In: Migrantenstudies (2007), 23(2), pp 76-98

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "In: Migrantenstudies (2007), 23(2), pp 76-98"

Transcriptie

1 Etnisch ondernemerschap in Nederland: ontwikkelingen en perspectieven Harry van den Tillaart* Inleiding Het is bijna 25 jaar geleden dat in Intermediair het artikel Op eigen kracht omhoog: etnisch ondernemerschap en de oogkleppen van het minderhedencircuit verscheen (Bovenkerk, 1982). Hierin laakt Frank Bovenkerk de geringe aandacht die het minderhedencircuit en de sociale wetenschappen tot dan toe voor het zelfstandig ondernemerschap van etnische groepen in Nederland tentoonspreidden. Voor dat gebrek aan aandacht voert hij verschillende oorzaken aan. De belangrijkste was in zijn ogen de associatie van etniciteit met hulpbehoevendheid: die beneemt het zicht op de initiatieven in etnische groepen om op eigen kracht een succesvol maatschappelijk bestaan op te bouwen. Vandaar dat Bovenkerk spreekt over de oogkleppen van het minderhedencircuit. Volgens hem is er sprake van een opvallende nalatigheid. Immers, zelfs de meest vluchtige kennisname van wat er in het buitenland over etnische minderheden is geschreven, leert dat het zelfstandig ondernemerschap een klassieke route vormt voor maatschappelijk welslagen. Bovenkerk signaleert tevens dat in Nederland nauwelijks cijfers voorhanden zijn over het zelfstandig ondernemerschap van etnische groepen. Dit ziet hij als aanwijzing voor het gebrek aan aandacht voor het thema. Bovenkerk is er duidelijk in geslaagd de belangstelling te wekken voor het etnisch ondernemerschap in Nederland. Langzaam maar zeker is er een stroom publicaties op gang gekomen, en ook vanuit de politiek komt er meer aandacht. Zo verscheen in 1989 Kabinetstandpunt. Beleid inzake het ondernemerschap van personen uit etnische minderheidsgroepen, volgde in 1998 het SER-advies Etnisch ondernemerschap en werd medio 2005 het Actieplan Nieuw ondernemerschap : Kansen benutten gepresenteerd. Bovendien verscheen intussen zowel in 2001 als in 2004 een Monitor etnisch ondernemerschap (EIM). Betekent dit nu ook dat de door Bovenkerk gesignaleerde oogkleppen inmiddels tot het verleden behoren? Diverse onderzoeken en de genoemde monitor hebben aangetoond dat het aantal etnische ondernemers in Nederland in de afgelopen 20 jaar sterk is toegenomen, en dat er bovendien steeds meer variatie komt in het soort bedrijven dat zij exploiteren. We zullen beginnen met eerst de beschikbare cijfers op een rij te zetten. Daarvoor is overigens allereerst nodig dat we aangeven wat we onder etnische ondernemers verstaan. Vervolgens gaan we in op de vraag: worden de mogelijkheden die het etnisch ondernemerschap biedt om de economie te versterken daadwerkelijk benut? En hoe zit het met belangrijke instituties op het terrein van ondernemerschap, zoals de Kamers van Koophandel en banken: slagen zij erin hun dienstverlening adequaat af te stemmen op deze categorie ondernemers? 1. De groei van het etnisch ondernemerschap Definitie Begrippen als allochtone ondernemers, ondernemers uit etnische minderheden, etnische ondernemers, migrantenondernemers en nieuwe ondernemers worden vaak door elkaar gebruikt. Deze begrippen zijn echter inhoudelijk niet synoniem. Bovendien treden er veranderingen in de tijd op. De laatste jaren wordt bij het onderscheid in autochtonen en allochtonen meestal de standaarddefinitie en standaardindeling van het CBS gebruikt. Volgens deze definitie worden tot de allochtonen gerekend: personen die zelf in het buitenland geboren zijn en van wie ten minste één ouder eveneens in het buitenland geboren is (eerste generatie); en personen die in Nederland geboren zijn en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren (tweede generatie). Het CBS maakt verder onderscheid tussen westerse en niet-westerse allochtonen. Tot de westerse landen worden in dit verband gerekend alle Europese landen (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Japan en Indonesië (met inbegrip van voormalig Nederlands-Indië). De niet-westerse landen bestaan uit Turkije en alle landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië). 1

2 Het meest eenvoudig zou zijn om aan te sluiten bij deze definitie van het CBS en etnische ondernemers te definiëren als ondernemers die zelf (of van wie ten minste één ouder) geboren zijn in een nietwesters land. Probleem is echter dat in de eerste tellingen die in Nederland van etnische ondernemers zijn gemaakt ook Italianen, Portugezen, Spanjaarden, Grieken en ex-joegoslaven zijn meegeteld omdat die tot de doelgroepen van het integratiebeleid minderheden behoorden. Vandaar dat we met deze eerste tellingen zullen starten. Aantal eerste generatie ondernemers in laatste 20 jaar verviervoudigd In 1987 is voor het eerst een telling gemaakt van in het handelsregister van de Kamers van Koophandel ingeschreven etnische ondernemers (Van den Tillaart & Reubsaet, 1988). Deze telling beperkte zich tot ingeschreven ondernemers uit de doelgroepen van het integratiebeleid minderheden (zie ook tabel 1). In totaal ging het in 1986 om ondernemers. In de jaren daarop is dit aantal gestegen tot per 31 december Overigens is het aantal allochtone ondernemers in Nederland duidelijk hoger dan deze Naast de ondernemers uit de doelgroepen van het integratiebeleid minderheden worden ook de ondernemers uit niet-westers georiënteerde herkomstlanden tot de allochtone ondernemers gerekend. In 1986 waren er in Nederland eerste generatie allochtone ondernemers. In de periode is dit aantal bijna verviervoudigd naar Tabel 1 Ontwikkeling van het aantal eerste generatie etnische/allochtone ondernemers in Nederland in de periode naar herkomstland (peildatum is steeds 31 december) Doelgroepen integratiebeleid Italië Portugal Spanje ex-joegoslavië Griekenland Turkije Marokko Tunesië Kaapverdische eilanden Nederlandse Antillen en Aruba Suriname China* Hongkong* Subtotaal doelgroepen integratiebeleid etnische minderheden Subtotaal overige allochtone Ondernemers Totaal allochtone ondernemers** Bron: Kamers van Koophandel; bewerking en analyse: ITS. * Hoewel de (Hongkong-) Chinezen momenteel niet meer tot de doelgroepen van het integratiebeleid etnische minderheden behoren, worden deze ondernemers hier in de categorie etnische ondernemers gehandhaafd, omdat anders de cijfers van de eerste metingen (1986 en 1992) niet goed vergelijkbaar zijn met die op latere tijdstippen. ** Het gaat hierbij om ondernemers uit de doelgroepen van het integratiebeleid etnische minderheden, alsmede om ondernemers uit (andere) niet-westers georiënteerde herkomstlanden, dat wil zeggen Afrika, Azië (exclusief Japan en Indonesië), Zuid- en Midden-Amerika. 2

3 De tellingen uit tabel 1 zijn steeds gebaseerd op het handelsregister van de Kamers van Koophandel waarin alleen het geboorteland van de ondernemers wordt vastgelegd. Informatie over het geboorteland van de ouders ontbreekt, waardoor geen beeld verworven kan worden van het aantal tweede generatie allochtone ondernemers. Dit is wel mogelijk door de gegevens te koppelen aan de Gemeentelijke Basisadministratie GBA. In april 2006 hebben we een dergelijke koppeling met medewerking van het CBS voor alle gemeenten in Nederland gemaakt. Tabel 2 Aantal eerste én tweede generatie allochtone ondernemers in Nederland, in april 2006 Eerste generatie (april 2006) Tweede generatie* (april 2006) Totaal aantal allochtone ondernemers (april 2006) Tweede generatie als percentage van het totaal Oude etnische groepen in Nederland Italië % Portugal % Spanje % ex-joegoslavië % Griekenland % Turkije % Marokko % Tunesië % Kaapverdische eilanden % Nederlandse Antillen en Aruba % Suriname % China % Hongkong % Nieuwe etnische groepen in Nederland Irak % Iran % Afghanistan % Ethiopië % Somalië % Vietnam % Overige allochtone ondernemers % Totaal allochtone ondernemers % Bron: Kamers van Koophandel VVK en CBS; bewerking en analyse: ITS. * Tot de tweede generatie zijn enerzijds ondernemers gerekend die zelf in Nederland zijn geboren, maar van wie een of beide ouders in een niet-westers land is/zijn geboren, en anderzijds ondernemers die weliswaar in een niet-westers land zijn geboren, maar voor hun zesde jaar naar Nederland zijn gekomen 1. 1 Vaak wordt een pragmatisch onderscheid gemaakt tussen eerste en tweede generatie allochtonen aan de hand van het criterium geboorteland. Kenmerk van de eerste generatie allochtone ondernemers is dan dat zij elders geboren zijn en wel in een niet-westers georiënteerd land. Kenmerk van de tweede generatie allochtone ondernemers is dat zij zelf weliswaar in Nederland zijn geboren, maar dat hun vader en/of moeder geboren is/zijn in een niet-westers land. De sociale betekenis van het criterium geboorteland is echter vrij gering. Van veel meer belang is waar personen hun vormende jaren doorbrengen. Een kind dat in het buitenland geboren is, maar de gehele schooltijd in Nederland heeft doorgebracht, heeft een betere entree tot de Nederlandse samenleving dan een eveneens in het buitenland geboren kind dat pas op latere leeftijd naar Nederland is gekomen. Op basis van dergelijke argumenten wordt ervoor gepleit ook de elders geboren kinderen die vóór hun zesde jaar naar Nederland zijn geëmigreerd tot de tweede generatie te rekenen (zie bijvoorbeeld Smeets e.a., 2000; Tesser e.a. 1999). 3

