van de stad. Maar ze (haten) elkaar. Op een dag (zijn) er een feest bij de familie Capulet. Het (zijn) een gemaskerd bal. Romeo (worden) verliefd op Rosalinde. Zij (uitmaken) ook deel uit van de familie van de Capulet. Romeo (zetten) een masker op en (gaan) naar het bal. Hij (willen) Rosalinde zien. Maar Romeo (worden) ontdekt. Hij (krijgen) ruzie met Tybalt. Dat (zijn) de broer van Rosalinde. Tybalt (willen) vechten met Romeo, maar zijn vader (tegenhouden) hem. Romeo (mogen) toch op het bal blijven. Hij (moeten) echter zijn masker op houden. Toen (zien) hij Julia. Ze (wandelen) van de trap. Romeo (hebben) nog nooit een mooier meisje gezien. Hij (zijn) Rosalinde meteen vergeten. Romeo (dansen) met Julia. Ze (worden) op slag verliefd. Maar Julia (zijn) ook een Capulet. Zij (zijn) de zus van Rosalinde en Tybalt. Romeo (kunnen) het niet geloven. Zij (zijn) het mooiste meisje dat er (bestaan). En zij (zijn) een Capulet? Dat (kunnen) toch niet waar zijn. Romeo (worden) heel triest. Hij (weggaan) van het feest. Maar hij (blijven) nog even buiten staan. Toen (horen) hij Julia praten op het balkon. O, Romeo, waar ben je toch?, (zeggen) ze. Ik hou van je, Romeo. Ze (weten) niet dat hij het (kunnen) horen. Romeo (klimmen) langs de klimop tegen de muur naar boven. Ik hou van jou, Julia, (antwoorden) hij. Ze (geven) elkaar een kus vol liefde. Een paar dagen later (elkaar tegenkomen) Romeo en Tybalt.Tybalt (zijn) nog altijd kwaad over het feest. Hij (aanvallen)

12 12 Romeo. Die (doen) niets terug. Maar zijn vriend Mercutio (komen) hem helpen. In het gevecht (worden) Mercutio gedood door Tybalt. Romeo (worden) woest. Hij (doden) Tybalt. Romeo (krijgen) een straf. Hij (moeten) de stad verlaten. Maar nu (kunnen) hij Julia niet meer zien. Ook Julia (lijden) zonder Romeo. Maar ze (hebben) een plan. Ze (gaan) naar een priester. Die (geven) haar een drankje. Daardoor (vallen) ze in een diepe slaap. Het (lijken) net of ze dood was. De familie van Julia (zullen) haar laten begraven in de grafkelder. Daar (kunnen) ze uit ontsnappen. Zo (kunnen) ze vluchten en naar Romeo gaan. Maar Romeo (hebben) gehoord dat Julia dood (zijn). Hij (weten) niets van haar plan. Hij (terugkeren) naar de stad. Daar (vinden) hij Julia in de kerk. Ze (zijn) dood. Hoe (moeten) het nu verder? Hij (kunnen) niet leven zonder Julia. Daarom (plegen) hij zelfmoord met zijn dolk. Even later (worden) Julia wakker. Het drankje (zijn) uitgewerkt. Zij (ontdekken) dat Romeo dood op de grond (liggen). Een tragisch einde!

13 HET SEPARABEL VERBUM 1.6 HET FUTURUM SIMPLEX (O.Tk.T) OEFENING A: Zet het verbum in het futurum simplex. 1. Je gaat deze keer mee! Je zal deze keer meegaan! 2. Wij blijven hier tot alles in orde is. 3. Jij doet de afwas opnieuw! 4. We doen het vandaag nog. 5. Bram tekent het contract morgen. 6. Roeland slaagt niet voor zijn examen. 7. Jullie vinden een oplossing. 8. Hij past zich gemakkelijk aan. 9. U komt morgen zonder fout. 10. Zij geven een antwoord. 11. Ik neem een paar dagen vakantie.

14 DE CONDITIONALIS PRESENS (O.V.Tk.T.) 1.8 DE IMPERATIEF (IMP.) OEFENING A: Zet de zin in de imperatief. 1. Je moet haar opbellen. Bel haar op! 2. Jullie moeten voorzichtig zijn. 3. Jullie moeten de weg vragen. 4. Jullie moeten de bus nemen. 5. Je moet je hond loslaten. 6. Jij mag niet lang wegblijven. 7. Willen jullie met ons afspreken? 8. Je mag morgen niet beginnen. 9. Wil je de bloemen water geven? 10. Wil je een beetje sneller reageren?

