bestel2006 in beeld Publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Uitgave mei

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "bestel2006 in beeld Publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Uitgave mei"

Transcriptie

1 bestel 26 in beeld

2 bestel 26 in beeld

3 2 Bestel in Beeld 26

4 Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Belangrijkste beelden Onderwijs Cultuur en media Wetenschap 1 3 Het Bestel Onderwijs Cultuur en media Wetenschap 18 4 Indicatoren onderwijs Deelname en uitgaven Instellingen en personeel Resultaten Effecten 32 5 Indicatoren cultuur en media Uitgaven Instellingen Aanbod Bereik 42 6 Indicatoren wetenschap Investeringen, uitgaven en personeel Instellingen en samenwerking Resultaten Effecten 52 Bijlagen 55 B1 Definities en bronnen 55 B2 Lijst van afkortingen 73 3 Bestel in Beeld 26

5 4 Bestel in Beeld 26

6 Inleiding 1 Met Bestel in Beeld geeft het ministerie van OCW een overzichtelijke indruk van de kwaliteit van onze onderwijs-, cultuur- en wetenschapsstelsels. Het boekje behandelt de belangrijkste ontwikkelingen in deze stelsels en wat ze opleveren voor individuen en voor de maatschappij. De gepresenteerde indicatoren schetsen een beeld van de prestaties op het gebied van onderwijs, cultuur en wetenschap. Deze prestaties van de stelsels worden zoveel mogelijk over een periode van enkele jaren getoond. Waar mogelijk worden zij bovendien in een internationaal perspectief geplaatst. Elke indicator afzonderlijk geeft een signaal af. In combinatie kunnen zij bijdragen aan het identificeren van beleidsprioriteiten, het opzetten van onderzoek of het doelbewust ingrijpen in lopende processen. Voor de digitale versie van Bestel in Beeld verwijzen wij naar de website van het ministerie van OCW: Via Onderwijs, Cultuur of Wetenschap en vervolgens Prestaties vindt u informatie over de respectievelijke stelsels. 5 Bestel in Beeld 26

7 Belangrijkste beelden Onderwijs Onderwijsdeelname Het totaal aantal deelnemers aan het reguliere onderwijs neemt nog steeds licht toe. Het aantal deelnemers stijgt het sterkst in het hoger onderwijs. Deze stijging komt voort uit het toenemend aandeel van havo en vwo in het voortgezet onderwijs en uit de toegenomen doorstroom naar het hoger onderwijs. Steeds meer leerlingen gaan na de brugjaren naar havo/vwo. In 26 is voor het eerst het aantal havo/vwo-3 leerlingen groter dan het aantal leerlingen in vmbo-3. Tien jaar geleden lag het aantal leerlingen dat voor vmbo koos bijna twintig procent hoger dan voor havo/vwo. Ongeveer vijftien procent van alle leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs is van niet-westerse allochtone afkomst. Het aantal zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs blijft stijgen. Hierbij is het toenemende aandeel meisjes opmerkelijk. In 26 neemt bijna een op de zeven leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs deel aan zorgonderwijs. Het aantal jongeren dat het onderwijs verlaat met een startkwalificatie (een diploma hoger secundair onderwijs: havo, vwo of mbo niveau 2) stijgt. Ruim driekwart van de Nederlandse jonge volwassenen heeft minimaal een startkwalificatie. In de meeste omringende landen ligt dat percentage weliswaar hoger, maar het verschil is kleiner geworden. Nederland wil dat ten minste 85 procent van de jongeren in 21 met een startkwalificatie uitstroomt. Om dat te halen, dient het voortijdig schoolverlaten (zonder startkwalificatie) verder ingeperkt te worden. Voortijdig schoolverlaten In Europees verband is afgesproken om het percentage voortijdig schoolverlaten tussen 2 en 21 te halveren. Nederland heeft daartoe in 25 de Aanval op de uitval ingezet, met preventieve en curatieve maatregelen. In Nederland is het aandeel voortijdig schoolverlaters in de leeftijdsgroep jaar gedaald van 15,5 procent in 2 naar 12,9 procent in 26. Een snellere daling is nodig om het gewenste niveau van 8 procent in 21 te realiseren. Leerprestaties en diploma s In internationaal perspectief zijn de prestaties van Nederlandse scholieren zeer goed. Onderzoeken waarin de vaardigheden van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs in meerdere landen worden getest (zoals PIRLS, TIMSS en PISA) wijzen uit dat de Nederlandse leerlingen tot de best presterende ter wereld behoren. Bovendien is het percentage leerlingen met geringe vaardigheden in lezen en wiskunde internationaal gezien klein. De Inspectie van het Onderwijs nuanceert dit positieve beeld enigszins. Zij wijst erop dat er leerlingen zijn waar de ontwikkeling van de basisvaardigheden verbetering behoeft. Het aantal gediplomeerden neemt in Nederland in alle onderwijssectoren toe. Het wetenschappelijk onderwijs spant de kroon met 34 procent meer gediplomeerden (doctoraal en master) dan in Bestel in Beeld 26

8 Belangrijkste beelden 2 Opleidingsniveau en leven lang leren Het gemiddelde opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking stijgt. Dit is het duidelijkst waarneembaar bij jongere generaties. Het aandeel jonge volwassenen zonder startkwalificatie neemt gestaag af, terwijl het aandeel hoog opgeleiden toeneemt. Het onderwijsbestel lijkt succesvol in een van zijn hoofddoelstellingen: kwalificatie voor de arbeidsmarkt. De aansluiting op de arbeidsmarkt verloopt voor schoolverlaters over het algemeen voorspoedig. De werkloosheid is internationaal gezien laag, ongeacht de conjunctuur. Negen op de tien schoolverlaters hebben binnen anderhalf jaar een baan, zij het niet altijd op het gewenste niveau. Hoog opgeleiden hebben de meeste kans op betaald werk. De werkloosheid is het hoogst onder de laagst opgeleiden. Dit benadrukt opnieuw het belang van een startkwalificatie. Ook na afsluiting van het reguliere onderwijs leert de Nederlandse bevolking door. Zestien procent van de Nederlanders volgt na zijn vijfentwintigste nog een cursus of studie. Internationaal gezien is dat een hoog percentage. Het streven is een deelnamepercentage van twintig in 21. Uitgaven Het Nederlandse onderwijs is niet alleen doeltreffend, maar ook doelmatig. Nederlandse leerlingen leveren relatief goede leerprestaties met de beschikbare middelen. De uitgaven per leerling in het primair en voortgezet onderwijs zijn internationaal gezien gemiddeld. In het hoger onderwijs steken ze boven het gemiddelde uit. Nederland besteedt ongeveer 5 procent van zijn BBP aan onderwijs, in de meeste buurlanden is dat 6 tot 7 procent. Instellingen De financiële positie van de meeste onderwijsinstellingen is gezond en stabiel. De Inspectie van het Onderwijs oordeelt over het algemeen positief over de kwaliteitszorg, het leerstofaanbod en het didactisch handelen in basis- en voortgezet onderwijs. De planmatige uitvoering van de leerlingenzorg vraagt nog wat extra aandacht. De meeste po- en vo-scholen leveren leerresultaten die op basis van hun leerling-populatie verwacht mogen worden. Steeds meer bve-instellingen slagen er in om ook allochtone leerlingen en zwakke scholieren een opleiding aan te bieden. Waardering onderwijs Ouders met kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs waarderen de school van hun kinderen met gemiddeld een 7,5. Mbo-scholen krijgen een 6,8. Nederlanders beoordelen de kwaliteit van het onderwijs in 26 gemiddeld met een 6,5. De waardering voor het mbo is wat lager, die voor het wo wat hoger. Nederlanders in het algemeen en ouders in het bijzonder zijn tevreden over de kwaliteit van leraren en docenten. 7 Bestel in Beeld 26

