Inspectierapport laagspanningsinstallaties. Filiaal Straat Plaats. Datum: Rapportnummer: XX. Info:

Transcriptie

1 Inspectierapport laagspanningsinstallaties Filiaal Straat Plaats Datum: Rapportnummer: XX Info: 1 / 20

2 , Ransdaal Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm en op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Parkstad Inspecties Ransdaal. 2 / 20

3 1. Voorwoord De drie belangrijkste wetten op grond waarvan eisen worden gesteld aan de veiligheid van bestaande elektrotechnische installaties en elektrische arbeidsmiddelen zijn de Arbo-wet, de Woningwet en de Warenwet. De Arbo-wet is gericht op de veiligheid van werknemers, de Woningwet op de veiligheid van alle gebruikers van bouwwerken en installaties en de Warenwet op de veiligheid van gebruikers van producten. Op grond van de Arbo-wet moeten elektrotechnische installaties zodanig zijn ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is gewaarborgd. Volgens de Arbobeleidsregels is aan deze eis voldaan als de installaties en het gebruik ervan aan met name genoemde (NEN-)normen voldoen. Op grond van de Woningwet moeten bestaande elektrotechnische installaties voldoen aan eisen van veiligheid voor bestaande bouw zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Wettelijk is de eigenaar van een bouwwerk zelf verantwoordelijk voor de veiligheid ervan. Op grond van de Woningwet zal de gebruiker van een gebouw vanaf medio 2008 volgens het nieuwe Gebruiksbesluit verplicht zijn om de noodverlichtingsinstallatie ten minste eenmaal per jaar op adequate wijze te (laten) controleren en onderhouden. Hoewel er voor de gebruiker verder geen wettelijke verplichting geldt tot het periodiek (laten) beoordelen van de veiligheid van de andere elektrotechnische installaties, doen zij er toch goed aan om dit regelmatig te doen. Elektrotechnische installaties en elektrische arbeidsmiddelen zijn nu eenmaal door het gebruik en de omstandigheden onderhevig aan slijtage. Op grond van de Warenwet moeten elektrotechnische producten voldoen aan eisen van veiligheid. Voor de meeste elektrotechnische producten zijn deze eisen vastgelegd in het Warenwetbesluit elektrotechnische producten (bron: CvT 2009). Een methode om aan deze wetten te voldoen, is onder andere de toepassing van het inspectiehoofdstuk uit de NEN-EN en de NEN Ook kan het zo zijn dat verzekeraars in hun polisvoorwaarden eisen dat de installaties van de verzekerde periodiek worden gecontroleerd volgens bovenstaande normen. In opdracht van XX te XX is op XX door Parkstad Inspecties Ransdaal een veiligheidsinspectie uitgevoerd aan de elektrotechnische installaties. Deze inspecties zijn uitgevoerd in het pand van XX te XX. Het doel van de inspectie is, te controleren of de elektrische installaties en/of arbeidsmiddelen voldoen aan de technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften, zoals omschreven in de bijbehorende normen. In deze rapportage "Inspectierapport laagspanningsinstallaties" wordt beschreven in welke staat de elektrotechnische installaties van XXX verkeren, gerelateerd aan de genoemde normen in hoofdstuk 6 van dit rapport. Verder zal er een advies worden gegeven betreffende de nog te nemen stappen, om waar van toepassing, het gewenste veiligheidsniveau te bereiken. In aanvulling op de NEN-EN en NEN 3140 inspectie heeft Parkstad Inspecties Ransdaal in samenspraak met de opdrachtgever een thermografisch onderzoek uitgevoerd. Een thermografisch onderzoek heeft een duidelijke preventieve werking. Parkstad Inspecties Ransdaal heeft deze veiligheidsinspectie uitgevoerd conform een door Kema, Uneto-VNI en de Arbeidsinspectie opgesteld kwaliteitsborgingsysteem met de naam "Criteria voor Toezicht". Deze werkwijze garandeert een zorgvuldige en uniforme uitvoering van de inspectie en rapportage. 3 / 20