15 DE ACTIEVE EN PASSIEVE VORM OEFENING A: Zet de zinnen in de passieve vorm van het presens. 1. Ze sturen alle papieren op. Alle papieren worden (door hen) opgestuurd. 2. Ze aanvaarden ons voorstel niet. 3. Ze doen alle herstellingen. 4. Ze spelen de wedstrijd in Madrid. 5. Ze fotokopiëren de cursus. 6. Ze brengen de taarten per vrachtwagen. 7. Ze zetten de radio aan. 8. Tijdens de feesten eten de mensen te veel. 9. De minister maakt een nieuwe wet. 10. Jullie mogen hier niet spelen!

16 16 OEFENING B: Zet de zinnen in de passieve vorm. Gebruik een constructie met er. 1. Men werkt hier tot acht uur. Er wordt hier tot acht uur gewerkt. 2. Men antwoordt niet op zo n vraag. 3. Ze geven alleen geld aan grote bedrijven. 4. Ze spelen alleen tennis in de zomer. 5. Men verkoopt er / hier enkel oude boeken. 6. Ze verwachten duizenden bezoekers. 7. Ze geven veel geld uit. 8. Ze gebruiken een specifiek programma.

17 17 OEFENING C: Maak correcte betekenisvolle passieve zinnen met er. 1. op straat spuwen Er wordt hier dikwijls op straat gespuwd. 2. praten tijdens de les 3. te weinig lachen 4. te weinig boeken lezen 5. niet mogen roken in het toilet 6. veel lawaai maken in de trein 7. altijd gezond moeten eten 8. niet te snel mogen rijden

18 OM) TE + INFINITIEF E OEFENING A: Vervolledig de zinnen met een om te + inf. -constructie. a. Waarom moet je hard werken? (genoeg geld verdienen) Ik moet hard werken om genoeg geld te verdienen. b. Waarom koop je tomaten? (spaghetti klaarmaken) c. Waarom telefoneer je naar je moeder? (het goede nieuws vertellen) d. Waarom neem je dat mes? (vlees snijden) e. Waarom loop je zo snel? (trein niet missen) f. Waarom doe je een wollen jas aan? (geen verkoudheid krijgen) g. Waarom neem je dat zware medicijn? (vlug genezen) h. Waarom studeer je harder dan je zus? (sneller een diploma hebben)

19 DE PROGRESSIEVE / DURATIEVE VORM 1.12 DE POSITIEVERBA OEFENING A: Schrijf de juiste tijd en vorm van staan, zitten of liggen. 1. Het boek lag gisteren nog op mijn bureau. 2. er nog druiven in de koelkast? 3. er nog cola in de keuken? 4. Hij heeft niet op die stoel 5. Wat voor rare mensen er gisteren op de parking te praten! 6. Er veel volk op de trein vandaag.

20 20 OEFENING B: Gebruik de comparatief zoals in het voorbeeld. 1. Jan schrijft groot. (ik) Jan schrijft groot, maar ik schrijf groter! 2. Ze werken goed. (wij) _ 3. Die lerares praat snel. (haar collega) _ 4. Meisjes roken weinig. (jongens) _ 5. Potloden schrijven zacht. (Stiften) _ 6. Ze komen laat. (ik) _ 7. Ik praat graag met jou. (je vriendin) _ 8. We wonen hier luxueus. (aan de kust) _ 9. We horen die Madonna graag. (Shakira) _ 10. Jongens studeren veel. (meisjes) _

21 21 De volgende woorden zijn door elkaar gegooid. Als je ze netjes rangschikt, krijg je een passieve zijn. 1. veel er gelachen wordt 2. weinig betaald is er te 3. er genoeg gestudeerd werd niet 4. gekookt worden er lekker zal 5. te er veel is gespijbeld

22 22 Zet de woorden in de goede volgorde. 1. is / sportieve vrouw / Christine / een 2. vertraging / heeft / trein / de 3. jurkje / heel / is / dat / mooi 4. goede / is / film / een / dat 5. de / rijdt / fiets / met / Stefaan 6. opa / sigaren / rookte / mijn

23 23 Vragen. Zet de woorden in de goede volgorde. 1. jij / mij / vaak / denk / aan/? 2. binnenlaten / jij / man / wil / die /? 3. park / naar / zij / mee / het / gaan /? 4. de / eten / heeft / hond / gegeven / David /? 5. zijn / school / gaat / naar / zus /? 6. je / de / het / met / theater / kom / naar / metro /? 7. spreekt / tegen / waarom / niet / haar / hij /? 8. je / / schrijft / een / hem /? 9. je / gebrokt / vroeger / heb / veel /?

