Onderzoek naar vismigratie in de Ringvaart aan de sluis van Evergem

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoek naar vismigratie in de Ringvaart aan de sluis van Evergem"

Transcriptie

1 Onderzoek naar vismigratie in de Ringvaart aan de sluis van Evergem 21 David BUYSSE, Kristof VLIETINCK, Seth MARTENS, Raf BAEYENS & Johan COECK Rapport van het Instituut voor Natuurbehoud Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut voor Natuurbehoud in opdracht van Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Bovenschelde Instituut voor Natuurbehoud Kliniekstraat 25, 17 Brussel

2 Onderzoek naar vismigratie in de Ringvaart aan de sluis van Evergem David BUYSSE, Kristof VLIETINCK, Seth MARTENS, Raf BAEYENS & Johan COECK Instituut voor Natuurbehoud Kliniekstraat Brussel Tel.: 2/ Fax: 2/

3 INHOUD Dankwoord...4 Samenvatting... 5 Summary INLEIDING EN DOELSTELLINGEN MATERIAAL EN METHODEN Vismigratie Begrippen Diadrome migratie Migratie van zoetwatervissen: potadrome migratie De capaciteit en stimulus om te migreren De capaciteit De stimulus Reproductie van enkele zoetwatervissen Onderzoeksmethodiek Niet-telemetrische methodes Vangstmethoden Merkmethodes Telemetrische methoden Principe van radiotelemetrie in aquatisch milieu Factoren die het signaal beïnvloeden Aanbrengen van de zenders Gewicht van de zender Proefopzet Vangsten en merken van vissen Doelstelling Materiaal en methoden Concentratiefuiken stroomafwaarts voor sluis en stuw Doelstelling Materiaal en methoden Voorkeursmigratie van vissen: sluis of stuw Doelstelling

4 Materiaal en methoden Biotelemetrie Doelstelling Keuze van de geschikte zender Conclusie RESULTATEN Samenstelling van de visgemeenschap Globale samenstelling Samenstelling van de vangsten: aantals- en biomassaverdeling Vangstevoluttie elijkse vangstcampagne Catch Per Unit Effort (CPUE): aantallen per fuik per 24 u Maandelijkse evolutie Maandelijkse evolutie per locatie Catch Per Unit Effort (CPUE): biomassa per fuik per 24 u Maandelijkse evolutie Maandelijkse evolutie per locatie Vangstevolutie en populatiesamenstelling van de meest voorkomende soorten Blankvoorn Driedoornige stekelbaars Brasem Snoekbaars Baars Kolblei Rietvoorn Giebel Paling Tiendoornige stekelbaars Pos Karper Vetje Riviergrondel Blauwbandgrondel Zeelt Winde Bittervoorn Alver Bermpje Regenboogforel Rivierprik Zeeforel Snoek

5 Spiering Concentratiefuiken Concentratiefuiken voor en in de sluis Concentratiefuiken in de stuwgeul Wekelijkse vangstevolutie tijdens de paaiperiode (maart-juni) Merk- en hervangststudie Overzicht van de hervangsten Hervangstevolutie Hervangstevolutie in het kanaal Hervangstevolutie in de stuwgeul Migratie doorheen het sluis-stuwcomplex Mobiliteit en migratieroute van de gemerkte vissen Radiotelemetrie Overzicht van de verzamelde gegevens Mobiliteitscycli van de gezenderde vissen BESPREKING Samenstelling van de visgemeenschap in de Ringvaart Globale samenstelling Evolutie van de vangsten Migratiepatronen BESLUIT Referenties Bijlagen

6 Dankwoord Dit onderzoek kwam tot stand in samenwerking met de Administratie Waterwegen en Zeewezen, Afdeling Bovenschelde: Wij danken Ir. Eric Van Den Eede, Afdelingshoofd van de Afdeling Bovenschelde; Ir. Luc Verhaest en Ir. Catherine Puype voor de correcte en vlotte samenwerking en voor de opvolging van dit project. Een extra dankbetuiging gaat uit naar de mensen van de Westbeke-sluis, in het bijzonder naar Michel Rombaut en zijn medewerkers Michel, Erwin, Edwin en Dirk voor het ter beschikking stellen van de loods waarin de vangsten werden verwerkt en het vismateriaal werd opgeslagen, de elijkse vriendelijke ontvangst en het ons herhaaldelijk uit de nood helpen bij technische problemen. Dat het onderzoek naar vismigratie in de Ringvaart in Evergem een arbeidsintensieve klus was blijkt uit het lijstje medewerkers. Dankzij hun enthousiasme en werklust bij het vele veldwerk verliep alles vlot en in een aangename sfeer. Tot de vaste équipe veldwerkers behoorden: Johan Coeck, Seth Martens, Raf Baeyens, Kristof Vlietinck, David Buysse, Jo Van Egroo, Wim Van Gils, Alain Dillen en Tine Moermans. Wanneer één of meerdere personen verhinderd waren sprongen volgende vrijwilligers in de bres: Manu Van Haverbeke, Ann Govaerts, Peter Claus, Manuela Ghielli, Jurgen van Hoof, Bert Vanhulsel en Evelyn Geudens. 4

7 Samenvatting Het sluis-stuwcomplex langs de Ringvaart te Evergem bestaat uit enerzijds een scheepvaartsluis en anderzijds een stuw die gesitueerd is in een omleidingskanaal rond de sluis. In een veldonderzoek werd nagegaan in hoeverre er migratiebelemmering optreedt ter hoogte van de sluis en/of stuw. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag of er vismigratie waarneembaar is naar sluis en/of stuw en in hoeverre ze een obstakel vormen voor vismigratie. Om de verplaatsingen van vissen in de Ringvaart te bestuderen werd gebruik gemaakt van fuikvangsten, merktechnieken en radiotelemetrie. Tussen november 2 en oktober 21 werden elijks gedurende 24u twee maal schietfuiken geplaatst op 1 locaties rond sluis en stuw. Daarnaast werden tussen februari en mei wekelijks concentratiefuiken geplaatst voor sluis en stuw om eventuele ophoping van vissen na te gaan. Gevangen vissen werden van een individueel merk (fingerling-tag) of een groepsmerk (vinknip) voorzien. Parallel aan de vangst- en merkstudie werden in een telemetrie-onderzoek een aantal vissen uitgerust met een radiozender en dagelijks opgespoord. Tijdens het volledige onderzoek in de Ringvaart werden in totaal 24 vis- en 1 rondbeksoort gevangen. De belangrijkste en meest dominant aanwezige vissoort is de blankvoorn gevolgd door driedoornige stekelbaars en brasem. Naast blankvoorn, driedoornige stekelbaars en brasem zijn ook giebel, kolblei, pos, rietvoorn, tiendoornige stekelbaars, baars, paling en snoekbaars algemeen aanwezig in de visgemeenschap van de Ringvaart. Soorten die minder frequent maar toch nog in behoorlijke aantallen gevangen werden betreffen blauwbandgrondel (exoot), karper, vetje en zeelt. Eén- of enkelmalige vangsten werden er gedaan van rivierprik, spiering, zeeforel, bermpje, alver, bittervoorn, riviergrondel, winde, snoek en regenboogforel (exoot). Het hoogste aantal vissoorten werd gevangen in de stuwgeul met name 2. In de Ringvaart ter hoogte van het sluis-stuwcomplex vertegenwoordigt de dominante blankvoorn uiteraard de meeste biomassa (63 %). De tweede meest gevangen soort, de driedoornige stekelbaars, vertegenwoordigt maar weinig biomassa (< 1 %). Giebel daarentegen neemt met zijn sterk gedrongen lichaam 1 % van de gevangen biomassa voor zijn rekening. Paling vertegenwoordigt 7 % biomassa, brasem 6 %, karper 4 %, rietvoorn en kolblei 3 % en snoekbaars en baars 1 %. Recordvangsten in de fuiken werden genoteerd in december, februari, april, mei, augustus en september. In december werd een school blankvoorn gevangen. De vangsten in februari, april en mei betroffen piekvangsten van massaal stroomopwaarts migrerende populaties driedoornige stekelbaarzen (februari) en blankvoorn en in mindere mate ook van rietvoorn en kolblei (april mei). Ook via de vangstmerk-hervangststudie kon de massale stroomopwaartse migratie van blankvoorn in mei worden aangetoond. De piekvangsten in augustus en september betroffen hoofdzakelijk juvenielen (+ jaarklasse) van blankvoorn, snoekbaars en baars. Twee vissen die met een radiozender uitgerust waren, een blankvoorn en een brasem, ondernamen duidelijk een stroomopwaartse migratie waarbij ze via de stuwgeul tot vlak tegen de stuw zwommen en daar tevergeefs pogingen ondernamen om een doorgang te vinden. Onze resultaten tonen ontegensprekelijk aan dat de voorkeursmigratieroute van de vissen de stuwgeul is. Praktisch alle stroomopwaarts trekkende vissen zwemmen in het voorjaar 5

