FUNCTIEVERGELIJKINGEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FUNCTIEVERGELIJKINGEN"

Transcriptie

1 FUNCTIEVERGELIJKINGEN FOKKO VAN DE BULT 1. Inleiding Het oplossen van functievergelijkingen is een onderwerp dat nog niet heel lang op IMO s voorkomt. Een deel van de reden dat ze nu toch wel regelmatig voorkomen is dat het lastig is om er veel theorie voor te geven. Een groot deel van de oplossing van zo n opgaven moet dan ook bestaan uit ter plekke bedachte argumenten. Door veel voorbeelden gezien te hebben van trucs die werkten om zulke opgaves op te lossen kun je echter wel wat gerichter ideeën verzinnen. Een functievergelijking is in zijn simpelste vorm een opgave van de vorm : Bepaal alle functies f : X X die voldoen aan Een vergelijking waar f en een paar getallen x en y in voorkomen voor alle x, y X. Hierbij is X een verzameling getallen, bijvoorbeeld R of Q. Zoals gezegd leer je het beste dit soort opgaven op te lossen door het te doen. Daarom is dit stuk verdeeld in stukjes met steeds een uitgewerkt voorbeeld en daarna opgaven. Oplossingen van sommige opgaven (die met een tje) zijn achterin te vinden, maar het is wel de bedoeling dat je voldoende tijd neemt om de opgaven eerst zelf te proberen te maken. 2. Wat is een functie eigenlijk? Een goede definitie van wat een functie is geven is erg moeilijk als je niet een technisch en contra-intuïtieve definitie wilt. Echter het beeld wat vaak op school wordt geschetst van wat functies zijn klopt ook niet echt. Aangezien het moeilijk is alle functies te vinden met een bepaalde eigenschap als je nog niet eens weet wat een functie is, moeten we toch een uitleg geven. Een functie is een soort zwarte doos waar je dingen instopt en waar vervolgens wat uitkomt. Er hoeft verder geen verband te bestaan tussen de dingen die eruit komen als je er verschillende dingen instopt (al is dat er meestal wel). De verzameling van dingen die je erin kunt stoppen noemen we het domein. De verzameling mogelijke uitkomsten heet het codomein (niet alle elementen uit het codomein hoeven ook echt aangenomen te worden, het codomein geeft meer het type elementen aan wat uit de functie komt). Een functie f van domein D naar codomein B, schrijven we als f : D B en koppelt dus aan elk element d D precies één element b B, wat we noteren met f : d b of f(d) = b. Twee functies, f 1 : D 1 B 1 en f 2 : D 2 B 2, zijn gelijk als hun domein en hun codomein overeenkomt (D 1 = D 2 en B 1 = B 2 ) en als f 1 en f 2 aan elk element in het domein hetzelfde element in het codomein toevoegen. De functie is dus f, het recept dat aangeeft hoe je de waarden van het domein aan die van het codomein koppelt. In het bijzonder is f(x) niet een functie, maar een functiewaarde (namelijk de waarde van de functie f in het punt x). Net zo is bijvoorbeeld de sinus een functie, maar sin(x) niet (want dat is weer een functiewaarde). Date: 3 Januari

2 2 FOKKO VAN DE BULT Binnen deze definitie zijn nog altijd de wildste functies mogelijk. Zo is er geen enkel probleem om een functie te maken van de verzameling mensen op aarde, naar de verzameling grassprietjes in de tuin van Huis ten Bosch. Ook voor functies tussen verzamelingen getallen zijn er nog vele wilde mogelijkheden, zoals de functie f : R R die alle breuken naar 1 stuurt en alle andere getallen (bijvoorbeeld π en 2) naar 0. In het bijzonder kun je van deze functie niet een grafiek tekenen. Op de IMO zullen zulke vreemde functies waarschijnlijk wel niet (vaak) voorkomen, maar er moet wel bewezen worden dat zulke functies geen oplossing zijn van een vergelijking, dus je moet je wel realiseren dat ze bestaan. In het bijzonder hoeven functies dus niet continu te zijn (dat wil zeggen dat ze een mooie grafiek hebben). Ook zijn functies op N eigenlijk gewoon rijtjes getallen (in plaats van de functie f kun je denken aan het rijtje f(1), f(2),...) en niet functies op R waarvan je toevallig alleen de waarden in N bekijkt. 3. Een eerste voorbeeld Laten we nu beginnen met een voorbeeld, om een idee te geven van hoe het oplossen van dit soort opgaven ongeveer gaat. 1. Vind alle functies f : Q Q die voldoen aan de Cauchy-vergelijking (1) f(x + y) = f(x) + f(y) voor alle x, y Q. Bewijs. Het eerste wat we doen als we de opgave bekijken is even stilstaan bij het domein en het codomein van f. In dit geval is het beide Q en hoeven we ons dus geen zorgen te maken over reële getallen. We doen dit omdat het te vaak gebeurt dat deelproblemen (als bijvoorbeeld Kan f(0) gelijk zijn aan 2? ) opgelost kunnen worden door alleen maar naar het domein of codomein te kijken en je het toch niet ziet. Bij een tweede blik op een nieuwe opgave proberen we een oplossing te gokken. Als we weten waarnaar we zoeken, dan hebben we een beter idee van wat voor dingen we zouden kunnen bewijzen. Overigens kun je ook in een later stadium, als je wat meer weet, iets proberen te gokken als het eerder nog niet lukte. In dit geval lijkt de vergelijking lineair te zijn, dus gokken we f(x) = cx, voor een zekere constante c Q (want f(1) Q). Als we dit invullen krijgen we f(x + y) = c(x + y) = cx + cy = f(x) + f(y), dus inderdaad zijn dit oplossingen. We moeten nu nog bewijzen dat er geen andere zijn. Overigens kan het best voorkomen dat je een aantal oplossingen vindt, maar nog niet alle, dus wees daarop bedachtzaam. Om nu wat meer te weten te komen over onze functie gaan we andere dingen invullen in plaats van x en y. We kunnen bijvoorbeeld x vervangen door 1, of y vervangen door x + z (voor een nieuwe variabele z), of dit misschien wel allebei tegelijkertijd doen. Wat willekeurig invullen kan wel eens helpen, maar het doel is om hiermee de vergelijking te versimpelen. We gaan daarom proberen zoiets in te vullen dat twee van de drie functiewaarden in de vergelijking overeenkomen. Als we y = 0 invullen zien we dat x + y = x, en de twee functiewaardes aan de rechterkant kunnen we gelijkmaken door y = x in te vullen. Als we dus y = 0 invullen krijgen we en voor y = x krijgen we f(x) = f(0) + f(x), f(2x) = f(x) + f(x) = 2f(x). Uit de eerste vergelijking kunnen we nu meteen concluderen dat f(0) = 0, en hebben we dus al de eerste waarde van de functie gevonden! De tweede lijkt minder

3 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 3 interessant, omdat het niet direct de waarde van de functie in een punt geeft, maar het levert wel een simpel verband op tussen verschillende functiewaardes, wat ook heel waardevol is. Nu we voor 0 en 2x de functiewaardes weten, kijken we of we die getallen ook in onze vergelijking kunnen krijgen. Dus gaan we iets invullen zodat x + y = 0, of x = 0 of y = 0, dan wel x + y = 2x, of x = 2x of y = 2x. De enige nieuwe dingen die we kunnen invullen zijn dan y = x (van x + y = 0) en y = 2x. Dus krijgen we ofwel f( x) = f(x), en 0 = f(0) = f(x) + f( x), f(3x) = f(x) + f(2x) = f(x) + 2f(x) = 3f(x). Op deze manier kunnen we nu doorgaan, maar we beginnen misschien al een patroon te zien. Inderdaad hebben we laten zien dat f(nx) = nf(x) voor n = 2 en 3, maar voor n = 1 is het natuurlijk sowieso waar, en als we net iets anders kijken naar de vergelijkingen f(0) = 0 en f( x) = f(x), zien we dat het ook geldt voor n = 0 en 1. Laten we dus proberen te bewijzen dat f(nx) = nf(x) voor alle n Z. De aangewezen methode lijkt inductie. Dat werkt echter alleen om iets te bewijzen voor alle positieve n (althans in eerste instantie), dus we bewijzen eerst dat f(nx) = nf(x) voor n N en x Z. Voor n = 1 is het duidelijk waar. Om het te bewijzen voor n + 1, terwijl we aannemen dat het voor n geldt, vullen we y = nx in in (1). Dit lijkt op wat we eerder deden en is de enige manier om gebruik te kunnen maken van de aanname dat f(nx) = nf(x). Dus we krijgen f((n + 1)x) = f(x + nx) = f(x) + f(nx) = f(x) + nf(x) = (n + 1)f(x), en inderdaad geldt het ook voor n + 1. Met inductie volgt dus dat f(nx) = nf(x) voor alle n 1. Voor negatieve n kunnen we nu ook inductie naar beneden toepassen, maar makkelijker is het gebruiken van f( x) = f(x), zodat voor n 1 geldt f(nx) = f( nx) = ( n)f(x) = nf(x), want n 1. We hebben dus nu voor alle n Z laten zien dat f(nx) = nf(x). Als we nu x = 1 invullen zien we dat f(n) = nf(1). Als we c = f(1) stellen geldt dus voor alle oplossingen dat f(x) = cx voor x Z. Om het nu ook voor x Q te bewijzen gebruiken we dat ( ) ( p qf = f q p ) = f(p) = cp, q q ofwel f(p/q) = cp/q voor p, q Z. Dus geldt f(x) = cx voor alle x Q. We hadden al laten zien dat dit inderdaad oplossingen zijn, maar het zijn dus inderdaad ook echt alle oplossingen. Samenvattend bestaat de methode die we toepassen eruit dat we eerst kijken of we een oplossing kunnen gokken. Daarna proberen we subsitituties uit te voeren die al bekende dingen met elkaar relateren of die de vergelijking versimpelen. En daarna is het een kwestie van patronen zien en met bekende methoden (als inductie) een net bewijs van die patronen geven. Tenslotte controleren we op het eind altijd of de oplossingen die we gevonden denken te hebben wel echt oplossingen zijn. 2 (Slowakije 2004). Vind alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x R. f(x) + xf(1 x) = x 2 + 1,

4 4 FOKKO VAN DE BULT 3 (Balkan 2004). Zij a 0, a 1,... een rij reële getallen zodat a m+n + a m n m + n 1 = a 2m + a 2n, 2 voor alle m n 0. Bepaal a 2004 als a 1 = 3. 4 (Ierland 2006). Vind alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y R en aan f(1) = 1. f(xy + f(x)) = xf(y) + f(x), 5 (Tsjecho-Slowaakse Olympiade 1997). Bepaal alle functies f : R R die voldoen aan f(f(x) + y) = f(x 2 y) + 4f(x)y voor alle x, y R. 6 (PAMO 2003). Vind alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y R. f(x 2 ) f(y 2 ) = (x + y)(f(x) f(y)), 7 (Estland 2004). Vind alle functies f : (0, ) R die voldoen aan voor alle x, y (0, ). f(x)f(y) = f(xy) + 1 x + 1 y 8 (Baltic Way 2003). Vind alle functies f : Q + Q + die voldoen aan ( ) ( 1 f = f(x), ) f(x) = f(x + 1), x x voor alle x Q +. 9 (Oekraïne 1997). Vind alle functies f : Q + Q + die voldoen aan (a) f(x + 1) = f(x) + 1 voor alle x Q + ; (b) f(x 2 ) = f(x) 2 voor alle x Q ( IMO ). Bepaal alle functies f : R 0 R 0 die voldoen aan (a) f(xf(y))f(y) = f(x + y) voor alle x, y R 0 ; (b) f(2) = 0; (c) f(x) 0 voor alle x [0, 2). 11. Vind alle functies f : Z 0 Z 0 die voldoen aan voor alle x, y Z 0 4f(x 2 + y 2 ) = (f(x) + f(y)) 2 4. In/sur/bijectiviteit In de zoektocht naar alle functies die aan een bepaalde vergelijking voldoen is het natuurlijk altijd goed om een paar eigenschappen te kennen, die functies kunnen hebben. De in-, sur- en bi-jectiviteit van een functie is dan een van de belangrijkere eigenschappen. Op school worden deze eigenschappen ook wel een-op-een of op genoemd, maar ik hou me bij hun (van oorsprong) Franse namen. Definitie 1. Als een functie f alle elementen in het codomein echt aanneemt, dan noemen we hem surjectief. Ofwel f : D B is surjectief als b B d D : f(d) = b.