24 24 Omcirkel in de volgende zinnen het juiste nevenschikkend voegwoord: en, maar, of, want. 1 Andrzej, ga je naar de supermarkt en / maar / of / want blijf je liever thuis? 2 Ik was me en / maar / of / want daarna droog ik me af. 3 De baby huilt, en / maar / of / want hij heeft honger. 4 Lisette gaat niet vaak uit en / maar / of / want ze danst wel graag.

25 25 Verbind de twee zinnen tot één enkele. Gebruik een nevenschikkend voegwoord: maar, en, of, want, dus. 1. Drink je wijn. drink je koffie? 2. Joachim moest naar huis,. het was al laat. 3. Ik heb me niet gehaast,. heb ik mijn bus gemist. 4. Het is 3 uur s nachts,.... ik ben nog niet moe. 5. Ze heeft eerst de trein genomen. daarna de bus. 6. Kom hier, ik moet je wat vertellen. 7. Neem een blaadje papier schrijf je naam op. 8. Vergeet me niet te bellen,... anders word ik ongerust. 9. Moet ik je helpen. Kun je het alleen? 10. Ze zagen elkaar niet vaak,.. ze waren de beste vrienden.

26 26 Herschrijf de volgende zinnen en maak gebruik van er. 1 Marcin woont in Lier. 2 Anna heeft twee kinderen. 3 Benny denkt aan zijn toekomst. 4 Aan de kapstok hangt een jas. 5 Men praat te veel. Maak vraagzinnen 1. het mes de tafel liggen (o.t.t.) 2. hebben het stuk taart opeten Wim helemaal (v.t.t.) 3. je buurman heten hoe (o.t.t.) 4. de trein komen te laat (o.v.t.) 5. een nieuwe boek Umberto Eco schrijven hebben (v.t.t.)

27 27 Vervang het onderstreepte woord door een pronomen 1. Ik koop brood bij de supermarkt. 2. Ik ga vaak bij mijn vrienden op bezoek. 3. Volgende maand koopt hij een computer. 4. Ik breng jou en je vriend wel naar het station. 5. Onze hond speelt vaak met die bal. 6. Ik zit vaak met onze cursisten in de bus. 7. Ik breng de bloemen naar de kamer. 8. Hij brengt zijn fiets naar de fietsenmaker.

28 28 Vul het passende possessief pronomen in. 1. Marilene is getrouwd... man heet Jaap. (haar/zijn) 2. Mohammed is ook getrouwd... vrouw heet Zahra. (haar/zijn) 3. Ze hebben en kind.. kind heet Atilla. (haar/hun) 4. We doen de papieren in. tas. (ons/onze) 5. Nu schrijven jullie de antwoorden op.. blaadjes. (hun/jullie) 6. Cemile en Baki komen uit Turkije. taal is Turks. (haar/hun) 7. Ik zit op een stoel.. pen ligt op tafel. (mijn/zijn) 8. Heb jij.. jas in de gang op de kapstok? (haar/je)

29 29 Vervang de onderstreepte woorden door een voornaamwoord. Voorbeeld: Koop jij je schoenen bij C&A? Nee, ik koop ze in een schoenwinkel. 1. Vanavond ga ik met mijn vriendin naar de film. 2. Ik vraag hem naar zijn huiswerk. 3. Koop jij voor Massoud dat boek? 4. Mijn vriend woont naast de apotheek. 5. Marcel wil zijn fiets verkopen. 6. Hoeveel vraagt hij voor die fiets?