8 resoluut de stuwgeul op en dit in tegenstelling tot de zeer lage vangsten voor de sluis waar geen migratiepieken vastgesteld werden. De massale vangst van stroomopwaarts migrerende driedoornige stekelbaars en blankvoorn in de stuwgeul zijn hiervoor het duidelijkste bewijs. Tijdens de volledige onderzoeksperiode november 2 oktober 21 werden 547 hervangsten gedaan waarvan er 15 doorheen het sluis-stuwcomplex migreerden. We vingen 9 blankvoorns die het kunstwerk in stroomafwaartse richting passeerden en 6 blankvoorns die in stroomopwaartse richting migreerden. Dit toont de bijzonder geringe migratiemogelijkheden doorheen het sluis-stuwcomplex aan. De recordvangsten in de meest stroomopwaarts gelegen staalnamepunten in de stuwgeul tijdens de mei zijn immers enkel te verklaren door de grote aantallen migrerende paairijpe blankvoorns die het stuwkanaal opzwemmen maar de stuw als een barrière ervaren, waardoor aggregaties van vermoedelijk enorme aantallen blankvoorns voor de stuw ontstonden. Uit de resultaten van de bevissingen die gedurende 12 en werden uitgevoerd rond het sluis-stuw complex van de Ringvaart in Evergem mogen we besluiten dat, ondanks de nog aanwezige verontreiniging in het water, er door het saneringsprogramma van de voorbije jaren zich toch reeds een omvangrijke visgemeenschap kan handhaven in de Ringvaart. Ons onderzoek toont daarnaast in de eerste plaats aan dat niet enkel in rivieren belangrijke vismigraties voorkomen, maar ook in sommige kanaalsystemen zoals de Ringvaart belangrijke migraties van vissen vastgesteld worden die in relatie staan met de voortplanting van verschillende soorten en met de uitwisseling met binnenwateren. De aggregaties en migratiepieken van hoofdzakelijk driedoornige stekelbaars (februari) en blankvoorn (mei), maar ook van rietvoorn en kolblei (eveneens in mei), in de stuwgeul tonen, naast het bestaan van een massale trek, ook aan dat de migrerende vissen de stuwgeul boven de sluis verkiezen als migratieroute. De verschillende onderzoeksstrategieën die we gebruikten (fuikvangsten, merkexperimenten en radiotelemetrie) tonen duidelijk aan dat de stuw van Evergem voor stroomopwaarts migrerende vissen een niet-passeerbare barrière vormt die de uitwisseling met binnenwateren onmogelijk maakt. Om een goede migratie van vispopulaties uit het stroomafwaarts pand van de Ringvaart in Evergem en uit het kanaal Gent-Terneuzen met de stroomopwaartse binnenwateren mogelijk te maken en bijgevolg optimale reproductie- en uitwisselingsmogelijkheden te voorzien, zouden in principe best de barrière-effecten van het kunstwerk (sluis-stuw complex) zoveel mogelijk opgeheven moeten worden. In de studie worden tevens enkele oplossingsmogelijkheden besproken. In relatie met de globale problematiek van vismigratiemogelijkheden in het stroomgebied van de Bovenschelde wordt de aanbeveling gedaan om ook de andere (mariene) toegang tot de Ringvaart en het stroomgebied van de Bovenschelde te bestuderen om de opportuniteit en hoogdringendheid van het oplossen van beide migratieknelpunten af te wegen. 6

9 Summary The lock-weir-complex on the northern section of the Ghent Ring Canal (Evergem - Belgium) consists off a lock and a weir separated from each other by a small piece of land of approximately 5 m long, splitting this part of the northern section into two channels, one leading to the lock and one leading to the weir. In a field study we examined if the lock and / or weir are a migration barrier for upstream migrating fish. First we answer the question whether fish migration towards lock and / or weir was observed. Furthermore we examined if this lock and / or weir is a barrier for upstream migrating fish. To examine the upstream migration of fish in the northern section of the Ghent Ring Canal we made use of double traps (fykes), mark-recapture techniques and telemetry. Monthly samples were taken from November 2 until October 21 on 1 sampling points. Each point was sampled twice in one week. Traps were emptied after 24 hours. Alongside this monthly sampling strategy, the fykes in front of the lock and weir (concentration fykes) were put out weekly between February 21 and May 21. The purpose of this weekly sampling was to see if large concentrations of fish were present in front of these barriers. The caught fish were tagged (fingerling-tags) or received a small clip in their fin. For the radio tracking study fish with sufficient biomass were equipped with a transmitter and subsequently a daily positionfinding was carried out. During this whole-year study at the northern section of the Ghent Ring Canal a total of 24 fish species and 1 lamprey (Lampetra fluviatilis) were caught. The dominant species was roach (Rutilus rutilus) followed by three-spined stickleback (Gasterosteus aculeatus) and bream (Abramis brama). Also gibel carp (Carassius auratus gibelio), white bream (Blicca bjoerkna), ruffe (Gymnocephalus cernua), rudd (Scardinius erythropthalmus), ten-spined stickleback (Pungitius pungitius), perch (Perca fluviatilis), eel (Anguilla anguilla) and pike-perch (Stizostedion lucioperca) are common in the fish community of the northern section of the Ghent Ring Canal. Species that were caught less frequently but still in considerable numbers concern topmouth gudgeon (Pseudorasbora parva), carp (Cyprinus carpio), rain bleak (Leucaspius delineatus) and tench (Tinca tinca). Single or a couple of catches were done off the following species: river lamprey (Lampetra fluviatilis), smelt (Osmerus eperlanus), sea trout (Salmo trutta), stone loach (Noemacheilus barbatula), bleak (Alburnus alburnus), bitterling (Rhodeus sericeus), gudgeon (Gobio gobio), ide (Leuciscus idus), pike (Esox lucius) and rainbow trout (Oncorhynchus mykiss). Twenty fish species, the highest number, were caught in the weir channel. In terms of biomass roach (63 %) is the most dominant species in the fish community, followed by gibel carp (1 %), eel (7 %), bream (6 %), carp (4 %), rudd (3 %), white bream (3 %), pike-perch (1 %) and perch (1 %). The second most abundant but small three-spined stickleback represented very little biomass (,5 %). Record catches were done in December, February, April, May, August and September. The record catch in December was one of a school of roach. Overall abundance in front of the weir exhibited peaks in February and in April and May. The first migratory peak in front of the weir in February was recorded for the three-spined stickleback. Roach on the other hand exhibited a tendency for aggregation below the weir in April and May, the same goes for rudd and white bream but in much smaller numbers. Also through a mark-recapture study the massive upstream migration of roach in May could be shown. High catches in August and September consisted mainly of young-of-the-year (+) of roach, pike-perch and perch. 7

10 Although the radio tracking study had varying success, 2 fish species, namely one bream and one roach, showed marked upstream migrations towards the weir. These 2 specimens subsequently undertook several attempts to pass the weir but did not succeed in their intent. Our results show that the upstream migrating fish are attracted to the weir in stead of the lock. The massive catch of upstream migrating three-spined stickleback and roach in front of the weir clearly prove this statement. Between November 2 and October marked specimens were recaptured, 15 of which passed through the lock-weir complex. We caught 9 roaches who migrated downstream through this complex and 6 roaches who migrated upstream. These results show that the chances for a fish to pass the lock-weir complex are minimal. The massive catches in 2 fykes placed under the weir in May are those of upstream migrating roaches. This year-round study documents that, thanks to increased waste water treatment, the fish community nowadays already exists out of 25 species. We have to comment however that water quality could and should still be improved. Our study proves that large upstream spawning migrations do not only occur in rivers but also in canals such as the Ghent Ring Canal. This canal could provide an alternative route for migratory species and could contribute to the exchange of fish species with their backwaters. Spawning migrations and aggregations below the weir were noticed for three-spined stickleback in February and rudd, white bream and especially roach in May. The continuous water flow in the weir channel attracts these upstream migrating fish and thus concentrations of fish were found in front of the weir and not in front of the lock. The different strategies we used in this study (catches with fykes, mark-recapture and radio telemetry) clearly show that the weir is a barrier for upstream migrating fish, so that exchange with further inland waterways is excluded. If we want to provide fish free migration possibilities, to better spawning grounds, the barrier effect of the lock-weir complex should be solved. In this study we also suggest some solutions for the obstruction of fish migration at this site. In relation to the global problematic nature of the obstruction of fish migration in the river basin of the Upper Scheldt we also suggest to study the (marine) land inward migration on the other end (southern section) of the Ghent Ring Canal. It is not unthinkable that it is much more important first to take mitigating actions at the lock-weir complex (Merelbeke) located on the southern section of the Ghent Ring Canal. 8

11 1. Inleiding en doelstelling De laatste jaren is er steeds meer en meer aandacht besteed aan het onderzoek naar belemmeringen van vismigratie en het opheffen van deze knelpunten. De beschikking van 26 april 1996 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie inzake de vrije migratie van vissoorten in de hydrografische stroomgebieden van de Beneluxlanden stelt dat de vrije migratie van alle vissoorten in alle hydrografische stroomgebieden voor 1 januari 21 mogelijk moet zijn (Benelux, 1996). Door de Afdeling Boven-Schelde van de Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ) van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur (LIN) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd opdracht gegeven voor een onderzoek naar vismigratie op de Ringvaart. Het onderzoek sluit aan bij de Startnota: De tweede sluis te Evergem en bestaat uit drie luiken (AWZ, 1997). In 1998 werd het visbestand onderzocht op de Ringvaart te Gent. Dit eerste onderzoeksluik werd uitgevoerd door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW). Uit dit onderzoek bleek dat er op Ringvaart vijftien vissoorten voorkomen (Monden et al., 1998). Dit onderzoeksluik dient uit te wijzen of het sluis-stuwcomplex te Evergem een knelpunt is voor vismigratie en waar het knelpunt zich juist situeert. Daartoe wordt nagegaan of er vismigratie waarneembaar is naar de sluis, naar de stuw of naar beide en in hoeverre de sluis en de stuw elk een obstakel vormen voor vismigratie. Twee onderzoeksmethoden zullen hierbij gehanteerd worden: vangststudie en radiotelemetrie. Welke oplossing er moet geconstrueerd worden om het knelpunt op te lossen is het onderwerp van een eventueel derde onderzoeksluik. 9