9 Belangrijkste beelden 2.2 Cultuur en media Cultuur Cultuur heeft in de eerste plaats een intrinsieke waarde die van belang is voor de ontwikkeling van individuen en van de samenleving als geheel. Daarnaast draagt een bloeiende cultuur bij aan het creatief en innovatief vermogen van de samenleving, de ondernemingszin, de fysieke inrichting en het aanzien van Nederland. Cultuur heeft ook een samenbindend vermogen. Dit samenbindend vermogen geldt in het bijzonder voor het erfgoed. Het culturele erfgoed vormt de materiële neerslag van onze gedeelde cultuur en geschiedenis. Kennis van ons erfgoed draagt bij aan een cultureel zelfbewustzijn dat onmisbaar is in een multiculturele samenleving. In die toegevoegde waarde voor de samenleving ligt mede de rechtvaardiging voor de ondersteuning van kunst en cultuur. Kwaliteit en verscheidenheid Het beleid richt zich op de instandhouding van een bestel dat een kwalitatief hoogwaardig en gevarieerd aanbod verzorgt waarbij er ruimte is voor ontwikkeling en vernieuwing. Met dit bestel is minder dan 1 procent van de rijksuitgaven gemoeid. Gemeenten zijn per saldo de grootste subsidiënt van cultuur, vooral via accommodaties (podia, bibliotheken). Cultuuruitingen worden gemaakt door individuen en door kleine en grote instellingen van zeer uiteenlopende aard. Cultuurdragers zijn al even divers: film, monumenten, boeken, schilderijen, natuurhistorische objecten, foto s, archieven, kostuums, archeologische voorwerpen et cetera. Daar komt nog bij dat Nederland een multiculturele samenleving is en internationaal georiënteerd. In de Cultuurnotaperiode is een groot aantal instellingen toegetreden tot het gesubsidieerde bestel, hetgeen niet over de hele linie heeft geleid tot een evenredige groei van het aanbod en evenmin tot een evenredige groei van het publiek. Met name bij de podiumkunsten is dit beeld zichtbaar. Bij de film heeft het beleid juist wel geresulteerd in meer publieke belangstelling voor de Nederlandse film. De kwaliteit van kunst komt alleen goed tot haar recht wanneer zij in vrijheid kan gedijen. Alleen dan kan kunst haar bijzondere betekenis vervullen, niet alleen als immateriële verrijking van hen die eraan deelnemen, maar ook voor de vergroting van de spankracht van de samenleving als geheel. De beoordeling van de (artistieke) kwaliteit van de instellingen, die in het kader van de Cultuurnota subsidie ontvangen, gebeurt vierjaarlijks door de Raad voor Cultuur. In een Cultuurnotaperiode voert de Raad drie hoofdactiviteiten uit: het volgen van het culturele veld (de monitoring), het vooradvies inclusief zogenaamde sectoranalyses en het Cultuurnota-advies, dat adviezen bevat over alle instellingen die subsidie hebben aangevraagd. Ook bij de Fondsen vindt de beoordeling van subsidieaanvragen primair plaats op basis van artistieke kwaliteit. In 26 heeft de Kamer ingestemd met een wijziging van de Cultuurnotasystematiek die per 29 moet zijn ingevoerd ( Verschil Maken: Herijking cultuurnotasystematiek ). 8 Bestel in Beeld 26

10 Belangrijkste beelden 2 Cultuurbereik Onderzoek heeft uitgewezen dat de publieke aandacht voor populaire uitingen zoals cabaret en populaire muziek is toegenomen, terwijl de interesse voor de meer traditionele kunstvormen minder groeit of afneemt. Daarom wordt in het beleid aandacht besteed aan cultuurbereik. Dit wordt vorm gegeven in de subsidievoorwaarden van de gesubsidieerde instellingen, maar daarnaast in de Programma s Actieplan Cultuurbereik en Cultuur en School. Bijzondere aandacht is er voor de specifieke groepen allochtonen en scholieren. Het aantal jongeren dat in schoolverband een museum of een voorstelling bezoekt is door het beleid toegenomen. Er worden in Nederland de laatste decennia minder boeken en kranten gelezen, terwijl het internetgebruik sterk is gegroeid. Internationaal aanzien De Nederlandse cultuur ontwikkelt zich in een internationale context. Het is voor het aanzien van Nederland belangrijk dat Nederlandse kunstenaars zich manifesteren in het buitenland. Anderzijds is het van belang dat Nederlandse kunstenaars en het publiek kennis nemen van wat er in het buitenland gebeurt. Het gewicht hiervan neemt alleen maar toe in de multiculturele samenleving die Nederland is. In de afgelopen jaren lijkt het aantal uitvoeringen (en bezoeken daaraan) van gesubsidieerde instellingen in het buitenland te zijn toegenomen. Ook is er inzicht in de exportwaarde van de Nederlandse popmuziek in het buitenland. Onze kennis op dit gebied, waaraan ook de SICA een bijdrage levert, moet verder worden uitgebreid. Het programma Cultuur en Economie bevat dan ook maatregelen om de internationalisering te intensiveren Media Media hebben een cruciale rol in het functioneren van de democratie. Dagbladen, opiniebladen en de publieke omroep zijn podia voor maatschappelijk debat. De moderne democratie kan niet functioneren zonder tussenkomst van de media, waarin uiteenlopende standpunten en stromingen een stem krijgen. Via de media kunnen mensen een leven lang leren. Dit aanbod moet onafhankelijk zijn, gevarieerd en van voldoende kwaliteit. En het aanbod moet toegankelijk en betaalbaar zijn. Het belangrijkste instrument van de rijksoverheid is hierbij de instandhouding van de publieke omroep. In een alsmaar voller wordend medialandschap (toenemende concurrentie door commerciële omroepen) en tegen de achtergrond van veranderingen in het mediagebruik (opkomst internet, afname gebruik radio) is dit een opgave van betekenis. 9 Bestel in Beeld 26

11 Belangrijkste beelden Wetenschap Prestaties en uitgaven Nederland levert vanuit de ambitie om uit te groeien tot kennissamenleving goede wetenschappelijk prestaties. Nederlandse onderzoekers publiceren relatief veel en de publicaties zijn van een hoog niveau gezien de citatiescore van Nederlandse publicaties. Dat geldt niet alleen voor universiteiten of de para-universitaire instituten, maar voor alle sectoren waar onderzoek wordt uitgevoerd. Aan de andere kant is Nederland vanuit internationaal perspectief slechts een klein land, het levert maar 2,5 procent van de kennis die in de wereld wordt geproduceerd. Het is daarom noodzakelijk om de beschikking te hebben over een goed opgeleide beroepsbevolking om elders ontwikkelde kennis te kunnen absorberen. Naast vergroting van de kennisvoorraad is de benutting ervan van vitaal belang voor een kennissamenleving. Het gaat om het scheppen van maatschappelijke en economische meerwaarde van de verworven kennis door kennisgebruikers in alle sectoren van de samenleving. Een fragmentarisch beeld is hiervan beschikbaar, en waar het er is, is dit vooral vanuit het economisch gebruik van wetenschappelijke kennis, bijvoorbeeld in octrooien. Nederland doet het in dat opzicht relatief goed, mede dankzij de aanwezigheid van multinationals. Tegenover deze goede prestaties staat internationaal gezien een achterblijvend niveau van R&D-uitgaven, niet voldoende om de ambities die door de leiders van de EU in Lissabon en Barcelona zijn geformuleerd waar te maken, en niet voldoende om de Nederlandse ambitie waar te maken, om binnen de EU tot de top-5 te behoren. Dit kan op den duur leiden tot een verschraling van de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van de ons omringende landen, waar wel sprake is van een stijgend uitgavenniveau. Bijvoorbeeld waar het gaat om het aantrekken en behouden van wetenschappelijk toptalent, wat weer van belang is voor het aantrekken van binnen- en buitenlandse bedrijvigheid. Samenwerking Wetenschap is bij uitstek een internationale activiteit, communicatie tussen wetenschappers loopt voor een belangrijk deel via internationale wetenschappelijke tijdschriften. Deze internationale activiteit is nog steeds groeiende. Ook het aantal landen waarmee Nederlandse onderzoekers samenwerken is toegenomen. Wat opvalt is dat wanneer Nederlandse onderzoekers publiceren met onderzoekers uit andere landen de citatiescores van die publicaties hoger zijn dan wanneer er geen samenwerking is of alleen samenwerking binnen het eigen land. Nederlandse samenwerking, maar dan tussen kennisvragers en kennisaanbieders, blijkt ook uit het internationaal gezien hoge aandeel private financiering van onderzoek bij publieke instellingen. Het zwaartepunt van deze samenwerking ligt bij het niet-universitaire deel van de publieke instellingen (zoals TNO en de GTI s), die op dit punt ook een specifieke taak hebben. 1 Bestel in Beeld 26

