Standpunt Hervorming strafprocedure

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Standpunt Hervorming strafprocedure"

Transcriptie

1 Orde van Vlaamse Balies Standpunt Hervorming strafprocedure Staatsbladsstraat 8 B 1000 Brussel T +32 (0) F +32 (0) info@advocaat.be ondernemingsnummer Pleidooi voor een participatief strafrechtelijk (voor)onderzoek In de beleidsverklaring en het Justitieplan van de Minister van Justitie wordt een grote hervorming van de strafprocedure in het vooruitzicht gesteld. Verkorting, vereenvoudiging en efficiëntie zijn de kernwoorden, net als het eerbiedigen van de redelijke termijn en de rechten van verdediging. De Orde van Vlaamse Balies is het ermee eens dat de logge en complexe strafprocedure aan een opfrisbeurt toe is en is bereid hieraan mee te werken. Ze ziet een fundamentele heroriëntatie van de rol van de verdediging tijdens het vooronderzoek als dé krachtlijn van deze hervorming. 1. Op naar een eengemaakt participatief vooronderzoek in strafzaken Het vooronderzoek in het Belgische strafproces is traditioneel op inquisitoire leest gestoeld: het onderzoek wordt à charge én à décharge gevoerd door een onafhankelijk Openbaar Ministerie 1 of onderzoeksrechter. De verdachte wordt bekeken als object van het onderzoek en heeft in principe geen enkele inbreng (buiten het betwisten van de rechtmatigheid of accuraatheid van de door de aanklager geleverde zaak). Het onderzoek ter terechtzitting is daarentegen eerder adversair: zowel de aanklager als de verdediging brengen hun zaak naar voren, kunnen hier zelf bewijs voor aandragen en kunnen de zaak en de bewijzen van de tegenpartij aanvechten 2,3. Dit theoretisch beeld is in de loop der jaren echter geëvolueerd. In de eerste plaats slinkt het zuiver adversair karakter van het onderzoek ter terechtzitting. Het onmiddellijkheidsbeginsel dat vereist dat het ganse onderzoek wordt overgedaan ter terechtzitting wordt in de praktijk niet meer nageleefd (met uitzondering van assisenzaken): het strafdossier dat werd opgesteld in het inquisitoire vooronderzoek, vormt de voornaamste basis van de rechterlijke beslissing 4. Al kan de verdediging nog wel zelf bewijzen aanvoeren of onderzoekshandelingen voorstellen, toch betreft zijn voornaamste taak vooral het betwisten van de zaak zoals ze uit het strafdossier blijkt. Daartegenover staat dat het vooronderzoek zelf ook evolueert en meer en meer tegensprekelijke elementen krijgt. Een eerste stap in deze richting was de wet- Franchimont van 1998, die het geheim en niet-tegensprekelijk karakter van het (vooral gerechtelijk) onderzoek nuanceerde 1 Volgens het Hof van Cassatie gebiedt het loyaliteitsbeginsel in strafzaken dat ook het Openbaar Ministerie ook onderzoek à décharge voert en niet enkel op zoek gaat naar belastende bewijzen jegens de verdachte. 2 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht & internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2014, ; H.D. BOSLY, 2010, In een adversair strafproces is er sprake van een clash tussen partijen, waarbij elke partij probeert de passieve rechter probeert te overtuigen van hun waarheid : R.E. MYERS, Adversarial counsel in an inquisitorial system, N.C.J.INT'L. & COM. REG. 2011, ; J. S. HODGSON, The future of adversarial criminal justice in 21 th century Britain, N.C.J.INT'L. & COM. REG. 2011, 331 ( without the defense, there would be only half a case ). 4 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht & internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2014, 576; B. DE SMET

2 (inzage in het strafdossier, verzoek tot bijkomende onderzoekshandelingen). Onder invloed van de evolutieve rechtspraak van het EHRM die het recht op eerlijk proces van artikel 6 EVRM steeds meer gaat interpreteren in de zin dat de verdedigingsrechten ook tijdens het vooronderzoek gelden 5 en recent ook de Europese Unie, evolueert de verdachte steeds meer van object van het onderzoek naar daadwerkelijke procespartij die met bijstand van een advocaat (Salduz) in enige mate kan participeren aan het vooronderzoek (tijdens het verhoor, tijdens een deskundigenonderzoek, ) Terwijl het adversair karakter van de procedure ter terechtzitting dus wat verbleekt en het eerder een verificatieproces is van het tijdens het vooronderzoek samengestelde strafdossier (dat ook voor de verdediging als uitgangspunt geldt), lijkt net dat vooronderzoek een tegengestelde beweging te maken en te evolueren naar een meer tegensprekelijk onderzoek. Niettemin blijft het wel rusten op een inquisitoire basis. Het onderzoek wordt nog steeds gevoerd door een onafhankelijke en neutrale overheidsinstantie en er is geen sprake van een partijenstrijd, waarin de waarheid wordt gevonden in de confrontatie van stellingen en bewijzen die de aanklager en de verdediging tijdens de terechtzitting naar voren brengen 6. Onder impuls van de Europese ontwikkelingen 7, evolueert de verdachte echter wel van een louter object van het onderzoek naar een participatieve actor die zich actiever kan opstellen jegens de onderzoekers. De Orde van Vlaamse Balies ziet deze evolutie zich verder voltrekken en streeft naar een participatief strafrechtelijk vooronderzoek 8, waarbij de leiding en het ganse onderzoek (à charge en à décharge) in handen van het Openbaar Ministerie/onderzoeksrechter blijft maar waarbij de verdediging vroeger kan optreden en meer in real time controle kan uitoefenen op het onderzoek en kan bijdragen aan het onderzoek dat tot dit strafdossier leidt. De OVB wil zich niet uitspreken over de fundamentele beleidskeuze of de onderzoeksrechter en de tweedeling opsporingsonderzoek/gerechtelijk onderzoek moet worden behouden. Los van deze beleidskeuze is er nu al een evolutie gaande waarbij het onderscheid tussen het opsporings- en gerechtelijk onderzoek meer en meer vervaagt. Het uitgangspunt dat de meer complexe en meer ernstige misdrijven meer ingrijpende dwangmaatregelen en dus meer waarborgen voor de partijen vergen, oogt kunstmatig. In de praktijk berust het onderscheid opsporings-/gerechtelijk onderzoek niet meer op deze rechtvaardiging maar eerder op toeval. Ook in het opsporingsonderzoek kan de procureur des Konings steeds meer ingrijpende dwangmaatregelen bevelen (bijv. BOM-wet) of via mini-instructie 9. In het recente Justitieplan wordt de mogelijkheid 5 C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht & internationaal strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2011, 553; R.E. MYERS, Adversarial counsel in an inquisitorial system, N.C.J.INT'L. & COM. REG. 2011, 412; G. VAN KESSEL, European perspectives on the accused as a source of testimonial evidence, West Verginia Law Review 1998, 802; Y. LIEGEOIS, De onvermijdelijke evolutie van het strafprocesrecht, Liber Amicorum Luc Huybrechts, Mortsel, Intersentia, 2010, P. DE HERT en T. DECAIGNY, Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces naar adversaire systemen?, Strafblad 2013, 55-57; K.A. FINDLEY, Adversarial inquisitions: rethinking the search for the truth, New York Law School Review 2011/12, 913; C.H. BRANTS, Strafrechtsvergelijking, DD 2008, 228; J. S. HODGSON, The future of adversarial criminal justice in 21 th century Britain, N.C.J.INT'L. & COM. REG. 2011, 330; N. JÖRG, S. FIELD en C. BRANTS, Are inquisitorial and adversarial systems converging?, in P. FENNEL, C. HARDING, N. JÖRG en B. SWARTS (eds.), Criminal justice in Europe, Oxford, Oxford University Press, 1996, Het EHRM gaat niet zo ver om een adversaire partijenstrijd als basis van een eerlijk proces op te leggen, maar ontwikkelt wel gaandeweg een eigen model van een eerlijk proces, waarbij defence participation centraal staat: J.D. JACKSON, The effect of human rights on criminal evidentiary processes: towards convergence, divergence or realignment?, Modern Law Review 2005, Begrip ontleend aan J.D. JACKSON, The effect of human rights on criminal evidentiary processes: towards convergence, divergence or realignment?, Modern Law Review 2005, Zie ook DELMAS-MARTY 9 P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), 78; S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, 318; G. MAES, De inzage in het strafdossier, RW , 483. Pagina 2

3 om een mini-instructie in te stellen nog verruimd (enkel in geval van voorlopige hechtenis volgt er automatisch een gerechtelijk onderzoek) en worden er verruimde onderzoeksmogelijkheden voor het OM in het vooruitzicht gesteld 10. Eens te meer omdat de overgrote meerderheid van de onderzoeken via een opsporingsonderzoek worden afgehandeld en de meeste verdachten dus verstoken blijven van deze participatierechten, acht de OVB het onderscheid in procedurele rechten van de procespartijen (ingevoerd door de wet-franchimont in 1998) niet meer houdbaar. Bovendien valt moeilijk in te zien waarom partijen in een gerechtelijk onderzoek, waarin de onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter als kerngarantie centraal staat, wel beschikken over meer rechten van verdediging dan in een opsporingsonderzoek waarin het OM het onderzoek voert. Nochtans is het OM, dat toch meer als procespartij moet worden beschouwd, ook gebonden door beginselen van loyaliteit en integriteit 11. De OVB pleit net als de commissie-franchimont zelf in het kader van de grote Franchimont 12 voor een eengemaakte regeling, waarbij het openbaar ministerie, de verdachte en de burgerlijke partij op gelijkwaardige wijze kunnen participeren in het vooronderzoek. In dit standpunt wordt de zienswijze verder toegelicht. Eerst wordt aangeduid wat die participatie tijdens het vooronderzoek kan inhouden en wat de voordelen hiervan zijn, alsook waarom mogelijke nadelen niet zo n groot probleem (moeten) zijn. Ook de visie van de OVB over de positie van het slachtoffer komt aan bod. Vervolgens licht de Orde van Vlaamse Balies haar voorstel toe van de krachtlijnen van een nieuw strafprocesrecht waarin die participatie vorm krijgt maar waarin het belang van een efficiënt en rationeel onderzoek ook wordt gewaarborgd. 2. Een grotere participatie tijdens het vooronderzoek: inquisitoire invulling In een adversair strafproces is het recht op tegenspraak net als andere gerelateerde rechten van verdediging, zoals de wapengelijkheid 13 en het zwijgrecht de essentie van het partijenproces: de verdediging moet de mogelijkheid hebben om op gelijke voet met de aanklager zijn onschuld aan te tonen en moet de aanklager niet helpen bij zijn zaak 14. Die-zelfde rechten van verdediging kunnen echter ook in een inquisitoir strafproces hun bestaansreden hebben. Tegenspraak is er in deze zin op gericht controle uit te oefenen op het onderzoek van het Openbaar Ministerie door zich indien nodig te verzetten tegen het gebruik van bepaalde bewijsmiddelen (cf. rechtmatigheid) of de authenciteit of accuraatheid ervan te betwisten 15. Daarnaast kan het de rechter assisteren in de waarheidsvinding door hem te wijzen op hiaten in het onderzoek of door alternatieve scenario s of verklaringen voor bewijs aan te leveren. De verdediging kan zo suggesties doen voor andere onderzoekshandelingen R. VERSTRAETEN en P. TRAEST, Het recht van verdediging in de onderzoeksfase, NC 2008, P. DE HERT en T. DECAIGNY, Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces naar adversaire systemen?, Strafblad 2013, 62. Zie ook J. VAN DELM, Onderhandel als het kan, confronteer als het moet (interview met advocaat R. VERSTRAETEN), Juristenkrant 23 maart 2011, P. TRAEST, Is er nog een toekomst voor het ontwerp van wetboek van strafprocesrecht?, Orde van de Dag: de hervormingen bij politie en justitie: in gespreide dagorde, 2008, Elke partij moet de gelegenheid hebben om zich op gelijke wijze te verdedigen, zijn standpunten/argumenten naar voren te brengen en hier het bewijs voor te leveren. Dit vereist volgens het EHRM ook dat de verdachte, zeker voor de terechtzitting, kennis heeft van de resultaten van het onderzoek (Jespers t/ België 1981) (cf. inzage strafdossier!) 14 C.H. BRANTS, Strafrechtsvergelijking, DD 2008, ; K.A. FINDLEY, Adversarial inquisitions: rethinking the search for the truth, New York Law School Review 2011/12, (verwijzen rechtspraak EHRM) 16 P. DE HERT en T. DECAIGNY, Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces naar adversaire systemen?, Strafblad 2013, 56 en 59; C.H. BRANTS, Strafrechtsvergelijking, DD 2008, 229. Pagina 3