30 30 Utilisez des pronoms personnels ou des adverbes pronominaux: Voorbeeld: Praat hij vaak over zijn vriendin? Ja, hij praat over haar. Praat hij vaak over zijn nieuwe flat? Ja, hij praat er vaak over. 1 a. Denk je soms aan je collega s? 1 b. Denk je soms aan de vakantie? 2 a. Wat denk je van die verpleegster? 2 b. Wat denk je van de situatie? 3 a. Is ze trots op haar kinderen? 3 b. Is ze trots op haar nieuwe rok? 4 a. Is hij tegen zijn buurman gereden? 4 b. Is hij tegen die boom gereden? 5 a. Heb je toen naar je vriend geluisterd?

31 31 5 b. Heb je toen naar de radio geluisterd? 6 a. Heeft ze voor haar oude moeder gezorgd? 6 b. Heef ze voor het eten gezorgd? 7 a. Heeft Karel lang naar Annie gezocht? 7 b. Heeft Karel lang naar die facturen gezocht? 8 a. Houdt ze nog van Joris? 8 b. Houdt ze nog van bruin bier? 9 a. Kun je even op de kinderen letten? 9 b. Kun je even op de pannenkoeken letten? 10 a. Werken ze graag met Arnold? 10 b. Werken ze graag met de computer?

32 32 Vervang de onderstreepte woordgroep. 1. De kat zit op de kast. De kat zit erop. 2. De krant ligt op tafel. De krant ligt. 3. De koffie zit in de kan. De koffie zit 4. Mijn schoenen staan naast de verwarming. Mijn schoenen staan. 5. De bus stopt voor het station. De bus stopt.. 6. Ik betaal het boek met een girokaart. Ik betaal het boek.. 7. Het kind likt aan het ijsje. Het kind likt 8. Ik maak mijn huiswerk met dit potlood. Ik maak mijn huiswerk. 9. We luisteren naar de cassettes. We luisteren We kijken naar de foto s. We kijken. 11. We zitten op de nieuwe stoelen. We zitten 12. De kinderen spelen met hun autootjes. De kinderen spelen.

33 33 Beantwoord de vraag in de opgegeven tijd en vervang de cursief gedrukte woorden door er of er + voorzetsel in je antwoord. Soms zijn er verschillende antwoorden mogelijk. 1 Hoeveel cursussen volg je dit jaar? Ik, volgen, vier, dit jaar. (o.t.t) 2 Hou je van Amsterdam? Ja, ik, willen, wonen. (o.t.t.) 3 Wat vind je van mijn ontwerp? Ik, van, houden. (o.t.t.) 4 Heb je met de hond gewandeld? Ja, ik, met, wandelen. (v.t.t.) 5 Kom je uit de bioscoop? Ja, ik, hebben, een mooie film, gezien. (v.t.t.) 6 Gaf je koekjes aan de olifanten in de zoo? Nee, ik, geven, geen. (o.v.t.)

34 34 Beantwoord de vraag in de opgegeven tijd en vervang de cursief gedrukte woorden door er of er + voorzetsel in je antwoord. Soms zijn er verschillende antwoorden mogelijk. 1. We geven het antwoord. Het antwoord moet correct zijn We eten appels. De appels moeten lekker zijn We kopen een auto. De auto moet goedkoop zijn We gebruiken stiften. De stiften moeten zwart zijn We willen een bed. Het bed moet zacht zijn We zoeken een hond. De hond moet lief zijn We kopen broodjes. De broodjes moeten warm zijn We schrijven een brief. De brief moet lang zijn We zoeken een man. De man moet knap zijn! We drinken bier. Het bier moet koud zijn....

35 35 Maak van de twee zinnen één zin. Bijvoorbeeld: Robert woont in een flat. De flat heeft één slaapkamer. Robert woont in een flat die één slaapkamer heeft. 1. Hij heeft een grote woonkamer. In de woonkamer staan veel oude meubels. 2. Hij werkt u bij een ander kantoor. Het kantoor ligt verder van zijn huis. 3. Hij gaat iedere dag met de bus. De bus vertrekt om kwart over acht. 4. Hij heeft leuke collega s. hij gaat vaak met zijn collega s eten. 5. Ze eten in een restaurant. Het eten in het restaurant is goed en goedkoop. 6. In het restaurant werkt een ober. De ober is een vriend van hen. 7. Na het eten gaan ze nog even naar het park. Het park is daar in de buurt. 8. Ze zorgen dat ze tijdig terug zijn voor de baas. De baas is vriendelijk maar strikt.