4 Verschillende definities van tweede generatie Wanneer we de aantallen eerste generatie niet-westerse allochtone ondernemers in tabel 1 en tabel 2 met elkaar vergelijken dan lijkt het aantal eerste generatie ondernemers vanaf 2005 vrij snel af te nemen. Dit is echter niet het geval, maar het gevolg van verschillende definities. In tabel 1 zijn alle elders geboren ondernemers tot de eerste generatie niet-westers allochtone ondernemers gerekend. In tabel 2 zijn daarentegen de elders geboren ondernemers die voor hun zesde naar Nederland zijn gekomen niet tot de eerste maar tot de tweede generatie niet-westers allochtone ondernemers gerekend (zie ook voetnoot bij tabel 2). Aandeel tweede generatie ondernemers neemt snel toe In april 2006 tellen we bijna niet-westerse allochtone ondernemers, waarvan er ruim (24%) tot de tweede generatie worden gerekend. Op dit punt bestaan er grote verschillen tussen de diverse herkomstlanden. Het aandeel tweede generatie ondernemers is vooral hoog bij groepen die inmiddels al zo lang in Nederland verblijven dat hun hier geboren kinderen de leeftijd hebben bereikt waarop de keuze voor het zelfstandig ondernemerschap een reële optie is. Van de Spaanse ondernemers in Nederland is de tweede generatie inmiddels in de meerderheid. Maar ook bij de Antillianen en de Surinamers is inmiddels een aanzienlijk deel van de ondernemers van de tweede generatie. Bij de nieuwe etnische groepen in het algemeen personen die als erkend vluchteling of als asielzoeker naar Nederland zijn gekomen treffen we nog maar vrij weinig tweede generatie ondernemers aan. Het meest nog bij de Vietnamezen, maar deze groep is inmiddels ook al weer wat langer in Nederland. Tabel 3 Aantal nieuwe ondernemers dat bedrijf opricht of overneemt in de periode , naar herkomst en generatie* * De cijfers hebben betrekking op de periode januari-april * 1. Turkse oprichters/overnemers. eerste generatie tweede generatie totaal aantal nieuwe ondernemers (= 100%) Marokkaanse oprichters/overnemers. eerste generatie tweede generatie totaal aantal nieuwe ondernemers (= 100%) Surinaamse oprichters/overnemers. eerste generatie tweede generatie totaal aantal nieuwe ondernemers (= 100%) Antilliaanse oprichters/overnemers. eerste generatie tweede generatie totaal aantal nieuwe ondernemers (= 100%) Chinese oprichters/overnemers. eerste generatie tweede generatie totaal aantal nieuwe ondernemers (= 100%) Totaal niet-westers allochtone oprichters/ overnemers. eerste generatie tweede generatie totaal aantal nieuwe ondernemers (= 100%)

5 In de afgelopen 10 jaar is het aantal tweede generatie allochtone ondernemers snel toegenomen. Zij maken een steeds groter deel uit van de jaarlijkse starters (zie ook tabel 3), waarbij we hier onder starters niet alleen de ondernemers verstaan die een nieuw bedrijf oprichten maar óók de ondernemers die voor zichzelf beginnen door een bestaand bedrijf over te nemen en voort te zetten. In 1995 begonnen er in totaal niet-westerse allochtone ondernemers. Van deze waren er 630 (7%) van de tweede generatie. Nu, 10 jaar later, is inmiddels al bijna eenderde deel van de niet-westers allochtone starters (oprichters én overnemers) van de tweede generatie. Vooral vanaf 2000 stijgt het aandeel tweede generatie starters (oprichters én overnemers) snel. Veranderende samenstelling Er is niet alleen sprake van een snelle toename van de groep etnische ondernemers in Nederland, maar ook van veranderingen in samenstelling. Hierover valt meer te melden dan dat het aandeel tweede generatie ondernemers terrein wint. Er wordt wel eens gedacht dat we in Nederland betrekkelijk snel in een situatie zullen komen dat er geen eerste generatie allochtone ondernemers meer zullen zijn, maar alleen tweede en verdere generaties. Dit is echter niet waar. Tabel 3 brengt weliswaar in beeld dat er vooral vanaf 2000 sprake is van een relatieve toename van tweede generatie starters, maar tegelijkertijd brengt deze tabel in beeld dat er vanaf 2000 elk jaar circa eerste generatie starters (oprichters en overnemers) zijn en vooralsnog zal dit waarschijnlijk ook niet minder worden omdat er nieuwe migranten naar Nederland blijven komen. Wél is de categorie eerste generatie ondernemers geleidelijk aan verandering onderhevig. Twintig jaar geleden ging het hoofdzakelijk om personen die aanvankelijk als arbeidsmigrant naar Nederland waren gekomen. Langzaam maar zeker gaat het echter bij de eerste generatie ondernemers steeds meer om personen die in het kader van gezinshereniging/gezinsvorming naar Nederland zijn gekomen én om personen die als erkend vluchteling/asielzoeker naar Nederland zijn gekomen. Illustratief wat dit laatste betreft is dat de Irakezen en de Afghanen de laatste 10 jaar de relatief sterkste toename van het aantal ondernemers laten zien. Het aantal Iraakse ondernemers is van 120 in 1995 toegenomen naar in april Het aantal Afghaanse ondernemers is in deze periode van 10 jaar toegenomen van 40 naar 935. Tabel 4 Ondernemerschapsquote* in de vier grote etnische groepen 1998 (1e generatie)** 2000 (1e generatie)** 2004 (1e generatie) (1e en 2e generatie) (1 e en 2 e generatie) Turken 7.6% 9.0% 9.7% 11.5% 13.5% Marokkanen 3.4% 5.1% 5.4% 6.3% 7.3% Surinamers 3.9% 4.4% 4.4% 5.6% 6.4% Antillianen/Arubanen 3.4% 3.5% 3.7% 4.2% 4.7% Bron: Kamers van Koophandel en CBS; bewerking en analyse: ITS. * Aantal zelfstandig ondernemers uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking. ** Zowel voor 1998 als voor 2000 gaat op dat in de beroepsbevolking ook de tweede generatie is meegeteld. Bij het aantal ondernemers is in deze jaren echter uitsluitend het aantal eerste generatie meegeteld. Dit betekent in feite dat er van een onderschatting van de ondernemingsquote sprake is. Voor 2004 en 2005 zie de twee laatste kolommen in tabel 4 zijn ook de tweede generatie allochtone ondernemers in de berekening van de ondernemerschapsquote meegenomen. Voor 2004 is de situatie per medio van het jaar weergegeven. Voor 2005 gaat het om de situatie eind van dat jaar. De ondernemerschapsquote De gepresenteerde cijfers laten zien dat het aantal allochtone ondernemers de afgelopen 20 jaar flink is toegenomen. Echter, ook onder de autochtone bevolking is in diezelfde periode het zelfstandig onderne- 5

6 merschap duidelijk opgeleefd. In 1970 was 10% van de beroepsbevolking in Nederland zelfstandig ondernemer. Medio jaren tachtig was dit cijfer ook wel ondernemerschapsquote genoemd gedaald naar 8%, hetgeen een vermindering van het aantal zelfstandig ondernemers betekende van ruim ten opzichte van Sindsdien is er, zoals gezegd, sprake van een revival. De laatste jaren bedraagt de ondernemerschapsquote bij de autochtone beroepsbevolking steeds ongeveer 11%. Tabel 4 geeft de ondernemerschapsquote weer voor de vier grote etnische groepen in Nederland. Voor drie van de vier groepen geldt dat de quote in 2005 lager is dan die bij de autochtonen. Alleen Turken vormen een uitzondering: onder de Turkse beroepsbevolking in Nederland zitten relatief meer ondernemers dan onder de autochtone beroepsbevolking. Tegelijk laat tabel 4 zien dat de ondernemerschapsquote in de vier grote etnische groepen duidelijk sneller stijgt dan die onder de autochtone beroepsbevolking, waar die quote in de periode steeds tussen de 10.5 en 11.5% ligt. Dit betekent dat de allochtone groepen hun achterstand in de participatie aan het zelfstandig ondernemerschap aan het inlopen zijn, zij het in verschillend tempo. Tabel 5 Kenmerken van allochtone ondernemers (situatie april 2006) 1. Leeftijd % 35 jaar of jonger % jaar % ouder dan 50 totaal 2. % vrouw 3. % dat zelf nieuw bedrijf heeft opgericht Oude etnische groepen Italië 25% 49% 26% 100% 23% 66% Portugal 39% 47% 14% 100% 27% 78% Spanje 38% 47% 15% 100% 35% 75% ex-joegoslavië 38% 47% 15% 100% 23% 79% Griekenland 26% 55% 19% 100% 24% 51% Turkije 52% 44% 4% 100% 16% 60% Marokko 58% 36% 6% 100% 13% 67% Tunesië 32% 50% 18% 100% 18% 70% Kaapverdische eilanden 45% 48% 8% 100% 25% 77% Nederlandse Antillen en Aruba 38% 46% 16% 100% 29% 81% Suriname 33% 51% 16% 100% 29% 76% China 39% 46% 15% 100% 45% 35% Hongkong 21% 53% 27% 100% 33% 35% Nieuwe etnische groepen Irak 45% 46% 9% 100% 12% 62% Iran 30% 57% 13% 100% 22% 72% Afghanistan 56% 39% 4% 100% 11% 73% Ethiopië 33% 56% 10% 100% 22% 71% Somalië 68% 30% 1% 100% 7% 79% Vietnam 34% 50% 16% 100% 48% 65% Alle allochtonen ondernemers 41% 47% 12% 100% 24% 64% Autochtone ondernemers 21% 45% 34% 100% 28% 66% Bron: Kamers van Koophandel en CBS; bewerking en analyse: ITS. Leeftijd, geslacht en startsituatie Gemiddeld zijn de allochtone ondernemers met 38 jaar duidelijk jonger dan de autochtone ondernemers (gemiddeld 44 jaar). Van de allochtone ondernemers is 41% 35 jaar of jonger en 12% is 50 jaar of ouder. Onder de autochtone zelfstandig ondernemers zijn meer 50-plussers (34%) dan jongeren van hooguit 35 jaar (21%). Vooral onder de Turkse en Marokkaanse ondernemers bevinden zich veel jongere personen van hooguit 35 jaar (respectievelijk 52% en 58%) en komen 50-plussers nog heel weinig voor (zie tabel 5). 6