4 In de huidige strafprocedure komt dit tot volle wasdom tijdens de fase ter terechtzitting, waarin de verdachte zich kan verzetten tegen het bewijs van het OM maar ook eigen stukken kan aanleveren en de strafrechter kan verzoeken verdere onderzoekshandelingen te stellen. Sinds de wet-franchimont kan de verdachte echter ook tijdens het vooronderzoek vooral tijdens het gerechtelijk onderzoek een inbreng hebben tijdens of op het einde (regeling der rechtspleging) van het onderzoek door de onderzoeksgerechten te verzoeken de nietigheid van bepaalde bewijsmiddelen of proceshandelingen uit te spreken of door de onderzoeksrechter of gerechten te verzoeken bijkomend onderzoek te verrichten. Sinds het EHRM artikel 6 EVRM ook toepast op het vooronderzoek, erkent ze meer en meer de mogelijkheid om tegenspraak te voeren tijdens het vooronderzoek, idealiter in aanwezigheid van een advocaat 17. Ook de Salduz bis -richtlijn 18 voorziet in een doorgedreven bijstand van een advocaat tijdens het vooronderzoek, vooral bij elke onderzoekshandeling waarin de verdachte actief deelneemt. Deze evolutie vergt een andere invulling van de verdediging tijdens het vooronderzoek, een waarbij hij in prime time betrokken is bij het onderzoek en dus niet meer vooral a posterori na lezing van het strafdossier en rechtstreeks controle kan uitoefenen en/of suggesties voor onderzoek kan doen. Dit is misschien wel de meest geschikte fase van het strafrechtelijk onderzoek voor controle, meer dan een controle achteraf in de fase na het vooronderzoek omdat het vooronderzoek minder en minder dient ter voorbereiding van de vonnisfase, maar meer bepalend is voor de bewijsbeslissing 19. Dit geldt zeker voor wat betreft de bescherming van het recht op een eerlijk proces van de verdachte, zonder hierdoor de waarheidsvinding en het belang van een efficiënt onderzoek te ondergraven In de eerste plaats biedt een vroegere controle op de rechtmatigheid van het onderzoek het voordeel dat de rechten van verdediging (alsook andere grondrechten, zoals het recht op privacy) effectief kunnen worden beschermd (te meer omdat de Antigoon-wet toelaat dat onrechtmatig verkregen bewijs vaak nog kan worden gebruikt). Bovendien stelt een vroegtijdige detectie de onderzoeksinstanties ook in staat deze tijdig te corrigeren en eventueel over te doen, zodat het vervolg van het onderzoek niet het risico loopt besmet te worden door de onrechtmatigheid. De vergaarde bewijsmiddelen kunnen zo een grotere procedurele waarde krijgen. Er is ook minder noodzaak om later in de procedure nogmaals langdurig te debatteren over procedurele kwesties, wat kan leiden tot een rationelere invulling van de vonnisfase (al moet dit niet zo worden geïnterpreteerd dat de verdediging geen enkele mogelijkheid meer heeft om nietigheden op te werpen of bijkomend onderzoek te suggereren!). - Daarenboven kan een grotere mate van tegenspraak zorgen voor een meer genuanceerde kijk, wat de verdachte niet alleen de mogelijkheid geeft om het onderzoek mee te sturen naar meer ontlastende scenario s, maar het komt ook de waarheidsvinding alleen maar ten goede: het vermijdt te nauwe onderzoeken (tunnelvisie) 21. Eerder dan deze mogelijk 17 Dit geldt in de eerste plaats voor het verhoor (EHRM 28 november 2008, Salduz t/ Turkije), maar geldt zeker in geval van vrijheidsberoving ruimer dan dat (EHRM 13 oktober 2009, Dayanan t/ Turkije; EHRM 2 maart 2010, Adamkiewicz t/ Polen). 18 Europese richtlijn 2013/48/EU 19 T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, 669; R. VERSTRAETEN en P. TRAEST, Het recht van verdediging in de onderzoeksfase, NC 2008, E. PRAKKEN en T. SPRONKEN, Grondslagen van het recht op verdediging, in C. BRANTS, P. MEVIS en E. PRAKKEN (eds.), Legitieme strafvordering: rechten van de mens als inspiratie in de 21 ste eeuw, Antwerpen/Groningen, 2001, In het wetenschappelijk discours wordt er ook van uitgegaan dat de mislukte falsificatie van een alternatief scenario steun biedt aan het eerste scenario. Zo lang de nulhypothese niet wordt ontkracht, blijft ze overeind. Wetenschappelijk bewijs vereist dus zowel verificatie van het eerste scenario, als weerlegde pogingen tot falsificatie van andere scenario s; zie uitgebreid het werk van P.J. VAN KOPPEN Pagina 4

5 pas later in het onderzoek te voorzien, is het beter dit reeds van in het begin en dus korter na de feiten te voorzien wanneer het strafdossier wordt samengesteld door onderzoeksmagistraten met ruimere onderzoeksbevoegdheden dan de vonnisrechter. Dit kan er ook toe leiden dat er tijdens het afsluiten van het vooronderzoek of tijdens het onderzoek ter terechtzitting minder aanvullend onderzoek moet worden gevorderd omdat de verdediging nog hiaten in het dossier opmerkt 22. Rechtsbescherming en meer specifiek tegenspraak en efficiëntie/kwaliteit van het onderzoek moeten dus niet per se tegenpolen zijn 23. Niettemin moet er ook rekening worden gehouden met de eigenheid van het vooronderzoek. Vermits er nog andere beschermings- en controlemechanismen bestaan in het strafrechtelijk vooronderzoek om de rechten van verdediging en het recht op een eerlijk proces te garanderen, moeten deze rechten niet op dezelfde wijze worden ingevuld als in meer adversaire strafprocedures 24 of als in de fase ter terechtzitting waar het recht op tegenspraak in België tot volle wasdom komt 25. Het recht op een eerlijk proces moet in zijn geheel worden beoordeeld en bovendien moet er een uitgebalanceerd evenwicht bestaan tussen het belang van een efficiënte en doeltreffende opsporing en vervolging enerzijds en het belang van de rechten van de verdachte anderzijds. De invulling van de rechten van verdediging moeten binnen dit ruimer kader worden bekeken en dit optimaal evenwicht zo veel mogelijk nastreven 26. De Orde van Vlaamse Balies doet hieronder haar voorstel uit de doeken. 22 J. VAN DELM, Onderhandel als het kan, confronteer als het moet (interview met advocaat R. VERSTRAETEN), Juristenkrant 23 maart 2011, T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, C.H. BRANTS, Strafrechtsvergelijking, DD 2008, T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, 66-67; P. VAN KEMPEN, Verdedigingsrechten in het vooronderzoek in Nederland, Strafblad 2011, In de aanloop van de Salduz-wet werd de kritiek geuit dat het injecteren van accusatoire elementen niet te verzoenen is met de inquisitoire grondslag van ons strafprocesrecht en zou leiden tot ontwrichting van het systeem. Er werd/wordt opgeworpen dat onze strafprocedure voldoende waarborgen kent om de rechten van verdediging te verzekeren zonder dat de advocaat tijdens het verhoor (en ruimer bekeken het vooronderzoek) daar actief moet bij worden betrokken. Vooral de figuur van de onafhankelijke onderzoeksrechter die het onderzoek à charge en à décharge voert en als eerste rechter toekijkt op de rechtmatigheid van het onderzoek (hierin nog gecontroleerd door de KI; zie artikel 136 e.v. Sv.), wordt in de literatuur bekeken als fundamentele garantie voor een eerlijk en volledig onderzoek. Pagina 5

6 3. En wat met het slachtoffer? In het huidige strafprocesrecht kan het slachtoffer van wanbedrijven of misdaden behoudens enkele uitzonderingen zich burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter, wat ertoe leidt dat de strafvordering en dus een gerechtelijk onderzoek wordt opgestart. Tenzij de burgerlijke partijstelling onontvankelijk is, mag de onderzoeksrechter niet weigeren een onderzoek te voeren en zal het OM de zaak niet meer kunnen seponeren (verplichte regeling der rechtspleging). Dit wordt fel bekritiseerd in de rechtsleer. Het zou indruisen tegen het strafrechtelijk beleid om het slachtoffer de kans te geven een duur en tijdrovend gerechtelijk onderzoek op te starten (wat in veel gevallen leidt tot buitenvervolgingstelling/vrijspraak), zeker voor minder ernstige feiten 27. De strafvordering heeft in de eerste plaats een publiek karakter, zodat het aan het OM als vertegenwoordiger van de maatschappij (en dus ook van het slachtoffer) is om misdrijven te vervolgen. Het slachtoffer heeft in deze visie wel een plaats in de strafprocedure en dan vooral om haar schade vergoed te zien maar mag zich niet inlaten met de vraag of en hoe het strafrechtelijk onderzoek zal gebeuren. De OVB erkent dat dit een zware belasting van de strafprocedure kan betekenen, zeker voor minder ernstige misdrijven of wanneer de privaatrechtelijke belangen het publiekrechtelijke belang ruimschoots overtreffen. Bovendien wordt de burgerlijke partijstelling soms misbruikt, bijv. om door inzage in het strafdossier de eigen burgerlijke vordering te staven of om iemand (onterecht) aan de strafrechtelijke schandpaal te nagelen 28. De OVB wil er niettemin op wijzen dat het slachtoffer er in veel gevallen wél belang bij kan hebben aan te dringen een strafrechtelijk onderzoek te voeren wanneer het OM de zaak niet wil vervolgen. Ondanks haar privaat belang 29, kan het toch nuttig/noodzakelijk zijn om deze via de strafrechtelijke weg en niet via de civielrechtelijke weg na te streven. De onderzoeksmogelijkheden in de strafprocedure zijn immers veel uitgebreider dan in een civielrechtelijke procedure, zodat het strafonderzoek meer mogelijkheden biedt om de fout in de zin van artikel 1382 BW aan te tonen. De OVB is daarom voorstander van enige vorm van inbreng van het slachtoffer en van een correctiemogelijkheid voor het slachtoffer wanneer het OM de zaak niet vervolgt. Dit volgt ook uit de rechtspraak van het EHRM 30 en verschillende Europese rechtsbronnen. Deze bronnen vereisen evenwel niet dat het slachtoffer steeds zelf de strafvordering moet kunnen instellen 31. Er kan dan ook worden voorzien op bepaalde beperkingen of filters op de mogelijkheid van het slachtoffer om de strafvordering op te starten. 27 F. SCHUERMANS, Het vooronderzoek in strafzaken: één van de vele dringende werven van justitie, in Strafrecht bedreven. Liber Amicorum Alain De Nauw, Intersentia, (2012), ; Y. LIEGEOIS, De onvermijdelijke evolutie van het strafprocesrecht, Liber Amicorum Luc Huybrechts, Mortsel, Intersentia, 2010, ; R. BOONE, Rationaliseren is de boodschap (interview met procureur des Konings T. FREYNE), Juristenkrant 25 maart 2015,9. 28 R. VERSTRAETEN, De houdbaarheidsdatum van de burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter, in Het strafrecht bedreven: Liber Amicorum Alain De Nauw, 2011, De betrokkenheid van slachtoffers in de strafprocedure heeft in de eerste plaats een privaat karakter: herstel van de schade die ze door het misdrijf hebben geleden. Victimologisch onderzoek toont echter ook aan dat slachtoffers snakken naar maatschappelijke steun en erkenning van hun lijden en naar een effectieve aanpak van hun eigen probleem. Vanuit die optiek willen slachtoffers betrokken worden bij de strafprocedure en vooral informatie krijgen én geven. De laatste decennia worden slachtoffers daarom meer en meer betrokken bij elke fase van de strafprocedure. Zie over de publiek-private invulling van de strafprocedure: S. VERHELST, Het slachtoffer in de strafprocedure, Mortsel, Intersentia, 2013, EHRM 29 oktober 1991, Helmers t/ Zweden; EHRM 3 april 2003, Anagostopoulos t/ Griekenland. 31 Zie voor een overzicht: S. VERHELST, Het slachtoffer in de strafprocedure, Mortsel, Intersentia, 2013, ; R. VERSTRAETEN, De houdbaarheidsdatum van de burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter, in Het strafrecht bedreven: Liber Amicorum Alain De Nauw, 2011, Pagina 6