4 2. Inhoudsopgave 1. Voorwoord Inhoudsopgave Verklaring Algemene projectgegevens Installatiegegevens Onderzoeksmethoden Gehanteerde normen Visuele inspectie Inspectie door meting en beproeving De steekproef Gehanteerde inspectiestandaard en resultaten Gebruikte meetinstrumenten Onderscheid opmerkingen/defecten Opmerkingen van schakel- en verdeelinrichtingen Opmerkingen van achterliggende installaties Bepaling inspectie-interval Bijlage I: Aanbevelingen t.b.v. opmerkingen Bijlage II: Meetgegevens schakel- en verdeelinrichting Bijlage III: Thermografisch onderzoek Bijlage IV: Toelichting op het inspectierapport / 20

5 3. Verklaring Deze inspectie van laagspanningsinstallaties is uitsluitend uitgevoerd ter beantwoording van de vraag door de opdrachtgever of de betreffende laagspanningsinstallaties voldoen aan de veiligheidsbepalingen uit de van toepassing zijnde normen. Aanleiding van deze vraag is de eis in de verzekeringspolis/invulling van het geëiste in de Arbo-wet. Onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever heeft Parkstad Inspecties Ransdaal, vanuit haar deskundigheid en naar eer en geweten, een inspectieplan opgezet, gelet op het doel van het onderzoek. Toch blijft er altijd een risico bestaan, omdat de inspectie een momentopname is. Uit praktisch oogpunt is het onmogelijk de gehele installatie uitputtend te inspecteren. Met dit inspectieplan streeft Parkstad Inspecties Ransdaal dan ook naar een optimaal risicobeheer en een veiligheidsniveau volgens de wet en regelgeving. De toegepaste methoden van het inspectieplan worden in deze rapportage toegelicht. Resultaten die volgen uit de inspectie zijn opgenomen in deze rapportage. Parkstad Inspecties Ransdaal verklaart dat de inspectie geheel onafhankelijk is uitgevoerd, volgens de methoden beschreven in het inspectieplan. Verder verklaren ondergetekenden dat behoudens de in hoofdstuk 7 en 8 van dit rapport vermelde opmerkingen de gecontroleerde installatie(delen) voldoen aan de veiligheidsbepalingen uit de van toepassing zijnde normen. Ing. S.J.H.T. van Montfort Toezichtverantwoordelijke Parkstad Inspecties 5 / 20

6 4. Algemene projectgegevens Eigenaar van de installaties Naam - Adres - Plaats - Telefoon - Fax - - Contactpersoon - Opdrachtgever Naam - Adres - Plaats - Telefoon - Fax - - Contactpersoon - Plaats van inspectie Naam locatie Adres Plaats Telefoon Fax Contactpersoon Inspectie uitgevoerd door Naam bedrijf Parkstad Inspecties Ransdaal Adres Ransdalerstraat 139A Plaats 6311 AZ Ransdaal Telefoon +31(0) Fax +31(0) info@parkstad-inspecties.nl Projectnummer Inspectie uitgevoerd door Ing. S.J.H.T. van Montfort Datum Rapport Rapportnummer 1x Opdrachtgever Oplage 1x Archief Parkstad Inspecties Ransdaal 6 / 20

7 5. Installatiegegevens Gecontroleerd zijn de elektrische installaties welke zich bevinden in het pand van XXX. Installatie Stelsel: TT Bijzonderheden: nee Aanleg installatie: 1996 Geïnspecteerde installatie(delen) De gehele gebouwgebonden installatie is geïnspecteerd. 7 / 20