7 Deze verschillen hangen ondermeer samen met de demografische opbouw van de verschillende groepen in Nederland. Van de autochtone ondernemers is ruim een kwart (28%) vrouw. Bij de allochtone ondernemers is het aandeel van vrouwen met 24% wat lager. Het herkomstland speelt hierbij een grote rol. Bij de Iraakse, de Afghaanse, de Marokkaanse, de Somalische, de Tunesische en de Turkse ondernemers gaat het voor meer dan 80% om mannen. Bij de ondernemers uit Azië gaat het echter vaak om vrouwen. Van de Thaise ondernemers in Nederland is zelfs bijna driekwart (74%) vrouw. Bij de ondernemers afkomstig van de Filippijnen gaat dit op voor 72%. Ook hierbij dient te worden bedacht dat de demografische opbouw van groepen verschilt. Van de autochtone ondernemers is tweederde deel (66%) ondernemer geworden door zelf een nieuw bedrijf op te richten. De andere 34 procent heeft een bestaand bedrijf overgenomen en voorgezet. Bij de nietwesters allochtone bedrijven treffen we bijna eenzelfde verhouding tussen oprichters (64%) en overnemers (36%) aan. Binnen de diverse herkomstgroepen bestaan op dit punt echter aanzienlijke verschillen. Antillianen hetzelfde geldt voor Egyptenaren en Ghanezen starten (80% of meer) vaak met een nieuw bedrijf, terwijl Chinezen meestal ondernemer worden door een bestaand bedrijf over te nemen. Eerste en tweede generatie bedrijven In 2005 zijn er bijna niet-westers allochtone bedrijven voor kortere of langere tijd actief geweest. Er zijn meer allochtone ondernemers (zie tabel 2) dan allochtone bedrijven (zie tabel 6) omdat enerzijds in een aantal bedrijven sprake is van meer dan een ondernemer en omdat anderzijds in tabel 2 de Zuid-Europeanen wél zijn meegeteld en in tabel 6 niet. Tabel 6 laat zien dat het aantal niet-westers allochtone bedrijven in de periode meer dan verdubbeld is. Ook laat deze tabel zien dat het aandeel allochtone bedrijven dat gerund wordt door tweede generatie allochtone ondernemers, toeneemt van 5% in 1995 naar 16% in Kijken we alleen naar de nieuw ingeschreven bedrijven, dan blijkt dat in 2005 ruim één op de vijf startende allochtone bedrijven in handen was van een tweede generatie ondernemer. Dit wijst erop dat de tweede generatie in elk geval in kwantitatief opzicht belangrijker wordt. Verderop zullen we aangeven in hoeverre dit ook in kwalitatief opzicht het geval is. Tabel 6 Ontwikkeling van het aantal eerste en tweede generatie allochtone bedrijven in de periode Bedrijf is in handen van. Jaar Aantal bedrijven* 2e generatie ondernemer(s)** 1e generatie ondernemer(s) Combinatie 1e en 2e Totaal (6) 83 (83) 12 (11) 100% (7) 81 (81) 13 (12) 100% (8) 79 (79) 14 (13) 100% (11) 77 (80) 14 (9) 100% (14) 76 (76) 13 (10) 100% (22) 71 (68) 13 (10) 100% Bron: Kamers van Koophandel en CBS; bewerking en analyse: ITS. * Bij deze tabel is uitgegaan van de CBS-definitie van niet-westers allochtoon. Dat wil zeggen dat de bedrijven die gerund worden door Zuid-Europese ondernemers (Portugezen, Spanjaarden, Italianen en Grieken) en de bedrijven die gerund worden door ondernemers uit voormalig Joegoslavië niet zijn meegenomen. ** Ondernemers die in Nederland geboren zijn maar van wie een of beide ouders in een niet-westers land geboren is/zijn, én ondernemers die weliswaar in een niet-westers land geboren zijn maar voor hun zesde jaar naar Nederland zijn gekomen. *** Tussen haakjes is het aandeel in de startende bedrijven van het desbetreffende jaar weergegeven. 7

8 8 In: Migrantenstudies (2007), 23(2), pp Verklaringen Met de toename van het aantal allochtone ondernemers groeit ook de belangstelling van onderzoekers, aanvankelijk vooral cultureel-antropologen en sociologen. In hun probleemstelling overheerst een etnischcultureel perspectief. De opkomst van het etnisch ondernemerschap is in deze optiek terug te voeren op bepaalde karakteristieken van de migranten, met als belangrijke begrippen: etnische bronnen, etnische markten en etnische strategieën. Hierbij is er vooral veel aandacht voor informele sociale relaties en netwerken binnen etnische groepen, gebaseerd op familiebanden, op vertrouwen en op een gemeenschappelijke taal en cultuur. Deze uitgebreide informele etnische netwerken kunnen door starters en ondernemers uit de groep worden benut voor het vergaren van informatie, kapitaal en arbeid (Portes, 1998, 1995). In de literatuur wordt het begrip sociaal kapitaal gebruikt om het fenomeen van deze ondersteunende netwerken aan te duiden. Inmiddels is er van diverse kanten op gewezen dat dergelijk sociaal kapitaal weliswaar een belangrijke voorwaarde kan zijn voor economisch succes, maar dat dit fenomeen niet even sterk aanwezig is in alle groepen, dat het niet uniek is voor allochtonen en dat het bovendien geen garantie is voor succes. Soms kan het op de duur zelfs in een nadeel verkeren (zie bijvoorbeeld: Boissevain e.a., 1984; Flap e.a., 1998). Tegen het etnisch-culturele perspectief is terecht ingebracht dat ze te eenzijdig is, vooral omdat op deze wijze het etnisch ondernemerschap wordt voorgesteld als een verschijnsel dat ontstaat en bestaat binnen een economisch en institutioneel vacuüm (zie bijvoorbeeld: Rath & Kloosterman, 1998, Kloosterman, Van der Leun en Rath 1999). In een ander verklaringsmodel wordt het belang van structurele factoren voor de groei van het etnisch ondernemerschap benadrukt: marktmogelijkheden en de arbeidsmarkt. Veel migranten, met name veel arbeidsmigranten, hebben een laag opleidingsniveau en beheersen de Nederlandse taal gebrekkig. Hierdoor hebben zij te maken met achterstand en achterstelling op de arbeidsmarkt. Werkloosheid of gebrek aan perspectieven op de arbeidsmarkt kunnen dan een push-factor zijn om een eigen bedrijf op te starten. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw wordt een interactiemodel geformuleerd. Dit model veronderstelt dat het etnisch ondernemerschap verklaard kan worden door een dynamische fit tussen de lokale vraag en marktmogelijkheden enerzijds en specifiek etnische resources anderzijds (Waldinger, Aldrich & Ward 1990). Etnische strategieën zouden zo n werkzame verbinding kunnen realiseren. Het empirisch bewijs van die interactie en fit is echter nooit overtuigend geleverd (Light & Rosenstein, 1995). In een ruimere context Opmerkelijk is dat de opkomst van het etnisch ondernemerschap nog maar weinig in verband is gebracht met de algehele opkomst en herwaardering van ondernemerschap en kleinschalige bedrijvigheid. In veel landen, waaronder Nederland, is namelijk een toename te zien van zowel het aantal allochtone als het aantal autochtone ondernemers. Langzaam maar zeker komt er meer oog voor dat die toename te maken heeft met structurele veranderingen, vooral in de economie (Rath en Kloosterman, 1998). Trefwoorden zijn globalisering en regionalisering, vervanging van massaproductie en standaardproducten door flexibele productie van grotere variëteit. De verschuivingen in de economische structuur leiden onder meer tot een diensteneconomie waarbij stedelijke agglomeraties global cities een positief effect hebben op de vestiging van nieuwe en gevarieerde, zowel kennisintensieve als meer laagwaardige, kleinschalige bedrijvigheid. Dit overzicht laat zien dat men bij het verklaren en bevorderen van het etnisch ondernemerschap niet kan volstaan met onderzoek naar alleen de etnisch-culturele achtergrond van de ondernemers. Het etnisch ondernemerschap moet bestudeerd en geanalyseerd worden in haar ruimere context. Kloosterman e.a. (1999) hebben hiervoor het begrip mixed embeddedness geïntroduceerd. Daarmee geven ze aan dat de sociaaleconomische positie én de ontwikkelingsmogelijkheden van het etnisch ondernemerschap alleen dan goed begrepen kunnen worden, wanneer men er voldoende rekening mee houdt dat dit ondernemerschap niet alleen is ingebed in de sociale relaties en netwerken van de eigen etnische groep, maar ook in de economische, politieke en institutionele omgeving in het land van vestiging.