12 Belangrijkste beelden 2 Onderzoekspersoneel Onderzoekers maken het onderzoek en zijn dus onmisbaar als de raderen van het wetenschapsbestel. Zonder goede onderzoekers geen goed onderzoek. Hoewel Nederland een hoog opgeleide bevolking heeft, is het aandeel R&D-personeel ten opzichte van de beroepsbevolking relatief laag, en daar komt bij dat binnen dat R&D-personeel er relatief weinig onderzoekers zijn. In de loop der jaren is het aandeel onderzoekers wel toegenomen, maar niet voldoende om de achterstand ten opzichte van andere landen goed te maken. Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de vraag naar wetenschappelijk personeel, als gevolg van de vergrijzing en de ambitie om tot de top van de EU te behoren, is het belangrijk om nieuw wetenschappelijk talent aan te boren. Dat kan door vergroting van het aandeel vrouwen en allochtonen, nu nog onderbenut potentieel, en het aantrekken van onderzoekers uit het buitenland. 11 Bestel in Beeld 26

13 Het Bestel 3.1 Onderwijs 3 Het onderwijsbestel Het onderwijsbestel bestaat uit vier sectoren: het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie en het hoger onderwijs (ho). In Bestel in Beeld staat het door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekostigde onderwijs centraal. Ook andere departementen (vooral Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en de gemeenten betalen een deel van het onderwijs. Ten slotte biedt ook de private sector opleidingen aan. De hoofddoelstellingen Het onderwijs heeft twee hoofddoelstellingen: het voorbereiden op de arbeidsmarkt (kwalificeren); het voorbereiden op de maatschappij (socialiseren). In Bestel in Beeld worden vooral uitkomsten van de eerste hoofddoelstelling zichtbaar gemaakt: het halen van diploma s en de resultaten op de arbeidsmarkt. Stromen en kerncijfers Figuur toont de stromen van deelnemers door en uit het onderwijsstelsel. Van de 1 leerlingen die het primair onderwijs in 25 verlaten, behalen er naar verwachting uiteindelijk 11 een mbo-diploma op niveau 3 of 4, 21 een hbo-diploma en 11 een wo-diploma. Circa 7 van de 1 verlaten het onderwijs met een startkwalificatie. Het aantal deelnemers aan het regulier onderwijs neemt toe. Opvallend is de stijging van het aantal hbo- en wo-deelnemers. Ongeveer 3,7 miljoen mensen volgen in 26 onderwijs. Het onderwijs telt 314 duizend fulltime arbeidsplaatsen bij 8.3 instellingen. De uitgaven aan onderwijs bedragen 22,5 miljard euro in 26. De uitgaven aan studiefinanciering 4 miljard euro zijn hierin niet begrepen. Demografie en conjunctuur Voor de onderwijsdeelname zijn de demografische en conjuncturele ontwikkelingen belangrijk. De bevolking in de leeftijdscategorieën, die voor het voortgezet onderwijs van belang zijn, vertoont nog enige groei. De bevolking in de voor de overige onderwijssoorten relevante leeftijdsgroepen is vrijwel constant. Na een scherpe daling na 21, groeit de economie weer sinds 24. Bij een ongunstige conjunctuur groeit het voltijdonderwijs ten koste van het deeltijdonderwijs. Bij een positieve economische ontwikkeling is dat precies andersom. Een groeiende economie heeft ook een aanzuigende werking. Onderwijsdeelnemers zijn dan eerder geneigd het onderwijs voortijdig te verlaten om te gaan werken. 12 Bestel in Beeld 26

14 Figuur Stroomschema onderwijs 25 De uitstroom uit het onderwijs als percentage van de uitstroom uit het primair onderwijs 4 startkwalificatie Legenda doorstroom wo 6 7 hbo mbo-4 mbo-3 36 mbo havo/vwo lj. 3 t/m 6 3 vmbo lj vo basisvorming (lj. 1+2) pro 3 95 vso uitstroom met diploma uitstroom zonder diploma basisonderwijs (incl. sbao en so) 2 Figuur Onderwijs in het kort Deelnemers, instellingen, personeelsleden, OCW-uitgaven en studiefinanciering Aantal deelnemers (x 1) Aantal instellingen Aantal personeelsleden (fte s x 1) OCW-uitgaven aan onderwijs (x 1 mln) Studiefinanciering (x 1 mln) Figuur Ontwikkeling van het aantal deelnemers Per onderwijssector, index met 22= po vo mbo hbo wo Figuur Demografische ontwikkeling Relevante leeftijdsgroepen voor de onderwijssoorten (x 1 miljoen personen) Figuur Conjuncturele ontwikkeling Procentuele volumeontwikkeling in het Bruto Binnenlands Product (BBP) 1,8 5 1,6 4,5 4 1,4 3,5 3 1,2 2,5 2 1, 1,5 1, (po) (vo) (mbo) (ho) Bestel in Beeld 26

15 Het Bestel 3.2 Cultuur en media Cultuurbestel Het cultuurbestel wordt gevormd door een groot aantal instellingen, organisaties en individuen dat zich bezighoudt met cultuur. Figuur brengt dit bestel in beeld. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondersteunt het bestel met subsidies aan producerende culturele instellingen (uit de sectoren kunsten, erfgoed, bibliotheken) en aan een infrastructuur van ondersteunende instellingen. Het is de ambitie dat deze veelvormige infrastructuur per 29 gereorganiseerd zal zijn door fusies en de heroverweging van taken. Een deel van de rijkssubsidies wordt verdeeld door de cultuurfondsen. Een ander deel van het beleid wordt uitgevoerd door rijksdiensten (voor cultuurbezit, monumentenzorg, archeologie en archieven). Kwaliteitsbewaking wordt verzorgd door de inspecties op deze terreinen. Eenmaal per vier jaar worden de subsidies verdeeld (Cultuurnota), op basis van advies door de Raad voor Cultuur. In 26 heeft de Kamer ingestemd met een wijziging van de Cultuurnotasystematiek die per 29 moet zijn ingevoerd ( Verschil Maken: Herijking cultuurnotasystematiek ). Kern van deze herinrichting is dat er meer differentiatie komt in de aanvragen. Een van de belangrijkste veranderingen is dat instellingen die vooral vanuit artistiek-inhoudelijke overwegingen subsidie ontvangen, in de toekomst door de fondsen worden gefinancierd. Een ander deel van de culturele instellingen (de basisinfrastructuur ) blijft een subsidierelatie houden met het Ministerie van OCW. De belangrijkste relevante wetten op het gebied van cultuur zijn de Wet op het specifiek cultuurbeleid, de Monumentenwet, de Archiefwet, de Archeologiewet, de Auteurswet en fiscale regelgeving. Ten slotte krijgt een deel van het cultuurbeleid van het Rijk gestalte in samenwerking met gemeenten en provincies, onder meer in de vorm van decentrale geldstromen zoals Actieplan Cultuurbereik, de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving, de Cultuurimpuls in het Grotestedenbeleid, en specifieke programma s zoals Cultuur en School, Cultuur en Ruimte en Cultuur en Economie. In het bereiken van de cultuurdoelstellingen speelt het onderwijs ook een belangrijke rol, waar het gaat om de binnenschoolse cultuureducatie (programma Cultuur en School). Het kunstvakonderwijs is van betekenis voor de cultuursector als inputfactor. Hoofddoelstelling van het cultuurbeleid De minister van OCW is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen; hij laat zich daarbij leiden door overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid (Wet op het specifiek cultuurbeleid). 14 Bestel in Beeld 26

16 Figuur Cultuurstelsel in beeld Marktpartijen Particuliere Fondsen Andere Ministeries Gemeenten en provincies Ministerie van OCW Raad voor Cultuur Rijksdiensten Fondsen Culturele instellingen, creatieve industrie en individuele kunstenaars in alle culturele sectoren (kunsten, erfgoed, bibliotheken), gesubsidieerd of niet gesubsidieerd Gesubsidieerde culturele instellingen Kunstvakonderwijs Ondersteuningsstructuur Inspectie Cultureel Erfgoed Resultaat: culturele productie Met rijkssubsidie gerealiseerde culturele productie Effecten: cultuurparticipatie, economische, ruimtelijke en sociale effecten Met rijkssubsidie gegenereerde effecten Basis- en voortgezet onderwijs 15 Bestel in Beeld 26