5 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 5 Als een functie f twee verschillende punten uit het domein altijd naar twee verschillende punten in het codomein afbeeld dan noemen we hem injectief. Ook wel f : D B is injectief als x, y D : (x y f(x) f(y)). Een functie f die zowel surjectief is als injectief noemen we bijectief. Als een functie bijectief is worden dus alle punten van het domein D en het codomein B precies in paren (van steeds één element uit D en één uit B) verdeeld en kunnen we een inverse functie f 1 : B D definiëren (een functie die de zaak omdraait en bij elk element b uit het codomein het element f 1 (b) = d in het domein toevoegt met f(d) = b). Er volgt ook uit dat het aantal elementen van de verzameling van B gelijk is aan dat van D, wat nuttig kan zijn bij combinatorische opgaves, maar hier niet erg van belang is. Als je weet dat een functie surjectief is kun je in je functievergelijking een functiewaarde (dus bijvoorbeeld een uitdrukking van de vorm f(y)) gelijk kiezen aan een willekeurig getal, om zo je vergelijking te versimpelen. Als je functie injectief is kun je uit f(a) = f(b) concluderen dat a = b (want als a b dan is f(a) f(b)). Je zou deze dingen misschien sowieso willen doen, maar als je functie niet surjectief is weet je niet dat er een f(x) is die (bijvoorbeeld) 0 is (neem maar f(x) = x 2 +1). Ook geldt dan niet dat uit f(x) = f(y) volgt dat x = y, want bijvoorbeeld 1 2 = ( 1) 2, maar niet 1 = 1. Twee functies f : A B en g : B C, waarvan het codomein van de ene het domein van de ander is kunnen na elkaar uitgevoerd worden om een functie g f : A C (spreek uit g na f ) te maken die wordt gedefinieerd door (g f)(a) = g(f(a)). Nu geldt dat als g f injectief is, dat f dat dan ook moet zijn. Stel namelijk dat f(a) = f(a ), dan is ook (g f)(a) = g(f(a)) = g(f(a )) = (g f)(a ), en uit injectiviteit van g f volgt dan dat a = a en dus is f zelf injectief. Als aan de andere kant g f surjectief is, dan is g dat ook. Neem namelijk een element c C, dan volgt uit surjectiviteit van g f dat er een a A bestaat met (g f)(a) = c. Hieruit volgt dat g(f(a)) = c en dus dat c ook echt wordt aangenomen door g. In de praktijk zal dit vaak gebruikt kunnen worden met g = f. Dan geldt dat als f f in- of surjectief is dat f dat dan ook is. Hieruit volgt ook dat als f f bijectief is dat f dat zelf ook is. Laten we nu een voorbeeld bekijken waarin we het veel kunnen gebruiken. Probeer eerst zelf de opgave op te lossen. 12 (IMO ). Geef een functie f : Q + Q + die voldoet aan: voor alle x, y Q +. f(xf(y)) = f(x) y Bewijs. Een correcte oplossing van dit probleem zou natuurlijk gewoon het stellen van de functie zijn en het vervolgens laten zien dat hij werkt. Echter dit zou niet erg inzichtelijk zijn en dus zullen we in het vervolg laten zien hoe we zo n functie kunnen bedenken. Om dat te doen proberen we uit de vergelijking zoveel mogelijk eigenschappen te vinden waaraan de functie voldoet. Ten eerste vullen we x = 1 in, zodat (2) f(f(y)) = f(1) y Aangezien f(1) > 0 (let op het codomein van onze functie), is de rechterkant een bijectieve functie van y (als functie van Q + naar Q + ). Dus is f zelf ook bijectief.

6 6 FOKKO VAN DE BULT Als we y = 1 invullen krijgen we f(xf(1)) = f(x). Met injectiviteit volgt hieruit dat xf(1) = x, ofwel dat f(1) = 1. Dus (2) reduceert tot (3) f(f(y)) = 1/y. Omdat f surjectief is willen we y = f 1 (z) invullen om zo iets moois te krijgen aan de linkerkant van de vergelijking. Echter we kunnen in dit geval de inverse zelfs bepalen, want f(f(f(f(y)))) = f(f(1/y)) = y, wegens twee keer (3). Dus f 1 (y) = f(f(f(y))) = 1/f(y). Vul dus y = f 1 (z) = 1/f(z) in in de oorspronkelijke vergelijking en krijg (4) f(xz) = f(x) f 1 (z) = f(x)f(z). We zien dus dat we de functiewaarde van elk getal kunnen berekenen als we de functiewaarde van al zijn priemdelers weten, namelijk f(p n1 1 pn k k ) = f(p 1) n1 f(p k ) n k, (nota bene: ook voor negatieve exponenten). Laten we nu maar wat proberen als functie op de priemgetallen. Zet ze eerst op een rij p 1 = 2, p 2 = 3, p 3 = 5,.... Vervolgens kiezen we de waarde op het eerste priemgetal (2) maar als 3 (want f(2) = 2 werkt niet, wegens f(f(2)) = 1/2 2). Dan volgt f(3) = f(f(2)) = 1/2. Voor getallen van de vorm 2 k 3 l, werkt de functie gegeven door f(2 k 3 l ) = f(2) k f(3) l = 3 k /2 l nu (controleer zelf). We kunnen dit idee dan uitbreiden naar alle priemfactoren door als functie te kiezen voor priemfactoren p i { pi+1 als i oneven, f(p i ) := 1/p i 1 als i even. Het uitbreiden naar willekeurige getallen gebeurt dan met behulp van (4), namelijk f(p n1 1 pn2 2 pn3 3 ) = p n2 1 p n1 2 p n4 3 p n3 4 Dit invullen in de functievergelijking levert op dat het werkt (doe het zelf!). 13 (Zuid-Afrika 1997). Bepaal alle functies f : Z Z die voldoen aan voor alle m, n Z. f(m + f(n)) = f(m) + n 14 (Zwitserland 2004). Vind alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y R. f(xf(x) + f(y)) = y + f(x) 2 15 (Estland 2005). Vind alle functies f : R R die voldoen aan f(x + f(y)) = x + f(f(y)) voor alle x, y R en bovendien aan f(2004) = Bepaal alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y R. f(xf(x) + f(y)) = f(f(x) 2 ) + y 17 ( IMO ). Bepaal alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y R. f(x f(y)) = f(f(y)) + xf(y) + f(x) 1,

7 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 7 5. Enige trucs bij het oplossen Er zijn een paar handige trucs die vaker toepasbaar zijn. Als je een uitdrukking f(f(y)) = g(y) tegenkomt kun je niet alleen wat zeggen over de injectiviteit en surjectiviteit van f, maar kun je ook een andere vergelijking afleiden. In het bijzonder kun je op twee manieren f(f(f(y))) uitrekenen. In het voorbeeld dat f(f(y)) = g(y) = 1/y krijg je zo bijvoorbeeld dat 1/f(y) = g(f(y)) = f(f(f(y))) = f(g(y)) = f(1/y). Een andere truc die je soms kunt toe passen als je een goed idee hebt wat de oplossing is, is de functie een beetje aanpassen zodat de oplossing simpeler wordt. Dus als je denkt dat f(x) = x de enige oplossing is, dan zou de functie g(x) = f(x) x constant nul moeten zijn. Aangezien een constante functie simpeler is, kun je hopen dat de vergelijking voor g(x) makkelijker is. Je zou zo ook naar g(x) = f(x)/x kunnen kijken (wat ook goed werkt als f(x) = cx voor willekeurige c een oplossing is). Verder kun je soms de functie versimpelen door te kijken naar g(x) = f(s(x)) voor een zekere functie s, dus bijvoorbeeld g(x) = f(x + 1) of g(x) = f(x 2 ), omdat zo n term vaker voorkomt in je vergelijkingen. Tenslotte kun je qua transformaties producten in sommen veranderen door op een goede manier logaritmes te nemen. Dus als in je functie f(xy) voorkomt kun je kijken naar g(x) = f(e x ), dan is g(x+y) = f(e x e y ). Net zo als je een product f(x)f(y) hebt kun je kijken naar g(x) = log(f(x)), dan is g(x) + g(y) = log(f(x)f(y)). 18 (Balkan Olympiade 2003). Vind alle functies f : Q R die voldoen aan (a) f(x + y) yf(x) xf(y) = f(x)f(y) x y + xy, (b) f(x) = 2f(x + 1) x, (c) f(1) + 1 > 0. Bewijs. Omdat we al iets meer weten over f(1), en omdat in de tweede vergelijking ook een term f(x+1) staat beginnen we maar eens met y = 1 invullen in de bovenste vergelijking en krijgen dan f(x + 1) f(x) xf(1) = f(1)f(x) 1. Samen met de tweede vergelijking geeft dit f(x) + xf(1) + f(1)f(x) 1 = f(x + 1) = 1 2 f(x) 1 x 2, ofwel (f(1) + 1 )(f(x) + x) = 0. 2 Nu zien we met f(1) + 1 > 0 dat f(x) + x 0 voor x = 1, dus moet f(1) = 0 en is f(1) = 1 2. Met inductie kunnen we nu f(n) uitrekenen voor n N (en de tweede vergelijking), en dan krijgen we f(n) = 2 n n. Het lijkt dus dat de functie g(x) = f(x)+x veel simpeler is. Zij nu g(x) = f(x) + x, dan kunnen we de eerste vergelijking voor g herschrijven tot g(x + y) = f(x + y) + x + y = yf(x) + xf(y) + f(x)f(y) x y + xy + x + y = y(g(x) x) + x(g(y) y) + (g(x) x)(g(y) y) + xy = g(x)g(y). De tweede vergelijking gaat net zo, maar levert slechts het speciale geval y = 1 van bovenstaande vergelijking op. We hebben nu een veel makkelijker vergelijking voor g gekregen, en zouden hiermee wel alle functies kunnen vinden, maar we kunnen het nog makkelijker maken. Laat h(x) = log(g(x)) (NB hier bedoelen we met log de e log, alhoewel het grondtal eigenlijk niet veel uithaalt), dan is h(x + y) = log(g(x + y)) = log(g(x)g(y)) = log(g(x)) + log(g(y)) = h(x) + h(y),

8 8 FOKKO VAN DE BULT dus h voldoet aan de Cauchy vergelijking. Merk op dat we echter een probleem hebben als g(x) 0, want dan is h niet goed gedefinieerd. Maar we zien ten eerste dat g(x) = g(x/2 + x/2) = g(x/2)g(x/2) = g(x/2) 2 0. Bovendien kan g(x) geen nul zijn, want anders zou 1 2 = g(1) = g(x + (1 x)) = g(x)g(1 x) = 0, en dus moet g(x) strikt groter zijn dan nul en is h goed gedefinieerd. We hadden de Cauchy vergelijking al opgelost en dus kunnen we meteen concluderen dat h(x) = cx voor zekere constante c en alle x Q. Dus g(x) = e cx voor zekere c, en f(x) = e cx x. We vinden de c nog door x = 1 in te vullen en vinden 1 2 = f(1) = ec 1, dus c = log(2). Dus de enig mogelijke oplossing is f(x) = 2 x x voor alle x Q. Als laatste stap controleren we nog dat dit inderdaad een oplossing is van de oorspronkelijke vergelijking. Dus we berekenen voor f(x) = 2 x x dat f(x + y) yf(x) xf(y) = 2 x y x y y(2 x x) x(2 y y) Net zo vinden we = 2 x 2 y x2 y y2 x + xy x y + xy = (2 x x)(2 y y) x y + xy = f(x)f(y) x y + xy. f(x) = 2 x x = 2 2 x 1 x = 2 2 x 1 2x x = 2f(x + 1) x. En uiteindelijk merken we nog op dat f(1) = = 1/2 en dus is f(1) + 1 = 1/2 > ( IMO ). Bewijs dat er geen functie f : Z 0 Z 0 bestaat die voldoet aan f(f(n)) = n voor alle n Z (* ). Vind een bijectie f : N N die voldoet aan f(3mn + m + n) = 4f(m)f(n) + f(m) + f(n). 21 ( IMO ). Beschouw alle functies f : N N die voldoen aan f(t 2 f(s)) = sf(t) 2 voor alle s, t N. Bepaal de kleinst mogelijke waarde van f(1998). 6. Wat eigenschappen van functies In de uitwerking van IMO hebben we de vergelijking gereduceerd tot een makkelijker vergelijking. Het helpt om te weten wat voor voorbeelden van makkelijke vergelijkingen er regelmatig voorkomen. Zo komt het vaak voor dat oplossingen even (wat betekent dat f(x) = f( x)) of juist oneven (f(x) = f( x)) zijn. Ook kan het goed zijn om te kijken naar vaste punten, of dekpunten, van een functie. Een getal c is een dekpunt van de functie f als f(c) = c. Hiervoor moeten codomein en domein natuurlijk wel overeenstemmen, anders vergelijk je appels met peren. In het volgende voorbeeld gebruiken we het intuïtieve idee dat een functie weinig dekpunten heeft. Probeer het weer eerst zelf. 22 (IMO ). Bepaal alle functies f : R + R + die voldoen aan: (a) f(xf(y)) = yf(x) voor alle x, y > 0; (b) f(x) 0 als x.