9 2. Etnisch ondernemerschap de perspectieven Wanneer het gaat over het wel of niet succesvol zijn van etnische ondernemers, vormt vaak de individuele ondernemer het uitgangspunt. De nadruk ligt op kansen die het ondernemerschap biedt aan individuen om hun eigen arbeidsplaats te scheppen en zodoende een inkomen te verwerven. Dit is ook zeker geen onbelangrijke graadmeter, maar het succes van allochtone ondernemers is niet alleen individueel maar ook maatschappelijk te definiëren. Op dit niveau zijn diverse criteria of maatstaven voor succes te hanteren waarvan we in het navolgende er twee aan de orde stellen: de bijdrage aan de economie en aan de leefbaarheid in grote steden. Daarnaast is ook van belang dat allochtone bedrijven een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de werkgelegenheid en integratie, niet alleen voor hen maar ook voor andere leden van de desbetreffende minderheden. Opmerkelijk genoeg is er echter nauwelijks onderzoek op dit gebied gedaan. Bijdrage aan de economie Er zijn meerdere maatstaven om de bijdrage van etnische ondernemers aan de economie te bepalen. Relevant is in elk geval de bijdrage aan de dynamiek en innovatiekracht van de economie door het toevoegen van nieuwe producten en diensten of nieuwe productie- en/of distributiewijzen. Een andere relevante maatstaf is de bijdrage die het etnisch ondernemerschap levert aan de internationalisering van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, dus aan grensoverschrijdende samenwerking. Innovatie en dynamiek Een belangrijke vraag is hier uiteraard of de producten en diensten die etnische ondernemers leveren, zich onderscheiden van het autochtone aanbod. Dit is duidelijk het geval. De horeca en de detailhandel maken dit waarschijnlijk het beste zichtbaar. Niet alleen gaat het om een grote variatie aan cafés, restaurants, winkels en andere bedrijfstypen (Turkse koffiehuizen, Italiaanse restaurants en ijssalons, Chinese restaurants, Vietnamese snackbars, Hindoestaanse videotheken, et cetera), maar de bedrijven in deze sectoren maken ook een substantieel deel uit van de totale allochtone bedrijvigheid in Nederland. Zo n 20 jaar geleden waren deze sectoren goed voor bijna tweederde deel van alle allochtone bedrijven in Nederland. En nog steeds zijn er veel allochtone winkels en horecabedrijven, meer zelfs dan 20 jaar geleden, maar door de zeer forse groei van het aantal allochtone bedrijven in andere sectoren is het relatieve aandeel van horeca en detailhandel gedaald naar 37%. De cijfers in tabel 7 laten zien dat de spreiding van de niet-westers allochtone ondernemers over de diverse economische sectoren langzaam maar zeker méér begint te lijken op die van de autochtone ondernemers. Tegelijk laat tabel 7 zien dat dit de resultante is van verschillende bewegingen bij de eerste en bij de tweede generatie allochtone ondernemers. De tweede generatie heeft wat betreft de branchekeuze altijd al vrij dicht aangesloten bij het branchekeuzepatroon van de autochtone ondernemers. Dit was namelijk ook al zo bij de tweede generatie allochtone ondernemers die er anno 1995 waren. Het aantal tweede generatie ondernemers is nu echter vele keren groter dan in 1995 en daarmee bepalen ze op dit moment het branchekeuzepatroon van de niet-westers allochtone ondernemers in duidelijk sterkere mate dan 10 jaar geleden. De eerste generatie wijkt in de branchekeuze nog steeds duidelijk af van het branchekeuzepatroon bij de autochtone ondernemers, maar de verschillen zijn in de afgelopen 10 jaar opnieuw kleiner geworden. In 1995 zat de helft van de toen actieve eerste generatie allochtone ondernemers in de groothandel en de horeca, terwijl dat 10 jaar later nog maar opgaat voor ruim eenderde deel van deze groep ondernemers. Tegelijkertijd is het aandeel ondernemers in de bouwnijverheid en in de dienstverlenende sectoren toegenomen van 20% in 1995 naar 34% in Kijken we naar de spreiding van de bedrijven over de diverse economische sectoren dan worden de verschillen tussen allochtone en autochtone ondernemers dus steeds kleiner. Dat neemt niet weg dat op bedrijfsniveau veel allochtone ondernemers zich nog steeds duidelijk onderscheiden van de autochtone collega s in de sector. Er zijn bijvoorbeeld aanzienlijke verschillen tussen allochtone en autochtone supermark- 9

10 ten, zowel wat betreft assortiment als lay out en presentatie. Overigens zien we hier tegelijkertijd nog een andere ontwikkeling. Zo blijkt dat van de 849 Italiaanse restaurants die medio 2000 in Nederland aanwezig waren, nog maar iets meer dan eenderde in handen was van Italiaanse ondernemers. Bijna de helft van deze restaurants werd toen al gedreven door ondernemers afkomstig uit Turkije en Egypte. Ook in andere bedrijfstypen voltrekt zich dit proces, dat in de literatuur aangeduid wordt met de term vacancy chain: de meest recente nieuwkomers betreden de vrijkomende posities aan de onderkant van de maatschappelijke ladder, die door de vóór hen gekomen nieuwkomers verruild zijn voor posities hogerop. Tabel 7 Alle in een bepaald jaar geregistreerde (allochtone) bedrijven naar sector, periode (aantallen niet-westers allochtone bedrijven conform CBS-definitie) Sector*: totaal Niet-westers allochtone bedrijven** % = % = % = % = Eerste generatie % = % = % = % = Tweede generatie % = % = % = % = Autochtone bedrijven % = % = % = % = Bron: Kamers van Koophandel en CBS; bewerking en analyse: ITS. * Sector 1 = landbouw/bosbouw 6 = detailhandel 2 = industrie 7 = horeca 3 = bouwnijverheid 8 = vervoer, communicatie 4 = handel/reparatie auto s 9 = zakelijke dienstverlening 5 = groothandel 10 = persoonlijke dienstverlening ** Het totaal aantal niet-westers allochtone bedrijven is groter dan de aantallen bedrijven van eerste en tweede generatie tezamen. Dit komt omdat de categorie bedrijven combinatie van eerste en tweede generatie wel in het totaalaantal is meegenomen, maar verder niet als aparte categorie in deze tabel is gehanteerd. Er is nog maar weinig bekend over de tweede generatie allochtone ondernemers, maar er zijn wel signalen dat ook zij er vaak in slagen op eigen wijze vorm te geven aan het ondernemerschap (zie ook Rusinovic in dit nummer). Vaak zijn zij beter opgeleid dan hun ouders, waardoor ze bij het ondernemerschap meer keuzemogelijkheden hebben. Het stijgend aandeel van de zakelijke en persoonlijke dienstverlening 10

11 (zie tabel 7) komt voor een belangrijk deel voor rekening van allochtone ondernemers die hier in Nederland geboren of getogen zijn. De verschillen in branchekeuze gaan echter nog verder. De tweede generatie kiest niet alleen vaker voor de zakelijke dienstverlening dan de eerste, maar ook binnen deze sector maken tweede generatie ondernemers vaak andere keuzes dan de eerste generatie. Gaat het bij de eerste generatie veelal om schoonmaakbedrijven en uitzendbureaus, de tweede generatie kiest veel vaker voor hoogwaardige diensten zoals een adviesbureau, een onderzoeksbureau, een administratiekantoor, een softwarebedrijf of een publicrelationsbureau. Een bijkomend voordeel is dat zo deskundige ondersteuning en advisering beschikbaar komt voor eerste generatie allochtone ondernemers in hun eigen taal en afgestemd op hun eigen normen en gebruiken. Het belang hiervan is ook door de politiek onderkend. Zo vormt het stimuleren van deskundige ondersteuning uit eigen kring, toegespitst op de administratie van bedrijfsprocessen, één van de aandachtspunten in het medio 2005 gepresenteerde Actieplan Nieuw Ondernemerschap (Ministerie van Economische Zaken). Overigens zien we ook binnen andere sectoren dan de zakelijke dienstverlening verschillen in branchekeuze tussen de eerste en de tweede generatie allochtone ondernemers. Daarbij valt op dat de tweede generatie vaker aangetroffen wordt in nieuwere bedrijfstypen. Waar de eerste generatie in de horeca zich slechts beperkt bezighoudt met cateringactiviteiten, komen deze bij de tweede generatie juist het meest voor. Bij de nieuwe bedrijfstypen gaat het ook om etnische niches. Een voorbeeld hiervan zien we in de sector persoonlijke dienstverlening. De eerste generatie die in deze sector actief is, heeft vaak een autoen/of motorrijschool. De tweede generatie daarentegen is vooral bedrijfsmatig actief op het gebied van cultuur, recreatie en sport. Een aantal tweede generatie allochtone ondernemers weet zijn kennis van twee landen Nederland én het herkomstland van de ouders succesvol te vermarkten. Vooral de organisatie van culturele activiteiten vormt blijkbaar een aantrekkelijke niche voor de tweede generatie. Ook wat betreft het soort product of dienst dat ondernemers leveren en de klanten zijn er verschillen. Zo richten tweede generatie ondernemers richten zich vaker op autochtone klanten dan de eerste generatie (Rusinovic, 2006). Grensoverschrijdende samenwerking Slechts een zeer beperkt deel van de autochtone MKB-ondernemers onderhoudt zakelijke relaties met ondernemers in andere landen. De algemene opvatting is dat hier veel kansen blijven liggen. Uit onderzoek is inmiddels een wezenlijke hindernis naar voren gekomen: MKB-ondernemers hebben meestal geen of slechts zeer beperkt zicht op markten over de grens. Dit komt vooral doordat zij niet beschikken over vertrouwde aanspreekpunten op deze markten die hun wegwijs kunnen maken of hen kunnen helpen de juiste zakelijke partners te vinden (Van den Tillaart & Busse, 1994). Bij allochtone ondernemers ligt dit vaak anders. Niet alleen hebben zij zelf (of via hun ouders en familie) goede toegang tot markten in hun herkomstland, dat geldt ook voor veel markten daarbuiten. De meeste etnische groepen zijn immers ook naar tal van andere landen dan Nederland uitgezwermd. Er is tot nog toe weinig onderzoek gedaan naar de betekenis van dergelijke grensoverschrijdende netwerken, en ook in de politiek vormt het (nog) geen thema. Voor zover er wél sprake is van onderzoek, richt zich dit hoofdzakelijk op transnationaal ondernemerschap van eerste generatie ondernemers in de vorm van zakelijke relaties tussen deze allochtone ondernemers en hun herkomstland (zie bijvoorbeeld: Maas, 2005). Een uitzondering vormt het recent verschenen proefschrift van Katja Rusinovic (2006). Zij heeft een vergelijking gemaakt van de mate waarin eerste én tweede generatie ondernemers zakelijke relaties onderhouden met hun herkomstland. Dit blijkt bij de tweede generatie wat minder vaak het geval te zijn (35%) dan bij de tweede generatie (49%). Rusinovic spreekt op basis van haar onderzoek het vermoeden uit dat dergelijke zakelijke contacten met het herkomstland voor de eerste generatie ondernemers vooral een noodzaak vormen, terwijl ze voor de tweede generatie eerder te kenschetsen zijn als een (strategische) keuze (Rusinovic, 2006). Wil er grensoverschrijdende samenwerking van autochtone en allochtone ondernemers van de grond komen, dan moeten zij uiteraard eerst óók hier in Nederland samenwerken. Dit is echter nog weinig het geval. Vooral allochtone ondernemers sluiten zich nog maar mondjesmaat aan bij reguliere verenigingen en organisaties van ondernemers op lokaal en sectoraal niveau, al gebeurt dit bij de tweede generatie al 11