7 Het Franse model wordt hier net als in de rechtsleer naar voren geschoven als consensusmodel. Het slachtoffer moet eerst klacht indienen bij de politie/openbaar Ministerie. Het OM leidt dan het onderzoek en beslist op het einde of het de verdachte zal vervolgen of de zaak zal seponeren of buitengerechtelijk afhandelen. Wanneer het OM evenwel seponeert of gedurende 3 maanden niets laat weten, kan het slachtoffer zich alsnog burgerlijke partij stellen. Het Openbaar Ministerie kan nog beroep instellen tegen het opstarten van een gerechtelijk onderzoek wanneer ze van oordeel is de feiten zich overduidelijk niet hebben voorgedaan (onderzoeksrechter beslist, hoger beroep bij KI) (zie art. 85 e.v. CPP). Dit systeem biedt het voordeel dat een klacht van het slachtoffer zeker wordt gevolgd door een minimum aan onderzoek van het OM waarin het slachtoffer in het hier voorgestelde scenario ook kan verzoeken bepaalde onderzoeksdaden te doen, zodat hij ook effectief controle kan uitoefenen op en kan bijdragen aan een kwalitatieve waarheidsvinding zonder dat de zware procedure van het gerechtelijk onderzoek wordt opgestart. Het OM weet immers dat zijn inactiviteit gevolgd zal kunnen worden door een burgerlijke partijstelling. Wanneer het OM dan zijn beslissing ter kennis geeft aan het slachtoffer (zie hieronder bij afsluiten vooronderzoek ), zal die ook met meer kennis van zaken kunnen beslissen al dan niet naar de onderzoeksrechter te stappen. Is hij toch van mening dat hij een gerechtelijk onderzoek wil of dat het OM de feiten onvoldoende heeft onderzocht zelfs na hun verzoeken tot aanvullend onderzoek kan hij alsnog de onderzoeksrechter adiëren. Het correctiemechanisme van het Franse model biedt ook een waarborg tegen manifest ongegronde klachten (misbruik tegengaan) 32. Wanneer het gerechtelijk onderzoek zou worden afgeschaft, heeft het slachtoffer in het voorgestelde model van het eengemaakt vooronderzoek nog steeds een plaats. In de eerste plaats kan hij tijdens het opsporingsonderzoek net als de verdachte verzoeken bijkomend onderzoek te verrichten wanneer het OM inactief blijft of niet denkt aan bepaalde sporen. Bij afsluiten van het vooronderzoek, zal hij ook door het OM in kennis worden gesteld van de voorgenomen beslissing en zal hij hoger beroep kunnen aantekenen tegen de sepotbeslissing. Analoog met de Nederlandse regeling kan de rechterlijke beroepsinstantie dan oordelen of het sepot gerechtvaardigd is (inclusief opportuniteitscontrole 33 ), of er nood is aan bijkomend onderzoek of de zaak toch naar de strafrechter kan worden verwezen. Hoewel het slachtoffer in dit scenario niet zelf de strafvordering kan opstarten en er dus sprake is van een minder directe correctie op het optreden van het OM 34, is het slachtoffer zo wel verzekerd van een rechterlijke toets van zijn claim dat de strafrechter de zaak moet berechten. Een grotere participatiemogelijkheid tijdens het onderzoek (verzoekrecht bijkomend onderzoek met rechterlijke toetsing) kan daarenboven dienen als tegengewicht voor het feit dat ze geen gerechtelijk onderzoek kunnen opstarten en dus tegen de inactiviteit van het OM. Wanneer de verdachte wordt vervolgd, zal het slachtoffer zijn burgerlijke vordering zo ook voor de strafrechter brengen. In beide voorstellen kan het slachtoffer dus participeren aan het strafrechtelijk vooronderzoek en is hij verzekerd van een rechterlijke controle wanneer het OM de verdachte niet verder wil vervolgen. 32 Zie ook S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, ; J. MEESE, Sire, er zijn geen onderzoeksrechters meer. De toekomst van het gerechtelijk onderzoek: Frankrijk als inspiratiebron, De wet voorbij. Liber Amicorum Luc Huybrechts, Mortsel, Intersentia, 2010, ; R. VERSTRAETEN, De houdbaarheidsdatum van de burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter, in Het strafrecht bedreven: Liber Amicorum Alain De Nauw, 2011, (al is VERSTRAETEN eerder voorstander van stringentere ontvankelijkheidsvoorwaarden voor de burgerlijke partijstelling) 33 Deze kan dan worden ingevuld aan de hand van een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets. 34 S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, Pagina 7

8 Of het slachtoffer die zijn klacht in het vooronderzoek afgewezen ziet, nogmaals een poging kan wagen en de strafrechter rechtstreeks kan dagvaarden, is voor discussie vatbaar. Langs de ene kant is deze mogelijkheid minder noodzakelijk wanneer hij zich al kan verzetten tegen de sepotbeslissing van het OM. Geseponeerde dossiers zijn bovendien vaak zo slecht gestoffeerd dat er geen fatsoenlijk strafproces kan volgen. Langs de andere kant biedt de rechtstreekse dagvaarding een stevigere en vooral snellere stok achter de deur wanneer het OM niet wil vervolgen. Welke optie er ook wordt gekozen, het slachtoffer kan natuurlijk nog steeds via de civielrechtelijke weg proberen zijn schade te laten vergoeden Een blauwdruk van een nieuw strafprocesrecht 4.1. Een grotere participatie van de partijen: wie zijn ze? Alvorens de rol van de partijen in het strafrechtelijk vooronderzoek te bespreken, acht de OVB het zinvol kort te bepalen vanaf wanneer verdachten en slachtoffers de hierna bepaalde rechten kunnen doen gelden. Wat de verdachte betreft, sluit de OVB zich aan bij de recente Europese richtlijnen inzake procedurele rechten van verdachten in strafzaken: iemand wordt als verdachte en dus drager van procedurele rechten - beschouwd vanaf het ogenblik waarop zij er door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat door middel van een officiële kennisgeving of anderszins van in kennis worden gesteld dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan 36. Een officiële kennisgeving is dus niet vereist, maar vanaf het ogenblik dat er kennis van krijgt dat hij verdacht wordt (bijvoorbeeld naar aanleiding van een verhoor of meervoudige confrontatie), verwerft hij de toepasselijke rechten. Analoog met de Straatsburgse rechtspraak inzake het recht op bijstand van een advocaat bij het verhoor, mogen de onderzoekende instanties de verdachte niet bewust als getuige behandelen terwijl er gronden zijn om redelijkerwijze aan te nemen dat hij als verdachte wordt beschouwd 37. Wat het slachtoffer betreft, pleit de OVB voor de opheffing van het (zeker in een eengemaakt vooronderzoek) artificieel onderscheid tussen benadeelde persoon en burgerlijke partij wat betreft diens participatiemogelijkheden in het vooronderzoek. Die rechten moeten toekomen aan elk slachtoffer die een verklaring van benadeelde persoon heeft afgelegd jegens de onderzoeksrechter, openbaar ministerie of politie 38. Om misbruiken en onnodige of ongeoorloofde inmenging in de onderzoeksstrategie van het OM of de onderzoeksrechter te vermijden, acht de OVB het wel zinvol om de mogelijkheid te voorzien voor de titularis van het onderzoek om deze participatie op gemotiveerde wijze te weigeren in het belang van het onderzoek of bij gebreke aan belang van die partij (bijv. loutere getuige die zich als benadeelde wil registeren maar evident geen schade heeft geleden). 35 Eventueel zouden de onderzoeksbevoegdheden van de burgelijke rechter kunnen worden uitgebreid (R. BOONE, Rationaliseren is de boodschap (interview met procureur des Konings T. FREYNE), Juristenkrant 25 maart 2015,9). 36 Zie bijv. artikel 2, 1. van Richtlijn 2013/48/EU ( Salduz bis -richtlijn) 37 Zie bijv. EHRM 14 oktober 2010, Brusco t/ Franrkijk 38 Zoals ook VERHELST in haar doctoraal proefschrift betoogt, moet dit gepaard gaan met een uitgebreide informatieplicht aan slachtoffers over hun mogelijkheden, zodat hun rechten gegarandeerd blijven; zie S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, Pagina 8

9 4.2. Interne openbaarheid als noodzakelijke voorwaarde voor participatie Wil de verdachte of het slachtoffer de mogelijkheid hebben om actief te participeren in het strafrechtelijk vooronderzoek, is het noodzakelijk dat hij voldoende accurate informatie heeft over het onderzoek (incl. de wijze van verkrijgen van bewijs en onderzoekpistes die niet tot enig resultaat hebben geleid zoals negatieve confrontaties). Alleen zo kan hij de rechtmatigheid en accuraatheid van het onderzoek ten volle controleren en bestuderen of het onderzoek nog hiaten vertoont, of er nog alternatieve onderzoekslijnen niet zijn aangeboord, etc. Om tegenspraak tijdens het vooronderzoek te voeren, is het dus belangrijk om al tijdens het onderzoek inzage in het dossier te hebben 39. Dit geldt zeker in inquisitoir proces, waarin één neutrale instantie het onderzoek voert en partijen maar een secundaire rol vervullen 40. Het identificeren van de dader en bewijzen van diens fout is ook voor het slachtoffer noodzakelijk om schadevergoeding te bekomen zodat het inzage (- en verzoek)recht ook voor de burgerlijke partij belangrijk kan zijn 41. De Orde van Vlaamse Balies pleit in eerste instantie voor een moderne strafprocedure met een (printbaar) elektronisch strafdossier. Het inzagerecht kan niet worden losgekoppeld van de digitalisering, zodat bijv. inzage mogelijk is via internet. Dit verhindert dat het dossier voor de onderzoekende instanties onbeschikbaar is omdat het op de griffie moet liggen 42. Sinds de wet van 27 december 2012 wordt de mogelijkheid tot elektronische kennisgeving van het strafdossier reeds voorzien voor aangehouden verdachten die in het kader van de handhaving van de voorlopige hechtenis voor de raadkamer moeten verschijnen. De uitwerking blijft echter vooralsnog dode letter. De OVB dringt aan op een snelle uitvoering van deze bepaling en voor een uitbreiding naar elke situatie waarin de procespartij(en) recht op inzage hebben. De situatie in Nederland, waar advocaten sinds 1 januari 2015 de mogelijkheid hebben om het strafdossier steeds via de portaalsite rechtspraak.nl te raadplegen 43, toont aan dat deze eis niet onmogelijk is 44. Zolang dit niet het geval is, pleit de OVB voor een algemeen scan-/kopierecht wanneer er inzage wordt verleend (geen afzonderlijk verzoek meer) 45. In sommige griffies wordt dit toegelaten, maar zeker niet overal. Een wettelijke gelijkstelling van het inzage- en kopierecht is dan ook aan te 39 T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, 159; S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, 316; E. PRAKKEN en T. SPRONKEN, Grondslagen van het recht op verdediging, in C. BRANTS, P. MEVIS en E. PRAKKEN (eds.), Legitieme strafvordering: rechten van de mens als inspiratie in de 21 ste eeuw, Antwerpen/Groningen, 2001, 64; F. ERDMAN, Inzagerecht versus geheim onderzoek: fictie of noodzakelijkheid?, Panopticon 1996, 251; J. VAN DELM, Onderhandel als het kan, confronteer als het moet (interview met advocaat R. VERSTRAETEN), Juristenkrant 23 maart 2011, P. DE HERT en T. DECAIGNY, Evolueren het Nederlandse en het Belgische strafproces naar adversaire systemen?, Strafblad 2013, 56. In een adversair proces is er eerder sprake van twee autonome onderzoeken en zijn de tegenspelers niet geneigd elkaar van veel informatie te voorzien. Onder invloed van het EHRM, evolueerde het Engelse recht bijvoorbeeld wel naar een systeem waarin de aanklager voor het proces alle informatie waarover hij beschikt (ook diegene die hij niet gebruikt en die in het voordeel van de verdachte is), moet meedelen en ook de verdediging voor bepaalde verweren (alibi) op voorhand al bewijs moet overmaken. Tijdens het vooronderzoek bestaat er daarentegen geen verplichting tot disclosure, al kunnen advocaten de politie wel overtuigen om het wat mee te delen voor het verhoor. 41 S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, 355. VERHELST is wel afkerig tegen het toekennen van dergelijke participatierechten aan de benadeelde persoon. Vermits er minder voorwaarden zijn gekoppeld aan het verkrijgen van dit statuut, is er meer ruimte voor misbruik. Daarom ziet ze meer heil in een ruimere informatieverplichting aan de benadeelde, zodat die geen inzage in het strafdossier nodig heeft om zich te beraden over de eventuele burgerlijke partijstelling. 42 T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, X., Advocaten krijgen beschikking over digitale strafdossiers, NJB 2014, Ook in Frankrijk kan de advocaat van de burgerlijke partij of de inverdenkinggestelde na het eerste verhoor door de onderzoeksrechter kopie krijgen van het strafdossier. Volgens artikel 114 CPP kan deze kopie ook via elektronische post worden overgemaakt. 45 Vermits de advocaat ook manueel zaken mag overschrijven, ziet de OVB niet in waarom hij daarbij geen gebruik zou mogen maken van technologische hulpmiddelen. Het is niet de kopie- of scanname die het geheim van het onderzoek in gedrang brengt, maar de enkele inzage op zich kan hiervoor al volstaan. Het beroepsgeheim van de advocaat en het geheim van het onderzoek, evenals de afzonderlijke strafbaarstelling van misbruik van het inzagerecht, kunnen bovendien het risico op lekken of doorgeven van deze kopies voldoende indijken. Pagina 9

