DRESSUUR HOOFDSTUK 2 - PROEF A - DRESSUUR

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 2 - PROEF A - DRESSUUR 1. GRONDBEGINSELEN De dressuur, proef A, is bedoeld om de vrijheid en de regelmaat van gangen, de harmonie, de drang naar voren, de soepelheid, de lichtheid, het gemak van de bewegingen en de juiste buiging van de paarden/pony s in beweging te beoordelen. Tevens wordt de deelnemer beoordeeld op zijn stijl van rijden, zijn nauwkeurigheid, zijn beheersing van het span en de uiterlijke verschijning van de gehele aanspanning (zie Art ,5) PRINCIPES Art. 935 DEELNEMERS Art KLEDIJ en UITRUSTING 1.1 De deelnemer moet een zweep dragen die passend moet zijn bij het geheel en de slag dient lang genoeg om alle paarden/pony s te kunnen bereiken. De slag mag vastgemaakt aan de zweepstok. 1.2 De kleding van de deelnemers en de grooms moet met de stijl van het rijtuig en het tuig, dat gebruikt wordt, overeenkomen. 1.3 Vest of nationaal kostuum,voorschoot, hoed, handschoenen zijn verplicht voor deelnemers. 1.4 Grooms moeten vest of nationaal kostuum, hoed en en handschoenen dragen. 1.5 De voorzitter van de jury kan beslissen dat Een vest niet gedragen hoeft in extreem warm en vochtig weer Een vest niet vereist is in speciale omstandigheden Regenkledij toegestaan is en/of voorschoten niet gedragen hoeven bij extreem nat weer. 1.6 Straffen voor ongepaste kledij worden besproken in art PUBLICITEIT 2.1 De naam van de tuigenmaker mag op elk tuig (paard of pony) éénmaal voorkomen. Dit label mag niet breder zijn dan het tuigdeel waarop het bevestigd is en niet langer dan 10 cm. 2.2 De naam van de rijtuigbouwer mag op het rijtuig worden aangebracht, ter grootte van maximaal 50 cm Het logo van de fabrikant van de kledij mag slechts 1 maal per item voorkomen over een oppervlakte van max. 3 cm². 2.4 Deelnemers met persoonlijke sponsors, inclusief firma s mogen het logo van de sponsor of firma op de linker- en rechterzijde van het rijtuig voeren, met een oppervlak niet groter dan 400 cm 2 in de proeven A. 2.5 Eens in de dressuurpiste mag de naam en/of logo van de individuele sponsors en van teamsponsors slechts éénmaal voorkomen op de vest van de menner ter hoogte van het borstzakje over een oppervlakte van max. 80 cm². 2.6 Eens in de dressuurpiste mag de naam en/of logo van de individuele sponsors en van teamsponsors slechts voorkomen op beide zijden van de hemdskraag van de menner over een oppervlakte van max. 16 cm². 2.7 Alle andere vormen van publiciteit zijn verboden. Overtreding hiervan wordt beboet met tenminste 1000 Zwitserse francs. 2.8 Het is de verantwoordelijkheid van de steward er op toe te zien dat de deelnemers deze regels respecteren. 3. RIJTUIGEN 3.1 Hetzelfde rijtuig moet worden gebruikt voor de proeven A en C maar een beschadigd of kapot deel van een rijtuig mag vervangen worden. 3.2 Rijtuigen moeten uitgerust zijn met rijtuiglampen en achterlichten of reflectoren. 3.3 Snelheidsmeters, afstandsmeter, schokdempers en blokkeersystemen op het voorstel zijn niet toegestaan. 3.4 De rijtuigen zijn uitgerust met wielen voorzien van metalen of volrubberen loopvlakken. Luchtbanden zijn niet toegelaten. 3.5 De rijtuigen zijn uitgerust met:

2 TYPE AANTAL WIELEN UITRUSTING 2- en 4-span 4 Remmen Tandems 2 of 4 Broek indien rem afwezig enkelspan 2 of 4 Broek indien rem afwezig 3.6 Verplichte minimum spoorbreedte per categorie voor proeven A en C CATEGORIE MINIMUM SPOORBREEDTE Paarden vierspan 158 cm Paarden tweespan 148 cm Paarden tandem 138 cm Enkelspan pony en paard 138 cm Tweespan pony 138 cm Tandem pony 138 cm 4 span pony 138 cm 4. AANTAL PERSONEN OP HET RIJTUIG Passagiers zijn niet toegelaten. Het aantal grooms en hun plaats op het rijtuig zijn als volgt bepaald: CATEGORIE AANTAL GROOMS ZITTENDE POSITIE Paarden vierspan 2 Achter de menner Pony vierspan 2 Achter de menner Paarden tweespan 1 Achter de menner Pony tweespan 1 Achter de menner Paarden tandem 1 Achter of naast de menner Pony tandem 1 Achter of naast de menner Enkelspan paard 1 Achter of naast de menner Enkelspan pony 1 Achter of naast de menner 5. TUIG 5.1 In de proeven A en C hoeft niet hetzelfde tuig gebruikt te worden maar in beide proeven moet het veilig en schoon, in goede staat, gelijk van uiterlijk en van passende stijl zijn. 5.2 Paarden/pony s moeten correct aangespannen zijn voor het rijtuig, hetgeen inhoudt: met leidsels, lamoen of dissel waaraan disselriemen of -kettingen en strengen verbonden. 5.3 Er zijn uitsluitend kettingen of koppelriemen tussen borsttuigen of colliers toegestaan. Ook hulpteugels, waaronder ook de opzetteugels, zijn niet toegestaan. Het is verboden de staart te binden aan het rijtuig of strengen. 5.4 Het dragen van een broek is verplicht wanneer het wordt gespecificeerd (cfr. Hierboven 3.5) 5.5 De bitten hoeven niet identisch te zijn. 5.6 Zie art BANDAGES en BESCHERMKAPPEN 6.1 Bandages en beenbeschermers zijn niet toegestaan. 6.2 Indien wel gedragen: 10 strafpunten. 6.3 Bandages en beenbeschermers dienen verwijderd na het verlaten van de ring en de paarden worden geïnspecteerd. Art. 937 DRESSUURRING 1 DRESSUURPISTE 1.1 Een dressuurring moet een oppervlakte hebben van 100 m x 40 m en gemarkeerd worden (cfr. bijlage 7.) voor alle categorieën tijdens een kampioenschap en CAIO alsook voor de categorieën vierspan paard - pony tijdens een CAI-A of CAI-B 1.2 Tijdens CAI-A of CAI-B mag de piste een oppervlakte hebben van 80 m x 40 m (cfr. Bijlage 8) voor de categorieën enkelspan en tweespan paard-pony. In dit geval wordt de slangenvolte beperkt van 5 tot 3 bogen. 18

3 1.3 Een afsluiting moet aangebracht zijn rond de piste op minimum 5 m afstand om het publiek te weren. Zie ook Guidlines for Organisers and Officials DRESSUURPROEF Art GOEDGEKEURDE PROEVEN. Verschillende proeven worden beschreven in de bijlagen. In het vraagprogramma van iedere wedstrijd moet duidelijk vermeld staan welke proef er zal gereden worden. 2. VRIJE STIJL PROEF (KUR) 2.1 Het organiserend comité mag een vrije dressuurproef organiseren met of zonder muziek op voorwaarde dat deze niet is opgenomen in de samengestelde wedstrijd. De wijze van beoordelen moet duidelijk uiteen gezet worden in het vraagprogramma. In principe moeten juryleden punten geven voor de inhoud van de proef en daarnaast punten voor de algemene indruk. 2.2 Het programma, samengesteld door de deelnemer mag niet meer dan 6 minuten duren. Na 5 minuten wordt de bel voor de eerste keer geluid en na 6 minuten voor de tweede keer om de deelnemer aan te geven dat hij zijn uitvoering onmiddellijk moet eindigen. 2.3 Criteria voor de jurering zijn uitgelegd in Guidlines for Organisers and Officials 3. DEMONSTRATIE DRESSUURPROEF 3.1 Bij kampioenschappen en CAIO s dient 1 demonstratiedressuurproef gereden voor de start van de dressuurproef 3.2 De TD zal beslissen of de demonstratieproef een enkel- dubbel- of vierspan is, indien meer dan 1 categorie zal worden verreden. 3.3 Bij CAI-A s en CAI-B s mag een demonstratiedressuurproef gereden worden. 3.4 De voorrijder mag geen deelnemer zijn. UITVOERING art HET BINNENKOMEN Ter beoordeling aan de jury kan een deelnemer uitgesloten worden wanneer hij niet binnen 90 seconden na het startsignaal de ring binnenkomt. Hetzelfde geldt voor een deelnemer die binnenkomt voor het startsignaal is gegeven. 2. UIT HET HOOFD De proef wordt uit het hoofd gereden 3. GROOMS De grooms moeten op hun plaats blijven zitten vanaf het binnenkomen tot het verlaten van de ring. Het is hen niet toegestaan de leidsels of zweep te hanteren en te spreken tenzij zij afgestapt zijn en het rijtuig stilstaat. 4. MANKEN 4.1 Wanneer de voorzitter van de jury een duidelijk geval van kreupelheid vaststelt, dan moet hij de deelnemer uitsluiten. Beroep daartegen is niet mogelijk. 