VERENIGING MARTIJN: RECHT OF MORAAL?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VERENIGING MARTIJN: RECHT OF MORAAL?"

Transcriptie

1 NEDERLANDS JURISTENBLAD VERENIGING MARTIJN: RECHT OF MORAAL? Relativiteitsvereiste bij schade door de overheid Strafbaarstelling van illegaliteit P JAARGANG 88 7 JUNI

2 Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en VeiligheidsDiensten (CTIVD) Binnen de CTIVD ontstaan door het vertrek van het lid, de heer E.T. Hoorn, per 1 september 2013 en van de voorzitter, tevens lid, de heer A.H. van Delden, per 1 januari 2014 twee vacatures voor: Twee leden van de CTIVD, waarvan één mogelijk tevens voorzitter (beiden bij voorkeur voor 21,6 uur per week) Organisatiegegevens: De CTIVD is een onafhankelijke Commissie. De Commissie bestaat uit 3 leden, onder wie de voorzitter. Zij wordt ondersteund door de secretaris, 5 juristen voor onderzoek en een secretaresse. Twee van de drie leden, onder wie de voorzitter, moeten jurist zijn (art. 65, lid 4, van de Wet op de inlichtingenen veiligheidsdiensten 2002; WIV 2002). Omschrijving: De inlichtingen- en veiligheidsdiensten (AIVD en MIVD) mogen onder stringente voorwaarden inbreuk maken op universeel erkende rechten van de mens, zoals onder meer vastgelegd in het EVRM. De CTIVD vervult een cruciale rol bij het toezicht op het naleven van deze voorwaarden. De aanbevelingen die de CTIVD op basis van haar onderzoeken doet en die door de betrokken ministers worden overgenomen, bevorderen daarmee de rechtsstatelijkheid van de taakuitvoering van de diensten. Een belangrijke taak van de CTIVD is het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de WIV 2002 en de Wet veiligheidsonderzoeken (art. 64 WIV 2002). Daarnaast adviseert de CTIVD de betrokken ministers over de afhandeling van klachten over de AIVD en de MIVD. Ook kan zij de betrokken ministers gevraagd en ongevraagd van advies dienen. Positie: De CTIVD doet verslag van de bevindingen in haar onderzoeken in de vorm van openbare rapporten die naar de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal worden gezonden. Nadere informatie is te vinden op De CTIVD legt via haar jaarverslag rechtstreeks verantwoording af over haar werkzaamheden aan de Eerste en Tweede Kamer. Contacten: De Minister-President, de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie, en andere bewindspersonen; de relevante (vaste) Kamercommissies van de Eerste en Tweede Kamer; de dienstleidingen van de AIVD en MIVD en de Coördinator van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten; Hoge Colleges van Staat; buitenlandse toezichtorganen. Functie-inhoud: - mede ontwikkelen van een visie met betrekking tot het toezicht op het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten; - bijdrage aan de ontwikkeling van juridische kaders en interpretatie van de relevante wet- en regelgeving; - actieve participatie in het dagelijks functioneren van de organisatie; - verrichten van dossier- en feitenonderzoek (inclusief onderzoek in de geautomatiseerde bestanden van de diensten); - mede aansturen/begeleiden van de onderzoekers bij hun onderzoek, rapportage en andere werkzaamheden; - klachtbehandeling. Functie-eisen: - een van de twee leden moet jurist zijn; - ervaring en kennis die relevant is voor de toezichtstaak; - onafhankelijk en kritisch; - grote analytische vaardigheden; - collegiale instelling en werkwijze; - gevoel voor vragen van rechtsstatelijkheid en begrip voor de complexe omgeving waarin de inlichtingen- en veiligheidsdiensten werken; - uitstekende communicatieve capaciteiten; - goede beheersing van de Engelse taal. Niet noodzakelijk, maar wel tot aanbeveling strekkend: kennis van en/of ervaring met het werkterrein van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Verder is het een pre als u een bijzondere kennis heeft op het terrein van opsporing. Salaris en overige arbeidsvoorwaarden: Aan deze functie is een salaris verbonden van maximaal 7.899,67 bruto per maand (schaal 17 BBRA 1984) bij een fulltime dienstverband. Benoeming vindt plaats bij Koninklijk Besluit op voordracht van de Minister-President en de Ministers van BZK en Defensie voor een tijdvak van 6 jaar. Er kan slechts eenmaal een herbenoeming plaatsvinden. Informatie Over de sollicitatieprocedure: de vice-president van de Raad van State, de president van de Hoge Raad en de Nationale ombudsman (de aanbevelingscommissie) stellen aan de hand van de gevoerde sollicitatiegesprekken gezamenlijk een aanbevelingslijst samen van ten minste drie personen. Voor de benoeming wordt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal een voordracht van drie personen gedaan, waaruit de betrokken ministers (de Minister-President, de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie) een keuze maken. Bij deze voordracht slaat de Tweede Kamer zodanig acht als haar dienstig voorkomt op de aanbevelingslijst van de aanbevelingscommissie (art. 65, lid 2, WIV 2002). De aanbevelingscommissie zal ook aangeven of de aanbevolen personen naar haar oordeel geschikt zijn om als voorzitter te fungeren. Een gunstige uitslag van een naar u ingesteld veiligheidsonderzoek van de categorie A maakt deel uit van de aanstellingsvoorwaarden. Nadere informatie over de functie kunt u inwinnen bij de voorzitter van de CTIVD, de heer mr. A.H. van Delden, telefoon Uw schriftelijke sollicitatie voorzien van een c.v. kunt u tot uiterlijk 22 juni 2013 richten aan: Vice-president Raad van State Mr. J.P.H. Donner Postbus EA Den Haag

3 Inhoud Vooraf Mr. Y. Buruma Mr. C.E. Drion De jaarvergadering van de NJV over Immuniteiten Wetenschap Mr. dr. G. Molier De Vereniging Martijn mag toch bestaan Over de scheiding van recht en moraal Focus Mr. L. Di Bella Het relativiteitsvereiste en de vergoeding van vermogensschade bij overheidsaansprakelijkheid Kritiek en voorstel voor alternatief De PREADVISEURS signaleren een toenemend ONGEMAK ten aanzien van het VERLENEN van IMMUNITEIT wanneer fundamentele normen zijn GESCHONDEN Pagina NEDERLANDS JURISTENBLAD VERENIGING MARTIJN: RECHT OF MORAAL? Relativiteitsvereiste bij schade door de overheid Strafbaarstelling illegaliteit P JAARGANG 88 7 JUNI Focus Sohail Wahedi De strafbaarstelling van illegaliteit Met een kanon op een mug schieten? Reacties Klaas Vreden Maatregel van SGP is niet logisch Reactie op Kooijman NJB 2013/659 R. Kooijman Naschrift Rubrieken Rechtspraak Boeken Tijdschriften Wetgeving Nieuws Universitair nieuws Personalia Agenda 1554 De PARADOX van de VRIJHEID van meningsuiting en VERENIGING is dat teneinde de klassieke VRIJHEIDS- en GELIJK- HEIDSRECHTEN te kunnen laten VOORTBESTAAN, vereist is dat zij soms MOETEN worden BEPERKT Pagina 1508 Het EUROPESE CRITERIUM biedt een OBJECTIEF aanknopingspunt bij de vraag WELKE VERMOGENSSCHADE binnen het beschermingsbereik van de GESCHONDEN NORM valt Pagina 1515 Wat er ook zij van RISICOMANAGEMENT in een RISICOSAMENLEVING, de inzet van het STRAFRECHT vergt LEGITIMATIE en CONSENSUS Pagina 1520 Het VN-VROUWEN- VERDRAG is echt VOER voor JURISTEN Pagina 1521 In het licht van de spelregels die voor de INTERBESTUURLIJKE VERHOUDINGEN gelden, concludeert de AFDELING dat de VERHOUDINGEN ten opzichte van 2009 NIET zijn VERBETERD Pagina 1547 LANGDURIG en, indien noodzakelijk, LEVENSLANG TOEZICHT wordt mogelijk op ernstige gewelds- en zeden- DELINQUENTEN Pagina 1551 Omslag: Shutterstock.com

4 NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven Erevoorzitter J.M. Polak Redacteuren Tom Barkhuysen (vz.), Ybo Buruma, Coen Drion, Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken, Peter J. Wattel Medewerkers Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en recht, Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheidsrecht), Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen - beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechtspleging, Aart Hendriks, gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechts sociologie, Martijn W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht, P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis, Harm-Jan de Kluiver, ondernemingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Theo de Roos, straf(proces)recht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migratierecht, Elies Steyger, Europees recht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Visser, intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht Auteursaanwijzingen Zie Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert toestemming voor openbaarmaking en ver veelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer reviewers beoordeeld. Citeerwijze NJB 2013/[publicatienr.], [afl.], [pag.] Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) , njb@kluwer.nl Internet en Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Adjunct-secretaris Berber Goris Secretariaat Nel Andrea-Lemmers Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, Uitgever Simon van der Linde Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing, zie Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer Afdeling Klantcontacten, tel. (0570) Abonnementsprijs (per jaar) Tijdschrift: 300 (incl. btw.). NJB Online: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 320 (excl. btw), extra gebruiker 80 (excl. btw). Combinatieabonnement: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 320 (excl. btw). Prijs ieder volgende gebruiker 80 (excl. btw). Bij dit abonnement ontvangt u 1 tijdschrift gratis en krijgt u toegang tot NJB Online. Zie voor details: (bij abonneren). Studenten 50% korting. Losse nummers 30. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)over eenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél Capital Media Services Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen Tel , mail@capitalmediaservices.nl ISSN NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet j. Besluit van 29 december 2008, Stb. 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofd dorp (Postbus 3051, 2130 KB). The Civil Code of the Netherlands Second edition by Hans Warendorf, Richard Thomas & Ian Curry-Sumner This second edition of the English translation of the whole of the Dutch Civil Code will be immensely valuable for the non-dutch speaking readers and lawyers, businessmen and private individuals interested in research or study into the Dutch civil law. Since the publication in 2009 of The Civil Code of the Netherlands, which contained a translation of the Civil Code as in effect on 1 October 2008, significant new statutory provisions have been enacted in the field of civil law. Possibly the most important is the addition of a Book 10, which entered into force on 1 January About the editors The translators, who are continually striving to improve the translation of certain terminology, are Hans Warendorf, a former senior partner of the prominent Dutch law firm Van Doorne, and Richard Thomas, partner of Vedder Price LLP, London, who are both experienced legal practitioners from international law firms with a twenty-year track record of translating Dutch company and commercial laws, and Dr. Ian Curry-Sumner MA (Cambridge), owner of the Dutch legal advice firm Voorts Legal Services in Utrecht, with more than ten year s experience translating and lecturing Dutch family and inheritance law. May 2013, 1341 pp., hardbound ISBN: Price: EUR / USD / GBP New publication on Dutch Civil Law Order now: or contact marketing@kluwerlaw.com

5 Vooraf 1388 De jaarvergadering van de NJV over Immuniteiten 23 Dat achter het thema Immuniteiten het thema van de jaarvergadering van de NJV op 14 juni 2013 in Breda spetterende politieke con- troverses schuil gaan, zal menig niet-jurist zich niet realiseren. De onmogelijkheid om een Kamerlid te vervolgen wanneer deze zich in de Tweede Kamer heeft schuldig gemaakt aan haat zaaien; de onmogelijkheid om een gerechtelijk vooronderzoek te starten met de vraag of de Nederlandse Staat het gevangeniswezen zo heeft georganiseerd dat het overlijden van mensen in de cel is aan te merken als dood door schuld; ja, ook de onmogelijkheid om de Verenigde Naties in rechte ter verantwoording te roepen waar deze 7000 moslimmannen onvoldoende hebben beschermd het gaat steeds over immuniteiten. Vier preadviezen zijn over het onderwerp geschreven. Redacteuren van het NJB hebben in de afgelopen weken de stukken van Albert Verheij (Immuniteiten in het burgerlijk recht: handhaven of aanpassen?) 1 en Elies van Sliedregt (Immuniteit van de Staat de houdbaarheid voorbij?) 2 ingeleid. Deze week bespreken we de preadviezen van Nico Schrijver en Roel Schutgens. De auteurs zijn juristen uit verschillende disciplines, maar zoals de voorbeelden lieten zien zijn de onderwerpen ook fundamenteel divers. Niettemin staat in het korte voorwoord een gemeenschappelijke begripsbepaling, te weten dat (w)anneer een rechtssubject immuniteit geniet, tegenover dit individu geen handhaving of afdwinging van bepaalde rechtsregels mogelijk (is) door een rechter of handhavende autoriteit. Vaststelling van immuniteit gaat altijd vooraf aan de inhoudelijke behandeling van een zaak. Dat gemeenschappelijke begrip heeft al een lange geschiedenis. De idee van immuniteit is in de eerste plaats een bevestiging van autoriteit. The King can do no wrong kwam er al voor Justinianus en in de Pauselijke traditie op neer dat de soevereine vorst zelf de bron was van het recht. De immuniteit van de Staat als zodanig is tegen deze achtergrond niet zo gek: deze is immers ook de bron van wetgeving en rechtspraak. Dat vervolgens de vertegenwoordigers van het hoge gezag ook respect verdienen onderstreepte Genghis Khan toen hij in 1219 de gouverneur van Otrar (Perzië) executeerde (mogelijk door hem gesmolten lood in ogen en oren te gieten) omdat deze de ambassadeurs van de Khan als spionnen had gedood. Het geval illustreert dat de immuniteit van de boodschapper niet alleen een afgeleide is van de hoogheid van zijn opdrachtgever, maar ook een functionele component bevat. De gouverneur voerde als argument aan dat het geen ambassadeurs waren, maar spionnen en dat is een functie die geen immuniteit verdient. Diezelfde mengeling van respect en functionaliteit zit achter de eveneens oude gedachte dat de rechter niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld, in het bijzonder niet door de in het ongelijk gestelde (vergelijk art. 42 WRRA). Aldus werd niet alleen het gezag van de rechter als stem van het recht versterkt, maar ook diens functioneel noodzakelijke onafhankelijkheid. De preadviseurs signaleren een toenemend ongemak ten aanzien van het verlenen van immuniteit wanneer fundamentele normen zijn geschonden. Daarom luidt hun overkoepelende stelling dat slechts zeer zwaarwegende argumenten de toekenning van een immuniteit rechtvaardigen terwijl in de uitzonderlijke gevallen waarin immuniteit wordt toegekend, moet worden gezocht naar alternatieve wijzen van geschilbeslechting. Kennen we de VN of de Staat nog zoveel autoriteit toe dat ze vanwege hun hoogheid immuniteit verdienen? Vinden we het nog wel functioneel noodzakelijk om Kamerleden in functie immuun te verklaren? Elke immuniteitskwestie draagt zijn eigen argumenten in zich. Maar op het eerste gezicht lijkt de door de preadviseurs voorgestelde stelling plausibel, al was het maar omdat voor alle vormen van immuniteit geldt dat de omstandigheid dat het om een prealabele vraag gaat het bezwaar impliceert dat immuniteit als doofpot kan worden ingezet. Men hoeft niet uit te zoeken wat er werkelijk is gebeurd of gezegd als de aangeklaagde immuun is. Toch leert de geschiedenis ook een positief te waarderen aspect van immuniteit. In de Middeleeuwen waren domeinen van kloosters en van sommige edellieden immuun voor de gerechtsdienaren en belastingophalers van de koning. De koningen aanvaardden dus uitzonderingen op hun centrale gezag. Geleidelijk aan verleenden zij deze immuniteiten steeds meer om de Kerk en de edelen aan zich te verplichten en om beperkingen en voorwaarden te stellen aan de vrijheid die met die immuniteiten gepaard gingen. Men denke ook aan aspecten van het verlenen van stadsrechten. Immuniteiten vormden zo beschouwd een scharnier tussen naast elkaar bestaande, verschillende rechtskringen. Naar het heden vertaald kunnen we zeggen dat een rechtsstelsel dat de Staat (of een internationale organisatie) immuniteit verleent, getuigt van het vertrouwen dat de overheid van die Staat of organisatie onverplicht op grond van zijn zelfregulering tot een billijke beslissing zal komen. Het opheffen van immuniteit stelt een autonoom functionerende rechtskring bloot aan het oordeel van niet altijd goed functionerende agenten van de soms door de waan van de dag ontzette machthebber. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