36 36 9. Soms moet Robert overwerken. Dat vindt hij niet zo leuk. 10. Op vrijdag gaat hij naar de bibliotheek. Hij brengt altijd boeken mee van de bibliotheek. Oefening 2 Vul aan met DE of HET. De regels zullen jou weinig helpen. Oefening 3 Vul aan met DE of HET. De regels zullen jou weinig helpen.

37 37 Oefening 6 Probeer de lidwoorden in te vullen. Kies tussen DE, HET, EEN. Oefening 7 Probeer de lidwoorden in te vullen.

38 38 Kies tussen DE of EEN. Zet een streepje waar geen lidwoord past.

39 39

40 40

41 41

42 42 E OEFENING B: Vul het ontbrekende persoonlijk pronomen in. 1. Het regent sinds eergisteren. 2. Zeg jongens, zijn die spullen van? 3. is tijd om naar bed te gaan. 4. Meneer, kunt me helpen? 5. Suzanne en Stef, kunnen me even helpen? 6. Wonen jullie in Brussel? Nee, wonen nu in Antwerpen. 7. Ken je mijn vriend al? Ja, ik heb al ontmoet.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 1

BEGINNERSCURSUS DAG 1 1 BEGINNERSCURSUS DAG 1 A. FORCING Voorstelling B. GRAMMATICA Persoonlijke Voornaamwoorden Werkwoord: Infinitief en stam Hebben en Zijn C. CONVERSATIE Kennismaken 2 Zich voorstellen 1. Voornaam: Ik heet

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar

Nadere informatie

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere - je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3

Nadere informatie

Ria Massy. De taart van Tamid

Ria Massy. De taart van Tamid DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,

Nadere informatie

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2c nr. 1 zinnen met want en omdat OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn

Nadere informatie

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze

Nadere informatie

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.

Nadere informatie

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven

Nadere informatie

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

REGELS. Wat hoort bij elkaar? 171 171 REGELS 1 1 Ik ga iets eten want a ze geven een feestje. 2 Ik ga iets eten omdat b ik heb honger. 3 Vanavond gaan we naar de buren want c ze een feestje geven. 4 Vanavond gaan we naar de buren omdat

Nadere informatie

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen. De familieblues Tot mijn 15e noemde ik mijn ouders papa en mama. Daarna niet meer. Toen noemde ik mijn vader meester. Zo noemde hij zich ook als hij lesgaf. Hij was leraar Engels op een middelbare school.

Nadere informatie

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement 51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer

Nadere informatie

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Jezus vertelt, dat God onze Vader is Eerste Communieproject 26 Jezus vertelt, dat God onze Vader is Jezus als leraar In les 4 hebben we gezien dat Jezus wordt geboren. De engelen zeggen: Hij is de Redder van de wereld. Maar nu is Jezus groot.

Nadere informatie

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu

Nadere informatie

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Bezoek op kantoor Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Ton en Toya hebben wat problemen thuis.

Nadere informatie

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum 1. Wat voor rare mensen waren dat daarstraks? (zijn) 2. Zodra we de film, zullen we je vertellen wat we ervan vonden.

Nadere informatie

1c nr. 1: zinnen maken

1c nr. 1: zinnen maken OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat opdracht 1: KIES DE GOEDE REDEN 1 Ik vind dat benzine voor auto's duurder moet zijn,... a omdat dan minder mensen auto rijden. b omdat dan iedereen auto kan rijden. c omdat benzine niet lekker is. 2 Ik

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 2

BEGINNERSCURSUS DAG 2 1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes? A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? Ja, heb ik gedaan. 2. Komt Willem dit weekend? Nee, moet helaas werken. 3. Ga je met het vliegtuig naar Hamburg? Nee,

Nadere informatie

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer

Nadere informatie

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit 1. Het boek ligt de tafel. 2. Het kopje staat de kast. 3. Ik neem mijn schrift mijn boekentas. 4. De studenten hangen hun jas de kapstok. 5. Mijn

Nadere informatie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en

Nadere informatie

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere - je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in

Nadere informatie

HEB JE HUISWERK VANDAAG?

HEB JE HUISWERK VANDAAG? BLAD 1 HEB JE HUISWERK VANDAAG? Je kind moet thuis werken voor school. In de agenda kan je kijken wat je kind moet doen. Wat moet je doen? 1 Maak oefening 1 op blad 2: Wat doet je kind na de school? 2

Nadere informatie

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl

Nadere informatie

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager 119 119 HOOFDSTUK 8 Dat is een koopje! WOORDEN 1 2 3 1 Ik ga even naar de.... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager 2 Wil je wat drinken? Ja graag, een... koffie alsjeblieft. a fles b beker

Nadere informatie

A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen).