17 Het Bestel 3 Cultuur in een paar kerncijfers De uitgaven voor cultuur (exclusief media) fluctueren in de periode tussen,6 en,7 procent van de rijksuitgaven en bedragen rond,17 procent van het Bruto Binnenlands Product. De culturele werkgelegenheid als percentage van de beroepsbevolking is een indicator voor het economische belang van de sector. Na IJsland, Estland, Finland en Zweden staat Nederland daarbij op de vijfde plaats in Europa. De bezoeken aan professionele podiumkunsten (gesubsidieerde en ongesubsidieerde) zijn toegenomen van 14 miljoen in 1999 tot 17 miljoen in 23. De musea hebben 2 miljoen bezoeken, waarvan ruim 5 miljoen bij de rijksmusea (gegevens 23). Film trekt jaarlijks ongeveer 23 miljoen bezoeken (26) Mediabestel Het ministerie van OCW draagt bij aan de instandhouding van een publiek omroepbestel, dat bestaat uit de binnenlandse landelijke, regionale en lokale omroep en de Wereldomroep. Naast deze omroepen zijn er nog enkele instellingen belast met aan de omroep gerelateerde publieke taken (Nederlandse Instituut voor Beeld en Geluid, NOB en MCO). Het Commissariaat voor de Media oefent (financieel) toezicht uit op de naleving van de mediawet. Via Bedrijfsfonds voor de Pers worden steunmaatregelen uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de pluriformiteit van de dagbladen. Hoofddoelstelling van het mediabeleid Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, bestaande uit radio, televisie, kranten en internet, dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking (Mediawet) Maatschappelijke context cultuur en media Voor het cultuurbeleid is een aantal maatschappelijke ontwikkelingen van groot belang, mede in het licht van de relatief grote subsidieafhankelijkheid van het cultuurstelsel. Relevant zijn de toegenomen concurrentie in de vrijetijdsbesteding, verschuivingen tussen de domeinen van hoge en lage cultuur (opkomst van populaire cultuur, onder meer ten koste van klassieke canon), internationalisering (onder meer Europese integratie), de opkomst van nieuwe media, verandering van mediagebruik (minder lezen en radio, meer internet), de grotere concurrentie op de mediamarkt en ten slotte de veranderende bevolkingssamenstelling ten gevolge van immigratie en vergrijzing. Trends in het cultuurbereik geven van deze ontwikkelingen een indicatie, al zijn deze mede gevolg van het overheidsbeleid. 16 Bestel in Beeld 26

18 Figuur Uitgaven aan Cultuur Als percentage van BBP en rijksuitgaven, exclusief Media Figuur Culturele werkgelegenheid in Europa Als percentage van de beroepsbevolking, 22 1,,8,6,4,2, percentage van het BBP percentage van de rijksuitgaven 4-5% (1) 3-4% (6) 2-3% (1) 1-2% (6) 17 Bestel in Beeld 26

19 Het Bestel 3.3 Wetenschap 3 Het publieke wetenschapsbestel Het Nederlandse publieke wetenschapsbestel kent verschillende niveaus: er zijn financiers van onderzoek, al dan niet in een intermediaire positie, er zijn adviesorganen en andere ondersteunende instellingen en er zijn onderzoek uitvoerende instellingen. Al deze instellingen worden op velerlei manieren met elkaar verbonden, zoals via de financiering van talloze programma s en projecten, via adviezen en andere publicaties, en via persoonlijke contacten (netwerken). Naast het onderzoek in het publieke domein is er ook het private domein, waar meer dan de helft van het Nederlandse onderzoek wordt uitgevoerd. En tussen het publieke en private domein lopen ook weer allerlei verbindingen, soms in de vorm van publiek-private samenwerkingsverbanden, maar ook weer via netwerken. Kortom: een zeer complex geheel. Hoofddoelen van wetenschap en wetenschapsbeleid in het publieke domein Onderzoek heeft in eerste instantie tot doel om op systematische wijze de bestaande hoeveelheid aan kennis te vergroten, kennis die betrekking heeft op het begrip van mens, cultuur en maatschappij. Het kent globaal een drietal verschijningsvormen: 1) fundamenteel onderzoek dat kennis wil vergaren zonder een vooraf bepaald gebruik van die kennis; 2) toepassingsgericht of vraaggericht onderzoek dat is gebaseerd op specifieke maatschappelijke vragen of problemen, met andere woorden een toepassingscontext; 3) ontwikkelingswerk dat is gericht op het maken van nieuwe materialen, producten en hulpmiddelen met behulp van de beschikbare kennis. Niet alleen vergroting van de kennisvoorraad is van belang, het gaat er ook om de verworven kennis aan de maatschappij en maatschappelijke partijen over te dragen zodat deze gebruikt kan worden. Het wetenschapsbeleid heeft daarbij tot doel om te zorgen voor een brede en duurzame basis voor het wetenschappelijk onderzoek door het financieren van instellingen, het stimuleren van excellent onderzoek en het stimuleren van de verspreiding en de valorisatie (het tot waarde brengen) van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Context: economische ontwikkeling en het wetenschappelijk potentieel Onderzoek en ontwikkeling blijken in wisselende mate mee te liften met de ontwikkeling van de economie, in het bedrijfsleven, maar ook in het publieke domein. Soms is de groei van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling hoger dan die van het BBP, maar vaak ook lager. Voor de uitvoering van onderzoek en ontwikkeling is het belangrijk dat er voldoende wetenschappelijk en technologisch arbeidspotentieel beschikbaar is. Dit potentieel omvat werknemers met een hbo- of wo-opleiding of personen die werkzaam zijn in een beroep op het gebied van wetenschap en technologie. Nederland heeft in vergelijking met andere landen een goede uitgangspositie. 18 Bestel in Beeld 26

20 Figuur Nederlandse kennissysteem en kennisstromen Schematisch weergegeven Figuur Het wetenschappelijk en technisch arbeidspotentieel Als percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar Maatschappelijke opbrengsten Economische welvaart, innovatievermogen en concurrentiepositie Arbeidsparticipatie, welzijn, en culturele verrijking Kennis, vaardigheden en opleidingsniveau Nederland Finland Zweden België Kennisgebruikers Onderzoek Onderwijs Duitsland Verenigd Koninkrijk Bedrijven en private instellingen Universiteiten Universiteiten Frankrijk Publieke instellingen Onderzoeksinstituten Hogescholen Figuur De rol van de industrie in de ecomonie Het percentage van de industrie en aandeel high tech R&D binnen de industrie Maatschappelijke partijen en particulieren Overige onderzoeksinstellingen Overige onderwijsinstellingen % High tech R&D Werkgelegenheid (fte) Investeringen en financiering Materialen, apparatuur en data Infrastructuur Menselijke kennis en vaardigheden Faciliterende organisaties en netwerken Toegevoegde waarde Bestel in Beeld 26

21 Indicatoren onderwijs Deelname en uitgaven Meer jongeren leren door Meer jonge mensen leren door. Hiermee verruimen jongeren hun mogelijkheden. Een hoog opleidingsniveau vergroot de kans op werk en verkleint de kans op sociale uitsluiting. In vergelijking met het begin van de jaren 9 van de vorige eeuw volgt een aanzienlijk groter deel van de Nederlanders tussen de 15 en 3 jaar onderwijs. Het percentage 2-jarigen dat onderwijs volgt is gestegen van 46 procent in 199 naar 67 procent in 26. Bij 25- jarigen steeg dat percentage van 11 naar 19 procent. Verschillende ontwikkelingen hebben hieraan bijgedragen, waaronder meer doorstroom naar het hoger onderwijs. Vooral de grotere deelname aan het hoger onderwijs zal resulteren in een hoger opleidingsniveau van de totale en van de beroepsbevolking. Voor het eerst meer leerlingen in havo/vwo-3 dan in vmbo-3 Het Nederlandse onderwijs kent twee hoofdroutes: de vmbo-mbo route en de havo/vwo-ho route. Na de eerste twee leerjaren van het vo kiezen leerlingen in principe één van de twee routes. Een steeds groter percentage leerlingen gaat na het tweede leerjaar naar havo/vwo-3. Dit betekent dat uiteindelijk de deelname aan het hoger onderwijs ook zal stijgen. Een afnemend percentage leerlingen kiest voor vmbo-3. Dat betekent dat uiteindelijk ook minder leerlingen naar het mbo zullen doorstromen. In 26 zitten er - voor het eerst - meer leerlingen in een havo/vwo-3-klas dan in een vmbo-3-klas. Tien jaar geleden was het aantal leerlingen dat na het tweede leerjaar voor het vmbo koos nog bijna twintig procent hoger dan voor havo/vwo. Meer zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs Het aandeel zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs neemt toe. Zorgleerlingen zijn leerlingen die naar het voortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijs (pro) of het leerweg ondersteunend onderwijs (lwoo) gaan. Het lwoo is het grootste. De laatste jaren is deze groep in omvang stabiel, terwijl het aantal vso- en proleerlingen groeit. Er zijn ook zorgleerlingen met ambulante begeleiding in het reguliere vo. Deze groep is sinds 22 verdubbeld, een ontwikkeling die mede is gestimuleerd door de invoering van leerlinggebonden financiering (lgf). De toename van het aandeel meisjes in het zorgonderwijs is opmerkelijk. Allochtone leerlingen blijven achter Van alle leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs is ongeveer 15 procent van niet-westerse allochtone afkomst. In vmbo-3 is circa 2 procent en in havo/vwo-3 ongeveer 1 procent van de leerlingen van niet-westers allochtone afkomst. Allochtone jongeren halen minder vaak een havo- of vwo-diploma dan autochtone jongeren. Van de ruim 65 duizend jongeren die in 25 een havo- of vwo-diploma behaalden, was slechts 8 procent van niet-westerse allochtone afkomst. 2 Bestel in Beeld 26