6 Srebrenica voorbij. De volkenrechtelijke immuniteit van de VN Met de alternatieve geschilbeslechting is al een opmaat gegeven voor de concrete aanbevelingen die Nico Schrijver in zijn preadvies doet. Zijn keuze voor de bespreking van de immuniteit van de Verenigde Naties (VN) als internationale organisatie is een goede, al was het maar omdat de VN niet zoals veel andere internationale organisaties vooral documenten produceert en overleg voert met regeringen. Natuurlijk kan de immuniteitskwestie ook bij dat soort organisaties spelen. Er is in Nederland geprocedeerd tegen Euratom (milieuvoorschriften), de Europese Patent Organisatie (catering) en het Iran-United States Claims Tribunal (arbeidszaak). En in de VS maakt menigeen zich vreselijk boos over alle parkeerbonnen van diplomaten die niet worden betaald. Maar omdat de VN ook zelf handelt is de kans op fundamentele aansprakelijkheidskwesties aanzienlijk groter. Het gaat niet om klein bier. In maart 2013 had de VN geüniformeerde personen uit maar liefst 116 landen ingezet in 14 peacekeeping operations. Ook peacekeepers haarden van adrenaline en hormonen maken zich schuldig aan seksueel misbruik, moord en afpersing. In de Kosovo oorlog ( ) ging wat dat betreft veel mis, maar ook in Haïti (2004 en 2011) en Cote d Ivoire (sinds 2004). Het gaat dan om pijnlijke incidenten waarbij de gewraakte handelingen geen enkele functionele betekenis hebben. Immuniteit is er niet voor het persoonlijk voordeel van ambtenaren van de VN. De Secretaris-Generaal heeft in dat soort gevallen daarom het recht en zelfs de plicht de immuniteit van de daders op te heffen. Maar er is ook al dan niet als misdaad te kwalificeren schadeveroorzaking die het rechtstreeks gevolg is van het handelen van de internationale organisatie. Cote d Ivoire levert opnieuw een voorbeeld op. In 2011 was de situatie daar zo nijpend dat beweerdelijk uit zelfverdediging luchtaanvallen werden uitgevoerd door VN- en Franse troepen met ernstige schade aan het presidentieel paleis tot gevolg, waarna de in de voorafgaande verkiezingen verslagen president Gbagbo kon worden gearresteerd. Wie moet die schade die direct of indirect het gevolg is van rechtstreeks met het doel van de organisatie samenhangend optreden betalen; hoe zit het met de schade van de buren (collateral damage)? De VN, de betrokken Troop contributing countries, of moet het ontvangende land maar zien wat het doet (en dat is voor de betrokken individuen meestal niet veel)? Dit is het soort vragen waar in het verleden die andere internationale militaire samenwerkingsorganisatie, de NAVO, al vaker voor heeft gestaan. Maar het lijkt erop dat de vroeger zo tandeloze blauwhelmen onze jongens in Libanon mochten indertijd niet terugschieten steeds robuuster worden in hun optreden. Zo heeft de VN op 29 maart jl. een peace enforcement combat force ingesteld om targeted offensive operations in Oost Congo uit te voeren. De preadviseur behandelt op overzichtelijke wijze de rechtsbronnen en de rechtspraak (van het internationaal gerechtshof, het EHRM, en buitenlandse rechterlijke instanties) aangaande de immuniteit van de VN. Hij lijkt het in grote lijnen wel eens te zijn met de uitspraak van de Hoge Raad van 13 april 2012 in Stichting Mothers of Srebrenica c.s. tegen de Staat en de VN. 3 Daarin wordt geoordeeld dat de immuniteit van de VN absoluut is en dat op dit moment geen norm bestaat die inhoudt dat het beginsel van de immuniteit moet wijken in geval van ernstige schendingen van mensenrechten of humanitair recht of dat respect voor immuniteit afhangt van alternatieve mogelijkheden tot rechtstoepassing. Het gevolg is evenwel dat slachtoffers van misdrijven tijdens de uitvoering van zo n operatie dan geen mogelijkheid tot rechtsherstel hebben, tenzij de Troop contributing countries aansprakelijkheid accepteren voor het optreden van hun militairen. Daarover gaat een zaak die nu bij de Hoge Raad ligt. Het zou natuurlijk veel simpeler zijn als binnen de VN de mogelijkheid bestond om je recht te halen. Juist als men de bestaansgronden van de immuniteit in acht neemt en daarbij zoals hierboven vermeld die immuniteit opvat als een markeringspunt van de geldigheid van een andere rechtskring, dan eist de immuniteit van de VN zelfs het bestaan van een degelijke interne rechtsgang. Preadviseur Schrijver is iets minder uitgesproken, maar schetst wel degelijk als vergezicht een nieuw, geheel onafhankelijk tribunaal, waarin de bevoegdheden van het United Nations Appeal Tribunal (voor interne personeelsaangelegenheden), die van de reeds bestaande review boards (over schadeclaims waarover de VN en de troepenontvangende landen van mening verschillen) en een aan te stellen Ombudspersoon (waar lokale burgers met klachten over een missie terecht kunnen) bij elkaar zouden komen. Als eerste stap bepleit Schrijver zo n Ombudspersoon. Hij is daarbij kennelijk geïnspireerd door het succes van de in 2009 door de Veiligheidsraad aangestelde Ombudspersoon die klachten onderzoekt van (rechts)personen die menen ten onrechte op de terrorismelijsten te zijn gekomen. Zijn idee kon wel eens heel nuttig zijn, juist voor burgers van wie de akker is verwoest door passerende troepen, kortom in kleinere zaken. Het is de vraag of die Ombudspersoon ook geschikt is voor grotere zaken zowel uit het oogpunt van de waarheidsvinding, als van de politieke voetangels en klemmen die in sommige zaken blijken. Ik denk dan aan twee NAVO-voorbeelden: in 1999 bombardeerde de CIA als gevolg van verkeerde inlichtingen de Chinese ambassade in Belgrado en in 2007 kwamen in Chora (Afghanistan) door artillerievuur van zwaar bestookte Nederlandse militairen minstens 50 burgers om in een dorp een paar kilometer verderop. Maar die voorbeelden herinneren eraan dat het maar de vraag is of de Nederlandse overheid wel zou willen dat er een onafhankelijke instantie binnen de VN is die weliswaar onderzoek doet naar de rol van de VN-instellingen, maar ook naar de rol van Troop contributing country Nederland. Misschien dat we daarom toch maar met die Ombudspersoon moeten beginnen anders gebeurt er nooit wat NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

7 Vooraf Parlementaire immuniteit In anarchistische kringen waart reeds lang de mare rond dat de herkomst van het begrip parlement een samenstel zou zijn van de woorden parler en mentir, oftewel kletsen en liegen en zoiets kan, zeker in deze tijd, een zekere doeltreffendheid en, in ieder geval, bijtende humor niet worden ontzegd. Mag je ongestraft liegen en beledigen in het parlement? Daarover gaat, (veel te) kort gezegd, het preadvies van Schutgens. Het is een goed gestructureerd en toegankelijk geschreven stuk dat diepgang biedt en toch de gewone jurist niet het bos instuurt. Het kent zelfs sjeu door stil te staan bij allerlei waargebeurde voorbeelden, zoals de niet mis te verstane woorden die minister Wevers van Aruba de oud-priester en statenlid Lampe toebeet in een rechtstreeks op televisie uitgezonden vergadering van de Staten, nadat hij hem ter vergadering reeds meermaals als pedofiel had gekenschetst: leg dat maar eens uit aan al die kinderen die jij hebt misbruikt. Lampe spreekt Wevers civielrechtelijk aan en betoogt onder meer dat deze woorden geen enkel verband houden met het belang dat door de parlementaire immuniteit wordt beschermd, te weten het vrijelijk uitoefenen van democratische controle. De Hoge Raad (HR 17 juni 2011, NJ 2011/450) weigert dit te aanvaarden omdat dan de rechter zich zou begeven in een beoordeling van de in dit geval: civielrechtelijke toelaatbaarheid van in het parlement gedane uitingen, welke dan ook. Waar berust deze kloeke parlementaire onschendbaarheid op? Schutgens maakt ons duidelijk dat wereldwijd twee systemen bestaan. De parlementaire niet-aansprakelijkheid en de parlementaire onschendbaarheid. Nederland kent de eerste variant en die gaat uit van immuniteit voor alle binnen-parlementaire uitingen, tijdens én na het verkregen mandaat. In sommige landen kan die immuniteit door het parlement zelf worden opgeheven, maar vaak ook niet. Veel verder gaat de parlementaire onschendbaarheid, welke in veel Europese landen, teruggaand op de Franse traditie, uitgangspunt is, want in aanvulling op de parlementaire niet-aansprakelijkheid wordt ook immuniteit voor de duur van het mandaat gegeven voor alle overige doen en laten. Díe immuniteit is echter wel ophefbaar, vaak met gekwalificeerde meerderheden, en soms vallen ernstige misdrijven er niet onder en is bijvoorbeeld ook ontdekking op heterdaad uitgezonderd. Na deze tour d horizon neemt Schutgens ons mee terug naar Nederland. Hij schetst een systeem waarin, anders dan in veel andere landen, niet alleen parlementariërs immuniteit genieten, maar ook leden van de uitvoerende macht en door hen allen aangewezen derden om hen bij te staan bij de beraadslagingen. Dat verklaart waarom deskundigen die niet zijn aangewezen in bovenstaande zin geen immuniteit genieten, ook al nemen ze deel aan de beraadslaging en zijn zij door het parlement of een commissie daaruit benoemd (HR 28 juni 2002, NJ 2002/577). Voorts zijn alleen uitingen beschermd; zo vallen geweldsdelicten en zaaksbeschadiging niet onder immuniteit, ook al zouden ze tijdens de beraadslagingen door een immuniteitsgerechtigde zijn gepleegd. En als de beraadslagingen zijn geëindigd of geschorst, dan vervalt ook de immuniteit. Ook bestaat geen immuniteit indien een gerechtigde hetgeen hij tijdens de beraadslagingen te berde bracht, daarbuiten weer herhaalt. Zo was genoemde minister Wevers wel aansprakelijk voor aantijgingen die hij op de radio herhaalde (GEA Aruba 14 november 2012, LJN BY4616). Na te hebben gesignaleerd dat nationale immuniteitsregels door het Internationaal Strafhof niet worden gerespecteerd, krijgen we kort verhaald van de verhouding tussen de kernbepalingen van het EVRM en parlementaire immuniteitsregels. Kort gezegd, is het uitgangspunt dat het EVRM niet afdoet aan deze immuniteiten, voor zover het gaat om binnen-parlementaire uitingen. Bescherming daarbuiten kan niet worden genoten indien er geen duidelijke relatie is tussen de parlementaire functie en de gedraging en er bij de concrete gedraging onvoldoende bijdrage te zien is aan de doelen van de parlementaire immuniteit. Wat zijn nu de doelen van parlementaire immuniteit? Schutgens bespreekt de twee hoofddoelen: waarborging van de vrije gedachtewisselingen in het debat en de scheiding der machten. Wat die laatste categorie wijst Schutgens op de niet direct voor de hand liggende subcategorie van de bescherming van de rechter tegen het politiek discours; zou de immuniteit niet bestaan, dan zou de rechter dat discours in worden gezogen. Tot slot wijdt Schutgens beschouwingen aan allerlei voorstellen tot nuancering van de parlementaire immuniteit (welke in de loop der tijd zijn gedaan of nu nog voorliggen), die hij alle na zorgvuldige overwegingen ontraadt. De geïnteresseerde lezer zij op dit punt verwezen naar het derde en vierde hoofdstuk van het preadvies. Waar Schutgens wel voorzichtig voor is, zou een systeem van egalité-aansprakelijkheid van de Staat zijn in gevallen van ernstige schade voor derden als gevolg van parlementair debat. Hoewel hij ook de nadelen ervan signaleert (de rechter beoordeelt dan indirect toch uitingen in het kader van parlementaire beraadslagingen), toont hij zich van een dergelijk systeem toch een warm voorstander. Onze steun mag hij krijgen, al was het maar omdat wij niet heel erg overtuigd zijn van de zelfregulerende krachten tegen uit de hand gelopen debatten waar Schutgens wel in zekere mate in gelooft: de reglementaire bevoegdheden van de voorzitter. Juist in roerige tijden kan zelfs de meest integere voorzitter en dat zijn ze tot nu toe allemaal erg onder druk komen te staan om met cultuurveranderingen mee te gaan. Maar inderdaad alleen in gevallen van ernstige schade. Want, om maar in de vorm van een oud Frans spreekwoord toch weer een beetje terug te keren naar de anarchistische prikkelgedachte van het begin van de bespreking van Schutgens: parler, c est mentir un peu. Ybo Buruma en Coen Drion 1. T. Hartlief, Wie staat er boven de wet? NJB 2013/1250, afl T. Spronken, Opheffen van de strafrechtelijke immuniteit van de Staat: bijten in eigen staart?, NJB 2013/1343, afl LJN BW1999 Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