12 2. Materiaal en methoden 2.1 Vismigratie Begrippen Vismigratie of vistrek zijn verplaatsingen van vissen die een groot deel van de populatie of van een leeftijdsklasse betreffen. De verplaatsingen vinden plaats met een voorspelbare periodiciteit gedurende de levenscyclus van een soort. Hierbij worden twee of meer ruimtelijk gescheiden habitats gebruikt. De verplaatsingen van de vis zijn functioneel voor de overleving van de soort. Hierdoor worden kleinschalige verplaatsingen van de vis buiten het begrip vismigratie geplaatst (Raat, 1994). Deze verplaatsingen gebeuren vaak binnen het territorium en home range (Peter, 1998). Migratie stroomopwaarts of stroomafwaarts rivieren houdt dus een cyclische alternatie in tussen twee of meer habitats. Jonge vissen komen tevoorschijn uit het paaihabitat gebruikt door hun ouders en verplaatsen zich hetzij passief hetzij actief naar hun eerste voedselhabitat. Gewoonlijk moeten juvenielen zich dan verplaatsen van hun eerste voedselhabitat naar een overlevingshabitat of schuilhabitat wanneer er zich ongunstige toestanden voordoen (Northcote, 1998). Deze ongunstige omstandigheden kunnen bepaalde negatieve abiotische condities, de aanwezigheid van predatoren of pathogenen zijn (Wootton, 1992). Migratiegedrag bij vissen kan worden onderverdeeld in twee types: potadroom en diadroom. Potadroom migratiegedrag gebeurt volledig in inlandse wateren of binnen een riviersysteem, terwijl diadroom migratiegedrag zich afspeelt in een overgangszone tussen zoet en zeewater (Northcote, 1998) Diadrome migratie Diadroom migratiegedrag kan verder worden onderverdeeld in anadrome, katadrome en amfidrome migratie (Northcote, 1998). Bij anadrome migratie leven vissen als oudere juvenielen en subadulten in de zee maar trekken bij rijpheid de rivier op om te paaien (vb. zalm, rivierprik, trachuruspopulaties van driedoornige stekelbaars). Naast deze strikt anadrome vissen zijn er een aantal soorten waarvan de juvenielen vanuit zee estuaria of kanalen opzwemmen. Zo worden er op de Schelde ter hoogte van Antwerpen (brakwaterzone) in het voorjaar grote aantallen juveniele bot aangetroffen terwijl in het najaar onder andere juveniele sprot, haring en tong worden aangetroffen (Vlietinck, 1998). Mariene en anadrome vissen kunnen ook kanalen optrekken. Een onderzoek naar het visbestand op het Boudewijnkanaal (brakwater) leverde naast rivierprik en driedoornige stekelbaars ook tal van mariene soorten op (Van Thuyne et al., 1995). Katadrome migratie verwijst naar vissen die hun hele vroege leven doorbrengen in zoetwater maar bij rijpheid de rivier aftrekken naar zee om te paaien (bijv. paling). 1

13 Amfidrome migratie (zich verplaatsen tussen rivieren en de oceaan) verwijst naar vissen die aanzienlijke delen van leven spenderen in zowel zoetwater als in zeewater, zich voeden en opgroeien in beide, en waar de migraties geen directe relatie schijnen te hebben met reproductie Migratie van zoetwatervissen: potadrome migratie Voor salmoniden zijn de paai- en voedselhabitats duidelijk geografisch gespreid. Vele zoetwatervissen blijven echter in een beperkt areaal gedurende hun levenscyclus, maar ze selecteren verschillende habitats voor welbepaalde doeleinden. Een soort als winde gebruikt dezelfde plaatsen als paaihabitat en habitat om voedsel te zoeken in de zomer, maar gebruikt een ander habitat als schuilhabitat bij ongunstige omstandigheden (bijv. in de winter). Op figuur 2.1 zijn de drie habitats weergegeven alsook de overlappende habitats (Lucas et al., 1998). schuilmigratie voedsel/groei habitat voedselmigratie voedselmigratie paaimigratie winter/schuil habitat paaihabitat paaimigratie schuilmigratie Figuur 2.1: Schematisch model voor de migratie van residente zoetwatervissen tussen hun voornaamste habitats De capaciteit en stimulus om te migreren 11

14 Lucas et al. (1998) beschrijven de capaciteit van vissen om te kunnen migreren alsook de interne en externe prikkels die een vis ertoe aanzetten om een migratie te ondernemen. In figuur 2.2 zijn de interne en externe prikkels aangegeven die een vis kunnen stimuleren om te migreren De capaciteit Hoewel de migratie stroomafwaarts kan bereikt worden met weinig energetische uitgaven, door passieve drift met de stroming, vereist de migratie in stroomopwaartse richting van de vis dat hij sneller zwemt dan de stroomsnelheid wat de nodige energetische kost met zich meebrengt. De zwemprestatie van vissen bevat twee componenten: de snelheid waartegen een vis kan zwemmen (burst-speed swimming) en de tijd gedurende dewelke een vis kan zwemmen aan een bepaalde snelheid (sustained speed swimming). Beiden nemen toe met toenemende lengte van de vis. Vissen variëren echter in lichaamsvorm, metabolisme en strategieën voor opname en transport van zuurstof. Dit resulteert in een enorme variëteit aan zwemprestaties. Burst-speed zwemmen waarbij gebruik gemaakt wordt van wit spierweefsel kan door vissen niet langer dan 1 tot 15 seconden worden volgehouden en ze schakelen dan over naar sustained-speed zwemmen waarbij rood spierweefsel gebruikt wordt, en dit kan gewoonlijk tussen 1 en 2 minuten worden aangehouden. Deze waarden hangen echter sterk af van de lengte van de vis tezamen met andere factoren zoals temperatuur, zuurstof, conditie, stress, (Northcote, 1998) De stimulus Ged rag is een resultaat van interne en externe prikkels welke interageren om een respons te stimuleren. Interne factoren: - ontogenetische (ontwikkeling als individu) veranderingen: ontogenetische veranderingen in de respons op prikkels zijn het resultaat van maturatie, wat intrinsieke processen inhoudt en van ervaring van het milieu. De meest duidelijke ontogenetische verandering in gedrag heeft te maken met de paaiactiviteit welke een aanzienlijke impact heeft op het migratiegedrag van vele vissoorten. Daarbij komt dat de migratie van + vissen van de paaigronden ook een belangrijke ontogenetische verandering is; - honger/beschikbaarheid van prooien: vele vissoorten migreren om voedsel te zoeken, soms over aanzienlijke afstanden en met toegenomen risico tot predatie. De prikkel om te migreren om voedsel te zoeken houdt zowel een gastrische factor in gebaseerd op een gevuld darmkanaal als een systemische (van het hele lichaam) factor welke de metabolische balans weerspiegelt; 12

15 - homing: vele migrerende vissoorten keren terug naar de plaats of kort bij de plaats waar ze werden geboren om te paaien (Wootton, 1992). Homing kan ook plaatshebben naar een schuil- of voedselhabitat; - individuele verschillen: individuen binnen een populatie kunnen een verschillend gedrag vertonen in hun vermogen of motivatie om te migreren. De baarspopulatie in de Kleine Nete bijvoorbeeld kan onderverdeeld worden in een statische en een mobiele groep. De baarzen in het homogene deel waren mobieler dan degene in het heterogene deel (Bruylants et al., 1986b); - angst/ontwijken van predatoren: vele vissen en levensstadia verplaatsen zich om predatoren te ontwijken. Externe factoren: licht: de verplaatsingen en activiteit van vele vissoorten worden beïnvloed door de circadiane ritmes van nacht en dag. Deze verplaatsingen zijn gewoonlijk een respons op predatoren gedurende de dag maar in vele gevallen is de juiste oorzaak onbekend of verandert deze gedurende het jaar. Bij brasem in het meer Constance werd s morgens en s avonds een diurnale migratie tussen littorale en pelagische zones waargenomen (Schulz & Berg, 1987); hydrologie en meteorologie: overstromingen, hoge waterstanden of hoge stroomsnelheden kunnen de oorzaak zijn dat vissen zich naar een ander deel van de rivier verplaatsen; temperatuur: vermits vissen poikilotherm zijn, zijn ze gewoonlijk actiever bij hogere temperaturen en migraties bij de meeste riviervissen hebben dan ook niet plaats bij temperaturen lager dan 5 C. Als gevolg hiervan wordt temperatuur beschouwd als een factor die de migratie van vele vissoorten op gang brengt; - waterkwaliteit: ten gevolge van vervuiling of ongunstige waterkwaliteit kunnen vissen zich verplaatsen in de rivier. In de Vltava rivier in Praag heeft het visbestand een lage diversiteit stroomafwaarts van de lozing van afvalwater (Kubečka, J. & Vostradovský, 1995); - beschikbaarheid van prooien: vissen kunnen hun verspreiding van dag tot dag wijzigen wanneer de beschikbaarheid van voedsel wijzigt. De voedselbronnen in de meeste natuurlijke waters variëren ook voortdurend en het merendeel van de vissen reageren hierop door bijvoorbeeld te veranderen van een benthische zoekwijze naar voedsel naar een pelagische wijze van voedsel zoeken, van deeltjesvoeding naar filtervoeding of door te migreren naar andere habitats; - verplaatsing: wanneer vissen worden verplaatst uit hun leefomgeving of verblijfplaats door overstromingen of door experimentele wegname, zijn sommigen in staat om naar hun habitat terug te keren; - dichtheidsafhankelijke factoren: toenemende populatiedichtheid en competitie kunnen vissen aanzetten om zich te verplaatsen in de rivier. 13

16 Externe Interne Gedragsrespons factoren status ontogenetische veranderingen prooi beschikbaarheid ontwijken van predatoren afhankelijk van dichtheid? honger angst migratiegedrag (op verschillende ruimtelijke en temporele schalen) verplaatsing ruimtelijk geheugen/ homing klimaat (licht hydrologie meteorologie temperatuur waterkwaliteit) Figuur 2.2: Diagram van de aard en invloed van interne en externe stimuli op het gedrag van vissen Reproductie van enkele zoetwatervissen Om de voorjaarspaaitrek te kunnen volgen is het belangrijk om meer te weten te komen over het paaigedrag van de aanwezige vissoorten. De vissen hieronder beschreven werden aangetroffen tijdens onze bevissingen in de Ringvaart tussen november 2 en juni 21. Periode en temperatuur waarbij het paaien plaatsvindt of op gang komt zijn weergegeven alsook morfologische kenmerken van geslachtsrijpe vissen. Rietvoorn (Scardinius erythrophthalmus / Rutilus erythropthalmus) Het paaien van de rietvoorn vindt in mei-juni plaats in ondiepe en plantenrijke oeverzones. Rietvoorns hebben voor het paaien een iets hogere watertemperatuur nodig dan blankvoorn en brasem (Anon., 1985). De voortplanting geschiedt vanaf een watertemperatuur van 18 C en 14