12 meer dan bij de eerste generatie (Rusinovic, 2006). Er zijn in het verleden al wel initiatieven ontplooid om dit te verbeteren, maar in het Actieplan Nieuw Ondernemerschap wordt onderkend dat op dit terrein nog steeds veel te winnen valt. Bijdrage aan de leefbaarheid in grote steden Er wordt weliswaar langzaam iets meer spreiding zichtbaar, maar niettemin gaat toch nog vooral op dat de allochtone bedrijven in Nederland in sterke mate zijn geconcentreerd in de grote steden. In 2004 was bijna tweederde deel van hun bedrijven gevestigd in een van de 30 grootste steden. De vier grote steden alleen al hebben een aandeel van 43% van alle allochtone bedrijven: in Amsterdam 19%, in Rotterdam 11%, in Den Haag 10% en in Utrecht 3%. In deze steden bevinden zich zogenaamde concentratiewijken die als broedplaatsen van (vooral) allochtoon ondernemerschap fungeren. Leegkomende horecapanden en winkels worden vaak overgenomen door allochtone starters, van wie de bedrijven bijdragen aan het behoud van een adequate voorzieningenstructuur op wijkniveau. Dat is niet alleen belangrijk voor oudere en minder mobiele mensen, maar in feite voor iedereen in de wijk: het leidt tot ontmoetingen en contacten tussen de bewoners, en bevordert daarmee sociale cohesie. Bij stadsvernieuwing is het van belang de broedplaatsfunctie van deze wijken voor ondernemerschap intact te laten. Er zijn signalen dat juist het stimuleren van allochtoon ondernemerschap perspectief biedt om leegstand en dus verpaupering van concentratiewijken tegen te gaan (zie bijvoorbeeld: Etnische wijk trekpleister. Verpaupering gekleurde buurt verdwijnt vanzelf in: Het Parool van zaterdag 13 november 2004). Bij de grote gemeenten staat het thema (etnisch) ondernemerschap al langer op de agenda. Vaak heeft het grotestedenbeleid hieraan een extra stimulans gegeven. In kleinere gemeenten ligt dit meestal (nog) anders. Voor zover er daar sprake is van specifiek ondernemers- of startersbeleid ontbreekt gerichte aandacht voor etnisch ondernemerschap. Mogelijkheden die er zijn om ondernemerschap te stimuleren, zoals de Bbzregeling (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen), worden vaak nauwelijks of zelfs helemaal niet benut (REWIN, 2004). 3. De rol van twee relevante instituties In het Actieplan Nieuw Ondernemerschap worden verschillende initiatieven aangekondigd om niet alleen méér maar ook bétere nieuwe ondernemers te krijgen. Dit moet echter vooral op lokaal niveau zijn beslag krijgen. De gemeenten kunnen daarbij een belangrijke voorwaardenscheppende rol spelen, maar dit blijkt nog lang niet altijd het geval te zijn. We willen hier kort stilstaan bij twee andere instituties die op lokaal niveau van groot belang zijn voor (startende) ondernemers, namelijk de Kamer van Koophandel en de banken. De kernvraag: is de dienstverlening van deze instituties afgestemd op allochtone ondernemers? Kamer van Koophandel In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw ontstond bij de Kamers van Koophandel een model voor startersopvang dat tot de dag van vandaag haar invloed doet gelden. In de genoemde decennia nam het aantal starters fors toe. Om aan de informatievraag te voldoen, kozen de kamers voor een generieke benadering. Voorbeelden van activiteiten die voor starters werden georganiseerd: oriëntatiemiddagen, opstellen en verspreiden van (standaard) schriftelijk informatiemateriaal (bijvoorbeeld de brochures Het ondernemingsplan en Valse Start ) en de cursus Een eigen bedrijf beginnen. In dit model ligt het accent op zelfselectie, gevolgd door een nadruk op zelfredzaamheid. Ondersteuning blijft beperkt tot collectieve workshops, algemene voorlichting en schriftelijke informatievoorziening individuele begeleiding door publieke instanties is slechts in beperkte mate mogelijk. Het nadeel van deze generieke aanpak is dat die behoorlijke eisen aan de starter stelt. Daarmee lijkt de startersopvang te zijn toegesneden op de (tamelijk) kansrijke starters, en dan nog vooral op mannen. Begrijpelijk, want zo zag in de jaren zeventig, tachtig en begin negentig van de vorige eeuw dé starter eruit. Het model beantwoordt echter niet meer aan de behoeften van de beginnende ondernemer in het Nederland van de 21 e eeuw. Op de eerste plaats is de groep ondernemers veel heterogener van samenstelling gewor- 12

13 den. Terwijl het totale aantal starters tot voor kort daalde, is het aantal vrouwelijke en allochtone starters enorm gestegen. Bovendien gaat het steeds vaker om starters die het ondernemerschap combineren met een parttime baan, een opleiding of een uitkering, de zogenaamde hybride starters. In een onderzoek van de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (Dirks, Rosenbrand & Bosma, 2003) wordt becijferd dat deze term inmiddels van toepassing is op vier van de tien starters. De diversiteit in geslacht, opleidingsniveau, taalvaardigheid, ondernemersvaardigheid, kennis en vertrouwdheid met de Nederlandse samenleving maakt een uitsluitend generieke aanpak ongeschikt. De zeer uiteenlopende ondernemersconcepten en achtergronden maken het niet zinvol uit te gaan van een standaardaanpak bij het ontwikkelen van een ondernemersplan en het opzetten en exploiteren van het nieuwe bedrijf. Het principe van zelfredzaamheid veronderstelt bovendien dat starters beschikken over toegang tot de benodigde informatie(kanalen) en netwerken, inzicht hebben in relevante wet- en regelgeving en relevante instanties en besef hebben van een goede voorbereiding. In de praktijk voldoen echter lang niet alle starters aan al deze voorwaarden en kunnen mensen met bijvoorbeeld een achterstand in ondernemersvaardigheden of contacten onbewust en ongewild verder op achterstand worden gezet. Inmiddels veel initiatieven en projecten De hierboven geschetste problemen zijn ook door de Kamers onderkend en vooral in de gebieden met veel allochtonen zijn in de afgelopen jaren steeds meer initiatieven en projecten opgezet. Zonder over een enigermate compleet overzicht te beschikken is echter al wel duidelijk dat de variatie en inhoud en aanpak van deze initiatieven en projecten groot is. Er zijn projecten die zich richten op allochtone ondernemers in het algemeen, terwijl in andere gevallen wordt ingezoomd op een specifieke groep wat betreft etniciteit of branche. Er zijn projecten waarin een specifiek aanbod voor allochtone ondernemers is ontwikkeld en er zijn projecten waarin geprobeerd is het bestaande reguliere aanbod beter te laten benutten door allochtone ondernemers, bijvoorbeeld door voorlichters en adviseurs een speciale training te laten volgen. Er zijn projecten waarin geprobeerd is de allochtone ondernemer naar de bestaande reguliere instellingen te krijgen en er zijn projecten waarin de instellingen naar de ondernemer zijn gegaan, bijvoorbeeld via het openen van een nevenvestiging in gebieden met veel allochtone ondernemers of via het opzetten van wijk in bedrijf projecten. Er zijn projecten waarin Kamers op de traditionele manier geprobeerd hebben contact te krijgen met allochtone ondernemers en er zijn initiatieven waarbij voor dit doel (sleutel)personen uit de doelgroepen zelf zijn ingeschakeld, bijvoorbeeld door personeel uit de doelgroepen in dienst te nemen. Onze voorlopige indruk is dat er weliswaar veel energie in deze projecten is gestoken, maar veel minder aandacht is uitgegaan naar coördinatie, afstemming én uitwisseling van opgedane ervaringen. Van een systematische evaluatie is geen sprake, waardoor over de effecten geen uitspraken kunnen worden gedaan. Banken en kredieten Er wordt nogal eens gesteld dat allochtone starters minder kans maken om hun bedrijfsstart door een bank gefinancierd te krijgen dan autochtone starters (zie bijvoorbeeld Ministerie van Economische Zaken, 2005). Banken ontkennen dat zij hierin een verschil zouden maken. Zij zeggen kredietaanvragen primair te beoordelen aan de hand van objectieve criteria. Zij letten daarbij op de inbreng van zekerheden, de te verwachten rentabiliteit van het bedrijf en de kwaliteit van het ondernemingsplan (Jansen & Wever, 2006). Een probleem is dat er weinig onderzoek is gedaan naar de financiering van allochtone bedrijven, en dat er dus heel weinig goed feitenmateriaal voorhanden is. Dit impliceert dat we hier de nodige voorzichtigheid moeten betrachten. Wel zijn er aanwijzingen dat er verschil is in het benodigde startkapitaal: dit ligt bij allochtone ondernemers meestal tussen de 10 en de 20 duizend euro, terwijl het bij autochtone starters meestal minder dan 10 duizend euro of juist meer dan 40 duizend euro bedraagt (Wolff & Rath, 2000). Bij allochtone starters gaat het dus relatief vaak om kleine, voor banken minder aantrekkelijke, kredieten. Een tweede gegeven dat mogelijk van belang is, betreft de startleeftijd. Die ligt bij Turkse en Marokkaanse starters lager dan bij autochtone starters. Waarschijnlijk betekent dit dat zij gemiddeld over minder eigen startkapitaal beschikken dan autochtone starters, en dat geeft méér risico voor een bank. Een derde punt dat 13