8 1389 Wetenschap De Vereniging Martijn mag toch bestaan Over de scheiding van recht en moraal Gelijn Molier 1 Enigszins gechargeerd kan worden gesteld dat de redenering op grond waarvan de rechtbank de Vereniging Martijn verbood vooral door morele gronden is ingegeven, terwijl het hof in de beslissing waarmee zij dit verbod ongedaan maakt vooral rechtsstatelijke argumenten de doorslag laat geven en het recht strikt scheidt van de moraal. Daarmee vormt het juridisch geschil inzake de Vereniging Martijn tevens een illustratie van een klassiek rechtstheoretisch vraagstuk, namelijk de vraag of recht en moraal al dan niet behoren te worden gescheiden. In onze tijd is de vrijheid van associatie een noodzakelijke waarborg geworden tegen de tirannie van de meerderheid Inleiding Met het oog op alle commotie die de afgelopen jaren in de Nederlandse samenleving is ontstaan over kinderpornonetwerken en grootschalig seksueel misbruik van minderjarigen binnen de Rooms-katholieke kerk kan de beslissing van het Hof Leeuwarden om het verbod van de Vereniging Martijn ongedaan te maken op zijn minst moedig genoemd worden. 3 Hoe dient zij echter juridisch te worden geduid? In een tijd waarin pedofilie zo ongeveer het laatste morele taboe is waarop jong en oud, gelovig en niet-gelovig, autochtoon en allochtoon, hoogopgeleid en laagopgeleid elkaar kunnen vinden, lijkt de beslissing van het hof op het eerste gezicht niet voor de hand te liggen. Dit klemt temeer daar de Rechtbank Assen op basis van hetzelfde feitencomplex en dezelfde juridische regels wel tot een verbod was gekomen. De rechter hoort toch ook met één been in de samenleving te staan en zijn oor te luisteren te leggen bij wat er in de samenleving leeft of in de woorden van art. 3:12 BW rekening te houden met de in Nederland levende rechtsovertuigingen? 4 Kan het gerechtshof dat alles zomaar negeren? Enigszins gechargeerd zou kunnen worden gesteld dat de redenering op grond waarvan de rechtbank tot haar oordeel is gekomen vooral door morele gronden werd ingegeven, terwijl het hof in zijn uitspraak rechtsstatelijke argumenten de doorslag laat geven en het recht strikt scheidt van de moraal. Daarmee vormt het juridisch geschil inzake de Vereniging Martijn tevens een illustratie van een klassiek rechtstheoretisch vraagstuk, namelijk de vraag of recht en moraal al dan niet behoren te worden gescheiden. 5 De opbouw van dit stuk is als volgt. Allereerst wordt stilgestaan bij de parlementaire geschiedenis met betrekking tot art. 2:20 BW, de bepaling op grond waarvan de Vereniging Martijn aanvankelijk verboden en ontbonden werd verklaard. Wat waren de gronden die de wetgever indertijd voor ogen stonden voor een verbod van een rechtspersoon? In de daarop volgende twee paragrafen worden respectievelijk de morele benadering van de rechtbank en de rechtsstatelijke benadering van het hof tegenover elkaar geplaatst en tegen elkaar afgewogen. In de slotparagraaf wordt nader ingegaan op de plaats en betekenis van de vrijheid van vereniging en meningsuiting in een democratische rechtsstaat. Dit laatste lijkt voor een goed begrip van de uitspraak van het hof onontbeerlijk. Tevens wordt hierin betoogd dat de rechtsstatelijke benadering van het hof de voorkeur verdient boven de benadering van de rechtbank, waarin een grotere rol voor de moraal is weggelegd. 2. De wettelijke gronden voor een verbod: de memorie van antwoord bij art. 2:20 BW Art. 2:20 BW dat stelt dat een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde op verzoek van het openbaar ministerie door de rechtbank wordt verboden verklaard en ontbonden vormt een herziening van de art. 2:15 en 2:16 BW, waarin het ontbindend verklaren nog een facultatieve mogelijkheid voor de rechter was. De directe aanleiding tot de invoering van 1502 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

9 Het lijkt mij in dit licht uitgesloten dat de rechter dit zal uitleggen als vanuit een maatschappelijk oogpunt ongewenst. Dat zou immers juist ruimer zijn dan in strijd met de wet. Er is niets dat voedsel geeft aan vrees voor zulk een misbruik of willekeur ( ). een wijzigingsbepaling vormde een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, die op 8 maart 1978 in een beschikking De Nederlandse Volksunie verboden verklaarde, maar niet ontbond. Een bestudering van de parlementaire geschiedenis leert dat de memorie van toelichting slechts een vrij summiere toelichting op het wijzigingsvoorstel bevat en tamelijk beknopt is over de vraag welke handelingen van een vereniging nu strijd met de openbare orde opleveren. 6 De memorie van antwoord gaat wel uitgebreid in op de betekenis van de verschillende begrippen uit het wetsvoorstel. Interessant is dat reeds in de inleidende paragraaf hiervan er door de regering op wordt gewezen dat de Kamer beducht is voor een aantasting van de vrijheid van meningsuiting en van vereniging als gevolg van het wetsvoorstel. De regering stelt onomwonden dat de democratische rechtsstaat is gegrondvest op deze vrijheden en dat de bewaking daarvan de uiterste zorg van de regering heeft. 7 Op de door de Kamer geuite zorg dat de verbodsgronden strijd met de openbare orde of de goede zeden te rekkelijk zouden zijn en bij een ruime uitleg veel meer zouden omvatten dan bedoeld, antwoordde de regering dat juist een wijziging van de verbodsgronden als een verruiming zou kunnen worden uitgelegd. De regering wijst erop dat uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat de verbodsgrond beperkter is dan strijd met de wet en beperkter is dan aantasting van andermans rechten. 8 De rechter dient het begrip openbare orde of goede zeden derhalve in beperkte zin op te vatten. Pikant met het oog op de zaak Martijn is de daaropvolgende zinsnede van de toenmalige Minister van Justitie: Het lijkt mij in dit licht uitgesloten dat de rechter dit zal uitleggen als vanuit een maatschappelijk oogpunt ongewenst. Dat zou immers juist ruimer zijn dan in strijd met de wet. Er is niets dat voedsel geeft aan vrees voor zulk een misbruik of willekeur ( ). 9 In paragraaf 8, ten slotte, geeft de Minister vervolgens aan wat naar zijn mening met de verbodsgrond wordt beoogd. Aangezien hierin een nadere invulling van het begrip strijd met de openbare orde wordt gegeven, alsmede concrete voorbeelden van handelingen die onder het verbod vallen, wordt deze paragraaf grotendeels geciteerd: Slechts handelingen die inbreuk maken op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel, kunnen het verbod van een vereniging of andere rechtspersoon rechtvaardigen: ongerechtvaardigde aantasting van de vrijheid van anderen of van de menselijke waardigheid. Gebruik van geweld of bedreiging daarmee tegen het openbare gezag of tegen degenen met wier opvattingen men het, al dan niet op goede gronden, oneens is, valt eronder, evenals rassendiscriminatie en andere verboden discriminatie ( ). Ten slotte behoren als strijdig met de openbare orde en de goede zeden te worden aangemerkt uitlatingen zoals het aanzetten tot haat en uitingen die verboden discriminatie inhouden of een mensonterend streven zoals het in de literatuur gegeven voorbeeld van een pleidooi om het doden van bepaalde volksgroepen straffeloos te maken. Al deze voorbeelden hebben gemeen dat zij een aantasting inhouden van de als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel die, indien op grote schaal toegepast, ontwrichtend zou blijken voor de samenleving. 10 Het criterium ter bepaling van de vraag of een handeling in strijd is met de openbare orde of goede zeden is derhalve of er sprake is van een inbreuk op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel of, in de woorden van de slotregel, een aantasting van de als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtstelsel die uit- Auteur 1. Mr. dr. G. Molier is universitair hoofddocent bij de Afdeling Encyclopedie en Rechtsfilosofie van de Universiteit Leiden. van de populistische pers en dito politiek, dat het volk zich geroepen voelt om zelf voor rechter te gaan spelen. Ik moet er niet aan denken. De afbeeldingen van galgen die enkele hat s sieren, kunnen dan zomaar realiteit worden. Te vinden op: schrijver-a-h-j-dautzenberg-weg-bijpedovereniging-martijn-nederlaag-voor-dedemocratie/. 4. Zie bijvoorbeeld het artikel in het Reformatorisch Dagblad Groeiende onrust over pedovereniging Martijn. Te vinden op: groeiende_onrust_over_pedovereniging_ martijn_1_ Vergelijk het beroemde debat tussen de rechtsfilosofen Herbert Hart en Lon Fuller in respectievelijk: H.L.A. Hart, Positivism and the Separation of Law and Morals, Harvard Law Review (71) 1958, p en Lon L. Fuller, Positivism and Fidelity to Law: A Reply to Professor Hart, Harvard Law Review (71) 1958, p in Nederland rassendiscriminatie in strijd is met de openbare orde, met de goede zeden of met beide. 7. Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p. 3. Noten 2. Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika, Rotterdam: Lemniscaat 2011, p Vergelijk schrijver A.H.J. Dautzenberg: Komt het tot een vrijspraak, ( ) dan dreigt er een gevaar. De kans is groot dat het volk, daartoe aangemoedigd door de aandacht 6. Kamerstukken II 1981/82, , nr. 3, p. 4: Er is geen grond om te betwijfelen dat NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

10 Wetenschap eindelijk ontwrichtend is voor de samenleving in de zin van ondermijnend. De voorbeelden die gegeven worden zien met name op al dan niet politieke verenigingen wier handelingen tot doel hebben de waarden die ten grondslag liggen aan onze democratische rechtsstaat, te weten vrijheid en gelijkheid, aan te tasten. Het moet derhalve om zeer ernstige situaties gaan. Alhoewel er geen sprake is van een limitatieve opsomming ziet de regering niet goed in welke andersoortige voorbeelden van handelingen in strijd met de openbare orde er zijn te geven naast de door haar genoemde. 11 Onder het verbod vallen in elk geval niet pleidooien voor een verandering van de Grondwet, wet of beleid, of voor het opzeggen van verdragen: Het uiten van politieke wensen wordt gewaarborgd door de vrijheid van meningsuiting, een grondrecht dat ook in zware tijden hoog gehouden moet worden. Over dergelijke pleidooien moet de kiezer oordelen, niet de rechter. Al is de ruimte voor politieke stromingen niet geheel onbegrensd, zij behoort in mijn ogen zo ruim mogelijk te worden bemeten. Verschraling van de politieke strijd in Nederland uit vrees voor verbodenverklaring is dan ook een spookbeeld dat noch naar huidig recht noch onder de gelding van het wetsvoorstel wordt opgeroepen. 12 Het moge duidelijk zijn dat een vereniging die er in de ogen van de meerderheid immorele opvattingen op na houdt, dan wel een pleidooi houdt voor immorele wetgeving niet op die grond kan worden verboden. Interessant is nu dat de Minister in zijn toelichting geen gewag maakt van strijd met de goede zeden, maar slechts stelt: Ik zie niet goed welke andersoortige voorbeelden van handelingen in strijd met de openbare orde zouden zijn te geven dan de voorbeelden in alinea Dit doet de vraag opkomen wat dan precies onder de term goede zeden dient te worden verstaan, aangezien deze nu niet direct een associatie oproept met de in de Memorie van Antwoord gegeven voorbeelden van handelingen die onder de verbodsgrond vallen. Hierover wordt gesteld dat de genoemde voorbeelden evenzeer in strijd zijn met de 1504 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