22 Figuur Onderwijsdeelname naar leeftijd Als percentage van het totaal van de leeftijdscategorie Figuur Keuze in het derde leerjaar voortgezet onderwijs Procentuele verdeling in het derde leerjaar: zorg, vmbo of havo/vwo jaar 2 jaar 25 jaar 3 jaar 35 jaar zorg (lwoo + pro) vmbo havo/vwo Figuur Zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs Als percentage van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs Figuur Meisjes en jongens in het derde leerjaar vo Procentuele verdeling in het derde leerjaar: zorg, vmbo of havo/vwo zorg vmbo-3 havo/vwo vso pro lwoo meisjes jongens Figuur Niet-westerse allochtonen in het derde leerjaar vo Aandeel niet-westerse allochtonen in: vmbo-3, havo/vwo-3 en vo-3 Figuur Aantal jongeren dat havo- of vwo-diploma behaalt Als percentage van het totaal aantal 17-jarigen van de subgroep Autochtonen Westerse allochtonen Turken Marokkanen Surinamers vmbo-3 havo/vwo-3 vo Bestel in Beeld 26 Antillianen en Arubanen Overige niet-westerse allochtonen

23 Indicatoren onderwijs 4 Onderwijsuitgaven van Nederland in internationaal perspectief De OCW-uitgaven per deelnemer (gecorrigeerd voor prijsstijgingen) in het primair en voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs zijn de afgelopen jaren gestegen (Figuur 4.1.7). Het betreft investeringen die vooral gericht waren op klassenverkleining, verbetering van de positie van leraren en een betere aansluiting met de arbeidsmarkt. Om de internationale vergelijking mogelijk te maken wordt een indicator gehanteerd die zowel publieke als private uitgaven aan onderwijsinstellingen bevat (Figuur 4.1.8). Daarom is deze indicator niet vergelijkbaar met de OCW-uitgaven in Figuur Internationaal gezien lopen de uitgaven per leerling/student op van primair naar tertiair onderwijs. OESO-landen geven gemiddeld twee keer zoveel uit aan leerlingen in het tertiair onderwijs (inclusief Research & Development) als aan leerlingen in het primaire onderwijs. De uitgaven per leerling aan onderwijsinstellingen in het primair en secundair onderwijs zijn in Nederland in 23 vergelijkbaar met het EU- en OESO-gemiddelde. De uitgaven per student in het tertiair onderwijs inclusief R&D zijn hoger dan het EU- en OESO-gemiddelde. Ook als de, in Nederland relatief belangrijke, R&D-component op universiteiten niet wordt meegeteld, liggen de uitgaven voor tertiair onderwijs in Nederland boven het EU- en OESO- gemiddelde. Een internationaal veel gehanteerde indicator is het percentage van het Bruto Binnenlands Product dat aan onderwijs wordt besteed. In 23 gaf Nederland 5 procent van het BBP uit aan onderwijsinstellingen. Daarmee bevond Nederland zich onder het EU- en OESO-gemiddelde van 5,6 procent. De meeste buurlanden van Nederland besteden 6 à 7 procent van hun BBP aan onderwijs. Het niveau in Nederland is vergelijkbaar met dat van landen als Spanje, Tsjechië, Italië en Duitsland. In 24 en 25 is het percentage in Nederland gestegen tot 5,1. Nederlandse onderwijsinstellingen over het algemeen financieel gezond Over het algemeen is de financiële positie van Nederlandse onderwijsinstellingen gezond en stabiel. De solvabiliteit (het vermogen om op lange termijn aan de schulden te voldoen) is de laatste jaren stabiel. Alleen in het voortgezet onderwijs presteren nog twee instellingen onder de minimum signaleringsgrens. In het hbo bevinden 5 op de 6 instellingen zich tussen de minimum en maximum signaleringsgrens, in het wo en bve betreft dit ongeveer 3 op de 4 instellingen. Het vo is de enige sector waar het merendeel van de instellingen zich boven de maximum signaleringsgrens bevindt. De rentabiliteit geeft aan in hoeverre de inkomsten en uitgaven elkaar in evenwicht houden. Na een daling in het vo (21-23) en bve (21-22), is de rentabiliteit weer gestegen. In het hbo is de rentabiliteit na een afname tot 24 in 25 weer gestegen. 22 Bestel in Beeld 26

24 Figuur OCW-uitgaven voor onderwijs per deelnemer Naar onderwijsniveau (x 1 euro), in prijzen van 26 Figuur Uitgaven aan onderwijsinstellingen per deelnemer Internationaal vergeleken, naar onderwijsniveau (x 1 euro), , 12,5 1, 7,5 5, 2,5 po vo mbo hbo wo, TSJ VK NED OESO DUI FIN DEN BEL FRA Primair Secundair Tertiair (incl. R&D) Tertiair (excl. R&D) Figuur Totale onderwijsuitgaven Als percentage van het BBP, 1995, 22 en 23 Figuur Solvabiliteit instellingen (exclusief voorzieningen) Verdeling van instellingen op basis van signaleringsgrenzen voor solvabiliteit NED DUI VK FRA BEL DEN VS EU vo bve hbo wo ondergrens tussen onder- en bovengrens bovengrens Figuur Rentabiliteit instellingen Verdeling van instellingen op basis van signaleringsgrenzen voor rentabiliteit vo bve hbo wo -3% >-3% en <+3% +3% 23 Bestel in Beeld 26

25 Indicatoren onderwijs 4.2 Instellingen en personeel 4 Inspectie gematigd tevreden De Inspectie van het Onderwijs constateert dat de kwaliteitszorg, het leerstofaanbod en de kwaliteit van het lesgeven de afgelopen drie jaar in het basisonderwijs ongeveer gelijk zijn gebleven. Het percentage basisscholen dat jaarlijks de kwaliteit van de opbrengsten en de onderwijsleerprocessen evalueert, schommelt rond de veertig procent. Op ongeveer 95 procent van de basisscholen is het aanbod voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde voldoende om de kerndoelen te kunnen halen. En op ongeveer 96 procent van de basisscholen realiseren de leraren een goede werksfeer en leggen ze de stof duidelijk uit. De planmatige uitvoering van de leerlingenzorg vertoont een dalende tendens. In 23/4 heeft 8 procent van de scholen hiervoor een voldoende; in 25/6 is dit op 69 procent van de basisscholen voldoende. Het percentage basisscholen waar de resultaten van de leerlingen op het niveau ligt dat van hen mag worden verwacht, is in 25/6 boven de 9 procent gekomen. In het voortgezet onderwijs zijn de kwaliteitszorg, het leerstofaanbod en de kwaliteit van het didactisch handelen de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. De Inspectie meldt dat 31 procent van de scholen jaarlijks de kwaliteit van de opbrengsten en de onderwijsleerprocessen evalueert. Op bijna alle scholen is het leerstofaanbod in de bovenbouw dekkend voor de examenprogramma s. Op meer dan 9 procent van de scholen leggen de leraren de leerstof duidelijk uit en realiseren ze een taakgerichte werksfeer. De planmatige uitvoering van de leerlingenzorg vertoont, net als in het basisonderwijs, een dalende tendens. In had 92 procent van de vo-scholen hiervoor een voldoende; in 25/6 is dit 73 procent. Het percentage vo-scholen met voldoende opbrengsten ligt tussen 23 en 26 boven de 8. Op 79 procent van de instellingen van bve slaagt men erin om het onderwijs voldoende toegankelijk te maken voor zwakke en allochtone deelnemers. De resultaten zijn op bijna 71 procent van de instellingen voldoende en de kwaliteitsborging en -verbetering is op bijna 34 procent van de instellingen voldoende. Ouders en Nederlanders over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs In de Onderwijsmeter wordt jaarlijks de mening gepeild van ouders en van de Nederlandse bevolking over de kwaliteit van het onderwijs in Nederland. Ouders en Nederlanders zijn positief over de kwaliteit van de Nederlandse docent. Het hoogste rapportcijfer delen ouders uit aan leraren in het basisonderwijs (een 7,7), gevolgd door leraren in het vo en vmbo (rond de 7). Docenten in het mbo, hbo en wo krijgen van Nederlanders het cijfer 6,6 voor de kwaliteit van hun onderwijs. Ouders is ook gevraagd naar hun mening over de kwaliteit van de school van hun kind. Dit onderzoek beperkt zich tot po, vo, vmbo en mbo. Gemiddeld krijgen de scholen van de ouders een 7,5. Daarbij moet aangetekend worden dat scholen voor primair onderwijs sinds 21 het hoogst scoren. Over mbo-instellingen zijn de ouders iets minder positief, die krijgen gemiddeld een 6,8. 24 Bestel in Beeld 26