14 mee kan spelen, tot slot, is de kwaliteit van het ondernemersplan. Bekend is dat allochtone starters hieraan minder belang toekennen en ook minder vaak dan autochtone starters over een goed uitgewerkt ondernemersplan beschikken. Er lijken dus enkele objectieve gegevens voorhanden die kunnen verklaren waarom allochtone starters met minder kans op succes bij banken aankloppen dan autochtone starters. Onduidelijk is echter of de genoemde factoren ook een afdoende verklaring vormen. Banken letten immers bij een aanvraag ook op de persoon van de ondernemer. De kans dat hiermee subjectieve zaken insluipen in het beoordelingsproces is zeker niet denkbeeldig. En wellicht speelt statistische discriminatie een rol: de beoordelaars laten zich leiden door gegevens over groepen ondernemers in plaats van door de individuele capaciteiten van de desbetreffende starters. Zo is het mogelijk dat gegevens over de, gemiddeld genomen, lagere overlevingskansen van allochtone bedrijven een rol spelen bij de beoordeling, terwijl dergelijke cijfers op zich niets zeggen over de overlevingskansen van individuele bedrijven. Tabel 8 Ontwikkeling van de overlevingskansen van startende ondernemers in de periode Jaar Absoluut aantal starters* Percentage dat nog over is na jaar 1993-starters. autochtoon e generatie e generatie starters. autochtoon e generatie e generatie starters. autochtoon e generatie e generatie starters. autochtoon e generatie e generatie starters. autochtoon e generatie e generatie starters. autochtoon e generatie e generatie Bron: Kamers van Koophandel en CBS; bewerking en analyse: ITS. * Onder starters zijn hier verstaan: ondernemers die een nieuw bedrijf opgericht hebben. Een interessante vraag is overigens of er verschil is tussen eerste en tweede generatie allochtone ondernemers wat betreft financieringssucces. De overlevingskansen van de tweede generatie starters zijn namelijk duidelijk beter dan die van de eerste generatie én vanaf 2000 zelfs wat beter dan die van 14

15 autochtone starters (zie tabel 8). De meest recente jaren 2004 en 2005 zijn niet in deze tabel opgenomen, maar ook in deze jaren blijken de overlevingskansen van tweede generatie starters beter dan die van autochtone starters. Hoe het ook zij, duidelijk is dat er rond de financiering door banken nog altijd meer vragen dan antwoorden zijn. Tegelijkertijd is goed zichtbaar dat banken steeds meer belangstelling krijgen voor de snel groeiende groep allochtone ondernemers. Zo voeren banken onderzoek uit naar allochtone ondernemers of treden als opdrachtgever voor dergelijk onderzoek op en stimuleren of sponseren zij publicaties over en projecten voor allochtone ondernemers. Er zijn ook banken die een fonds hebben ingesteld voor microkredieten of die expliciet bedrijfsadviseurs uit allochtone groepen hebben aangetrokken, om enkele voorbeelden te noemen. 4. Samenvatting en nabeschouwing Bijna 25 jaar geleden hekelde Frank Bovenkerk in een artikel in Intermediair de geringe aandacht die de sociale wetenschappen en de politiek voor het zelfstandig etnisch ondernemerschap aan de dag legden. Bovenkerk sprak over een opvallende nalatigheid, omdat de internationale literatuur leert dat het zelfstandig ondernemerschap een klassieke route is voor maatschappelijk welslagen. In deze bijdrage hebben we geprobeerd de balans van dit moment op te maken aan de hand van de volgende vragen: In welke mate is er nu zicht op de omvang en de aard van het ondernemerschap in etnische groepen? Worden de perspectieven benut die het etnisch ondernemerschap in potentie biedt voor de versterking van de economie? En hebben instituties die relevant zijn voor het ondernemerschap hun dienstverlening adequaat afgestemd op deze nieuwe groep ondernemers? Er bestaat inmiddels een redelijk goed inzicht in het aantal allochtone ondernemers en bedrijven. Ook is duidelijk hoe dit aantal zich in de afgelopen 20 jaar heeft ontwikkeld: het is zeer sterk toegenomen, ook in de jaren met een tegenzittende conjunctuur. De groei van het aantal allochtone ondernemers is naar verhouding veel groter dan die van autochtone ondernemers in de vergelijkbare periode. Dit betekent dat men de achterstand op dit terrein aan het inlopen is. In totaal waren er begin 2006, conform de CBSdefinitie, ongeveer allochtone ondernemers in Nederland. Tellen we ook de Zuid-Europeanen mee (Italianen, Portugezen, Spanjaarden en Grieken) en de ex-joegoslaven dan bedraagt het aantal zelfstandige allochtone ondernemers begin 2006 zelfs Een snel toenemend aantal van hen betreft mensen die in Nederland geboren zijn of voor hun zesde levensjaar naar Nederland zijn geëmigreerd: er is dus een snel groeiende groep tweede generatie allochtone ondernemers. Maar ook de eerste generatie allochtone ondernemers verandert. Enkele decennia geleden ging het vooral om arbeidsmigranten, tegenwoordig gaat het echter meer om personen die in het kader van gezinshereniging/gezinsvorming of als erkend vluchteling/asielzoeker naar Nederland zijn gekomen. Een wereld te winnen Allochtone ondernemers hebben duidelijk vernieuwing in de Nederlandse economie gebracht. Een belangrijk deel van hen vindt zijn bestaansgrond in het leveren van producten en diensten waarmee de desbetreffende groepen in hun herkomstland vertrouwd waren, maar die hier in Nederland nog niet bekend waren of aangeboden werden. Veel van deze producten en diensten worden inmiddels ook door autochtonen op waarde geschat. Allochtone ondernemers van de tweede generatie hebben door hun hier gevolgde opleiding en hun vertrouwdheid met de Nederlandse taal en samenleving meer keuzemogelijkheden, en ze benutten die ook. Zij worden veel minder vaak dan eerste generatie allochtone ondernemers aangetroffen in de handel en de horeca, en juist veel vaker in de zakelijke en persoonlijke dienstverlening. Bijkomend voordeel is dat op deze manier tevens deskundige ondersteuning en advisering van eerste generatie ondernemers beschikbaar komt, in hun eigen taal en afgestemd op hun eigen gewoonten. Verder zijn er signalen dat sommige tweede generatie allochtone ondernemers hun specifieke situatie zij hebben kennis van en toegang tot meerdere landen, in elk geval Nederland en het herkomstland van de ouders succesvol weten te benutten. Op dit punt hebben allochtone ondernemers een duidelijke 15

16 voorsprong op hun autochtone collega s, want deze beschikken meestal niet over contacten buiten de eigen landsgrenzen. Dit vormt tegelijkertijd de belangrijkste verklaring voor een zwak punt van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, namelijk de beperkte internationale samenwerking. Allochtone ondernemers, vooral die van de tweede generatie, zouden hier een voor beide partijen perspectiefrijke makelaarsrol kunnen vervullen. Wellicht dat dit incidenteel ook al wel gebeurt, maar de mogelijkheden worden nog maar heel beperkt benut. Dat komt vooral doordat er hier in Nederland niet wordt samengewerkt tussen autochtone en allochtone ondernemers. Het is van groot belang dat zo n samenwerking op gang wordt gebracht, want dan valt er bijna letterlijk een wereld te winnen. Allochtoon ondernemerschap kan niet alleen een (nog) grotere bijdrage aan de economie leveren, maar waarschijnlijk ook aan de integratie van groepen minderheden. Kernelementen van integratie zijn deelname aan arbeid en aan onderwijs. Allochtone bedrijven kunnen hiervoor mogelijkheden scheppen, niet alleen voor de ondernemers zelf maar ook voor andere leden uit de desbetreffende groepen, bijvoorbeeld door stageplaatsen en (leer)arbeidsplaatsen aan te bieden. In het overheidsbeleid heeft dit tot nog toe, ten onrechte, nauwelijks aandacht gekregen. Zoals gezegd zijn ook veel autochtone Nederlanders de producten en diensten van allochtone ondernemers gaan waarderen. Op basis hiervan zou men een snellere spreiding van de allochtone bedrijvigheid over Nederland verwachten. Wellicht speelt hierbij een rol dat het institutionele klimaat nog niet overal even gunstig is. Hierbij kan men denken aan de dienstverlening van de gemeentelijke overheid, de Kamer van Koophandel en banken, maar ook van intermediairs op het gebied van bedrijfshuisvesting. In een recent onderzoek naar vraag en aanbod van kleinschalige bedrijfshuisvesting komt bijvoorbeeld naar voren, dat verhuurders en makelaars bij het zoeken van kandidaat-huurders voor bedrijfshuisvesting vooral op zeker gaan. Dit betekent dat gevestigde ondernemers voorrang krijgen boven starters, en dat binnen de groep starters autochtonen eerder in aanmerking komen dan allochtonen (Van den Tillaart e.a., 2005). In de grote steden in het westen van Nederland zijn de instituties inmiddels vaak mede als gevolg van beleidsinterventies en andere initiatieven redelijk vertrouwd met het etnisch ondernemerschap en de specifieke eisen die zij aan hun dienstverlening stelt. In de rest van Nederland lijkt dit, uitzonderingen daargelaten, vooralsnog niet het geval. Onze eindconclusie is dan ook dat zowel vanuit de sociale wetenschappen als vanuit de politiek en diverse andere instituties meer aandacht is gekomen voor het etnisch ondernemerschap. Dit heeft zeker resultaten gehad, maar duidelijk is ook dat de perspectieven die het etnisch ondernemerschap biedt nog lang niet allemaal voldoende onderkend en benut worden. Om verdere vooruitgang te boeken, zijn niet alleen (nieuwe) initiatieven nodig, maar is ook coördinatie, afstemming en evaluatie van deze initiatieven geboden. Noten *Harry van den Tillaart is onderzoeker bij ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Hij heeft zich gespecialiseerd op het gebied van arbeidsvraagstukken, in het bijzonder op het gebied van allochtoon ondernemerschap, medezeggenschap en de ondernemingsraad. 16