17 geschiedt over een vrij lange periode. De mannetjes vertonen paaiknobbels over het hele lichaam (Vandelannoote et al., 1998). Giebel (Carassius auratus gibelio) De giebel stelt geen hoge eisen aan voedsel en kan onder marginale zuurstofcondities leven. De paaitijd kan over een lange periode verlopen (Anon., 1985). De giebel kan zich voortplanten door gynogenese. Bij gynogenese komt de prikkel tot eideling tot stand na paring met een nauw verwante soort. De zaadcellen dringen wel in de eicel door, maar er vindt geen versmelting van de kernen plaats. De nakomelingen hebben dus allemaal dezelfde genetische informatie als het moederdier (Vandelannoote et al., 1998). In het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de giebel (China en Zuidoost-Azië) waren evenveel mannetjes als vrouwtjes aanwezig. Naarmate het verspreidingsgebied zich verder naar Europa uitstrekt, verandert de verhouding in het voordeel van de vrouwtjes. In sommige westerse wateren komen uitsluitend vrouwtjes voor (Anon., 1985). Karper (Cyprinius carpio) In de paaitijd kan bij de mannetjes paaiuitslag zichtbaar zijn in de vorm van verspreid liggende witte knobbeltjes. De karper vertoont pas paaiactiviteiten als de watertemperatuur rond de 18 C ligt. De voortplanting vindt dan ook pas laat in het voorjaar plaats (van half mei tot eind juni). Een verlaging van de watertemperatuur verhindert het op gang komen van het paaien. Het paaien gebeurt op ondiepe, begroeide plaatsen, vaak de oeverzone (Anon., 1985). De vrij hoge temperatuur die nodig is voor de voortplanting wordt in de stromende wateren in Vlaanderen meestal niet bereikt (Vandelannoote et al., 1998). Brasem (Abramis brama) Volwassen mannetjes vertonen in het voorjaar paaiuitslag. De paaitijd van de brasem loopt van eind april tot midden juni. Reeds vanaf een temperatuur van 12 C kan het paaien plaatsvinden (Anon., 1985). De eileg gebeurt niet alleen op waterplanten, maar op allerlei mogelijke uitsteeksels (Vandelannoote et al., 1998). Kolblei (Blicca bjoerkna) De paaitijd van de kolblei ligt in de en mei/juni. De eieren worden afgezet op waterplanten (Anon., 1985). Blankvoorn (Rutilus rutilus) De blankvoorn paait eerder dan de brasem en de ruisvoorn. De soort paait gewoonlijk in apriljuni vanaf een watertemperatuur van 12 C. De eitjes worden afgezet op planten, stenen of andere obstakels op de bodem (Anon., 1985). De mannetjes en wijfjes komen in grote scholen samen op bij voorkeur ondiepe plantenrijke plaatsen. Het mannetje is tijdens de paaiperiode bedekt met witte paaiuitslag (Vandelannoote et al., 1998). Driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus). Tijdens de voortplantingsperiode (vanaf april) krijgt het mannetje een felrode buik en een helderblauwe iris rond de ogen. Tijdens het voorjaar bouwt het mannetje een nest, waarin het vrouwtje de eitjes zal leggen (Vandelannoote et al., 1998). Op basis van het aantal en de schikking van de laterale beenplaten kunnen drie types onderscheiden worden. Deze drie types worden trachurus, semi-armatus en leiurus genoemd (Wootton, 1976; Wootton, 1984). Soms wordt nog een vierde type onderscheiden: het hologymnurustype dat geen beenplaten bezit (Anon., 1985). De anadrome trekvorm van de driedoornige stekelbaars trekt in het vroege voorjaar (eind januari mei) van de zee naar brak en zoetwater en heeft dan een 15

18 saliniteitsvoorkeur voor zoetwater. Aan het einde van het voortplantingsseizoen (vanaf omstreeks juli) trekken de dieren naar zee en vertonen dan een zoutwatervoorkeur die de gehele winter blijft bestaan tot de aanvang van de voorjaarstrek (Vandelannoote, 1987). Het leiurustype is een residente zoetwatervorm die in Noordwest-Europa slechts een klein deel uitmaakt van de migrerende stekelbaarspopulaties. Van het semiarmatustype zijn zowel residente als migrerende populaties gekend (Wootton, 1976). Vangsten van stekelbaarzen in de Schelde ter hoogte van Antwerpen in maart 1998 hadden de volgende samenstelling: 65 % trachurus, 31 % semi-armatus en 4 % leiurus (Vlietinck, 1998). Tiendoornige stekelbaars (Pungitius pungitius) Het paaikleed van de mannetjes is overwegend zwart van kleur. De stekels op de buikzijde zijn lichtblauw. De vissen paaien in de periode mei tot september en het mannetje bouwt een nest (Anon., 1985). Winde (Leuciscus idus) De mannetjes vertonen paaiuitslag. Het paaien van de winde vindt plaats in een periode van maart tot juni (Anon., 1985). De winde onderneemt belangrijke migraties. In de lente trekt hij in grote scholen stroomopwaarts om zijn eitjes af te zetten in ondiepe delen van rivieren met zandige bodem (Vandelannoote et al., 1998). Baars (Perca fluviatilis) De baars paait meestal in april-mei. De watertemperatuur ligt dan tussen 8 en 14 C.Hoewel de baars een voorkeur vertoont voor ondergelopen gebieden, is hij tamelijk tolerant in de keuze van de paaiplaatsen. Behalve waterplanten, paaien baarzen ook bij omgevallen bomen, takkenbossen en zelfs op zand en stenen (Anon, 1985). Rivierprik (Lampetra fluviatilis) De rivierprik is een anadrome soort. Als adult brengt hij een groot deel van zijn leven door in zee of grote rivieren. Om te paaien trekt de rivierprik naar de midden- of bovenloop van de rivieren. De voortplantingsmigraties van de rivierprik naar de rivieren kunnen zowat het ganse jaar plaatsgrijpen afhankelijk van de vindplaats. Deze migraties gebeuren echter steeds s nachts (Vandelannoote et al., 1998). Paling (Anguilla anguilla) De paling is een katadrome soort. Om zich voort te planten trekt de paling naar de Sargassozee. Vandaar uit bereiken de leptocephaluslarven passief de Europese en Noord- Afrikaanse kusten door de Golfstroom en westenwinden. Ze verschijnen aan onze kusten als glasaaltjes. Ze trekken vervolgens de stroommondingen in en migreren verder tot in de kleinste beekjes. Na een verblijf van tenminste 8 jaar in het zoetwater trekken ze terug naar zee. Hierbij ondergaan ze een transformatie. De gele buik wordt zilverachtig en de ogen groter. Deze migratievorm noemt men schieraal (Vandelannoote et al., 1998). Vetje Het wijfje legt haar eieren in spiraalvormige snoeren op de onderkant van stengels van waterplanten. Het legsel wordt bewaakt door de aanleg van een primitief nestje van plantendelen. Het wordt bewaakt door het mannetje dat goed ontwikkelde paaiuitslag vertoont. Het vetje is een beschermde soort volgens de conventie van Bern (Vandelannoote et al., 1998). 16

19 Riviergrondel Tijdens de voortplantingsperiode (april-juni) vertoont het mannetje paaiknobbels. De voortplanting begint als de watertemperatuur C bereikt. De eileg gebeurt in verschillende periodes. De eieren worden zowel op substraat als op planten afgezet (Vandelannoote et al., 1998). Snoek Tijdens de voortplantingsperiode die reeds in februari aanvangt, trekt de snoek naar ondiep water om er te paaien (ondergelopen weilanden, greppels of oevers) (Vandelannoote et al., 1998). Zeelt De zeelt is een warmteminnende soort die pas tot voortplanting komt bij een temperatuur van 18-2 C. De eitjes worden in verschillende perioden op planten afgezet. Pos De pos plant zich voort als de watertemperatuur 1-15 C bereikt. De eieren worden afgezet in lange snoeren op stenen en takken op ondiepe plaatsen. Soms worden ze ook op waterplanten afgezet (Vandelannoote et al., 1998). Blauwbandgrondel De eitjes worden in verschillende perioden afgelegd in slierten. De op stenen of waterplanten gekleefde eitjes worden bewaakt door het mannetje. Tijdens de voortplantingsperiode wordt het mannetje met paaiuitslag donkerblauw, waarbij kop en kieuwdeksel violetkleurig kunnen worden. De vrouwtjes worden in deze periode geel van kop en flanken. (Vandelannoote et al., 1998). Snoekbaars Het mannetje verwijdert op een ondiepe plaats de modder van de bodem. De eieren worden in deze kuil afgezet en door het mannetje verdedigd (Vandelannoote et al., 1998). 17

20 2.2 Onderzoeksmethodiek Er bestaat een brede waaier van methodes om de omvang van verplaatsingen van riviervissen te bestuderen in zoetwatermilieus. De meeste onderzoeksmethodes maken onder een of andere vorm gebruik van een merktechniek. De onderzoeksmethodes kunnen onderverdeeld worden in twee types: niet-telemetrische en telemetrische (Lucas et al., 1998) Niet-telemetrische methodes Deze methoden vereisen geregelde en herhaalde directe interventie om informatie te verkrijgen van de bestudeerde vis bijv. een vangst-merk-hervangststudie. Bij vangst-merken-hervangst worden vissen gevangen, gemerkt met een merktechniek, vrijgelaten en vervolgens hervangen op verschillende tijdstippen en/of op verschillende locaties na de initiële vrijlating (Lucas et al., 1998). Een vangst-merk-hervangststudie zal worden uitgevoerd in dit onderzoek Vangstmethoden De hoeveelheid vis die men vangt alsook het aantal soorten is in grote mate afhankelijk van het soort vistuig dat men kiest. Het is niet mogelijk om aan de hand van één vistechniek een exact beeld van de aanwezige visgemeenschap te krijgen. Als voorbeeld hiervan kan een uitgebreid onderzoek van Bagenal (1979) aangehaald worden. In dit onderzoek werd op drie Finse meren gevist met zeven verschillende vistuigen. Er werd nagegaan of er een relatie bestond tussen de vangsten met de verschillende vistuigen en of men, aan de hand van de vangsten van één vistuig, een schatting van de populatiegrootte kon maken. Na behandeling van één meer met Rotenon werd hier een gekend aantal vissen opgezet om de betrouwbaarheid van de populatieschattingen te kunnen controleren. Uit het onderzoek bleek dat geen enkele vismethode in staat was om een goede schatting van de populatie te maken en dat de verschillende vistuigen eerder aanvullende informatie gaven. Ook bij de interpretatie van vangstgegevens moet men met een aantal zaken rekening houden: bepaalde zones waar de vis zich mogelijk ophoudt zijn misschien niet toegankelijk voor het gebruikte vistuig en vissen kunnen in staat zijn het vistuig te ontwijken, dit vaak door visuele afschrikking. Ook zijn er beperkingen inherent aan het vistuig zelf, zoals maaswijdte, grootte van de netten en het feit dat vissen niet at random verdeeld zijn in hun natuurlijk milieu (Kjelson, 1977). Twee vangstmethoden komen in aanmerking om toegepast te worden rond het sluisstuwcomplex te Evergem: elektrisch vissen en fuiken. Deze twee vangstmethoden werden ook toegepast bij de visbestandopname op de Ringvaart (Monden, 1998). Elektrische visvangst In september werden een aantal proefvissingen gedaan met elektrisch vissen. Het elektrisch vissen leverde enkel resultaat op in de begroeide oevers van het stuwkanaal en bemonsterde 18