26 Figuur Scholen basisonderwijs: kwaliteit Percentage basisscholen dat voldoende scoort op de geselecteerde kwaliteitskenmerken Figuur Scholen basisonderwijs: resultaten Percentage scholen met voldoende opbrengsten Kwaliteitszorg Leerstofaanbod: kerndoelen Didactisch handelen Leerlingenzorg: planmatige uitvoering /4 24/5 25/6 23/4 24/5 25/ voldoende onvoldoende geen waardering Figuur Scholen voortgezet onderwijs: kwaliteit Percentage scholen dat voldoende scoort op de geselecteerde kwaliteitskenmerken Figuur Scholen voortgezet onderwijs: resultaten Percentage scholen met voldoende opbrengsten Kwaliteitszorg Leerstofaanbod: kerndoelen Didactisch handelen Leerlingenzorg: planmatige uitvoering /4 24/5 25/ /5 25/6 voldoende onvoldoende Figuur Scholen bve: toegankelijkheid, resultaten en kwaliteit Percentage instellingen dat voldoende scoort op de geselecteerde indicatoren Toegankelijkheid Opleidingsresultaten Kwaliteitsborging Bestel in Beeld 26

27 Indicatoren onderwijs 4 Nederlanders beoordelen de kwaliteit van het onderwijs in 26 met een rapportcijfer dat rond de 6,5 ligt. Over de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs zijn Nederlanders minder positief dan in 21. De rapportcijfers voor het mbo vallen wat lager uit dan die van po en vo. De waardering voor het hbo ligt ongeveer op het niveau van po en vo. Het meest positief zijn Nederlanders in 26 over de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs: een kleine 7. Lesuitval Er is in het voortgezet onderwijs bezorgdheid over het aantal lessen dat uitvalt. Het onderzoeksbureau Regioplan brengt de lesuitval in het voortgezet onderwijs nauwkeurig in kaart. In het schooljaar 25/6 is gemiddeld genomen 6,7 procent van de lessen uitgevallen, wat een fractie lager is dan in het schooljaar 24/5. Lesuitval varieert per schoolsoort, maar de verschillen zijn klein. De uitval is met 7,7 procent het hoogst op categorale vmbo s, en het laagst in de schoolsoort havo/vwo (5,9 procent). Meer jonge leraren, maar ook meer 5-plussers voor de klas Het primair onderwijs telde in 25 circa 1 duizend voltijdbanen onder het onderwijzend personeel, 37 procent meer dan in Het po heeft de afgelopen tien jaar een grote aanwas van jonge docenten meegemaakt. Het aantal leraren in de leeftijdscategorie 35 tot 45 jaar is in die periode sterk afgenomen. Het aantal 5-plussers is in deze periode sterk gestegen: in 25 was één op de drie onderwijzers in het po 5 jaar of ouder. Het personeelsbestand (onderwijzend) in het voortgezet onderwijs is de afgelopen tien jaar met 22 procent gegroeid, tot bijna 62 duizend voltijdbanen in 25. Ook het vo kende in deze periode een toename van jonge docenten, die relatief gezien nog groter was dan die in het po. Het aantal voltijdbanen in de leeftijdscategorie jaar nam in deze jaren met ruim eenderde af. Het aantal 5-plussers is sinds 1995 bijna verdubbeld. Hun aandeel was in procent. De toename van het aantal voltijdbanen in het bve is met 1 procent sinds 1995 bescheiden te noemen. Met uitzondering van een geringe aanwas onder twintigers, kent het beroepsonderwijs in alle leeftijdscategorieën tot 45 jaar een afname van het aantal voltijdbanen. Daarentegen is het aantal 5-plussers tussen 1995 en 25 meer dan verdubbeld. Sterker nog dan in het po en vo is het personeelsbestand in het bve aan het vergrijzen: de helft van de docenten is 5-plusser, bijna driekwart is 45 jaar of ouder. Leerling-leraar ratio In het Nederlandse primair onderwijs ligt de leerling-leraar ratio iets onder het OESO-gemiddelde (15,9 tegen 16,9 leerlingen per leraar). In het secundair onderwijs is de Nederlandse ratio hoger dan gemiddeld in de OESO (15,8 versus 13,3). De leerling-leraar ratio is overigens niet hetzelfde als de klassengrootte. Het aantal leerlingen per klas hangt naast het aantal leerlingen per leerkracht onder meer ook af van het aantal klassen waarvoor de leerkracht verantwoordelijk is, het aantal lesuren per leerling en het aantal lesuren per leerkracht. 26 Bestel in Beeld 26

28 Figuur Mening van Nederlanders over de kwaliteit van het onderwijs Rapportcijfer over kwaliteit van het onderwijs in po, vo, vmbo, mbo, hbo en wo Figuur Mening over de kwaliteit van leraren Rapportcijfer van ouders (in po, vo, vmbo) en van Nederlanders (in overige) 8, 7,6 7,2 6,8 6,4 6, 8, 7,6 7,2 6,8 6,4 6, po vo vmbo mbo hbo wo po vo vmbo mbo hbo wo Figuur Mening van ouders over de school van hun kind Rapportcijfer van ouders over de kwaliteit van de school van hun kind Figuur Lesuitval naar schooltype Percentage uitgevallen lessen ten opzichte van de totale roostertijd 8, 7,6 7,2 6,8 6,4 6, totaal brede scholengemeenschap vmbo-tl/havo/vwo havo/vwo vmbo po vo vmbo mbo /5 25/6 Figuur Leeftijdsopbouw onderwijzend personeel Per sector, in fte, 1995 en 25 Figuur Leerling-leraar ratio Aantal leerlingen per leraar, in primair en secundair onderwijs, po 25 vo 25 bve 25 po 1995 vo 1995 bve 1995 primair secundair NED BEL DUI FRA VK FIN VS OESO 27 Bestel in Beeld 26

29 Indicatoren onderwijs 4. 3 Resultaten 4 Aansluiting tussen onderwijssoorten de laatste jaren verbeterd Er wordt vaker doorgeleerd: van vmbo naar mbo, van havo/vwo naar het ho en van mbo naar hbo. Bovendien gingen in de afgelopen vijf jaar weer meer leerlingen na de theoretische leerweg van het vmbo naar het havo. De aansluiting tussen de onderwijssoorten wordt beter, het opleidingsniveau in Nederland stijgt. In alle onderwijssoorten meer gediplomeerden, met name in het wo Tussen 22 en 26 is in alle onderwijssectoren het aantal gediplomeerden gestegen. In het vo, mbo en hbo lag de stijging rond de 1 procent, terwijl in het wo de toename maar liefst 34 procent bedroeg. Een eerste verklarende factor is dat een aantal jaren meer eerstejaars zijn ingestroomd. Dat leidt tot meer gediplomeerden. Daarnaast is de kans dat leerlingen in het mbo, hbo en wo slagen de afgelopen jaren gestegen. Wat verder een rol kan spelen zijn de stapeling van diploma s (vooral in het mbo), de stelselwijzigingen (invoering van de bachelormasterstructuur) en het gemiddelde aantal jaren dat gediplomeerden onderwijs volgen. Van de leerlingen die jaarlijks in het vo instromen behaalt naar verwachting uiteindelijk rond de 8 procent een diploma. Voor het mbo is de slaagkans ongeveer 65 procent. De slaagkansen in het hbo en wo zijn om en nabij de 7 procent. De lagere score voor het mbo hangt samen met het hogere percentage voortijdige schoolverlaters. De afgelopen jaren is de kans op slagen in alle onderwijssoorten toegenomen. In het hbo en wo lijkt de slaagkans nu weer iets af te nemen. Verblijfsduur en vertraging nader beschouwd Tussen 21 en 25 is het gemiddelde aantal jaren dat een deelnemer onderwijs geniet (verblijfsduur) van gediplomeerden in het vo iets afgenomen. De verblijfsduur in het hbo is in dezelfde periode licht toegenomen. De verblijfsduur in het wo lag tot 23 op een constant niveau, sindsdien is die iets afgenomen. Alle sectoren, behalve het wo, hebben een gemiddelde verblijfsduur van gediplomeerden die slechts enkele maanden boven de officiële studieduur ligt. De gemiddelde deelnemer in het hoger onderwijs studeert af met een vertraging in zijn schoolloopbaan. Deze is de laatste jaren ongeveer 12 procent. Dit komt neer op een vertraging van ruim 2 jaar ten opzichte van de snelst mogelijke route van het primair onderwijs naar een hbo/wo-diploma. Bij het hbo liep de vertraging in de loop van de jaren 9 terug. De verklaring is dat leerlingen sneller doorstroomden door het voortgezet onderwijs en vaker de meest efficiënte route kozen. In de afgelopen jaren neemt de gemiddelde vertraging echter weer licht toe, doordat de doorstroom van mbo naar hbo en van hbo naar wo is gegroeid. 28 Bestel in Beeld 26