A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). 1. Je tekent mooi, zeg. 2. Wat een mooi schilderij! 3. Ik heb iets moois voor jou. 4. Mijn vader is een harde werker. 5. Het

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

Grammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Grammatica 2 Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Voegwoord 4 Telwoorden: hoofdtelwoorden 7 Telwoorden: rangtelwoorden 10 Telwoorden: hoofd- en rangtelwoorden 13 Persoonlijk voornaamwoord

Nadere informatie

Mijn huis, mijn thuis

Mijn huis, mijn thuis Les 5: Mijn huis, mijn thuis (A-klas) Mijn huis, mijn thuis 1. Mijn huis Mijn naam is Ik ben jaar oud. Ik woon in Ik woon samen met... mensen. Heb je een broer? JA / NEE Heb je een zus? JA / NEE Mijn huis

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager

Nadere informatie

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN Geregeld spreken Ditte Oost & Monique Schoorl LES 1 11 Maak de zinnen af 1 Het meisje is blij. 2 De dokter is in het ziekenhuis. 3 De kinderen zijn op school. 4 De man is bij de gemeente. 5 De docent is

Nadere informatie

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school. Voorwoord Susan schrijft elke dag in haar dagboek. Dat dagboek is geen echt boek. En ook geen schrift. Susans dagboek zit in haar tablet, een tablet van school. In een map die Moeilijke Vragen heet. Susan

Nadere informatie

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs Lesmateriaal hoofdstuk 4 Spreken Oefeningen uit Voorbereiding op Werk De volgende tien oefeningen zijn afkomstig van de website behorende bij: Verboog, M. & Adèr,

Nadere informatie

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht. 1. Joris Hé Roos, fiets eens niet zo hard. Roos schrikt op en kijkt naast zich. Recht in het vrolijke gezicht van Joris. Joris zit in haar klas. Ben je voor mij op de vlucht?, vraagt hij. Wat een onzin.

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Een retour Rotterdam

Een retour Rotterdam 71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart

Nadere informatie

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2. 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2. 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Niemand hoeft alleen maar goed of slecht te zijn. Niemand

Nadere informatie

Iris marrink Klas 3A.

Iris marrink Klas 3A. Iris marrink Klas 3A. 1 Inhoud. 1- Voorpagina 2- Inhoud, inleiding & mijn mening 3- Dag 1 4- Dag 2 5- Dag 3 6- Dag 4 7- Dag 5 Inleiding. Ik kreeg als opdracht om een dagverslag te maken over Polen. 15

Nadere informatie

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje Aangepaste dienst Liturgie Voor de dienst speelt de band drie liederen Opwekking 11 Er is een Heer Opwekking 277 Machtig God, sterke Rots

Nadere informatie

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent

Nadere informatie

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 5 Bidden Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 5 blz. 1 Joris is vader aan het helpen in de tuin. Ze zijn

Nadere informatie

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.

Nadere informatie

futurum (vs) conditionalis perfectum

futurum (vs) conditionalis perfectum futurum (vs) conditionalis perfectum Perfectum Zou hij zich nu al beter voelen? Zou hij zich daar beter gevoeld hebben, denk je? Perfectum Je zou wat meer moeten studeren = Je moet wat meer studeren. Het

Nadere informatie

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang Thema Kinderen en school. Demet TV Lesbrief 9. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. belt naar een kinderdagverblijf. Is er plaats? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat inschrijven

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 8

BEGINNERSCURSUS DAG 8 1 BEGINNERSCURSUS DAG 8 A. FORCING Tekst: Bij de dokter B. GRAMMATICA Gebruik van de infinitief: dubbele inf. om + te + inf. aan het + inf. te + inf. De stamtijden (Dag 6 pagina s 8-11) C. CONVERSATIE

Nadere informatie

REGELS. Kies het goede woord. 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem

REGELS. Kies het goede woord. 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem 114 114 REGELS 1 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem 2 Deze film is pas nieuw. Bijna niemand heeft... gezien. 3 Deze slagroom moet je niet meer eten.... is te oud. a Het b Hij 2

Nadere informatie

Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1

Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Oefenexamen Ad Appel Spreekvaardigheid A1 10 vragen serie A 1. Hoe vaak doet u boodschappen? 2. Wanneer bent u geboren? 3. Wat drinkt u het liefst? 4. Wat vindt u van

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo

Nadere informatie

Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich?

Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Niemand hoeft alleen maar goed of slecht te zijn. Niemand

Nadere informatie

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over, 3F Wat is vriendschap? 1 Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol

Nadere informatie

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl R O S A D E D I E F Arco Struik Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl In de winkel 3 Bart 5 Een lieve dief 7 De telefoon 9 Bij de dokter 11 De blinde vrouw 13 Een baantje 15 Bijna betrapt

Nadere informatie

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1 15/10/14 1 Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1 1. (komen) Waar.... jij vandaan? 2. Uit welk land.... u? 3. Brenda.... vandaag uit Engeland. 4. Wij.... uit België. 5. Wanneer.... zij thee drinken?

Nadere informatie

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam. 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam. 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar 5 5 HOOFDSTUK 1 Wie ben jij? WOORDEN 1 1 Ik... Paula. a heet b naam 2... kom je vandaan? a Hoe b Waar 3 Ik ga... mijn vriend naar het restaurant. a uit b met 2 1 Mijn... is Derek. a huisnummer b naam 2

Nadere informatie

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed. Vocabulaire En Action 5 : Nederlans naar Frans Unité 1 Goedendag! Ik ben Ik, ik ben ja Ben jij? En jij? Jij bent! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien Unité 2 Gaat het? Het gaat goed.

Nadere informatie

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2 BIJLAGEN LESPAKKET 1.2 BIJLAGE 1 A4 BLADEN THEMA S BIJLAGE 2 DOMINO EMOTIES BIJLAGE 3 MATCHING OEFENING GEVOELENS BIJLAGE 4 VRAGENLIJST FILM BIJLAGE 5 VRAGENSTROOKJES HOEKENWERK BIJLAGE 6 ANTWOORDENBLAD

Nadere informatie

EEN BRIEF NAAR DE DOCENT

EEN BRIEF NAAR DE DOCENT EEN BRIEF NAAR DE DOCENT Je hebt een vraag en je schrijft een brief naar je docent. Wat moet je doen? 1. Lees de e-mail op blad 2. Beantwoord de vragen. 2. Lees de e-mail op blad 3. Beantwoord de vragen.

Nadere informatie

Een Zinnig Woord. L. Beheydt

Een Zinnig Woord. L. Beheydt Een Zinnig Woord L. Beheydt In... zomer is het hier erg warm. Ik ga naar... stad. Jan speelt met... jongens van zijn klas. Joep is een vriend... mijn broer. An houdt... lekker eten. Dat boek is... mij.

Nadere informatie

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Wat een mooie luchtballonnen! Geel, oranje, groen en blauw. Kies maar uit Daan,

Nadere informatie

Wat kan ik voor u doen?

Wat kan ik voor u doen? 139 139 HOOFDSTUK 9 Wat kan ik voor u doen? WOORDEN 1 1 Peter is op vakantie. Hij stuurde mij een... uit Parijs. a brievenbus b kaart 2 Ik heb die kaart gisteren.... a ontvangen b herhaald 3 Bij welke...

Nadere informatie

Melkweg. Naar de speelzaal. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Taal en ouders: Peuters. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

Melkweg. Naar de speelzaal. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Taal en ouders: Peuters. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Melkweg Lezen van Alfa B naar Alfa C Naar de speelzaal Taal en ouders: Peuters Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Colofon Melkweg: Naar de speelzaal, 0 Dit boekje is een uitgave van Stichting

Nadere informatie

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd Antwoorden Thema 5 Vrije tijd Luisteren Oefening 2 hobby Willem Linda hockeyen squashen tennissen voetballen bioscoop theater ballet kroegbezoek concertbezoek popmuziek jazz klassieke muziek Spreken Oefening

Nadere informatie

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. 1 Voeg een woord aan de zin toe zodat hij correct wordt. Micky werkt graag in tuin. Verbeter de fout in de zin. Floortje leeft

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 6

BEGINNERSCURSUS DAG 6 1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het

Nadere informatie

Bijbellezing: Johannes 2 vers 1-12. Bruiloftsfeest

Bijbellezing: Johannes 2 vers 1-12. Bruiloftsfeest Bijbellezing: Johannes 2 vers 1-12 Bruiloftsfeest Sara en Johannes hebben een kaart gekregen In een hele mooie enveloppe Met de post kregen ze die kaart Weet je wat op die kaart stond? Nou? Wij gaan trouwen!