21 vooral de kleinere vissen die zich in de nabijheid van de oevers ophielden. In het kanaal zelf met de gebetonneerde oevers was deze methode weinig geschikt en leverde zeer lage of geen vangsten op. Het materiaal dat door ons gebruikt werd om elektrisch te vissen was bovendien weinig geschikt voor het water van de Ringvaart omwille van de hoge conductiviteit. Er werd daarom gekozen om niet elektrisch te vissen in dit project. Fuiken In september werd in de omgeving van het sluis-stuwcomplex op verschillende plaatsen gevist met fuiken. In vergelijking met het elektrisch vissen konden meer plaatsen bevist worden dan alleen het stuwkanaal. Het visbestand werd bovendien beter bemonsterd aangezien niet enkele de kleinere vissen werden gevangen maar ook adulten. Er werd besloten om de verdere afvissingen in het onderzoek te doen met fuiken. Fuiken bestaan uit cilindrische of kegelvormige zakken die op ringen of hoepels bevestigd zijn en die volledig omgeven zijn door een netstructuur. Ze worden op de bodem geplaatst en in ondiep water gebruikt (Nédélec & Prado, 199). Schietfuiken (figuur 2.3) bevissen meestal slechts de onderste (halve) meter van de waterkolom terwijl bij gewone fuiken het schutnet meestal tot aan de oppervlakte reikt (van der Land, 1993). Figuur 2.3: Een dubbele schietfuik (van der Land, 1993). Gezien de grote variatie in fuiken zullen de efficiënties ook sterk verschillen. Van der Land (1993) beschrijft een aantal karakteristieken van fuiken die de vangst kunnen beïnvloeden. Lengte van het schutnet: deze kan variëren van enkele meters tot negen meter of langer. In een meer in Nieuw-Zeeland werden door Chisnall en West (1996) fuiken gebruikt waarbij de lengte van het schutnet 3 en 34,5 m bedroeg. De vangst van paling per meter schutwant bleek niet significant te verschillen tussen de twee fuiken. Maaswijdte: in Nederland wordt een maaswijdte van 18 mm gebruikt voor het vangen van maatse paling. Een belangrijke tekortkoming van populatiestudies met fuiken is dat kleinere lengteklassen minder of helemaal niet vertegenwoordigd zijn in de vangsten. 19

22 Afmetingen van onderdelen van het net: de exacte diameter van de fuikopening heeft waarschijnlijk weinig nut. Het is echter wel denkbaar dat grote vis minder snel een fuik met een kleine inzwemopening betreedt. De plaatsing van de netten ten opzichte van de stroomrichting: gewone fuiken worden loodrecht op de oever geplaatst, terwijl schietfuiken parallel met de oever worden gezet. De tijd tussen verschillende lichtingen: er wordt aangeraden de fuiken dagelijks te lichten. Dit niet alleen uit praktisch oogpunt, omdat er anders teveel vuil kan instromen, maar ook omdat vissen mogelijk afgeschrikt worden door reeds in het net aanwezige vis. Bij het vissen met fuiken werd immers verscheidene malen vastgesteld dat vangsten na de eerste dag dramatisch terugliepen. Op onderstaande foto s worden de gebruikte fuiken en het lichten van de fuiken in de Ringvaart afgebeeld. Foto s van de gebruikte schietfuiken en het met de boot ophalen van een schietfuik in de stuwgeul. Losmaken van de aan het uiteinde dichtgeknoopte fuik en het overbrengen van de vangst in afgesloten met water gevulde transportbakken. 2

23 Merkmethodes Bij het merken kan men onderscheid maken tussen individuele merken en groepsmerken. Individuele merken laten een individuele herkenning toe bij hervangst terwijl bij groepsmerken hooguit kan gezegd worden uit welke groep de vis afkomstig is. In dit onderzoek worden als individueel merk fingerling tags gebruikt en als groepsmerk de vinknip. Vinknippen Bij de vinknip wordt een stukje van de borst- en of buikvinnen weggeknipt. Bij het vinknippen in staart-, rug- en anaalvin zou de vis teveel hinder ondervinden bij het zwemmen. Al naargelang de vin die men knipt of een combinatie van vinnen kan men wel zeggen uit welke groep de vis komt. Fingerling tags Fingerling tags zijn kleine gekleurde plaatjes waarop een nummer is aangebracht. De tags worden opgenaaid ter hoogte van de basis van de rugvin met chirurgische draad. De gebruikte tags zijn FTF-69 Fingerling Tags van de firma Floy Tag. De kleur en nummer laten individuele herkenning toe bij hervangst. Men kan precies nagaan waar en wanneer de vis gemerkt werd alsook de verandering in lengte en gewicht. Foto: Blankvoorn met lichtblauwe fingerling tag waarop een uniek nummer vermeld staat 21

24 2.2.2 Telemetrische methoden Telemetrie is een algemene term die alle methoden inhoudt om informatie te bekomen van op afstand over levende vrij rondtrekkende dieren. In het ideale geval verstoort telemetrie van dieren in het veld hun normale gedrag niet. De uitdaging van telemetrie is om een overbrengingsmanier te vinden die niet detecteerbaar is voor het dier. Om metingen te verrichten van op afstand is het noodzakelijk om energie uitgestraald door het dier of gereflecteerd door het dier op te vangen (Priede, 1992). Tot de groep van telemetrische technieken behoren o.a. directe waarnemingen via sonar en het gebruik van in of uitwendig aangebrachte actieve merken. Bij deze aangebrachte actieve merken kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee methoden (Coeck et al., 2): - Semi-actieve merken (zoals PIT tags) beschikken niet over een eigen energiebron voor het uitzenden van een signaal maar kunnen worden aangezet tot het verzenden van een unieke code onder invloed van een elektromagnetisch veld van een welbepaalde frequentie. - Actieve merken zoals radiozenders of ultrasone zenders kunnen door het gebruik van een eigen energiebron zelf golven uitzenden die met een aangepaste ontvanger kunnen worden waargenomen. Deze merken laten een onmiddellijke individuele herkenning en continue observatie toe zonder nood aan hervangsten In het onderzoek op de Ringvaart werd geopteerd voor het gebruik van actieve merken boven het gebruik van semi-actieve merken omdat de kleine actieradius van PIT-tags onbruikbaar is in diepe kanalen. Bovendien laat de techniek van semi-actieve merken slechts puntwaarnemingen toe. Bij actieve merken kan men een onderscheid maken tussen radiogolven en ultrasone (akoestische golven). Hoewel akoestische golven goed kunnen aangewend worden in wateren met grote diepte en hoge conductiviteit, zoals in de Ringvaart het geval is, verkozen we toch om deze methode hier niet toe te passen. In de uiterst druk bevaren Ringvaart is er mogelijk een grote interferentie van de scheepvaart te verwachten met de uitgezonden signalen, wat het gebruik van akoestische telemetrie moeilijk of zelfs onmogelijk zou kunnen maken. Er werd daarom geopteerd om gebruik te maken van radiozenders. Foto: Dagelijkse localisatie en exacte positiebepaling a.d.h.v. vaste referentiepunten van de gezenderde vissen in het Noordervak van de Ringvaart met behulp van antenne en de in detail afgebeelde radio-ontvanger R2 (Advanced Telemetry Systems) 22

25 Principe van radiotelemetrie in aquatisch milieu Het dier wordt uitgerust met een radiozender (transmitter) voorzien van een batterij die op een bepaalde frequentie een gepulseerd signaal uitzendt (teneinde de stroomonttrekking van de batterij te verminderen en dus de levensduur van de batterij te verhogen) onder de vorm van elektromagnetische golven die zich in alle richtingen voortplanten. Omwille van de wetten van refractie kunnen enkel de golven waarvan de vectoren een hoek vormen die kleiner is dan 6 met de loodrechte op de lucht-water overgang deze interfase overbruggen en zich in alle richtingen voortplanten. De elektromagnetische golf wordt opgevangen door een antenne die afgesteld is op de frequentie van het uitgezonden signaal. De pulssignalen, gefiltreerd en versterkt door de ontvanger worden waarneembaar gemaakt voor de operator onder de vorm van "bieps" en/of uitwijkingen van de naald van de galvanometer. De gebruikte antenne laat toe om de richting (met een precisie afhankelijk van het type antenne) van het uitgezonden signaal te bepalen. Eenmaal deze richting bepaald is, kan de operator beslissen om naderbij te komen om de lokalisatie te preciseren of een tweede meting uit te voeren vanaf een ander meetpunt teneinde de positie van de zender te bepalen door triangulatie (Baras & Philippart, 1989) Factoren die het signaal beïnvloeden Het signaal wordt afgezwakt door twee factoren: enerzijds de diepte van het water en anderzijds de conductiviteit. Bovendien wordt het signaal nog meer afgezwakt naarmate de zender een hogere frequentie heeft (Baras & Philippart, 1989). Een radiotelemetrie systeem bestaat uit zeven variabelen (Sisak & Lotimer, 1998). 1. Effectief uitgezonden signaalsterkte van de radiozender (EUS) De radio-energie uitgestraald door de antenne van de transmitter is afhankelijk van twee factoren: - energievoorziening (elektrische stroom die door de batterij geleverd wordt) - de stralingsefficiëntie van de antenne 2. Signaalverlies in water : V water Varieert bij een gegeven frequentie met de conductiviteit. 3. Signaalverlies aan het wateroppervlak: V opp Water-lucht overgang: radiogolven die de water-lucht overgang uitgaan, doen dit in een kegel direct boven de zender waarvan de zijden een hoek vormen van ongeveer 6 t.o.v. de verticale. Interfase verlies is frequentieonafhankelijk, maar beïnvloedt de keuze van de zender niet, wel de algemene prestatie. 4. Signaalverliezen in de lucht: V lucht De hoeveelheid radio-energie verloren t.o.v. het reizen door de lucht. V lucht is voorspelbaar en frequentieafhankelijk. 5. Winst van de ontvangstantenne. W ant 6. Signaalverlies in de kabel: V kabel 23

Visbestanden op de Boerekreek, de Roeselarekreek, de Oostpolderkreek en de Hollandergatskreek (2003).