10 raden, zodat hij toch de mogelijkheid heeft het dossier volledig en grondig te bestuderen en de verdediging effectief voor te bereiden zonder dat het dossier daardoor onbeschikbaar wordt Inzagerecht voor de aangehouden verdachte Gelet op het belang van informatie van het onderzoek voor het beoordelen van de rechtmatigheid van de vrijheidsberoving, is het evident dat het inzagerecht automatisch geldt voor de aangehouden verdachte (zoals nu ook voorzien in artikel 21 3 en 22, 4 e lid WVH). Wanneer er sprake is van een elektronisch strafdossier kan aan de aangehouden verdachte een permanent inzagerecht vanaf de aanhouding worden verstrekt, zoals dit nu ook in Nederland het geval is (inzagerecht vanaf het eerste verhoor na de aanhouding artikel 30 Ned. Sv.). Zo lang dit niet het geval is, opteert de OVB voor een tussenoplossing: de huidige regeling, waarbij het dossier 2 dagen voor de verschijning ter beschikking ligt ter griffie, wordt behouden. De OVB pleit er evenwel voor dat de advocaat een algemeen scanrecht wordt toegekend en dat de inzagetermijn ook voor de eerste verschijning na de aanhouding, wordt verlengd tot 2 dagen. Wanneer de zitting van de raadkamer wordt uitgesteld, moet dit inzagerecht worden behouden zolang dit uitstel duurt. De onderzoeksrechter zou een verlenging van deze termijn kunnen goedkeuren wanneer hij dit opportuun acht (bijv. complex, omvangrijk dossier; meerdere aangehouden inverdenkinggestelden in het dossier), zodat de verdediging voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden Inzagerecht voor de niet aangehouden verdachte en andere belanghebbenden (burgerlijke partij, benadeelde, ) In de huidige regelgeving wordt inzage in het strafdossier bekeken als een uitzondering op het principe van het geheim van het onderzoek en er bestaat geen automatisch inzagerecht voor de niet aangehouden verdachte (noch voor de aangehouden verdachte met uitzondering van de dagen voor de verschijning voor de raadkamer). Tijdens het gerechtelijk onderzoek kunnen ze net als elke andere rechtstreeks belanghebbende 47 evenwel de onderzoeksrechter onder bepaalde voorwaarden verzoeken inzage in en afschrift van het strafdossier te krijgen (artikel 61ter Sv. 48 ). Sinds de wet van 21 december 2012 kunnen rechtstreeks belanghebbenden ook tijdens het opsporingsonderzoek zulk verzoek richten aan de procureur des Konings (artikel 21bis Sv.). Het verzoekrecht tijdens het opsporingsonderzoek van artikel 21bis Sv. is echter niet procedureel uitgewerkt en kent geen rechtsmiddel, zodat het staat of valt met de goodwill van het Openbaar Ministerie 49. De OVB pleit daarom voor dezelfde inzagemogelijkheden tijdens het opsporings- en 46 W. PEETERS, Onderscheid tussen inzage- en kopierecht van strafdossiers moet worden afgeschaft, Juristenkrant 25 mei 2005, 110; S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, Artikel 21bis 2 Sv. (ingevoerd door de Wet van 27 december 2012): Als rechtstreeks belanghebbende wordt beschouwd : de inverdenkinggestelde, degene tegen wie de strafvordering is ingesteld in het kader van het gerechtelijk onderzoek, de verdachte, de burgerrechtelijk aansprakelijke partij, de burgerlijke partij, degene die een verklaring van benadeelde persoon heeft afgelegd, evenals degenen die in hun rechten getreden zijn of die hen als lasthebber ad hoc, curator, voorlopig bewindvoerder, voogd of voogd ad hoc vertegenwoordigen. In de omzendbrief COL 5/2013 van het College van Procureurs-Generaal lijkt dit te worden uitgebreid tot alle slachtoffers, terwijl de niet-geregistreerde slachtoffer volgens de wet ( 3) eigenlijk een rechtmatig belang moeten aantonen. 48 Vroeger stond die mogelijkheid enkel open voor de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij 49 T. DE COSTER, De inzage in het strafdossier en het statuut van de benadeelde persoon, NC 2015, 105. Pagina 10

11 gerechtelijk onderzoek 50 waarin de verdachte en elke andere belanghebbende (burgerlijke partij, ) steeds het recht heeft om inzage in én een kopie 51 van het strafdossier te vragen aan de titularis van het onderzoek (geen automatisch inzagerecht, idem: Nederland: verzoekrecht, dat kan worden geweigerd) en tegen deze beslissing hoger beroep kan instellen 52. Wanneer er sprake is van een algemeen scan-/kopierecht, kan er aansluiting worden gezocht bij de termijn van 48u waarbinnen het dossier ter inzage op de griffie ligt (net zoals bij de aangehouden verdachte). In tegenstelling tot het huidige artikel 61ter Sv., zou dit moeten kunnen vanaf het begin van het onderzoek, zoals ook al voorgesteld door de commissie-franchimont 53. De wachttermijn van artikel 61ter 2 Sv. (een maand na het instellen van de strafvordering) om een verzoek in te dienen wordt in de visie van de OVB niet weerhouden. Het is immers belangrijk dat de verdediging het onderzoek van in het begin mee kan controleren en sturen en kan wijzen op andere onderzoekslijnen vooraleer het onderzoek zich al te veel toespitst op één scenario (tunnelvisie). De onderzoeksrechter of de procureur des Konings kan dit verzoek toestaan of weigeren. Weigeringen kunnen niet op grond van a priori criteria (zoals de ernst van het misdrijf, ). De titularis van het onderzoek (OM of onderzoeksrechter) kan deze inzage wel in concreto steeds weigeren wanneer hij dit nodig acht in het belang van het onderzoek 54 of indien inzage een gevaar zou betekenen op basis van de wettelijke weigeringsgronden (artikel 61ter 3 Sv.). Zoals voorzien in artikel 61ter 3 Sv. (en bijv. ook in Nederland), kan de titularis van het onderzoek ook beslissen de inzage in bepaalde stukken te weigeren 55. Voor bepaalde procedurestukken zou geheimhouding bovendien nog steeds de regel kunnen zijn, mits dit het voorwerp uitmaakt van een strikt wettelijk kader en dit later in de procedure afdoende wordt gecompenseerd (bijv. identiteitsgegevens anonieme getuigen, 56 ). De wet bepaalt nu dat de onderzoeksrechter een maand de tijd heeft om het verzoek al dan niet in te willigen. Dit lijkt de subcommissie onevenredig lang. Ze is van mening dat 15 dagen ruimschoots voldoende is om te beslissen over dit verzoek. Wanneer de onderzoeksrechter of de parketmagistraat niet antwoordt binnen deze termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd (in tegenstelling tot de huidige regeling 57 ). Tegen de weigering van de onderzoeksrechter of parketmagistraat 58, moet hoger beroep kunnen worden ingesteld bij de KI. Anders zou de inzage een loutere gunst worden 59. Om verwarring 50 Deze stelling lijkt te worden gedragen door de verschillende beroepsgroepen: P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), Nu kan dit ook allebei worden gevraagd. De subcommissie is evenwel voorstander van een regeling waarin recht op inzage automatisch recht op kopiename/afschrift inhoudt. Het beroepsgeheim van de advocaat en het onderzoek, evenals de afzonderlijke strafbaarstelling van misbruik van het inzagerecht, kunnen het risico op lekken of doorgeven van deze kopies voldoende indijken. 52 Zie ook Advies van de Orde van Vlaamse Balies met betrekking tot het wetsontwerp van 2 oktober 2012 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (doc /001), te raadplegen op 0de%20programmawet%20justitie.pdf 53 Artikel wetsontwerp Grote Franchimont 54 Men kan zich inbeelden dat het niet opportuun is de verdachte op de hoogte te brengen van het feit dat zijn telefoon wordt afgeluisterd. Ook een volledige inzage in de bewijselementen vooraleer hij wordt verhoord, zou de effectiviteit van het verhoor kunnen ondergraven. 55 Althans voor de fase vóór de beschikking tot mededeling /regeling rechtspleging (zie verder 56 Er wordt hiervoor verwezen naar de omstandige analyse in het proefschrift van T. DECAIGNY 57 Wanneer de onderzoeksrechter nu niet antwoordt binnen de termijn van 1 maand en 15 dagen, wordt dit gelijkgesteld met een afwijzing van het verzoek. 58 Zoals dit nu ook al kan voor het beslag (28sexies Sv.) 59 P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), 94. Pagina 11

12 inzake de termijnen te vermijden, kan deze beroepstermijn best ook op 15 dagen worden gesteld (i.p.v. de huidige 8 dagen). De OVB erkent dat een tegensprekelijk debat over de inzage niet aan de orde is. Anders zou de titularis van het onderzoek in aanwezigheid van de verzoekende partij moeten uitleggen waarom de inzage wordt geweigerd, wat de doelstelling van deze weigering onderuit kan halen (bijv. niet uitleggen wat de noodwendigheden van het onderzoek zijn). De subcommissie pleit wél voor een hoorrecht voor de verzoekende partij ingeval van beroep. In de rechtsleer en in het rapport van de UGent zijn kritische geluiden tegen dit inzagerecht en bijhorende beroepsprocedure te horen. Het zou vertragend werken en het justitieel apparaat overbelasten 60. De OVB is niettemin van oordeel dat dit niet per definitie zo moet zijn en dat er gegronde redenen kunnen zijn om inzage in het strafdossier te verzoeken voor elke rechtstreeks betrokken partij. Door het inzagerecht als regel naar voren te schuiven en dit enkel om gegronde redenen die er ongetwijfeld zijn kunnen weigeren, kan deze tussenprocedure ook vlot verlopen. In Nederland lijkt het ruime inzagerecht ook niet tot zware overbelasting te leiden 61. Wanneer er toch gegronde redenen zijn, valt niet in te zien waarom dit niet moet worden gecontroleerd door een beroepsinstantie Participatie van de partijen tijdens het strafrechtelijk vooronderzoek Zoals in de inleiding beklemtoond, pleit de OVB voor een uitgebreider participatief vooronderzoek. Naast een ruimer inzagerecht in het strafdossier, uit dit zich op twee vlakken: enerzijds een ruimere bijstand van een advocaat bij bepaalde onderzoekshandelingen (waar de verdachte actief bij betrokken is, maar ook bij het deskundigenonderzoek 62 ) en anderzijds in een recht van de verdachte om tijdens het onderzoek bijkomend onderzoekshandelingen te kunnen suggereren. Hoewel dit kan leiden tot een verzwaring en vertraging van de procedure, kan een doorgedreven participatie er evenwel voor zorgen dat de latere fasen van de procedure vlotter kunnen verlopen (zie verder), zodat het dilatoir karakter van dit voorstel kan worden gecompenseerd. Bovendien weegt de grotere kwaliteitswaarborg of toch althans de procedurele waarde (in de zin dat de onderzoeksresultaten moeilijker (dus niet onmogelijk!) kunnen worden betwist) zwaarder door dan tragere, doch zorgvuldige procedures Bijstand van een advocaat bij bepaalde onderzoekshandelingen a) Bijstand bij het verhoor en andere onderzoekshandelingen Sinds de Salduz-rechtspraak van het EHRM hebben verdachten onder bepaalde omstandigheden recht op bijstand tijdens het verhoor. Terwijl verdachten die niet van hun vrijheid zijn beroofd (of 60 P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), Voor andere onderzoekshandelingen is dit minder aan de orde, bijv. bij een telefoontap waar de effectiviteit afhangt van het heimelijk karakter. Voor zulke onderzoekshandelingen is een controle a posteriori noodzakelijk. Dit vergt dan natuurlijk wel een grote interne openbaarheid d.m.v. inzage in het strafdossier. 63 Zie over deze afweging ook P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), 76. Pagina 12