Nadere informatie

MAMA MIA! FLYNN IS AL GROOT. * 1. Flynn en zijn broers Gil en Kato Dit is Flynn. Hij is vier jaar.

MAMA MIA! FLYNN IS AL GROOT. * 1. Flynn en zijn broers Gil en Kato Dit is Flynn. Hij is vier jaar. MAMA MIA! FLYNN IS AL GROOT. * 1. Flynn en zijn broers Gil en Kato Dit is Flynn. Hij is vier jaar. -Wijs zelf Flynn aan -Zijn jullie even oud als Flynn /ook vier jaar? Wie is ouder dan Flynn /dus vijf

Nadere informatie

Werkblad 3: Gravenfeest China

Werkblad 3: Gravenfeest China 1. Lees onderstaande mails en noteer op een apart blad wat je leert over Qing Ming Jie. 2. Bedenk een verhaal over het gravenfeest dat je kan vertellen aan de andere kinderen van je klas. Welke prenten

Nadere informatie

Klaar, ik ben bruin en ik ben wit

Klaar, ik ben bruin en ik ben wit Bruin &Wit Klaar, ik ben bruin en ik ben wit Mireille de Vries - Numbi A mani zit nog even bij haar papa. Ze hebben net twee geweldige vakantieweken met elkaar doorgebracht. Ze zijn tien dagen naar Afrika

Nadere informatie

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst. Interview op zaterdag 16 mei, om 12.00 uur. Betreft een alleenstaande mevrouw met vier kinderen. Een zoontje van 5 jaar, een dochter van 7 jaar, een dochter van 9 jaar en een dochter van 12 jaar. Allen

Nadere informatie

Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou.

Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou. Voor jou! 9 Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou. Het boek gaat over geloven. Het gaat over jouw geloof! Lees en bekijk alles goed. Je

Nadere informatie

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51 Inhoud Een nacht 7 Voetstappen 27 Strijder in de schaduw 51 5 Een nacht 6 Een plek om te slapen Ik ben gevlucht uit mijn land. Daardoor heb ik geen thuis meer. De wind neemt me mee. Soms hierheen, soms

Nadere informatie

Aflevering: 31. Te + infinitief

Aflevering: 31. Te + infinitief Te + infinitief A: Te + Infinitief: twee dingen tegelijk. Jan staat in de keuken. Hij doet de afwas. Jan staat in de keuken de afwas te doen. Tom zit op zijn stoel. Hij leest een boek. Tom zit op zijn

Nadere informatie

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric. Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben

Nadere informatie

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven. TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven. Beginsituatie: De lln doen als inleiding op het project rond geloven en de kerkwandeling, een filosofisch gesprek. Er komen verschillende

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Jezus geeft zijn leven voor de mensen

Jezus geeft zijn leven voor de mensen Eerste Communieproject 38 Jezus geeft zijn leven voor de mensen Niet iedereen gelooft in Jezus In les 5 hebben we gezien dat Jezus vertelt over de Vader. God houdt van de mensen. Hij vergeeft je zonden.

Nadere informatie

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8

Nadere informatie

- je kan me wat - module 5. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 5. tekeningen -

- je kan me wat - module 5. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 5. tekeningen - - je kan me wat - module 5 docere delectare movere tekeningen - 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan O p e me n wat S c h o o l nt2taalmenu.nl A m s t e r d module a m Z u 5i d - O o s t 1

Nadere informatie

Antwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.

Antwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. Antwoorden Thema 5 woonomgeving Oefening 3 A 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. moesten B 1. Kon 2. Willen 3. Kan 4. kunnen 5. mocht 6. Kan - kan 7. wilde 8.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist

Nadere informatie

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah Lesbrief Voetstappen Kader Abdolah Doe meer met Leeslicht! Bij een aantal boeken in de serie Leeslicht kunt u een gratis lesbrief downloaden van www.eenvoudigcommuniceren.nl. In deze lesbrief staan vragen,

Nadere informatie