9 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 9 Bewijs. Vul eerst y = x in om te zien dat f(xf(x)) = xf(x), ofwel xf(x) is altijd een dekpunt. Als we konden laten zien dat f maar één dekpunt, zeg c, heeft zouden we meteen de oplossing weten, namelijk xf(x) = c dus f(x) = c/x. Invullen van x = c hierin geeft dat c = f(c) = c/c = 1. En inderdaad is f(x) = 1/x een oplossing, want f(xf(y)) = f(x/y) = y/x = yf(x) voor deze f en bovendien in lim x 1/x = 0. We moeten nu dus nog bewijzen dat f echt maar één vast punt heeft. Nu weer in het algemeen. Laten we x = 1 invullen in de oorspronkelijke vergelijking. Dan krijgen we (5) f(f(y)) = yf(1), ofwel f f is een bijectie (let op f(1) > 0) en dus is f dat zelf ook. Aangezien x = y = 1 invullen oplevert dat f(f(1)) = f(1), zien we, wegens injectiviteit van f, dat f(1) = 1. Dus 1 is een dekpunt. Laat c nu een willekeurig vast punt zijn. Dan is cf(c) = c 2 dat ook en met inductie volgt dan dat c n voor n > 0 een vast punt is (vul x = c en y = c n in om het voor c n+1 te bewijzen). Als c > 1, dan volgt dat voor willekeurig grote waardes van x (namelijk c n voor zekere n) geldt dat f(x) = x, ofwel dat de limiet van x van f(x) nooit nul kan zijn. Dus f heeft in elk geval geen vaste punten groter dan 1. Zij nu c < 1 een vast punt van f en vul y = c en x = 1/c in, dan zien we 1 = f(1) = f(1/c c) = f(xf(y)) = yf(x) = cf(1/c), ofwel f(1/c) = 1/c en 1/c > 1 is ook een vast punt. Aangezien f, zoals net aangetoond, geen vaste punten groter dan 1 had, geeft dit weer een tegenspraak en heeft f dus ook geen vaste punten kleiner dan 1. Het enige vaste punt van f is dus 1, en de enige functie f die aan de eisen voldoet is f(x) = 1/x. We hadden al gecontroleerd dat deze functie inderdaad voldoet, dus is dit inderdaad een oplossing. 23 (Tsjecho-Slowaakse Olympiade 2004). Vind alle functies f : (0, ) (0, ) die voldoen aan voor alle x, y (0, ). x 2 (f(x) + f(y)) = (x + y)f(f(x)y) 24 ( IMO ). S is de verzameling reële getallen groter dan -1. Bepaal alle functies f : S S die voldoen aan de volgende twee voorwaarden (a) f(x + f(y) + xf(y)) = y + f(x) + yf(x) voor alle x, y S; is strict stijgend op ( 1, 0) en (0, ). (b) f(x) x 25 ( IMO ). Bepaal alle functies f : Z 0 Z 0 die voldoen aan voor alle m, n Z 0 f(m + f(n)) = f(f(m)) + f(n)

10 10 FOKKO VAN DE BULT 7. Het uitbreiden van oplossingen op Q naar oplossingen op R Het komt nog al eens voor dat je door een methode als inductie kan bewijzen wat de waarde van je functie is op Q (zoals we gedaan hadden in het eerste voorbeeld van de Cauchy-vergelijking), maar je moest alle functie op R vinden die aan je vergelijking voldoen. Nu is er altijd maar hooguit één mooie functie op R die op Q van de vorm is die jij wil, dus je hebt wel sterk het vermoeden dat je weet wat de oplossing is. Je kunt echter er niet van uitgaan dat je oplossingen mooi zijn, dus je moet iets verzinnen om dit echt aan te tonen. De methode die wij hier gebruiken is gebaseerd op het feit dat elk reëel getal willekeurig dicht ligt bij een breuk. In het bijzonder is er tussen elke twee verschillende reële getallen altijd een breuk te vinden, hoe weinig die twee reële getallen ook verschillen. Deze eigenschap noemen we de dichtheid van de rationale getallen. Dit geldt ook voor andere verzamelingen, bijvoorbeeld voor de verzameling van de getallen van de vorm p2 k voor p, k Z (dus breuken met als noemer een macht van 2). Deze methode is dus ook net zo goed toepasbaar als je je functie eerst alleen kent op zo n andere dichte verzameling. We bekijken een uitbreiding van ons eerste voorbeeld. 26. Bepaal alle functies f : R R die voldoen aan: voor alle x, y R en f(x) > 0 als x > 0. f(x) + f(y) = f(x + y) Bewijs. Als eerder bewijzen we dat f(x) = cx voor x Q. Merk op dat c R omdat het beeld van onze functie ook is veranderd (het bewijs dat dit alle oplossingen zijn voor f : Q R moet daarom eigenlijk ook over, maar het is identiek als dat wat wij al gegeven hebben voor functies f : Q Q). We willen nu laten zien dat f(x) = cx zelfs geldt voor alle x R. Stel dat dat niet zo is. Kies dan een x zodat f(x) < cx (als f(x) > cx is f( x) = f(x) < cx, dus dit kan altijd). Omdat Q dicht ligt in R is er nu een rationaal getal q zodat f(x)/c < q < x (NB c > 0). Het idee is nu dat we deze discrepantie veschuiven naar 0, waar we wat meer weten van onze functie. Dus vul nu y = q in in (1). Dan krijgen we f(x q) = f(x) + f( q) = f(x) cq < 0, terwijl x q > 0. Dit is in tegenspraak met de eis dat f(x) > 0 als x > 0. Dus onze veronderstelling is onjuist en er zijn geen x zodat f(x) cx. De enige oplossingen zijn dus van de vorm f(x) = cx, en een berekening als in het eerste voorbeeld laat zien dat dit inderdaad oplossingen zijn. Merk overigens op dat de vergelijking (1) voor functies f : R R en geen verdere eisen, weliswaar voor waarden q Q wel moet voldoen aan f(q) = cq voor zekere c, maar ook nog andere oplossingen heeft dan alleen f(x) = cx voor alle x R. Deze alternatieve oplossingen zijn echter zeer vreemde functies en kunnen zelfs niet expliciet gegeven worden. 27 (Baltic Way 1995). Vind alle functies f : R 0 R die voldoen aan (a) f(1) = 1; (b) f( 1 x+y ) = f( 1 x ) + f( 1 y ) voor alle x, y, x + y 0; (c) (x + y)f(x + y) = xyf(x)f(y) voor alle x, y, x + y (Silk Road Competitie (Turkije) 2004). Vind alle functies f : R R die voldoen aan (x + y)(f(x) f(y)) = (x y)f(x + y) voor alle x, y R.

11 FUNCTIEVERGELIJKINGEN (IMO ). Bepaal alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y R. f(x 2 + f(y)) = y + f(x) 2, 30 ( IMO ). Bepaal alle functies f : R R die voldoen aan voor alle x, y, u, v R. (f(x) + f(y))(f(u) + f(v)) = f(xu yv) + f(xv + yu), 8. Polynomiale vergelijkingen Soms komt het voor dat je een functievergelijking hebt voor een polynomiale functie. Dan is het zaak om te gebruiken dat twee polynomen gelijk zijn als al hun coefficienten gelijk zijn. Zorg er wel voor dat je dan polynomen vergelijkt en dus minstens één variabele overhoudt. Een aantal van de genoemde eigenschappen van functies zeggen meteen wat over de coëfficienten van een polynoom. Zo is de constante (de coëfficient voor x 0 ) van een polynoom gelijk aan P (0), en in het bijzonder is die 0 als P (0) = 0. In dat geval is P (x) = xq(x) voor een polynoom Q. Meer algemeen is het natuurlijk zo dat als P (a) = 0 dat dan P (x) = (x a)q(x) voor een ander polynoom Q. Ook goed is het om te weten dat een even polynoom (dus een polynoom P die voldoet aan P (x) = P ( x)) alleen even machten van x bevat en een oneven polynoom (P (x) = P ( x)) alleen oneven machten van x bevat. Voor een polynoom P (x) = c 0 + c 1 x + c 2 x 2 + geldt namelijk dat als P (x) = P ( x) dat P (x) = P (x) + P ( x) 2 = (c 0 + c 1 x + c 2 x 2 + ) + (c 0 c 1 x + c 2 x 2 ) 2 = 2c 0 + 2c 2 x 2 + 2c 4 x 4 + = c 0 + c 2 x 2 + c 4 x en bevat het dus alleen even machten van x (want door het vergelijken van de coëfficienten van de polynomen P (x) en c 0 + c 2 x 2 + c 4 x 4 + aan beide kanten van bovenstaande vergelijking krijgen we de identiteiten c 0 = c 0, c 1 = 0, c 2 = c 2, c 3 = 0 etc.; dus alle oneven coëfficienten van P zijn nul). Als c een vast punt van een polynoom P (x) is betekent dat dat P (c) = c, ofwel P (c) c = 0. Dus nu heeft P (x) c een nulpunt in c, zodat P (x) c = (x c)q(x) voor een zeker polynoom Q. Merk ook nog op dat een polynoom altijd eindige graad heeft en dus ook een eindig aantal nulpunten (tenzij het polynoom identiek nul is), want dat aantal is kleiner dan de graad. Tenslotte merken we nog op dat polynomen surjectief zijn dan en slechts dan als hun graad (de hoogste macht van x die voorkomt) oneven is. 31 (Argentinië 2004). Bepaal alle polynomen P (x) met reële coefficienten die voldoen aan ( ( ) y x xp + yp = x + y, x) y voor x, y 0. Bewijs. We vullen eerst y = 1 in en krijgen ( ) 1 xp + P (x) = x + 1. x Zij nu P een polynoom van graad n, dus P (x) = c 0 + c 1 x + + c n x n, en vermenigvuldig de vergelijking met x n 1 (zodat het een vergelijking tussen polynomen wordt). Dan krijgen we (c n + c n 1 x + + c 0 x n ) + (c 0 x n 1 + c 1 x n + + c n x 2n 1 ) = x n 1 + x n.