8 6. Onderzoeksmethoden 1. Gehanteerde normen De inspectie is uitgevoerd op basis van: NEN 1010: 4e druk: 1988 NEN 3140: 3e druk: 1998 NEN-EN 50110: 1e druk: 1998 NEN-EN-IEC 60439: 2004 Overige van toepassing zijnde productnormen 2. Visuele inspectie De visuele inspectie aan de in hoofdstuk 5 genoemde installatie(delen) is uitgevoerd om vast te stellen dat het vast aangesloten materieel: de verschillende (installatie)delen eenduidig herkenbaar zijn; het elektrisch materiaal ten minste in overeenstemming is met de installatie-eisen; de vrije ruimten en vluchtwegen goed toegankelijk zijn; de verbindingen van de zichtbare beschermingsleidingen in orde zijn; de juiste beveiligingstoestellen aanwezig zijn en juist zijn ingesteld; de veiligheidsketens in orde zijn; de aanwezige meetinstrumenten, signaallampen en dergelijke functioneren. 3. Inspectie door meting en beproeving Bij inspectie door meting en beproeving aan de in hoofdstuk 5 genoemde installatie(delen) wordt nagegaan of wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot: het ononderbroken zijn van de beschermingsleidingen en hun aansluitingen; de isolatieweerstand in ieder afzonderlijk deel van de installatie; de veilige scheiding van stroomketens; de isolatieweerstand van isolerende wanden en vloeren; de aardverspreidingsweerstand van aardelektroden; de weerstand van beschermingsleidingen; de impedantie van de foutstroomketen in het stroomstelsel; de aanspreekstroom en tijd van aardlekbeveiligingen; de goede werking van de uitschakelcontacten van schakelende beveiligingstoestellen tegen overstroom; de maatregelen tegen te hoge temperatuur bij normaal bedrijf; de juiste werking van veiligheidsketens. 8 / 20

9 4. De steekproef In overleg met de beheerder is gekozen voor: Een inspectie op basis van een wiskundig juist bepaalde steekproef, welke staat beschreven in tabel W.1 van de NEN e druk. De uitgevoerde steekproef heeft betrekking op: verlichtingsarmaturen in een systeemplafond; wandcontactdozen voor algemeen gebruik; enkelpolige schakelaars; installatie-automaten in een schakel- en verdeelinrichting ten behoeve van gelijksoortige groepen. 5. Gehanteerde inspectiestandaard en resultaten De inspectie is uitgevoerd door vakbekwame personen conform de gestelde eisen in de van toepassing zijnde normen; de visuele inspectie is uitgevoerd aan de hand van standaard Parkstad Inspecties Ransdaal inspectielijsten, voorafgaand aan de inspectie door meting en beproeving; de meetresultaten zijn vastgelegd op standaard Parkstad Inspecties Ransdaal meetstaten; eventuele opmerkingen en defecten naar aanleiding van de uitgevoerde inspectie zijn vermeld in hoofdstuk 7 en 8 van deze rapportage. 6. Gebruikte meetinstrumenten De inspecties door meting en beproeving worden uitgevoerd met geschikte en gekalibreerde meetinstrumenten. Instrumenten Parkstad Inspecties Serienummer Gekalibreerd Inspecteur Fluke-1653 installatietester SvM Fluke-360 leakage current clamp meter SvM Fluke TI-50FT Infraroodcamera SvM De genoemde meetinstrumenten worden volgens de Criteria voor Toezicht één maal per jaar gekalibreerd. 7. Onderscheid opmerkingen/defecten Geconstateerde gebreken / opmerkingen worden gecategoriseerd als: defecten (def.): gebreken/fouten in de elektrische installatie die afwijken van de installatieeisen NEN 1010 of andere van toepassing zijnde productnormen. De defecten kunnen een brand- of levensgevaarlijke situatie opleveren of een stagnatie van het arbeidsproces in het gebouw en elektrische installatie; opmerkingen (opm.): overige constateringen die niet onder de categorie defecten vallen. 9 / 20

10 7. Opmerkingen van schakel- en verdeelinrichtingen Schakel- en verdeelinrichtingen: HKL Foto's van de schakel- en verdeelinrichting. 1. De ruimte van de schakel- en verdeelinrichting wordt als opslagplaats gebruikt. opm. 2. De krachtgroepen zijn niet gecodeerd op de frontplaat. opm. 3. Er zijn 500mA aardlekschakelaars aangetroffen in de schakel- en verdeelinrichting. opm. 4. Tekenen van brand op fase L3 van de derde aardlekschakelaar. def. 5. De waterleiding is niet deugdelijk vereffend, de klem zit los. opm. 10 / 20

11 6. De 230V en de stuurstroombedrading is niet voldoende van elkaar gescheiden. opm. 7. Er zijn twee draden onder één klem aangetroffen op div. plaatsen in de schakel- en verdeelinrichting. opm. 8. Div. automaten worden gevoed met 2,5mm2 bedrading. opm. 11 / 20