17 Literatuur ABN AMRO & VNO-NCW (2000). Het nieuwe ondernemen. Den Haag: ABN AMRO/VNO. Boissevan, J., A. Choenni & H. Grotenbreg (1984). Een kleine baas is altijd beter dan een grote knecht. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Bovenkerk, F. (1982). Op eigen kracht omhoog. Etnisch ondernemerschap en de oogkleppen van het minderhedencircuit. In: Intermediair, 18 (8), 1-2. CBS (2001). Allochtonen in Nederland. Voorburg/Heerlen: CBS. Dirks, F., M. Rosenbrand & N. Bosma (2003). De overstap naar het ondernemerschap: levensloop, beweegredenen en obstakels. Tilburg: OSA EIM (2004). Monitor etnisch ondernemerschap. Zoetermeer: EIM. Flap, H., A. Kumcu & B. Bulder (1998). The social capital of ethnic entrepreneurs and their business success. In: J. Rath (ed.) Immigrant business on the urban economic fringe. A case for interdisciplinary analysis. Handmills, Basingstoke, Hampshire: McMillan Press. Jansen, G. & L. Wever (2006). Etnisch ondernemerschap Nieuwe markten vragen nieuwe benaderingen. Eindhoven. Kloosterman, R., J. van der Leun & J. Rath (1999). Mixed Embeddedness: (In)formal Economic and Immigrant Business in the Netherlands. In: International Journal of Urban and Regional Research, 23 (2), Light, I. & C. Rosenstein (1995) Expanding interaction theory of entrepreneurship. In: Portes, A. (Ed), The economic sociology of immigration, Essays on networks,ethnicity and entrepreneurship. New York: Russell Sage. Maas, M. (2005). Transnational entrepreneurship: exploring determinants and impacts of a Dutch-based Filipino immigrant business. In: Asian and Pacific Migration Journal, 14 (1-2), Ministerie van Economische Zaken (1989). Kabinetsstandpunt Beleid inzake het ondernemerschap van personen uit etnische minderheidsgroepen. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. Ministerie van Economische Zaken (2005). Actieplan Nieuw ondernemerschap : Kansen benutten. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken. Portes, A. (1998). Social capital: its origins and applications in modern sociology. In: Annual Review of Sociology, 24 (1), Portes, A. (Ed.) (1995). The economic sociology of immigration, essays on networks, ethnicity and entrepreneurship. New York: Russell Sage Foundation. Rath, J. (1997). Een zaak van buitenstaanders: Het onderzoek naar immigranten ondernemerschap. In: Migrantenstudies, 13 (4), Rath, J. & R. Kloosterman (1998). Bazen van buiten: naar een nieuwe benadering voor het zelfstandig ondernemerschap van immigranten. In Rijp en Groen: het zelfstandig ondernemerschap van immigranten in Nederland. Amsterdam: Het Spinhuis: Rath, J. (2002). Tussen souterrain en dakterras: wonen als motor voor maatschappelijke kansen. Ondernemerschap en werkgelegenheid in de buurt. Nieuwegein: VROM. Rath, J. (2004). Feeding the Festive City. Immigrant entrepreneurs and tourist industry. In: E. Guild & J. van Selm (Eds.), International migration and security: opportunities and challenges. London and New York: Routledge. REWIN (2004). Equal opportunities. Een inventariserend onderzoek naar de positie van allochtoon ondernemerschap in West-Brabant. Breda: REWIN. Rusinovic, K. (2006). Dynamic entrepreneurship. First and second generation immigrant entrepreneurs in Dutch Cities. Amsterdam: Amsterdam University Press. Smeets, H., E. Martens & J. Veenman (2000). Jaarboek minderheden. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. 17

18 Spaan, E., F. Hillmann & T. van Naerssen (2005). Asian migrants and European labour markets. London/New York: Routledge. Tesser, P., J. Merens & C. van Praag (1999). Rapportage minderheden Den Haag: SCP. Tillaart, H, van den & T. Reubsaet (1988). Etnisch ondernemerschap in Nederland. Nijmegen: ITS. Tillaart, H. van den & E. Poutsma (1998). Een factor van betekenis. Zelfstandig ondernemerschap van allochtonen in Nederland. Nijmegen: ITS. Tillaart, H. van den (2001). Monitor etnisch ondernemerschap Zelfstandig ondernemerschap van etnische minderheden in Nederland in de periode Nijmegen: ITS. Tillaart, H. van den (2004). Demografie etnisch ondernemerschap in de detailhandel. Den Haag: HBD. Tillaart, H. van den & G. Busse (1994). Unternehmer ohne Grenzen? Nijmegen: ITS. Tillaart, H. van den, J. Warmerdam, E. Bruin, & M. Eppink (2005). Kleinschalige bedrijfshuisvesting. Onderzoek naar vraag en aanbod van kleinschalige bedrijfshuisvesting in Utrecht Westflank. Nijmegen: ITS. Waldinger, R., H. Aldrich & R. Ward (1990). Ethnic entrepreneurs. Immigrant business in industrial societies. Newbury Park: Sage. Wolff, R. & J. Rath (2000). Centen tellen. Een inventariserende en verkennende studie naar de financiering van immigrantenondernemingen. Amsterdam: Het Spinhuis. 18

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Factsheet Demografische ontwikkelingen Factsheet Demografische ontwikkelingen 1. Inleiding In deze factsheet van ACB Kenniscentrum aandacht voor de demografische ontwikkelingen in Nederland en in het bijzonder in de provincie Noord-Holland.

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Migrantenouderen in cijfers

Migrantenouderen in cijfers Migrantenouderen in cijfers Roelof Schellingerhout 1. Aantallen en demografie 2. Prognose 3. Inkomenspositie 4. Gezondheid en welzijn Aantallen en demografie Aantal (migranten) ouderen, 1 januari 2017

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

EIM onderdeel van Panteia

EIM onderdeel van Panteia EIM onderdeel van Panteia Monitor nieuw ondernemerschap 2006 Onderzoek voor Bedrijf & Beleid Monitor nieuw ondernemerschap 2006 Zoetermeer, 30 januari 2007 Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie

Nadere informatie

11. Stijgende inkomens

11. Stijgende inkomens 11. Stijgende inkomens Tussen 1998 en 2000 is het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone huishoudens sterker toegenomen dan dat van autochtone huishoudens. De niet-westerse huishoudens hadden in

Nadere informatie

De positie van etnische minderheden in cijfers

De positie van etnische minderheden in cijfers De positie van etnische minderheden in cijfers tabel b.. Omvang van de allochtone bevolking in Nederland naar herkomst (00 en prognose voor 00 en 0), aantallen x 00, per januari Bron: CBS, Allochtonen

Nadere informatie

4. Kans op echtscheiding

4. Kans op echtscheiding 4. Kans op echtscheiding Niet-westerse allochtonen hebben een grotere kans op echtscheiding dan autochtonen. Tussen de verschillende groepen niet-westerse allochtonen bestaan in dit opzicht echter grote

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming - Internationalisering Leidse regio www.leidenincijfers.nl BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

Samen werken met nieuwe ondernemers

Samen werken met nieuwe ondernemers Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen Samen werken met nieuwe ondernemers Handreiking met praktijkvoorbeelden voor het benaderen, bereiken en ondersteunen van ondernemers van allochtone

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Allochtonen in Nijmegen Gezondheid en zorggebruik

Allochtonen in Nijmegen Gezondheid en zorggebruik Allochtonen in Nijmegen Gezondheid en zorggebruik ITS, Radboud Universiteit Nijmegen Roelof Schellingerhout 024 3653500 r.schellingerhout@its.ru.nl 5 februari 2013 Allochtonen in Nijmegen Gezondheid en

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

9. Werknemers en bedrijfstakken

9. Werknemers en bedrijfstakken 9. Werknemers en bedrijfstakken Niet-westerse allochtonen hebben minder vaak een baan als werknemer vergeleken met autochtonen. De positie van de tweede generatie is gunstiger dan die van de eerste generatie.

Nadere informatie

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB01-187 24 augustus 2001 9.30 uur Niet-westerse tweemaal zo vaak een uitkering Eind 1999 ontvingen anderhalf miljoen mensen in Nederland een bijstands-,

Nadere informatie

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, 1992-2005 (procenten)

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, 1992-2005 (procenten) Fact sheet nummer 2 februari 2006 Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Tussen 1992 en 2005 is de groep overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam met maar liefst 86% toegenomen. Tot deze

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart? Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie

Nadere informatie

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD)

Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) Het hoofdstuk effectiever werken aan diversiteit geschreven door lector Dr. Sjiera de Vries is onderdeel van De Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD) 2013. De gehele publicatie is na te lezen op de website

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap

Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap Grote dynamiek in kleinschalig ondernemerschap J. Mevissen, L. Heuts en H. van Leenen SAMENVATTING Achtergrond van het onderzoek Het verschijnsel zelfstandige zonder personeel (zzp er) spreekt tot de verbeelding.

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Staven Centrum voor Beleidsstatistiek i.o. Postbus 4000 2270 JM Voorburg Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Nadere informatie

Monitor etnisch ondernemerschap 2000

Monitor etnisch ondernemerschap 2000 Monitor etnisch ondernemerschap 2000 Zelfstandig ondernemerschap van etnische minderheden in Nederland in de periode 1990-2000 Harry van den Tillaart MONITOR ETNISCH ONDERNEMERSCHAP 2000 ii Monitor etnisch

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

M200802. Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D.

M200802. Vrouwen aan de start. Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven. drs. A. Bruins drs. D. M200802 Vrouwen aan de start Een vergelijking tussen vrouwelijke en mannelijke starters en hun bedrijven drs. A. Bruins drs. D. Snel Zoetermeer, juni 2008 2 Vrouwen aan de start Vrouwen vinden het starten

Nadere informatie

10. Banen met subsidie

10. Banen met subsidie 10. Banen met subsidie Eind 2002 namen er 178 duizend personen deel aan een van de regelingen voor gesubsidieerd werk. Meer dan eenzesde van deze splaatsen werd door niet-westerse allochtonen bezet. Ze

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk. Paraprofessionele functies Voor allochtone vrouwen zonder formele kwalificaties worden komende jaren paraprofessionele functies gecreëerd. Deze

Nadere informatie

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt M200919 Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt Zoetermeer, december 2009 Nieuwe werkgevers Boodschap Nederland kent over de

Nadere informatie

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen Mila van Huis 1) en Petra Visser 2) Regionale verschillen in vruchtbaarheid worden vooral bepaald door regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtone vrouwen. Grote verschillen komen voor. Er

Nadere informatie

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met

Nadere informatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder

Nadere informatie

Inhoudsopgave hoofdstuk 1

Inhoudsopgave hoofdstuk 1 -18- Inhoudsopgave hoofdstuk 1 Samenvatting hoofdstuk 1 Tabellen: 1.1 Bevolking in Delft naar geslacht en bevolking in Nederland op 1 januari 1.2 Doelgroepen op basis van leeftijd in de bevolking per wijk

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Waar zijn allochtone werknemers in dienst?