Visbestanden op de Boerekreek, de Roeselarekreek, de Oostpolderkreek en de Hollandergatskreek (2003). Visbestanden op de Boerekreek, de Roeselarekreek, de Oostpolderkreek en de Hollandergatskreek (00). Gerlinde Van Thuyne en Luc Samsoen Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-60 Hoeilaart-Groenendaal

Nadere informatie

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden BIJLAGE Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Stromingsgilde Aal Anguilla anguilla EURY Alver Alburnus alburnus EURY Baars Perca fluviatilis EURY

Nadere informatie

Onderzoek naar de migratie van vissen tussen Boven-Zeeschelde en Bovenschelde

Onderzoek naar de migratie van vissen tussen Boven-Zeeschelde en Bovenschelde Onderzoek naar de migratie van vissen tussen Boven-Zeeschelde en Bovenschelde 23 David BUYSSE, Seth MARTENS, Raf BAEYENS & Johan COECK Rapport van het IN.R.24.2 Onderzoek uitgevoerd aan het in opdracht

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE VISFAUNA IN DE MARK VÓÓR DE BOUW VAN VISDOORGANGEN. VASTLEGGING NULTOESTAND.

ONDERZOEK NAAR DE VISFAUNA IN DE MARK VÓÓR DE BOUW VAN VISDOORGANGEN. VASTLEGGING NULTOESTAND. ONDERZOEK NAAR DE VISFAUNA IN DE MARK VÓÓR DE BOUW VAN VISDOORGANGEN. VASTLEGGING NULTOESTAND. Project evaluatie visdoorgangen Raf Baeyens, David Buysse, Seth Martens, Saar Elinck & Johan Coeck Onderzoek

Nadere informatie

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Aan: P.C. Jol Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Hop Inleiding Omstreeks begin mei 2013 is de

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Isabellawatering, de Zwarte Sluisbeek en de Nieuwe kale (2006)

Visbestandopnames op de Isabellawatering, de Zwarte Sluisbeek en de Nieuwe kale (2006) Visbestandopnames op de Isabellawatering, de Zwarte Sluisbeek en de Nieuwe kale (2006) Gerlinde Van Thuyne, Luc Samsoen en Jan Breine INBO.R.2007.45 4 Visbestandopnames op de Isabellawatering, de Zwarte

Nadere informatie

Visbestanden op het Oud kanaal Bocholt en het Oud Kanaal Bree-Beek (2003)

Visbestanden op het Oud kanaal Bocholt en het Oud Kanaal Bree-Beek (2003) Visbestanden op het Oud kanaal Bocholt en het Oud Kanaal Bree-Beek (00) Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-0 Hoeilaart-Groenendaal Juli 00 IBW Wb V.R.00.0

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Abeek (2004).

Visbestandopnames op de Abeek (2004). Visbestandopnames op de Abeek (00). Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-50 Hoeilaart-Groenendaal september, 00 IBW.Wb.V.R.00.0 DEPOTNUMMER:D/00/3/50 Summary

Nadere informatie

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001).

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001). Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 00). Gerlinde Van Thuyne Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 4 B-50 Hoeilaart-Groenendaal Werkdocument juni 00 IBW.Wb.V.IR.00.4 . Inleiding

Nadere informatie

Natuur.focus Vismigratie naar het stroomgebied van de Bovenschelde: migratiepatronen en invloed van migratieknelpunten

Natuur.focus Vismigratie naar het stroomgebied van de Bovenschelde: migratiepatronen en invloed van migratieknelpunten VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER DECEMBER 2003 JAARGANG 2 NUMMER 4 Vismigratie naar het stroomgebied van de Bovenschelde: migratiepatronen en invloed van migratieknelpunten

Nadere informatie

Het visbestand van de Demer in Vlaams-Brabant (2003).

Het visbestand van de Demer in Vlaams-Brabant (2003). Het visbestand van de Demer in Vlaams-Brabant (00). Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 4 B-0 Hoeilaart-Groenendaal november 00 IBW.Wb.V.IR.00. INHOUD. Inleiding.

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2007).

Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2007). Co-funding by ERDF Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2007). Durme, Zele Jan Breine, Ilse Simoens, Maarten Stevens en Gerlinde Van Thuyne INB0.R.2007.24 Auteurs: Jan Breine, Ilse Simoens, Maarten

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Poperingevaart en enkele waterlopen gelegen in het IJzerbekken (2006)

Visbestandopnames op de Poperingevaart en enkele waterlopen gelegen in het IJzerbekken (2006) Visbestandopnames op de Poperingevaart en enkele waterlopen gelegen in het IJzerbekken (2006) Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck en Jan Breine INBO.R.2007.42 4 Visbestandopnames op de Poperingevaart en

Nadere informatie

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder 14:30 Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder 14:45 DNA monitoring Kees van Bochove 15:00 Vragen 1/17 Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder Eindhoven,

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Kanaal van Gent naar Terneuzen (2008)

Visbestandopnames op het Kanaal van Gent naar Terneuzen (2008) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 4 B-560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op het Kanaal van Gent naar Terneuzen (008) Gerlinde Van Thuyne INBO.IR.009. 4 Visbestandopnames op het

Nadere informatie

Visbestandopnames op enkele waterlopen behorende tot het Netebekken (2005).

Visbestandopnames op enkele waterlopen behorende tot het Netebekken (2005). Visbestandopnames op enkele waterlopen behorende tot het Netebekken (00). Gerlinde Van Thuyne & Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-60 Hoeilaart-Groenendaal December 00 IBW.Wb.V.R.00.3

Nadere informatie

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003. West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003. West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003 Sven Vrielynck (1) en Gerlinde Van Thuyne (2) (1) Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge (2) Instituut voor Bosbouw en

Nadere informatie

inbo Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2006). Jan Breine, Ilse Simoens en Gerlinde Van Thuyne April 2006 Rupel, Terhagen Vlaamse Gemeenschap

inbo Visbestandopnames op de Rupel en Durme (2006). Jan Breine, Ilse Simoens en Gerlinde Van Thuyne April 2006 Rupel, Terhagen Vlaamse Gemeenschap 4/28/06 1:41 PM Pagina 1 Co-funding by ERDF inbo Instituut voor natuur- en bosonderzoek Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Duboislaan 14 - B-1560 Hoeilaart-Groenendaal - T.: +32 2 658 04 10 - F.:

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2004).

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2004). Emelgembrug Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (004). Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 4 B-60 Hoeilaart-Groenendaal

Nadere informatie

Visbestanden in enkele waterlopen van het IJzerbekken (2003).

Visbestanden in enkele waterlopen van het IJzerbekken (2003). Visbestanden in enkele waterlopen van het IJzerbekken (00). Gerlinde Van Thuyne () Sven Vrielynck () Jan Breine () Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-60 Hoeilaart-Groenendaal Provinciale

Nadere informatie

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013 Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013 Kristof Vlietinck Beleidsthemabeheerder Visserij Agentschap voor Natuur en Bos Centrale Diensten Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000

Nadere informatie

Trekvissen in het Scheldeestuarium: een natuurlijke zoet-zout gradient

Trekvissen in het Scheldeestuarium: een natuurlijke zoet-zout gradient Trekvissen in het Scheldeestuarium: migratie langsheen een natuurlijke zoet-zout gradient Maarten Stevens Tom Van den Neucker, Johan Coeck David Buysse, Raf Baeyens, Seth Martens, Emilie Gelaude, Yves

Nadere informatie

Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen

Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen Gemaal Hongerige Wolf en stuw Veelerveen Rapport 2011-017 G.H. Bonhof G. Wolters koeman en bijkerk bv ecologisch onderzoek en advies Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2010)

Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2010) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op het Kanaal van Roeselare naar de Leie (2010) Linde Galle en Gerlinde Van Thuyne INBO.IR.2011.18

Nadere informatie

8. VISSEN. 2. Vissoorten aanwezig in de voornaamste Brusselse waterlopen

8. VISSEN. 2. Vissoorten aanwezig in de voornaamste Brusselse waterlopen 1. Inleiding Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en van de Raad of de «kaderrichtlijn water» (KRW) verplicht de Lidstaten om tegen 2015 voor al het oppervlakte- en grondwater de goede ecologische

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Itterbeek en zijbeken (2005)

Visbestandopnames op de Itterbeek en zijbeken (2005) Visbestandopnames op de Itterbeek en zijbeken (005) Witbeek, Maaseik Gerlinde Van Thuyne, Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B50 HoeilaartGroenendaal September 005 IBW.Wb.V.R.005.

Nadere informatie

Visbestandopnames in de getijgebonden Zenne. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Visbestandopnames in de getijgebonden Zenne. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2012.33 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Visbestandopnames in de getijgebonden Zenne Viscampagnes 2010-2011 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Jan Breine en Gerlinde Van

Nadere informatie

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden - Visstand Haringvliet en Voordelta - heden - Johan van Giels Bijeenkomst Vissennetwerk 19 mei 2016, Haringvliet Inhoudsopgave Inleiding/achtergrond Materiaal en Methode Soortensamenstelling Omvang visbestand

Nadere informatie

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA Europese Kaderrichtlijn Water Doelstelling Goede Ecologische en Chemische Toestand (GET/GCT) voor al

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Leopoldkanaal (2003).