4.2 In geval van twijfel kan de voorzitter van de jury, nadat de deelnemer de proef heeft beëindigd, het paard of pony onmiddellijk laten nazien door de afgevaardigde dierenarts buiten de dressuurpiste. Wanneer het manken wordt bevestigd, wordt de deelnemer geëlimineerd en het paard uitgesloten van verdere deelneming aan de wedstrijd. 4.3 In wedstrijden waar verschillende dressuurringen worden gebruikt zullen de verwijzingen van naar de voorzitter van de terreinjury onder de verantwoordelijkheid van de jury bij C in de desbetreffende ring vallen BEHANDELEND DIERENARTS De behandelende dierenarts, aangesteld door de organisator, moet ter beschikking zijn van de jury indien nodig. 19

4 art. 940 WIJZE van BEOORDELEN POSITIE VAN DE JURYLEDEN Indien er vijf juryleden zijn, dienen zij plaats te nemen bij C [voorzitter], R, S, V en P. Wanneer er drie juryleden zijn nemen zij plaats bij C (voorzitter), B en E. Voor proef 8, indien 5 juryleden jureren, mag als alternatief bij C de voorzitter zitten met naast hem telkens 1 jurylid naast C, tenminste 3 meter van de lange zijde van de ring, en de overige juryleden aan B en F. 2. TOEKENNEN VAN DE PUNTEN De juryleden kennen hun punten individueel toe en onderling overleg is niet meer geoorloofd zodra de deelnemer de proef is begonnen. 3. GESPANNEN Tweespannen, tandems en vierspannen worden beoordeeld als een geheel en niet als individuele paarden of pony's. 4. GANGEN De definitie van de gangen cfr art 941 worden toegepast op alle types en rassen van paarden en pony s. 5. START en AANKOMST De proef start van zodra hij de piste bij A binnenrijdt, tenzij anders bepaald, en eindigt na de finale groet. De proef wordt niet getimed. De deelnemer zal de rijbaan verlaten in draf. art. 941 GANGEN/BEWEGINGEN 1. HALTHOUDEN Bij het halthouden moet het paard vierkant en rechtgericht staan, met het gewicht gelijk verdeeld over de vier benen. Het paard moet aandachtig en onbeweeglijk blijven, klaar om te bewegen bij de minste aanduiding door de deelnemer. 2. STAP Hieronder wordt verstaan een regelmatige en ontspannen stap van matige uitgestrektheid. Het paard dient, met behoud van licht contact, energiek doch kalm voorwaarts te gaan met gelijke, vastberaden stappen, waarbij de achterhoeven de grond raken minstens in de afdruk van de voorhoeven. 3. ARBEIDS DRAF Hieronder wordt verstaan een voorwaartse actieve draf, met het paard aan het bit, zichzelf dragend in evenwicht en regelmaat met gelijke elastische passen en goed achterbeengebruik. De achterhoeven raken de de grond tenminste in de afdruk van de voorhoeven. 4. VERZAMELDE DRAF Het paard blijft aan het bit en beweegt energiek voorwaarts met meer inzet wat leidt tot een grotere buiging in het achterbeen en meer verhevenheid van de beweging vanuit de schouder, wat leidt tot meer beweging en verhevenheid van de passen. De hals zal meer verkort en opgericht worden met de nek als hoogste punt en de neus aan de loodlijn. 5. UITGESTREKTE DRAF In uitgestrekte draf nemen de paarden bij elke pas zoveel mogelijk terrein door de grotere impuls vanuit de achterhand. De menner staat het paard toe om, met behoudt van contact met het bit, echter zonder te steunen op het bit, zijn hals iets te verlengen. De neus blijft licht voor de loodlijn. De achterhoeven moeten duidelijk de grond raken over de afdruk van de voorhoeven heen. Het paard moet in evenwicht blijven, en hetzelfde tempo behouden met regelmatige passen. Sneller gaan wordt niet gevraagd en is een zware fout. 6. ARBEIDSGALOP 9e 20

5 7. ACHTERWAARTS GAAN Het paard moet achterwaarts gaan in een rechte lijn waarbij de benen diagonaalsgewijs gelijktijdig opgetild en neergezet worden. Het paard dient aan het bit te blijven, rechtgericht te blijven en niet opzij te gaan en mag geen verzet tegen het contact bieden. De overgang naar de volgende beweging dient onmiddellijk en vloeiend te gebeuren. 8. SCHOUDERBINNENWAARTS Hierbij dient het binnenvoorbeen van het (de) voorpaarden(en) het buitenbeen te kruisen. Het binnenachterbeen wordt voor het achterbeen aan de buitenzijde gezet in het spoor van het buitenvoorbeen. Het (de) paard(en) kijk(t)(en) in de tegenovergestelde richting van de kant waar het (ze) heen gaat(n). 9. OVERGANGEN De overgangen dienen steeds vlot doch vloeiend te gebeuren. Het paard blijft in evenwicht en aan het bit. De overgang wordt uitgevoerd als de neus van het paard de voorgeschreven letter bereikt. 10. GANGVERANDERING en BEWEGINGSVERANDERING De verandering in gang en beweging worden uitgevoerd wanneer de hoofden van de voorpaarden het vermelde punt bereiken. 11. TERMINOLOGIE het volgende dient in acht genomen bij het jureren van de dressuur: 11.1 Gehoorzaamheid en lichtheid: gehoorzaamheid aan de hulpen zonder verzet met de juiste buiging Regelmaat: de regelmaat, gelijkmatigheid van tact waarmee het paard zijn benen op de grond zet Contact: De spanning in de leidsels tussen de hand van de menner en het paard. Deze dient licht en meegaand te zijn en blijft altijd behouden Impuls: de drang van het paard om actief voorwaarts te gaan, op ieder moment snel en gelijk reagerend op tempoveranderingen. Het paard moet in evenwicht blijven terwijl hetzelfde tempo behouden blijft, met passen van gelijke grootte Rechtgericht: het hoofd, de nek en het lichaam vormen een rechte lijn met het gewicht gelijk verdeeld over de 4 benen Verzameling: rond en met inzet, met goed achterbeengebruik, opgeheven nek waardoor de beweging van de voorhand meer schoudervrijheid vertoont. De energie van het paard blijft behouden zodat een tragere gang dan de arbeidsdraf ontstaat. De achterhandgewrichten zijn meer gebogen, de achterhand komt meer onder de massa, en de voorhand komt omhoog in dezelfde graad. De passen zijn korter maar met meer actie dan in de arbeidsdraf en de voorbenen zullen meer vanuit de schouder bewegen met meer verhevenheid met als resultaat lichtheid en vol actie. De hals dient meer opgericht. De verkorting van het hele paard zal nooit het gevolg zijn van trekken maar wel van vragen en het paard toestaan voorwaarts te gaan naar de hand van de menner toe Nauwkeurigheid: nauwkeurigheid van wendingen, voltes, slangenvoltes, volgen van de hoefslag en gebroken lijn 21

6 Art. 942 ALGEMENE INDRUK 1. PRINCIPE Onderaan het notitieblad van de jury, zijn 5 vakjes gereserveerd om de algemene indruk te beoordelen. 2. GANGEN "Regelmaat en ongedwongenheid (4-2 span en tandem, aanhouden van de gang door alle paarden-pony's). De kwaliteit van de gangen in ieder onderdeel wordt aangeduid. De puntentoekenning voor de algemene indruk moeten de gangen en overgangen weergeven over gans de proef. 3. IMPULS Voorwaarts zijn, goed gebruik van achterhand (voor alle vierspannen, tweespannen of tandems, de beweging van alle paarden-pony's). De graad van impuls kan schommelen al naar de bewegingen, maar de puntentoekenning voor impuls moet de kwaliteit ervan weergeven over de ganse proef. 4. GEHOORZAAMHEID en LICHTHEID Reageren op de hulpen, gewillig en zonder verzet. Correcte buiging. Soepelheid van de bewegingen. 5. MENNER Gebruik van de hulpen, hanteren leidsels en zweep, houding op de bok en nauwkeurigheid van de figuren.de puntentoekenning dient de graad van nauwkeurigheid en kwaliteit van de overgangen weer te geven. 6. PRESENTATIE 6.1 Uiterlijke verzorging van de rijder en grooms, de netheid, de geschiktheid, uniformiteit en verzorging van paarden, tuig en rijtuig. 6.2 Bandages en beenbeschermers zijn niet toegestaan in proef A (Inbreuk wordt bestraft met 10 strafpunten) 6.3 Indien de menner, groom(s); het rijtuig of het tuig niet voldoen aan hoger vernoemde bepalingen of wanneer er een verplichte uitrusting of kledij ontbreekt, zal de voorzitter van de jury strafpunten toekennen volgens art Art. 943 PUNTENTOEKENNING 1. PUNTENTOEKENNING Voor elke genummerde figuur van proef A en voor elk onderdeel van de algemene indruk worden punten toegekend op basis van de volgende schaal: 10 - uitmuntend 9 - zeer goed 8 - goed 7 - vrij goed 6 - bevredigend 5 - voldoende 4 - onvoldoende 3 - vrij slecht 2 - slecht 1 - zeer slecht 0 - niet uitgevoerd 2. FOUTIEVE UITVOERING 2.1 Wanneer een deelnemer poogt een beweging uit te voeren of poogt een opgelegde gang aan te houden en daar niet in slaagt maar wel op het opgelegde traject blijft, kan de voorzitter van de jury dit beschouwen als Of als een fout parcours (zie paragraaf 3 hieronder) Of laat hij de juryleden de beweging quoteren met een aangepaste quotering. 22

7 3. FOUTIEF PARCOURS 3.1 Foutief parcours ontstaat wanneer de deelnemer afwijkt van het opgelegde traject of wanneer de beweging wordt uitgevoerd in een verkeerde gang of hij het gevraagde nalaat uit te voeren. 3.2 In het geval een deelnemer een parcoursfout maakt, zal de voorzitter van de jury bellen om de deelnemer te laten stoppen. Hij moet daarna de proef hervatten vanaf het punt waar de fout werd gemaakt. Wanneer de deelnemer in twijfelt, rijdt hij naar de voorzitter toe om daar de nodige instructies te krijgen. 4. LOSGERAAKT of GEBROKEN TUIG Wanneer leidsels, disselriem, kettingen of strengen van het rijtuig los geraakt of gebroken zijn of wanneer een paard/pony over de disselboom, de strengen of het lamoen stapt, moet de voorzitter van de jury bellen. Een groom moet afstappen om alles weer in orde te brengen. De deelnemer wordt gestraft voor het afstappen van een groom. SAMENVATTING STRAFPUNTEN DRESSUUR Art Deelnemers kunnen volgende strafpunten oplopen 1.1 Art te vroeg of te laat in piste. mogelijk eliminatie 1.2 Art in piste zonder zweep, laat de zweep vallen of heeft de zweep 5 strafpunten niet in de hand 1.3 Art deelnemer in piste zonder vest, voorschoot, handschoenen of Maximum 5 strafpunten hoofddeksel (behalve uitzonderingen art ) 1.4 Art groom in piste zonder hoofddeksel of handschoenen Maximum 5 strafpunten 1.5 Art in piste zonder lampen en achterlichten of reflectoren op rijtuig Maximum 5 strafpunten 1.6 Art foutief parcours 1 ste foutief parcours 2 de foutief parcours 3 de foutief parcours 5 strafpunten 10 strafpunten eliminatie 1.7 Wanneer enig deel van de aanspanning de ring verlaat,moet de deelnemer gestraft worden voor onnauwkeurigheid van de figuur 1.8 Wanneer de gehele aanspanning de dressuurring verlaat tijdens de proef eliminatie 1.9 Rijtuig gekanteld eliminatie 1.10 Art Groom(s) afgestapt (1 of beide) 1 e maal 2 e maal 3 e maal 5 strafpunten 10 strafpunten eliminatie 1.11 Menner op de grond 20 strafpunten 1.12 Art Kreupel paard Diskwalificatie (uitsluiting) 1.13 Art Gebruik van bandages of beenbeschermers 10 strafpunten 1.14 Art Hulp van derden eliminatie 23

8 Art. 945 RANGSCHIKKING 1. EINDSCORE 1.1 Het totaal aantal punten gegeven door elk jurylid voor elk onderdeel en voor Algemene Indruk zal bij elkaar worden opgeteld en gedeeld door het aantal juryleden om een gemiddelde score te bekomen. Wanneer het totaal aantal punten van de proef hoger is dan 160, dan zal het resultaat vermenigvuldigd worden met een coëfficiënt om de invloed van de dressuurproef op de gehele wedstrijd hetzelfde te houden en het aangepaste resultaat te verkrijgen De coëfficiënt voor elke proef staat vermeld op het puntenformulier (De methode om de coefficient te bepalen zie Guidlines for Organisers and Officials). 1.2 Strafpunten worden enkel toegekend door de voorzitter van de jury bij C. Strafpunten (zie paragraaf 1.1) zullen dan worden afgetrokken van het aangepaste resultaat. Het uiteindelijke resultaat zal worden afgetrokken van 160 om de strafpunten van de proef te bekomen. 1.3 De uitslag wordt berekend op 2 cijfers na de komma. 1.4 De deelnemer met het laagst aantal strafpunten zal de winnaar zijn van de proef. 1.5 Een voorbeeld van puntenformulier voor proef A is te vinden in Guidlines for Organisers and Officials. [] 24