11 goede zeden, in de betekenis dat immoreel wordt gehandeld, als in strijd met de openbare orde. 14 Dit brengt de Minister tot de gevolgtrekking dat het overbodig is om de term strijd met de goede zeden nog langer als verbodsgrond in de wet op te nemen. Tot een verdere beperking van de reeds zeer beperkte verbodsgrond zal dit volgens de Minister niet leiden. Hij vervolgt zijn overweging met een voor de zaak Martijn cruciale zinsnede: Bovendien kleeft aan het begrip strijd met de goede zeden het bezwaar dat het mogelijk niet, zoals hier bedoeld, zou worden uitgelegd als immoreel, maar als onfatsoenlijk in ruimere zin. 15 Juist met het oog op de voorgeschiedenis van de bepaling, die ook lijkt terug te gaan op aanranding en bederf der zeden, geeft de Minister er de voorkeur aan om de woorden of goede zeden uit het wetsvoorstel te schrappen. Op deze wijze wordt tevens beter aangesloten bij art. 8 van de Grondwet, waar eveneens slechts het belang van de openbare orde als criterium wordt genoemd om de vrijheid van vereniging te beperken. 16 Het gaat derhalve om een verduidelijking van de verbodsgrond, niet om een wijziging. 17 Kort en duidelijk: een vereniging kan niet worden verboden om bederf der zeden tegen te gaan. 3. Het verbod van Martijn: de beschikking van de rechtbank Het openbaar ministerie verzocht de Rechtbank te Assen de Vereniging Martijn te verbieden en aldus geschiedde. Op grond van welke redenering kwam de rechtbank tot de conclusie dat de werkzaamheden van de Vereniging in strijd waren met de openbare orde? De rechtbank stelt voorop dat onder de term werkzaamheid in art. 2:20 BW de daden van de Vereniging Martijn en/of de woorden die de Vereniging Martijn spreekt of schrijft, dienen te worden verstaan. Vanuit rechtsstatelijk oogpunt interessant is de passage die daarop volgt, waarin de rechtbank stelt dat zij bij haar beoordeling van het verzoek van het openbaar ministerie tot uitgangspunt neemt dat het recht van vereniging en vrije meningsuiting grondbeginselen van de Nederlandse rechtsstaat zijn. In dat licht bezien zal zij art. 2:20 BW in casu terughoudend toepassen en alleen strijd met de openbare orde aannemen als inbreuk wordt gemaakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel. 18 Daarmee sluit de rechtbank dus keurig aan bij het criterium dat de regering ter nadere invulling van de term strijd is met de openbare orde had gegeven in haar toelichting op het wetsvoorstel. Interessant wordt het nu om te kijken hoe de rechtbank dit criterium toepast op de werkzaamheden van de Vereniging Martijn. De rechtbank sluit zich aan bij de door het openbaar ministerie aangebrachte rubricering van het op de website van de Vereniging aangetroffen materiaal, waaruit zou blijken dat de Vereniging Martijn uitdraagt dat: (i) kinderen een lustobject zijn; (ii) er met seksueel contact tussen volwassenen en kinderen niets mis is; (iii) seksueel contact tussen volwassenen en kinderen verheerlijkt moet worden; (iv) strafrechtelijke veroordelingen voor zedenmisdrijven met kinderen bespottelijk zijn; (v) seksueel contact tussen volwassenen en kinderen heel natuurlijk is. 19 Van belang om hier nog op te merken is dat de Vereniging de door het openbaar ministerie aangebrachte nadere rubricering van haar materiaal niet weerspreekt, De Vereniging voert aan dat haar website als een nieuwsarchief dient te worden beschouwd dat een beeld schetst over hoe anders er door veel mensen in de jaren tachtig van de vorige eeuw geschreven en gedacht werd over seksualiteit tussen volwassenen en kinderen maar daartegen aanvoert dat haar website als een nieuwsarchief dient te worden beschouwd dat een specifiek beeld schetst over hoe anders er door veel mensen in de jaren tachtig van de vorige eeuw geschreven en gedacht werd over seksualiteit tussen volwassenen en kinderen. De publicatie hiervan vindt derhalve niet plaats ter seksuele prikkeling of om seks met jongeren goed te praten. Denkbeelden van weleer zouden dan ook niet aan de Vereniging Martijn mogen worden toegerekend. 20 Dit verweer en deze nuancering ten spijt is de rechtbank onverbiddelijk in haar oordeel: De rechtbank stelt voorop dat het uitdragen van in de ogen van velen ongewenste opvattingen op zichzelf genomen geen grond geeft om tot een verbodenverklaring en ontbinding te komen van de Vereniging Martijn. Het recht van vereniging en het recht van vrije meningsuiting komt toe aan een ieder en daarom ook aan diegenen die seksuele gevoelens voor kinderen hebben. Dit doet er echter niet aan af dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn inbreuk maakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel en deze werkzaamheid daarom in strijd is met de openbare orde. De rechtbank zal op die grond de Vereniging Martijn verboden verklaren en haar ontbinden Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p Art. 8 van de Grondwet luidt: Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. 17. Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p RB. Assen 27 juni 2012, r.o Te vinden op: detailpage.aspx?ljn=bw RB. Assen 27 juni 2012, r.o RB. Assen 27 juni 2012, r.o RB. Assen 27 juni 2012, r.o NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

12 Wetenschap Nadat de rechtbank de wetsgeschiedenis bij het wetsvoorstel indachtig derhalve aangeeft dat ook vanuit moreel oogpunt verwerpelijke opvattingen grondwettelijke bescherming genieten, tovert ze opeens als een konijn uit de hoge hoed strijd met de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel tevoorschijn. De argumentatie die aan dit betrekkelijk apodictische oordeel ten grondslag ligt, vinden we twee rechtsoverwegingen eerder. Vanwege de ingenieuze wijze waarop de redenering van de rechtbank is opgebouwd, wordt ze in haar geheel geciteerd: De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn, bezien vanuit de onderlinge samenhang en het onderlinge verband van het op de webpagina s van haar website aangeboden materiaal en haar opvattingen zoals haar bestuursleden die openbaar maken, er blijk van geeft dat de Vereniging Martijn voor haar leden nastreeft om seksueel contact te kunnen hebben met kinderen en de Vereniging Martijn daartoe dat seksuele contact verheerlijkt en voorstelt als iets wat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. Het is dat streven dat een ernstige inbreuk vormt op de geldende fundamentele waarden binnen onze samenleving en daarom indruist tegen onze rechtsorde. De Vereniging Martijn creëert of draagt daarmee bij aan het bestaan van een subcultuur waarbinnen seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden. Daarmee tast de Vereniging Martijn de rechten van kinderen aan. De bescherming van de seksuele integriteit van kinderen vormt onmiskenbaar één van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde. De Nederlandse rechtsstaat behoort bovendien vanuit internationaal rechtelijk perspectief voor die inbreuk geen ruimte te bieden. 22 Laten wij deze drietrapsraket eens nader ontleden. De eerste stap is dat de Vereniging Martijn een subcultuur creëert waarbinnen seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden dan Het lijkt er hier dus veeleer op dat de rechtbank een aantasting van de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtstelsel heeft geconstrueerd wel hieraan bijdraagt. De tweede stap is dat zij daarmee de rechten van kinderen aantast. De derde stap is dat de bescherming van het recht op seksuele integriteit van kinderen een van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde vormt. De stappen twee en drie zijn beiden problematisch. Allereerst is niet duidelijk hoe het creëren of bijdragen aan een subcultuur waarbij seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden op zichzelf de rechten van kinderen aantast. Ten tweede, gesteld dat dit wel het geval zou zijn en er vanuit gaand dat de bescherming van de seksuele integriteit van kinderen een taak is van de overheid, dan nog valt niet goed in te zien dat die bescherming een van de meest wezenlijke beginselen is van onze rechtsorde, in dier voege dat een aantasting van die seksuele integriteit als een inbreuk op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel kan worden aangemerkt. Zoals gezegd gaat het bij de voorbeelden die de regering hiervan noemt telkens om handelingen waarbij inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid en gelijk(waardig)heid van anderen, dan wel waarbij geweld wordt gebruikt en hiervan is in het geval van Martijn geen sprake. 23 Dat neemt uiteraard niet weg dat de Nederlandse overheid geen enkele ruimte moet geven voor een inbreuk op de seksuele integriteit van kinderen, maar het punt is nu juist dat uit de voorafgaande overwegingen van de rechtbank niet kan worden afgeleid dat de Vereniging Martijn an sich zich hieraan schuldig maakt. Het lijkt er hier dus veeleer op dat de rechtbank geheel tegen de bedoeling van de wetgever in een aantasting van de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtstelsel heeft geconstrueerd, omdat zij van mening is dat de Vereniging vanuit moreel oogpunt onwenselijk is, nu een overgrote meerderheid van de bevolking pedofilie weerzinwekkend acht en ten strengste afkeurt. 4. De ongedaanmaking van het verbod: de beschikking van het hof Voordat het hof aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak toekwam, moest het eerst nog beoordelen of de Vereniging Martijn ontvankelijk was, aangezien het openbaar ministerie had betoogd dat de Vereniging, nu zij bij rechterlijke beschikking verboden en ontbonden was verklaard, niet meer in hoger beroep kon. Het hof maakt korte metten met die opvatting. In het licht van het systeem van de wet en gezien de rechtspraak moet er volgens het hof vanuit worden gegaan dat ook een ontbonden rechtspersoon het recht heeft om in hoger beroep te gaan. Ware dit anders dan zou het procesrechtelijke beginsel dat een partij recht heeft op een rechterlijke beoordeling van haar zaak in twee feitelijke instanties worden geschonden. Bovendien zou in dat geval nog een ander procesrechtelijk beginsel met voeten worden getreden, te weten dat van de equality of arms, aangezien het openbaar ministerie in geval van een afwijzing van het verzoek tot ontbinding wél het recht zou hebben in hoger beroep te gaan. 24 Bij de beantwoording van de vraag of de werkzaamheid van Martijn in strijd is met de openbare orde benadrukt het hof het belang van het respecteren van de vrijheid van vereniging en vergadering als een grondbeginsel van de democratische rechtsstaat. Een verbodenverklaring van een rechtspersoon vormt een ernstige inbreuk op dit grondrecht waar slechts in het uiterste geval toe over kan worden gegaan: Voor een verbodenverklaring moet het dan ook om meer gaan dan gedrag dat uit maatschappelijk oogpunt als ongewenst wordt ervaren. 25 Vervolgens komt het hof met zijn criterium ter bepaling van de vraag wanneer een verbodenverklaring juridisch is geoorloofd: het moet gaan om een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten 1506 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

13 Het is niet strijdig met de openbare orde indien een vereniging als instrument wordt gebruikt voor het bepleiten van een vrijere seksuele moraal en voor verruiming van de zedenwetgeving of kunnen ontwrichten. 26 Pas wanneer aan beide voorwaarden wordt voldaan, dus wanneer er zowel sprake is van een daadwerkelijke, ernstige aantasting van grondbeginselen van ons rechtsstelsel én een (mogelijke) ontwrichting van de samenleving, is een verbod op zijn plaats. Het hof oordeelt dat in het geval van de Vereniging Martijn wel aan de eerste voorwaarde wordt voldaan, maar niet aan de tweede. Hoe komt het hof tot dit oordeel? Het hof stelt voorop dat de seksuele delicten waarvoor (voormalige) bestuursleden in het verleden zijn veroordeeld niet als werkzaamheden van de Vereniging in de zin van art. 2:20 BW kunnen worden aangemerkt. De Vereniging zelf heeft nooit strafbare feiten gepleegd; evenmin heeft de website van de Vereniging strafbare uitingen of afbeeldingen van minderjarigen bevat, noch staan op de website tips and tricks met betrekking tot strafbaar gestelde gedragingen, dan wel enig materiaal dat anderszins aanzet tot seksuele handelingen met kinderen. Nu de vereniging zich derhalve voor zover bekend niet schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten kan de conclusie welhaast niet anders zijn dan dat het openbaar ministerie zijn vordering heeft ingesteld om een einde te maken aan het salonfähig maken door de Vereniging van een in de ogen van een meerderheid van de samenleving perverse en verdorven seksuele moraal. Daartoe is art. 2:20 BW echter niet in het leven geroepen volgens het hof: Voor zover het openbaar ministerie heeft bedoeld aan de vordering ten grondslag te leggen dat de vereniging een andere moraal bepleit dan de moraal die ten aanzien van seksuele contacten met kinderen in de huidige samenleving ligt verankerd, is dat ten onrechte. Het is niet strijdig met de openbare orde indien een vereniging als instrument wordt gebruikt voor het bepleiten van een vrijere seksuele moraal en voor verruiming van de zedenwetgeving. Dat is ook niet het geval als het daarbij gaat om intieme contacten met minderjarigen. 27 Deze rechtsoverweging van het hof is geheel in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, aangezien zoals hiervoor reeds aangehaald de bepaling niet kan worden ingezet om aanranding of bederf der goede zeden tegen te gaan. Dit vormde voor de Minister ook de reden om de woorden goede zeden uiteindelijk uit het wetsvoorstel te schrappen. Dit gezegd zijnde is het hof desalniettemin van mening dat wel aan de eerste voorwaarde wordt voldaan en dat de werkzaamheid van de Vereniging een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel. Volgens hem vormt de bescherming van de seksuele integriteit van kinderen een van de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel. Dat beschermingsbeginsel omvat niet alleen de opsporing en vervolging van strafbare feiten, maar ook elk georganiseerd verband waarin verlangens onder personen met een pedofiele geaardheid zodanig worden gevoed, en gevoelens van onbehagen van deze personen zodanig worden getemperd, dat een beschermend klimaat ontstaat waarin dergelijke strafbaar gestelde gedragingen als gerechtvaardigd en heilzaam kunnen worden ervaren. 28 Een bestudering van de website van de Vereniging en door haar bestuurders gedane uitspraken brengt het hof tot de conclusie dat de website van de Vereniging aan pedofielen niet slechts de mogelijkheid biedt om onbeschroomd over hun gevoelens en behoeften te spreken, hetgeen wel zou zijn toegestaan, maar veel verder gaat dan dat doordat zij de gevaren van seksueel contact met kinderen bagatelliseert, goedpraat en zelfs verheerlijkt. Daarmee is er volgens het hof sprake van een daadwerkelijke en ernstige aantasting van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele i ntegriteit van het kind dient te worden beschermd. 29 Om echter voor een verbod in aanmerking te komen dient er daarnaast (cumulatief) te worden aangetoond dat de werkzaamheid van de Vereniging de samenleving ontwricht of kan ontwrichten. En op dit punt strandt de vordering van het openbaar ministerie. Art. 2:20 BW beoogt niet zozeer het belang van het kind te beschermen, maar dat van de samenleving, aldus het hof. Zelfs wanneer de handelingen van Martijn in brede kringen van de samenleving als verontrustend worden ervaren, levert dat nog geen bedreiging van die samenleving zelf op. Het hof wijst er in dit verband fijntjes op dat de vereniging al sinds 1982 bestaat, er sindsdien heftige debatten over haar bestaan en activiteiten hebben plaatsgevonden, maar dat geenszins sprake is van daarmee verband houdende (dreigende) maatschappelijke ontwrichting. Evenmin kan in het feit dat recente schokkende onthullingen omtrent pedoseksualiteit, zoals over het verleden van de katholieke kerk en in de Amsterdamse zedenzaak, de maatschappelijke weerstand tegen pedofilie 22. Rb. Assen 27 juni 2012, r.o dat opzicht lijkt de regering zichzelf in paragraaf 11 van de memorie van toelichting enigszins tegen te spreken. Daarin valt te lezen dat bewust niet gekozen is voor een limitatieve opsomming maar voor een rechtsbeginsel als verbodsgrond, aangezien hiervan verwacht mag worden dat de rechter het zal toepassen in het licht van de rechtsovertuiging ten tijde van zijn oordeel. Hier voegt de regering vervolgens aan toe dat de rechtsovertuiging niet stil staat en dat stolling van de nu heersende mening in een opsomming op den duur leidt tot verstarring. Kamerstukken II 1981/82, , nr. 5, p. 4. Te vinden op: detailpage.aspx?ljn=bz Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o Cursivering G.M. 27. Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o Daar kan tegenin worden gebracht dat het in paragraaf 8 van de memorie van antwoord niet gaat om een limitatieve opsomming. De regering gaf zelf echter aan niet goed in te zien welke andere voorbeelden gegeven konden worden van handelingen in strijd met de openbare orde (zie hiervoor). In 24. Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o en NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