Visbestandopnames op het Leopoldkanaal (2003). Leopoldkanaal, Sint-Laureins Visbestandopnames op het Leopoldkanaal (00). Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck, Luc Samsoen en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Provinciale Visserijcommissie

Nadere informatie

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen 1 Wijze van citeren: Boets P., Dillen A., Malfroid D., Poelman E. (2017). Visstandsonderzoek

Nadere informatie

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Stichting RAVON Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting Een rapportage

Nadere informatie

Visbestanden op het kanaal van leper naar de IJzer (2002). Gerlinde Van Thuyne11) Sven Vrielynck(2>

Visbestanden op het kanaal van leper naar de IJzer (2002). Gerlinde Van Thuyne11) Sven Vrielynck(2> W etenschappelijke Instelling van de V laam se G e m een sch a p ij VISSERIJCOMMISSIE < W EST-V LA A N D ER EN O - Instituut voor B osbouw en W ildbeheer ' (vzw) :, n s t ' t u u t v o o r d e ZEI - '

Nadere informatie

Natuur.focus. Mannetjesorchis en hakhoutbeheer. Visdoorgangen in Vlaanderen. Libellen: nieuwe kennis. Studie

Natuur.focus. Mannetjesorchis en hakhoutbeheer. Visdoorgangen in Vlaanderen. Libellen: nieuwe kennis. Studie VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER DECEMBER 2006 JAARGANG 5 NUMMER 4 Natuur.focus Mannetjesorchis en hakhoutbeheer Visdoorgangen in Vlaanderen Libellen: nieuwe kennis Studie

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009)

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009) Linde Galle en Gerlinde Van Thuyne Blankenbergse vaart,

Nadere informatie

Visbestandopnames in de getij gebonden Dijle en Beneden Nete. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

Visbestandopnames in de getij gebonden Dijle en Beneden Nete. Viscampagnes Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne INBO.R.2012.16 INBO.R.2012.32 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal België T: +32 2 525 02 00 F: +32 525 02 00 E:

Nadere informatie

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure Inhoud van het Master Plan (1/2) Hfstk.1: Context (hydrografisch, historisch, wettelijk en bestuurlijk) Hfstk.2: Aanwezigheid trekvissen in het Scheldedistrict

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2007)

Visbestandopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2007) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan B-0 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (007) Gerlinde Van Thuyne INBO.IR.00. Visbestandopnames op het Kanaal

Nadere informatie

Visbestandopnames op de oude Leiearm te Grammene (2005).

Visbestandopnames op de oude Leiearm te Grammene (2005). Visbestandopnames op de oude Leiearm te Grammene (00). Gerlinde Van Thuyne, Luc Samsoen en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Oost-Vlaanderen en Provinciale

Nadere informatie

Visbestanden op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2002).

Visbestanden op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (2002). Visbestanden op het Kanaal Charleroi-Brussel-Schelde (00). Gerlinde Van Thuyne Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-60 Hoeilaart-Groenendaal juni 00 IBW.Wb.V.IR.00. 0 INHOUD. Inleiding. Situering.

Nadere informatie

Actuele toestand van de Habitatrichtlijnvissen in de Schelde (B): met speciale aandacht voor enkele diadrome soorten

Actuele toestand van de Habitatrichtlijnvissen in de Schelde (B): met speciale aandacht voor enkele diadrome soorten Actuele toestand van de Habitatrichtlijnvissen in de Schelde (B): met speciale aandacht voor enkele diadrome soorten David BUYSSE Instituut voor natuur- en bosonderzoek Inhoud Natura 2000 & Habitatrichtlijnsoorten

Nadere informatie

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK onderzoek aan vier vispassages De waterhuishouding aan de voet van de stuwwal vanaf Ubbergen tot en met Beek is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd.

Nadere informatie

Visbestand op de Moervaart en het Kanaal van Stekene (2003).

Visbestand op de Moervaart en het Kanaal van Stekene (2003). Visbestand op de Moervaart en het Kanaal van Stekene (00). Gerlinde Van Thuyne, Luc Samsoen en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-0 Hoeilaart-Groenendaal Provinciaal Centrum voor

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Roksemput (2003).

Visbestandopnames op de Roksemput (2003). Visbestandopnames op de Roksemput (00). Gerlinde Van Thuyne en Sven Vrielynck Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-0 Hoeilaart-Groenendaal Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Burg

Nadere informatie

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014 Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van 1998 Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014 Inhoud Historie Rode Lijst Zoetwatervissen Aanpak Rode Lijst analyses

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Schipdonkkanaal (2005).

Visbestandopnames op het Schipdonkkanaal (2005). Visbestandopnames op het Schipdonkkanaal (00). Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck, Luc Samsoen en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B-0 Hoeilaart-Groenendaal Maart 00 IBW.Wb.V.R.00.

Nadere informatie

Visbestanden in de Leie (2003)

Visbestanden in de Leie (2003) Visbestanden in de Leie () Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck, Luc Samsoen, Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B- Hoeilaart-Groenendaal Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen

Nadere informatie

Schieraalmigratie vanuit de Zwarte Sluispolder naar de Westerschelde. Johan Coeck, David Buysse, Ans Mouton

Schieraalmigratie vanuit de Zwarte Sluispolder naar de Westerschelde. Johan Coeck, David Buysse, Ans Mouton Schieraalmigratie vanuit de Zwarte Sluispolder naar de Westerschelde Johan Coeck, David Buysse, Ans Mouton 30 april 2015 Inleiding Inleiding Intrek glasaal: sinds jaren 80 sterke achteruitgang Europese

Nadere informatie

Visbestandopnames op t Liefken, de Wagemakersbeek, de Burggravestroom, de Lede, Scherpeleibeek en de Eeklose watergang (2004).

Visbestandopnames op t Liefken, de Wagemakersbeek, de Burggravestroom, de Lede, Scherpeleibeek en de Eeklose watergang (2004). Visbestandopnames op t Liefken, de Wagemakersbeek, de Burggravestroom, de Lede, Scherpeleibeek en de Eeklose watergang (004). Bei t Liefken, Waarschoot, Beirtjesbrug Gerlinde Van Thuyne, Jan Breine en

Nadere informatie

paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar

paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar http://vistikhetmaar.nl/lesprogramma/paling-onderzoek/ Introductie op het lesprogramma Docent: Jerry Lust Contact: jerry@prosea.info PALING ONDERZOEK 2 / 15 Lesmodules

Nadere informatie

Alain Dillen Klaar Meulebrouck Agentschap voor Natuur en Bos

Alain Dillen Klaar Meulebrouck Agentschap voor Natuur en Bos Voorstel tot herstelplan voor de visstand in de Boven-Schelde naar aanleiding van de vissterfte in september 2012 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS Alain Dillen Klaar Meulebrouck Agentschap voor Natuur en

Nadere informatie

Visbestandopnames op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke (2005).

Visbestandopnames op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke (2005). Visbestandopnames op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke (005). Gerlinde Van Thuyne Sven Vrielynck en Jan Breine Februari 00 IBW.Wb.V.R.00.5 Gerlinde Van Thuyne, Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

Nadere informatie

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / 0 0 + 3 / #

!  # # $ ( ) * +, (  - +. ( '. / 0 0 + 3 / # ! " # # $ % & ' ! " # # $! """" #### #### """" $" """ #### #### %%%% &&&& '''' (((( (((( )))) ( ) * +, ( " - +. ( '. / 0 0 + + ( + ( ' ( 1 ( 1 / *! ( 0 2 /! " 3 / # - +. 1 ,,,, %%%% //// + + + + + + +

Nadere informatie

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Steeknet & Hengelvangstregistratie Steeknet & Hengelvangstregistratie Schepnetvissers & hengelaars gezamenlijk op pad? Jan Kranenbarg & Toine Aarts Opbouw presentatie 1. Hengelaars & schepnetters bekeken 2. Wat wordt er zoal gevangen? 3.

Nadere informatie

Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen

Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen Nummer: INBO.A.2011.119 Datum advisering: 16 november 2011 Auteur: Contact: David Buysse Marijke Thoonen (marijke.thoonen@inbo.be)

Nadere informatie

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Vissoorten Aal Herkenning: Het lichaam is slangachtig van vorm. De borstvinnen bevinden zich direct achter de kop. Op het achterste deel van het lichaam is, zowel onder als boven, een vinzoom aanwezig

Nadere informatie

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck Vissennetwerk 7 september 2017 Indeling Levenscyclus Situatie in Vlaanderen

Nadere informatie

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012 MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012 WATERSCHAP AA EN MAAS 20 september 2012 076534150:0.7 - Definitief C01012.100177.0100 5 Waterschap Aa en Maas Hevelpassage Kaweise Loop 5.1 KAWEISE

Nadere informatie

Visbestanden op enkele waterlopen gelegen in het bekken van de Gentse kanalen (2002).

Visbestanden op enkele waterlopen gelegen in het bekken van de Gentse kanalen (2002). Visbestanden op enkele waterlopen gelegen in het bekken van de Gentse kanalen (00). Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 4 B-560 Hoeilaart-Groenendaal mei 00

Nadere informatie

Visbestandopnames op het kanaal van Beverlo (2005).

Visbestandopnames op het kanaal van Beverlo (2005). Visbestandopnames op het kanaal van Beverlo (005). Gerlinde Van Thuyne, Yves Maes en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 4 B-560 Hoeilaart-Groenendaal Februari, 006 IBW.Wb.V.R.006.5

Nadere informatie

Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde

Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde Inzet van vrijwilligers voor deopvolging van de visfauna in de Zeeschelde Vissennetwerk Lelystad 22 november 27 Maarten Stevens Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25 17 Brussel www.inbo.be

Nadere informatie

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO 4.5 Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO (erwin.winter@wur.nl) De toestand van veel riviervissen is verbeterd sinds het dieptepunt in de jaren zeventig, maar de visstand is nog ver verwijderd van de situatie

Nadere informatie

Vismigratie Vismonitoring in grote rivieren

Vismigratie Vismonitoring in grote rivieren Vismigratie Vismonitoring in grote rivieren Welke ruimte heeft vis nodig? Erwin Winter Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek Nederlands Animal Instituut Sciences voor Visserijonderzoek Group Oktober

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Zuid-Willemsvaart (2010)

Visbestandopnames op de Zuid-Willemsvaart (2010) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op de Zuid-Willemsvaart (2010) Linde Galle en Gerlinde Van Thuyne INBO.IR.2011.19 Inhoud 1 Inleiding

Nadere informatie

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september Locatie 1 1.A 1.B 2 3 4 5 6 7 Het heeft lang geduurd. Maar zaterdag 12 september was het zover. De eerste bemonstering van de LIKONA-Vissenwerkgroep was een

Nadere informatie

Visbestandopnames op de De Broeken te Elen (2004)

Visbestandopnames op de De Broeken te Elen (2004) Visbestandopnames op de De Broeken te Elen (2004) Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 4 B560 HoeilaartGroenendaal januari 2005 IBW.Wb.V.R.2005.3 Colofon Gerlinde

Nadere informatie

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN Opdrachtgever Stichting Natuur & Milieu Educatie Zaanstreek Postbus 223 1500 EE Zaandam Telefoon: 075-6312020 Fax: 075-6312468 E-mail: info@nme-zaanstreek.nl Samenstelling Natuuratlas

Nadere informatie

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Onderzoek naar de visstand in de polders van Kruibeke

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Onderzoek naar de visstand in de polders van Kruibeke Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Onderzoek naar de visstand in de polders van Kruibeke 1 Wijze van citeren: Boets P., Dillen A., Poelman E. (2017). Onderzoek naar de visstand in de polders van

Nadere informatie

Visbestandopnames op het kanaal van Dessel naar Schoten(2009)

Visbestandopnames op het kanaal van Dessel naar Schoten(2009) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op het kanaal van Dessel naar Schoten(2009) Gerlinde Van Thuyne en Linde Galle INBO.IR.2010.26 Inhoud

Nadere informatie

Visbestandopnames op de Mark en zijbeken en de Kleine Aa of Wildertse beek (2004).