13 zich niet anderszins in een bijzonder kwetsbare situatie bevinden 64 ) enkel recht hebben op een voorafgaandelijk overleg voor het eerste politieverhoor, hebben gearresteerde verdachten ook recht op bijstand tijdens de verhoren in de eerste 24 uur van hun vrijheidsberoving. Sinds het Valentijnsarrest van het Grondwettelijk Hof van 14 februari 2013 geldt dit ook voor de navolgende verhoren tijdens de voorlopige hechtenis (op verzoek, maar omdat onderzoeksrechter maar kan weigeren om dwingende redenen, is dit de facto een subjectief recht voor de verdachte 65 ). De Europese richtlijn 2013/48/EU (Salduz bis ) breidt dit bijstandsrecht nog verder uit: de verdachte heeft nu onbeperkt recht op bijstand voor én tijdens alle verhoren (ongeacht de vrijheidsberoving), alsook bij andere onderzoekshandelingen waar de verdachte volgens het nationale recht actief aan moet deelnemen (minstens bij een reconstructie en een line up). Dit is een aanzienlijke uitbreiding van het recht op bijstand. Niettemin kent de richtlijn een ruime uitzonderingsgrond: in geval van lichte feiten die geen aanleiding kunnen geven tot een vrijheidsstraf of voor feiten waarvoor andere autoriteiten sancties kunnen opleggen, moeten niet alle rechten uit de richtlijn worden gewaarborgd en zijn ze enkel van toepassing wanneer de verdachte voor het strafgerecht verschijnt. De OVB pleit voor een loyale omzetting van deze richtlijn. In het Justitieplan wordt een herziening van het Strafwetboek in het vooruitzicht gesteld, waarbij kleinere misdrijven zullen worden gedepenaliseerd (afgewenteld naar het administratieve contentieux) of waarbij de gevangenisstraf onder 1 jaar zal verdwijnen. Er wordt uitdrukkelijk verwezen naar de implementering van de Salduz-richtlijn ter rechtvaardiging van deze plannen. De OVB juicht de herziening/depenalisering toe, maar vraagt deze herziening omzichtig uit te voeren en niet louter met de intentie de Salduzrichtlijn te omzeilen. Ze erkent dat het disproportioneel zou zijn om de ganse Salduz-organisatie van toepassing te maken op de verhoren van zulke lichte feiten, maar vraagt wel dat de rechten van verdediging nog steeds optimaal worden gegarandeerd (cautieplicht, ). Wanneer de verdachte ten burele verschijnt in aanwezigheid van een advocaat, lijkt niets zich er tegen te verzetten dat de advocaat bijstand mag verlenen tijdens het verhoor. Voor het overige kan de advocaat dus bij alle verhoren aanwezig zijn. Voor de verhoren (alsook confrontaties, reconstructies, line ups, ) van alle van hun vrijheid beroofde verdachten (dus ook na het aanhoudingsbevel) moet de politie/onderzoeksmagistraat actieve stappen ondernemen om een advocaat te contacteren, zoals dit nu ook al het geval is. De OVB wil nogmaals het gebruik van de uitstekend werkende en efficiënte webapplicatie promoten en vraagt voor een wettelijke verplichting de advocatuur via deze digitale weg te contacteren 66. Wanneer de verdachte niet van zijn vrijheid is beroofd maar dus wel in aanmerking komt voor een vrijheidsberovende straf (wat dus ruimer is dan enkel in het aanmerking komen voor een aanhoudingsbevel, zoals nu het geval is) kunnen de autoriteiten volstaan met een algemene informatieverplichting over de rechten van de verdachte en de gevolgen van een eventuele afstand er van. Het is dan aan de verdachte om zelf een advocaat te raadplegen. Deze informatie kan in de eerste plaats via de uitnodiging voor verhoor (eventueel in een bijgevoegde folder). Wanneer deze informatie niet (volledig) wordt 64 Dit kan worden afgeleid uit de meer genuanceerde rechtspraak van het Hof van Cassatie die het bijstandsrecht linken aan de bijzonder kwetsbare positie van de verdachte. Hoewel het Hof stipuleert dat het enkele feit dat men verdacht is hiervoor niet volstaat, spreekt ze wel van onder meer ingeval van vrijheidsberoving en lijkt ze dus ruimte te laten voor meer gronden die het recht op bijstand rechtvaardigen. In de rechtsleer wordt o.m. de kwetsbare verdachte en de complexiteit van de feiten (fraude bijv.) naar voren geschoven. 65 GwH 14 februari 2013, nr. 7/ De OVB wil ook beklemtonen dat deze webapplicatie alsook een effectieve organisatie van de bijstand tijdens het verhoor (en bij uitbreiding het ganse vooronderzoek) staat of valt met een degelijke financiering van overheidswege. Pagina 13

14 meegedeeld, moet deze op het politiekantoor worden verstrekt (folders, posters, zoals dit nu ook in Engeland gebeurt) en moet de politie de verdachte voldoende gelegenheid geven alsnog een advocaat te contacteren. Momenteel gebeurt dit niet via de webapplicatie (omzendbrief COL 13/2011) tenzij wanneer de verdachte minderjarig is 67. Gelet op de goede werking van de webapplicatie, wil de OVB dit toch nog promoten. Wanneer de verdachte bijstand van een advocaat heeft, mag deze te allen tijde met de advocaat vertrouwelijk overleggen. De beperking tot het eerste politieverhoor gaat dus niet meer op. Zonder de rechten uit te hollen, mag de lidstaat wel praktische regels uitwerken om dit te organiseren. De bestaande bepalingen inzake de wachttijd en duur van het overleg hebben dus nog wel bestaansreden, maar dienen soepel te worden toegepast. In elk geval heeft de verdachte tijdens het verhoor het recht om meermaals bijkomend overleg te vragen. Tijdens het verhoor mag de advocaat een actieve rol vervullen. De verhoorder blijft de leider van het verhoor en de advocaat zich niet in de plaats stellen van de verdachte, maar hij mag de verdachte wel adviseren, vragen of antwoorden verduidelijken, zelf vragen stellen en zelf verklaringen afleggen. Dit laatste wil niet zeggen dat hij moet antwoorden in de plaats van de verdachte. Analoog met de Engelse praktijk waar de richtlijn in sterke mate op is gebaseerd kan dit wel inhouden dat de verdachte samen met de advocaat tijdens het overleg een (schriftelijke) verklaring voorbereidt ( prepared statements ). Die verklaring kan dan worden afgegeven of door de advocaat worden voorgelezen. Het is alleszins niet de bedoeling dat de advocaat wordt verhoord of dat er een tegensprekelijk debat ontstaat. Bij andere onderzoekshandelingen, zoals de confrontatie of de line-up voorziet de richtlijn niet in een actieve deelname maar mag de advocaat deze bijwonen. Dit is dus vooral een toezichthoudende rol waarbij de advocaat kan toezien op de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de bewijsvergaring 68, al lijkt het opportuun dat de advocaat opmerkingen of pertinente suggesties kan geven. Wanneer de advocaat om enige reden niet aanwezig is (afstand, overmacht, ), pleit de OVB voor een verplichte audiovisuele registratie van het verhoor. Een video-verhoor (uiteraard met tijdslijn) kan enkel helpen om discussies achteraf te vermijden. Dit kan proces-economisch enkel voordelen bieden. Ook de Belgische Staat heeft hier baat bij, aangezien er bij navolgende verhoren (waarbij de advocaat onmogelijk aanwezig kan zijn en wordt geoordeeld dat afstand gedaan kan worden van bijstand) dan geen pro deo advocaat moet worden gezocht die wel de verplaatsing moet maken om bijstand bij dat verhoor te bieden. Dit kan noch financieel noch praktisch moeilijk te verwezenlijken zijn. Vermits deze opname voornamelijk dient ter controle, moet niet de ganse procedure van artikel 112ter Sv. worden gevolgd. Het installeren van een camera, zelfs een webcam op de computer kan hier voor dienen, in het verhoorlokaal kan volstaan. Er moet nog wel steeds worden voorzien in een schriftelijke neerslag in een proces-verbaal, waarin zowel de vragen als de antwoorden zo letterlijk mogelijk worden vervat. 67 Omzendbrief nr. 12/2011 betreffende addendum 2 aan de omzendbrief COL 8/2011 betreffende de organisatie van de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor binnen het kader van het Belgisch strafprocesrecht Situatie van de minderjarigen en de personen die ervan verdacht worden voor de leeftijd van 18 jaar een als misdrijf omschreven feit gepleegd hebben. 68 Zie ook EHRM 25 februari 2010, Lisica t/ Kroatië. Als er geen redenen zijn om deze bijstand te weigeren (bijv. verdwijnen van bewijs door de kennis of vertraging van de onderzoekshandeling, i.c. een doorzoeking van een voertuig), valt niet in te zien waarom de verdachte of zijn advocaat de zoeking niet mag bijwonen Pagina 14