14 Wetenschap hoog hebben doen oplaaien, een argument worden gevonden voor het standpunt dat de samenleving nu wél dreigt te worden ontwricht. Als dat al het geval zou zijn, dan nog mag dit gegeven niet gekoppeld worden aan de werkzaamheid van de Vereniging Martijn. Nu het openbaar ministerie dat toch heeft gedaan: miskent het ( ) de kracht en flexibiliteit van de democratische fundamenten en van het nut en noodzaak van maatschappelijk debat. Daarvoor dient het recht ruimte te laten, ook als dat pijnlijk is en weerstand oproept. 30 De conclusie van het hof is dan ook dat niet is gebleken van enige werkzaamheid van de vereniging waarvan de ongestoorde voortzetting en navolging in onze democratische rechtstaat op straffe van ontwrichting niet (langer) kan worden geduld. 31 Het hof werpt zich hier op als hoeder van de democratische rechtsstaat. Verenigingen kunnen niet vanwege hun verderfelijke gedachtegoed verboden worden; slechts wanneer hun handelingen kunnen leiden tot een ontwrichting van de samenleving komt een verbod in aanmerking. De benadering van het hof verdient niet alleen op basis van een wetshistorische, wetssystematische en teleologische interpretatiemethode de voorkeur boven die van de rechtbank, maar juist ook vanuit rechtstatelijk oogpunt. Hier zal in de concluderende paragraaf nader op in worden gegaan. 5. De rol van de vrijheid van vereniging en meningsuiting in een democratische rechtsstaat De uitspraak van het hof is om twee redenen van groot belang. Allereerst vanwege de grote waarde die het hof toekent aan de vrijheid van vereniging als een grondbeginsel van de democratische rechtsstaat. Alexis de Tocqueville wees al op het grote belang van de vrijheid van vereniging als noodzakelijke buffer tussen het individu en de machtige staat, juist in een democratische samenleving. 32 Ten tweede maakt de uitspraak van het hof duidelijk dat recht en moraal strikt gescheiden moeten worden en dat datgene wat vanuit moreel oogpunt afkeurenswaardig is en dient te worden tegen gegaan, niet ook per se juridisch dient te worden verboden. 33 Sterker nog: de kracht van de democratische rechtsstaat is nu juist dat er ruimte is en moet zijn voor afwijkende meningen en opvattingen, hoezeer die ook door een meerderheid als schokkend, weerzinwekkend of verontrustend worden beschouwd. 34 Dat geldt daarmee evenzeer voor verenigingen die een dergelijk gedachtegoed uitdragen. Is daarmee ieder gedachtegoed en de bekendmaking of verspreiding daarvan al dan niet middels een (politieke) vereniging toegestaan, zolang het maar niet tot ontwrichting van de samenleving leidt of kan leiden? Dat lijkt mij een stap te ver. Er kunnen wel degelijk ook inhoudelijke grenzen gesteld worden aan de vrijheid van meningsuiting en vereniging. 35 De Vrijheid van meningsuiting en de nauw daarmee samenhangende vrijheid vereniging 36 vormt geen neutraal beginsel, maar is onderdeel van een bepaald politiek systeem, te weten de democratische rechtsstaat, dat daarmee per definitie een keuze inhoudt voor een bepaald type samenleving. 37 De pijlers hiervan zijn individuele vrijheid en gelijkheid. 38 Op het moment dat de vrijheid van meningsuiting en vereniging worden ingezet om een type samenleving tot stand te brengen dat haaks staat op deze waarden van gelijkheid en vrijheid ondergraaft dat het systeem zelf. Om als politiek-maatschappelijke rechtsorde te kunnen blijven voortbestaan dient die rechtsorde derhalve noodzakelijkerwijs grenzen aan de vrijheid van meningsuiting en vereniging te stellen, namelijk daar waar genoemde waarden door middel van de vrijheid van meningsuiting en vereniging om zeep (dreigen te) worden geholpen. 39 In die zin is enigerlei vorm van strijdbare of materiële democratie aan de democratische rechtsstaat voorondersteld. 40 De uitspraak van het hof maakt duidelijk dat recht en moraal strikt gescheiden moeten worden Voor de vrijheid van meningsuiting en vereniging betekent dit in concreto dat die grens daar ligt waar zij worden aangewend om (groepen van) personen wegens hun ras, homoseksuele gerichtheid, (geestelijke) handicap, geslacht of geloof te discrimineren dan wel jegens hen op te roepen tot geweld. 41 Dit is immers principieel in tegenspraak met de kernwaarden die ten grondslag liggen aan de democratische rechtsstaat, te weten individuele vrijheid en gelijkheid (in de betekenis van individuele gelijkwaardigheid). De paradox van de vrijheid van meningsuiting en vereniging is derhalve dat teneinde de klassieke vrijheidsen gelijkheidsrechten te kunnen laten voortbestaan, vereist is dat zij soms zullen moeten worden beperkt. Maar daarmee zijn de aard en inhoud van die beperkingsgrond ook meteen gegeven: slechts die beperkingen zijn toegestaan welke voor de instandhouding van die vrijheden noodzakelijk zijn. Voor de vrijheid van meningsuiting komt deze materiële democratieopvatting expliciet tot uiting in art 137d van het Wetboek van Strafrecht; voor de vrijheid van vereniging komt dit slechts impliciet tot uiting, te weten in de invulling die de rechter aan de term strijd met de openbare orde uit art 2:20 BW toekent. Zo werd De Nationale Volkspartij/CP 86 door de Rechtbank Amsterdam verboden en ontbonden verklaard omdat zij zich schuldig maakte aan: handelingen, die inbreuk maken op algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsbestel, zoals bijvoorbeeld ongerechtvaardigde aantasting van andermans vrijheid of menselijke waardigheid. 42 De rechter stelde dat met de werkzaamheid van de Nationale Volkspartij/CP 86 niet anders wordt beoogd dan het oproepen en aanzetten tot, dan wel het bevorderen van discriminatie van allochtonen en dat dit dient te worden aangemerkt als in strijd met de openbare orde als bedoeld in art. 2:20 lid 1 BW. 43 De uitspraak van de Rechtbank Amsterdam lijkt mij geheel in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever: het moet steeds gaan om handelingen die op enigerlei wijze de beginselen van vrijheid en gelijk(waardig) 1508 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

15 heid aantasten. Zolang het doel van een vereniging zoals dat uit haar werkzaamheden kan worden afgeleid niet is om de democratie af te schaffen, te discrimineren, of anderszins aan anderen bepaalde fundamentele gelijkheids- of vrijheidsrechten te ontnemen, heeft zij derhalve recht van bestaan. Het Hof Leeuwarden lijkt eveneens op deze lijn te zitten, alhoewel het in de motivering van zijn beslissing voornamelijk voor het anker van het criterium van (het ontbreken van) de potentieel ontwrichtende gevolgen voor de samenleving gaat liggen. Naar mijn mening ware het zuiverder geweest wanneer het hof dit element niet als een cumulatieve voorwaarde in de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel had ingelezen, maar had volstaan met de constatering dat de werkzaamheden van de Vereniging Martijn weliswaar moreel gezien verwerpelijk zijn, maar nu zij geen inbreuk maken op de grondbeginselen van vrijheid en gelijk(waardig)heid een verbod van de Vereniging niet kunnen rechtvaardigen. 44 Dit neemt niet weg dat de beschikking van het hof vanuit rechtsstatelijk oogpunt dient te worden toegejuicht en de voorkeur verdient boven die van de rechtbank. Immers, zoals Tocqueville ons ruim 150 jaar geleden al waarschuwde, bestaat er voortdurend het gevaar dat onder druk van de tirannie van de meerderheid een vereniging of politieke partij wordt verboden, omdat diezelfde meerderheid haar vanuit moreel oogpunt ongewenst acht. Het is aan de rechter als hoeder van de rechtsstaat om dit te voorkomen. 30. Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o down, in: A. Ellian, G. Molier en T. Zwart times when we must act to restrict it. Sot- schrift en de problematiek van de strijdbare 31. Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o (red.), Mag ik dit zeggen? Beschouwingen tiaux and Rummens 2012, p. 116: There- of materiële democratie zie A. Soeteman, 32. Tocqueville 2011, p over de vrijheid van meningsuiting, Den fore, outcomes of the democratic process in: Rechtsfilosofie & Rechtstheorie Daar kan nog aan worden toegevoegd Haag: Boom Juridische Uitgevers 2011, p. that are manifestly at odds with the basic (35), p Zie ook A. Nieuwenhuis, dat onze opvattingen inzake de seksuele values of liberty and equality are unaccep- Tussen grondrechtelijke vrijheid en parle- moraal op zijn zachts gezegd bepaald niet 36. Vergelijk S. Sottiaux and S. Rummens, table and should accordingly be held mentaire onschendbaarheid: de vrijheid van statisch zijn te noemen. Zo wijst de schrijver Concentric democracy: Resolving the inco- unconstitutional. meningsuiting van de parlementariër., Dautzenberg erop dat in 1977 de Neder- herence in the European Court of Human 40. Dit komt b.v. tot uiting in art. 17 EVRM Tijdschrift voor Constitutioneel Recht landse bioscoopzalen vol liepen om de film Rights case law on freedom of expression waarin wordt gesteld dat geen beroep op 2010, afl. 1, p. 8; S. Rummens, De vrije Het debuut te zien waarin Gerard Cox and freedom of association, ICON (10) een van de mensenrechten van het EVRM mening van politici, Rechtsfilosofie & meermaals neukte met zijn veertienjarige 2012, p. 106: For almost three decades, mag worden gedaan, indien de daarin vast- Rechtstheorie 2011 (40), p filmnichtje. Volgens Dautzenberg werden the refrain [of the ECHR] has been that gelegde vrijheden worden aangewend om 41. Molier 2011, p de ruiten bij Cox en regisseuse Nouchka the protection of opinions and the free- de rechten en vrijheden die het Verdrag 42. Rb Amsterdam 18 november 1998, NJ van Brakel niet ingegooid en kreeg hun dom to express them is one of the objecti- noemt (jegens anderen) teniet te doen. Een 1999, 377, r.o. 4.3 en Cursivering carrière door het succes van de film een ves of the freedom... of association. toepassing hiervan gaf het EHRM in Refah G.M. boost van jewelste. Te vinden op: Vergelijk J. R. Searle, Making The Social v. Turkey (Refah Partisi (The Welfare Party) 43. Rb Amsterdam 18 november 1998, NJ World. The Structure of Human Civilizati- and Others v. Turkey, Judgment, Stras- 1999, 377, r.o nl/2011/07/a-h-j-dautzenberg-wordt-lid- on, Oxford: Oxford University Press 2010, bourg, February 13, 2003). Voor Duitsland 44. Interessant in dit verband is dat De van-martijn/. Voor een overzichtsartikel van p. 190: the justification for human rights kan gewezen worden op artikel 18 van de Nederlandse Volks Partij/CP 86 verboden de geschiedenis van de zedenwetgeving in cannot be ethically neutral. It involves Grondwet dat luidt: Wer die Freiheit der en ontbonden werd verklaard zonder dat de Nederland zie G. Hekma, Seks en de wet, te more than just a biological conception of Meinungsäußerung, insbesondere die Pres- rechter vaststelde dat haar werkzaamheid vinden op: what sort of beings we are; it also involves sefreiheit (Artikel 5 Abs. 1), die Lehrfreiheit had geleid tot een (dreigende) ontwrichting php?id=286. a conception of what is valuable, actually (Artikel 5 Abs. 3), die Versammlungsfreiheit van de samenleving. De gedachte van de 34. Hof Leeuwarden 4 april 2013, r.o or potentially, about our very existence. (Artikel 8), die Vereinigungsfreiheit (Artikel rechter lijkt te zijn dat het oproepen en Vergelijk de beroemde formulering uit 38. Sottiaux and Rummens 2012, p. 115: 9), das Brief-, Post- und Fernmeldegeheim- aanzetten tot, dan wel het bevorderen van het Handyside arrest van het Europees Hof Firstly, democracy is concerned with cer- nis (Artikel 10), das Eigentum (Artikel 14) discriminatie van allochtonen op zichzelf voor de Rechten van de Mens (EHRM) tain basic normative ideals such as liberty oder das Asylrecht (Artikel 16a) zum Kamp- reeds voldoende is om strijd met de open- waarin het bepaalde dat de vrijheid van and equality. fe gegen die freiheitliche demokratische bare orde in de zin van art. 2:20 BW vast te meningsuiting ook van toepassing is op 39. S. Fish, The Trouble With Principle, Grundordnung mißbraucht, verwirkt diese stellen. Daarmee lijkt de inhoud of aard van opvattingen of ideeën die choquerend, Massachusetts: Harvard University Press Grundrechte. Die Verwirkung und ihr Aus- het gedachtegoed wel degelijk een verschil verontrustend en beledigend (offend, 1999, p. 106: ( ) the right to speak can- maß werden durch das Bundesverfassungs- te maken. Immers, met het oog op de shock or disturb) zijn voor de staat of (enig not be abstracted from the political condi- gericht ausgesprochen. Voor een theoreti- geringe aanhang die de Nederlandse Volks- deel van) de bevolking. EHRM 7 december tions in the context of which its exercise is sche uiteenzetting van het materiële partij/cp 86 door de jaren heen genoot, viel 1976, Appl.no. 5493/72 (Handyside), 49. meaningful. If speech is allowed to corrode democratiebegrip zie Quoc Loc Hong, The een ontwrichting van de samenleving als 35. De navolgende regels zijn grotendeels those conditions, it participates in its own Legal Inclusion of Extremist Speech (diss), gevolg van haar werkzaamheden evenmin ontleend aan: G. Molier, De vrijheid van undoing, in its own death, and ( ) in order Nijmegen: Wolf Legal Publischers te vrezen. meningsuiting: it s politics all the way to save speech (and the country), there are Voor een heldere bespreking van dit proef- NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