30 Figuur Belangrijke overgangen tussen onderwijssoorten Percentage van de gediplomeerden in het voorafgaand onderwijs Figuur Ontwikkeling van het aantal gediplomeerden Per onderwijssector, index met 22= bol bbl ho hbo wo uitstroom vmbo uitstroom uitstroom uitstroom havo/vwo bol hbo vo mbo hbo wo Figuur Verwachte slaagkans In procenten van de instroom in de onderwijssector Figuur Verwachte verblijfsduur gediplomeerden Per onderwijssoort, in jaren vo mbo hbo wo vmbo havo vwo hbo wo Figuur Gemiddelde vertraging in de schoolloopbaan In de hele schoolloopbaan po t/m hbo en po t/m wo, in procenten hbo wo 29 Bestel in Beeld 26

OCW36.022/1.250/08BK2006B002

OCW36.022/1.250/08BK2006B002 bestel 25 in beeld bestel 25 in beeld 2 Bestel in Beeld 25 Voorwoord Met Bestel in Beeld beoogt OCW een beeld te geven van de kwaliteit van onze onderwijs-, cultuur- en wetenschapsstelsels. Bestel in Beeld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2012 Nr. 229 BRIEF

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks ANNEX Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 21 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks 1. Deelname voor- en vroegschoolse educatie (VVE) De Nederlandse waarde voor

Nadere informatie

Kerncijfers 2006-2010. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2006-2010. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2006-2010 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2006-2010 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Deze publicatie is samengesteld door de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

bestel in beeld Bestel in Beeld omslag :47 Pagina 1

bestel in beeld Bestel in Beeld omslag :47 Pagina 1 Bestel in Beeld omslag 24 27-4-25 8:47 Pagina 1 bestel 24 in beeld Publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Telefoon 7-412.34.56 www.minocw.nl Uitgave mei 25 Samenstelling Productie

Nadere informatie

Stromen door het onderwijs

Stromen door het onderwijs Stromen door het onderwijs Vanuit het derde leerjaar van het vo 2003/2004 Erik Fleur DUO/IP Juni 2013 1. Inleiding In schooljaar 2003/2004 zaten bijna 200 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het

Nadere informatie

Kerncijfers 2008-2012. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2008-2012. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2008-2012 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Het Nederlandse onderwijsstelsel leerplichtig 18 jaar 12 jaar 4 jaar 0 jaar wo master bachelor hbo mbo-4 mbo-3 mbo-2 mbo-1 vwo havo vmbo vo 1/2 bao

Nadere informatie

Kerncijfers 2004-2008. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2004-2008. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2004-2008 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2004-2008 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Deze publicatie is samengesteld door de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001 OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 AE 's-gravenhage Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Kerncijfers 2004-2008. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2004-2008. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2004-2008 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2004-2008 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Deze publicatie is samengesteld door de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

Opleidingsniveau stijgt

Opleidingsniveau stijgt Opleidingsniveau stijgt Grote doorstroom naar hogere niveaus Meer leerlingen vanuit vmbo naar havo Grote groep mbo ers naar het hbo 10 Jongens groeien gedurende hun onderwijsloopbaan Jongens na een diploma

Nadere informatie

Trendbreuk in rijksuitgaven

Trendbreuk in rijksuitgaven 94 Boekman 95 Sociaal-liberaal cultuurbeleid Dossier cijfers Trendbreuk in rijksuitgaven kunst en cultuur Bastiaan Vinkenburg Dit artikel gaat over geld dat het rijk besteedt aan kunst en cultuur. Is dat

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 154 BRIEF

Nadere informatie

Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Het Nederlandse onderwijsstelsel leerplichtig 18 jaar 12 jaar 4 jaar 0 jaar wo master bachelor

Nadere informatie

Deze publicatie is samengesteld door de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Deze publicatie is samengesteld door de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze publicatie is samengesteld door de directie Kennis van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij: Paula Boswinkel (070 4122619; p.d.h.boswinkel@minocw.nl)

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Kerncijfers 2008-2012. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2008-2012. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2008-2012 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Het Nederlandse onderwijsstelsel leerplichtig 18 jaar 12 jaar 4 jaar 0 jaar wo master bachelor hbo mbo-4 mbo-3 mbo-2 mbo-1 vwo havo vmbo vo 1/2 bao

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Factsheets. Voortijdig Schoolverlaten

Factsheets. Voortijdig Schoolverlaten Factsheets Voortijdig Schoolverlaten Februari 2007 Inleiding Deze factsheets behoren bij de brief kenmerk BVE/INI/2007/3891 en presenteren een weergave van de nu bekende feiten en getallen over de groep

Nadere informatie

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007)

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007) Algemene Rekenkamer Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-3424344 BEZORGEN F 070-3424130 De Voorzitter van de Tweede Kamer E voorljchting@rekenkamer.ni der Staten-Generaal w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

Kerncijfers 2005-2009. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers 2005-2009. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2005-2009 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Het Nederlandse onderwijsstelsel leerplichtig 18 jaar 12 jaar 4 jaar 0 jaar wo master bachelor hbo mbo-4 mbo-3 mbo-2 mbo-1 vwo havo vmbo vo 1/2 bao

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029 >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag.. Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Gelijke kansen in het onderwijs

Gelijke kansen in het onderwijs Gelijke kansen in het onderwijs Toegankelijke tekstversie Pagina 1 Inleiding Dit is het dashboard gelijke kansen in het onderwijs. Dit dashboard monitor beschrijft voor verschillende groepen leerlingen

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Assen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt : een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Direct nadat zij school hadden verlaten, maar ook nog vier jaar daarna, hebben voortijdig naar verhouding vaak geen baan. Als

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Kerncijfers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Kerncijfers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Kerncijfers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Het Nederlandse onderwijsstelsel leerplichtig 18 jaar 12 jaar 4 jaar 0 jaar wo master bachelor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 Nr. 120 BRIEF

Nadere informatie

3. Onderwijs. 3.1 Het basisonderwijs

3. Onderwijs. 3.1 Het basisonderwijs 3. Onderwijs Ruim 2 procent van de Nederlandse bevolking neemt deel aan het voltijdonderwijs. Bijna de helft hiervan gaat naar de basisschool en eenderde volgt voortgezet onderwijs. Niet-westerse allochtone

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie BIJLAGE 3 Achtergrondinformatie Diplomarendement Daling diplomarendement voltijd hbo-bacheloropleidingen De trend die de Inspectie van het Onderwijs de afgelopen jaren signaleerde in het hbo zet door:

Nadere informatie

Factsheet Passend Onderwijs

Factsheet Passend Onderwijs Factsheet Passend Onderwijs November 2010 Inleiding Deze factsheet geeft feiten en cijfers over het passend onderwijs in Nederland. De factsheet is een vervolg op de Factsheet Passend onderwijs van januari

Nadere informatie

Recht op geletterd(heid)!