15 Verklaringen afgelegd in strijd met deze rechten, mogen niet als bewijs van schuld worden gebruikt, ook niet tegen derden. In de (huidige 69 ) rechtspraak van het Hof van Cassatie erkent het Hof deze derdenwerking van de Salduz-sanctie ook wanneer de medeverdachte zijn verklaring heeft ingetrokken 70 of wanneer er sprake is van ongeoorloofde druk, zodat de betrouwbaarheid van het bewijs en dus het recht op een eerlijk proces in gedrang is 71. Ook het EHRM lijkt zich te verzetten tegen het gebruik van de verklaringen van medeverdachten, minstens als doorslaggevend bewijs en zeker als het aannemelijk is dat er sprake was van ongeoorloofde druk die de betrouwbaarheid van de verklaring aantast 72. De OVB pleit voor een algemeen verbod omdat het naast het betrouwbaarheidsargument 73 anders gemakkelijk zou zijn de Salduz-regels te omzeilen door de verklaringen van medeverdachten tegen elkaar te gebruiken 74. Naast de bijstand bij het verhoor en andere onderzoekshandelingen, ziet de OVB ook een belangrijke rol voor de advocaat in de uitgebreidere buitengerechtelijke afhandelingswijzen die het Justitieplan 2015 voorziet (minnelijke schikking, bemiddeling, 75 ). Omdat de zaak zo (definitief) wordt beslecht en voor de verdachte nog steeds zware gevolgen kan hebben (zeker wanneer minnelijke schikkingen op het strafregister zouden komen), lijkt het aangewezen dat de verdachte hier recht op bijstand van een advocaat heeft (zoals nu ook in Nederland voor ZSMzaken ). b) Deskundigenonderzoek Het deskundigenonderzoek wordt tot op heden enkel formeel geregeld in het kader van het opsporingsonderzoek tijdens de heterdaadprocedure (art. 44 ev. Sv). In het kader van het gerechtelijk onderzoek bestaan er geen analoge bepalingen voor de aanstelling van een deskundige. De bevoegdheid van de onderzoeksrechter hiertoe wordt afgeleid van zijn algemene bevoegdheid om onderzoek te voeren naar de feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de bepalingen uit het Gerechtelijk wetboek kunnen worden toegepast, in zoverre ze verenigbaar zijn met het strafrecht (onverenigbaar met het strafrecht is bijv. de medewerkingsplicht in art. 972bis Ger.W.). 76 Het gebrek aan duidelijke wettelijke regeling van het deskundigenonderzoek is echter problematisch gelet op het stijgend belang van en noodzaak aan een deskundigenonderzoek in strafzaken (technologische en wetenschappelijke vooruitgang ). Hierdoor kan de perceptie ontstaan dat het niet de rechter is die de strafprocedure beslecht, maar de deskundige. De OVB wijst daarom op het belang van een tegensprekelijk deskundigenonderzoek. In Nederland kan een deskundige op verzoek van de verdachte worden aangesteld, kan de verdachte verzoeken om aanvullend onderzoek door de deskundige te laten uitvoeren. De verdachte krijgt kennis van de opdracht van de deskundige én kan zelf ook een deskundige 69 Initieel weigerde het Hof deze derdenwerking. Later stelde ze als voorwaarde dat de verklaring moest zijn ingetrokken omwille van Salduz-schendingen en dat de verdachte niet louter de verdachte maar ook zichzelf incrimineerde (Cass. 5 september 2012, T.Strafr. 2012, 465) 70 Cass. 30 april 2013, T.Strafr. 2014, 117; J. HUYSMANS, Salduz en derdenwerking, NjW 2015, Cass. 1 april 2014, P N. 72 EHRM 1 februari 2011, Desde t/ Turkije; EHRM 25 april 2013, Erkapic t/ Kroatië; EHRM 11 februari 2014, Siray t/ Turkije. 73 T. DECAIGNY en C. CLAEYS, Derdenwerking van het consultatie- en bijstandsrecht: niet weggelegd voor minderjarigen?, noot onder Cass. 3 juni 2014, TJK 2014, J. HUYSMANS, Salduz en derdenwerking, NjW 2015, Wanneer er wordt voorzien in een procedure op schulderkenning, pleit de OVB ook hier voor de verplichte bijstand van een advocaat. Zie hierover de nota van de OVB over het Justitieplan. 76 Arbitragehof 30 april 1997, nr. 24/97; Arbitragehof 27 mei 1998, nr. 60/98. Pagina 15

16 aanwijzen die het recht heeft om bij het onderzoek van de deskundige (aangeduid door de rechter) aanwezig te zijn, de nodige aanwijzingen te doen en opmerkingen te maken. Het rapport van de deskundige wordt toegezonden aan de verdachte. De deskundige, aangewezen door de verdachte, kan hierop opmerkingen formuleren (art. 227, 228, 230 Ned. Sv.). In het huidige Belgische systeem is er enkel sprake van een tegensprekelijk deskundigenonderzoek tijdens de procedure ten gronde. Maar zelfs dan blijven partijen afhankelijk van de aanstelling door de vonnisrechter, de formulering van de opdracht door de vonnisrechter of de keuze van de rechter om de partijen het eindverslag te laten becommentariëren. 77 Tijdens het vooronderzoek is het deskundigenonderzoek niet-tegensprekelijk. Na een niettegensprekelijk deskundigenonderzoek tijdens het vooronderzoek kunnen partijen voor de bodemrechter de vaststellingen van de deskundige nog in vraag stellen, het verslag tegenspreken en zo nodig een aanvullend deskundigenonderzoek vragen. De onderzoeksrechter kan wel de tegenspraak van het deskundigenonderzoek bevelen. 78 De deskundigen zelf zouden niet afkerig staan tegenover meer tegenspraak 79. Het EHRM oordeelde in het arrest Cottin t. België dat de rechter er goed aan doet om zoveel mogelijk tegenspraak in te bouwen in het deskundigenonderzoek. 80 Ook het Grondwettelijk Hof heeft reeds de meerwaarde van een tegensprekelijk onderzoek erkend: het ontbreken van tegenspraak bij het deskundigenonderzoek leidt ertoe dat het bewijs ten koste van een inbreuk op de rechten van de verdediging kan worden gezocht, aangezien die rechten pas tijdens de bespreking van het verslag in de loop van de debatten ter terechtzitting zullen kunnen worden uitgeoefend. De mogelijkheid om nadien een verslag van een gerechtelijke expertise te betwisten, waarborgt niet noodzakelijk de inachtneming van de rechten van de verdediging. De tijd die sinds de feiten is verstreken, het verdwijnen van materiële aanwijzingen, de onmogelijkheid om taken te laten uitvoeren waartoe niet dan kort na de betwiste feiten kan worden overgegaan: al die elementen beperken de mogelijkheid om op nuttige wijze de conclusies te betwisten van een deskundigenonderzoek waaraan men niet heeft kunnen deelnemen. Zelfs al beveelt de rechter, op verzoek van diegene die een deskundigenonderzoek aanvecht, een nieuw 77 Arbitragehof 30 april 1997, nr. 24/97: In die zin opgevat dat zij de door de feitenrechter in strafzaken aangestelde deskundige niet zouden verplichten de regels betreffende de tegenspraak in acht te nemen, schenden de in de prejudiciële vraag vermelde bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Cass. C N, 1 november 2012: Uit artikel 6.1 EVRM vloeit voort dat aan de procespartijen de mogelijkheid wordt geboden om tegenspraak te voeren omtrent elk stuk of elk betoog dat van aard is het oordeel van de rechter te beïnvloeden; het beginsel van de tegenspraak, zoals gewaarborgd door deze verdragsbepaling, heeft betrekking op het geding voor de rechtbank en niet op het door de rechter bevolen deskundigenonderzoek; het deskundigenonderzoek moet evenwel op zulke wijze verlopen dat de partijen de mogelijkheid hebben voor de rechter op doeltreffende wijze hun opmerkingen te formuleren op het deskundigenverslag dat door de rechter als een essentieel bewijselement wordt aangemerkt; dit impliceert, mede in acht genomen de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek die de tegensprekelijkheid van het gerechtelijk deskundigenonderzoek waarborgen, alsmede deze inzake de mededeling van de stukken, dat de partijen de stukken die zij in het kader van het deskundigenonderzoek willen aanwenden in de regel aan elkaar moeten overleggen en dat zij niet alleen het recht hebben inzage ervan te nemen, maar ook het recht deze af te schrijven of nog afschrift ervan te nemen. 78 Cass. 19 februari Rapport U.Gent 2014, EHRM 2 juni 2005, Cottin v. België, JT 2005, 519; E. CLAES, Strafrecht en menselijke waardigheid. Essays over de grondslagen van het strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2007, Pagina 16

17 deskundigenonderzoek, dan nog zal dat niet verplicht op tegenspraak verlopen en dus niet steeds de mogelijkheid bieden tot confrontatie van de standpunten. 81 De OVB pleit ervoor om de tegensprekelijkheid van het deskundigenonderzoek te voorzien zowel in het vooronderzoek als tijdens de procedure ten gronde. Naast de meerwaarde aangehaald door het Grondwettelijk Hof, wijst de OVB op de tijdswinst die een tegensprekelijk deskundigenonderzoek tijdens het vooronderzoek zou kunnen meebrengen. In de huidige regeling komt het immers vaak voor dat de vonnisrechter oordeelt dat het eenzijdig onderzoek geen waarde heeft en dat het tegensprekelijk moet worden overgedaan. Het voorstel van de OVB zou hiervoor een oplossing kunnen bieden. De tegensprekelijkheid zou alleszins de kwaliteit van het onderzoek ten goede komen, alsook het goede verloop van de rechtspleging. Daarnaast pleit de OVB ervoor om de tegensprekelijkheid zo vroeg mogelijk in het deskundigenonderzoek te garanderen; niet alleen bij de uitvoering van de opdracht, maar ook bij de aanstelling en het formuleren van de opdracht. Een tegensprekelijk deskundigenonderzoek komt niet alleen de rechten van verdediging, maar ook de kwaliteit en de rationalisering van de strafrechtspleging ten goede, gezien de waarheidsvinding wordt geoptimaliseerd door een snellere en volledige input van informatie. 82 De tegensprekelijkheid zou niet verzocht moeten worden, maar wel de regel moeten zijn. Gedeeltelijke tegensprekelijkheid moet eveneens mogelijk zijn. Wat betreft de aanwezigheid van partijen bij de uitvoering van het opdracht, alsook het becommentariëren van het verslag, pleit de OVB er alleszins voor dat tegensprekelijkheid de absolute regel is. De niet-tegensprekelijkheid, wat de uitzondering moet zijn op de regel, kan mogelijk zijn in enkele gevallen 83 : 1) Spoedeisende gevallen 2) Wanneer de noden van het onderzoek dat vereisen, 3) Wanneer een persoon door de tegensprekelijkheid in gevaar komt of dienst privéleven geschonden wordt. 84 Deze niet-tegensprekelijkheid moet gemotiveerd worden. Wanneer echter het geheim van het onderzoek de motivering in de weg staat, kan dit zo nodig later ten gronde aangevochten worden. De participatie in het deskundigenonderzoek dient vanzelfsprekend gepaard te gaan met een inzagerecht voor de partijen. 81 Arbitragehof 30 april 1997, nr. 24/97, B.7; T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, B. DE SMET, Het deskundigenonderzoek in strafzaken: touwtrekken tussen het Arbitragehof en het Hof van Cassatie, RW , afl. 25, 846; T. DECAIGNY, Tegenspraak in het vooronderzoek, Mortsel, Intersentia, 2013, Zoals ook opgenomen in het wetsvoorstel houdende het Wetboek van Strafprocesrecht zoals voorbereid door de Commissie Franchimont: Art. 99 en 209 wetsvoorstel houdende het Wetboek van Strafprocesrecht. Tekst aangenomen door de commissie voor de justitie, Parl.St. Senaat , nr. 450/ GwH 22 september 2011: In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om bepaalde bewijselementen geheim te houden teneinde de fundamentele rechten van andere personen of een behartenswaardig algemeen belang te vrijwaren (zie het arrest nr. 202/2004 van 21 december 2004, B.27.6, en het arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007, B.11.1). Pagina 17

18 Tot slot pleit de OVB voor een consequent doorgevoerde gelijkschakeling tussen het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek Het recht om bijkomend onderzoek te verzoeken Artikel 61quinquies Sv. bepaalt nu dat de inverdenkinggestelde verdachte (of de verdachte jegens wie er nominatim een gerechtelijk onderzoek is opgestart) en de burgerlijke partij het recht heeft de onderzoeksrechter te vragen bijkomende onderzoekshandelingen te stellen tijdens het gerechtelijk onderzoek. De onderzoeksrechter kan dit weigeren wanneer hij deze niet noodzakelijk acht voor de waarheidsvinding of nadelig voor het onderzoek. Tegen deze weigeringsbeslissing staat hoger beroep bij de KI open. De OVB pleit voor het uitbreiden van deze verzoekmogelijkheid van verdachten en slachtoffers naar het ganse vooronderzoek, zowel tijdens opsporingsonderzoek als tijdens het gerechtelijk onderzoek. De OVB pleit voor een eengemaakte regeling, analoog met deze van het inzagerecht. In het opsporingsonderzoek zou dit verzoek kunnen worden neergelegd op het secretariaat van het parket (analoog met verzoek tot opheffing beslag: artikel 28 sexies Sv.). Een weigering moet gemotiveerd gebeuren binnen de 15 dagen i.p.v. de huidige termijn van een maand. Het gebrek aan tijdig antwoord, moet worden gelijkgesteld met toestemming. Het kan noodzakelijk zijn om eerder in het onderzoek al te proberen het onderzoek in deze of gene richting te sturen of te vervolledigen, zodat het onderzoek optimaal à charge én à décharge kan verlopen 85. Om deze reden ziet de OVB dit als een subjectief recht dat enkel om bepaalde redenen (nadelig of niet dienstig voor onderzoek) en mits omstandige motivering kan worden geweigerd 86 al kunnen die redenen nog ruim worden ingevuld door de titularis van het onderzoek, die uiteraard de leiding van het onderzoek behoudt. Tegen de weigering moet een beroepsmogelijkheid open staan bij de KI. Om het systeem niet te overbelasten, zou er kunnen worden voorzien in de bestaande beperkingen die nu gelden voor het verzoekrecht (3 maanden wachten na vorige verzoek, pas beroep mogelijk na twee weigeringen), maar dan enkel als het om dezelfde onderzoeksmaatregel gaat en niet voor elke onderzoeksmaatregel, zoals in de rechtsleer wordt gesuggereerd S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, G. MAES, Onderzoeksdaden het verzoek bijkomende onderzoeksdaden te verrichten, Comm. Straf. 2005, S. VERHELST, De rol van het slachtoffer in het straf(proces)recht, Mortsel, Intersentia, 2013, 344 en de verwijzingen aldaar. Pagina 18

19 4.4. De afsluiting van het vooronderzoek In het huidige strafprocesrecht wordt het gerechtelijk onderzoek afgesloten met een tussenfase voor het onderzoeksgerecht: de regeling der rechtspleging. Na de eindvordering van het Openbaar Ministerie, beslist de raadkamer en in hoger beroep de KI of het onderzoek volledig is, rechtmatig is verlopen en of een veroordeling haalbaar (en wettig) is, zodat een behandeling voor het vonnisgerecht een redelijke kans heeft om tot schuldigverklaring van de verdachte te leiden. Wanneer er onvoldoende (rechtmatig verkregen) bezwaren zijn en het waarschijnlijk is dat vrijspraak zal volgen, kan een openbare terechtzitting worden vermeden en kan zo tijd en middelen (alsook de stigmatisering van de verdachte) worden bespaard. Na afloop van het opsporingsonderzoek bestaat dergelijke filterfunctie evenwel niet. Het Openbaar Ministerie beslist soeverein of het de verdachte vervolgt, zonder dat de partijen hier een vinger in de pap te brokken hebben. De regeling der rechtspleging wordt meer en meer bekritiseerd, zowel in de rechtsleer als door praktijkactoren. Ook in het recente Justitieplan van minister Geens wordt de afschaffing van deze belastende, vertragende tussenprocedure op de schop genomen. De OVB erkent dat deze tussenprocedure in veel gevallen niet noodzakelijk is en leidt tot onnodige vertraging van de strafprocedure. Zeker wanneer de partijen tijdens het vooronderzoek zelf al ruimere mogelijkheden tot tegenspraak zouden krijgen, is deze tussenstap niet steeds aan de orde. Niettemin zijn er nog steeds zaken waarin enige filterfunctie wél haar nut heeft om dure en stigmatiserende terechtzittingen te vermijden of om er voor te zorgen dat de strafrechter over een volledig en genuanceerd/uitgebalanceerd strafdossier kan beschikken. De OVB stelt daarom een facultatieve, minder formalistische variant van het afsluiten van het vooronderzoek voor. Op het einde van zowel het opsporingsonderzoek, als het gerechtelijk onderzoek worden de partijen in kennis gesteld van de beslissing van het OM al dan niet te vervolgen. Vanaf die kennisgave hebben de verdachte en de burgerlijke partij 88 een maand inzage in het strafdossier. Gedurende die termijn kunnen ze ook bijkomende onderzoekshandelingen verzoeken 89. Deze termijn is langer dan de 15 dagen die de partijen krachtens artikel 127 Sv. nu hebben. De OVB acht deze termijn van 15 dagen evenwel te kort. Ze pleit voor een verlenging zodat de verdediging (en de burgerlijke partij) met meer kennis van zaken kunnen beslissen of ze al dan niet een verzoekschrift tot bijkomende onderzoekshandelingen instellen. Het Grondwettelijk Hof benadrukte op 12 februari 2015 nogmaals het belang van deze mogelijkheid om de volledigheid van het gerechtelijk onderzoek na te streven 90, zodat het belang van een zorgvuldige, beredeneerde aanwending van dit verzoekrecht erg belangrijk is. Meer bedenkingstijd is dus een 88 In de huidige regelgeving heeft ook de als benadeelde geregistreerde persoon een automatisch recht op inzage in het strafdossier. De OVB acht dit niet nodig omdat dit automatisch recht vooral van belang is voor de verdachte en de burgerlijke partij. Dit recht steevast toekennen aan de benadeelde, kan de procedure al te veel verzwaren en zou kunnen leiden tot misbruik (de voorwaarden om zich als benadeelde te registreren zijn minder stringent dan die voor een burgerlijke partijstelling). De OVB stelt voor deze personen enkel in kennis te stellen van de dag en plaats van de regeling door de raadkamer. Wanneer ze inzage willen, moeten ze zich burgerlijke partij stellen of krachtens artikel 61ter Sv. een verzoekschrift indienen bij de titularis van het onderzoek. 89 Volgens de huidige cassatierechtspraak kunnen partijen die tijdens de 15 dagen voor de regeling der rechtspleging een verzoekschrift tot bijkomende onderzoekshandelingen indienen (of dit konden doen maar niet deden in tegenstelling tot andere partijen) en de regeling zodoende werd geschorst, de regeling der rechtspleging geen tweede maal doen schorsen met een nieuw verzoekschrift (tenzij het OM zijn vordering wijzigt ten gevolge van dit nieuw onderzoek) (Cass. 23 november 2010, P zie ook GwH 12 februari 2015, nr. 19/2015 ( kan in principe slechts één keer gebruik van worden gemaakt ). De OVB kan zich vinden deze rechtspraak (zeker als ze een maand tijd hebben om zich voor te bereiden). Anders zou iedereen steeds uitstel kunnen vragen, wat de procedure aanzienlijk kan vertragen. Er wordt echter wel opgemerkt dat de zaken anders liggen wanneer onderzoek na het eerste verzoek nieuwe elementen aan het licht brengt (ongeacht of het OM zijn vordering wijzigt) 90 GwH 12 februari 2015, nr. 19/2015. Pagina 19

20 must. Een langere termijn zou bovendien het aantal gevraagde uitstellen van de regeling der rechtspleging kunnen verminderen, net omdat ze meer tijd hebben zich ten volle voor te bereiden 91. Voor aangehouden verdachten blijft de termijn wel 3 dagen. Wanneer de partijen van deze mogelijkheid gebruik maken, volgt er steeds een tegensprekelijke procedure regeling der rechtspleging, waaraan alle partijen (ook de niet-verzoekende) kunnen deelnemen. Hetzelfde geldt wanneer er geen bijkomend onderzoek wordt verzocht, maar een van de partijen toch gemotiveerd verzoeken om een regeling der rechtspleging in te stellen. Het onderzoeksgerecht beslist dan of de verdachte wordt doorverwezen. Zowel het OM (buitenvervolgingstelling) als de verdachte (verwijzing) kunnen hiertegen hoger beroep instellen Maken ze daarentegen geen gebruik van deze mogelijkheid, kan het OM ineens de correctionele rechtbank adiëren (voor assisen steeds regeling der rechtspleging door de KI, zonder dat de raadkamer hier aan te pas komt). Door de regeling der rechtspleging facultatief te maken, kunnen nutteloze zittingen van de raadkamer zonder dat een der partijen de verwijzing betwist, worden vermeden. Door de facultatieve procedure pas vast te stellen nadat alle verzoeken tot bijkomend onderzoek zijn afgehandeld of afgewezen, wordt ook een rationelere, efficiëntere werkwijze mogelijk en moet de zitting niet steeds worden uitgesteld (zoals dit ook bestond voor ). De mogelijkheid voor de raadkamer om een beslissing ten gronde te nemen (opschorting/internering), wordt door de OVB niet weerhouden. Gelet op de burgerlijke belangen, wordt dit voorbehouden aan de bodemrechter (eventueel met gesloten deuren 93 ) Zuivering der nietigheden De voorgestelde afslanking van de regeling der rechtspleging heeft onvermijdelijk ook gevolgen voor het vraagstuk van de zuivering der nietigheden. Sinds de wet-franchimont kunnen de raadkamer tijdens de regeling der rechtspleging (artikel 13 Sv.) en de KI telkens wanneer ze kennis neemt van de zaak (artikel 235bis Sv.), het dossier zuiveren van onrechtmatig verkregen bewijs. De bedoeling van deze zuivering tijdens het vooronderzoek was enerzijds het ontlasten van de bodemrechter van procedurekwesties en ervoor zorgen dat de strafrechter niet meer de moeilijke abstractie-oefening moet maken om onrechtmatige proceshandelingen en bewijsmiddelen weg te denken. Daarenboven laat dit toe dat het onderzoek vroegtijdig wordt stopgezet of dat bepaalde onderzoekshandelingen kunnen worden overgedaan en de strafrechter zich alsnog met een voldoende gestoffeerd dossier over de zaak kan beraden 94. In de praktijk lijkt deze filter echter niet feilloos te werken 95. In de eerste plaats verhindert deze tussenprocedure niet dat vonnisrechter zich over rechtmatigheidsverweren moet buigen: - Niet gebonden door beslissing raadkamer, zodat eenzelfde verweer nogmaals ter terechtzitting kan worden opgeworpen Zie ook J. MEESE, Sire, er zijn geen onderzoeksrechters meer. De toekomst van het gerechtelijk onderzoek: Frankrijk als inspiratiebron, De wet voorbij. Liber Amicorum Luc Huybrechts, Mortsel, Intersentia, 2010, 281; T. DE MEESTER, In de marge van de Wet van 31 mei 2005: de regeling der rechtspleging eindelijk geregeld?, NC 2006, Zie hierover T. DE MEESTER, In de marge van de Wet van 31 mei 2005: de regeling der rechtspleging eindelijk geregeld?, NC P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), MvT, Parl.St. Kamer , P. TRAEST, G. VERMEULEN, L. VAN PUYENBROECK, W. DE BONDT, T. GOMBEER en S. RAATS, Een praktijkgericht onderzoek naar de knelpunten in de huidige Belgische strafprocedure met het oog op het schrijven van een nieuwe strafprocedure, (2015), Pagina 20

Woord vooraf... 11. Inleiding en methodologie... 15. 1 Doelstelling van het onderzoek... 15

Woord vooraf... 11. Inleiding en methodologie... 15. 1 Doelstelling van het onderzoek... 15 Inhoudstafel Woord vooraf... 11 Inleiding en methodologie... 15 1 Doelstelling van het onderzoek... 15 2 Onderzoeksteam... 17 2.1 Kernteam UGent... 17 2.2 Expertengroep... 17 2.3 Begeleidingscomité...

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? Is er in uw bedrijf al eens een ernstig arbeidsongeval gebeurd? Dan bent u als werkgever, als lid van de hiërarchische lijn, als preventieadviseur, als

Nadere informatie

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal RECHT OP BIJSTAND VAN EEN ADVOCAAT VOORSTEL VAN RICHTLIJN EU Vicky De Souter, Attaché, Directie Strafwetgeving FOD Justitie De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Inleiding. Probleem = gerecht draait niet goed Oplossing = Potpourri II. Doel? Apparaat beter laten draaien Efficiënter optreden Sneller werken

Inleiding. Probleem = gerecht draait niet goed Oplossing = Potpourri II. Doel? Apparaat beter laten draaien Efficiënter optreden Sneller werken Wet Potpourri II FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inleiding Probleem = gerecht draait niet goed Oplossing

Nadere informatie

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet Orde van Vlaamse Balies www.advocaat.be NOTA Koningsstraat 148 B 1000 Brussel T +32 (0)2 227 54 70 F +32 (0)2 227 54 79 info@advocaat.be Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 201 Info op 0 november 2016 Wat vooraf ging Als gevolg van het treinongeval werd een gerechtelijk onderzoek geopend bij

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 1 december 2015 ADVIES 2015-94 Over de weigering om toegang te verlenen tot de inspectierapporten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

INHOUD. Inleiding... 1 DEEL I. DE HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE BURGERLIJKE VORDERING UIT EEN MISDRIJF... 5

INHOUD. Inleiding... 1 DEEL I. DE HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE BURGERLIJKE VORDERING UIT EEN MISDRIJF... 5 INHOUD Inleiding............................................................. 1 DEEL I. DE HISTORISCHE EVOLUTIE VAN DE BURGERLIJKE VORDERING UIT EEN MISDRIJF...................................................