Waar zijn allochtone werknemers in dienst? Waar zijn allochtone werknemers in dienst? Dr. Chantal Melser, drs. Jo van Cruchten en Leo van Toor In het najaar van 2 waren er 6,9 miljoen werknemers tussen de 15 en 65 jaar met één of meerdere banen.

Nadere informatie

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl)

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl) Indicator 13 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2012 woonden er in Nederland

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Startende ondernemers in Moerdijk 2005

Startende ondernemers in Moerdijk 2005 Startende ondernemers in Moerdijk 2005 I. Ontwikkeling startende ondernemers Aantal startende ondernemers licht gedaald In 2005 zijn in Moerdijk 136 personen een onderneming gestart 1. Dit zijn er 6 minder

Nadere informatie

Facts en figures Integratie etnische minderheden 2005

Facts en figures Integratie etnische minderheden 2005 Facts en figures Integratie etnische minderheden 2005 1. Demografische gegevens over etnische minderheden Per 1 januari 2005 telde de Nederlandse bevolking 3,1 miljoen (3.122.717) allochtonen. De omvang

Nadere informatie

Persbericht. Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie EMBARGO tot dinsdag 20 septemper 2005, 15.

Persbericht. Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie EMBARGO tot dinsdag 20 septemper 2005, 15. Sociaal en Cultureel Planbureau Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Centraal Bureau voor de Statistiek Maatschappelijke achterstand allochtonen is hardnekkig Jaarrapport Integratie 2005

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

Allochtone Nederlandse ouderen: de onverwachte oude dag in Nederland

Allochtone Nederlandse ouderen: de onverwachte oude dag in Nederland Allochtone Nederlandse ouderen: de onverwachte oude dag in Nederland Cor Hoffer cultureel antropoloog / socioloog c.hoffer@parnassiabavogroep.nl 1 Onderwerpen: gezondheidszorg en cultuur demografische

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

B en W-nummer 15.0379; besluit d.d. 12-5-2015. Onderwerp

B en W-nummer 15.0379; besluit d.d. 12-5-2015. Onderwerp B en W-nummer 15.0379; besluit d.d. 12-5-2015 Onderwerp Beantwoording van schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders van het raadslid A. Van den Boogaard (PvdA) inzake Arbeidsparticipatie

Nadere informatie

Administratieve correcties in de bevolkingsstatistieken

Administratieve correcties in de bevolkingsstatistieken Maarten Alders en Han Nicolaas Het saldo van administratieve afvoeringen en opnemingen is doorgaans negatief. Dit saldo wordt vaak geïnterpreteerd als vertrek naar het buitenland. Het aandeel in het totale

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie De Staat van de Stad Amsterdam V Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie Kernpunten 10 jaar Staat van de Stad Gemiddelde leefsituatiescore naar herkomstgroepen, 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 108

Nadere informatie

Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project

Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project Februari 2014 Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project Vooraf In het project Ongekend bijzonder, de bijdragen van vluchtelingen aan de stad worden in het totaal 200

Nadere informatie

Artikelen. Allochtonenprognose : naar 5 miljoen allochtonen

Artikelen. Allochtonenprognose : naar 5 miljoen allochtonen Artikelen Allochtonenprognose 28 2: naar miljoen allochtonen Joop Garssen en Coen van Duin Volgens de nieuwe allochtonenprognose zal Nederland in 2 bijna, miljoen allochtonen tellen, 1,8 miljoen meer dan

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12 inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Bevolking 9 1.1 Bevolkingsontwikkeling 9 1.2 Bevolkingsopbouw 10 1.2.1 Vergrijzing 11 1.3 Migratie 11 1.4 Samenvatting 12 2. Ontwikkelingen van de werkloosheid 13 2.1 Ontwikkeling

Nadere informatie

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

CBS-berichten: Arbeidsmigratie naar en uit Nederland

CBS-berichten: Arbeidsmigratie naar en uit Nederland André Corpeleijn* Inleiding Arbeidsmigratie is de laatste tien jaar weer in de belangstelling gekomen. De uitbreiding van de Europese Unie en de komst van Oost-Europese werknemers naar Nederland hebben

Nadere informatie

Rapport. van Kamer van Koophandel Nederland. Startersprofiel 2012. Datum uitgave. Januari 2013. onderwerp Startende ondernemers in beeld

Rapport. van Kamer van Koophandel Nederland. Startersprofiel 2012. Datum uitgave. Januari 2013. onderwerp Startende ondernemers in beeld Rapport Startersprofiel 2012 van Datum uitgave Januari 2013 onderwerp Startende ondernemers in beeld Pagina 1 van 12 Inhoudsopgave 1 Samenvatting... 3 2 Kerncijfers startende ondernemers... 4 2.1 Meer

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

M200916. Parttime van start. drs. A. Bruins

M200916. Parttime van start. drs. A. Bruins M200916 Parttime van start drs. A. Bruins Zoetermeer, 24 september 2009 Parttime van start Van de startende ondernemers werkt een kleine meerderheid na de start fulltime in het bedrijf. Een op de vier

Nadere informatie

10 Samenvatting en conclusies

10 Samenvatting en conclusies 10 Samenvatting en conclusies F.L.Leeuw (WODC), R.P.W. Jennissen (WODC), M.H.C. Kromhout (WODC) 10.1 Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart.

Nadere informatie

Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1

Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1 Migranten in de Nederlandse Antillen Deel 1 Sabrina Dinmohamed In dit artikel wordt aandacht besteed aan de demografische kenmerken van de migrantenbevolking van de Nederlandse Antillen. De sociaal-economische

Nadere informatie

Minder starters in 2016

Minder starters in 2016 Vooruitzicht Starters Minder starters in 2016 Aantal starters stabiel in 2015, daling verwacht in 2016 130.000 Meer starters in de bouw, minder starters in de transport percentage, jan t/m sep 2015 t.o.v.

Nadere informatie

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 1. Aanleiding en afbakening Het ministerie van SZW heeft CBS gevraagd door het combineren van verschillende databestanden meer inzicht te geven in de omvang en kenmerken

Nadere informatie

Provincie Flevoland Verkenning toekomstvisie leefomgeving Atelier Flevo-perspectieven, 29 maart 2016

Provincie Flevoland Verkenning toekomstvisie leefomgeving Atelier Flevo-perspectieven, 29 maart 2016 Provincie Flevoland Verkenning toekomstvisie leefomgeving Atelier Flevo-perspectieven, 29 maart 2016 De Flevo-context: immigratie en acculturatie in Nederland, en arbeidsmigratiedruk in traditionale herkomstlanden

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Evaluatie van de Remigratiewet Een kwantitatieve evaluatie

Evaluatie van de Remigratiewet Een kwantitatieve evaluatie Evaluatie van de Remigratiewet Een kwantitatieve evaluatie Mary van den Wijngaart Harrie van den Tillaart SAMENVATTING Achtergronden evaluatie Sinds 1 april 2000 is de Remigratiewet van kracht en daarmee

Nadere informatie

Minder startende ondernemers

Minder startende ondernemers Starters ING Economisch Bureau Minder startende ondernemers in 2012 Aantal starters loopt in alle provincies terug Dit jaar zijn er tot en met september circa 95.000 mensen een onderneming gestart, ruim

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich

Nadere informatie

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011 Fact sheet november 11 Ondernemerschap in Stadsdeel telt veel kleine bedrijven die zich voornamelijk bevinden in de en in de explosief groeiende cultuur en recreatie sector. Het hoge aantal starters zorgt

Nadere informatie

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? Amsterdam, november 2011 Auteur: Dr. Christine L. Carabain NCDO Telefoon (020) 5688 8764 Fax (020) 568 8787 E-mail: c.carabain@ncdo.nl 1 2 INHOUDSOPGAVE Samenvatting

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

8. Werken in bestuur en zorg

8. Werken in bestuur en zorg 8. Werken in bestuur en zorg De uitzendbranche is van oudsher een belangrijke werkgever voor niet-westerse allochtonen van de eerste generatie. Bij de teruggang in de werkgelegenheid van de afgelopen jaren

Nadere informatie

Diversiteit in de Provinciale Staten

Diversiteit in de Provinciale Staten Onderzoek Diversiteit in de Provinciale Staten Het Huis voor democratie en rechtsstaat heeft na de verkiezingen van 2 maart 2011 de diversiteit in de nieuwe Provinciale Staten (PS) onderzocht. Het gaat

Nadere informatie

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s In een globaliserende economie moeten regio s en ondernemingen internationaal concurreren. Internationalisatie draagt bij tot de economische

Nadere informatie

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n) Raadsinformatiebrief (openbaar) gemeente Maassluis Aan de leden van de gemeenteraad in Maassluis Postbus 55 3140 AB Maassluis T 010-593 1931 E gemeente@maassluis.nl I www.maassluis.nl ons kenmerk 2010-4748

Nadere informatie

Aan de leden van Provinciale Staten

Aan de leden van Provinciale Staten Aan de leden van Provinciale Staten Datum : 19 september 2007 Briefnummer : 2007-33.316/38/A.15, EZ Zaaknummer: 44942 Behandeld door : Punter M. Telefoonnummer : (050) 3164472 Antwoord op : Bijlage : Onderwerp

Nadere informatie

Rapport. van. Kamer v an Koophandel Nederland. Startersprofiel 2013. Datum uitgave Januari 2014. onderwerp Startende ondernemers in beeld

Rapport. van. Kamer v an Koophandel Nederland. Startersprofiel 2013. Datum uitgave Januari 2014. onderwerp Startende ondernemers in beeld Rapport Startersprofiel 2013 van Kamer van Koophandel Nederland Datum uitgave Januari 2014 onderwerp Startende ondernemers in beeld Pagina 1 v an 13 Inhoudsopgave 1 Samenvatting...3 2 Kerncijfers startende

Nadere informatie

Oudere migranten in Nederland. Jeroen Ooijevaar NVD-seminar oudere migranten, 6 oktober 2017

Oudere migranten in Nederland. Jeroen Ooijevaar NVD-seminar oudere migranten, 6 oktober 2017 Oudere migranten in Nederland Jeroen Ooijevaar NVD-seminar oudere migranten, 6 oktober 2017 Inhoud Over het CBS Historie Stand Prognose Emigratie Verder onderzoek 2 Over het CBS 3 Even kennismaken 4 Het

Nadere informatie