12 12 FOKKO VAN DE BULT Als we dan de termen voor elke coefficient aan elkaar gelijk stellen krijgen we de volgende vergelijkingen (voor respectievelijk graad 0,1,... n 2, n 1, n, n + 1,..., 2n 1). c n = 0, c n 1 = 0,... c 2 = 0, c 1 + c 0 = 1 c 0 + c 1 = 1, c 2 = 0,... c n = 0. Dus we zien dat c 0 = 1 c 1 en dat c k = 0 als k 2. De enige mogelijke oplossingen zijn dus P (x) = (1 c) + cx. Invullen geeft dat dit inderdaad oplossingen zijn voor alle c R. 32 (Estland 2004). Zij k > 1 een natuurlijk getal. Vind alle polynomen P (x) die voldoen aan P (x k ) = P (x) k voor alle x. 33 (Nieuw Zeeland 2004). Vind alle polynomen f(x) die voldoen aan f(x 2 ) = f(x)f(x + 1). 34 ( IMO ). Bepaal alle polynomen P (x) met reële coëfficienten die voldoen aan de vergelijking P (a b) + P (b c) + P (c a) = 2P (a + b + c) voor alle drietallen reële getallen a, b en c waarvoor geldt dat ab + bc + ca = Geselecteerde oplossingen Oplossing van IMO , Opgave 10. Vul eerst y = 2 in en zie dat voor alle x 0 0 = f(xf(2))f(2) = f(2 + x), ofwel f(x) = 0 voor x 2. Stel nu dat y < 2. We zien dat voor x < 2 y (en dus x + y < 2) geldt f(xf(y))f(y) = f(x + y) 0, dus dan is f(xf(y)) 0 en dus xf(y) < 2, ofwel f(y) < 2/x. De limiet nemend voor x 2 y geeft dat f(y) 2/(2 y). Aan de andere kant geldt voor x = 2 y dat f((2 y)f(y))f(y) = f(2 y + y) = f(2) = 0, en aangezien y < 2 is f(y) 0, dus moet f((2 y)f(y)) = 0. Dit betekent dat (2 y)f(y) 2, ofwel dat f(y) 2/(2 y). Samen met f(y) 2/(2 y), levert dit op dat de enig mogelijke oplossing is { 2 f(x) = 2 x als x < 2, 0 als x 2. Invullen in de vergelijking en alle gevallen afgaan, levert op dat het klopt. Oplossing van IMO , Opgave 17. Het eerste wat opvalt is dat de vergelijking alleen f(y) bevat en geen losse y s. Laten we dus eerst f(y) vervangen door z en dan alle oplossingen proberen te vinden. We vinden er zo wel wat minder dan oplossingen van de oorspronkelijke vergelijking, maar dat probleem bewaren we voor later. Ofwel we bekijken de vergelijking Vul nu x = z in en zie dat ofwel f(x z) = f(x) + xz + f(z) 1. f(0) = 2f(z) + z 2 1, f(z) = 1 2 (1 + f(0) z2 ). z = 0 invullen geeft dat f(0) = 1 en dus is dan de enige oplossing f(z) = z2.

13 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 13 (Invullen in de vergelijkingen en uitwerken levert dat het inderdaad een oplossing is.) Nu proberen we hetzelfde te doen voor de echte vergelijking. We zullen z schrijven voor f(y). Het enige verschil met boven is dus, dat we niet iets willekeurigs voor z mogen invullen. De eerste stap x = z invullen kan echter wel en levert weer op dat (6) f(z) = 1 2 (1 + f(0) z2 ). Aangezien we nu de functiewaardes op getallen van de vorm f(z) kennen is het een idee om voor x ook een functiewaarde te kiezen. Als we dat doen zien we dat voor x, z f(r) (f(r) is het beeld van alle elementen, dus alle getallen die echt door f worden aangenomen) f(x z) = f(z) + xz + f(x) 1 = 1 2 (1 + f(0) z2 ) + xz (1 + f(0) x2 ) 1 = f(0) 1 2 (x z)2. We willen nu laten zien dat elk getal in R geschreven kan worden als verschil van twee functiewaardes. Laten we nu de uitdrukking f(x f(0)) f(x) bekijken (dit zal namelijk zowiezo een lineaire expressie in x worden), dan zien we dat f(x f(0)) f(x) = f(f(0)) + xf(0) + f(x) 1 f(x) = f(f(0)) + xf(0) 1. De rechterkant is een bijectieve functie van x van R R als f(0) 0. Dus in het bijzonder is het surjectief en we kunnen dan dus elk getal schrijven als y = f(f(0)) + xf(0) 1 voor een zeker x. Maar dan kunnen we die y dus ook schrijven als f(x f(0)) f(x), ofwel het verschil van twee functiewaardes. In dat geval weten we dat f(y) = f(0) 1 2 y2. We kunnen echter makkelijk aantonen dat f(0) 0. Stel namelijk dat f(0) = 0 dan is wegens (6) 0 = f(0) = 1 2 (1 + f(0) 02 ) = 1/2. Dit is een tegenspraak en dus is f(0) 0. We weten dus dat f(y) = f(0) 1 2 y2, voor alle y R. Door nu een functiewaarde voor y in te vullen zien we dat we op twee verschillende manieren f(y) kunnen uitrekenen, namelijk door bovenstaande formule of door (6) en zien we dus dat f(0) 1 2 y2 = f(y) = 1 2 (1 + f(0) y2 ). Dit oplossend geeft f(0) = 1. Dus de enig mogelijke oplossing van de vergelijking is f(x) = x2. Invullen in de opgave levert op dat dit ook echt een oplossing is. Oplossing van IMO , Opgave 19. Stel dat er wel zo n f bestaat. Eerst berekenen we op twee manieren f(f(f(n))) en zien we dat f(n ) = f(f(f(n))) = f(n) Dus we zien met inductie dat ook f(n k) = f(n) k voor alle gehele k (zowel positief als negatief, zolang n en n k maar positief zijn). Dus we zien

14 14 FOKKO VAN DE BULT dat we met behulp van f ook een functie g : Z/1987Z naar Z/1987Z (dit zijn de getallen modulo 1987 gerekend) kunnen definieren door g(n mod 1987) = f(n) mod (Om dit te kunnen definiëren moeten 2 getallen uit dezelfde restklasse op hetzelfde getal worden afgebeeld, maar dat hebben we net laten zien). We zien dan dat de functievergelijking voor g betekent dat g(g(n)) = n. Dit betekent dat de elementen van Z/1987Z in paren worden verdeeld, namelijk steeds paren van de vorm (n, g(n)). Aangezien er een oneven aantal elementen in Z/1987Z zitten moet er dan een paar bestaan met twee keer hetzelfde element, ofwel er moet een n bestaan met g(n) = n. Voor f betekent dit echter dat f(n) = n+1987l voor een zekere gehele l. Maar dan is f(f(n)) = f(n l) = f(n) l = n l n Dus we hebben een tegenspraak en onze eerste stelling dat er wel een f bestond is niet waar. Er bestaat dus geen f die aan deze vergelijking voldoet. Oplossing van opgave 20. Om wat te kunnen met deze opgave willen we eigenlijk de vergelijking versimpelen. Een van de dingen die we kunnen proberen is om de term 3mn + m + n te ontbinden. Helaas gaat dit niet, en het beste wat we kunnen doen is zien dat 3mn + m + n = 3(m )(n ) 1 3. We houden echter niet van breuken, dus vermenigvuldigen beide kanten met 3, en om het ontbindbaar te maken tellen we er dan 1 bij op. Dus krijgen we 3(3mn + m + n) + 1 = (3m + 1)(3n + 1). Dus die 3x + 1 termen komen nu wel verdomd veel voor. Laten we een functie g bekijken die voldoet aan f(x) = g(3x + 1). Dan voldoet g aan de vergelijking ofwel g((3m + 1)(3n + 1)) = f(3mn + m + n) = 4f(m)f(n) + f(m) + f(n) = 4g(3m + 1)g(3n + 1) + g(3m + 1) + g(3n + 1), g(xy) = 4g(x)g(y) + g(x) + g(y), voor x en y getallen van de vorm 1 modulo 3. Om de rechterkant mooi te maken voeren we nu een zelfde truc uit door de functie h(x) = 4g(x) + 1 te definieren. Dan is (7) h(xy) = 4g(xy) + 1 = 16g(x)g(y) + 4g(x) + 4g(y) + 1 = (4g(x) + 1)(4g(y) + 1) = h(x)h(y). Dus h voldoet nu aan een hele simpele vergelijking. Onze transformaties hebben echter wel het domein en codomein van onze functie verandert. In het bijzonder zien we dat het domein van g (en dus ook h) alleen de positieve getallen zijn van de vorm 3k + 1, en het codomein van h zijn de positieve getallen van de vorm 4k + 1. We moeten dus een bijectie vinden tussen de getallen van de vorm 3k + 1 en die van de vorm 4k + 1 die voldoet aan (7). We zien dat de vergelijking ervoor zorgt dat h bepaalt wordt door de waarden op priemgetallen. Om een bijectie te maken moeten bovendien priemgetallen naar priemgetallen gestuurd worden. En getallen van de vorm 3k + 1 moeten naar een getal van de vorm 4k + 1 gestuurd worden. Verdeel nu de priemgetallen in twee keer twee groepen. A 1 en A 2 zijn de priemgetallen met resten 1 en 2 modulo 3 respectievelijk (en 3 zelf vergeten we) en B 1 en

15 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 15 B 3 zijn de priemgetallen met resten 1 en 3 modulo 4 (waarbij we 2 vergeten). Een stelling van de getaltheorie die we hier niet uitwerken zegt dat al deze vier verzamelingen (aftelbaar) oneindig veel elementen bevatten. Dus er is een bijectie tussen A 1 en B 1 en tussen A 2 en B 3. Dit definiëert een goede bijectie h, door een product van priemgetallen naar het product van de beelden te sturen. Merk op dat een getal van de vorm 1 modulo 3 altijd een even aantal priemfactoren 2 modulo 3 bevat, zodat het beeld een even aantal priemfactoren 3 modulo 4 heeft en dus is het beeld 1 modulo 4. Nu terugwerken wat dit betekent voor f geeft de gevraagde bijectie, dus f(x) = h(3x+1) 1 4, met h als boven. Oplossing van IMO , Opgave 21. Vul eerst t = 1 in en krijg f(f(s)) = sf(1) 2. Dus f is injectief omdat f f dat is. (NB f is niet noodzakelijk surjectief, omdat de functie van N naar N gaat en dus is f f niet noodzakelijk surjectief als f(1) 1.) Vul nu s = f(u 2 f(1)) in en krijg f(t 2 u 2 f(1) 3 ) = f(t 2 f(u 2 f(1))) = f(u 2 f(1))f(t) 2 = f(u) 2 f(t) 2. Dit betekent dat als we twee paren getallen hebben met ab = cd dat dan ook f(a) 2 f(b) 2 = f(a 2 b 2 f(1) 3 ) = f(c 2 d 2 f(1) 3 ) = f(c) 2 f(d) 2. Aangezien f alleen positieve waardes aanneemt betekent dit dat (8) f(a)f(b) = f(c)f(d). In het bijzonder zien we met inductie ook dat f(a n )f(1) n 1 = f(a) n. Stel nu dat f(1) f(a). Dan is er een priemfactor p en een zekere m N zodat p m f(1) en p m f(a). Dus de linkerkant van de vergelijking wordt door op zijn minst m(n 1) keren p gedeeld en de rechterkant door op zijn hoogst (m 1)n. Als n > m is m(n 1) > (m 1)n en dus kan er dan geen gelijkheid van gehele getallen meer staan. Dus we hebben een tegenspraak en dus is f(1) f(a). We willen nu aantonen dat g(n) := f(n)/f(1) nog steeds aan de oorspronkelijke vergelijking voldoet. Nu weten we in de oorspronkelijke vergelijking met s = 1 en met behulp van (8) dat f(t 2 f(1)) = f(t) 2 = f(t 2 )f(1). We zien dus ook, weer met behulp van (8) dat ofwel dat Nu kunnen we voor g berekenen dat f(af(1))f(a) = f(a 2 f(1))f(1) = f(a) 2 f(1), f(af(1)) = f(a)f(1). g(t 2 g(s)) = f(t 2 f(s)f(1))f(1) = f(t 2 f(s))f(1) 2 = sf(t) 2 f(1) 2 = sg(t) 2. Dus inderdaad voldoet g nu zelf ook aan de vergelijking. We kunnen dus aannemen dat f(1) = 1, want alle oplossingen zijn toch zulke oplossingen, hooguit vermenigvuldigt met een constante. (En als we de kleinste functiewaarde voor 1998 zoeken zal die constante toch 1 moeten zijn.) We zien dan echter meteen dat f f nu wel bijectief is, en f dus ook. Ook is in dit geval f zijn eigen inverse. Dus vergelijking (8) wordt dan met c = ab en d = 1 f(ab) = f(a)f(b). Dit betekent dat we alle functiewaardes kunnen uitrekenen als we f kennen op de priemgetallen. Aangezien f zijn eigen inverse zullen de priemgetallen in paren

16 16 FOKKO VAN DE BULT worden opgedeeld, waarbij elk priemgetal wordt afgebeeld op het andere element van het paar (eventueel kan zo n paar bestaan uit 2 keer hetzelfde priemgetal). We zien dat f(1998) = f(2)f(3) 3 f(37), dus dit is minimaal als f(3) = 2, f(2) = 3 en f(37) = 5 (en dus ook f(5) = f(37)). Dan is de waarde f(1998) = = 120. Een expliciet voorbeeld van een functie die we zouden kunnen gebruiken wordt gegeven door f(2 n1 3 n2 5 n3 37 n4 q) = 2 n2 3 n1 5 n4 37 n3 q. waar q N en q geen delers 2,3,5 of 37 heeft. Dat dit werkt volgt uit simpelweg invullen. Oplossing van IMO , Opgave 24. Het eerste wat opvalt is dat links onder de functie en rechts hetzelfde staat met x en y verwisselt. Dus vullen we y = x in en krijgen f(x + f(x) + xf(x)) = x + f(x) + xf(x). Dus (x + 1)f(x) + x is een vast punt van de functie f. Nu weten we dat voor een vast punt ongelijk aan 0 geldt dat f(x)/x = 1. Uit de tweede eis volgt dus dat er ten hoogste 1 vast punt zit in zowel het interval ( 1, 0) als het interval (0, ). Zij a een vast punt in ( 1, 0), dan is ook (a + 1)f(a) + a = a(a + 2) een vast punt. Echter a(a + 2) < 0 en dus moet a = a(a + 2). Dan geldt a = 1 en dat kan niet, dus er is geen vast punt in ( 1, 0). Anderzijds zij b een vast punt in (0, ) dan is ook (b + 1)f(b) + b = b(b + 2) een vast punt. Echter b(b + 2) > 0 en dus moet b = b(b + 2). Ook nu volgt b = 1 en dat kan weer niet. Dus er is ook geen vast punt in (0, ). Het enige mogelijke vaste punt is dus 0. Dit zou betekenen dat alle functies die aan deze vergelijking voldoen ook voldoen aan (x + 1)f(x) + x = 0, ofwel dat f(x) = x x + 1 = x + 1. Dit invullen geeft dat deze functie inderdaad werkt. NB Inderdaad is 0 een vast punt van deze functie. Oplossing van IMO , Opgave 25. Vul eerst m = 0 in en zie dat (9) f(f(n)) = f(f(0)) + f(n). Als we dan ook nog eens n = 0 invullen zien we dat f(f(0)) = f(f(0)) + f(0), ofwel dat f(0) = 0. Dit betekent dat (9) versimpelt tot f(f(n)) = f(n). Het volgt dus dat f(n) een vast punt is voor alle n. Hierna kunnen we de oorspronkelijke vergelijking versimpelen tot f(m + f(n)) = f(f(m)) + f(n) = f(m) + f(n). In het bijzonder zien we met inductie (naar a) dat voor a N (10) f(b + af(n)) = f(b) + af(n). Zij nu k > 0 het kleinste positieve getal dat een vast punt is, ofwel met f(k) = k. Dan zijn natuurlijk alle gehele veelvouden van k ook een vast punt, maar ik beweer dat er geen andere vaste punten zijn. Stel namelijk dat l = b + ak een vast punt is met 0 < b < k. Dan is l = f(l) = f(b + ak) f(b + af(k)) = f(b) + af(k) = f(b) + ak,

17 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 17 ofwel b = f(b). Dan is b dus ook een vast punt, maar dat kan niet want k was de kleinste. De functie neemt dus ook alleen maar waardes aan in veelvouden van k. Ook zien we met behulp van (10) dat de functie volledig bepaalt wordt door k en de waardes op de getallen {1, 2,..., k 1}. Kies nu willekeurige waardes op de getallen {1, 2,..., k 1} voor de functie, die wel k-vouden zijn en breidt de functie uit via f(a + bk) = f(a) + bk. Dan kennen we de functie in alle punten van N en de claim is dat al deze functies aan de vergelijking voldoen. Vul namelijk maar in (NB f(n) is een k-voud): f(m + f(n)) = f(m) + f(n) = f(f(m)) + f(n). Dus het klopt en dus hebben we alle oplossingen gevonden. Oplossing van IMO , Opgave 30. Even naar de vergelijking kijken levert op dat f(x) = x 2 een oplossing is (vul maar in) en dat constante functies kans van slagen hebben. Dat proberen geeft dat ook f(x) = 0 en f(x) = 1/2 oplossingen zijn. Nu kunnen we door goede keuzes voor x, y, u en v te doen verschillende functiewaardes bepalen. Neem bijvoorbeeld x = y = u = v = 0, dan is 4f(0) 2 = 2f(0), ofwel f(0) = 0 of f(0) = 1/2. Verder geeft x = u = 1 en y = v = 0 dat (f(1) + f(0)) 2 = f(1) + f(0), ofwel f(1) + f(0) = 0 of f(1) + f(0) = 1. Met ook nog x = 1 en y = u = v = 0 zien we 2f(0)(f(0) + f(1)) = 2f(0), ofwel f(0) = 0 of f(0)+f(1) = 1. Alles samenvattend hebben we nu 3 mogelijkheden voor f(0) en f(1), die allen corresponderen met één van de al gevonden oplossingen, namelijk (a) f(0) = 0 en f(1) = 0, met als bijbehorende oplossing f(x) = 0; (b) f(0) = 0 en f(1) = 1, met als mogelijke oplossing f(x) = x 2 ; (c) f(0) = 1/2 en f(1) = 1/2, met als kandidaat oplossing f(x) = 1/2. In het geval dat f(0) = f(1) = 0 vullen we u = 1 en y = v = 0 in en zien we 0 = (f(x) + f(0))(f(1) + f(0)) = f(x) + f(0) = f(x). In het geval dat f(0) = f(1) = 1/2 vullen we y = u = v = 0 in en zien we 1 = f(0) + f(0) = f(xu yv) + f(xv + yu) = (f(x) + 1/2)(1/2 + 1/2) = f(x) + 1/2, ofwel f(x) = 1/2. We hoeven dus alleen het geval f(0) = 0 en f(1) = 1 nog te bekijken. Als we in dit geval x = y en u = v invullen krijgen we 4f(x)f(u) = f(2xu). Door nu op te merken dat ook f(2xu) = 4f(xu)f(1) = 4f(xu) geldt zien we f(xu) = 1 f(2xu) = f(x)f(u). 4 Vul nu y = v = 1 en x = u = 0 in in de oorspronkelijke vergelijking, dan zien we dat f( 1) = 1, dus is f( x) = f( 1)f(x) = f(x), en is f even. We zien ook dat f(x 2 ) = f(x)f(x) 0, dus f neemt alleen niet-negatieve waardes aan. We gaan nu eerst bewijzen dat f(x) = x 2 voor alle x Z, daarna voor alle x Q en daarna voor alle x R. Door x = n en y = u = v = 1 in te vullen zien we dat 2f(1)(f(n) + f(1)) = f(n 1) + f(n + 1),

18 18 FOKKO VAN DE BULT Hierbij zien we dat f(n + 1) geschreven kan worden in termen van f(n) en f(n 1). Met inductie kunnen we nu voor n N bewijzen dat f(n) = n 2 en aangezien f even is zien we dat dit nu ook bewezen is voor alle n Z. Voor een getal p/q Q, met p, q Z, zien we dat f(p) = f(p/q)f(q), ofwel f(p/q) = f(p)/f(q) = p 2 /q 2. Dus nu hebben we voor alle x Q bewezen dat f(x) = x 2. Door vervolgens in de oorspronkelijke vergelijking u = x en v = y = 1 te substitueren zien we 1 (f(x) + 1) 2 = f(x 2 + 1). We zien dus dat functiewaardes van getallen groter dan 1 altijd zelf ook groter dan 1 zijn. Stel nu voor een x R dat f(x) x 2. Dan kunnen we zonder verlies van algemeenheid aannemen dat f(x) < x 2 en dat x > 0 (anders kijken we naar f(1/x) = 1/f(x) of naar x respectievelijk). Kies nu een rationaal getal q Q, zodat f(x) < q 2 < x 2. Dan zien we dat x/q > 1, maar f(x/q) = f(x)/f(q) = f(x)/q 2 < 1. Dit is een tegenspraak met het feit dat we net hebben laten zien dat functiewaardes van getallen groter dan 1 altijd zelf ook groter dan 1 zijn. Dus er bestaat niet zo n x R met f(x) x 2. Dus als f(0) = 0 en f(1) = 1, dan is de enige oplossing f(x) = x 2. Samenvattend zijn er dus drie oplossingen, namelijk f(x) = 0, f(x) = 1 en f(x) = x 2. Oplossing van IMO , Opgave 34. Een vervelende eigenschap van deze opgave is dat je niet alles mag invullen wat je wil, maar alleen iets als het aan de vergelijking ab + bc + ca = 0 voldoet. Laten we eerste a = b = c = 0 invullen (wat dus wel mag) en concluderen dat P (0) = 0. Wat ook mag is a = b = 0 invullen met c willekeurig, om te concluderen dat P (c) = P ( c), dus P is even. Als een polynoom bevat het dan alleen maar even machten van x. Nu willen we een echt niet-triviale variant van de vergelijking krijgen en moeten we dus een niet-triviale oplossing van ab + bc + ca = 0 vinden. Het moet echter wel een beetje mooi blijven, dus eisen we a, b en c geheel. Ontbind nu, alsof het een vergelijking is waarin a constant is, de vergelijking in (b + a)(c + a) = a 2. Dan kunnen we voor gegeven vaste a makkelijk alle bijbehorende gehele oplossingen van b en c vinden, uit de priemfactorontbinding van a 2. Voor a = 1 geeft dit alleen b = c = 2 en b = c = 0 en dus geen niet-triviale oplossingen. Voor a = 2 kunnen we 4 = ( 1) ( 1) schrijven en krijgen we b = 6 en c = 3 als niet-triviale oplossing. Nu vullen we niet gewoon a = 2, b = 6 en c = 3 in, maar a = 2x, b = 6x en c = 3x om een vergelijking tussen polynomen te houden. Dan vinden we (11) P (8x) + P (5x) + P (3x) = 2P (7x), waar we evenheid van P gebruikt hebben om wat mintekens weg te vegen. Dit is nu een vergelijking tussen polynomen en die geldt alleen als de vergelijking geldt voor alle coefficienten voor machten van x n. Zij nu P (x) = c 0 + c 2 x c 2k x 2k, waarbij we gebruiken dat P geen oneven machten van x bevat omdat P even is. De bijbehorende vergelijking voor de coëfficient van x n in (11) is nu Dus of c n = 0 of c n (8 n + 5 n + 3 n ) = 2c n 7 n. (12) 8 n + 5 n + 3 n = 2 7 n

19 FUNCTIEVERGELIJKINGEN 19 moet gelden. Voor n = 0 is (12) niet waar (maar omdat P (0) = 0 wisten we al dat de coëfficient voor x 0 gelijk was aan 0), voor n = 2 staat er = 98 = 2 49 en klopt het wel. Voor n = 4 staat er = 4802 = = en klopt het ook. Voor grote n zien we echter dat 8 n sneller groeit dan 7 n en op den duur dan ook groter is dan 2 7 n. Vanaf dat moment zijn er dan geen oplossingen meer. Er geldt dat 8 n > 2 7 n als (8/7) n > 2. Nu is ( 8 7 ) n = ( ) n 1 + n ( ) n > 2 voor n 6, dus er zijn geen oplossingen van (12) met n 6. We zien dat de enige polynomen die kunnen voldoen van de vorm dx 2 + ex 4 zijn, voor willekeurige d en e in R. Dit invullend geeft dat deze ook allemaal kloppen. De berekening bleek in de praktijk nog wel een struikelblok te kunnen vormen; het idee is dat je om te laten zien dat de vergelijking geldt na het invullen van a, b en c gebruik maakt van de relatie ab + bc + ca = 0. Je moet een polynomiale identiteit bewijzen en je weet een nulpunt dus de vergelijking moet deelbaar zijn door ab + bc + ca. In het bijzonder is de vergelijking equivalent met 0 = (ab + bc + ca)(6d + 6e(2a 2 + 2b 2 + 2c 2 + ab + bc + ca)).

Functievergelijkingen

Functievergelijkingen Functievergelijkingen Trainingsweek juni 2008 Basistechnieken Je mag alle getallen in het domein invullen in je functievergelijking. Wat er precies handig is, hangt af van het domein en van de functievergelijking.

Nadere informatie

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 Katern 2 Getaltheorie Inhoudsopgave 1 Delers 1 2 Deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 11 6 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12 1 Delers In Katern 1 heb je geleerd wat een deler van een getal

Nadere informatie

V.4 Eigenschappen van continue functies

V.4 Eigenschappen van continue functies V.4 Eigenschappen van continue functies We bestuderen een paar belangrijke stellingen over continue functies. Maxima en minima De stelling over continue functies die we in deze paragraaf bewijzen zegt

Nadere informatie

I.3 Functies. I.3.2 Voorbeeld. De afbeeldingen f: R R, x x 2 en g: R R, x x 2 zijn dus gelijk, ook al zijn ze gegeven door verschillende formules.

I.3 Functies. I.3.2 Voorbeeld. De afbeeldingen f: R R, x x 2 en g: R R, x x 2 zijn dus gelijk, ook al zijn ze gegeven door verschillende formules. I.3 Functies Iedereen is ongetwijfeld in veel situaties het begrip functie tegengekomen; vaak als een voorschrift dat aan elk getal een ander getal toevoegt, bijvoorbeeld de functie fx = x die aan elk

Nadere informatie

opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): 2 a 2.

opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): 2 a 2. opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): ℵ 0 #A, B = {b 0,..., b n 1 } voor een zeker natuurlijk getal

Nadere informatie

Uitwerkingen toets 12 juni 2010

Uitwerkingen toets 12 juni 2010 Uitwerkingen toets 12 juni 2010 Opgave 1. Bekijk rijen a 1, a 2, a 3,... van positieve gehele getallen. Bepaal de kleinst mogelijke waarde van a 2010 als gegeven is: (i) a n < a n+1 voor alle n 1, (ii)

Nadere informatie

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017

Selectietoets vrijdag 10 maart 2017 Selectietoets vrijdag 10 maart 2017 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. Zij n een even positief geheel getal. Een rijtje van n reële getallen noemen we volledig als voor elke gehele

Nadere informatie

IMO-selectietoets I donderdag 2 juni 2016

IMO-selectietoets I donderdag 2 juni 2016 IMO-selectietoets I donderdag juni 016 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. Zij ABC een scherphoekige driehoek. Zij H het voetpunt van de hoogtelijn vanuit C op AB. Veronderstel

Nadere informatie

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A Jaap van Oosten 2007-2008 1 Kardinaliteiten Opgave 1.1. Bewijs, dat R N = R. Opgave 1.2. Laat Cont de verzameling continue functies R R zijn. a) Laat zien dat

Nadere informatie

Enkele valkuilen om te vermijden

Enkele valkuilen om te vermijden Enkele valkuilen om te vermijden Dit document is bedoeld om per onderwerp enkele nuttige strategieën voor opgaven te geven. Ook wordt er op een aantal veelgemaakte fouten gewezen. Het is géén volledige

Nadere informatie

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor 1ste fase Wiskunde. vrijdag 31 januari 2014, 8:30 12:30. Auditorium L.00.07

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor 1ste fase Wiskunde. vrijdag 31 januari 2014, 8:30 12:30. Auditorium L.00.07 Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor 1ste fase Wiskunde vrijdag 31 januari 2014, 8:30 12:30 Auditorium L.00.07 Geef uw antwoorden in volledige, goed lopende zinnen. Het examen bestaat uit 5 vragen.

Nadere informatie

Uitwerkingen toets 9 juni 2012

Uitwerkingen toets 9 juni 2012 Uitwerkingen toets 9 juni 0 Opgave. Voor positieve gehele getallen a en b definiëren we a b = a b ggd(a, b). Bewijs dat voor elk geheel getal n > geldt: n is een priemmacht (d.w.z. dat n te schrijven is

Nadere informatie

Polynomen. + 5x + 5 \ 3 x 1 = S(x) 2x x. 3x x 3x 2 + 2

Polynomen. + 5x + 5 \ 3 x 1 = S(x) 2x x. 3x x 3x 2 + 2 Lesbrief 3 Polynomen 1 Polynomen van één variabele Elke functie van de vorm P () = a n n + a n 1 n 1 + + a 1 + a 0, (a n 0), heet een polynoom of veelterm in de variabele. Het getal n heet de graad van

Nadere informatie

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1)

Getaltheorie I. c = c 1 = 1 c (1) Lesbrief 1 Getaltheorie I De getaltheorie houdt zich bezig met het onderzoek van eigenschappen van gehele getallen, en meer in het bijzonder, van natuurlijke getallen. In de getaltheorie is het gebruikelijk

Nadere informatie

Hints en uitwerkingen huiswerk 2013 Analyse 1 H17

Hints en uitwerkingen huiswerk 2013 Analyse 1 H17 Hints en uitwerkingen huiswerk 013 Analyse 1 H17 Rocco van Vreumingen augustus 014 1 Inhoudsopgave 1 Hints 1 3 Hints 4 3 Hints 3 4 4 Hints 4 5 5 Hints 5 5 6 Hints 6 6 7 Hints 7 6 8 Hints 8 6 9 Hints 9

Nadere informatie

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking 10 december 2013, 09:30 12:30 Dit tentamen bevat 5 opgaven; zie ook de ommezijde. Alle opgaven tellen even zwaar (10 punten); je cijfer is

Nadere informatie

Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave.

Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave. Oplossing van opgave 6 en van de kerstbonusopgave. Opgave 6 Lesbrief, opgave 4.5 De getallen m en n zijn verschillende positieve gehele getallen zo, dat de laatste drie cijfers van 1978 m en 1978 n overeenstemmen.

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Equivalentierelaties. 3.1 Modulo Rekenen

Hoofdstuk 3. Equivalentierelaties. 3.1 Modulo Rekenen Hoofdstuk 3 Equivalentierelaties SCHAUM 2.8: Equivalence Relations Twee belangrijke voorbeelden van equivalentierelaties in de informatica: resten (modulo rekenen) en cardinaliteit (aftelbaarheid). 3.1

Nadere informatie

Geldwisselprobleem van Frobenius

Geldwisselprobleem van Frobenius Geldwisselprobleem van Frobenius Karin van de Meeberg en Dieuwertje Ewalts 12 december 2001 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Afspraken 3 3 Is er wel zo n g? 3 4 Eén waarde 4 5 Twee waarden 4 6 Lampenalgoritme

Nadere informatie

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015

Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. µkw uitwerkingen. 12 juni 2015 Je hebt twee uur de tijd voor het oplossen van de vraagstukken. Elk vraagstuk is maximaal 10 punten waard. Begin elke opgave op een nieuw vel papier. µkw uitwerkingen 12 juni 2015 Vraagstuk 1. We kunnen

Nadere informatie

Uitwerkingen Tentamen Wat is Wiskunde (WISB101) Donderdag 10 november 2016, 9:00-12:00

Uitwerkingen Tentamen Wat is Wiskunde (WISB101) Donderdag 10 november 2016, 9:00-12:00 Uitweringen Tentamen Wat is Wisunde (WISB101) Donderdag 10 november 2016, 9:00-12:00 Docenten: Barbara van den Berg & Carel Faber & Arjen Baarsma & Ralph Klaasse & Vitor Blåsjö & Guido Terra-Bleeer Opgave

Nadere informatie

Oplossingen Oefeningen Bewijzen en Redeneren

Oplossingen Oefeningen Bewijzen en Redeneren Oplossingen Oefeningen Bewijzen en Redeneren Goeroen Maaruf 20 augustus 202 Hoofdstuk 3: Relaties. Oefening 3..2 (a) Persoon p is grootouder van persoon q. (b) (p, q) O o O r P : [ (p, r) O (r, q) O ]

Nadere informatie

2 n 1. OPGAVEN 1 Hoeveel cijfers heeft het grootste bekende Mersenne-priemgetal? Met dit getal vult men 320 krantenpagina s.

2 n 1. OPGAVEN 1 Hoeveel cijfers heeft het grootste bekende Mersenne-priemgetal? Met dit getal vult men 320 krantenpagina s. Hoofdstuk 1 Getallenleer 1.1 Priemgetallen 1.1.1 Definitie en eigenschappen Een priemgetal is een natuurlijk getal groter dan 1 dat slechts deelbaar is door 1 en door zichzelf. Om technische redenen wordt

Nadere informatie

In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel van rekenregel 4:

In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel van rekenregel 4: Katern 4 Bewijsmethoden Inhoudsopgave 1 Bewijs uit het ongerijmde 1 2 Extremenprincipe 4 3 Ladenprincipe 8 1 Bewijs uit het ongerijmde In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel

Nadere informatie

Combinatoriek groep 2

Combinatoriek groep 2 Combinatoriek groep 2 Recursie Trainingsdag 3, 2 april 2009 Homogene lineaire recurrente betrekkingen We kunnen een rij getallen a 0, a 1, a 2,... op twee manieren definiëren: direct of recursief. Een

Nadere informatie

Tentamen Discrete Wiskunde 1 10 april 2012, 14:00 17:00 uur

Tentamen Discrete Wiskunde 1 10 april 2012, 14:00 17:00 uur Tentamen Discrete Wiskunde 0 april 0, :00 7:00 uur Schrijf je naam op ieder blad dat je inlevert. Onderbouw je antwoorden, met een goede argumentatie zijn ook punten te verdienen. Veel succes! Opgave.

Nadere informatie

Getallenleer Inleiding op codeertheorie. Cursus voor de vrije ruimte

Getallenleer Inleiding op codeertheorie. Cursus voor de vrije ruimte Getallenleer Inleiding op codeertheorie Liliane Van Maldeghem Hendrik Van Maldeghem Cursus voor de vrije ruimte 2 Hoofdstuk 1 Getallenleer 1.1 Priemgetallen 1.1.1 Definitie en eigenschappen Een priemgetal

Nadere informatie

V.2 Limieten van functies

V.2 Limieten van functies V.2 Limieten van functies Beschouw een deelverzameling D R, een functie f: D R en zij c R. We willen het gedrag van f in de buurt van c bestuderen. De functiewaarde in c is daarvoor niet belangrijk, de

Nadere informatie

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen.

We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen. II.2 Gehele getallen We beginnen met de eigenschappen van de gehele getallen. Axioma s voor Z De gegevens zijn: (a) een verzameling Z; (b) elementen 0 en 1 in Z; (c) een afbeelding +: Z Z Z, de optelling;

Nadere informatie

7.1 Het aantal inverteerbare restklassen

7.1 Het aantal inverteerbare restklassen Hoofdstuk 7 Congruenties in actie 7.1 Het aantal inverteerbare restklassen We pakken hier de vraag op waarmee we in het vorige hoofdstuk geëindigd zijn, namelijk hoeveel inverteerbare restklassen modulo

Nadere informatie

Opgaven Inleiding Analyse

Opgaven Inleiding Analyse Opgaven Inleiding Analyse E.P. van den Ban Limieten en continuïteit Opgave. (a) Bewijs direct uit de definitie van iet dat y 0 y = 0. (b) Bewijs y 0 y 3 = 0 uit de definitie van iet. (c) Bewijs y 0 y 3

Nadere informatie

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen

Opmerking. TI1300 Redeneren en Logica. Met voorbeelden kun je niks bewijzen. Directe en indirecte bewijzen Opmerking TI1300 Redeneren en Logica College 2: Bewijstechnieken Tomas Klos Algoritmiek Groep Voor alle duidelijkheid: Het is verre van triviaal om definities te leren hanteren, beweringen op te lossen,

Nadere informatie

Machten, exponenten en logaritmen

Machten, exponenten en logaritmen Machten, eponenten en logaritmen Machten, eponenten en logaritmen Macht, eponent en grondtal Eponenten en logaritmen hebben alles met machtsverheffen te maken. Een macht als 4 is niets anders dan de herhaalde

Nadere informatie

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie Combinatoriek groep 1 & : Recursie Trainingsweek juni 008 Inleiding Bij een recursieve definitie van een rij wordt elke volgende term berekend uit de vorige. Een voorbeeld van zo n recursieve definitie

Nadere informatie

Functies deel 1. Vijfde college

Functies deel 1. Vijfde college 3 Functies deel 1 Vijfde college 1 Ch.3 Functions and Algorithms Hoofdstuk 3 uit Schaum gaat over functies en algoritmen. Het gedeelte over algoritmen ( 3.8 en 3.9) komt uitgebreid aan de orde bij toekomstige

Nadere informatie

De wissel-eigenschap voor vermenigvuldigen Vermenigvuldigen kan in omgekeerde volgorde gebeuren, want voor ieder paar getallen a enbgeldt: a b=b a.

De wissel-eigenschap voor vermenigvuldigen Vermenigvuldigen kan in omgekeerde volgorde gebeuren, want voor ieder paar getallen a enbgeldt: a b=b a. 98 Algebra 3.3 Variabelen 3.3.1 Inleiding F= 9 5 15+32= 27+32=59 15 C= 59 F In de inleidende tekst aan het begin van dit hoofdstuk staat een afkorting waarmee de temperatuur in graden Celsius in graden

Nadere informatie

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor of Science Fysica en Wiskunde. vrijdag 3 februari 2012, 8:30 12:30

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor of Science Fysica en Wiskunde. vrijdag 3 februari 2012, 8:30 12:30 Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor of Science Fysica en Wiskunde vrijdag 3 februari 2012, 8:30 12:30 Naam: Geef uw antwoorden in volledige, goed lopende zinnen. Het examen bestaat uit 5 vragen.

Nadere informatie

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien: Van de opgaven met een letter en dus zonder nummer staat het antwoord achterin. De vragen met een nummer behoren tot het huiswerk. Spieken achterin helpt je niets in het beter snappen... 1 Stelling van

Nadere informatie

FLIPIT 5. (a i,j + a j,i )d i d j = d j + 0 = e d. i<j

FLIPIT 5. (a i,j + a j,i )d i d j = d j + 0 = e d. i<j FLIPIT JAAP TOP Een netwerk bestaat uit een eindig aantal punten, waarbij voor elk tweetal ervan gegeven is of er wel of niet een verbinding is tussen deze twee. De punten waarmee een gegeven punt van

Nadere informatie

Selectietoets vrijdag 8 maart 2013

Selectietoets vrijdag 8 maart 2013 Selectietoets vrijdag 8 maart 2013 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. In trapezium ABCD is AB CD. Zij M het midden van diagonaal AC. Neem aan dat driehoeken ABM en ACD dezelfde

Nadere informatie

Bijzondere kettingbreuken

Bijzondere kettingbreuken Hoofdstuk 15 Bijzondere kettingbreuken 15.1 Kwadratische getallen In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat 2 = 1, 2, 2, 2, 2, 2, 2,.... Men kan zich afvragen waarom we vanaf zeker moment alleen maar

Nadere informatie

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

III.2 De ordening op R en ongelijkheden III.2 De ordening op R en ongelijkheden In de vorige paragraaf hebben we axioma s gegeven voor de optelling en vermenigvuldiging in R, maar om R vast te leggen moeten we ook ongelijkheden in R beschouwen.

Nadere informatie

Wanneer zijn veelvouden van proniks proniks?

Wanneer zijn veelvouden van proniks proniks? 1 Uitwerking puzzel 92-1 Wanneer zijn veelvouden van proniks proniks? Harm Bakker noemde het: pro-niks voor-niks De puzzel was voor een groot deel afkomstig van Frits Göbel. Een pronik is een getal dat

Nadere informatie

IMO-selectietoets III zaterdag 3 juni 2017

IMO-selectietoets III zaterdag 3 juni 2017 IMO-selectietoets III zaterdag 3 juni 017 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. Gegeven is cirkel ω met middellijn AK. Punt M ligt binnen de cirkel, niet op lijn AK. De lijn AM snijdt

Nadere informatie

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie Analyse A, deeltentamen Uitwerkingen maandag 1 november 2010, 9 11 uur Gebruik van een formuleblad of rekenmachine is niet toegestaan

Nadere informatie

Combinatoriek groep 1

Combinatoriek groep 1 Combinatoriek groep 1 Recursie Trainingsdag 3, 2 april 2009 Getallenrijen We kunnen een rij getallen a 0, a 1, a 2,... op twee manieren definiëren: direct of recursief. Een directe formule geeft a n in

Nadere informatie

Inleiding Analyse 2009

Inleiding Analyse 2009 Inleiding Analyse 2009 Inleveropgaven A). Stel f(, y) = In (0, 0) is f niet gedefinieerd. We bestuderen y2 2 + y 4. lim f(, y). (,y) (0,0) 1. Bepaal de waarde van f(, y) op een willekeurige rechte lijn

Nadere informatie

OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN

OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN OPLOSSINGEN VAN DE OEFENINGEN 1.3.1. Er zijn 42 mogelijke vercijferingen. 2.3.4. De uitkomsten zijn 0, 4 en 4 1 = 4. 2.3.6. Omdat 10 = 1 in Z 9 vinden we dat x = c 0 +... + c m = c 0 +... + c m. Het getal

Nadere informatie

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma

Discrete Wiskunde 2WC15, Lente Jan Draisma Discrete Wiskunde 2WC15, Lente 2010 Jan Draisma HOOFDSTUK 3 De Nullstellensatz 1. De zwakke Nullstellensatz Stelling 1.1. Zij K een algebraïsch gesloten lichaam en zij I een ideaal in K[x] = K[x 1,...,

Nadere informatie

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters

Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Uitwerkingen Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 2009 c Swier Garst - RGO Middelharnis 2 Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

IMO-selectietoets I donderdag 1 juni 2017

IMO-selectietoets I donderdag 1 juni 2017 IMO-selectietoets I donderdag 1 juni 2017 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. Zij n een positief geheel getal. Gegeven zijn cirkelvormige schijven met stralen 1, 2,..., n. Van

Nadere informatie

Hints en uitwerkingen huiswerk 2013 Analyse 1 H18

Hints en uitwerkingen huiswerk 2013 Analyse 1 H18 Hints en uitwerkingen huiswerk 2013 Analyse 1 H18 Rocco van Vreumingen 29 augustus 2014 1 Inhoudsopgave 1 Hints 1 3 2 Hints 2 4 3 Hints 3 5 4 Hints 4 5 5 Hints 5 6 6 Hints 6 6 7 Hints 7 6 8 Antwoorden

Nadere informatie

RSA. F.A. Grootjen. 8 maart 2002

RSA. F.A. Grootjen. 8 maart 2002 RSA F.A. Grootjen 8 maart 2002 1 Delers Eerst wat terminologie over gehele getallen. We zeggen a deelt b (of a is een deler van b) als b = qa voor een of ander geheel getal q. In plaats van a deelt b schrijven

Nadere informatie

II.3 Equivalentierelaties en quotiënten

II.3 Equivalentierelaties en quotiënten II.3 Equivalentierelaties en quotiënten Een belangrijk begrip in de wiskunde is het begrip relatie. Een relatie op een verzameling is een verband tussen twee elementen uit die verzameling waarbij de volgorde

Nadere informatie

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015

Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) 22 januari, 2015 Uitwerkingen Lineaire Algebra I (wiskundigen) januari, 5 In deze uitwerkingen is hier en daar een berekening weggelaten (bijvoorbeeld het bepalen van de kern van een matrix) die uiteraard op het tentamen

Nadere informatie

Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft:

Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { De tweede vergelijking van de eerste aftrekken geeft: Determinanten Invoeren van het begrip determinant Bekijk nog een keer het stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden x en y: { a x + b y = c a 2 a 2 x + b 2 y = c 2 a Dit levert op: { a a 2 x

Nadere informatie

Rekenen met cijfers en letters

Rekenen met cijfers en letters Rekenen met cijfers en letters Maerlant College Brielle 5 oktober 009 c Swier Garst - RGO Middelharnis Inhoudsopgave Rekenen met gehele getallen 7. De gehele getallen.....................................

Nadere informatie

Getallen, 2e druk, extra opgaven

Getallen, 2e druk, extra opgaven Getallen, 2e druk, extra opgaven Frans Keune november 2010 De tweede druk bevat 74 nieuwe opgaven. De nummering van de opgaven van de eerste druk is in de tweede druk dezelfde: nieuwe opgaven staan in

Nadere informatie

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht. 4 Modulair rekenen Oefening 4.1. Merk op dat 2 5 9 2 = 2592. Bestaat er een ander getal van de vorm 25ab dat gelijk is aan 2 5 a b? (Met 25ab bedoelen we een getal waarvan a het cijfer voor de tientallen

Nadere informatie

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen

Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 Uitwerking en opmerkingen Tweede huiswerkopdracht Lineaire algebra 1 en opmerkingen November 10, 2009 Opgave 1 Gegeven een vectorruimte V met deelruimtes U 1 en U 2. Als er geldt dim U 1 = 7, dimu 2 = 9, en dim(u 1 U 2 ) = 4, wat

Nadere informatie

Tentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen)

Tentamen Lineaire Algebra 1 (Wiskundigen) Tentamen Lineaire Algebra Wiskundigen Donderdag, 23 januari 24,.-3. Geen rekenmachines. Motiveer elk antwoord.. Voor alle reële getallen a definiëren we de matrix C a als a C a = a 2. a Verder definiëren

Nadere informatie

Zomercursus Wiskunde. Module 1 Algebraïsch rekenen (versie 22 augustus 2011)

Zomercursus Wiskunde. Module 1 Algebraïsch rekenen (versie 22 augustus 2011) Katholieke Universiteit Leuven September 011 Module 1 Algebraïsch rekenen (versie augustus 011) Inhoudsopgave 1 Rekenen met haakjes 1.1 Uitwerken van haakjes en ontbinden in factoren............. 1. De

Nadere informatie

Opgaven Inleiding Analyse

Opgaven Inleiding Analyse Opgaven Inleiding Analyse E.P. van den Ban Limieten en continuïteit Opgave. (a) Bewijs direct uit de definitie van limiet dat lim y 0 y = 0. (b) Bewijs lim y 0 y 3 = 0 uit de definitie van limiet. (c)

Nadere informatie

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element.

Eigenschap (Principe van welordening) Elke niet-lege deelverzameling V N bevat een kleinste element. Hoofdstuk 2 De regels van het spel 2.1 De gehele getallen Grof gezegd kunnen we de (elementaire) getaltheorie omschrijven als de wiskunde van de getallen 1, 2, 3, 4,... die we ook de natuurlijke getallen

Nadere informatie

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n.

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n. Radboud Universiteit Tentamen Calculus A NWI-WP025 25 januari 208, 8.30.30 Het gebruik van een rekenmachine/gr, telefoon, boek, aantekeningen e.d. is niet toegestaan. Geef precieze argumenten en antwoorden.

Nadere informatie

(iii) intervallen, bijvoorbeeld afgesloten intervallen zoals D = [0, 1] := {x en halfopen intervallen zoals D = (0, 1] := {x R 0 < x 1},

(iii) intervallen, bijvoorbeeld afgesloten intervallen zoals D = [0, 1] := {x en halfopen intervallen zoals D = (0, 1] := {x R 0 < x 1}, Hoofdstuk II Calculus Les Differentiatie van functies Waarscijnlijk eeft iedereen wel een idee ervan wat een functie is, maar voor de duidelijkeid zal et andig zijn om de meest belangrijke begrippen na

Nadere informatie

Inleiding Analyse. Opgaven. E.P. van den Ban. c Mathematisch Instituut Universiteit Utrecht Voorjaar 2003, herzien

Inleiding Analyse. Opgaven. E.P. van den Ban. c Mathematisch Instituut Universiteit Utrecht Voorjaar 2003, herzien Inleiding Analyse Opgaven E.P. van den Ban c Mathematisch Instituut Universiteit Utrecht Voorjaar 2003, herzien 0 1 1 Limieten en continuïteit Opgave 1.1 (a) Bewijs direct uit de definitie van limiet dat

Nadere informatie

Geef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen.

Geef niet alleen antwoorden, maar bewijs al je beweringen. Tentamen Lineaire Algebra maandag 3--27, 3.3-6.3 uur Het is niet toegestaan telefoons, computers, grafische rekenmachines (wel een gewone), dictaten, boeken of aantekeningen te gebruiken. Schrijf op elk

Nadere informatie

Kettingbreuken. 20 april 2010 1 K + 1 E + 1 T + 1 T + 1 I + 1 N + 1 G + 1 B + 1 R + 1 E + 1 U + 1 K + E + 1 N 1 2 + 1 0 + 1 A + 1 P + 1 R + 1 I + 1

Kettingbreuken. 20 april 2010 1 K + 1 E + 1 T + 1 T + 1 I + 1 N + 1 G + 1 B + 1 R + 1 E + 1 U + 1 K + E + 1 N 1 2 + 1 0 + 1 A + 1 P + 1 R + 1 I + 1 Kettingbreuken Frédéric Guffens 0 april 00 K + E + T + T + I + N + G + B + R + E + U + K + E + N 0 + A + P + R + I + L + 0 + + 0 Wat zijn Kettingbreuken? Een kettingbreuk is een wiskundige uitdrukking

Nadere informatie

De partitieformule van Euler

De partitieformule van Euler De partitieformule van Euler Een kennismaking met zuivere wiskunde J.H. Aalberts-Bakker 29 augustus 2008 Doctoraalscriptie wiskunde, variant Communicatie en Educatie Afstudeerdocent: Dr. H. Finkelnberg

Nadere informatie

VWO finales. versie 1. 28 oktober 2012

VWO finales. versie 1. 28 oktober 2012 VWO finales versie 1 28 oktober 2012 1 1 inleiding De finale van de VWO en de meeste internationale olympiades bestaan uit het bewijzen van vragen. Dit is iets wat men niet meer leert op school en waarbij

Nadere informatie

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008 Katholieke Universiteit Leuven September 008 Algebraïsch rekenen (versie 7 juni 008) Inleiding In deze module worden een aantal basisrekentechnieken herhaald. De nadruk ligt vooral op het symbolisch rekenen.

Nadere informatie

1. (a) Formuleer het Cauchy criterium voor de convergentie van een reeks

1. (a) Formuleer het Cauchy criterium voor de convergentie van een reeks Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 7 augustus 2015, 16:30 19:30 (20:30) Het gebruik van een rekenmachine, telefoon of tablet is niet toegestaan. U mag geen gebruik maken van het boek

Nadere informatie

Oefening 2.2. Welke van de volgende beweringen zijn waar?

Oefening 2.2. Welke van de volgende beweringen zijn waar? Oefeningen op hoofdstuk 2 Verzamelingenleer 2.1 Verzamelingen Oefening 2.1. Beschouw A = {1, {1}, {2}}. Welke van de volgende beweringen zijn waar? Beschouw nu A = {1, 2, {2}}, zelfde vraag. a. 1 A c.

Nadere informatie

Selectietoets vrijdag 21 maart 2014

Selectietoets vrijdag 21 maart 2014 Selectietoets vrijdag 21 maart 2014 NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Uitwerkingen Opgave 1. Vind alle niet-negatieve gehele getallen n waarvoor er gehele getallen a en b bestaan met n 2 = a + b en

Nadere informatie

Z.O.Z. Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 16 juni 2016, 12:30 15:30 (16:30)

Z.O.Z. Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 16 juni 2016, 12:30 15:30 (16:30) Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 16 juni 016, 1:30 15:30 (16:30) Het gebruik van een rekenmachine, telefoon of tablet is niet toegestaan. U mag geen gebruik maken van aantekeningen

Nadere informatie

Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, 16-4-2009, 9-12 uur

Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, 16-4-2009, 9-12 uur Deeltentamen I, Ringen en Galoistheorie, 16-4-2009, 9-12 uur Geef een goede onderbouwing van je antwoorden. Succes! 1. (a) (10 pt) Ontbindt het polynoom X 3 3X+3 in irreducibele factoren in Q[X] en in

Nadere informatie

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B =

Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, en B = Uitwerkingen tentamen Lineaire Algebra 2 16 januari, 215 Deze uitwerkingen zijn niet volledig, maar geven het idee van elke opgave aan. Voor een volledige oplossing moet alles ook nog duidelijk uitgewerkt

Nadere informatie

E.T.G. Schlebusch. Het Hasse-principe. Bachelorscriptie, 20 juni Scriptiebegeleider: dr. R.M. van Luijk

E.T.G. Schlebusch. Het Hasse-principe. Bachelorscriptie, 20 juni Scriptiebegeleider: dr. R.M. van Luijk E.T.G. Schlebusch Het Hasse-principe Bachelorscriptie, 20 juni 2012 Scriptiebegeleider: dr. R.M. van Luijk Mathematisch Instituut, Universiteit Leiden Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Het lichaam van p-adische

Nadere informatie

1.5.1 Natuurlijke, gehele en rationale getallen

1.5.1 Natuurlijke, gehele en rationale getallen 46 Getallen 1.5 Getaltheorie 1.5.1 Natuurlijke, gehele en rationale getallen De getallen 0,1,2,3,4,... enz. worden de natuurlijke getallen genoemd (de heleverzamelingvanaldezegetallenbijelkaarnoterenwemethetteken:

Nadere informatie

Hoofdstuk 10: Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen

Hoofdstuk 10: Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen Hoofdstuk : Partiële differentiaalvergelijkingen en Fourierreeksen Partiële differentiaalvergelijkingen zijn vergelijkingen waarin een onbekende functie van twee of meer variabelen en z n partiële afgeleide(n)

Nadere informatie

PG blok 4 werkboek bijeenkomst 4 en 5

PG blok 4 werkboek bijeenkomst 4 en 5 2015-2015 PG blok 4 werkboek bijeenkomst 4 en 5 Inhoud Kenmerken van deelbaarheid (herhaling)...1 Ontbinden in factoren...1 Priemgetallen (herhaling)...2 Ontbinden in priemfactoren...2 KGV (Kleinste Gemene

Nadere informatie

1 Rekenen in eindige precisie

1 Rekenen in eindige precisie Rekenen in eindige precisie Een computer rekent per definitie met een eindige deelverzameling van getallen. In dit hoofdstuk bekijken we hoe dit binnen een computer is ingericht, en wat daarvan de gevolgen

Nadere informatie

Katernen. regionale training. tweede ronde. Nederlandse Wiskunde Olympiade

Katernen. regionale training. tweede ronde. Nederlandse Wiskunde Olympiade Katernen voor de regionale training ten behoeve van de tweede ronde van de Nederlandse Wiskunde Olympiade NEDERLANDSE WISKUNDE OLYMPIADE Birgit van Dalen Julian Lyczak Quintijn Puite Inhoudsopgave Katern

Nadere informatie

Finaletraining Nederlandse Wiskunde Olympiade

Finaletraining Nederlandse Wiskunde Olympiade NEDERLANDSE W I S K U N D E OLYMPIADE Finaletraining Nederlandse Wiskunde Olympiade Met uitwerkingen Birgit van Dalen, Julian Lyczak, Quintijn Puite Dit trainingsmateriaal is deels gebaseerd op materiaal

Nadere informatie

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht.

Oefening 4.3. Zoek een positief natuurlijk getal zodanig dat de helft een kwadraat is, een derde is een derdemacht en een vijfde is een vijfdemacht. 4 Modulair rekenen Oefening 4.1. Merk op dat 2 5 9 2 2592. Bestaat er een ander getal van de vorm 25ab dat gelijk is aan 2 5 a b? (Met 25ab bedoelen we een getal waarvan a het cijfer voor de tientallen

Nadere informatie

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag

Basisvaardigheden algebra. Willem van Ravenstein. 2012 Den Haag Basisvaardigheden algebra Willem van Ravenstein 2012 Den Haag 1. Variabelen Rekenenis het werken met getallen. Er zijn vier hoofdbewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Verder ken

Nadere informatie

META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen

META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen META-kaart vwo3 - domein Getallen en variabelen In welke volgorde moet ik uitwerken? */@ Welke (reken)regels moet ik hier gebruiken? */@ Welke algemene vorm hoort erbij? ** Hoe ziet de bijbehorende grafiek

Nadere informatie

Combinatoriek groep 1

Combinatoriek groep 1 Combinatoriek groep 1 Recursie Trainingsweek, juni 009 Stappenplan homogene lineaire recurrente betrekkingen Even herhalen: het stappenplan om een recurrente betrekking van orde op te lossen: Stap 1. Bepaal

Nadere informatie

Overzicht Fourier-theorie

Overzicht Fourier-theorie B Overzicht Fourier-theorie In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de belangrijkste resultaten van de Fourier-theorie. Dit kan als steun dienen ter voorbereiding op het tentamen. Fourier-reeksen van

Nadere informatie

In dit college bekijken we een aantal technieken om integralen te bepalen van trigonometrische functies en van rationale functies.

In dit college bekijken we een aantal technieken om integralen te bepalen van trigonometrische functies en van rationale functies. 03 college 5: meer technieken In dit college bekijken we een aantal technieken om integralen te bepalen van trigonometrische functies en van rationale functies. Opmerking over de notatie. Net als in het

Nadere informatie

Examenvragen Hogere Wiskunde I

Examenvragen Hogere Wiskunde I 1 Examenvragen Hogere Wiskunde I Vraag 1. Zij a R willekeurig. Gegeven is dat voor alle r, s Q geldt dat a r+s = a r a s. Bewijs dat voor alle x, y R geldt dat a x+y = a x a y. Vraag 2. Gegeven 2 functies

Nadere informatie

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A, met uitwerkingen

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A, met uitwerkingen Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A, met uitwerkingen 8 december 2015, 09:30 12:30 Dit tentamen bevat 5 opgaven; zie ook de ommezijde. Alle opgaven tellen even zwaar (10 punten); je cijfer is het totaal

Nadere informatie

Gödels theorem An Incomplete Guide to Its Use and Abuse, Hoofdstuk 3

Gödels theorem An Incomplete Guide to Its Use and Abuse, Hoofdstuk 3 Gödels theorem An Incomplete Guide to Its Use and Abuse, Hoofdstuk 3 Koen Rutten, Aris van Dijk 30 mei 2007 Inhoudsopgave 1 Verzamelingen 2 1.1 Definitie................................ 2 1.2 Eigenschappen............................

Nadere informatie

1E HUISWERKOPDRACHT CONTINUE WISKUNDE

1E HUISWERKOPDRACHT CONTINUE WISKUNDE E HUISWERKOPDRACHT CONTINUE WISKUNDE Uiterste inleverdatum dinsdag oktober, voor het begin van het college N.B. Je moet de hele uitwerking opschrijven en niet alleen het antwoord geven. Je moet het huiswerk

Nadere informatie

Wortels met getallen en letters. 2 Voorbeeldenen met de (vierkants)wortel (Tweedemachts wortel)

Wortels met getallen en letters. 2 Voorbeeldenen met de (vierkants)wortel (Tweedemachts wortel) 1 Inleiding Wortels met getallen en letters WISNET-HBO update sept 2009 Voorkennis voor deze les over Wortelvormen is de les over Machten. Voor de volledigheid staat aan het eind van deze les een overzicht

Nadere informatie

RINGEN EN LICHAMEN. Aanvullende opgaven met uitwerkingen

RINGEN EN LICHAMEN. Aanvullende opgaven met uitwerkingen RINGEN EN LICHAMEN Aanvullende opgaven met uitwerkingen Hierna volgen een aantal aanvullende opgaven die gaan over kernbegrippen uit de eerste hoofdstukken van Ringen en Lichamen. Probeer deze opgaven

Nadere informatie

Vergelijkingen van cirkels en lijnen

Vergelijkingen van cirkels en lijnen Vergelijkingen van cirkels en lijnen Rechthoekig coördinatenstelsel! Cartesisch coördinatenstelsel! René Descartes (1596-1650) Van hem is de uitspraak: Ik denk, dus ik besta! September 12, 2009 1 Vergelijkingen

Nadere informatie

1 Kettingbreuken van rationale getallen

1 Kettingbreuken van rationale getallen Kettingbreuken van rationale getallen Laten we eens starten met een breuk bijvoorbeeld 37/3 Laten we hier ons kettingbreuk algoritme op los, We concluderen hieruit dat 37 3 3 + 3 + + 37 3 + + + hetgeen

Nadere informatie

1. Orthogonale Hyperbolen

1. Orthogonale Hyperbolen . Orthogonale Hyperbolen a + b In dit hoofdstuk wordt de grafiek van functies van de vorm y besproken. Functies c + d van deze vorm noemen we gebroken lineaire functies. De grafieken van dit soort functies

Nadere informatie