16 1390 Focus Het relativiteitsvereiste en de vergoeding van vermogensschade bij overheidsaansprakelijkheid Kritiek en voorstel voor alternatief Laura Di Bella 1 De arresten Duwbak Linda en Iraanse vluchtelinge geven blijk van een activistische toepassing van het relativiteitsvereiste als instrument om de omvang van de overheidsaansprakelijkheid in toom te houden. Het grootste bezwaar tegen de doorslaggevende rol van het primaire doel van publiekrechtelijke regelingen die daaruit volgt, is dat het algemeen belang een prominente rol speelt bij de doelstelling van alle publiekrechtelijke regelingen. Vanwege deze grote gemene deler bestaat over het algemeen onvoldoende j uridisch relevant verschil tussen het doel en de strekking van publiekrechtelijke normen om op grond van dit verschil te bepalen of recht op vergoeding van vermogensschade van direct betrokkenen bestaat. Het Europese criterium van het rechtstreekse economische gevolg is daartoe meer geschikt. 1. Inleiding De Hoge Raad heeft in de inmiddels veelbesproken arresten Duwbak Linda en Iraanse vluchtelinge de ingestelde vorderingen van burgers tegen de overheid afgewezen wegens het ontbreken van relativiteit, omdat de geschonden norm niet zou strekken tot bescherming tegen de geleden vermogensschade. 2 Op deze uitspraken is veel kritiek gekomen: zowel de uitkomst van het geschil als de wijze van toepassing van het relativiteitsvereiste worden als onbevredigend ervaren. 3 Het onderwerp blijft actueel, omdat de overheid in huidige aansprakelijkheidsprocedures steeds vaker het relativiteitsverweer voert. Het ligt voor de hand dat deze keuze is geïnspireerd op het succes in de genoemde zaken. Het gevolg is dat de rechter steeds vaker zal moeten oordelen over het doel en de strekking van de door de overheid geschonden norm in het concrete geval. Ik vind dit geen gelukkige ontwikkeling. In deze bijdrage zet ik uiteen waarom het relativiteitsvereiste naar mijn mening niet geschikt is om de omvang van de overheidsaansprakelijkheid bij onrechtmatige daad wegens schending van publiekrechtelijke normen af te bakenen. De nadruk ligt daarbij op het oordeel dat geen recht op vergoeding van vermogensschade bestaat, terwijl het gaat om benadeelden die direct zijn betrokken bij de normschending door de overheid. Er is al veel aandacht besteed aan de toepassing van het relativiteitsvereiste in de betreffende arresten. Wel is de huidige jurisprudentie en literatuur erg casusgericht, terwijl er volgens mij ook behoefte bestaat aan het ontwikkelen van een meer algemene visie op het onderwerp. Dit artikel probeert daaraan een bijdrage te leveren. In paragraaf 2 komt aan de orde waarom de relativiteit volgens mij geen geschikt instrument is om te bepalen wanneer al dan niet recht op vergoeding van vermogensschade bestaat van benadeelden, jegens wie door de overheid wel onrechtmatig is gehandeld door schending van publiekrecht. Deze benadeelden duid ik aan als de direct betrokkenen bij de normschending. De kern van mijn betoog is dat, vanwege de grote gemene deler van het algemeen belang bij de doelstelling van publiekrechtelijke normen, er naar mijn mening onvoldoende juridisch relevant verschil tussen het doel en de strekking van dergelijke normen bestaat om op grond hiervan deze keuze te maken. Om dit aan te tonen maak ik een vergelijking tussen de genoemde uitspraken Duwbak Linda en Iraanse vluchtelinge en twee uitspraken over schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin de Afdeling de relativiteit wel aanwezig acht. 4 In paragraaf 3 besteed ik aandacht aan een recente uitspraak van het Europese Hof 1510 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

17 van Justitie over de toepassing van het relativiteitsvereiste bij schending van Unierecht en de mogelijke invloed van deze uitspraak op de invulling van het nationale relativiteitsvereiste. 5 Ten slotte bevat paragraaf 4 de conclusie. 2. Bij overheidsaansprakelijkheid wegens schending van publiekrecht is de relativiteit geen geschikt instrument om te bepalen of de vermogensschade van direct betrokkenen moet worden vergoed 2.1. Algemeen Het relativiteitsvereiste is verwoord in art. 6:163 BW: Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. De vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen als de geschonden norm niet tot bescherming van de eiser strekt en wanneer de soort schade of de wijze waarop deze is ontstaan buiten het beschermingsbereik van de geschonden norm valt. In het arrest Duwbak Linda heeft de Hoge Raad aangegeven hoe de relativiteitsvraag dient te worden beantwoord: Bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan het in art. 6:163 BW neergelegde vereiste dat de geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde heeft geleden, komt het aan op het doel en de strekking van de geschonden norm, aan de hand waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en welke wijze van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt. 6 Indien de gedaagde het relativiteitsverweer opwerpt, zal de rechter dus steeds op zoek moeten gaan naar het doel en de strekking van de geschonden norm. Aan de hand hiervan bepaalt hij vervolgens of aan het relativiteitsvereiste is voldaan. Het is vaak niet eenvoudig om te onderzoeken of de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd, binnen het beschermingsbereik van de geschonden norm valt. De wetgever was zich van deze moeilijkheid bewust. Hij heeft daarom in de wetsgeschiedenis opgenomen dat terughoudendheid is geboden bij het afwijzen van een vordering wegens het ontbreken van relativiteit. 7 Bij schending van publiekrechtelijke normen door de overheid lijkt de Hoge Raad in de arresten Duwbak Linda en Iraanse vluchtelinge echter voor een minder terughoudende benadering te kiezen. In deze arresten wijst De Hoge Raad de tegen de overheid ingestelde vorderingen af, omdat volgens hem niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste, terwijl het oordeel van het ontbreken van relativiteit niet voor de hand ligt. De Hoge Raad Het raakt vooral de voorspelbaarheid en de logische ontwikkeling van het systeem van overheidsaansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad stelt naar mijn mening in deze zaken strengere eisen aan de aanwezigheid van relativiteit dan gebruikelijk. 8 In het arrest Duwbak Linda concludeert hij dat relativiteit ontbreekt, omdat uit de betrokken regelgeving en de toelichting daarop niet kan worden kan worden afgeleid dat deze mede strekken tot bescherming van het individuele vermogensbelang van derden. In deze zaak zonk een door de overheid onterecht goedgekeurde duwbak. Het schip, waaraan deze duwbak vastzat, zonk hierdoor ook. De eigenaar van dit schip heeft zaak- en vermogensschade geleden. De door de overheid ondeugdelijk uitgevoerde keuring dient ter veiligheid van het scheepvaartverkeer. Het ging dus om benadeelden, die direct bij de normschending zijn betrokken. 9 Deze beperkte visie op het beschermingsbereik van een exclusief voor de overheid geldende publiekrechtelijke norm leidt tot problemen. Dit geldt niet alleen voor de betreffende concrete gevallen. Het raakt vooral de voorspelbaarheid en de logische ontwikkeling van het systeem van overheidsaansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad. Ik licht dit toe. Auteur 1. Mr. L. Di Bella is Professional Support Lawyer bij De Brauw Blackstone Westbroek te Amsterdam. Daarnaast doet zij promotieonderzoek naar de bijzondere positie van de overheid in het aansprakelijkheidsrecht. (oratie Utrecht), Deventer: Kluwer 2004, p. 9; L. Di Bella, De relativiteit van het recht op arbeid van vluchtelingen, NJB 2007/1299, afl. 25, p e.v.; C.E. Drion, Op de grenzen van het recht, NJB 2007/1201, afl 23, p. 1395; S.D. Lindenbergh, De relativiteit van de toelating als vluchteling, AA 2007, p. 783 e.v; J.E.M. Polak, Overheidsaansprakelijkheid: iets aparts? In hoeverre verschilt de aansprakelijkheid van de overheid van die van private partijen?, in: T. Barkhuysen, W. den Ouden & M.K.G. Tjepkema, Coulant compenseren? Over overheidsaansprakelijkheid en rechtspolitiek, Deventer: Kluwer In dit artikel blijft buiten beschouwing de verhouding tussen het relativiteitsvereiste in het schadevergoedingsrecht en art. 8:69a Awb, dat gaat over de toelaatbaarheid van aangevoerde gronden in het inhoudelijke beroep. Zie hierover P.W. den Hollander, Het bestuursrechtelijke en het privaatrechtelijke relativiteitsvereiste als twee-eiige tweeling, AA 2012, p Zie hierover uitgebreid L. Di Bella, De relativiteit van de onrechtmatige overheidsdaad. De toepassing van het relativiteitsvereiste bij schending van publiekrechtelijke normen door de overheid in vergelijking met schending van privaatrechtelijke normen door andere (rechts)personen, AV&S 2013/2. Noten 2. HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281 (Duwbak Linda) en HR 13 april 2007, AB 2008, 16 (Iraanse vluchtelinge). 9. Niet direct betrokkenen bij de normschending zouden bijvoorbeeld kunnen zijn afnemers van door het schip te vervoeren grondstoffen die vermogensschade leiden, omdat zij door het incident deze grondstoffen niet geleverd krijgen. 5. EHvJ 14 maart 2013, AB 2013/139 C-420/11 (Jutta Leth vs. Oostenrijk). 3. Zie bijvoorbeeld T. Hartlief en R.P.J.L. Tjittes, Kroniek van het vermogensrecht, NJB 2004, afl. 31, p. 1583; G.T.J.M. Jurgens, Relativiteit in het bestuursrecht? 6. HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281 (Duwbak Linda). 7. PG Boek 6, p. 632; PG Boek 6, p en PG Boek 6, p NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

18 Focus geoordeeld, betekent dit echter niet dat de toelating als vluchteling ertoe strekt deze in staat te stellen inkomen (uit betaalde arbeid) te verwerven. Het recht op arbeid vloeit voort uit de toelating als vluchteling, en ontstaat pas nadat hij in Nederland als vluchteling is toegelaten. De toelating als vluchteling vindt plaats om humanitaire redenen, teneinde hem te beschermen tegen vervolging in het land van herkomst. Zij strekt niet tot bescherming van enig vermogensrechtelijk belang van de vluchteling Images.com/Corbis 2.2. Onvoldoende onderscheidend vermogen van het relativiteitsvereiste bij schending van exclusief voor de overheid geldende publiekrechtelijke normen De Hoge Raad In het arrest Iraanse vluchtelinge wijst de staatssecretaris de aanvraag van deze vluchtelinge tot toelating als vluchteling en verlening van de verblijfvergunning in eerste instantie af. Volgens de staatssecretaris bestaat geen gevaar voor vervolging in het eigen land als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en de Vreemdelingenwet. De Iraanse vluchtelinge vecht dit oordeel met succes aan. De afwijzing blijkt onterecht en de vluchtelinge krijgt, vijf jaar na de indiening van haar aanvraag, alsnog een verblijfsvergunning. Zij vordert vervolgens vergoeding van inkomensschade, omdat zij door het onrechtmatige besluit vijf jaar lang haar beroep als sterilisatieassistente niet heeft kunnen uitoefenen. De Hoge Raad overweegt dat de toelating tot vluchteling plaatsvindt om humanitaire redenen. De geschonden norm strekt naar zijn mening echter niet tot bescherming tegen de gevorderde inkomensschade. De Hoge Raad wijst de vordering af. Volgens de Hoge Raad is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste. Hij motiveert deze beslissing als volgt: Op zichzelf is juist dat de toelating van een vluchteling tot Nederland de vluchteling in staat stelt hier te lande een nieuw bestaan op te bouwen. Anders dan het hof heeft In deze zaak is het vernietigde besluit wel onrechtmatig jegens de eiseres: aan haar is immers onterecht de vluchtelingenstatus onthouden. Toch wordt de vordering afgewezen wegens het ontbreken van relativiteit, omdat de geleden inkomensschade buiten het beschermingsbereik van de geschonden norm valt. De Hoge Raad voert ter onderbouwing van zijn relativiteitsstandpunt slechts aan dat de toelating als vluchteling plaatsvindt ter bescherming tegen vervolging in het land van herkomst. Dit is het primaire doel van het vreemdelingenrecht. De Hoge Raad beperkt zijn zoektocht naar het beschermingsbereik van het vreemdelingenrecht dus tot het doel hiervan. 10 Normaliter is bij de relativiteitsvraag niet alleen het doel, maar ook de bredere strekking van de geschonden norm van belang. Afwijzing van de vordering ligt in deze zaak ook niet voor de hand, omdat het recht op arbeid expliciet op meerdere plaatsen in de relevante rechtsgeschiedenis wordt genoemd. Advocaat-generaal Spier is daarom, in tegenstelling tot de Hoge Raad, van mening dat de geschonden norm wel strekt tot bescherming tegen de geleden inkomensschade. De opstelling van de Hoge Raad in het arrest Iraanse vluchtelinge zorgt dus voor een enger beschermingsbereik dan gebruikelijk en geeft geen blijk van de gebruikelijke terughoudendheid bij het afwijzen van een vordering wegens het ontbreken van relativiteit. De Afdeling In dit kader zijn van belang twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het beschermingsbereik van publiekrechtelijke normen, die exclusief gelden voor de overheid. 11 In de eerste zaak gaat het om een bouwvergunning, die door het college van burgemeester en wethouders van Ameland ten onrechte is verleend aan een concurrent van een benzinepomphouder. Deze bouwvergunning is onrechtmatig. De concurrerende benzinepomphouder lijdt hierdoor schade en vordert schadevergoeding van de gemeente Ameland. Hij baseert zijn vordering op schending van bepalingen uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Woningwet. Het college betwist de relativiteit. De Afdeling gaat hier niet in mee: Het bestemmingsplan en in dit verband het dwingende karakter van artikel 48 eerste lid, aanhef en onder b van de Woningwet, zoals dat artikel destijds luidde, strekken er mede toe rechtszekerheid te verschaffen aan genoemde belanghebbenden en beschermen mede tegen schade die wordt veroorzaakt door een onrechtmatige inbreuk daarop. 12 De tweede uitspraak ziet op schending van geluidvoorschriften op basis van de Wet milieubeheer. De geldende geluidsnormen worden door een bedrijf overtreden en het college van burgemeester en wethouders van Nuth treedt 1512 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