Nadere informatie

Opleidingscyclus Winkelveiligheid. De weg van het juridisch dossier. 21 november 2014

Opleidingscyclus Winkelveiligheid. De weg van het juridisch dossier. 21 november 2014 Opleidingscyclus Winkelveiligheid De weg van het juridisch dossier 21 november 2014 Overzicht 1. Verloop strafrechtelijke procedure Fase 1: Strafonderzoek - A. Opsporingsonderzoek - B. Gerechtelijk onderzoek

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JULI 2014 P.14.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1029.N A B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Frank Marneffe, advocaat bij de balie te Antwerpen,

Nadere informatie

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer,

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, 30 OKTOBER 2001 P.01.1239.N/1 Nr. P.01.1239.N.- K. M., beklaagde, gedetineerd, eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, met als raadsman

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie

Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Kanselarij Boudewijnlaan 30 1000 Brussel T. secretariaat:

Nadere informatie

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan 211-1150 Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE Nota CCMC 2017/014 Brussel, 20 april 2017 BETREFT : Nota Salduz

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31 De rol van de rechter bij de waarheidsvinding in de correctionele procedure. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar Belgisch, Frans en Nederlands recht. Daniel DE WOLF WAV TO KNOWLfDGE \UGrfV r die keure

Nadere informatie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.10.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1029.N I. II. B. R., beklaagde, gedetineerd, eiser. met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. III.

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor

Bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor Bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor 1 Inleiding Introductie Vorming = toelichting van Salduz-wet en col 3 vuistregels in Salduz-praktijk: 1. Eerste reflex = overlopen mogelijkheden en consequenties

Nadere informatie

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur Beroepsinstantie inzake openbaarheid van bestuur en hergebruik van overheidsinformatie Vlaamse Regering Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid Afdeling Kanselarij Boudewijnlaan 30, bus 20 1000 Brussel

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Hoe kan de bijstand van een advocaat in de praktijk geregeld worden?

Hoe kan de bijstand van een advocaat in de praktijk geregeld worden? Hoe kan de bijstand van een advocaat in de praktijk geregeld worden? Preadvies Laurens van Puyenbroeck & Gert Vermeulen Brussel, 12 juni 2009 1 I. Inleiding Bijstand advocaat conferentie Brussel 12 juni

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING

STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING STRAFVERVOLGING VAN PROCES-VERBAAL TOT VEROORDELING Christophe THIEBAUT Advocaat PAQUES, NOPERE & THIEBAUT Assistent UCL Maître de conférences FUCAM II- DE OPSPORING * Basisstuk van de strafprocedure *

Nadere informatie

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121 Hoofdstuk 2 De misdrijven 63 152. In het fiscaal strafonderzoek gelden de gebruikelijke regels van het strafprocesrecht. De fiscus en het strafrechtelijk opsporingsapparaat opereren apart en zoals hierna

Nadere informatie

NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht

NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht 4. NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Derde druk Prof. mr M. Wladimiroff Mr S.E. Marseille Dr mr J.M. Sjöcrona Mr P.R. Wery Strafprocesrecht

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 9 januari 2012 ADVIES 2012-1 met betrekking tot de openbaarheid van auditverslagen (CTB/2011/337)

Nadere informatie

RECHTSBIJSTAND. Hoofdstuk 5. Art.21. Voorafgaandelijke bepaling

RECHTSBIJSTAND. Hoofdstuk 5. Art.21. Voorafgaandelijke bepaling Hoofdstuk 5 RECHTSBIJSTAND Voorafgaandelijke bepaling Gewaarborgd schadegeval Art.21 De bepalingen van de overige hoofdstukken van deze overeenkomst zijn van toepassing op Rechtsbijstand voor zover ze

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 2013 Gevolgen op gerechtelijk vlak Als gevolg van het treinongeval heeft de Procureur des Konings een strafdossier geopend

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Paul Ponsaers 1 1. De EU is niet enkel een economische, politieke en sociale gemeenschap, maar evenzeer een waardengemeenschap.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Webapplicatie Salduz. Salduz-wet

Webapplicatie Salduz. Salduz-wet Webapplicatie Salduz Johan Van Driessche Bestuurder IT en financiën Orde van Vlaamse balies Salduz-wet De wet van 13 augustus 2011 tot wijziging van het wetboek van strafvordering en van de wet van 20

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 SEPTEMBER 2014 P.14.0024.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0024.N I 1. R M E A M, met als raadsman mr. Joris Vercraeye, advocaat bij de balie te Anwerpen, 2. A L L M, met als raadsman

Nadere informatie

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen In de eindtermen (juni 2005) voor de opleiding BOA wordt verwezen naar een aantal artikelen van wetten. Deze wetten zijn: de Algemene wet op het Binnentreden (Awob) Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3

HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3 INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE LIJST VAN DE VOORNAAMSTE WETGEVING V XIX XXI INLEIDING 1 HOOFDSTUK I: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET STRAFPROCES BETROKKEN 3 I. De gerechtelijke politie 4

Nadere informatie

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4 a) Wie zit waar Lees aandachtig onderstaande tekst. Duid nadien op de foto de plaats aan van de verschillende actoren (rood en onderlijnd in tekst) in een rechtbank. Bij een burgerlijke of een strafrechtelijk

Nadere informatie

Inhoudstafel. Deel I De fiscale strafvervolging naar Belgisch recht

Inhoudstafel. Deel I De fiscale strafvervolging naar Belgisch recht fisc.strafvervolging.book Page v Friday, January 20, 2006 4:15 PM v Dankwoord...............................................i Voorwoord............................................... iii Ten geleide: doelstelling

Nadere informatie

Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 6490/1/14 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP)

Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 6490/1/14 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 februari 2014 (28.02) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP) 6490/1/14 REV 1 EPPO 9 EUROJUST 38 CATS 23 FIN 117 COPEN 53 GAF 10 NOTA van: het voorzitterschap

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 FEBRUARI 2019 P.18.1028.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1028.N J J M S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie Antwerpen, tegen 1. D W, burgerlijke

Nadere informatie

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts Factsheet De aansprakelijkheid van de arts Algemeen Als u vermoedt dat een beroepsbeoefenaar uw rechten heeft geschonden, kunt u hem of de zorginstelling waarbinnen hij werkt aansprakelijk stellen. Volgens

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Aanhouding en inverzekeringstelling

Aanhouding en inverzekeringstelling Aanhouding en inverzekeringstelling 1 U bent aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Wat zijn uw rechten? U wordt verdacht van een strafbaar feit. De Rechercheur Opsporing van de Inspectie SZW

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0263.N I M D J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II W F B, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T Rolnummers 4767 en 4788 Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2014 P.14.1408.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1408.F O. S., Mr. Pierre Deutsch, advocaat bij de balie te Nijvel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.1146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1146.N T K H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, tegen 1. E V D C, 2.

Nadere informatie

Rolnummer 4495. Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer 4495. Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T Rolnummer 4495 Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 8 van de wet

Nadere informatie

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN Inleiding. Nico Biesmans, Magistraat-assessor Provinciale Raad van Antwerpen Bij de oprichting van de Orde der Geneesheren heeft de wetgever het toezicht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituten,

Nadere informatie

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T Rolnummers 4519 en 4522 Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : - de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, derde tot vijfde lid, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

Nadere informatie

Rolnummer 4704. Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4704. Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4704 Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21ter van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 1 februari 2016 ADVIES 2016-07 met betrekking tot de weigering om toegang te geven tot het volledige

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2012 P.11.1808.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1808.N I 1. F P M E P, beklaagde, 2. B L J M F, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

Een kritische analyse van de juridische positionering van de (private) fraude auditor

Een kritische analyse van de juridische positionering van de (private) fraude auditor Een kritische analyse van de juridische positionering van de (private) fraude auditor Joris Lambrechts Waeterinckx Advocaten CPS-IFA Studiedag 24 oktober 2017 Private fraude-onderzoekers: meerwaarde of

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 27 oktober 2014 ADVIES 2014-85 met betrekking tot de weigering om een kopie te verstrekken van de

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 U WORDT VERDACHT INHOUD Deze brochure 3 Aanhouding en verhoor 3 Inverzekeringstelling 4 De reclassering 5 Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 Beperkingen en rechten 6 Voorgeleiding bij de

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

U wordt verdacht. Inhoud

U wordt verdacht. Inhoud Inhoud Deze brochure 3 Aanhouding en verhoor 3 Inverzekeringstelling 3 Uw advocaat 4 De reclassering 5 Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5 Beperkingen en rechten 5 Voorgeleiding bij de officier

Nadere informatie

1. voorafgaand aan het verhoor een advocaat kan raadplegen, 2. de verdachte tijdens het verhoor bijstand van zijn advocaat geniet,

1. voorafgaand aan het verhoor een advocaat kan raadplegen, 2. de verdachte tijdens het verhoor bijstand van zijn advocaat geniet, You have the right to remain silent. Should you waive that right, anything you say can be held against you in a court of law. You have the right to speak to an attorney. If you cannot afford an attorney,

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Recht en bijstand bij juridische procedures

Recht en bijstand bij juridische procedures Recht en bijstand bij juridische procedures In deze folder leest u meer 0900-0101 (lokaal tarief) over de juridische bijstand door Slachtofferhulp Nederland en de rechten van slachtoffers. Een wirwar van

Nadere informatie

Rolnummer 4834. Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T

Rolnummer 4834. Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T Rolnummer 4834 Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 DECEMBER 2015 P.15.0905.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0905.N I E Y, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II 1. M Y, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie. Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk Federale Overheidsdienst Justitie U bent gedagvaard >voor de politierechtbank >voor de correctionele

Nadere informatie

POSITION PAPER SALDUZ

POSITION PAPER SALDUZ POSITION PAPER SALDUZ DE SALDUZ-WET De Salduz-wet 1 voorziet in nieuwe regels met betrekking tot het verhoor van getuigen en verdachten en is het gevolg van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Algemene beginselen inzake deskundigenadvisering aan bestuur en bestuursrechter 11 Ingrid Opdebeek, Steven Denys en Stéphanie De Somer

Algemene beginselen inzake deskundigenadvisering aan bestuur en bestuursrechter 11 Ingrid Opdebeek, Steven Denys en Stéphanie De Somer Inhoud Algemene beginselen inzake deskundigenadvisering aan bestuur en bestuursrechter 11 Ingrid Opdebeek, Steven Denys en Stéphanie De Somer I Probleemstelling, afbakening en onderzoeksvragen 11 1 Maatschappelijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 JANUARI 2015 P.13.1644.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1644.N S V, burgerlijke partij, eiser, vertegenwoordigd door mr. Beatrix Vanlerberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2012 P.11.1936.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1936.N K E L D, inverdenkinggestelde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, en mr. Philip

Nadere informatie

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen. U wordt verdacht Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden en blinden. * Waar in deze brochure hij staat,

Nadere informatie

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 juli 2009 (03.07) (OR. en) 11457/09 DROIPE 53 COPE 120 OTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Rolnummer 4418. Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4418. Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T Rolnummer 4418 Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 301, 2, tweede en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 7 van

Nadere informatie

Inhoud. en methodologie...1

Inhoud. en methodologie...1 Woord vooraf...v Inleiding. Probleemstelling, onderzoeksvragen en methodologie...1 Hoofdstuk 1. Probleemstelling en begripsafbakening...3 Afdeling 1. Algemene probleemstelling...3 Afdeling 2. Begripsafbakening...6

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken. aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken. aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken EUROPEES PARLEMENT 2004 ««««««««««««Commissie juridische zaken 2009 VOORLOPIGE VERSIE 2004/0113(CNS) 22.12.2004 ONTWERPADVIES van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29 VERORDENING over het recht van onderzoek. (raadsbesluit van 28 november 2002) De raad der gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 14 november 2002

Nadere informatie

EVALUATIE VAN 1 JAAR SALDUZ- WET

EVALUATIE VAN 1 JAAR SALDUZ- WET EVALUATIE VAN 1 JAAR SALDUZ- WET Conclusie en aanbevelingen Studiedag «t Salduz beter gaan?! Hoe de toekomstige EU-richtlijnen implementeren in onze regelgeving?» 27 maart 2013 DSB An RAES VASTSTELLINGEN

Nadere informatie