12 8. Opmerkingen van achterliggende installaties Achterliggende installaties: Magazijn 1. Losse (data) leidingen aangetroffen tegen het plafond. opm. Achterliggende installaties: Winkel 2. De kerstverlichting is aangesloten via een tafelcontactdoos in tafelcontactdoos in tafelcontactdoos. Bovendien is de tafelcontactdoos die hangt vanuit het plafond niet op trek ontlast. opm. 3. Tafelcontactdoos is tegen het plafond gemonteerd. Deze tafelcontactdoos is hier niet geschikt voor en bovendien zijner nog enkele tafelcontactdozen in deze tafelcontactdoos aangesloten. opm. 12 / 20

13 4. De tafelcontactdoos zit geklemd tussen het systeemplafond. opm. 5. Boven het systeemplafond zijn een groot aantal tafelcontactdozen en losse leidingen aangetroffen, enkele zijn reeds tijdens de inspectie verwijderd. opm. 13 / 20

14 9. Bepaling inspectie-interval Bepaling van de inspectiefrequentie van installatie(delen) (Bijlage V van NEN e druk) Factor Keuzemogelijkheden Punt Score Uitsluitend elektrotechnisch opgeleide personen 1 Personen die de installatie gebruiken Niet specifiek elektrotechnisch opgeleid personeel 3 8 Leken 8 Leerlingen, cursisten, studenten, practicanten 10 Aanzienlijk beter dan de jongste normen 1 Voldoet aan de jongste normen 2 Kwaliteit van de installatie Voldoet aan normen van aanleg en aanvullende veiligheidsvoorzieningen 4 7 Voldoet aan normen van aanleg 7 Voldoet niet aan de normen van aanleg 15 Schoon, droog, geen brand- of explosiegevaar 1 Omgeving waar de installatie wordt gebruikt Schoon, droog, geen brand- of explosiegevaar, houdt het gebruik van 4 transport of zwaar materialen in Niet schoon en droog, of brand-, explosie- en corrosiegevaar. 7 Zwaar industrieel, waarin voortdurend gevaar aanwezig is 10 Regelmatig 5 Mate van toezicht door installatieverantwoordelijke Sporadisch 15 Letselschade bij falen Kan alleen uitvoerenden treffen 2 Ook anderen treffen 10 Nimmer gebleken van enig gevaar t.g.v. een defect 1 Ervaring met betrekking tot (bijna) Gebleken van gevaar t.g.v. een defect 2 ongevallen in de afgelopen tien jaar Een ongeval met geringe verwondingen 5 Een ernstig ongeval voorgekomen 10 Een dodelijk ongeval voorgekomen 20 Punten totaal / 20

15 Derhalve adviseert Parkstad Inspecties Ransdaal een inspectie-interval van: Visuele inspectie: Schakel- en verdeelinrichtingen 1 maal per 4 jaar; Aansluitingen per ruimte 1 maal per 4 jaar; Visuele inspectie en beproeving: Noodverlichting 1 maal per jaar conform gebruiksbesluit; Visuele inspectie en inspectie door meting en beproeving: De gehele installatie 1 maal per 4 jaar; 15 / 20