19 ten onrechte niet handhavend op. Dit is een onrechtmatige daad. De verhuurder van een nabijgelegen woning lijdt schade wegens gederfde huurinkomsten, omdat zijn pand onverhuurbaar is geworden vanwege de geluidhinder. De gemeente Nuth verweert zich tegen de schadeclaim van de verhuurder met een beroep op het ontbreken van relativiteit. De Afdeling is het hier niet mee eens: De Afdeling overweegt voorts dat de Wet milieubeheer niet ziet op bescherming van louter economische belangen, maar op de bescherming van het milieu. In onderhavig geval, waar het gaat om geluidvoorschriften van het krachtens de Wet milieubeheer gestelde Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, betreft de bescherming van het milieu in het bijzonder de bescherming van de leefomgeving. De geluidvoorschriften strekken naar het oordeel van de Afdeling echter niet alleen tot bescherming tegen aantasting van het woongenot van omwonenden, maar ook van de daaruit voortvloeiende belangen, zoals die van de verhuurder. De huurprijs zal immers worden bepaald door het woon- en leefgenot van de bewoner. Hierbij is de leefomgeving een mede bepalende factor. Het door het college ingenomen standpunt dat deze bescherming slechts zou zien op huurders, is naar het oordeel van de Afdeling dan ook niet juist. Schending van de geluidsnormen is derhalve ook jegens appellant onrechtmatig. In onderlinge samenhang geldt dit ook voor normen die zien op handhaving van de geluidvoorschriften en de normen die zien op het tijdig nemen van een besluit op een verzoek daartoe. Deze normen strekken, nu het gaat om aantasting van een met het woongenot van omwonenden nauw samenhangend belang, mede tot bescherming tegen de door appellant gestelde vermogensrechtelijke schade bestaande uit gederfde huurinkomsten door het onverhuurbaar worden van zijn pand als gevolg van de veroorzaakte geluidhinder, zodat het relativiteitsvereiste aan vergoeding van deze gestelde schade niet in de weg staat. 13 Het beschermingsbereik reikt volgens de Hoge Raad niet verder dan het primaire doel dat met de regeling wordt beoogd Het lijkt erop dat de Afdeling in deze uitspraken een minder beperkende benadering van het beschermingsbereik van publiekrechtelijke normen hanteert dan de Hoge Raad in het arrest Iraanse vluchtelinge. Vergelijking van laatstgenoemd arrest met de twee besproken Afdelingsuitspraken laat goed zien tot welke afbakeningsproblemen een activistische toepassing van het relativiteitsvereiste leidt bij schending van publiekrechtelijke normen door de overheid. 14 In het arrest Iraanse vluchtelinge bepaalt de Hoge Raad dat de toelating tot Nederland plaatsvindt om humanitaire redenen en (dus) niet strekt tot bescherming tegen vermogensschade. Het doorslaggevende argument om tot het ontbreken van relativiteit te komen, lijkt derhalve te zijn dat de geschonden norm slechts strekt ter verkrijging van het recht, waarvoor het in het leven is geroepen. Het beschermingsbereik reikt volgens de Hoge Raad niet verder dan het primaire doel dat met de regeling wordt beoogd. Vergoeding van vermogensschade is een brug te ver. Iedere publiekrechtelijke regeling is in het leven geroepen ter behartiging van een afzonderlijk vast te stellen algemeen belang. De redenering, die de Hoge Raad gebruikt om de schadeclaim van de Iraanse vluchtelinge af te wijzen, geldt dan ook voor (bijna) elk publiekrechtelijk voorschrift. 15 Publiekrechtelijke regelingen hebben immers altijd als primair doel behartiging van een algemeen belang. Bovendien is het bij besluitenaansprakelijkheid vaak zo dat de schade ontstaat, doordat het onrechtmatige besluit aan de belanghebbende onterecht een bepaald recht onthoudt. Ook als dit recht alsnog wordt verleend, kan vertragingsschade zijn geleden. Dit is naar de aard vermogensschade. Daarom kan ik op basis van de redenering in het arrest Iraanse vluchtelinge niet begrijpen waarom het doel en de strekking van een publiekrechtelijke norm, die door de overheid wordt geschonden, in het ene geval wel en in het andere geval geen recht zou geven op vergoeding van vermogensschade. Naar mijn mening kan met evenveel of even weinig recht worden beweerd dat een bouwvergunning slechts kan leiden tot een recht op bouwen en een milieuvergunning slechts strekt ter bescherming van het milieu en geen recht geeft op vergoeding van vermogensschade. 16 Het verschil in uitkomst van de procedures kan naar mijn mening in ieder geval niet worden gerechtvaardigd door het gepretendeerde onderscheid in het doel en de strekking van de geschonden publiekrechtelijke normen. De Afdeling noemt rechtszekerheid om te verklaren waarom in de zaak over de Amelandse benzinepomphou- 10. Zie ook Lindenbergh 2007, p spoeld, AA 2009, p Dit geldt niet voor bepalingen, die expliciet zien op de financiële belangen van burgers. Dan is de kans groter dat de doelstelling mede een financieel karakter heeft. Zie ook HR 13 oktober 2006, NJ 2008, 527 (Vie d Or). De beschreven toepassing van het relativiteitsvereiste bij schending van publiekrechtelijke normen leidt er dus toe dat sneller aansprakelijkheid voor zaak- of vermogensschade ontstaat als de overheid een financieel voorschrift schendt, dan als zij een voorschrift schendt dat een ander aspect van het algemeen belang beoogt te beschermen, zoals de veiligheid. Dit lijkt mij geen goede ontwikkeling. Zie ook Di Bella Overigens worden tegenwoordig zowel de bouwvergunning als de milieuvergunning op grond van de per 1 oktober 2010 ingevoerde Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) aangeduid met omgevingsvergunning. Ik gebruik de oude benamingen, omdat dit de voorbeelden sprekender maakt. 11. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt, net als de andere bestuursrechters, ook over schadeclaims tegen de overheid. De Afdeling past hierbij de criteria van art. 6:162 BW en dus ook het relativiteitsvereiste toe. 12. ABRvS 24 december 2008, AB 2009, 213. Over het bizarre verloop van deze zaak zie L.J.A. Damen, Nagtegaal als Pizzati op Ameland aangespoeld? Op het strand van Ameland was hij als zuigeling aange- 13. ABRvS 28 juli 2010, AB 2011, 240. Ook het Hof in Den Haag neemt aan dat de Wet milieubeheer ertoe kan strekken economische belangen te beschermen: Hof s-gravenhage, 22 maart 2011, AB 2011, De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt, net als de andere bestuursrechters, ook over schadeclaims jegens de overheid. De Afdeling past hierbij de criteria van art. 6:162 BW en dus ook het relativiteitsvereiste toe. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

20 Focus der wel is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Ook dit argument vind ik weinig onderscheidend: geldt immers niet voor elke publiekrechtelijke regeling dat de burger ervan uit mag gaan dat de overheid zich hieraan houdt? 17 Ik ga nog een stap verder. Het algemeen belang speelt een prominente rol bij de doelstelling van publiekrechtelijke regelingen. Vanwege deze grote gemene deler bestaat volgens mij over het algemeen onvoldoende juridisch relevant verschil tussen het doel en de strekking van publiekrechtelijke normen om op grond van dit verschil te bepalen of recht op vergoeding van vermogensschade van direct betrokkenen bestaat. Hier geldt volgens mij het citaat van Bloembergen over een te ver gaande toepassing van de relativiteitsleer: Vroeg of laat komen wij op het punt, waarop interpretatie van de overtreden norm ons geen enkel licht kan verschaffen omtrent de vraag of de benadeelde ter zake van een bepaalde schade een vordering uit art toekomt. En als wij in zo n geval dan toch zeggen, dat uit de strekking van de overtreden norm volgt, dat aan de benadeelde wel of niet een vordering toekomt, dan kan men zulks moeilijk anders dan tovenarij noemen. 18 Uit het doel en de strekking van de geschonden norm afleiden dat (bijvoorbeeld) schending van de Vreemdelingenwet geen en schending van de Wet Milieubeheer wel recht op vergoeding van vermogensschade kan opleveren, kan men, om met Bloembergen te spreken, moeilijk anders dan tovenarij noemen. Deze tovenarij staat naar mijn mening voorspelbare en overtuigende uitspraken over de onrechtmatige overheidsdaad in de weg. Deze tovenarij staat voorspelbare en overtuigende uitspraken over de onrechtmatige overheidsdaad in de weg Een argument tegen dit standpunt zou nog kunnen zijn dat het appels en peren vergelijken is. Alle wetten, die in de uitspraken aan de orde komen, hebben immers een andere doelstelling. In die zin hebben het vreemdelingenrecht, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet Milieubeheer weinig gemeen. Appels en peren zijn echter beide fruit. Op basis hiervan kan dus geen goed onderscheid tussen beide (fruit)soorten worden gemaakt. Een soortgelijke redenering gaat op voor publiekrechtelijke regelingen en hun gezamenlijke doelstelling van het algemeen belang. Nu het bij het relativiteitsvereiste gaat om het doel en de strekking van de geschonden norm, kan volgens mij geen overtuigend onderscheid worden gemaakt tussen welke publiekrechtelijke regelingen wel en welke niet kunnen leiden tot vergoeding van vermogensschade van direct betrokkenen. Dit brengt mee dat een dergelijke afbakening van de omvang van de onrechtmatige overheidsdaad niet kan leiden tot een consistente en begrijpelijke ontwikkeling van het leerstuk van de onrechtmatige overheidsdaad. Ook zou mij tegengeworpen kunnen worden dat de wetgever, met deze jurisprudentie in het achterhoofd, bij toekomstige wetten mogelijk zelf in de wetsgeschiedenis zal opnemen of de geschonden norm strekt tot bescherming tegen (vermogens)schade. 19 Dit zou betekenen dat het geschetste probleem slechts van tijdelijke aard is. Een dergelijke ontwikkeling lijkt mij echter niet gewenst. Op deze manier zou de overheid immers de facto haar eigen immuniteit creëren. De grondslag van de onrechtmatige overheidsdaad is art. 6:162 e.v. BW. De rechter kan op grond van art. 6:163 BW bepalen dat het doel en de strekking van de geschonden inhoudelijke norm aan schadevergoeding in de weg staan. De wetgevende overheid kan naar mijn mening wel het gedrag van de uitvoerende overheid normeren door een inhoudelijke gedragsnorm te formuleren, dat kan niet anders, maar het lijkt mij niet juist als zij in het kader van de schadevergoedingsvraag zelf het beschermingsbereik van deze norm vastlegt. De burger kan ook niet zelf beslissen of zijn normschending leidt tot een verplichting tot schadevergoeding. In de huidige systematiek is dat een taak voor de rechter. Tevens kan het gebrek aan flexibiliteit, die een dergelijke benadering meebrengt, ertoe leiden dat het beschermingsbereik van een soortgelijke norm verschilt al naar gelang deze norm nationaal of Unierechtelijk van aard is. Indien het Europese Hof van J ustitie beslist over het beschermingsbereik van een Unierechtelijke norm, dan is dit een minimumvereiste. De nationale rechter mag bij claims gegrond op de schending van deze Unierechtelijke norm geen invulling aan het relativiteitsvereiste geven, die leidt tot een voor de overheid minder vergaande aansprakelijkheid. 20 Dit zou dus kunnen betekenen dat bijvoorbeeld bij de schending van een nationale milieunorm geen recht op vergoeding van vermogensschade bestaat, omdat dit expliciet in de wetsgeschiedenis staat, terwijl vermogensschade wel binnen het beschermingsbereik van een soortgelijke norm uit het Unierecht valt. De vraag is of een dergelijk verschil wenselijk en/of te rechtvaardigen is. Dat een dergelijke situatie niet denkbeeldig is, blijkt uit het recente arrest Jutta Leth vs. Oostenrijk van het Europese Hof van Justitie. Dit arrest staat centraal in de volgende paragraaf. 3. De Europeesrechtelijke benadering Ook het Unierecht kent een relativiteitsvereiste bij overheidsaansprakelijkheid wegens schending van Unierecht. Deze houdt in dat de geschonden regel rechten moet toekennen aan particulieren. 21 Over het algemeen wordt dit vereiste door het Europese Hof van Justitie ruim uitgelegd en is het geen belemmering voor het aannemen van aansprakelijkheid. 22 Dit is zoals gezegd een minimumvoorwaarde. De nationale rechter past het nationale aansprakelijkheidsrecht toe, als dit gunstiger is voor de burger. Het arrest Jutta Leth vs. Oostenrijk gaat over de vraag of de geleden vermogensschade binnen het beschermingsbereik van de geschonden milieunorm valt. Mevrouw Leth woont sinds 1997 vlakbij een luchthaven. De Oostenrijkse overheid heeft zonder milieueffectbeoordelingen uit te voeren vergunningen verleend voor verschillende projecten inzake de inrichting en de uitbreiding van de luchthaven en deze projecten ook uitgevoerd. Bij besluit van NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 23