Visbestandopnames op de Mark en zijbeken en de Kleine Aa of Wildertse beek (2004). Visbestandopnames op de Mark en zijbeken en de Kleine Aa of Wildertse beek (2004). Kleine Aa of Weerijsbeek, stuw Wuustwezel, Tereik Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

Nadere informatie

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland St. Zeeschelp M. Dubbeldam Waterschap Zeeuwse Eilanden W. Quist Inhoudsopgave Waterschap Zeeuwse Eilanden Beleidskader (kort) Huidige situatie Gewenste beeld Maatregelen

Nadere informatie

Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie 03 december 2004

Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie 03 december 2004 Het visbestand van de Zeeschelde: actuele toestand en trends op basis van vismonitoring Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie december Vismonitoring in het Schelde

Nadere informatie

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW)

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW) edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW) Jelger Herder Utrecht, 9 april 2015 Sommige soorten zijn lastig te monitoren Grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) Vrijwilligers

Nadere informatie

inbo Visbestandopnames op enkele beken gelegen in het Demerbekken (2006) Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine INBO.R

inbo Visbestandopnames op enkele beken gelegen in het Demerbekken (2006) Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine INBO.R inbo Instituut voor natuur- en bosonderzoek Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Duboislaan 14 - B-1560 Groenendaal - T.: +32 (0)2 658 04 10 - F.: +32 (0)2 657 96 82 - info@inbo.be - www.inbo.be Visbestandopnames

Nadere informatie

Visbestandopnames in het Demerbekken (2005).

Visbestandopnames in het Demerbekken (2005). Visbestandopnames in het Demerbekken (005). Herk, Stevoort dorpsmolen Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan B50 HoeilaartGroenendaal September, 005 IBW.Wb.V.R.005.

Nadere informatie

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O rapportnr.

Nadere informatie

Je zou hem de koning van de plas kunnen noemen. Exemplaren van deze rover tot 1 meter zijn al gezien.

Je zou hem de koning van de plas kunnen noemen. Exemplaren van deze rover tot 1 meter zijn al gezien. BIOLOGIE De snoekbaars: Je zou hem de koning van de plas kunnen noemen. Exemplaren van deze rover tot 1 meter zijn al gezien. In mei paait de snoekbaars en zet het kuit bij voorkeur af op steenhopen. De

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Kanaal van Beverlo 2011-Bemonsteringsverslag

Visbestandopnames op het Kanaal van Beverlo 2011-Bemonsteringsverslag Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op het Kanaal van Beverlo 2011-Bemonsteringsverslag Gerlinde Van Thuyne en Isabel Lambeens INBO.IR.2012.37

Nadere informatie

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Melsenbeek te Merelbeke

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Melsenbeek te Merelbeke Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Visstandsonderzoek van de Melsenbeek te Merelbeke 1 Wijze van citeren: Boets P., Dillen A., Poelman E. (2017). Visstandsonderzoek van de Melsenbeek te Merelbeke.

Nadere informatie

4.3.3. Het bekken van de Gentse kanalen

4.3.3. Het bekken van de Gentse kanalen 108 Tielt Bekken van de Gentse kanalen West-Vlaanderen BEKKEN VAN DE BRUGSE POLDERS Ruiselede Aalter Afleidingskanaal van de Leie Deinze LEIEBEKKEN Leopoldkanaal Waarschoot Zomergem Nevele Sint-Laureins

Nadere informatie

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Leigracht te Asper

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Leigracht te Asper Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Visstandsonderzoek van de Leigracht te Asper 1 Wijze van citeren: Boets P., Dillen A., Poelman E. (2017). Visstandsonderzoek van de Leigracht te Asper. 9p. Contactgegevens:

Nadere informatie

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch Opbouw presentatie Visgemeenschap in het NZK: (Bas van den Boogaard) - monitoring en visserijtechnieken,

Nadere informatie

Visbestandopnames in de Zenne stroomafwaarts Brussel 2007-2010

Visbestandopnames in de Zenne stroomafwaarts Brussel 2007-2010 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Duboislaan 14-1560 Groenendaal - T.: +32 (0)2 658 04 10 - F.: +32 (0)2 657 96 82 - info@inbo.be - www.inbo.be Visbestandopnames in de Zenne stroomafwaarts Brussel

Nadere informatie

Het habitatgebruik en de habitatpreferentie van volwassen snoek in de IJzer. Ine Pauwels, Peter Goethals, Johan Coeck, Ans Mouton.

Het habitatgebruik en de habitatpreferentie van volwassen snoek in de IJzer. Ine Pauwels, Peter Goethals, Johan Coeck, Ans Mouton. Het habitatgebruik en de habitatpreferentie van volwassen snoek in de IJzer Ine Pauwels, Peter Goethals, Johan Coeck, Ans Mouton Ine.Pauwels@INBO.be Doel Ontwikkeling van een ecologisch model voor snoekpopulaties

Nadere informatie

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Molenbeek- Graadbeek te Aalst

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Molenbeek- Graadbeek te Aalst Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Visstandsonderzoek van de Molenbeek- Graadbeek te Aalst 1 Wijze van citeren: Boets P., Dillen A., Poelman E. (2017). Visstandsonderzoek van de Molenbeek-Graadbeek

Nadere informatie

Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine. Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal Visbestandopnames op de Bellewaerdebeek, De Sulferbergbeek (IJzerbekken), de Douvebeek, de Oude Mandel, de Krommedijkbeek en de Kalebeek (Leiebekken) (24) Kalebeek,Deinze Gerlinde Van Thuyne en Jan Breine

Nadere informatie

Vismigratie Afsluitdijk

Vismigratie Afsluitdijk Vismigratie Afsluitdijk Ben Griffioen Erwin Winter, Olvin van Keeken, Betty van Os, Marco Lohman, Tjerk en Marinus van Malsen (WON 1),Tomasz Zawadovski, Svenja Schönlau Diadrome vis intrek via afsluitdijk

Nadere informatie

Visbestandopnames op het Albertkanaal (2008)

Visbestandopnames op het Albertkanaal (2008) Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan B-0 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames op het Albertkanaal (008) Gerlinde Van Thuyne INBO.IR.009. Visbestandopnames op Albertkanaal 008 Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar december 2006 Versie 1 door: Kemper Jan H. Statuspagina Titel Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Samenstelling:

Nadere informatie

Vismonitoring Hollandse IJssel 2003

Vismonitoring Hollandse IJssel 2003 Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vismonitoring Hollandse IJssel 3 8 juni 4 Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vismonitoring Hollandse IJssel 3 8 juni 4 3 Vismonitoring Hollandse IJssel . Inleiding

Nadere informatie

inbo Visbestandopnames op de Damse Vaart. Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck en Jan Breine INBO.R

inbo Visbestandopnames op de Damse Vaart. Gerlinde Van Thuyne, Sven Vrielynck en Jan Breine INBO.R inbo Instituut voor natuur- en bosonderzoek Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Duboislaan 14 - B-1560 Groenendaal - T.: +32 (0)2 658 04 10 - F.: +32 (0)2 657 96 82 - info@inbo.be - www.inbo.be Visbestandopnames

Nadere informatie

Visbestandopnames in het Lippenbroek, een gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij in het Zeescheldeestuarium. Viscampagnes

Visbestandopnames in het Lippenbroek, een gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij in het Zeescheldeestuarium. Viscampagnes INBO.R.212.67 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Visbestandopnames in het Lippenbroek, een gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij in het Zeescheldeestuarium Viscampagnes

Nadere informatie

Vismonitoring in grote rivieren

Vismonitoring in grote rivieren IMARES, Wageningen UR Vismigratie in laag Nederland Wetenschap: ecologische effecten Erwin Winter Vismigratie en beleid (EU richtlijnen) Natuurbeheer Habitatrichtlijn/Natura 2000 Gebiedsbescherming Soortbescherming:

Nadere informatie

Vismigratie via de vispassage bij Grave, voorjaar 2007

Vismigratie via de vispassage bij Grave, voorjaar 2007 Vismigratie via de vispassage bij Grave, voorjaar 27 Rapport: VA27_15 Opgesteld in opdracht van: Rijkswaterstaat, RIZA A.W. Breukelaar Oktober, 27 Definitieve versie door: M.C. de Lange & J.C.A. Merkx

Nadere informatie

Visbestandopnames in het Netebekken 2011-Bemonsteringsverslag

Visbestandopnames in het Netebekken 2011-Bemonsteringsverslag Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek-Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal-www.inbo.be Visbestandopnames in het Netebekken 2011-Bemonsteringsverslag Rode Loop Gerlinde Van Thuyne en Yves Maes INBO.IR.2012.24

Nadere informatie

Visbestandopnames in de Rupel en Durme (2011) Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne

Visbestandopnames in de Rupel en Durme (2011) Jan Breine en Gerlinde Van Thuyne INBO.R.2012.16 INBO.R.2012.33 Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Duboislaan 14 B-1560 Groenendaal België T: +32 2 525 02 00 F: +32 525 02 00 E:

Nadere informatie

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas Tim Vriese (ATKB) In opdracht van : Harriet Bakker (ZN) Inhoudelijk begeleider:

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek Arthur de Bruin Deelonderzoeken 1. Migratie temporele nevengeul 2. Habitatgebruik vissen Itterbeek Itterbeek Schouwsmolen

Nadere informatie