16 Bijlage I: Aanbevelingen t.b.v. opmerkingen Op grond van de geconstateerde gebreken en opmerkingen die volgen uit de inspecties van de elektrotechnische installatie wordt aanbevolen:* *Deze aanbevelingen zijn bedoeld als voorbeeld en zijn niet bindend. De definitieve oplossing dient te worden bepaald door de installateur in samenspraak met de installatieverantwoordelijke. Schakel- en verdeelinrichtingen: HKL 1. De schakel- en verdeelinrichting dient goed toegankelijk te zijn voor werkzaamheden of in geval van calamiteiten. 2. De groepen coderen op de frontplaat. 3. De aardlekschakelaar testen indien dit mogelijk is. 4. De aardlekschakelaar en de bedrading vervangen (reeds opgelost d.d ). 5. De klem deugdelijk bevestigen op de waterleiding. 6. De stuurstroom en de 230V voldoende van elkaar scheiden of een tussenschot monteren. 7. Speciale klemmen of twinadereindhulzen gebruiken. 8. De voedingsdraden van de installatieautomaten verzwaren conform voorschriften. Achterliggende installaties: Magazijn 1. De dataleidingen deugdelijk bevestigen tegen het plafond. Achterliggende installaties: Winkel 2. De vele tafelcontactdozen en (ongeaarde) verlengkabels duiden op een ondoelmatige installatie. De kans op overbelasting en brand is reëel aanwezig bij veelvuldig gebruik van verdeeldozen boven het plafond. De tafelcontactdozen en verlengkabels dienen verwijderd te worden, en er dienen extra vaste aansluiting bijgemaakt te worden. 3. De vele tafelcontactdozen en (ongeaarde) verlengkabels duiden op een ondoelmatige installatie. De kans op overbelasting en brand is reëel aanwezig bij veelvuldig gebruik van verdeeldozen boven het plafond. De tafelcontactdozen en verlengkabels dienen verwijderd te worden, en er dienen extra vaste aansluiting bijgemaakt te worden. 4. Een uitsparing maken in het plafond en de kabels trek ontlasten. 5. De vele tafelcontactdozen en (ongeaarde) verlengkabels duiden op een ondoelmatige installatie. De kans op overbelasting en brand is reëel aanwezig bij veelvuldig gebruik van verdeeldozen boven het plafond. De tafelcontactdozen en verlengkabels dienen verwijderd te worden, en er dienen extra vaste aansluiting bijgemaakt te worden. 16 / 20

17 Bijlage II: Meetgegevens schakel- en verdeelinrichting Schakel- en verdeelinrichting: HKL Spanning Fase - Fase (V) Fase - Nul (V) Fase - Aarde (V) Draaiveld Rechts Impedantie Circuit (Ω) Kortsluitstroom (A) Net (Ω) Kortsluitstroom (A) 0, , Groep Riso (Mohm) Type aardlekschakelaar ΔI (ma) Δt (msec) ALS 1 >200 A ,2 ALS 2 >200 A ,3 ALS 3 >200 A ,1 ALS 4 >200 A ,4 ALS 5 >200 A ,8 1 >200 2 >200 3 >200 4 >200 5 >200 6 >200 7 >200 8 >200 9 >200 K1 >200 K2 > / 20

18 Bijlage III: Thermografisch onderzoek In aanvulling op de inspectie volgens NEN-EN en NEN 3140 heeft Parkstad Inspecties Ransdaal een thermografisch onderzoek uitgevoerd van de schakel- en verdeelinrichtingen. De gebreken en opmerkingen die volgen uit dit onderzoek zijn: Schakel- en verdeelinrichtingen: HKL Schakel- en verdeelinrichting. Warmteontwikkeling in aansluitdraad L3 en aardlekschakelaar 3 > 110 graden Celsius. De componenten zijn zichtbaar aangetast door de warmteontwikkeling (zie ook opmerking 7.4). 18 / 20

19 Bijlage IV: Toelichting op het inspectierapport Deze bijlage hoort bij het inspectierapport voor bestaande laagspanningsinstallaties. In deze bijlage bevinden zich de volgende onderwerpen: toelichting op het inspectierapport; informatie met betrekking tot de visuele inspectie; informatie met betrekking tot metingen en beproevingen; informatie met betrekking tot het bepalen van de tijd tussen twee inspecties; informatie met betrekking tot het bepalen van de steekproef; informatie met betrekking tot een thermografisch onderzoek; Toelichting Het inspectierapport is van toepassing op het inspecteren van bestaande laagspanningsinstallaties. De goede of juiste werking van de gehele installatie, alsmede een laag energieverbruik en een storingsvrije uitvoering, maakt nadrukkelijk geen deel uit van deze veiligheidsinspectie. Het inspectierapport is speciaal bedoeld voor diegene die verantwoordelijk is voor de veiligheid binnen het bedrijf waar de installatie zich bevindt, zoals de installatie verantwoordelijke. Het rapport moet worden ondertekend door diegene die de inspectie uitvoert. Dit moet een vakbekwaam persoon zijn met inspectie ervaring. Visuele inspectie Een visuele inspectie kan alleen worden uitgevoerd door een vakbekwaam persoon die inzicht heeft in de wijze waarop de installatie wordt gebruikt. Een goede visuele inspectie maakt duidelijk aan welke veiligheidsfacetten extra aandacht moet worden gegeven bij het meten en beproeven. Bij de visuele inspectie moet steeds een relatie worden gelegd tussen het gebruik van de installatie en de invloeden van de omgeving zoals, stof, vocht, hoge temperaturen, gassen, dampen, mechanische belasting of de toegankelijkheid van de installatie voor leken enzovoorts. Voor een goede beoordeling is het noodzakelijk de installatieschema s en tekeningen te kennen. Alleen dan is te beoordelen of alle veiligheidsmaatregelen zijn genomen en of alle veiligheidsvoorzieningen juist worden toegepast. Metingen en beproevingen Metingen en beproeving worden uitgevoerd door vakbekwame of voldoend onderrichte personen. Voor het meten aan elektrische installaties moeten passende en veilige meetinstrumenten worden gebruikt. Deze instrumenten moeten worden gecontroleerd voor en, indien noodzakelijk, na gebruik. Wanneer er risico bestaat dat ongeïsoleerde actieve delen worden aangeraakt, moet het personeel dat de metingen uitvoert, persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken en voorzorgsmaatregelen nemen tegen direct aanrakingsgevaar en de gevolgen van kortsluiting en vlambogen. Beproeving omvat alle handelingen die zijn bedoeld om de goede werking of de elektrische, mechanische of thermische toestand van een elektrische installatie te controleren. De beproeving van een installatie die spanningsloos is gemaakt, moet worden uitgevoerd volgens de regels die gelden voor spanningsloos werken. Externe factoren die het resultaat van de metingen beïnvloeden, moeten steeds worden geregistreerd. Ook is het van belang dat wordt aangegeven welk meetinstrument is toegepast. 19 / 20

20 Tijd tussen twee inspecties De tijd tussen twee opeenvolgende inspecties van elektrische installaties wordt bepaald door: de personen die de installatie gebruiken; de kwaliteit van de installatie; de omgeving; de mate van toezicht; de letselschade bij falen; de ervaring met betrekking tot (bijna) ongevallen. Het bepalen van de steekproef Bij de kwaliteitscontrole van producten is een steekproef gebruikelijk. Men wil zekerheid dat een product aan de opgegeven specificaties voldoet. Bij veiligheidsinspecties wil men ook zekerheid. Een inspectie op basis van een wiskundig juist bepaalde steekproef geeft die zekerheid. De installatieverantwoordelijke geeft aan welke theoretische risico's men wil nemen voor de verschillende installaties en de verschillende onderdelen van de installatie. Voor een juiste beoordeling van dit theoretische risico is inzicht nodig in de wiskundige achtergrond van de steekproefmethode, in de kwaliteit van de elektrotechnische installatie en in de gevaren die aan het gebruik van de installatie zijn verbonden. De omvang van de partij is de verzameling van op dezelfde wijze gemonteerde producten, waaruit de steekproef moet worden genomen en goedgekeurd om te bepalen of aan de goedkeuringscriteria wordt voldaan. De minimale omvang van de steekproef wordt bepaald door tabel W.1, welke staat beschreven in de NEN Thermografisch onderzoek Alle objecten zenden een onzichtbare, elektromagnetische straling uit. Bij een thermografisch onderzoek zet een thermografische camera deze IR-straling om in gekleurde beelden. Hiermee worden de temperaturen van het object zichtbaar. Thermografisch onderzoek is een zinvolle aanvulling op de NEN-EN en NEN 3140 inspecties. Door middel van thermografisch onderzoek is het mogelijk om elektrische installaties te onderzoeken op mogelijke overgangsweerstanden, de zogenaamde hot spots. Hot spots kunnen leiden tot stagnaties in productieprocessen of essentiële installaties. Ook overbelastingen en asymmetrische belastingen komen tijdens een thermografisch onderzoek naar voren. Door installaties te onderzoeken met een thermografische camera kunnen deze stagnaties in een vroeg stadium worden herkend. Het voordeel van een thermografisch onderzoek is, dat installaties en apparaten tijdens de metingen gewoon in bedrijf kunnen blijven. In overleg met de opdrachtgever zullen in dit rapport afwijkende temperaturen ten opzichte van de omgeving worden vermeld. 20 / 20