1 of 5 2012-06-29 19:28

1 of 5 2012-06-29 19:28 LJN: BW9477, Rechtbank Assen, 90511 / HA RK 11-230 Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: 27-06-2012 27-06-2012 Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie: Verbodenverklaring

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 545 Voordracht ter vervulling van een vacature in de Commissie van Toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 33 596 Voordracht

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

Gezondheidsstrafrecht

Gezondheidsstrafrecht Gezondheidsstrafrecht Mr. dr. W.L.J.M Duijst Deventer 2014 Omslagontwerp: H2R creatievecommunicatie ISBN 978-90-13-12600-6 E-book 978-90-13-12601-3 NUR 824-410 2014, W.L.J.M. Duijst Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken 32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid Nr. 5 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 april 2012 Mede namens de Staatssecretaris

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073 Rapport Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni 2013 Rapportnummer: 2013/073 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een consulent van de sociale dienst van de gemeente Weert hem heeft

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat

Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat Samenvatting Maatschappijleer Politiek - Democratie en rechtstaat Samenvatting door een scholier 1047 woorden 16 maart 2008 5,7 7 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Democratie en rechtstaat Hoofdstuk

Nadere informatie

Wat is een constitutie?

Wat is een constitutie? Wat is een constitutie? Veel landen op de wereld worden op een democratische manier bestuurd. Een democratie staat echter niet op zichzelf. Bij een democratie hoort namelijk een rechtsstaat. Democratie

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067 Rapport Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Sector Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen

Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit

Nadere informatie

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader SCHOTELANTENNES Ondanks de technologische ontwikkelingen met betrekking tot de ontvangst van televisiesignalen blijven schotelantennes populair om televisie mee te kijken. Ook VvE s worden geconfronteerd

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting door een scholier 1623 woorden 10 december 2007 5,4 53 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Hoofdstuk 1: Idee

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

LEI Plagiaat ongegrond

LEI Plagiaat ongegrond CASUS WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT 2016 LEI Plagiaat ongegrond Universiteit Leiden 1. Onderwerp van de klacht Plagiaat 2. Advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit 25 mei 2016 De Commissie

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Ik en de maatschappij. Samen maar verschillend

Ik en de maatschappij. Samen maar verschillend Ik en de maatschappij Samen maar verschillend Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Ruud Schinkel Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Eindredactie:

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake ADVIES inzake Voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van

Nadere informatie

De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015

De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI. woensdag 11 maart 2015 De toenemende invloed van het Handvest op het auteursrecht AIPPI woensdag 11 maart 2015 1 Quaedvlieg 2006 Het lijkt geen goed idee dat iedere individuele rechter in ieder individueel geval een eigen afweging

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 757 Voorstel van wet van de leden Wilders en Eerdmans tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de uitzonderingspositie

Nadere informatie

Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer

Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koningin

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace

EUROPEES PARLEMENT. Recht en Criminaliteit in cyberspace EUROPEES PARLEMENT TIJDELIJKE COMMISSIE ECHELON-INTERCEPTIESYSTEEM SECRETARIAAT MEDEDELING TEN BEHOEVE VAN DE LEDEN De leden treffen als aanhangsel een document aan met de titel Recht en Criminaliteit

Nadere informatie

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Dr. R.H.A. Plasterk Postbus 20011 2500 EA Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK 107381 Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. in het geding tussen: UITSPRAAK de medezeggenschapsraad van A, gevestigd te G, H en J, verzoeker,

Nadere informatie

de bank ambtshalve onderzoek de bank Definitieve Bevindingen

de bank ambtshalve onderzoek de bank Definitieve Bevindingen POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 TEL 070-381 13 00 FAX 070-381 13 01 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de bank DATUM 17 maart 2006 CONTACTPERSOON

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directie Wetgeving sector staats- en bestuursrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH

Nadere informatie

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 576 Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking

Nadere informatie

Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld

Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld Onderwerp: Inleider: Wie is aansprakelijk voor VN blauwhelmen? Professor Ann Pauwels van de universiteit van Brussel Thema-avond: Dinsdag 21 mei 2013 Ik wil

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 553 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen-

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie ϕ1 Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon Mr. L.P. Mol Lous Registratienummer 5501938/07/6 Datum 10 september 2007 Onderwerp Nader rapport inzake

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

Examen VMBO-GL en TL 2006

Examen VMBO-GL en TL 2006 Examen VMBO-GL en TL 2006 tijdvak 1 woensdag 31 mei 9.00 11.00 uur GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE GL EN TL Gebruik het bronnenboekje. Dit examen bestaat uit 37 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002 REGLEMENT van de Commissie van Toezicht en het College van Beroep van de Stichting Gedragscode Farmaceutische Bedrijfstak (Stichting GFB) I ALGEMEEN 1. De behandeling van klachten wegens niet naleving

Nadere informatie

Wat is een constitutie?

Wat is een constitutie? Wat is een constitutie? 2 Veel landen op de wereld worden op een democratische manier bestuurd. Een democratie staat echter niet op zichzelf. Bij een democratie hoort namelijk een rechtsstaat. Democratie

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2010 GT no. 17 Landsverordening Raad van Advies 1 Hoofdstuk 1. Inrichting en samenstelling Artikel 1 1. De Raad van Advies, verder te noemen de Raad, bestaat

Nadere informatie

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T

Nadere informatie

Instructie: Landenspel light

Instructie: Landenspel light Instructie: Landenspel light Korte omschrijving werkvorm In dit onderdeel vormen groepjes leerlingen de regeringen van verschillende landen. Ieder groepje moet uiteindelijk twee werkbladen (dus twee landen)

Nadere informatie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren De minister van Justitie en Veiligheid mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling HRM&OO bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 818 Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en

Nadere informatie

Gedragsregels van de Raad van Advies van Sint Maarten Omtrent de handhaving van de onafhankelijkheid van de Raad en de kwaliteit van zijn adviezen

Gedragsregels van de Raad van Advies van Sint Maarten Omtrent de handhaving van de onafhankelijkheid van de Raad en de kwaliteit van zijn adviezen I. Inleiding Gedragsregels van de Raad van Advies van Sint Maarten Omtrent de handhaving van de onafhankelijkheid van de Raad en de kwaliteit van zijn adviezen De Raad van Advies streeft na de beginselen

Nadere informatie

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-340 d.d. 12 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris) Samenvatting Consument heeft met ingang van

Nadere informatie

Beroepsgeheim, deontologie en antiwitwas

Beroepsgeheim, deontologie en antiwitwas 1. Magistraten, Revisoren en Advocaten: drie beroepen met zware vereisten van morele orde die hun oorsprong vinden In de deontologische regels sensu stricto In de beroepsregels In de disciplinaire bepalingen

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 138 Besluit van 3 april 2017, houdende de overdracht van de bevoegdheden in het kader van de organisatie en de uitvoering van de verkiezingen

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen havo 2015-II

maatschappijwetenschappen havo 2015-II opgave 3 De Nederlandse inlichtingendienst AIVD Bij deze opgave horen de teksten 5 tot en met 7 uit het bronnenboekje. Inleiding Eind november 2013 maakte NRC Handelsblad bekend dat de Algemene Inlichtingen-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Algemene Wet Bestuursrecht Wettekstenbundel voor het openbaar bestuur INKIJKEXEMPLAAR

Algemene Wet Bestuursrecht Wettekstenbundel voor het openbaar bestuur INKIJKEXEMPLAAR Algemene Wet Bestuursrecht 2017-2018 Wettekstenbundel voor het openbaar bestuur Deze wettenbundel is bijgewerkt tot en met 3 juli 2017 Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij:

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 No. 47 Landsverordening van de 2 de juli 2014, tot wijziging van de Sanctielandsverordening inzake de wijze van implementatie van vastgestelde sanctieverordeningen

Nadere informatie

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris!

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris! Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris! Prof. mr. A.J.M. Nuytinck Published in Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR), 139,

Nadere informatie

Ivo Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG

Ivo Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Post Bits of Freedom Bank 55 47 06 512 M +31 613380036 Postbus 10746 KvK 34 12 12 86 E ton.siedsma@bof.nl 1001 ES Amsterdam W https://www.bof.nl Ivo Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie Postbus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus Datum 28 maart 2012

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus Datum 28 maart 2012 > Retouradres Postbus 20001 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Kabinet Minister-President Binnenhof 19 2513 AA Den Haag Postbus 20001

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

is een domme zet 1 Inleiding in het recht 1.1 Inleiding

is een domme zet 1 Inleiding in het recht 1.1 Inleiding 1 Inleiding in het recht 1.1 Inleiding Om de samenleving rechtvaardig te ordenen zijn er regels nodig die door de overheid zijn gemaakt. Al die (gedrags)regels bij elkaar noemen we recht. Het is de taak

Nadere informatie

rechtmatigheid POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20

rechtmatigheid POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 TEL 070-381 13 00 FAX 070-381 13 01 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Koninklijk Horeca Nederland DATUM 5 februari

Nadere informatie

Bijlage II. CTIVD nr. 57. Bij het toezichtsrapport over de gegevensverstrekking door de AIVD binnen Nederland over (vermeende) jihadisten

Bijlage II. CTIVD nr. 57. Bij het toezichtsrapport over de gegevensverstrekking door de AIVD binnen Nederland over (vermeende) jihadisten Bijlage II Bij het toezichtsrapport over de gegevensverstrekking door de AIVD binnen Nederland over (vermeende) jihadisten CTIVD nr. 57 [vastgesteld op 13 maart 2018] Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

Wat is een rechtsstaat?

Wat is een rechtsstaat? Wat is een rechtsstaat? Nederlanders hebben veel vrijheid. We hebben bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting: we mogen zeggen en schrijven wat we willen. Toch heeft deze vrijheid grenzen. Zo staat er in

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens

Strafbare belediging. A.L.J.M. Janssens Strafbare belediging A.L.J.M. Janssens Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen Hoofdstuk 1 Inleidende opmerkingen 1 1.1 Het belang van de eer en de goede naam 1 1.2 Kennismaking met de beledigingsbepalingen

Nadere informatie

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei 9.00 12.00 uur 20 03 Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 070 Wijziging van de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en

Nadere informatie

Datum 21 mei 2015 Betreft Beantwoording vragen over de aanwijzing Extern optreden in relatie tot de vrijheid van meningsuiting

Datum 21 mei 2015 Betreft Beantwoording vragen over de aanwijzing Extern optreden in relatie tot de vrijheid van meningsuiting > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

~uropees Sociaal Handvest (herzien)

~uropees Sociaal Handvest (herzien) ~uropees Sociaal Handvest (herzien) prof. mr. GJJ. Heerma van Voss Hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit Leiden mr. A. ](eizer }\dvocaat Allen & Overy Amsterdam M. van der Sluis Student -assistent

Nadere informatie

Hoofdstuk 3.0 Wat is een democratische rechtsstaat?

Hoofdstuk 3.0 Wat is een democratische rechtsstaat? Scheiding der machten De rechters zijn gescheiden www.rechtvoorjou.nl Hoofdstuk 3.0 Wat is een democratische rechtsstaat? Maak de volgende oefeningen met behulp van de informatie op de website*. Naam Leerling:...Klas:...

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 101 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald

Nadere informatie

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf Opdracht door een scholier 1930 woorden 14 maart 2003 6,2 18 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing 0. Geef een korte argumentatie waarom jij tegen of voor de doodstraf

Nadere informatie

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid

waardigheid participatie gelijke rechten solidariteit individuele vrijheid individuele vrijheid participatie gelijke rechten solidariteit waardigheid Basisrechten Santé België is een rechtsstaat en een democratie die ieders mensenrechten e De Staat garandeert de naleving van

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

30 juni 20. et Werk & Zekerheid. ntslag op staande voet. rof. Mr S.F. Sagel

30 juni 20. et Werk & Zekerheid. ntslag op staande voet. rof. Mr S.F. Sagel et Werk & Zekerheid ntslag op staande voet rof. Mr S.F. Sagel et ontslag op staande voet: afschaffen of behouden? e meningen waren verdeeld 30 juni 20 e kosten van een terecht ontslag op staande voet "Het

Nadere informatie

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980

Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980 Beginselverklaring van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, 1980 Noot van de editor De beginselprogramma's zijn gescand, en zover nodig gecorrigeerd. Hierdoor is het mogelijk dat de tekst niet meer

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk Uw kenmerk Datum 22 december 2017 Betreft Beantwoording

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 300 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2016 Nr. 11

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 177 Wet van 4 mei 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de aanpassing van het klachtrecht

Nadere informatie

Homohuwelijk haalt de eindstreep

Homohuwelijk haalt de eindstreep Opgave 3 Politieke besluitvorming: openstelling huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht tekst 7 Homohuwelijk haalt de eindstreep Het homohuwelijk mag rekenen op een breed draagvlak in de samenleving

Nadere informatie

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken; Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van, nr. HO&S/1180908, houdende instelling van de Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef (Regeling Commissie

Nadere informatie