Recht op geletterd(heid)! Recht op geletterd(heid)! Basisvaardigheden Taal in het voortgezet onderwijs in Nederland Jan Rijkers voorzitter Centrale Directie Het Hooghuis scholengroep voortgezet onderwijs, Oss, NL CTO, Met recht

Nadere informatie

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 1999- ROA Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier worden verveelvoudigd zonder voorafgaande

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Westerveld Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

jeugdwerkloosheid 64% werklozen volgt opleiding 800 jongeren geregistreerd als werkloze

jeugdwerkloosheid 64% werklozen volgt opleiding 800 jongeren geregistreerd als werkloze 1 Jeugdwerkloosheid Fact sheet augustus 2014 Er zijn in ruim 15.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2014). Veel jongeren volgen een opleiding of hebben een baan. De laatste jaren zijn

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Inleiding Hoeveel en welke studenten (autochtoon/allochtoon) schrijven zich in voor de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs) en blijven na

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Assen Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Assen-DEF.indd 1 18-05-16 11:13 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de

Nadere informatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007 LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Emmen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek Onderwijs in Rusland Een van de terreinen waar de Sovjet-Unie in uitblonk was onderwijs. Het onderwijs was toegankelijk, goed en gratis. Vergeleken met de Sovjet-Unie is de algemene indruk dat de situatie

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:13 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kerncijfers uit de periode 2009-2014 Drentse Onderwijsmonitor 2014 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 9 de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Aa_Hunze-DEF.indd 1 18-05-16 11:1 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Midden- Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_Midden--DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10

Nadere informatie

Samenvatting van Education at a Glance 2009

Samenvatting van Education at a Glance 2009 Samenvatting van Education at a Glance 29 Dit document is opgesteld door de directie Kennis van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor vragen en/of opmerkingen kunt u terecht bij: Daisy

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Borger-Odoorn Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

jeugdwerkloosheid Zuid Definities Fact sheet augustus 2014

jeugdwerkloosheid Zuid Definities Fact sheet augustus 2014 1 Jeugdwerkloosheid Fact sheet augustus 2014 In wonen 21.500 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2014). Veel jongeren volgen een opleiding of hebben een baan, maar de laatste jaren zijn

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Aa en Hunze Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt Hbo als emancipatiemotor Onderzoek met impact Hbo in vogelvlucht #hbocijfers Februari 2018 Hbo als emancipatiemotor 453.354 Ingeschreven studenten in studiejaar

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Hoogeveen Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Zekerheden over een onzeker land

Zekerheden over een onzeker land Zekerheden over een onzeker land Parijs, 27 januari 2012 Paul Schnabel Universiteit Utrecht Demografische feiten 2012-2020 Bevolking 17 miljoen (plus 0,5 miljoen) Jonger dan 20 jaar 3,7 miljoen (min 0,2

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:14 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Toelichting op de revisie van de onderwijsuitgaven

Toelichting op de revisie van de onderwijsuitgaven 0o07 07 Toelichting op de revisie van de onderwijsuitgaven Broos Brouwers Publicatiedatum CBS-website: 4 december 2008 Den Haag/Heerlen, 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer

Nadere informatie

Trends in passend onderwijs

Trends in passend onderwijs DEFINITIEF Trends in passend onderwijs 2014-2017 DUO Informatieproducten Susan Borggreve, Daniël van Eck & Thijs Nielen 12 juni 2018 Inhoud 1 SAMENVATTING... 3 2 LEESWIJZER... 5 3 ONTWIKKELINGEN IN LEERLINGAANTALLEN...

Nadere informatie

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen Algemene Onderwijsbond juni 2011 Basisonderwijs verwijst steeds minder, bij voortgezet onderwijs groeit uitsluitend zware zorg Passend onderwijs is op de goede weg.

Nadere informatie

Het middelbaar beroepsonderwijs

Het middelbaar beroepsonderwijs Het middelbaar beroepsonderwijs Dick Takkenberg Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) levert grote aantallen gediplomeerden voor de arbeidsmarkt. De ongediplomeerde uitval is echter ook groot. Het aantal

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Coevorden Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs? Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs? Wendy Jenje-Heijdel Na het examen in het voortgezet onderwijs staan leerlingen voor de keuze voor vervolgonderwijs. De meest gangbare routes lopen van

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs April 2016 Feiten en cijfers 2 Het algemene beeld Start van de studie uitval en wisselaars Tal van inspanningen bij hogescholen

Nadere informatie

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO Vrouwen in de bètatechniek Traditioneel kiezen veel meer mannen dan vrouwen voor een bètatechnische opleiding. Toch lijkt hier de afgelopen jaren langzaam verandering in te komen. Deze factsheet geeft

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 20-20 Drentse Onderwijsmonitor 20 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen. Algemene Onderwijsbond juni 2011

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen. Algemene Onderwijsbond juni 2011 Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen Algemene Onderwijsbond juni 2011 Basisonderwijs verwijst steeds minder, bij voortgezet onderwijs groeit uitsluitend zware zorg Passend onderwijs is op de goede weg.

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente De Wolden Kern cijfers uit de periode 2012-2017 Drentse Onderwijsmonitor 2017 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 12de editie van de Drentse Onderwijsmonitor.

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Midden- Kerncijfers uit de periode - Feitenblad Midden- Leerlingen op de basisscholen in de gemeente Midden- De gemeente Midden heeft basisscholen. In waren er nog

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag: Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei 2004 6,1 123 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdvraag: Wat is de relatie tussen jongeren, arbeid en geld? Deelvragen: 1. Hoeveel jongeren werken?

Nadere informatie

Feiten voor koplopers

Feiten voor koplopers Feiten voor koplopers 1 e MBO Koplopersoverleg Amsterdam, 25-10-2011 Paul Schnabel Universiteit Utrecht Feiten 2020 Bevolking 17 miljoen (plus 0,5 miljoen) Jonger dan 20 jaar 3,7 miljoen (min 0,2 miljoen)

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 30 079 VMBO Nr. 36 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 9 oktober

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode 0-0 Drentse Onderwijsmonitor 0 Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Opbrengstgericht werken moet je doen! 3 e jaarcongres VMBO: Praktisch VMBO De Reehorst Ede, 24 januari 2012

Opbrengstgericht werken moet je doen! 3 e jaarcongres VMBO: Praktisch VMBO De Reehorst Ede, 24 januari 2012 Opbrengstgericht werken moet je doen! 3 e jaarcongres VMBO: Praktisch VMBO De Reehorst Ede, 24 januari 2012 Hoe zo: opbrengstgericht werken? data driven teaching Minister van OCW stuurt het Aktieplan Beter

Nadere informatie

Kerncijfers. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kerncijfers. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Kerncijfers 2 0 0 1-2 0 0 5 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Voorwoord Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil instellingen, professionals, ouders, deelnemers en andere belanghebbenden

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West 1 Jeugdwerkloosheid Factsheet september 2014 Er zijn in ruim 26.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2014). Veel jongeren volgen een opleiding of hebben een baan. De laatste jaren zijn

Nadere informatie

Onderwijs. Hoofdstuk 10. 10.1 Inleiding

Onderwijs. Hoofdstuk 10. 10.1 Inleiding Hoofdstuk 10 Onderwijs 10.1 Inleiding Leiden kennisstad heeft een hoog opgeleide bevolking en herbergt binnen haar grenzen veel onderwijsinstellingen. In dit hoofdstuk gaat het zowel om de opleiding die

Nadere informatie

Uitgaven per diploma gedaald

Uitgaven per diploma gedaald 132 Uitgaven per diploma gedaald Hugo Elbers Publicatiedatum CBS-website: 24-06-2013 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:16 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

(V)SO in beeld. november 2015

(V)SO in beeld. november 2015 november 015 Focus op de sector De sector (v)so is volop in ontwikkeling. Passend onderwijs, de Wet Kwaliteit (v)so en het Toezichtkader (v)so vragen de komende jaren veel van speciaal onderwijs scholen

Nadere informatie

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor Drentse Onderwijsmonitor Feitenbladen Kerncijfers uit de periode - Drentse Onderwijsmonitor Feitenblad Onlangs verscheen de de editie van de Drentse Onderwijsmonitor. Dit rapport brengt de onderwijspositie

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers April 2017 Inhoud 1 Het algemene beeld 2 2 Start van de studie: uitvallers 4 3 Start van de studie: wisselaars 5 4 Afsluiting van de studie: studiesucces

Nadere informatie

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor Drentse Onderwijs monitor Feitenbladen Gemeente Kern cijfers uit de periode 2010-2015 OM_-DEF.indd 1 18-05-16 11:15 Drentse Onderwijsmonitor 2015 Primair onderwijs Onlangs verscheen de 10 de editie van

Nadere informatie

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Notitie a Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Juli 2014 Nelet Kuipers, team Onderwijs SQS 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie