Duurzaamheidmonitoring van 100 gemeenten en het belang van individuele gemeentelijke ontwikkelingspaden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Duurzaamheidmonitoring van 100 gemeenten en het belang van individuele gemeentelijke ontwikkelingspaden"

Transcriptie

1 Voorbij de lijstjes Duurzaamheidmonitoring van 100 gemeenten en het belang van individuele gemeentelijke ontwikkelingspaden Auteurs: Prof. dr. ir. Bastiaan Zoeteman Joost Slabbekoorn, BSc Ruben Smeets, MSc Drs. John Dagevos Prof. dr. ir. Hans Mommaas Tilburg, 12 december 2013 Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Stichting Triodos Foundation

2 Documentnummer: Warandelaan AB Tilburg Postbus LE Tilburg T F telos@uvt.nl

3 Inhoudsopgave Samenvatting 7 1 Inleiding Gemeentelijke duurzaamheidmonitoring: van generieke ranking op lijstjes naar specifiek beleidsinstrument De Telos-aanpak leidend tot een gemeente specifiek portret Voorgeschiedenis Leeswijzer 14 2 Opbouw, herkomst en zeggingskracht van de dataset Opbouw van de duurzaamheidscore van gemeente Herkomst van de dataset Zeggingskracht van de dataset 22 3 Hoogte duurzaamheidscore en balans tussen de drie kapitalen Scores van de totale duurzaamheid en de drie kapitalen De balans tussen de drie kapitalen: Deventer meest en Lelystad minst in balans 30 4 Kenmerken van de uitkomsten op voorraadniveau De gemiddelde duurzaamheidscores en hun spreiding per voorraad Voorraadscores van het ecologisch kapitaal Voorraad bodem en grondwater Voorraad Lucht Voorraad hinder en calamiteiten Voorraad oppervlaktewater Voorraad natuur en landschap Voorraad energie en klimaat Voorraad grondstoffen Voorraadscores van het sociaal-cultureel kapitaal Voorraad sociale samenhang Voorraad participatie Voorraad kunst en cultuur Voorraad gezondheid Voorraad veiligheid Voorraad woonomgeving Voorraad onderwijs 43

4 4.4 Voorraadscores van het economisch kapitaal Voorraad arbeid Voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Voorraad economische structuur Voorraad infrastructuur en bereikbaarheid Voorraad kennis Correlaties tussen de voorraadscores: meest onderling correlerende voorraad is sociale samenhang 47 5 Uitkomsten op indicatorniveau Indicatoren van de drie kapitalen en hun spreiding in scores Enkele voorbeelden van indicatoren Risico op rampen Voortgezet onderwijs High en medium tech werkgelegenheid Correlaties tussen indicatoren, arme huishoudens heeft meeste correlaties Samenvatting 57 6 Factoren die de duurzaamheidscore van gemeenten beïnvloeden Het belang van factoren die duurzaamheid van de gemeente beïnvloeden Factoren die samenhangen met stedelijke duurzaamheid Betekenis van de uitkomsten voor het beleid van de verschillende overheden 61 7 Typologieën van steden en hun kenmerkende verhaal Algemene typologie van gemeenten Agrarische gemeente Centrumgemeente Groeigemeente Groene gemeente Historische gemeente Krimpgemeente New Town Oude industriegemeente Slaapgemeente Werkgemeente Nadere karakterisering van de gemeentelijke typologie Samenvatting van de kenmerken van stedelijke typen en hun beleidsuitdagingen richting duurzaamheid 70 8 Conclusies Gemeenten scoren sterk verschillend op duurzaamheid: Houten (58%) en Spijkenisse (39%) Verklaringen voor de uitkomsten De invloed van de typologie De rol van het sociaal-cultureel kapitaal Het belang van arme huishoudens en langdurige bijstand huishoudens De betekenis voor het beleid Monitoring in dienst van de eigen ontwikkelopgave 76 4

5 Voorbij de lijstjes De schaal van de gemeente Waar is er voor de gemeente een handelingsperspectief? Kanttekeningen bij het gevonden beeld Op weg naar een meer adequate datastroom 77 Bijlage 1: De duurzaamheideisen van het ecologisch kapitaal 79 Bijlage 2: De duurzaamheideisen van het sociaal-cultureel kapitaal 81 Bijlage 3: De duurzaamheideisen van het economisch kapitaal 83 Bijlage 4: Factsheets duurzaamheidbeoordeling gemeenten 85 Ecologisch kapitaal 86 Bodem en grondwater 86 Lucht 88 Hinder en calamiteiten 95 Oppervlaktewater 98 Natuur en landschap 100 Energie en klimaat 105 Grondstoffen 110 Sociaal-cultureel kapitaal 114 Sociale samenhang 114 Participatie 117 Kunst en cultuur 122 Gezondheid 125 Veiligheid 132 Woonomgeving 138 Onderwijs 144 Economisch kapitaal 150 Arbeid 151 Ruimtelijke vestigingswaarden 156 Economische structuur 161 Infrastructuur en bereikbaarheid 167 Kennis 169 Bijlage 5: Duurzaamheidscores van de kapitalen van de 100 gemeenten 173 Bijlage 6: Duurzaamheidscores van de voorraden van de 100 gemeenten 177 5

6 6

7 Voorbij de lijstjes Samenvatting Belang specifiek duurzaamheidsportret om voorbij generieke lijstjes te komen Dit onderzoek naar duurzaamheid in 100 gemeenten is opgezet om gemeenten te helpen bij de vormgeving van hun beleidsagenda en om informatievoorziening daarbij als sturingsinstrument te gebruiken. Daartoe is in dit onderzoek een aanzet gegeven tot een vergelijkende typologie van duurzame ontwikkelingsopgaven en -kansen onder de 100 grootste gemeenten van Nederland. Deze studie hanteert een breed duurzaamheidsbegrip dat ecologische, economische en sociaalculturele aspecten met elkaar in verband brengt. Kennis van de integrale ontwikkelingsdynamiek van een gemeente geeft inzicht in de kansen en problemen waar men zich voor gesteld ziet en met welke collega gemeenten men zich dan het beste kan benchmarken. Het opstellen van een duurzaamheidsportret in vergelijking met slim gekozen benchmarksteden biedt gemeenten de gelegenheid voorbij generieke lijstjes te komen en zo de monitoring meer dienstbaar te maken aan de eigen agendavorming. Noodzaak om sociaal-culturele agenda te versterken Sociaal-culturele omstandigheden, meer dan economische en ecologische, zijn van invloed op de mate van duurzaamheid van gemeenten. In lijn daarmee zijn de grootste duurzaamheidsopgaven te vinden in de grote steden, in voormalige industriesteden en in krimpgemeenten. Voor een deel is hier sprake van een overlappende problematiek. Het industriële verleden van deze steden openbaart zich niet alleen in nadelige ecologische en economische omstandigheden, die soms al zijn gerepareerd, maar bovenal in nadelige sociaal-culturele en sociaaleconomische omstandigheden, die hardnekkig voortduren. De inzet op een kenniseconomie en/of een creatieve economie zal die zorgwekkende sociaal-culturele erfenis niet automatisch wegwerken. Hier is voor de voormalige industriesteden behoefte aan een aanvullend sociaal-economisch en/of sociaal-cultureel programma. Gemeenten die zowel oude industriestad als krimpgemeente zijn hebben het dubbel moeilijk In dit onderzoek zijn 10 typen gemeenten onderscheiden. De met het type samenhangende factoren geven een verklaring voor de verschillen en overeenkomsten 7

8 in duurzaamheidscores. Deze typen betreffen: de historische gemeente, de centrumgemeente, de agrarische gemeente, de oude industriegemeente, de groene gemeente, de krimpgemeente, de groeigemeente, de slaapgemeente, de werkgemeente, en de New Town. Krimpgemeenten en oude industriegemeenten blijken significant lager te scoren wat betreft hun duurzame ontwikkeling dan het gemiddelde van de 100 gemeenten. Wanneer deze typen ook nog samengaan hebben gemeenten een extra zware uitdaging. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in Emmen, Heerlen, Kerkrade, Schiedam en Sittard-Geleen. In de oude industriegemeenten zijn net als in krimpgemeenten sociaal-culturele problemen geconcentreerd. Oude industriegemeenten ontwikkelen zich in economische zin beter dan krimpgemeenten. Een goede economische ontwikkeling wordt vooral aangetroffen in centrumgemeenten en werkgemeenten. Met name de centrumgemeenten trekken echter door toedoen van hun schaal (agglomeratievorming) naast economische ontwikkelingen ook sociaal-culturele problemen aan, die hun duurzaamheid onder druk zet. De New Towns onderscheiden zich vanuit duurzaamheidoogpunt in algemene zin door de mogelijkheid om met moderne technologische oplossingen het ecologisch kapitaal te versterken om daarmee een zwaardere milieubelasting te voorkomen. Houten loopt voorop (58%) en Spijkenisse sluit de rij (39%) De mate van duurzaamheid is opgebouwd uit scores voor drie kapitalen (ecologisch, sociaal-cultureel en economisch) die elk bestaan uit vijf tot zeven voorraden (bodem, lucht, gezondheid, cultuur, arbeid, infrastructuur en bereikbaarheid, etc.) die weer elk zijn opgebouwd uit gemiddeld ca. vijf indicatoren (emissie van CO 2, voortijdige schoolverlaters, WOZ-waarde woningvoorraad, etc.). De gegevens zijn ontleend aan openbare bronnen. De duurzaamheidnormen voor de indicatoren zijn door Telos gekozen op basis van bestaand beleid en maatschappelijke en wetenschappelijke normeringspraktijken en uniform op alle gemeenten toegepast. Een gemeente scoort hoger op duurzaamheid naarmate de doelen voor de individuele indicatoren dichter worden genaderd. De studie laat zien dat de gemeenten Houten, Middelburg, Katwijk, Hilversum en Hengelo het duurzaamheiddoel voor 58-54% halen. Tot de laagst scorende gemeenten (39-42%) behoren Spijkenisse, Sittard-Geleen, Emmen, Schiedam en Rotterdam, veelal gemeenten met een sterk industrieel verleden. Inwoneraantal, aandeel 65-plussers en SGP-stemmers beïnvloeden duurzaamheidscore De mogelijkheden tot economische ontwikkeling nemen toe in grote steden, maar dit gaat ook gepaard met een toenemende last aan sociaal-culturele en ecologische vraagstukken. Per saldo blijkt dat daarom grotere gemeenten lager scoren op duurzaamheid. Ook een relatief groot aandeel van ouderen werkt negatief uit 8

9 Voorbij de lijstjes op de duurzaamheidscore van een gemeente, wat vooral zichtbaar wordt bij het economisch kapitaal. Zoals verwacht blijkt een groter aandeel van hoge inkomensgroepen samenhang te vertonen met een hogere duurzaamheidscore. De correlatie is echter zwak en naast een positief effect (gecorreleerd met een hoger besteedbaar inkomen, een hogere WOZ-waarde van de woning, een hogere levensverwachting en minder criminaliteit en vandalisme) heeft een toename van hogere inkomens vanuit duurzaamheidsoogpunt ook een keerzijde, die zich uit in bijvoorbeeld een hoger elektriciteitsverbruik en een groter onveiligheidsgevoel. Gemeenten scoren hoger op duurzame ontwikkeling bij een hoger aandeel vooroorlogse woningen en een groter aandeel van christelijke waarden, in deze studie benaderd met het aandeel SGP-stemmers. Ook belangrijke rol voor sociale samenhang en arme huishoudens Uit het correlatie onderzoek komt naar voren dat de voorraad sociale samenhang significant correleert met drie andere sociaal-culturele voorraden : veiligheid, participatie en onderwijs. Sociale samenhang is daarmee een belangrijke voedingsbodem voor die andere genoemde voorraden, evenals voor twee ecologische: het effectief inzamelen van afval, en hinder en onveilige situaties. Geen van de economische voorraden, zoals ruimtelijke vestigingsvoorwaarden of infrastructuur en bereikbaarheid, bleek in deze studie significant te correleren met andere voorraden. Er zijn enkele indicatoren die statistisch significant met meerdere andere indicatoren correleren. Het geldt vooral voor het aandeel arme huishoudens. Ook de CO 2 -emissie correleert met meerdere andere (in dit geval ecologische) indicatoren. Het aandeel arme huishoudens is positief gecorreleerd met de langdurige bijstand, langdurige werkloosheid, werkloosheid en vermogensdelicten. Verder is het aandeel arme huishoudens negatief (dus omgekeerd evenredig) gecorreleerd met de omvang van het besteedbare inkomen, de levensverwachting, het gasverbruik van het huishouden en de gemiddelde WOZ-waarde van de woning. De meeste van deze correlaties zijn vanzelfsprekend. Het hoge gasverbruik bij arme huishoudens valt op. Datastroom moet vernieuwd worden Bij de voorgaande resultaten past een tweetal kanttekeningen. Ten eerste: door gegevens te verzamelen op het gemeentelijk schaalniveau wordt de betekenis van sociaal-culturele problemen vermoedelijk sterker uitvergroot, ten koste van economische en ecologische. Die worden eerder zichtbaar bij regionale of nationale studies die beter passen bij de schaal van economische en ecologische vraagstukken. Ten tweede: de huidige datastromen zijn aan herziening toe omdat zij nog te zeer een onderdeel zijn van het winnen van de vorige oorlog, de industriële wederopbouw van het naoorlogse Nederland en de daarmee verbonden ontwikkelingsfocus. De data zouden naast het detecteren van bijvoorbeeld het aantal wegen, bedrijventerreinen, gesaneerde bodems, de omvang van de participatie en de beschikbare culturele infrastructuur per gemeente meer gericht moeten zijn op de onderlinge samenhang tussen verschijnselen op regionale 9

10 schaal. Een dergelijke benadering komt beter tegemoet aan de samenhangende schaal waarop mensen hun alledaagse leven organiseren. Voorgeschiedenis Deze 100 gemeenten studie is een uitwerking van een eerder door Telos opgezette 25 steden studie naar de monitoring van duurzaamheid van gemeenten, die in 2011 in opdracht van het ministerie van BZK werd uitgevoerd. Deze eerdere opdracht was gericht op het verkrijgen van achtergrondinformatie bij het introduceren van het Europese Reference Framework for Sustainable Cities (RFSC). Inmiddels is besloten dit RFSC bij ca. 550 steden in de EU te introduceren als een vrijwillig te gebruiken instrument voor duurzaamheid monitoring. De Telosmethode van de duurzaamheidbalans is een sinds 2000 in Nederland tot stand gekomen uitwerking van duurzaamheid monitoring die goed aansluit op de later ontwikkelde vrijwillige methodiek van het RFSC. Zoals bij alle monitoring systemen is de systematiek van monitoren van belang, maar staat of valt het monitoringsysteem bij de beschikbaarheid en kwaliteit van de data die kunnen worden gebruikt. Daarvoor heeft Telos inmiddels data arrangementen operationeel gemaakt die in deze studie zijn gebruikt. 10

11 Voorbij de lijstjes 1 Inleiding 1.1 Gemeentelijke duurzaamheidmonitoring: van generieke ranking op lijstjes naar specifiek beleidsinstrument Een integrale duurzaamheidmonitor op het schaalniveau van de gemeente heeft nog niet veel ingang gevonden. Het duurzaamheidperspectief is voor gemeenten van veel belang omdat met behulp hiervan beleidsterreinen van de gemeente in hun onderlinge samenhang kunnen worden geanalyseerd. In de aanloop naar en bij de uitwerking van verkiezingsuitslagen kan dit bijvoorbeeld behulpzaam zijn. Deze vorm van integrale monitoring kan op zulke momenten in de beleidscyclus bijdragen aan het vormen van een strategische agenda voor het gemeentebestuur. Door het meetbaar maken van duurzaamheidaspecten worden deze beter objectiveerbaar en wordt de mogelijkheid geschapen om verder te komen dan de focus op individuele gevallen. Het gevaar van generieke duurzaamheidmonitoring is echter dat onderwerpen in kaart worden gebracht vanuit een grootschalige invalshoek die ertoe leidt dan deze of gene gemeente zich boven dan wel onderaan een lijst bevindt. Zulke lijsten worden vaak bij verrassing over gemeentebesturen uitgestort Daarbij speelt mee (a) dat niet altijd duidelijk is waaraan men de eigen plaats te danken heeft, (b) men het gevoel heeft vooral een speler te zijn in iemand anders toneelspel, en (c) vaak pas na veel moeite greep is te krijgen op de relevantie van de aangeleverde informatie voor het eigen beleid. Dergelijke lijstjes komen van buiten en staan los van de eigen strategische agenda van de gemeente. Zij lopen daarmee het gevaar te verworden tot een te nemen communicatiehobbel. Daarmee dreigt een lijstjesmoeheid of zelfs immuniteit te ontstaan, die voorbijgaat aan de informatiewaarde die benchmarking van gemeenten onderling wel degelijk kan hebben. De uitdaging is om voorbij dergelijke generieke lijstjes te komen tot een meer gedifferentieerde en een vorm van specifieke monitoring en benchmarking te ontwikkelen die beter aansluit bij, en voeding kan geven aan de eigen strategische agenda van een gemeente. Duurzaamheidmonitoring zal dan ook meer moeten zijn dan generieke monitoring en vorm moeten geven aan de behoefte aan differentiatie en aandacht voor de eigenheid van een gemeente. De specifieke omstandigheden van de geschiedenis van de locatie waar de gemeente is gevestigd zijn van essentieel belang. In dit rapport wordt in plaats van het opstellen van generieke lijsten ingegaan op de bruikbaarheid van typologieën van steden voor het zichtbaar maken van 11

12 gemeente-specifieke uitdagingen. Mede daardoor kan duidelijk worden hoe elke gemeente een eigen ontwikkelingspad gaat, waarop de gemeente-specifieke duurzaamheiddoelen kunnen worden afgestemd. Er zijn inmiddels veel monitors voor deelaspecten van duurzaamheid ontwikkeld waarbij gemeenten met elkaar worden vergeleken. Voorbeelden zijn onder meer de jaarlijks uitgebrachte: Atlas voor gemeenten 1, door de gelijknamige private organisatie die over 50 gemeenten rapporteert, Klimaat monitor 2, die als monitoringsinstrument van de Unie van Waterschappen door Arcadis wordt opgesteld, Atlas voor de Leefomgeving 3, die in opdracht van het Ministerie van IenM door het RIVM voor en door provincies en gemeenten wordt bijgehouden en Barometer Fysieke Leefomgeving 4, die advies- en ingenieursbureau Royal Haskoning DHV en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) sinds 2013 uitbrengen. Duurzaamheidmonitoring van gemeenten is geen eenvoudige zaak omdat veel informatie op het brede terrein van duurzaamheid niet op het aggregatieniveau van de gemeente voorhanden is. Toch moet duurzaamheid, als gevolg van de decentralisatie van Rijkstaken, steeds meer op gemeentelijk niveau vorm krijgen. Een benadering voor dit doel is recent gepubliceerd door de Rabobank die de 40 COROP gebieden, een geografische eenheid op een hoger aggregatieniveau dan de gemeente, als uitgangspunt voor een DuurzaamheidMonitor 5 heeft genomen. Ook op EU niveau wordt de laatste jaren aandacht gevraagd voor duurzaamheidmonitoring van gemeenten. De EU ministers verantwoordelijk voor stedelijk beleid bevorderen een vrijwillig toe te passen Reference Framework for European Sustainable Cities. 6 De door Telos ontwikkelde methode voor duurzaamheidmonitoring sluit hierop aan. 1.2 De Telos-aanpak leidend tot een gemeente specifiek portret Telos heeft in 2000 de methode van de duurzaamheidbalans ontwikkeld. 7 Deze is inmiddels vele malen toegepast bij provincies en gemeenten. De duurzaamheidbalans laat, op basis van samen met de opdrachtgever ontwikkelde indicatoren en daaraan verbonden duurzaamheiddoelen, zien hoe de eigen gemeente scoort op de drie duurzaamheidkapitalen, te weten de drie P s van People, Profit en Planet (het sociaal-cultureel, economisch en ecologisch kapitaal). Ook kan zo het in balans zijn van de drie kapitalen zichtbaar worden gemaakt en welke veranderingen na verloop van tijd daarin optreden htp:// welzijn

13 Voorbij de lijstjes Het voordeel van de duurzaamheidbalans is dat door een gemeente-specifieke set aan duurzaamheiddoelen kenmerkende problemen en uitdagingen naar voren kunnen komen, waarmee maatwerk wordt verkregen. Het bezwaar van een aanpak met gemeente specifieke doelen is dat uitkomsten van verschillende steden vrijwel niet onderling zijn te vergelijken. Een dergelijke vergelijking is wel mogelijk als steden op basis van de dezelfde indicatoren en normeringen naast elkaar worden gezet. Maar zo n generieke benchmarking is niet in alle opzichten fair. Een oude industriestad staat voor andere uitdagingen dan een nieuwe stad in een pas droog gelegde polder. Anderzijds wil een gemeentebestuur ook graag weten hoe andere steden, waarmee men zich wil vergelijken of door wil laten inspireren, scoren. Daartoe heeft Telos op basis van de beproefde methode van de duurzaamheidbalans ook een benchmarkaanpak ontwikkeld. Door de indicatoren te ontlenen aan bronnen die voor alle gemeenten beschikbaar zijn en een voor alle steden gelijke duurzaamheidnormering aan te houden, kunnen steden onderling worden vergeleken. De lijstjes met steden die hieruit voortkomen, zijn echter slechts het begin van de analyse. Op basis van de uitkomsten zal vervolgens gezocht moeten worden naar maatwerk voor elke gemeente. Daartoe onderscheidt Telos op basis van het verzamelde materiaal typologieën van Nederlandse gemeenten, zoals oude industriesteden, krimp steden, agrarische steden, etc. Gemeenten zullen tot één of meerdere typen steden behoren die bepalend kunnen zijn als referentiekader voor een gemeente om zich mee te benchmarken. De benchmark kan zo aanleiding vormen tot de vraag hoe de gemeente haar eigen ontwikkelvermogen effectiever kan aanspreken. Welke specifieke kansen en opgaven hebben we als gemeente? Wie of wat willen we zijn? Waarin zijn we uniek? Met wie willen we ons bij gevolg vergelijken? Om die vragen te beantwoorden is het relevant om een specifiek duurzaamheidportret van de gemeente te maken, waarbij benchmarkgemeenten worden gekozen die bijvoorbeeld een zelfde verleden hebben, of zich in eenzelfde situatie of ontwikkeling bevinden, dan wel een vergelijkbare ambitie naar de toekomst hebben. Bij de Telos aanpak kiest de gemeente haar eigen gewenste typologie(ën) en daarmee de gemeenten waarmee zij zich wil benchmarken. Op basis van een dergelijke keus maakt Telos een portret van de gemeente, die een bijdrage kan leveren aan het opstellen van de eigen beleidsagenda. De bouwstenen daarvoor worden in dit rapport op basis van een analyse van de 100 grootste gemeenten van Nederland gepresenteerd. 1.3 Voorgeschiedenis Deze 100 gemeenten studie is een uitwerking van een eerder door Telos opgezette 25 steden studie naar de monitoring van duurzaamheid van steden, in opdracht van het ministerie van BZK. Deze opdracht was gericht op het verkrijgen van achtergrondinformatie bij het introduceren van het hiervoor genoemde Europese Reference Framework for Sustainable Cities (RFSC). Inmiddels is besloten dit RFSC bij ca. 550 steden in de EU te introduceren als een vrijwillig te 13

14 gebruiken tool voor duurzaamheidmonitoring. De Telos methode van de duurzaamheidbalans is een in Nederland tot stand gekomen uitwerking van duurzaamheidmonitoring die goed aansluit op de methodiek van het RFSC. Zoals bij alle monitoring systemen is de systematiek van monitoren van belang, maar staat of valt het monitoring systeem bij de kwaliteit van de data die kunnen worden gebruikt. Daarvoor heeft Telos inmiddels een goede reeks aan data arrangementen voor Nederland operationeel gemaakt. 1.4 Leeswijzer Dit rapport van Telos zal na bespreking van de uitkomsten van een generieke monitoring van de duurzaamheid van de 100 grootste gemeenten in Nederland, nader ingaan op de mogelijkheden om voorbij de lijstjes te komen die resulteren uit deze vorm van monitoring. Daartoe wordt een tiental typen steden in Nederland uitgewerkt. Deze bieden een basis om te komen tot een gemeente-specifiek duurzaamheidportret, en een monitoringsaanpak die rekening houdt met het eigen ontwikkelingspad. Naast de betekenis van stadstypen voor de duurzaamheidagenda van gemeenten zal worden stil gestaan bij de huidige datastromen waarmee duurzaamheid in kaart wordt gebracht. Tenslotte zullen wenselijke veranderingen in de beschikbaarheid van deze data worden besproken. 14

15 Voorbij de lijstjes 2 Opbouw, herkomst en zeggingskracht van de dataset De eerste hoofdstukken van dit rapport gaan over generieke monitoring van de duurzaamheid van gemeenten. Hierin worden achtereenvolgens besproken de werkwijze om tot een relevant databestand te komen, de zeggingskracht van de hier gehanteerde dataset, de algemene uitkomsten van deze studie in de vorm van de overall scores op duurzaamheid en van de drie samenstellende duurzaamheidkapitalen van gemeenten. Vervolgens zullen op het niveau van de duurzaamheidthema s (voorraden), die de bestanddelen van de kapitalen vormen, de uitkomsten worden toegelicht. Op de individuele indicatoren zal in dit rapport niet uitgebreid worden ingegaan. De lezer wordt daartoe verwezen naar de overzichten die op de Telos website zijn te vinden ( Tenslotte komt in het kader van de generieke monitoring aan de orde of er algemene kenmerken zijn die zijn geassocieerd met hoge of lage duurzaamheidscores van gemeenten. Vervolgens wordt, zoals hiervoor aangegeven, in de tweede helft van dit rapport de gemeente-specifieke monitoring als methode om voorbij de lijstjes te komen uitgewerkt. 2.1 Opbouw van de duurzaamheidscore van gemeente Aanpak In het kort komt het beoordelen van de duurzaamheid van een gemeente volgens de Telosmethode neer op het volgende. Telos gebruikt het zogeheten driekapitalenmodel, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen het economisch, ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal. 8 Dit zijn de drie pijlers waarop de essentie van duurzame ontwikkeling steeds is gebaseerd. Duurzame ontwikkeling wordt opgevat als een ontwikkelproces gericht op het bevorderen van een evenwichtige groei (het in balans zijn) van de veerkracht en kwaliteit van de natuur (het ecologisch kapitaal), van het lichamelijke en geestelijke welzijn van mensen (het sociaal-cultureel kapitaal) en van de houdbaarheid van de economische productie en consumptie (het economisch kapitaal). 8 UNCED, Our Common Future. Oxford University Press, Oxford; Zaccai, E., Over two decades in pursuit of sustainable development: Influence, transformation, limits. Environmental Development, 1 (1), 79 90; Zoeteman, K., H. Mommaas, The mission reflected in the sustainable development concept: uplifting society, in Zoeteman, K. (Ed.), Sustainable Development Drivers, The Role of Leadership in Government, Business and NGO Performance, Edward Elgar, Cheltenham and Northampton,

16 Om te kunnen spreken van duurzame ontwikkeling moet worden voldaan aan drie eisen: 1. Er moet sprake zijn van het gelijktijdig verbeteren van het economisch, ecologisch en het sociaal-cultureel kapitaal. Verbetering van het ene kapitaal mag niet ten koste gaan van één of beide andere kapitalen. 2. De ontwikkeling moet houdbaar zijn over generaties heen: er mag geen afwenteling in de tijd plaatsvinden. 3. De ontwikkeling moet ook houdbaar zijn op mondiaal niveau of, anders geformuleerd: er mag geen afwenteling in de ruimte plaatsvinden. Onze ontwikkeling mag niet ten koste gaan van die in andere gebieden en andere landen. Met deze integrale benadering wordt nadrukkelijk voor een breed perspectief op duurzame ontwikkeling gekozen. Het begrip heeft zowel een strategische dimensie (de langere termijn), als een normatieve dimensie (verantwoordelijkheid voor andere schaalniveaus en toekomstige generaties). Het werken aan duurzame ontwikkeling vraagt om lange termijn doelen en een commitment van alle betrokkenen om op zoek te gaan naar integrale oplossingen om die doelen te bereiken. Onderzoeksmethode Om duurzame ontwikkeling te kunnen meten heeft Telos de methode van de duurzaamheidbalans ontwikkeld. 9 In een duurzaamheidbalans worden de drie kapitalen ontleed in voorraden, eisen, indicatoren en hun normen (tabel 2.1). Tabel 2.1 De relevante begrippen uit de duurzaamheidbalans Begrip Kapitaal Voorraad Eisen Indicatoren Normen Omschrijving De drie essentiële delen, subsystemen van het totale maatschappelijk systeem: ecologie, sociaal-cultureel en economie. De essentiële elementen die samen de kwaliteit en kwantiteit van een kapitaal bepalen. De lange termijn doelen die geformuleerd worden voor de ontwikkeling van een voorraad in het onderzochte gebied. Graadmeters waarmee de eisen kunnen worden geoperationaliseerd. Normatief vastgestelde maatstaven met behulp waarvan de score van indicatoren wordt beoordeeld. In het onderstaande schema wordt de samenhang van deze begrippen kort toegelicht. 9 Dagevos, J., F. van Lamoen, 2009, Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling, Tilburg: Universiteit Tilburg, zie 16

17 Voorbij de lijstjes Figuur 2.1 De samenhang tussen kapitalen, voorraden, eisen, indicatoren en normen De kern van het Telos-model bestaat uit de lange termijn duurzaamheiddoelen, die in algemene zin als eisen voor de voorraden worden verwoord, maar voor de daaruit afgeleide indicatoren meer kwantitatief worden geformuleerd. Deze vormen, geïntegreerd tot voorraden en kapitalen en de overall duurzaamheidscore de stip op de horizon, het wenkend duurzaamheidsperspectief. Of in de woorden van de VN Brundtland commissie 'Our common future'. Telos formuleert deze eisen bij het opstellen van een lokale of regionale duurzaamheidsbalans samen met de relevante stakeholders uit de gemeente of regio. Zo ontstaat een gemeenschappelijk gedragen beeld over de gewenste toekomst. Daarmee wordt tegelijkertijd draagvlak gecreëerd voor een 'agenda of change'. Dit is het eigenlijke doel van het opstellen van een duurzaamheidsbalans. Tevens wordt op deze wijze gebruik gemaakt van de specifieke kennis en deskundigheid van de lokale en regionale stakeholders. 10 In deze studie heeft er geen stakeholderconsultatie plaatsgevonden maar is gebruik gemaakt van een set duurzaamheidseisen die ontleend is aan de lokale en regionale duurzaamheidsbalansen die Telos in de voorbije jaren heeft opgesteld. De gehanteerde set kan gezien worden als de grootste gemene deler van eisensets uit deze balansen. De eisen zijn bewust algemeen, abstract en absoluut geformuleerd, zoals 'de lucht is schoon', 'er treedt geen broeikaseffect op', 'de arbeidsmarkt is in evenwicht', 'er is geen armoede' etc. Bijlagen 1-3 geven per kapitaal een overzicht van de gebruikte eisen. Op basis van deze eisen zijn vervolgens de indicatoren gekozen met behulp waarvan gemeten kan worden in welke mate deze eisen worden gerealiseerd. De indicatoren kunnen betrekking hebben op objectieve grootheden, zoals het percentage groen in een wijk, of op jaarlijkse wijzigingen in een bestand, zoals het aantal opgeleide leerlingen, of op de perceptie door de bevolking van een aspect, zoals de tevredenheid over de zorg. Ook kunnen indicatoren worden gekozen 10 Hermans, F. L. P., W. M. F. Haarmann en J. F. L. M. M. Dagevos, 2011, Evaluation of stakeholder participation in monitoring regional sustainable development, Regional Environmental Change. 17

18 voor de identiteit of de dominante houding ten aanzien van duurzaamheid in de stad. Dit laatste type indicatoren is niet bij deze benchmark gebruikt. Voor de andere indicatoren geldt dat de voorkeur uitgaat naar het gebruik van gegevens over de omvang van bestanden en mutaties daarin en dat alleen bij uitzondering is volstaan met gegevens over de perceptie door de bevolking. Voor iedere indicator wordt een meetschaal opgesteld. Deze meetschaal bestaat uit normatief vastgestelde maatstaven die een nul- en een streefwaarde kennen met daartussen gelegen grenswaarden. In de deze studie wordt deze klassenindeling op de volgende manier zichtbaar gemaakt. Figuur 2.2 Klassenindeling Voor het bepalen van de grenswaarden wordt gebruikgemaakt van beleidsdocumenten van rijk, en provincies, vergelijkingen in de tijd, vergelijkingen tussen steden en de resultaten van maatschappelijke discussies. De weging van de indicatoren valt af te lezen uit de grootte van de hoekpunt die ze innemen in het taartdiagrammen dat voor elke voorraad wordt gemaakt. De straal van de taartpunt geeft aan hoe dicht de actuele situatie de als doel geformuleerde situatie nadert. Hoe groter de straal, hoe beter de score op duurzaamheid. Dit maakt dat de uitkomsten overzichtelijk kunnen worden gepresenteerd en in één oogopslag de goed en minder goed scorende aspecten worden getoond. 18

19 Voorbij de lijstjes Figuur 2.3 Voorbeeld cirkeldiagram De optelsom van de indicatoren binnen een voorraad bepaalt de score van de voorraad en de optelsom van de voorraden binnen een kapitaal bepaalt vervolgens de score van het kapitaal. Ook hierbij vindt een weging plaats. Doorgaans zijn alle voorraden even belangrijk. Telos heeft deze gewichten bepaald. Het gemiddelde van de drie kapitalen bepaalt tenslotte de overall duurzaamheidscore van de gemeente. Figuur 2.4 Samenhang tussen kapitalen, voorraden en indicatoren 19

20 De gekozen voorraden en indicatoren Onderstaande tabel 2.2 geeft een overzicht van de gekozen voorraden per kapitaal in deze studie. Tabel 2.2 De voor de steden gekozen voorraden binnen de drie kapitalen Sociaal-cultureel Ecologie Economie Sociale samenhang Bodem en grondwater Arbeid Participatie Lucht Kennis Kunst en cultuur Oppervlaktewater Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Gezondheid Natuur en landschap Economische structuur Veiligheid Grondstoffen Infrastructuur en bereikbaarheid Woonomgeving Onderwijs Energie en klimaat Hinder en calamiteiten Elke voorraad wordt in kaart gebracht aan de hand van daarop betrekking hebbende indicatoren. De normen, waaraan de indicatorwaarden van alle steden worden getoetst, worden door de onderzoekers van Telos gedefinieerd. Verder worden alle data ontleend aan extern publiek toegankelijke bronnen, die al dan niet tegen betaling verkrijgbaar zijn. In totaal is de studie op 87 indicatoren gebaseerd, waarvan er 37 betrekking hebben op het sociaal-cultureel kapitaal, 28 op het ecologisch kapitaal en 22 op het economisch kapitaal. Dit is een breed palet aan gegevens om de duurzaamheid aan af te meten. In tabel 2.3 is samengevat welke indicatoren zijn gemeten per voorraad. Tabel 2.3 Overzicht van gemeten indicatoren per voorraad VOORRAAD INDICATOREN ECOLOGISCH KAPITAAL Bodem en grondwater Lucht Geluid/stank/externe veiligheid Oppervlaktewater Natuur en landschap Energie Grondstoffen Bodemsanering, Mesthoeveelheid Emissie CO 2, Emissie stikstofoxiden, Emissie fijn stof, emissie NMVOS, GCN stikstofoxiden, GCN fijn stof, GCN NMVOS Geluidsoverlast, Overlast stank/stof/vuil, Kans op ramp Ecologische toestand, Chemische toestand Tevredenheid groen om de stad, Aandeel bos en natuurlijk terrein, Afstand openbaar groen, Aandeel (recreatief) binnenwater, Soortenrijkdom Warmte, Windenergie, Gemiddeld verbruik gas, Gemiddeld verbruik elektriciteit, Energielabels woningen Huishoudelijk restafval, GFT-afval, Oud papier en karton, Verpakkingsglas 20

21 Voorbij de lijstjes SOCIAAL-CULTUREEL KAPITAAL Sociale samenhang Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Veiligheid Woonomgeving Onderwijs Arme huishoudens, Sociale cohesie, Vrijwilligers Eenzaamheid, Opkomstpercentage gemeenteraadsverkiezingen, Opkomstpercentage landelijke verkiezingen, Langdurige werkloosheid, Langdurige bijstand Podiumkunsten, Rijksmonumenten, Musea Onvoldoende beweging, Riskant gedrag, Aantal huisartsenpraktijken, Kwaliteit ziekenhuizen, Afstand ziekenhuis, Levensverwachting, Beoordeling eigen gezondheid Geweldsdelicten, Vermogensdelicten, Jeugdcriminaliteit, Vandalisme, Verkeersonveiligheid, Onveiligheidsgevoel Woningtekort, Afstand supermarkt, Tevredenheid woonomgeving, Tevredenheid winkels, WOZ-waarde, Verhuismutaties Jeugdwerkloosheid, Aantal basisscholen, Aantal voortgezet onderwijs scholen, Voortijdige schoolverlaters, Onvertraagd naar diploma, Eindexamencijfer, Opleidingsniveau bevolking ECONOMISCH KAPITAAL Arbeid Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Economische structuur Infrastructuur en bereikbaarheid Kennis Werkgelegenheidsfunctie, Benutting arbeidspotentieel, Werkloosheid, Ontgroening en vergrijzing, Arbeidsongeschiktheid Voorraad bedrijventerreinen, Netto/Bruto verhouding bedrijventerreinen, Aandeel verouderd bedrijventerrein, Voorraad kantoorruimte, Leegstand kantoorruimte Aandeel starters, Opheffingen, Besteedbaar inkomen, BRP per hoofd, Aandeel topsectoren, Investeringsniveau Ontsluiting OV, Ontsluiting hoofdwegen Aandeel hoogopgeleiden, Capaciteit WO/HBO, High en medium tech werkgelegenheid, Creatieve industrie In bijlagen 1, 2 en 3 is voor de drie kapitalen aangegeven welke duurzaamheideisen als uitgangspunt hebben gediend. 2.2 Herkomst van de dataset Op basis van de in tabel 2.3 vermelde indicatoren is een normstelling uitgewerkt die het duurzaamheiddoel per indicator definieert. Deze normen zijn per indicator vermeld in de in bijlage 4 opgenomen factsheets. De gegevens voor de berekening van de duurzaamheidscore (variërend van het 0-100% bereiken van het duurzaamheiddoel) per indicator, per voorraad en per kapitaal, op basis van de in deze factsheets vermelde normeringen, zijn ontleend 21

22 aan verschillende bronnen. Deze zijn resp. ABF Research, CBS, Compendium voor de leefomgeving RIVM, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), DTZ Zadelhoff, Elsevier, Emissieregistratie, GGD, IBIS bedrijventerreinenmonitor- Stec Groep & ARCADIS, Kamer van Koophandel, Kiesraad, KRW-portaal, LISA, Monumentenregister, Museumregister, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, Nationale Atlas Volksgezondheid, Nationale Databank Flora en Fauna, NVM, Onderwijsinspectie, Provincies, UWV, Veiligheidsmonitor, Verwey-Jonker instituut en WoonOnderzoek. Bij een aantal indicatoren ontbraken data voor één of meerdere gemeenten. Bij ontbrekende gegevens is de betreffende indicator weggelaten en het gewicht van de wel beschikbare indicatoren vergroot. In totaal was er bij negentien van de 100 gemeenten soms aan de orde dat er bij één of meerdere indicatoren geen data beschikbaar waren. In het ergste geval ging het om vier van de 87 indicatoren (Súdwest Fryslân). Het weglaten van deze indicatoren kan potentieel voor kleine verschuivingen hebben gezorgd, maar heeft niet tot wezenlijk andere resultaten geleid. De indicator waarvoor data het meest frequent (13 keer) ontbraken was eenzaamheid. Bij zes andere indicatoren ontbraken gegevens voor één tot maximaal drie gemeenten. Bij indicatoren voor de voorraad gezondheid is gebruikt gemaakt van de data uit gezondheidsmonitoren van de verschillende GGD-regio s. De gezondheidsmonitor is pas sinds de editie 2012 landelijk gestandaardiseerd en de cijfers hiervan waren bij het opstellen van dit rapport nog niet beschikbaar. Daarom is er het risico dat verschillende GGD-regio s licht verschillende definities hebben gebruikt en de data niet helemaal vergelijkbaar zijn. In sommige gevallen waren de data van indicatoren niet direct beschikbaar per gemeente. Deze zijn dan door Telos met behulp van de bron zelf samengesteld. Bij het selecteren van de gemeenten is uitgegaan van de 100 grootste gemeenten naar inwonertal per 1 januari Enkele gemeenten zijn het resultaat van recentelijke gemeentelijke herindelingen. In het geval dat bij een indicator de data alleen beschikbaar waren voor de niet heringedeelde gemeenten, is voor die gemeenten het gewogen gemiddelde van de onderliggende gemeenten op basis van inwonertal of oppervlakte (naar gelang de aard van de indicator) genomen. 2.3 Zeggingskracht van de dataset Deze aanpak, waarbij het voor alle steden beschikbaar zijn van gegevens maatgevend is (ofwel voor zoveel mogelijk steden), betekent dat niet altijd alle beoogde indicatoren kunnen worden meegenomen. Daardoor moet soms volstaan worden met een relatief beperkt aantal indicatoren in een voorraad. Zo wordt bij deze studie wat betreft het sociaal-cultureel kapitaal de belangrijke voorraad sociale samenhang gemeten met slechts drie indicatoren (vrijwilligers, arme huishoudens, sociale cohesie). Ook de voorraad kunst en cultuur richt zich noodgedwongen alleen op fysiek beschikbare faciliteiten (musea, podiumkunsten 22

23 Voorbij de lijstjes en rijksmonumenten) waardoor de mate van participatie in culturele activiteiten niet in beeld wordt gebracht. Bij het ecologisch kapitaal wordt voor de voorraad bodem alleen gemeten de indicator mesthoeveelheid die op het land wordt gebracht en de indicator niet aangepakte humane spoedlocaties voor sanering bodemvervuiling. Daarmee ontbreken bijvoorbeeld gegevens over de kwaliteit van het ondiepe en diepe grondwater. Bij de voorraad oppervlaktewater ontbreekt de indicator voor het blank staan van de straten na een stortbui door een te geringe capaciteit van de riolering. Ook voor het economisch kapitaal is het wenselijk tot een bredere set indicatoren te komen. Zo worden bij de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid alleen de indicatoren ontsluiting hoofdwegen en ontsluiting treinstations gemeten. Daarnaast ontbreken er cijfers voor het bedrijfsleven. Toch is met een totaal aan 87 indicatoren een goede indruk te verkrijgen van sterke en zwakke elementen in de duurzaamheidperformance van gemeenten. Daarna kan een gemeente door aanvullende gegevens mee te nemen in het kader van een duurzaamheidbalans tot verfijning van de eigen duurzaamheidagenda komen. 23

24 24

25 Voorbij de lijstjes 3 Hoogte duurzaamheidscore en balans tussen de drie kapitalen 3.1 Scores van de totale duurzaamheid en de drie kapitalen De meest duidelijke uitspraken van deze studie kunnen worden gedaan op het hoogste aggregatieniveau niveau van de totale score per gemeente en de drie duurzaamheidkapitalen. Verschillen tussen gemeenten zijn soms klein waardoor aan de precieze positie op basis van de totale score van een gemeente op de lijst van 100 gemeenten niet al te veel gewicht moet worden toegekend. Het onderzoek geeft daarom de lijst van 100 gemeenten weer in groepen van elk 5 gemeenten (tabellen 3.1 tot en met 3.4). De eerste groep van vijf gemeenten, die het hoogst op duurzaamheid scoort, bestaat uit: Houten, Middelburg, Katwijk, Hilversum en Hengelo. Daarbij steekt Houten met een score van 58% duidelijk af ten opzichte van de volgende steden die allen 54% scoren. Houten is de afgelopen 40 jaar stormachtig gegroeid van een dorp met ongeveer 4,000 inwoners rond 1970 tot een stad met bijna 50,000 inwoners nu. Houten is aangewezen als groeikern door zijn ligging vlak bij de gemeente Utrecht. Zo is de wijk Houten-Zuid een zogenaamde VINEX locatie en wonen er in de gemeente veel forenzen. Tot de laagst scorende groep gemeenten behoren respectievelijk Spijkenisse (39%), gevolgd door Sittard-Geleen, Emmen en Schiedam, die allen 41% scoren en een sterk industrieel verleden hebben. 25

26 Figuur 3.1 Duurzaamheidscores (2013) van de 100 grootse gemeenten van Nederland 26

27 Voorbij de lijstjes Tabel 3.1 Duurzaamheidscores van de 100 Nederlandse gemeenten Klasse Gemeente score Klasse Gemeente score Houten 58 Deventer 49 Middelburg 54 Woerden 49 1 Katwijk Breda 49 Hilversum 54 Haarlemmermeer 49 Hengelo 54 Maastricht 48 Harderwijk 53 Assen 48 Zutphen 53 Arnhem 48 2 Lansingerland Leidschendam-Voorburg 48 Zwolle 53 Bergen op Zoom 48 Kampen 53 Waalwijk 48 Soest 52 Peel en Maas 48 Amersfoort 52 Súdwest Fryslân 48 3 Ede Amsterdam 48 Amstelveen 52 Utrecht 47 Rheden 52 Eindhoven 47 Barneveld 52 Hardenberg 47 Zeist 52 Oss 47 4 Doetinchem Medemblik 47 Nijmegen 51 Roermond 47 Apeldoorn 51 Zwijndrecht 46 Westland 51 Barendrecht 46 Hoorn 51 Lelystad 46 5 Delft Zaanstad 46 Almere 51 Zoetermeer 46 Berkelland 51 Venlo 46 Groningen 51 Oosterhout 46 Pijnacker-Nootdorp 51 Noordoostpolder 46 6 Veenendaal Enschede 46 Heerenveen 50 Capelle aan den IJssel 46 Overbetuwe 50 Alphen aan den Rijn 45 Lingewaard 50 Velsen 45 Haarlem 50 Tilburg 45 7 Heerhugowaard Ridderkerk 44 Utrechtse Heuvelrug 50 Rijswijk 44 Stichtse Vecht 50 Helmond 44 Vlissingen 50 Terneuzen 44 Nieuwegein 50 Kerkrade 44 8 Veldhoven s-gravenhage 44 's-hertogenbosch 50 Roosendaal 44 Leeuwarden 50 Smallingerland 44 Heusden 50 Hoogeveen 43 Hollands Kroon 50 Den Helder 43 9 Weert Heerlen 43 Gouda 50 Vlaardingen 42 De Ronde Venen 50 Almelo 42 Purmerend 50 Rotterdam 42 Alkmaar 49 Schiedam Leiden Emmen 41 Dordrecht 49 Sittard-Geleen 41 Steenwijkerland 49 Spijkenisse 39 27

28 Figuur 3.2 Scores op de drie duurzaamheidkapitalen van de 100 gemeenten (2013) Scores ecologisch kapitaal Scores sociaal-cultureel kapitaal Scores economisch kapitaal 28

29 Voorbij de lijstjes Naarmate een lager aggregatieniveau van duurzaamheid aan de orde is, nemen de uiterste waarden die de 100 gemeenten scoren toe. Is de variatie voor de totale duurzaamheidscore 39 58%, dus een marge van 19%, bij de samenstellende kapitalen neemt deze marge toe naar 24% voor het ecologisch kapitaal, 26% voor het sociaal-cultureel kapitaal en 33% voor het economisch kapitaal. Het ecologisch kapitaal beschouwt de verschillende ecosystemen binnen de regio. Deze dienen over voldoende veerkracht te beschikken om de natuurlijke en menselijke verstoringen op te kunnen vangen, zonder dat dit leidt tot onherstelbare schade aan de functies van het ecosysteem. Een duurzame omgang met het ecosysteem is gericht op het versterken van de ecosystemen en het voorkomen van verstoringen, welke een negatieve invloed kunnen hebben op het menselijk welzijn. Bij het ecologisch kapitaal scoren in de hoogste groep Lelystad, Almere en Zutphen (64%), gevolgd door Houten (62 %) en Katwijk (61%). Tot de laagst scorende groep op het ecologisch kapitaal behoren Rotterdam (40%), Amsterdam, Sittard-Geleen en Zaanstad (41%) en Roosendaal (42%). Opvallend is dat binnen de eerste klasse twee gemeenten uit Flevoland zijn te vinden: Almere en Lelystad. Dit zijn relatief nieuwe gemeenten, dus vermoedelijk verklaart het feit dat de gemeenten in een maagdelijke omgeving zijn gestart de hoge score. Verder worden de hogere klassen gevuld door een bonte verzameling aan gemeenten die niet direct in te delen zijn op een geografisch kenmerk. Onderin de ranking van het kapitaal ecologie zijn grote en/of industriële gemeenten te vinden. Het feit of er veel (zware) industrie binnen een gemeente aanwezig is lijkt een belangrijke factor voor het verklaren van de score binnen het ecologisch kapitaal. Binnen het sociaal-cultureel kapitaal draait alles om de sociale interacties binnen een samenleving. Kernbegrippen zijn sociale rechtvaardigheid en maatschappelijke betrokkenheid. Voor een sociaal en cultureel duurzame samenleving wordt het principe van sociale rechtvaardigheid ingevuld met gelijke kansen, vrijheid, brede toegankelijkheid van voorzieningen en veiligheid. Het principe maatschappelijke betrokkenheid blijkt door de sociale, economische en politieke participatie van burgers. Er is sprake van zowel rechten als plichten van burgers. Gebieden met een lagere graad van stedelijkheid kenmerken zich over het algemeen door sterkere sociale verbanden en een hechtere gemeenschap. De hoogst scorende groep bij het sociaal-cultureel kapitaal vormen Kampen en Houten (61%), Katwijk (60%), Lansingerland en Amstelveen (59%). De laagst scorende groep voor het sociaal-cultureel kapitaal vormen Lelystad (35%), Heerlen, Rotterdam, Kerkrade (36%) en Sittard-Geleen (37%). In top-5 zijn twee gemeenten te vinden die bekend staan om hun christelijke gemeenschap: Kampen en Katwijk. De sterke aanwezigheid van religie leidt blijkbaar in deze gemeenten ook tot een sterke gemeenschap. Onderin de lijst zijn relatief grote en Limburgse steden te vinden. Tegenover de relatief goede voorzieningen in de grote steden en de hogere scores op het gebied van kunst en cultuur, staat een vaak relatief grote onveiligheid en een lagere sociale samenhang. Binnen het economisch kapitaal staat het functioneren van de regionale economie centraal. Hierbij is de focus gericht op behoud en versterking van het vermogen van een regio om voldoende inkomen te genereren. Of een regio er ook daad- 29

30 werkelijk in slaagt om voldoende inkomen te generen, is afhankelijk van de vraag of de regio als gebied én de bedrijven in de regio erin slagen om in de concurrentiestrijd een goede uitgangspositie te verwerven. Een duurzame regionale economie genereert voldoende welvaart voor huidige en toekomstige generaties, en heeft voldoende dynamiek om in te spelen op veranderende maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Voor het economisch kapitaal gelden de volgende uitkomsten. Het hoogst scoren Groningen (62%), Utrecht en Delft (57 %), Amsterdam (55%) en Arnhem (54 %). Het laagst scoren Spijkenisse (29%), Medemblik (33%), Rijswijk, Ridderkerk en Smallingerland (34%). Grote steden en hun randgemeenten hebben binnen dit kapitaal een sterkere positie, terwijl regio s in de periferie slechter scoren. 3.2 De balans tussen de drie kapitalen: Deventer meest en Lelystad minst in balans De gemiddelde duurzaamheidscore van de 100 gemeenten is 48%, terwijl dit voor het ecologisch kapitaal 51% is, voor het sociaal-cultureel kapitaal 49% en voor het economisch kapitaal 45%. Vermoedelijk staat de relatief lage score van het economisch kapitaal in verband met de economische crisis. Op dit moment is het nog niet mogelijk de Nederlandse gemeenten met buitenlandse gemeenten te benchmarken en te zien of voor deze normen bij buitenlandse gemeenten er een vergelijkbare onbalans tussen de gemiddelden van de kapitalen optreedt. De duurzaamheidbalans gaat na of de verschillen tussen de kapitalen niet te groot zijn omdat dit erop kan duiden dat het ene kapitaal zich wellicht heeft ontwikkeld ten koste van andere kapitalen. Het ideaal vanuit duurzaamheid is dat de drie kapitalen gelijk scoren, ofwel in balans zijn. Een maat voor het in onbalans zijn is daarmee het verschil tussen de scores op de drie kapitalen. In onderstaande tabel 3.2 zijn de steden ingedeeld in categorieën van toenemende onbalans tussen de kapitalen. 30

31 Voorbij de lijstjes Tabel 3.2 Categorieën van onbalans tussen de drie kapitalen van een gemeente Verschil in minimum en onbalans Aantal Gemeenten gerangschikt in volgorde van toenemende maximum score van de drie kapitalen (% punten) Deventer, Gouda, Breda, Terneuzen, s-hertogenbosch, Alkmaar, Vlissingen, Vlaardingen, Leiden, Roosendaal, Schiedam, Leeuwarden Weert, Haarlem, Soest, Tilburg, Bergen op Zoom, Heerenveen, s-gravenhage, Zwijndrecht, Zwolle, Almelo, Haarlemmermeer, Apeldoorn, Hengelo, Zeist, Waalwijk, Amersfoort, Middelburg, Oss, Dordrecht, Doetinchem, Alphen aan den Rijn, Hardenberg, Sittard-Geleen, Eindhoven, Nijmegen, Harderwijk, Enschede, Hilversum, Leidschendam-Voorburg, Heusden, Roermond, Heerlen Ede, Westland, Amstelveen, Houten, Emmen, Zaanstad, Helmond, Veenendaal, De Ronde Venen, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Lansingerland, Overbetuwe, Rotterdam, Hoorn, Maastricht, Purmerend, Velsen, Barneveld, Arnhem, Hoogeveen, Zoetermeer, Delft, Assen, Amsterdam, Oosterhout, Peel en Maas, Capelle aan den IJssel, Noordoostpolder, Veldhoven, Heerhugowaard, Pijnacker-Nootdorp, Rheden, Utrecht, Venlo Hollands Kroon, Utrechtse Heuvelrug, Spijkenisse, Kerkrade, Kampen, Smallingerland, Woerden, Ridderkerk, Rijswijk, Groningen, Steenwijkerland, Berkelland, Súdwest Fryslân, Den Helder, Katwijk, Lingewaard, Barendrecht Zutphen, Almere Medemblik, Lelystad Tabel 3.3 Aantal keren dat een kapitaal als laagste scoort bij gemeenten waarbij het verschil tussen hoogst en laagst scorende kapitaal 16% of meer is (zie tabel 3.5). Kapitaal Ecologisch Sociaal-cultureel Economisch Aantal gemeenten Tabel 3.3 laat zien dat het economisch kapitaal het meest frequent als laagste van de drie kapitalen scoort. De gemeenten waarbij niet het economische maar het sociaal-cultureel kapitaal als extreem laag scoort zijn Almere, Kerkrade en Lelystad. De gemeente waar het ecologisch kapitaal extreem laag scoort ten opzichte van de andere kapitalen is Woerden. Wanneer forse verschillen tussen de scores van de kapitalen optreden, kan vanuit duurzaamheid prioriteit gegeven worden aan mogelijkheden om het laagst scorende kapitaal te verbeteren. 31

32 32

33 Voorbij de lijstjes 4 Kenmerken van de uitkomsten op voorraadniveau In dit hoofdstuk zullen eerst de gemiddelde scores van de voorraden worden gepresenteerd en daarna zal op scores per gemeente worden ingegaan. Vervolgens zullen onderlinge samenhangen worden besproken. 4.1 De gemiddelde duurzaamheidscores en hun spreiding per voorraad De gemiddelde scores per voorraad lopen nogal uiteen en dat geldt des te meer voor de spreiding in scores tussen de gemeenten onderling. Tabel 4.1 Gemiddelde scores in % per voorraad en de spreiding (in %) in voorraadscores voor de 100 onderzochte gemeenten Kapitaal Voorraad Gemiddelde score Ecologisch Bodem en grondwater 59 Lucht 58 Hinder en calamiteiten 54 Oppervlaktewater 48 Natuur en landschap 45 Energie en klimaat 38 Grondstoffen 54 Sociaalcultureel Sociale samenhang 46 Participatie 53 Kunst en cultuur 38 Gezondheid 50 Veiligheid 54 Woonomgeving 54 Onderwijs 50 Economisch Arbeid 38 Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden 45 Economische structuur 41 Infrastructuur en bereikbaarheid 57 Kennis 44 Hoogste score Laagste score Spreiding

34 Het overzicht van tabel 4.1 maakt duidelijk dat bij het ecologisch kapitaal gemiddeld de voorraden bodem en grondwater (59%), en lucht (58%) hoog scoren en de voorraad energie en klimaat (38%) laag. Dat de voorraden bodem en grondwater, en lucht hoog scoren wil niet zeggen dat de bodem en de lucht in ons land bijzonder schoon zijn. Het is een uitdrukking van het feit dat de landelijke doelstellingen en saneringsprogramma s, voor zover gemeten met de onderzochte indicatoren, goed worden uitgevoerd. De lage score bij energie en klimaat is waarschijnlijk te wijten aan het alleen in grotere gemeenten oppakken van sommige overheidsprogramma s op dit gebied, zoals toepassing van windenergie en stadsverwarming. Bij het sociaal-cultureel kapitaal scoren voorraden gemiddeld niet boven de 54%, terwijl de voorraad kunst en cultuur (musea, podiumkunsten, e.d.) (38%) laag scoort. Vermoedelijk komt dit laatste omdat kunst en cultuur faciliteiten zich concentreren in de grotere gemeenten, waardoor veel kleinere gemeenten weinig voorzieningen op dit gebied hebben, terwijl zij wel als gelijkwaardig meetellen in het gemiddelde resultaat. Bij het economisch kapitaal scoort de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid relatief hoog (57%) en die van arbeid (waaronder werkgelegenheidsfunctie, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid) laag (38%). Deze uitkomsten laten zien hoe de groep van 100 gemeenten zich verhoudt tot de gekozen duurzaamheidsnormen. Belangrijke vervolgvragen zijn welke problemen door de gemeenten zelf kunnen worden aangepakt en waar verbetering sterk wordt beïnvloed door processen op de hogere schaalniveaus van regio, provincie, rijk, EU en de wereld als geheel. De mate van spreiding per voorraad geeft een eerste indicatie of de gemeente zelf een belangrijk verschil kan maken. Immers problemen die op hogere schaalniveaus worden bepaald, zullen doorgaans tot minder spreiding in uitkomsten tussen de gemeenten onderling aanleiding geven. Zo zal een economische crisis in alle gemeenten tot een hogere werkloosheid leiden. Er kunnen echter ook andere oorzaken voor spreiding zijn zoals bijvoorbeeld geografische verschillen waardoor de ene gemeente meer mogelijkheden heeft tot recreatief oppervlaktewatergebruik dan de andere. Spreiding in de scores kan daarom gezien worden als een indicatie die nader onderzoek waard is naar mogelijkheden als gemeente om invloed uit te oefenen. De voorraden die weinig spreiding in uitkomsten van de 100 gemeenten te zien geven zijn economische structuur (19%), op ruime afstand gevolgd door arbeid (36%), woonomgeving (37%), onderwijs (39%), gezondheid (39%) en natuur en landschap (39%). Oorzaken hiervan kunnen behalve in effecten van de mondiale en Europese economie worden gezocht in geografische gegevenheden en historisch gegroeide kenmerken van steden en hun bevolkingssamensteling. Voorraden met een grote spreiding betreffen bodem en grondwater (88%), kunst en cultuur (70%), hinder en calamiteiten (67%) en grondstoffen (afvalhergebruik) (66%). In deze groep neemt bodem en grondwater een wat aparte positie in, omdat oude industriesteden met geheel andere uitdagingen worden geconfronteerd dan bijvoorbeeld nieuwe steden die zijn gevestigd op maagdelijke poldergrond. 34

35 Voorbij de lijstjes 4.2 Voorraadscores van het ecologisch kapitaal Het ecologisch kapitaal omvat de voorraden die de natuurlijke elementen representeren zoals bodem, water en lucht, natuur en landschap, biodiversiteit en hoe gesloten kringlopen zijn bij het grondstofgebruik Voorraad bodem en grondwater Duurzaam bodemgebruik is belangrijk omdat schade aan ecosystemen op lange termijn negatieve effecten heeft op sociale en economische ontwikkelingen. In Nederland wordt de bodem intensief gebruikt, onder andere door landbouw, bebouwing, recreatie, natuur, bosbouw, delfstofwinning en (ondergrondse) infrastructuur. Bij duurzaam bodemgebruik is er sprake van een evenwichtige ontwikkeling waarbij de huidige doelen niet worden gerealiseerd ten koste van de behoeften van toekomstige generaties. Het ecosysteem in de bodem kan ernstig ontregeld worden door het gebruik ervan, bijvoorbeeld door overbemesting en overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen door de landbouw of vervuiling van de bodem door de industrie. Niet alleen het ecosysteem loopt gevaar door aantasting van de bodem, ook kan vervuiling in het grondwater terecht komen en zo onze drinkwatervoorziening in gevaar brengen. Daarnaast kunnen mensen ook gevaar lopen door ernstig vervuilde bodem in de directe leefomgeving doordat bijvoorbeeld spelende kinderen daarmee in aanraking komen. Tot de best scorende gemeenten op bodem en grondwater (96-99%) behoren, zoals opgesomd in bijlage 6 tabel B6.1, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Hoorn, Vlaardingen en Katwijk. De hoge score wil zeggen dat de urgente bodemsaneringen zijn uitgevoerd en dat weinig mest op de bodem wordt uitgereden. De minst op deze voorraad scorende gemeenten (11-29%) zijn Woerden, Hardenberg, Steenwijkerland, Súdwest Fryslân en Barneveld. Figuur 4.1 Scores van 100 gemeenten op de voorraad bodem en grondwater 35

36 4.2.2 Voorraad Lucht De luchtkwaliteit wordt beïnvloed door emissies van vooral landbouw, industrie, woningen en verkeer. De luchtkwaliteit in Nederland wordt zowel beïnvloed door luchtverontreinigende stoffen afkomstig uit het binnenland als uit het buitenland, doordat sommige stoffen zich over grote afstanden kunnen verspreiden. Verontreinigende stoffen in de lucht omvatten onder andere: zwaveldioxide, stikstofoxiden (NO x ) en ammoniak, fijn stof, zware metalen en vluchtige organische stoffen (VOS). In Nederland staan vooral de emissies van stikstofoxiden en fijn stof in de aandacht. Te hoge concentraties van deze stoffen in de lucht vormt een gezondheidsrisico voor mensen. De concentratie van zowel stikstofoxiden en fijn stof, met daarop geabsorbeerde andere schadelijke stoffen, zijn gerelateerd aan een verminderde longfunctie doordat deze stoffen diep in de longvertakkingen doordringen. Tabel B6.2 in bijlage 6 laat de scores van de afzonderlijke gemeenten zien binnen de voorraad lucht. De hoogste duurzaamheidscores (71-74%) worden aangetroffen bij Den Helder, Hollands Kroon, Assen, Hoorn, Zutphen, allemaal gemeenten in het noordelijke deel van het land, ver weg van de Randstad en vervuilende buitenlandse regio s zoals het Ruhrgebied en Antwerpen. Het verbaast niet dat de laagste scores voor de voorraad lucht (28-34%) te vinden zijn bij de G4 gemeenten die de Randstad vormen Voorraad hinder en calamiteiten Industrie en verkeer beïnvloeden de leefomgeving onder andere door vervuiling van de lucht en de bodem. Daarnaast wordt de leefomgeving ook aangetast door geluid- en geuroverlast en is er het risico van een calamiteit. Geluidsoverlast, door bijvoorbeeld industrie, weg-, spoor- en vliegverkeer, kan leiden tot verstoring van de nachtrust. Een verstoring van de nachtrust is gerelateerd aan een verhoogd stressniveau met hart- en vaatziekten tot gevolg en verminderde leerprestaties bij kinderen. Geuroverlast is ook gerelateerd aan psychische problemen. Daarnaast vormen de productie, het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen een risico voor de externe veiligheid. In het geval van een calamiteit kunnen mensen aanwezig in de directe omgeving gewond raken of komen te overlijden afhankelijk van het gevaar van de stoffen. Voorbeelden van bedrijven met een extern veiligheidsrisico zijn: spoorwegemplacementen, LPG-tankstations en grote chemische bedrijven. Niet alleen deze bedrijven zelf, maar ook het vervoer van de stoffen van en naar de bedrijven vormt een risico voor de mensen in de directe omgeving. In tabel B6.3 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad hinder en calamiteiten. De hoogste scores (>80%) worden aangetroffen bij een aantal gemeenten uit Gelderland en Overijssel, ver weg van de Randstad en waar weinig industrie is. Zoals verwacht worden de laagste scores behaald in gemeenten waar juist wel veel industrie aanwezig is. Onder andere Rotterdam, Terneuzen, Velsen en Sittard-Geleen zijn in de laagste twee klassen te vinden. 36

37 Voorbij de lijstjes Figuur 4.2 Scores 100 gemeenten op voorraad hinder en calamiteiten Voorraad oppervlaktewater Nederland heeft een grote verscheidenheid aan oppervlaktewateren. Dit wordt onder andere gebruikt voor recreatie, als vaarwater en voor de drinkwatervoorziening. Daarnaast is er in het oppervlaktewater een grote diversiteit van dieren en planten aanwezig. Daarom is het van belang dat het oppervlaktewater schoon is. Afvalwater van industrie en huishoudens en overmatig of verkeerd gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw vormen een bedreiging voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Op het oppervlaktewater is de EU Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. Deze stelt uniforme eisen aan de chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewater aan alle Europese landen. De chemische toestand van het oppervlaktewater wordt bepaald door de aanwezigheid van stoffen in het water, zoals: fosfaat, stikstof en chloride. De ecologische toestand wordt bepaald door de aanwezigheid van onder andere algen, vegetatie en vissen. In tabel B6.4 staan de scores van de gemeenten op de voorraad oppervlaktewater. Bij deze voorraad behalen drie gemeenten de hoogste score. Arnhem, Hilversum en Lingewaard scoren een duurzaamheidscore van 64%. Onderaan staan de gemeenten Velsen (29%), Bergen op Zoom (31%) en Zaanstad (32%) Voorraad natuur en landschap De aanwezigheid van natuur heeft vele voordelen zoals gebruik om te recreëren. In de natuur is het mogelijk om te wandelen en te fietsen. Wel is het daarbij noodzakelijk dat er voldoende natuur dicht bij de woonomgeving aanwezig is. Voldoende beschikbaarheid van natuur in de omgeving kan ervoor zorgen dat mensen gemakkelijk de mogelijkheid hebben om te bewegen en te recreëren. 37

38 Daarnaast zorgt een grote beschikbaarheid van natuur ook voor biodiversiteit in de leefomgeving en maakt het de woonomgeving aantrekkelijker. In tabel B6.5 staan de scores van de gemeenten op de voorraad natuur en landschap. De hoogste duurzaamheidscores van de voorraad natuur en landschap worden gehaald door twee relatief nieuwe gemeenten: Almere en Lelystad (68%). Niet verwonderlijk zijn de hoge scores van de gemeenten Utrechtse Heuvelrug en Ede, beide gelegen in de grootste bosgebieden van Nederland, de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Onderaan staan Waalwijk (29%), Capelle aan den IJssel (29%) en Heerhugowaard (30%) Voorraad energie en klimaat Energie speelt een cruciale rol in de maatschappij. Vaak komt energie uit de verbranding van fossiele brandstoffen waarbij emissies vrijkomen die schadelijk zijn voor het milieu. Een duurzamere energiemix omvat energie opgewekt uit bronnen die onuitputtelijk zijn en die geen of weinig emissies uitstoten. Voorbeelden hiervan zijn energie uit wind en zon. Een duurzame gemeente wekt de energie duurzaam op en minimaliseert het verbruik van energie. In tabel B6.6 van bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad energie en klimaat. Opvallend is de hoge score van Rotterdam (74%) op de voorraad energie en klimaat, dat bij andere voorraden in het ecologisch kapitaal vaak niet zo hoog scoort. Ook de andere G4 steden van Nederland zijn in de hoogste twee klassen te vinden. Onderaan staan Peel en Maas (14%), Utrechtse Heuvelrug (19%) en Hardenberg (21%). Figuur 4.3 Scores 100 gemeenten op de voorraad energie en klimaat 38

39 Voorbij de lijstjes Voorraad grondstoffen De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner is verviervoudigd sinds 1950 in Nederland. Deze berg afval moet op één of andere manier verwerkt worden. Het nuttig toepassen van afvalstoffen spaart grondstoffen en energie uit. Hierdoor vermindert onder meer de uitstoot van CO 2. Ook hoeft er minder afval te worden verbrand of gestort. Dat leidt weer tot minder nadelige milieueffecten van deze afvalbeheersvormen. Daarbij is het belangrijk dat afval gescheiden opgehaald wordt bij de bron. Scheiding van afvalstoffen welke vervolgens een nuttige toepassing krijgen heeft kostenvoordelen ten opzichte van integrale inzameling. Deze voordelen zitten vooral in de duurdere verwerking van integraal afval. Storting en verbranding kosten geld, echter hebben de materialen van gescheiden afvalstoffen vaak een positieve waarde voor de verwerker waardoor ze tegen een laag of nultarief worden geaccepteerd door de verwerker. Daarnaast is de belasting voor het milieu lager als afval wordt hergebruikt in plaats van storting of verbranding. Over het algemeen wordt er in stedelijke gebieden minder afval gescheiden opgehaald. In tabel B6.7 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad grondstoffen. Gemeenten die hoog scoren op de voorraad grondstoffen zijn Apeldoorn (76%), Maastricht (75%) en Venlo (73%). Ook een andere Limburgse gemeente, Peel en Maas, heeft een hoge duurzaamheidscore voor grondstoffen (73%). Onderaan staan de grote Nederlandse steden. 4.3 Voorraadscores van het sociaal-cultureel kapitaal Het sociaal-cultureel kapitaal omvat thema s die zich vooral op de schaal van de gemeente afspelen. In tegenstelling tot economische en ecologische vraagstukken, die vaak een bovengemeentelijk karakter hebben, is bij het sociaal-cultureel kapitaal vaker sprake van processen die de stad als basis hebben. Dit zal vooral gelden bij inwoners die minder kapitaalkrachtig zijn. De voorraden betreffen onder meer sociale samenhang, kunst en cultuur, gezondheid, veiligheid en woonomgeving Voorraad sociale samenhang Sociale samenhang is een breed begrip dat de samenhang tussen mensen aanduid. Het is de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan de betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven. Het kenmerkt een groep of gemeenschap. Een hoge sociale samenhang heeft over het algemeen een positief effect voor de gemeenschap. Zo blijken gemeenschappen met een hogere sociale samenhang gezonder dan gemeenschappen met een lagere sociale samenhang. Daarnaast kan een hoge sociale samenhang mensen die in een achterstandswijk wonen beschermen tegen de negatieve effecten van het wonen in een achterstandswijk. In tabel B6.8 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad sociale samenhang. Zoals verwacht hebben meer landelijke gemeenten zoals Berkelland (71%), Peel en Maas (69%) en Hardenberg (68%) een hoge duur- 39

40 zaamheidscore op de voorraad sociale samenhang. In de laagste twee klassen zijn de G4 steden te vinden met duurzaamheidscores onder de 30%. Figuur 4.4 Scores van 100 gemeenten op de voorraad sociale samenhang Voorraad participatie Participatie is deelnemen aan het maatschappelijke leven. De mate waarin iemand participeert in de samenleving kan de gezondheid beïnvloeden, echter het verband tussen participatie en gezondheid is wederkerig. Iemand die minder gezond is participeert minder, maar er is ook aangetoond bij ouderen dat participatie een positief effect heeft op de gezondheid. Participatie staat ook voor de betrokkenheid van burgers bij het lokale bestuur. In tabel B6.9 staan de scores van de gemeenten op de voorraad participatie. Bovenin de ranking van de voorraad participatie vinden we de Zuid-Hollandse gemeenten Lansingerland (77%), Westland (73%) en Barendrecht (72%). Onderaan staan Almelo en de Limburgse gemeenten Heerlen en Kerkrade, met scores onder de 28%. 40

41 Voorbij de lijstjes Figuur 4.5 Scores 100 gemeenten op de voorraad participatie Voorraad kunst en cultuur De beschikbaarheid van kunst en cultuur in de omgeving heeft positieve effecten voor de gemeenschap. Allereerst maakt een gevarieerd en groot aanbod van kunst en cultuur in de regio de woonomgeving aantrekkelijker door de mogelijkheid om te recreëren. Daarnaast kan het aanbod van kunst en cultuur ook leiden tot een welvaartswinst doordat het mensen van buiten trekt die voor korte of langere tijd in de regio verblijven. Kunst en cultuur kan zich in meerdere vormen manifesteren: in de vorm van musea, monumenten en het aanbod van theater- en concertvoorstellingen. In tabel B6.10 staan de scores van de gemeenten op de voorraad kunst en cultuur. Amsterdam heeft de hoogste duurzaamheidscore in de voorraad kunst en cultuur (78%). Niet verwonderlijk daar Amsterdam het culturele centrum van Nederland is. De andere G4 steden scoren allemaal bovengemiddeld, maar komen niet in de buurt van Amsterdam. In de top vijf staan verder steden met een historisch centrum, zoals Delft, Leiden en Haarlem. Onderaan vinden we Almere (9%). Een grote maar relatief nieuwe stad. Blijkbaar is het cultureel aanbod in Almere niet erg ontwikkeld, en inwoners zijn aangewezen op Amsterdam. Verder staan onderaan Veenendaal en Hoogeveen, beiden met een duurzaamheidscore van 8%. 41

42 Figuur 4.6 Scores 100 gemeenten op de voorraad kunst en cultuur Voorraad gezondheid Gezondheid is een toestand van algeheel welbevinden, waarbij geen sprake is van ziekte. Het is een breed begrip wat niet alleen het lichamelijk welbevinden omvat, maar ook het geestelijk en maatschappelijk welbevinden. Een slechte gezondheid heeft een negatieve invloed op vele andere factoren, omdat een slechte gezondheid beperkingen met zich mee brengt waardoor er minder kan worden bijgedragen aan de maatschappij. Leefstijl is een belangrijke factor in het voorkomen van lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk ongemak. In het geval van een slechte gezondheid is het van belang dat er voldoende medische voorzieningen van hoge kwaliteit in de nabije omgeving te vinden zijn. In tabel B6.11 van bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad gezondheid. De hoogste duurzaamheidscores op de voorraad gezondheid zijn behaald door de gemeenten Amstelveen (69%), Zeist (65%) en Leidschendam- Voorburg (65%). De laagst scorende gemeenten zijn: Emmen (30%), Heerhugowaard (31%) en Sittard-Geleen (36%) Voorraad veiligheid Veiligheid is de mate van afwezigheid van potentiële oorzaken van gevaarlijke situaties of de aanwezigheid van beschermende maatregelen tegen deze oorzaken. Veiligheid kan zowel subjectief als objectief zijn omdat het gevoel van (on)veiligheid niet altijd gelijk is aan het objectieve risico van een calamiteit. Belangrijke determinant van de ervaren veiligheid in een regio is de criminaliteit. Veiligheid is ook nauw verbonden met andere factoren: een veilige omgeving is een fijne woonomgeving, en een hoge mate van sociale controle is ook gerelateerd aan een hogere mate van veiligheid. 42

43 Voorbij de lijstjes In tabel B6.12 staan de scores van de gemeenten op de voorraad veiligheid. De verwachting is dat stedelijkheid een belangrijke factor is in het verklaren van een hoge of lage duurzaamheidscore op de voorraad veiligheid. Een blik op tabel B6.12 leert dat inderdaad meer landelijke gemeenten hoger scoren op deze voorraad, zoals Steenwijkerland (74%), Hollands Kroon (71%) en Súdwest Fryslân (71%). In de onderste twee klassen vinden we voornamelijk grote gemeenten en Limburgse gemeenten Voorraad woonomgeving De kwaliteit van de woonomgeving wordt door diverse factoren bepaald, waarvan velen buiten deze voorraad en dit kapitaal vallen. Een lage tevredenheid over de woonomgeving is gerelateerd aan lagere inkomensgroepen, omdat deze vaker wonen in buurten die te maken hebben met een stapeling van factoren die de tevredenheid over de woonomgeving negatief beïnvloeden, zoals luchtverontreiniging, stank- en geuroverlast. Een aantrekkelijke woonomgeving heeft voldoende woonruimte beschikbaar en een voldoende voorzieningenniveau in de nabije omgeving. In tabel B6.13 staan de scores van de gemeenten op de voorraad woonomgeving. De hoogst scorende klasse (66-72%) van de voorraad woonomgeving bestaat vaak uit randgemeenten van grote steden. Zij zijn populair om te wonen, en ook om te werken. De laagste score wordt behaald door Heerenveen (35%). Verder zijn er in de laagst scorende klasse voornamelijk Limburgse gemeenten te vinden Voorraad onderwijs Onderwijs is van groot belang voor de ontwikkeling van onze (kennis)samenleving en is gericht op het overbrengen van kennis, vaardigheden en attitude. Om in te kunnen blijven spelen op de maatschappelijke behoeften en de behoeften van de arbeidsmarkt moet het onderwijs continu in ontwikkeling blijven. Voor de jeugd is het van belang dat er voldoende mogelijkheden voor goed onderwijs in de regio aanwezig zijn. Daarnaast moeten jongeren nadat ze een opleiding hebben voltooid voldoende mogelijkheden hebben om de arbeidsmarkt te betreden. In tabel B6.14 staan de scores van de gemeenten op de voorraad onderwijs. De hoogst scorende gemeenten op de voorraad onderwijs zijn: Katwijk (68%), Woerden (67%) en Velsen (65%). Onderin staan Venlo (29%) en Emmen (30%), en ook grote steden zoals Rotterdam en Enschede. 4.4 Voorraadscores van het economisch kapitaal Economische ontwikkeling wordt doorgaans gezien als de motor voor een kwalitatief hoogwaardig bestaan en daarmee een duurzame samenleving. Het economisch kapitaal is in beeld gebracht met de voorraden arbeid, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden, economische structuur, infrastructuur en bereikbaarheid, en kennis. 43

44 4.4.1 Voorraad arbeid Arbeid refereert aan het vermogen van de mens om een bijdrage te leveren aan het proces van het produceren van goederen en diensten. De kwaliteit van het beschikbare arbeidsaanbod en de beschikbaarheid van werk vormen samen dan ook een cruciale economische factor. Een gezonde economie heeft en goed functionerende arbeidsmarkt die vraag en aanbod efficiënt bij elkaar brengt. In tabel B6.15 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad arbeid. De hoogst scorende gemeente op de voorraad arbeid is Veldhoven (59%), een randgemeente van Eindhoven. Verder staan bovenin Utrecht (55%), het economische centrum van Nederland. Ook Haarlemmermeer (54%), waar de luchthaven Schiphol is gevestigd scoort hoog. Op de voorraad arbeid wordt het laagst gescoord door de gemeenten Emmen (23%), Lelystad (25%) en Kerkrade (26%). Figuur 4.7 Scores 100 gemeenten op de voorraad arbeid Voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden De ruimtelijke vestigingsvoorwaarden in een regio bepalen de mogelijkheden voor bedrijven om uit te breiden of zich te vestigen. Hierbij gaat het om zaken als de beschikbaarheid, segmentatie en kwaliteit van bedrijventerreinen en kantoorruimte. Bedrijfshuisvesting is geen directe input in het productieproces, maar is een absolute randvoorwaarde voor het goed functioneren van de regionale economie. In tabel B6.16 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden. Opvallende hoogste duurzaamheidscore op de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden wordt behaald door de Zeeuwse gemeente Terneuzen (72%). Verder scoren ook Groningen (69%) en Apeldoorn 44

45 Voorbij de lijstjes (67%) hoog. Het laagst wordt er gescoord door de Randstedelijke forensengemeenten Pijnacker-Nootdorp, Vlaardingen, Alphen aan den Rijn en Schiedam (<28%). Figuur 4.8 Score 100 gemeenten op de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Voorraad economische structuur De economische structuur geeft de mogelijkheden aan van een regio op economisch gebied. Economische structuur is een breed begrip voor de concurrentiekracht van een regio en omvat naast de aanwezigheid en kwaliteit van productiefactoren in een omgeving ook onder andere de geografische ligging. Een goede economische structuur heeft voldoende dynamiek en innovatie om economische groei te genereren maar ook conjuncturele schokken op te vangen. In tabel B6.17 staan de scores van de gemeenten op de voorraad economische structuur. Wederom scoort Terneuzen, gekenmerkt door een sterke aanwezigheid van de chemische industrie, hoog op deze voorraad (52%). Andere gemeenten met een sterke economische structuur zijn Heusden (52%) en Houten (50%). Een lage score wordt behaald door de Randstedelijke gemeenten Haarlem en Zoetermeer (beiden 33%) Voorraad infrastructuur en bereikbaarheid Een goede infrastructuur is van belang voor een gezonde regionale economie. Een regio met een goede ontsluiting is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven. Eventuele productie kan gemakkelijk vervoerd worden en bedrijven zijn snel bereikbaar voor werknemers. Daarnaast biedt een goed bereikbare regio ook de gelegenheid voor forensen om zich binnen de regio te vestigen en buiten de regio te werken. 45

46 In tabel B6.18 staan de scores van de gemeenten op de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid. Hoge duurzaamheidscores (>80%) op de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid worden gehaald door de gemeenten Rheden, Delft en Middelburg. Lage scores zijn voor Spijkenisse (22%), Veldhoven (24%) en Smallingerland (26%). Figuur 4.9 Scores 100 gemeenten op de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid Voorraad kennis De voorraad kennis gaat primair om kennis die gebruikt wordt in het productieproces. Er is een onderscheid te maken tussen embodied en disembodied knowledge. Disembodied knowledge staat voor kennis die is opgenomen in kapitaalgoederen, en embodied knowledge staat voor kennis die arbeidskrachten bezitten. Voor het op peil houden van het kennisniveau van de bedrijven en de beroepsbevolking in een gemeente is een goede kennisinfrastructuur noodzakelijk. In tabel B6.19 staan de scores van de gemeenten op de voorraad kennis. Grote steden lijken een hogere duurzaamheidscore te hebben op de voorraad kennis. Niet verwonderlijk: in grote steden zijn universiteiten en kennisintensieve bedrijven aanwezig. Utrecht, Nijmegen en Groningen scoren het hoogst, met een duurzaamheidscore van 77%. Onderaan de lijst staan meer landelijke gemeenten: Den Helder (19%), Hoogeveen (20%) en Hardenberg (20%). 46

47 Voorbij de lijstjes 4.5 Correlaties tussen de voorraadscores: meest onderling correlerende voorraad is sociale samenhang De voorraad sociale samenhang laat significante (p<0.05) correlaties zien met vijf andere voorraden: veiligheid (0.77), participatie (0.73), grondstoffen (hergebruik) (0.55), hinder en calamiteiten (0.52), en onderwijs (0.52). Sociale samenhang is daarmee een belangrijke voedingsbodem voor het hoog scoren van de andere genoemde voorraden, zoals het effectief inzamelen van afval, het voorkomen van hinder en onveilige situaties, het participeren in sociale processen. Sociale samenhang correleert ook significant met onderwijs. Er zijn nog enkele voorraden die, zij het minder frequent, met andere voorraden correleren. Zo correleert participatie ook significant met veiligheid (0.69) en onderwijs (0.62). Daarnaast zijn de voorraden veiligheid en lucht significant met elkaar gecorreleerd (0,50). De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat grootstedelijke omgevingen leiden tot minder veiligheid en meer luchtvervuiling. Wat opvalt is dat voor geen enkele economische voorraad een significante correlatie met andere voorraden is gevonden. 47

48 48

49 Voorbij de lijstjes 5 Uitkomsten op indicatorniveau De uitkomsten van de duurzaamheidscores op indicatorniveau laten zich door hun uitgebreidheid (meetwaarden van 87 indicatoren voor 100 gemeenten) lastig samenvatten in dit rapport. Anderzijds liggen de aangrijpingspunten voor het beleid in de concrete thema s die door de indicatoren in beeld worden gebracht. Daarom zal hier toch enige aandacht aan de indicatoren worden besteed maar wordt de geïnteresseerde lezer voor uitgebreide informatie over de scores per indicator van de 100 gemeenten verwezen naar de website van Telos ( In dit hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij de gemiddelde scores voor elke indicator en de spreiding daarin. Ook zal een enkel voorbeeld van grote verschillen in scores tussen de gemeenten worden toegelicht. 5.1 Indicatoren van de drie kapitalen en hun spreiding in scores Het niveau van de indicatoren is gedetailleerder dan het niveau van de voorraden. Tabellen 5.1 tot en met 5.3 geven een overzicht van de gebruikte indicatoren per kapitaal en voorraad, en de mate van spreiding in de duurzaamheidscores van de indicatoren. Indicatoren met een hoge spreiding (80% of meer) komen het meest voor bij het ecologisch kapitaal en zijn bodemsanering, mesthoeveelheid, emissie CO 2, aandeel bos en natuurlijk terrein, aandeel recreatief binnenwater, soortenrijkdom, (stads)warmte en windenergie. Bij het sociaal-cultureel kapitaal gaat het om de indicatoren rijksmonumenten, beoordeling eigen gezondheid en woningtekort. Bij het economisch kapitaal is de hoge spreiding aan de orde bij ontgroening en vergrijzing, voorraad bedrijventerreinen, en aandeel verouderde bedrijventerreinen. Het handelingsperspectief voor gemeenten is bij het ecologisch kapitaal kennelijk vaak het grootst, al zijn er binnen de beschreven groep indicatoren ook onderwerpen die sterk geografisch vastliggen zoals het aandeel bos en natuurlijk terrein, en het aandeel recreatief binnenwater. Indicatoren met een kleine spreiding (kleiner dan 50%) zijn ecologische en chemische toestand oppervlaktewater, bij het sociaal-cultureel kapitaal sociale cohesie, eenzaamheid, en opkomst gemeenteraads- en landelijke verkiezingen, en bij het economisch kapitaal werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, en investeringsniveau door bedrijven. Bij de beïnvloeding van deze onderwerpen speelt waarschijnlijk niet alleen het gemeentelijke beleid maar ook dat van bijvoorbeeld provincie en rijk een belangrijke rol. 49

50 Voorraad Bodem en grondwater Tabel 5.1 Gemiddelde scores in % per indicator en de spreiding in indicatorscores van het ecologisch kapitaal Indicator Bodemsanering Mesthoeveelheid Gemiddelde score Hoogste score Laagste score 20 1 Spreiding Emissie CO Emissie stikstofoxiden Lucht Hinder en calamiteiten Oppervlaktewater Natuur en landschap Energie en klimaat Grondstoffen Emissie fijn stof Emissie NMVOS GCN stikstofoxiden GCN NMVOS GCN fijn stof Overlast geluid Overlast stank/stof/vuil Kans op ramp Ecologische toestand Chemische toestand Tevredenheid groen in de buurt Aandeel bos en natuurlijk terrein Afstand tot openbaar groen Aandeel recreatief binnenwater Soortenrijkdom Warmte Windenergie Gasverbruik huishoudens Elektriciteitsverbruik huishoudens Energielabel woningen Huishoudelijk restafval GFT-afval Oud papier en karton Verpakkingsglas

51 Voorbij de lijstjes Voorraad Sociale samenhang Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Veiligheid Woonomgeving Onderwijs Tabel 5.2 Gemiddelde scores in % per indicator en de spreiding in indicatorscores van het sociaalcultureel kapitaal Indicator Gemiddelde score Hoogste score Laagste score Spreiding Arme huishoudens Sociale cohesie Vrijwilligers Eenzaamheid Opkomst gemeenteraadsverkiezingen Opkomst landelijke verkiezingen Langdurige werkloosheid Langdurige bijstand Podiumkunsten Rijksmonumenten Musea Onvoldoende bewegen Riskant gedrag Huisartsen Kwaliteit ziekenhuizen Afstand ziekenhuis Levensverwachting Beoordeling van eigen gezondheid Vandalisme Geweldsdelicten Vermogensdelicten Jeugdcriminaliteit Verkeersonveiligheid Onveiligheidsgevoel Woningtekort Afstand supermarkt Tevredenheid woonomgeving Tevredenheid winkels WOZ-waarde Verhuissaldo Jeugdwerkloosheid Aanbod basisscholen Aanbod voorgezet onderwijs Voortijdig schoolverlaters Onvertraagd naar diploma Eindexamencijfer Opleidingsniveau bevolking

52 Voorraad Arbeid Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Economische structuur Infrastructuur/ bereikbaarheid Kennis Tabel 5.3 Gemiddelde scores in % per indicator en de spreiding in indicatorscores van het economisch kapitaal Indicator Gemiddelde score Hoogste score Laagste score Spreiding Werkgelegenheidsfunctie Benutting arbeidspotentieel Werkloosheid Ontgroening en vergrijzing Arbeidsongeschiktheid Voorraad bedrijventerreinen Netto/bruto verhouding bedrijventerreinen Aandeel verouderd bedrijventerrein Voorraad kantoorruimte Leegstand kantoorruimte Aandeel starters Opheffingen Besteedbaar inkomen BRP per hoofd Aandeel topsectoren Investeringsniveau Ontsluiting treinstations Ontsluiting hoofdwegen Aandeel hoogopgeleiden Capaciteit WO/HBO Medium en high tech werkgelegenheid Creatieve industrie Enkele voorbeelden van indicatoren Onderstaand wordt van elk kapitaal een indicator ter illustratie gepresenteerd Risico op rampen De indicator kans op een ramp is gedefinieerd als het aandeel van het landoppervlak van een gemeente dat onder de 10-6 risicocontour valt. Een risicocontour geeft de mogelijke kans op overlijden aan van een fictief persoon. Binnen de 10-6 risicocontour heeft deze fictieve persoon een kans van één op de miljoen om te komen te overlijden als gevolg van een ongeval. De risicocontour hangt nauw samen met de opslag, verwerking en het transport van gevaarlijke stoffen. Zo kunnen installaties, opslagterminals, LPG tankstations, maar ook spoorwegen een risicocontour hebben. Het risico op een ongeluk hangt af van de aard van de activiteiten die plaatsvinden, maar ook van het aantal mensen dat in de buurt woont of werkt. De score op deze indicator heeft een sterk verband met de mate van 52

53 Voorbij de lijstjes industriële activiteiten in een gemeente. De laagste duurzaamheidscores worden gemeten bij gemeenten waar veel zware industriële installaties staan (Rotterdam, Terneuzen, Velsen, Sittard-Geleen), een grote gastransportleiding aanwezig is (Leidschendam-Voorburg) of waar (spoor)wegen liggen waar veel gevaarlijke stoffen over worden getransporteerd (Barendrecht). Niet alleen gemeenten waar industriële activiteiten plaatsvinden hebben met externe veiligheidsrisico s te maken, ook de omliggende gemeenten zijn hierbij betrokken door het transport van de stoffen. Figuur 5.1 Duurzaamheidscores op de indicator kans op ramp voor 100 gemeenten Voortgezet onderwijs Figuur 5.2 geeft de duurzaamheidscores weer voor de indicator aanbod voortgezet onderwijs. Deze indicator is gedefinieerd als het gemiddeld aantal middelbare scholen binnen vijf kilometer. Het gemiddeld aandeel middelbare scholen is sterk gecorreleerd met het gemiddeld aantal basisscholen (correlatiecoëfficiënt is 0.82), dus de scores op deze indicator kunnen ook in een bredere zin worden geïnterpreteerd als het onderwijs aanbod. De grote steden en hun randgemeenten scoren hoog op deze indicator. In deze gemeenten zijn vaak meerdere scholen gevestigd, terwijl de inwoners hier ook relatief dichtbij wonen. Grote, landelijke gemeenten, waar vaak maar een of enkele scholen gevestigd zijn, staan onderaan de lijst bij deze indicator. 53

54 Figuur 5.2 Duurzaamheidscores op de indicator voortgezet onderwijs voor 100 gemeenten High en medium tech werkgelegenheid De duurzaamheidscores op de indicator high en medium tech werkgelegenheid zijn in figuur 5.3 weer gegeven. Deze indicator is gedefinieerd als het aandeel banen in de high en medium tech sector ten opzichte van het totaal aantal banen. In tegenstelling tot low tech (vervaardiging van basis producten, zoals kunststoffen en kleding) staat high en medium tech voor de vervaardiging van chemische producten, machines en apparaten. Daarbij worden meer geavanceerde technologieën gebruikt en is meer geschoold personeel vereist. De high tech industrie is ook een van de negen aangewezen topsectoren, waar de overheid sterk op inzet. Een twintigtal gemeenten scoren tussen de 75% en 78% op deze indicator. Daarna gaan de scores snel omlaag, en zijn er ook gemeenten waar de high en medium tech sector nauwelijks een aandeel in de werkgelegenheid heeft. 54

55 Voorbij de lijstjes Figuur 5.3 Duurzaamheidscores op de indicator high en medium tech werkgelegenheid voor 100 gemeenten 5.3 Correlaties tussen indicatoren, arme huishoudens heeft meeste correlaties Op basis van de duurzaamheidscores voor de indicatoren kunnen enkele onderlinge correlaties worden vastgesteld. Correlaties tussen indicatoren van een zelfde kapitaal zijn meestal weinig verrassend en al langer bekend, maar correlaties die over de kapitaalgrenzen heen gaan zijn vanuit duurzaamheid oogpunt extra interessant. 55

56 Tabel 5.4 Significante (p<0.05) correlaties tussen de 87 indicatoren Indicator Totaal aantal significante waarvan correlaties Ecologisch Sociaal-cultureel Economisch Sociaal-cultureel kapitaal Arme huishoudens Langdurige bijstand Levensverwachting Vermogensdelicten Langdurige werkloosheid WOZ-waarde Aanbod voortgezet onderwijs Sociale cohesie Economisch kapitaal Werkloosheid Besteedbaar inkomen 4 4 Ecologisch kapitaal Emissie CO Tabel 5.4 laat zien dat onderlinge correlaties vooral tussen de sociaal-culturele indicatoren voorkomen evenals met een aantal economische indicatoren. Het meest sterk met andere indicatoren correlerend zijn arme huishoudens en langdurige bijstand. Naarmate de duurzaamheidscores voor arme huishoudens lager zijn is er meer langdurige bijstand (0.91), een lager besteedbaar inkomen (0.86), een lagere levensverwachting (0.78), een hoger gas- en elektriciteitsverbruik van huishoudens (0.30 en 0.69), meer werkloosheid (0.77) en langdurige werkloosheid (0.74) en zijn er meer vermogensdelicten (0.68). Ook is uiteraard de gemiddelde WOZwaarde van de woningen lager bij een lagere duurzaamheidscore voor arme huishoudens (0.76). De scores op vermogensdelicten zijn sterk gecorreleerd met de duurzaamheidscores op vandalisme (0.84), geweldsdelicten (0.82) en jeugdcriminaliteit (0.67). De scores voor levensverwachting zijn hoger in steden met een hogere WOZwaarde van de woningen (0.69) en met een hoger besteedbaar inkomen (0,80). De hogere duurzaamheidscore van het aanbod voortgezet onderwijs correleert significant met die van aanbod basisonderwijs (0.82), beschikbaarheid huisartsen (0.86) en het elektriciteitsverbruik van huishoudens (0.65). Dat wil zeggen dat vaker gebruik maken van voortgezet onderwijs samengaat met minder elektriciteitsverbruik van het huishouden. Significante correlaties met scores van de ecologische indicatoren komen veel minder frequent voor. Binnen het ecologisch kapitaal is de CO 2 emissie een 56

57 Voorbij de lijstjes belangrijke indicator voor andere emissies naar de lucht van bijvoorbeeld stikstofoxiden (0.90) en fijn stof (0.71). 5.4 Samenvatting Bovenstaande resultaten tonen dat spreiding een interessante invalshoek biedt om verschillen en mogelijke oorzaken van verschillen tussen gemeenten op indicator niveau op het spoor te komen. En in het geografisch kleine Nederland zijn er toch behoorlijk grote verschillen tussen gemeenten aanwezig. Deze liggen minder in conjunctuur gevoelige aspecten maar vooral in geografische (bv. beschikbaarheid oppervlaktewater voor recreatief gebruik) en door lokale politiek beïnvloedbare aspecten (bv wel of geen windenergie of stadswarmte). Bij het vergelijken van gemeenten bieden deze verschillen in scores op indicatoren en hun gevoeligheid voor lokaal beleid een belangrijk referentiekader voor nader onderzoek of beleid door gemeenten dan wel door overheden op hogere schaalniveaus effectief kan zijn. Ook blijken er statistisch significante verbanden tussen een aantal indicatoren, waarbij er vooral correlaties zijn gevonden met de sociale indicatoren arme huishoudens, langdurige bijstand, levensverwachting en vermogensdelicten. 57

58 58

59 Voorbij de lijstjes 6 Factoren die de duurzaamheidscore van gemeenten beïnvloeden 6.1 Het belang van factoren die duurzaamheid van de gemeente beïnvloeden Een van de aanleidingen voor het onderzoek naar de duurzaamheidscore van de 100 gemeenten is de vraag of de duurzaamheidscore kan worden verklaard aan de hand van algemene kenmerken van een gemeente. Zijn steden minder duurzaam naarmate ze groter zijn, een lager opgeleide bevolking kennen, de last van een industrieel verleden met zich mee dragen, etc.? Wanneer meer inzicht in dergelijke factoren wordt verkregen, kan ook een toegespitst beleidsperspectief voor het besturen van de betreffende gemeenten worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk wordt daarom stilgestaan bij dergelijke generieke verklarende factoren voor de duurzaamheidscore van een gemeente. In het volgende hoofdstuk zullen meer specifieke karakteristieken van gemeenten worden verkend. 6.2 Factoren die samenhangen met stedelijke duurzaamheid In het onderzoek zijn op basis van de hiervoor gepresenteerde uitkomsten een aantal mogelijke verklarende factoren voor de duurzaamheidscore van gemeenten beoordeeld. Voorbeelden hiervan zijn: bevolkingsomvang, adressendichtheid, percentage allochtonen, percentage ouderen, universiteitsstad, percentage HBO en WO studenten, percentage SGP stemmende bevolking, aandeel agrarisch terrein, aandeel sociale huursector, aandeel koopwoningen op totale woningvoorraad, aandeel vooroorlogse woningen, aandeel bevolking met hoog inkomen, aantal banen in dienstverlening, aantal banen in de industrie, landoppervlak per inwoner, etc. Met behulp van regressie analyse is nagegaan welke van deze factoren een statistisch significante correlatie hebben met de duurzaamheidscore van een gemeente. Eerst zullen er enkele resultaten op het niveau van de kapitalen worden gepresenteerd. Voor de score van het ecologisch kapitaal zijn er statistisch significante negatieve correlaties (p<0.05) met factoren zoals adressendichtheid, aandeel agrarisch terrein, omvang woning voorraad van voor 1970, het aandeel banen in de industrie en het al dan niet zijn van een oude industriestad. Bij het sociaal- 59

60 cultureel kapitaal zijn er statistisch significant positieve correlaties met het aandeel van de Gereformeerde bevolkingsgroep, het aandeel vooroorlogse woningen en hoge inkomens; en significant negatieve correlaties met bevolkingsomvang, omvang sociale huursector en het zijn van een oude industriestad. Voor het economisch kapitaal zijn er statistisch significant positieve correlaties met het aandeel vooroorlogse woningen en het zijn van een universiteitsstad; en een significant negatieve correlatie met het aandeel 65-plussers in de bevolking. In tabel 6.1 is het totaal resultaat voor de factoren die de duurzaamheidscore significant beïnvloeden weergegeven. Het betreft de volgende zeven factoren: inwoneraantal, percentage ouderen, aandeel SGP stemmers, aandeel vooroorlogse woningen, het zijn van een oude industriestad, aandeel inwoners met hoog inkomen 11, en het aandeel van de sociale huursector. De combinatie van deze zeven factoren verklaart 38% van de variatie in duurzaamheidscores. Tabel 6.1 Factoren die de duurzaamheidscore van een gemeente bepalen Factor Inwonersaantal (x 1000) % 65-plussers van totaal Wel/niet >5% SGP-stemmers Aandeel woningen van vóór 1945 Wel/niet oude industriestad Aandeel hoog inkomen Aandeel sociale huursector Bijdrage aan duurzaamheidscore (% verandering score/eenheid variatie van de factor) Significantie p<0.01 p<0.01 p<0.01 p<0.01 p<0.05 p<0.1 p<0.1 Bovenstaande analyse indiceert dat de groei van een gemeente met 100,000 inwoners samengaat met een daling in duurzaamheidscore van ruim 1 %. En dat een toename van het aantal 65-plussers samengaat met een daling van de duurzaamheidscore. Ook betekent het afnemen van het aantal SGP stemmers een daling van de duurzaamheidscore. Wanneer het percentage vooroorlogse woningen afneemt, daalt de duurzaamheidscore eveneens. Of een gemeente al dan niet oude industriestad is maakt een verschil uit van enkele procenten in de duurzaamheidscore. En een stijging van de groep personen met een hoog inkomen heeft een opwaartse invloed op de duurzaamheidscore. Een stijging in het aandeel van de sociale huursector doet de duurzaamheidscore dalen. Deze correlaties geven een indruk van de invloed van veranderingen in deze factoren op de totaalscore van de duurzaamheid. Een nadere analyse van de invloed van hogere inkomens (meer dan 46,500 /jaar), zoals getoond in tabel 6.2, laat zien dat hogere inkomens niet op alle duurzaamheidscores van indicatoren een positieve uitwerking hebben. Positieve correlaties zijn er met de duurzaamheidscore voor de WOZ-waarde van de 11 Het CBS houdt hierbij op national niveau aan de hoogste 20% inkomens. In absolute getallen is de grens meer dan 41,300 voor individuele hoge inkomens. Dit gaat om het persoonlijk inkomen, waarbij inkomen uit arbeid, eigen onderneming, sociale uitkeringen (m.u.v. kinderbijslag) en eventuele uitkeringen uit verzekeringen zijn meegeteld. 60

61 Voorbij de lijstjes woningen, de levensverwachting, criminaliteit en vandalisme. Daarentegen is er een groter onveiligheidsgevoel, zijn er minder startende ondernemers en is er een hoger elektriciteitsgebruik in de huishoudens. Tabel 6.2 Overzicht van de positieve en negatieve (significante p<0.05) correlaties van aandeel huishoudens met hoge inkomens (CBS definitie) met de duurzaamheidscores van individuele indicatoren Indicator Besteedbaar inkomen WOZ-waarde Levensverwachting Vermogensdelicten Aandeel starters Geweldscriminaliteit Vandalisme Elektr. verbruik huishoudens Jeugdcriminaliteit Onveiligheidsgevoel Correlatie duurzaamheidscore indicator en huishoudens met hoge inkomens De in tabel 6.1 beschreven factoren zijn vanuit beleidsoogpunt vaak niet gemakkelijk te beïnvloeden. Daarbij moet ook gerealiseerd worden dat het niet altijd het door de factor vertegenwoordigde aspect is (bijvoorbeeld het aandeel van de vooroorlogse woningvoorraad) maar een complex van daaraan gerelateerde factoren (bijvoorbeeld een aantrekkelijke historische stadskern, met grote sociale samenhang, etc.) die het effect op de duurzaamheidscore veroorzaakt. De gerelateerde aspecten zijn mogelijk wel te beïnvloeden door een gemeentebestuur of een op groter schaalniveau opererende overheid. 6.3 Betekenis van de uitkomsten voor het beleid van de verschillende overheden De hiervoor gepresenteerde uitkomsten vestigen de aandacht op een aantal sociaal-economische factoren zoals het percentage 65-plussers en de omvang van de traditioneel christelijke bevolkingsgroep, die de hoogte van de duurzaamheidscore van gemeenten sterk beïnvloeden. Ook de conclusies van hoofdstuk 5 tenderen in deze richting. Dit roept de vraag op of de vaak gegeven accenten op investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur wel het vanuit duurzaamheid beoogde effect sorteren. Uit de tot nu toe besproken analyses komen vooral de op sociale samenhang gerichte indicatoren als belangrijke beleidsterreinen voor het ontwikkelen van gemeentelijke duurzaamheid naar voren. 61

62 62

63 Voorbij de lijstjes 7 Typologieën van steden en hun kenmerkende verhaal In de voorgaande hoofdstukken is een generieke analyse van de duurzaamheidscores van 100 gemeenten gemaakt. Hieruit zijn een reeks van lijsten voortgekomen die de gemeenten ranken op kapitalen, voorraden en indicatoren. Ook is gekeken naar verklarende factoren voor deze algemene uitkomsten. Deze lijsten met steden zijn echter slechts het begin van een werkelijke analyse van het ontwikkelingspad richting meer duurzaamheid dat individuele gemeenten gaan. Dit onderzoek beoogt daarom te komen tot meer maatwerk voor individuele gemeenten. Daartoe wordt door Telos een typologie van Nederlandse gemeenten onderscheiden, zoals oude industriesteden, krimp steden, agrarische steden, etc. Gemeenten zullen tot één of meerdere typen steden behoren die bepalend zijn als referentiekader indien een gemeente zich wil benchmarken. De uitkomst van een benchmarkanalyse kan aanleiding vormen tot de vraag hoe de gemeente haar eigen ontwikkelvermogen effectiever kan aanspreken. Welke specifieke kansen en opgaven heeft de gemeente? En door welke andere gemeenten wil men zich laten inspireren? Om die vragen te beantwoorden is het relevant om een specifiek duurzaamheidportret van de gemeente te maken, waarbij benchmarkgemeenten worden gekozen die bijvoorbeeld een zelfde verleden hebben, of zich in eenzelfde situatie bevinden, dan wel een vergelijkbare ambitie naar de toekomst hebben. Op basis van een dergelijk duurzaamheidsportret van de gemeente kan de eigen beleidsagenda worden geformuleerd. De bouwstenen voor een typologie van steden worden in dit hoofdstuk, op basis van de hiervoor beschreven analyses van de 100 grootste steden van Nederland, gepresenteerd. 7.1 Algemene typologie van gemeenten Er wordt al lange tijd gezocht naar typologieën van steden die de essentie van hun overeenkomsten en verschillen beschrijven en de manier om daar invloed op uit te oefenen. 12 Veel van deze typologieën zijn gericht op grote steden die de 12 Musterd, S,, W. Ostendorf, (eds),2013, Urban segregation and the welfare state: Inequality and exclusion in western cities, Routledge. 63

64 gevolgen van de geglobaliseerde economie ondervinden of waar antwoorden op vraagstukken zoals segregatie worden gezocht. Er is zodoende een rijke variatie aan benaderingen ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden een aantal typologieën van steden onderscheiden die meer ruimte laten voor kleinschaliger onderscheid. De hier onderscheiden 10 typen gemeenten zullen naar verwachting gepaard gaan met een aantal karakteristieke kenmerken in de Nederlandse context. Elk type zal zich naar verwachting bovendien in meerdere opzichten onderscheiden van andere typen. Deze typen dragen een theoretisch karakter. Weinig steden of gemeenten zullen uitsluitend door één type gekarakteriseerd worden. In de praktijk zal een gemeente veelal te maken hebben met een combinatie van typen. Maar door de typen theoretisch van elkaar te onderscheiden, kan het mogelijk worden de aard van duurzaamheidstekorten en -kansen in beeld te krijgen en de daarmee gepaard gaande duurzame ontwikkelingsopgaven zichtbaar te maken. Of deze gedachtegang in de praktijk ook bewaarheid wordt, zal in dit hoofdstuk worden uitgewerkt op basis van het verzamelde gegevensbestand. In de volgende paragrafen zullen kenmerken van elk onderscheiden type in detail worden beschreven. In totaal worden in deze studie 10 typen benoemd. Voor een deel volgen de onderscheiden 10 typen gemeenten de historische ontwikkelingen die gemeenten in Nederland hebben doorgemaakt. Zo onderscheiden we historische gemeenten, die het verleden nog steeds zichtbaar met zich meedragen, en agrarische gemeenten, die in sociaal-economische zin nog sterk met het dominante landbouwverleden zijn verbonden. Ook zijn er oude industriesteden waar de grootschalige industrialisatie in havengebieden, de mijnbouw en bijvoorbeeld de textiel de gemeenten tekent, al zijn zij nu op zoek naar een andere identiteit. Ook zijn, ondanks de kleinschaligheid van Nederland, nog gemeenten aanwezig die een centrumfunctie vervullen naar de omliggende regio. Tweede helft 20 ste eeuw is verder het onderscheid tussen slaap- en werksteden van belang geworden om de verschillende duurzaamheidsuitdagingen te kunnen duiden. Recent is na de decennia van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog naast het fenomeen van groeisteden ook dat van krimpsteden zijn intrede gaan doen, door de stabilisatie van de bevolkingsomvang in regio s en de blijvende trek naar de Randstad. In sommige gevallen is echter een stormachtige groei door planning gecreëerd waaruit het ook in het buitenland bekende verschijnsel van de New Towns is voortgekomen. Welke gemeenten zich kwalificeren voor deze typologie zal onderstaand per type worden uitgewerkt. Er is voor elk type gemeente een objectief criterium gehanteerd op basis waarvan kan worden bepaald of een gemeente in een categorie valt of niet. Tabel 7.1 geeft aan hoeveel van de 100 gemeenten op basis van de later te presenteren criteria onder een bepaald type valt en welke mate van overlap daarbij optreedt. Sassen S., 2012, Cities in a World Economy, 4e druk, Sage; Van Winden, W., L. Van den Berg, P Pol, 2007, European cities in the knowledge economy: towards a typology, Urban Studies, 44 (3), ; Reese, L. A., 2006, Do we really need another typology? Clusters of local economic development strategies, Economic Development Quarterly, 20(4), Taylor, P., M. Hoyler, 2000, The spatial order of European cities under conditions of contemporary globalization, Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 91 (2), Atchley, R.C., 1967, A size-function typology of cities, Demography, 4 (2),

65 Oude industriestad Historische stad Groene stad Agrarisch New Town Slaapstad Werkstad Krimpstad Groeistad Centrumstad Voorbij de lijstjes Tabel 7.1 Verdeling van de 100 gemeenten over de 10 gekozen typen Oude industriestad Historische stad Groene stad Agrarisch New Town Slaapstad Werkstad Krimpstad Groeistad 20 6 Centrumstad 21 > sluit elkaar uit per definitie Tabel 7.1 laat zien dat in de categorie oude industriesteden zoals Rotterdam, Tilburg en Enschede, sommige vertegenwoordigers tegenwoordig ook werkstad zijn en anderen zich als krimpstad voordoen. De historische stad, zoals Utrecht, Zutphen en Zwolle, kan zich op vele verschillende manieren hebben ontwikkeld, bijvoorbeeld tot groene stad, werkstad, of groeistad, maar regelmatig ook tot krimpstad. Agrarische gemeenten, zoals Kampen, Smallingerland en Westland, hebben soms het lot van slaapstad gekregen, waar burgers wel graag wonen maar niet werken. De New Towns, zoals Almere, Zoetermeer en Houten, zijn vaak slaapsteden en groeisteden tegelijk. Krimpsteden, zoals Den Helder, Emmen en Kerkrade, hebben vaak tegelijk een identiteit die met de historische of oude industriële stad is verbonden. Met de gedefinieerde typen zijn 97 van de 100 gemeenten bij één of meerdere typen ingedeeld. De gemeenten die hiermee niet konden worden ondergebracht, omdat ze onder geen van de gehanteerde criteria vallen, zijn Amstelveen, Waalwijk en Zwijndrecht. Zij zouden gekarakteriseerd kunnen worden als atypische steden, omdat zij aan geen van de toegepaste criteria voldoen. Onderstaand zal uitgebreider bij de criteria voor elk van de tien typen gemeenten worden stilgestaan en bij de kenmerkende beleidsopgaven die met een dergelijk type zijn verbonden. 7.2 Agrarische gemeente De agrarische gemeente is gedefinieerd als een gemeente waar meer dan 70% van het oppervlak wordt gebruikt voor landbouw. Er zijn 18 gemeenten die dit kenmerk dragen: Berkelland, Emmen, Hardenberg, Heerenveen, Hollands Kroon, Hoogeveen, Houten, Kampen, Lingewaard, Noordoostpolder, Overbetuwe, Peel en Maas, Smallingerland, Stichtse Vecht, Súdwest Fryslân, Terneuzen, Westland 65

66 en Woerden. Er doen zich zes slaapsteden en vijf krimpsteden in deze groep voor, maar ook drie New Towns. De agrarische gemeente onderscheidt zich op statistisch significante wijze (p<0.05) van de groep van 100 steden door lagere prestaties op het gebied van energie en klimaat, maar betere bij afvalhergebruik. Ook treden er minder problemen op bij sociale samenhang, participatie, en gezondheid. De agrarische gemeente heeft echter juist grotere problemen bij veiligheid, infrastructuur en bereikbaarheid, en bij kennis. 7.3 Centrumgemeente De centrumgemeente is gedefinieerd als een gemeente waarbij meer dan 40% van de inwoners van het betreffende COROP-gebied in de gemeente woont. Er zijn 21 centrumgemeenten in de onderzochte groep van 100 steden: Alkmaar, Almere, Amsterdam, Assen, Breda, Deventer, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Hilversum, Hoogeveen, Leeuwarden, Rotterdam, s-gravenhage, Terneuzen, Tilburg, Utrecht, Venlo en Zwolle. Er is regelmatig een samenloop met o.a. de volgende andere typen: historische stad, werkstad en groeistad. De centrumgemeente onderscheid zich significant van de groep van 100 steden door een lagere score op bodem en grondwater, lucht, grond(afval)stoffen, sociale samenhang, participatie, veiligheid, en onderwijs. Maar op de volgende thema s scoort de centrumgemeente beter dan de totale groep steden: natuur en landschap, energie en klimaat, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en kennis. 7.4 Groeigemeente De groep van groeigemeenten is gedefinieerd als gemeenten die naar verwachting een meer dan 15% grotere bevolking hebben in In totaal vallen binnen de 100 steden 20 steden binnen deze groep: Almere, Amersfoort, Assen, Barneveld, Breda, Delft, Gouda, Haarlemmermeer, Heerhugowaard, Katwijk, Lansingerland, Lelystad, Middelburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Tilburg, Utrecht, Westland, Zaanstad en Zwolle. De groeigemeente gaat regelmatig samen met de New Town, de werkstad, de groene stad en de centrumstad. Kenmerkend voor de groeigemeente is dat deze significant minder geluid, stank en externe veiligheidsproblemen kent, beter scoort op energie en klimaat, en beter scoort op woonomgeving, onderwijs en arbeid. 7.5 Groene gemeente Tot de groene gemeenten worden gerekend gemeenten met meer dan 15% landoppervlakte aan bos en natuur. Er behoren 25 gemeenten tot deze groep: Almere, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Barneveld, Bergen op Zoom, Dordrecht, Ede, Enschede, Harderwijk, Helmond, Heusden, Hilversum, Katwijk, Lelystad, Oosterhout, Peel en Maas, Rheden, Soest, Steenwijkerland, Tilburg, Utrechtse 66

67 Voorbij de lijstjes Heuvelrij, Velzen, Weert en Zeist. De groene gemeente gaat regelmatig samen met onder andere de werkgemeente en de groeigemeente. De groene gemeente kent significant minder geluid/stank/externe veiligheidsproblemen, en scoort hoger dan de totale groep van 100 gemeenten op natuur en landschap en op hergebruik van grond(afval)stoffen. Er zijn geen voorraden die in de groene gemeente negatief afsteken ten opzichte van het totaal van de onderzochte groep. 7.6 Historische gemeente Het criterium om als een historische gemeente getypeerd te worden is dat meer dan 7% van de woningen in de voorraad van vóór 1905 dateert. Er zijn 26 gemeenten die aan dit criterium voldoen: Amsterdam, Arnhem, De Ronde Venen, Delft, Gouda, Groningen, Haarlem, Hilversum, Hollands Kroon, Kampen, Leiden, Maastricht, Medemblik, Middelburg, Rheden, Roermond, Rotterdam, Schiedam, s-gravenhage, Steenwijkerland, Súdwest Fryslân, Terneuzen, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Zutphen en Zwolle. Negen van deze gemeenten hebben net als vroeger nog altijd een centrum functie, maar de meesten hebben zich ook in de richting van andere typen ontwikkeld. De historische gemeente onderscheidt zich op statistisch significante wijze van de totale groep van 100 gemeenten (p<0.05) door een hoger niveau van kunst en cultuur voorzieningen en een betere score op de voorraad kennis. 7.7 Krimpgemeente De andere kant van de medaille van de groeigemeenten wordt bij de krimpgemeenten aangetroffen. Daarbij is het criterium dat wordt verwacht dat het huidige aantal inwoners groter is dan het aantal dat in 2040 wordt voorzien. Tot deze groep gemeenten behoren 18 gemeenten: Berkelland, Den Helder, Doetinchem, Emmen, Heerlen, Kerkrade, Medemblik, Nieuwegein, Peel en Maas, Roosendaal, Schiedam, Sittard-Geleen, Spijkenisse, Steenwijkerland, Súdwest Fryslân, Terneuzen, Utrechtse Heuvelrug en Venlo. Krimpgemeenten zijn ook vaak historische stad, oude industriestad of agrarische gemeente. De krimpgemeente wijkt van de totale groep af doordat er significant lager wordt gescoord op gezondheid, woonomgeving, onderwijs, arbeid en op kennis. 7.8 New Town De groep van New Towns is in deze studie gedefinieerd als gemeenten waar minder dan 30% van de woningvoorraad voor 1970 is gebouwd, een criterium dat markeert dat de gemeente recentelijk is ontwikkeld. Van de 100 gemeenten behoren er 22 tot deze groep: Almere, Alphen aan de Rijn, Assen, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Haarlemmermeer, Harderwijk, Heerhugowaard, Helmond, Hoorn, Houten, Lansingerland, Lelystad, Lingewaard, Nieuwegein, Pijnacker- 67

68 Nootdorp, Purmerend, Spijkenisse, Veenendaal, Veldhoven, Woerden, Zoetermeer. New Towns zijn vaak tegelijk slaapstad en groeistad. New Towns wijken statistisch significant van de totale groep steden af doordat zij weinig bodem en grondwater problemen hebben, schonere lucht, hoger scoren op energie en klimaat, op participatie, en op onderwijs. Maar er zijn ook thema s waar deze New Towns het minder goed doen dan het gemiddelde van de onderzochte 100 steden: kust en cultuur, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden, en kennis. 7.9 Oude industriegemeente De oude industriegemeente wordt in deze studie gekenmerkt doordat meer dan 30% van de beroepsbevolking in 1930 werkzaam was in de industrie of mijnbouw. Een totaal van 17 gemeenten behoort tot deze groep. Dit zijn Almelo, Eindhoven, Emmen, Enschede, Heerlen, Helmond, Hengelo, Kerkrade, Oss, Rotterdam, Schiedam, Sittard-Gellen, Tilburg, Veenendaal, Vlissingen en Zaanstad. Er doen zich zes werksteden, vijf krimp- en vijf centrumsteden voor in deze groep, maar ook drie groene steden. De oude industriegemeente draagt een aantal specifieke kenmerken. Ten opzichte van de groep van 100 gemeenten is er een statistisch significante (p<0.05) lagere score bij een reeks van voorraden waar geen positief scorende voorraden ten opzichte van de groep van 100 steden tegenover staan. De lage scores gelden voor de voorraden lucht, geluid/stand/externe veiligheid, de voorraad sociale samenhang, en de voorraden participatie, gezondheid, woonomgeving, onderwijs en arbeid. De oude industriegemeente moet daarmee opboksen tegen een veelkoppige onduurzame erfenis uit het verleden, met weinig pluspunten. Dit type gemeente moet zichzelf opnieuw uitvinden Slaapgemeente De slaapgemeente is de keerzijde van de werkgemeente. Hier is de hoeveelheid banen 86 % of minder dan de omvang van de beroepsbevolking. Een deel van de beroepsbevolking moet de gemeente verlaten om elders werk te vinden. Tot dit type gemeenten behoren 21 gemeenten: Almere, Alphen aan de Rijn, De Ronde Venen, Hardenberg, Heusden, Hollands Kroon, Katwijk, Kerkrade, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Lingewaard, Overbetuwe, Peel en Maas, Pijnacker- Nootdorp, Purmerend, Spijkenisse, Steenwijkerland, Stichtse Vecht, Vlaardingen, Vlissingen en Zoetermeer. De slaapgemeente gaat nogal eens samen met New Towns, agrarische gemeenten of groene gemeenten. De slaapgemeente wijkt significant af van de groep van 100 steden doordat deze hoger scoren op twee voorraden van het sociaal-cultureel kapitaal: participatie en veiligheid, maar logischerwijs lager op onderdelen van het economisch kapitaal, te weten de voorraden ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en kennis. 68

69 Voorbij de lijstjes 7.11 Werkgemeente Het kenmerk van de werkgemeente is dat de werkgelegenheidsfunctie meer dan 120 scoort wat wil zeggen dat er 20% of meer banen zijn dan de omvang van de beroepsbevolking. Tot dit type gemeenten behoren Almelo, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Barneveld, Doetinchem, Ede, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlemmermeer, Heerenveen, Heerlen, Hengelo, Leeuwarden, Maastricht, Nieuwegein, Nijmegen, Rijswijk, Roermond, s-hertogenbosch, Sittard-Geleen, Utrecht, Veldhoven, Venlo, Weert, Westland, Zeist en Zwolle. De werkgemeente gaat regelmatig samen met de historische en de groene gemeente. De statistische analyse laat zien dat de werkgemeente op de volgende voorraden significant beter scoort dan het gemiddelde van de 100 gemeenten: oppervlaktewater, arbeid, vestigingsvoorwaarden en kennis. Anderzijds scoort de werkgemeente significant lager op de voorraden lucht, participatie en veiligheid Nadere karakterisering van de gemeentelijke typologie Voor het onderscheiden van de typen steden is, zoals hiervoor beschreven, een drempelwaarde voor een criterium aangehouden. Uiteraard is in werkelijkheid het onderscheid niet zo zwart wit als de drempelwaarde suggereert. Een gemeente heeft meestal ook kenmerken van andere typen steden in zich al wordt de drempelwaarde van het criterium niet overschrijden. Wanneer een gedetailleerd duurzaamheidportret van een gemeente wordt gemaakt kan hier beter rekening mee worden gehouden. Tabel 7.2 illustreert de score op alle tien de criteria van de typologie voor Spijkenisse en Houten. Tabel 7.2 Voorbeelden van typologiescores Gemeente typologie Agrarisch Centrum Groei Groene Historische Krimp New Town Oude industrie Slaap Werk Spijkenisse Gemeente Houten De typologiescore is als volgt opgebouwd: Een stad die exact de drempelwaarde voor een type scoort, krijgt de score nul. Dat betekent dat een gemeente die bij een type hoort op dat type positief scoort, en een gemeente die niet bij een type hoort een negatieve score krijgt. De scores vallen binnen -100 (absoluut geen overeenkomst met het type omdat 0 op het criterium wordt gescoord) tot

70 (komt helemaal overeen met het type waarbij 100% is toegewezen aan de hoogst scorende gemeente op dit criterium), dus de scores laten de afstand tot de drempelwaarde in positieve of negatieve zin zien. De gemeente die het best binnen een typologie past (hoogste waarde op de indicator van de typologie) scoort +100, de gemeente die het slechts binnen de typologie past (laagste waarde op de indicator van de typologie) krijgt Spijkenisse scoort in dit voorbeeld +100 als slaapgemeente en -100 als werkgemeente. In deze twee typen ligt ook het grootste onderscheid tussen de gemeenten Houten en Spijkenisse Samenvatting van de kenmerken van stedelijke typen en hun beleidsuitdagingen richting duurzaamheid In tabel 7.3 is een overzicht gegeven van de correlaties tussen het behoren tot een bepaald type stad en de invloed op de score op duurzaamheid en op de drie kapitalen. Tabel 7.3 Uitkomst regressie analyse tussen behoren tot een gemeentetype, de scores van de kapitalen en de totale duurzaamheid (n=100) (*=p<0,05 en **=p<0,01) Type gemeente Totale score duurzaamheid Score ecologisch kapitaal Score sociaalcultureel kapitaal Score economisch kapitaal Agrarisch Centrum Groei Groen Historisch Krimp New Town Oude industrie Slaap Werk ** ** , * ** ** * ** * ** ** Constante R ** ** ** ** 0.40 Tabel 7.3 laat zien dat sommige typen steden duidelijke eigen problemen en kansen hebben. Zo zijn lagere duurzaamheidscores vooral verbonden met twee typen gemeenten: oude industriegemeenten en krimpgemeenten. Gemeenten waar deze typen samen gaan scoren gemiddeld 5.5% lager op duurzaamheid dan de andere steden. De oude industriegemeente kent vooral problemen op het vlak van het sociaal-cultureel kapitaal, terwijl bij de krimpgemeente de economische problematiek er nog meer uit springt dan de ook problematische sociaal-culturele aspecten. Hun gemeentebesturen staan voor extra moeilijke opgaven van niet alleen het vinden van een nieuwe identiteit van de stad, maar ook van het vinden van nieuwe economische dragers en het intussen oplossen van de meest intensieve problemen die in het sociale, maar ook het ecologisch kapitaal liggen. Extra steun vanuit hogere overheidsorganen bij het realiseren van deze opgaven lijkt gerechtvaardigd. 70

71 Voorbij de lijstjes De centrumgemeente kampt met sociaal-culture problemen, maar daar staat tegenover dat zich in deze gemeenten extra economische kansen voordoen. De New Towns zijn niet zonder problemen maar deze komen toch minder pregnant naar voren. Daarnaast is er ten aanzien van het ecologisch kapitaal vaak een bijzonder gunstige situatie. Tenslotte springt er nog uit dat bij werkgemeenten, zoals zou mogen worden verwacht, een hoge score van het economisch kapitaal is te vinden. Bij de andere typen gemeenten zijn de relaties minder scherp omlijnd. Kennis van de typologie van een gemeente kan dus al veel inzicht geven in de kansen en problemen waar een gemeentebestuur zich voor ziet gesteld. 71

72 72

73 Voorbij de lijstjes 8 Conclusies Het welvarende Nederland met zijn intensieve industriële verleden heeft een landschap aan gemeenten opgeleverd dat rijk is geschakeerd. Er zijn dan ook behoorlijke verschillen in duurzaamheidscores tussen gemeenten te vinden. Kennis van de eigen ontwikkelingsdynamiek van een gemeente geeft inzicht in de kansen en problemen waar een gemeente zich voor ziet gesteld en met welke collega gemeenten men zich dan het beste kan benchmarken. Door ook rekening te houden met verschillen in ontwikkelingstypologie tussen steden kan het gemeentebestuur informatievoorziening als sturingsinstrument inzetten. In dit kader worden onderstaand de belangrijkste lessen uit het hiervoor gepresenteerde onderzoek besproken. 8.1 Gemeenten scoren sterk verschillend op duurzaamheid: Houten (58%) en Spijkenisse (39%) In deze studie zijn de 100 onderzochte gemeenten ingedeeld in 20 klassen van elk vijf steden. De hoogste klasse heeft circa 58-54% van het duurzaamheiddoel bereikt. Dit betreft de gemeenten Houten, Middelburg, Katwijk, Hilversum en Hengelo. Tot de laagst scorende groep gemeenten, waarbij 39-42% van het duurzaamheiddoel is bereikt, behoort Spijkenisse, Sittard-Geleen, Emmen, Schiedam en Rotterdam, die doorgaans een sterk industrieel verleden hebben. Bij het ecologisch kapitaal behoren Lelystad, Almere en Zutphen (64%), gevolgd door Houten (62 %) en Katwijk (61%) tot de hoogste klasse. Een aantal gemeenten in deze groep heeft pas recent een grote groei gekend en zo bijvoorbeeld nog niet vervuilde grond in gebruik genomen. Tot de laagst scorende groep op het ecologisch kapitaal behoort Rotterdam (40%), Amsterdam, Sittard-Geleen, Zaanstad (41%) en Roosendaal (42%), gemeenten waar zware industrie een belangrijke rol heeft gespeeld. Gebieden met een lagere graad van stedelijkheid kenmerken zich over het algemeen door sterkere sociale verbanden en een hechtere gemeenschap. De hoogste klasse bij het sociaal-cultureel kapitaal wordt gevormd door Kampen en Houten (61%), Katwijk (60%), Lansingerland en Amstelveen (59%). Kampen en Katwijk, staan bekend om hun christelijke gemeenschap. De sterke aanwezigheid van deze religie leidt blijkbaar in deze gemeenten ook tot een sterke sociale gemeenschap. Onderin de lijst zijn relatief grote en Limburgse steden te vinden. De laagste klasse voor het sociaal-cultureel kapitaal wordt gevormd door Lelystad 73

74 (35%), Heerlen, Rotterdam, Kerkrade (36%) en Sittard-Geleen (37%). Tegenover de relatief goede voorzieningen in de grote steden en de hogere scores op het gebied van kunst en cultuur, staat een relatief grote onveiligheid en een lagere sociale samenhang. Binnen het economisch kapitaal staat het functioneren van de regionale economie centraal. In termen van het economisch kapitaal scoren Groningen (62%), Utrecht en Delft (57 %), Amsterdam (55%) en Arnhem (54 %) het hoogst. Het laagst scoren Spijkenisse (29%), Medemblik (33%), Rijswijk, Ridderkerk en Smallingerland (34%). Grote steden hebben binnen dit kapitaal een sterkere positie. De drie kapitalen zijn niet altijd in balans. Lelystad scoort de grootste onbalans met een verschil tussen ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal van 29%. Het meest in balans zijn Deventer en Gouda waarbij het maximale verschil tussen de drie kapitalen slechts 1% bedraagt. Het economisch kapitaal scoort het meest frequent als laagste van de drie kapitalen. Bij gemeenten waarbij forse verschillen tussen de scores van de kapitalen optreden, is het vanuit duurzaamheid van belang te onderzoeken of prioriteit moet worden gegeven aan het verbeteren van het laagst scorende kapitaal. Soms wordt daarin echter voorzien door nabij gelegen gemeenten, bijvoorbeeld in het geval van slaapgemeenten. 8.2 Verklaringen voor de uitkomsten Door onderzoek naar onderlinge verbanden tussen de scores voor voorraden of voor indicatoren, door onderzoek naar de invloed van onafhankelijke variabelen en van de typologische karakteristieke van gemeenten is nagegaan welke invloeden een dominante rol spelen in de duurzaamheidscore van gemeenten De invloed van de typologie Onder de 10 onderscheiden typen gemeenten blijken krimpgemeenten en oude industriegemeenten significant lager te scoren dan gemiddeld. Wanneer beide typen ook nog samengaan hebben gemeenten een extra zware uitdaging in het vormgeven van ontwikkeling. Dit doet zich voor bij Emmen, Heerlen, Kerkrade, Schiedam en Sittard-Geleen. In de oude industriegemeenten zijn net als in krimpgemeenten sociaal-culturele problemen geconcentreerd. Oude industriegemeenten vertonen in vergelijking tot krimpgemeenten echter een betere economische ontwikkeling. Een goede economische ontwikkeling wordt vooral aangetroffen in centrumgemeenten en werkgemeenten. Met name de centrumgemeenten trekken naast economische ontwikkelingen echter ook sociaal-culturele problemen aan die de eindscore negatief beïnvloeden. De New Towns onderscheiden zich in algemene zin door de mogelijkheid om met moderne oplossingen (o.a. moderne woningbouw) het ecologisch kapitaal te versterken en zware milieubelasting te voorkomen. Grotere steden hebben meer mogelijkheden tot ontwikkeling maar dit gaat ook gepaard met een toenemende last aan sociaal-culturele en ecologische vraag- 74

75 Voorbij de lijstjes stukken. Per saldo blijkt dat grotere gemeenten daarom lager scoren op duurzaamheid. Ook een relatief groot aandeel ouderen werkt negatief uit op de duurzaamheidscore van een gemeente, wat vooral zichtbaar wordt bij het economisch kapitaal. Zoals verwacht blijkt een groter aandeel van hogere inkomensgroepen samen te gaan met een hogere duurzaamheidscore. De correlatie is echter zwak en naast een positief effect (gecorreleerd met een hogere WOZ-waarde van het woningenbestand) heeft een grotere groep met hoge inkomens vanuit duurzaamheidoogpunt ook een keerzijde. Die hangt vermoedelijk samen met segregatieverschijnselen (vandalisme, geweldsdelicten etc.). Gemeenten scoren hoger op duurzame ontwikkeling bij een hogere voorraad vooroorlogse woningen en een groter aandeel van een in christelijke waarden verankerde civil society, in deze studie benaderd middels het aandeel SGP-stemmers De rol van het sociaal-cultureel kapitaal De centrale rol van het sociaal-cultureel kapitaal in de hoogte van de duurzaamheidscore van een gemeente is ook gebleken bij het correlatie onderzoek. De voorraad sociale samenhang laat significante (p<0.05) correlaties zien met drie andere sociaal-culturele voorraden: veiligheid (0.77), participatie (0.73) en onderwijs (0.52). Sociale samenhang lijkt daarmee een belangrijke voedingsbodem voor het hoog scoren van de andere genoemde voorraden, evenals voor het effectief inzamelen van afval (0.55), en het voorkómen van hinder en onveilige situaties (0.52). Daarnaast correleert participatie significant met veiligheid (0.69) en onderwijs (0.62). Geen van de economische voorraden, zoals ruimtelijke vestigingsvoorwaarden of infrastructuur en bereikbaarheid, bleek in deze studie significant te correleren met andere voorraden Het belang van arme huishoudens en langdurige bijstand huishoudens Op het detailniveau van de indicatoren kon de bevinding dat vooral enkele sociaal-culturele voorraden het meest met andere voorraden correleren meer specifiek worden gemaakt. Het zijn vooral de indicatoren arme huishoudens, langdurige bijstand, levensverwachting en vermogensdelicten die statistisch significant met meerdere andere indicatoren correleren. De indicator arme huishoudens correleert het meest frequent met andere indicatoren: langdurige bijstand (0.94), besteedbaar inkomen (-0.80), levensverwachting (-0.76), gasverbruik huishoudens (-0.76), langdurige werkloosheid (0.74), werkloosheid (0.73), vermogensdelicten (0.73) en de gemiddelde WOZ waarde van de woningen (-0.70). De score van de indicator vermogensdelicten is gecorreleerd met vandalisme (0.79), geweldsdelicten (0.85) en met jeugdcriminaliteit (0.72). Het aanbod van voortgezet onderwijs correleert significant met het aanbod van basisonderwijs (0.82), de mate van beschikbaarheid van huisartsen (0.86) en het elektriciteitsverbruik van huishoudens (-0.72). De negatieve correlatie met het elektriciteitsverbruik van huishoudens duidt erop dat in de grootstedelijke omgeving waar het aanbod van het voortgezet onderwijs, er kennelijk minder aandacht is voor energiebesparende maatregelen. Anderzijds speelt het gedrag van huishoudens met hogere inkomens hierbij ook een rol. 75

76 8.3 De betekenis voor het beleid Monitoring in dienst van de eigen ontwikkelopgave De typologie van de stedelijke ontwikkeling, de omvang van de gemeente en het sociaal-cultureel kapitaal zijn naar voren gekomen als belangrijke determinanten voor de duurzaamheidscore van een gemeente. Het rangschikken van gemeenten in algemene lijstjes van duurzame ontwikkeling heeft bijgevolg een beperkte waarde. Belangrijker is om de eigenheid en het unieke ontwikkelingspad van gemeenten te onderkennen. De veelheid aan meetgegevens dient daartoe meer op de karakteristiek van de individuele gemeente te worden toegesneden. Het ideaal daarbij is dat elke gemeente een eigen duurzaamheidsportret opstelt dat behalve aan generieke scores op duurzaamheidsaspecten aandacht besteed aan de vraag welke ontwikkelingstypologie in de gemeente aan de orde is en met welke gemeenten men bijgevolg wil benchmarken. Dergelijke beleidsrijke vormen van monitoring kunnen beter dienstbaar zijn aan de vormgeving van de eigen strategische agenda De schaal van de gemeente Een opvallende uitkomst van dit onderzoek is dat we minder uitkomen bij gebruikelijke duurzaamheidsfactoren zoals de verlaging van de milieudruk of het herstellen van de natuur en investeringen in infrastructuur en bedrijfsactiviteiten. De resultaten van dit onderzoek wijzen in de richting van de noodzaak om de sociaalculturele agenda te versterken. Het aanleggen van een weg of de sanering van een vervuilde bodem kunnen belangrijk zijn om fysieke en/of economische tekorten het hoofd te bieden, maar ze wissen op zichzelf nog niet de sociaal-culturele erfenis van het verleden van de industrialisatie uit. Dat verleden bestaat nog steeds en vraagt gericht beleid. Een mogelijke reden voor dit beeld kan zijn dat veel socio-economisch onderzoek op het hogere schaalniveau van de regio, de provincie of het land is gericht. Dat is het schaalniveau waarop zich de belangrijkste economische processen afspelen. In zekere zin geldt dit ook voor een aantal onderdelen van het ecologisch kapitaal, zoals met betrekking tot de lucht, het oppervlaktewater, hinder en calamiteiten, en energie en klimaat. Op het schaalniveau van de gemeente komen de sociaalculturele ontwikkelingen scherper in beeld. Omdat in deze studie de gemeente het geografische uitgangspunt is wordt de rol van de sociaal-culturele agenda pregnanter zichtbaar Waar is er voor de gemeente een handelingsperspectief? De vervolgvraag is waarop een sociaal-culturele strategie voor gemeenten zich zou moeten richten. Het voert te ver om daar in deze studie nader op in te gaan, daarvoor verschillen de omstandigheden teveel. Wel bieden de uitkomsten als aanknopingspunt dat de scores van de voorraden en indicatoren soms wel en soms niet een grote spreiding vertonen tussen de gemeenten onderling, ook binnen een groep steden van een zelfde type. Nagegaan kan worden of de oorzaken een vast (bv geografisch of conjunctureel) gegeven zijn of dat zij door de gemeente zelf beïnvloed kunnen worden. Soms kunnen toegankelijke kwaliteiten 76

77 Voorbij de lijstjes van buurgemeenten (bijvoorbeeld recreatief oppervlaktewater of musea) reden zijn om af te zien van eigen activiteiten op die gebieden in een gemeente. 8.4 Kanttekeningen bij het gevonden beeld Bij het hiervoor geschetste beeld moeten kanttekeningen worden geplaatst. Het beeld is gebaseerd op een relatief beperkte set van 87 indicatoren. Bovendien representeren deze indicatoren de maatschappelijke aspecten die in de tweede helft van de twintigste eeuw, dus in de periode van wederopbouw, globalisering van de economie, de strijd tegen de milieuvervuiling en het natuurverval als relevant werden gezien. De keuze van de data zijn hier een afspiegeling van. Ook in dit opzicht is het van belang voorbij de klassieke lijstjes van het vorige tijdperk te komen en betere data te verzamelen op het gemeentelijke schaalniveau en de relaties tussen de kapitalen. In plaats van wat relevant was in het industriële tijdperk moet gemeten gaan worden wat nu relevant is. Verschillende malen bleek dat beschikbare gegevens weinig zeggingskracht hadden voor de alledaagse gemeentelijke werkelijkheid. Zo zijn wel gegevens bekend van het aantal musea en rijksmonumenten per gemeente maar niet op landelijk niveau hoe intensief zij worden bezocht. Wel wordt bijgehouden hoe groot de gemiddelde afstand is van een woning naar de snelweg maar niet hoeveel tijd gemiddeld de reis naar de snelweg vraagt. De gedragskant van de samenleving is veel minder in beeld dan de wegen en gebouwen, de hardware van de samenleving. Daarom moet de vraag gesteld worden of we wel kunnen zien wat we willen zien. Deze eenzijdigheid in de gebruikte set data moet in het oog gehouden worden bij het interpreteren van het slotbeeld dat in 8.3 is geschetst. 8.5 Op weg naar een meer adequate datastroom Dit laatste leidt naar de noodzaak om de momenteel beschikbare datastroom voor de duurzaamheidmonitoring onder de loep te nemen. Een passend kader daarvoor is in VNG verband bijvoorbeeld KING (Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten) en landelijk het CBS. Vaak zijn belangrijke gegevens voor duurzaamheidmonitoring, vooral op ecologisch en sociaal-cultureel gebied, alleen op hogere schaalniveaus voorhanden of worden bijvoorbeeld gedragskenmerken wel door afzonderlijke gemeenten verzameld maar zijn deze niet nationaal gecoördineerd. Een verdere actualisering en betere afstemming van de verzamelde data voor de monitoring van de duurzame ontwikkeling van gemeenten kan veel meerwaarde opleveren. Zowel voor het verkrijgen van een scherper beeld van effectieve beleidsopgaven als voor te onderscheiden typen gemeenten en de effectiviteit van de aanpak daarvan. 77

78 78

79 Voorbij de lijstjes Bijlage 1: De duurzaamheideisen van het ecologisch kapitaal 79

80 80

81 Voorbij de lijstjes Bijlage 2: De duurzaamheideisen van het sociaal-cultureel kapitaal 81

82 82

83 Voorbij de lijstjes Bijlage 3: De duurzaamheideisen van het economisch kapitaal 83

Wat betekenen de duurzaamheid scores van de 25 grootste steden?

Wat betekenen de duurzaamheid scores van de 25 grootste steden? Wat betekenen de duurzaamheid scores van de 25 grootste steden? Een Telos studie voor het Ministerie van BZK door Bastiaan Zoeteman en Ruben Smeets 20 juni 2012 www.telos.nl Aanleiding voor de studie -Vingeroefening

Nadere informatie

Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg

Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg met specifieke Nederlandse referentiesteden Opdrachtgever: Tilburg Ambtelijk coördinator Robert Kint Afdeling Ruimte Auteurs: Prof. dr. ir. Bastiaan Zoeteman Ruben

Nadere informatie

Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2015

Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2015 Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2015 Bastiaan Zoeteman, Monique van der Zande, Ruben Smeets, Corné Wentink, John Dagevos en Hans Mommaas Telos, TSC, Tilburg University www.telos.nl Inhoud presentatie

Nadere informatie

Bastiaan Zoeteman, John Dagevos, Rens Mulder, Ruben Smeets, Corné Wentink, Naomi Hoven en Christine Visser 29 september 2017 #DuurzameGemeenten2017

Bastiaan Zoeteman, John Dagevos, Rens Mulder, Ruben Smeets, Corné Wentink, Naomi Hoven en Christine Visser 29 september 2017 #DuurzameGemeenten2017 Aanbieding Nationale Monitor Gemeentelijke Duurzaamheid 2017 aan Hugo von Meijenfeldt, coördinator Nationale Implementatie SDGs, Ministerie van Buitenlandse Zaken Bastiaan Zoeteman, John Dagevos, Rens

Nadere informatie

De waarde van winkels

De waarde van winkels De waarde van winkels Gerard Marlet Nederlandse Raad Winkelcentra 20 januari 2015 Smart people, strong cities (Cpb) aandeel hoogopgeleiden 50,9% tot 79,2% 46,5% tot 50,9% 39,8% tot 46,5% 37,7% tot 39,8%

Nadere informatie

Wijziging Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten

Wijziging Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten Wijziging Uitvoeringsregeling inkoop arbeidsvoorziening door gemeenten SZW 2 december 1998/nr. AM/ARV/98/35644 Directie Arbeidsmarkt Werkgelegenheid Gelet op artikel 137a, tweede lid, van de Algemene bijstandswet,

Nadere informatie

CRITERIA PRODUCTRATING OPSTALVERZEKERING PRIJS

CRITERIA PRODUCTRATING OPSTALVERZEKERING PRIJS CRITERIA PRODUCTRATING OPSTALVERZEKERING PRIJS Om tot de ProductRating Prijs te komen heeft MoneyView de gemiddelde marktpositie van elk product berekend over 28.368 fictieve klantprofielen. Deze klantprofielen

Nadere informatie

IN EERSTE HALFJAAR 2002. Paula van der Brug en Robert Selten. April 2005. Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002.

IN EERSTE HALFJAAR 2002. Paula van der Brug en Robert Selten. April 2005. Het aantal gestarte trajecten in het eerste halfjaar van 2002. Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek UITSTROOM UIT DE UITKERING NA START REÏNTEGRATIETRAJECT IN EERSTE HALFJAAR 2002 Paula van der Brug en Robert Selten April 2005 Op 1 januari

Nadere informatie

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t Hoeveel van je eerste maandsalaris geef je uit aan afval? Cijfers Adzuna: In Hoorn geeft men gemiddeld 14,9% van een maandsalaris uit aan afvalstoffenheffing AMSTERDAM - Het percentage salaris dat huishoudens

Nadere informatie

Waar moeten we bouwen en waar (nog) niet. Gerard Marlet 11 oktober 2016

Waar moeten we bouwen en waar (nog) niet. Gerard Marlet 11 oktober 2016 Waar moeten we bouwen en waar (nog) niet Gerard Marlet 11 oktober 2016 De triomf van de stad... 400.000 Prijs standaardwoning (in euro's) 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 Gemiddelde van

Nadere informatie

Vergelijkende duurzaamheidbeoordeling van de 25 grootste steden van Nederland. volgens de Telos duurzaamheidbalans methode

Vergelijkende duurzaamheidbeoordeling van de 25 grootste steden van Nederland. volgens de Telos duurzaamheidbalans methode Vergelijkende duurzaamheidbeoordeling van de 25 grootste steden van Nederland volgens de Telos duurzaamheidbalans methode Documentnummer: 11.060 Warandelaan 2 5037 AB Tilburg Postbus 90153 5000 LE Tilburg

Nadere informatie

Kaarten Duurzaamheidbalans Regio West-Brabant

Kaarten Duurzaamheidbalans Regio West-Brabant Kaarten Duurzaamheidbalans Regio West-Brabant Auteurs Drs. John Dagevos Ruben Smeets, MSc Tilburg, 5 november 2013 Documentnummer: 13.089 Warandelaan 2 5037 AB Tilburg Postbus 90153 5000 LE Tilburg T 013-466

Nadere informatie

Son & Breugel in de regio: het vervolg in 60 beelden.. Hans Mommaas John Dagevos Ruben Smeets

Son & Breugel in de regio: het vervolg in 60 beelden.. Hans Mommaas John Dagevos Ruben Smeets Son & Breugel in de regio: het vervolg in 60 beelden.. Hans Mommaas John Dagevos Ruben Smeets inhoud: 1. reprise: het toenemende belang van de regio 2. maar wat is de regio? 3. drieluik positie son & breugel

Nadere informatie

CRITERIA PRODUCTRATING INBOEDELVERZEKERING PRIJS

CRITERIA PRODUCTRATING INBOEDELVERZEKERING PRIJS CRITERIA PRODUCTRATING INBOEDELVERZEKERING PRIJS Om tot de ProductRating Prijs te komen heeft MoneyView de gemiddelde marktpositie van elk product berekend over 28.656 fictieve klantprofielen. Deze klantprofielen

Nadere informatie

2e Paasdag maandag 17 april

2e Paasdag maandag 17 april T-Shop 14 zondag 16 Alkmaar 10:00-18:00 gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten Almelo 10:00-17:00 gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten Almere Traverse 10:00-18:00 gesloten

Nadere informatie

De waarde van de Academie. Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013

De waarde van de Academie. Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013 De waarde van de Academie Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013 Een stad met een Academie heeft meer 1,8% Aantal kunstenaars als percentage van de bevolking 18 Aanbod galerieën per 100.000 inwoners 1,6%

Nadere informatie

Duurzaamheid gemeenten doorgelicht

Duurzaamheid gemeenten doorgelicht Duurzaamheid gemeenten doorgelicht Notitie n.a.v. de nationale monitor duurzame gemeenten 2015 1. Inleiding Duurzaamheid is een complex begrip. Om dit complexe begrip meetbaar te maken heeft het onderzoeksbureau

Nadere informatie

Na Amsterdam is Utrecht de stad met de meeste deelauto s. In deze stad staan meer auto s dan in Den Haag en Rotterdam samen.

Na Amsterdam is Utrecht de stad met de meeste deelauto s. In deze stad staan meer auto s dan in Den Haag en Rotterdam samen. Memo Van Datum Onderwerp Friso Metz Trends gedeeld autogebruik Doorkiesnummer Bijlage(n) 6-254 392 Opnieuw toename van deelauto s Het aantal deelauto s in Nederland is tussen september 28 en maart 29 met

Nadere informatie

Benchmarken van Duurzaam Inkopen door gemeenten

Benchmarken van Duurzaam Inkopen door gemeenten Benchmarken van Duurzaam Inkopen door gemeenten Prof Dr Bastiaan C.J. Zoeteman Telos, TSC, Tilburg University Bijeenkomst van Ministerie IenM 28 mei 2015, Utrecht www.telos.nl Opzet 1. Hoe breed wordt

Nadere informatie

Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Lelystad

Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Lelystad Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Lelystad met 18 benchmarkgemeenten Auteurs Prof. dr. ir. B.C.J. Zoeteman J.L. Slabbekoorn, BSc R.J. Smeets, MSc Tilburg, 15 juli 2014 Documentnummer: 14.108 Warandelaan

Nadere informatie

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015 Beleidsonderzoek & Analyse BOA Feitenblad draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden in de Atlas voor gemeenten 2015 Samenvatting De Atlas voor Gemeenten vergelijkt al 17 jaar de 50

Nadere informatie

Robots houden groei arbeidsmarkt (nog) niet tegen

Robots houden groei arbeidsmarkt (nog) niet tegen Robots houden groei arbeidsmarkt (nog) niet tegen AMSTERDAM - Het aantal banen dat verloren gaat aan automatisatie is nog steeds kleiner dan de vraag naar werknemers van vlees en bloed. Het aantal vacatures

Nadere informatie

Alkmaar BCC BCC. Almere-Buiten BCC. Amersfoort BCC. Amsterdam BCC. Apeldoorn BCC. Arnhem BCC. Barendrecht BCC. Beek BCC. Bergen op Zoom BCC

Alkmaar BCC BCC. Almere-Buiten BCC. Amersfoort BCC. Amsterdam BCC. Apeldoorn BCC. Arnhem BCC. Barendrecht BCC. Beek BCC. Bergen op Zoom BCC Almere-Buiten Barendrecht Beek Bergen op Zoom Beverwijk Den Helder Ede Emmen Heerlen Helmond Hengelo Hilversum Hoogeveen Hoorn Leidschendam Lelystad Middelburg Muiden Oosterhout Oss Purmerend Roosendaal

Nadere informatie

Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s:

Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s: Toelichting gegevens waarstaatjegemeente.nl bij de thema s: - Jeugd en Jeugdhulpverlening - Onderwijs Oktober 2015 Ctrl/BI C. Hogervorst Het beeld dat bij dit thema naar voren komt past bij een grotere

Nadere informatie

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018 Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2018 Thema cultuur - De positie van Utrecht uitgelicht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl @onderzoek030

Nadere informatie

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. medio 2015. www.dtz.nl

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. medio 2015. www.dtz.nl Factsheets Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt medio 215 www.dtz.nl 1 Factsheet kantorenmarkt medio 215 Kantoorbanen 2.236.85 214 t.o.v. 213,9% Aanbod 8.36 m 2,6% Voorraad 49.533. m 2,1% Opname 497. m 2 1

Nadere informatie

thema 1 Nederland en het water topografie

thema 1 Nederland en het water topografie thema 1 Nederland en het water topografie Argus Clou Aardrijkskunde groep 6 oefenkaart met antwoorden Malmberg s-hertogenbosch thema 1 Nederland en het water topografie Gebergten Vaalserberg Plaatsen Almere

Nadere informatie

Foto van de Drechtsteden

Foto van de Drechtsteden Foto van de Drechtsteden Raadscommissie ABZ 3 september 2012 Sjoerd Veerman Rien Val 1 De aantrekkingskracht van de Drechtsteden Gerard Marlet 6 maart 2012 The paradox of urban triumph bereikbaarheid banen

Nadere informatie

VOORLOPIGE UITKOMSTEN VOOR HET GEMEENTEDOMEIN. Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en Frank van der Linden. Maart 2006

VOORLOPIGE UITKOMSTEN VOOR HET GEMEENTEDOMEIN. Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en Frank van der Linden. Maart 2006 Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek EERSTE VERVOLGMETING 25%-DOELSTELLING; VOORLOPIGE UITKOMSTEN VOOR HET GEMEENTEDOMEIN Dennis Lanjouw, Osman Baydar, Mariëtte Goedhuys en

Nadere informatie

Duurzaamheidbenchmark 2013 van Amersfoort

Duurzaamheidbenchmark 2013 van Amersfoort Duurzaamheidbenchmark 2013 van Amersfoort met de Nederlandse 100.000+ gemeenten Opdrachtgever: Amersfoort Auteurs: Prof. dr. ir. Bastiaan Zoeteman Ruben Smeets, MSc Joost Slabbekoorn, BSc Tilburg, 3 december

Nadere informatie

Synthese rapport. Duurzaamheidbalans Tilburg 2013 en Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg (met 23 andere steden)

Synthese rapport. Duurzaamheidbalans Tilburg 2013 en Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg (met 23 andere steden) Synthese rapport Duurzaamheidbalans Tilburg 2013 en Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg (met 23 andere steden) Opdrachtgever: Gemeente Tilburg Ambtelijk coördinator Robert Kint Afdeling Ruimte Auteurs:

Nadere informatie

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart BIJLAGEN Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie Sociaal en Cultureel Rapport 2008 Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, december 2008 Bijlage

Nadere informatie

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017 Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties woningen woningen. Provincie Drenthe Assen 67.700 31.400 Woningvoorraad 32.900 33.700 33.700 Tussenwoning 448 16,7 166.000

Nadere informatie

T-Mobile Netherlands.

T-Mobile Netherlands. T-Mobile Netherlands. Vergelijkend kwalitatief onderzoek naar de Nederlandse GSM netwerken door KEMA, periode januari - juli 2007. TMNL 2007 Monday, 15 October 2007 1 KEMA Drive Test. Gebruikte methode.

Nadere informatie

Den Haag, 17 mei 2000

Den Haag, 17 mei 2000 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 mei 2000 Hierbij leg ik aan uw Kamer over, conform artikel 10a, lid 6 van de Welzijnswet 1994, de tekst van de algemene maatregel

Nadere informatie

Leiden 2018 Atlas voor gemeenten

Leiden 2018 Atlas voor gemeenten Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden 2018 Atlas voor gemeenten Samenvatting De Atlas voor Gemeenten vergelijkt al 20 jaar de 50 grootste stedelijke

Nadere informatie

De rol van gemeenten bij Duurzame Ontwikkeling. John Dagevos Tilburg 4 februari 2015

De rol van gemeenten bij Duurzame Ontwikkeling. John Dagevos Tilburg 4 februari 2015 De rol van gemeenten bij Duurzame Ontwikkeling Tilburg 4 februari 2015 Opbouw presenta.e Wat bedoelen we met duurzame ontwikkeling? Hoe meten we duurzame ontwikkeling? Twee perspec:even: Vanuit de eigen

Nadere informatie

De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Mevrouw drs. C.I.J.M Ross-van Dorp, Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG

De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Mevrouw drs. C.I.J.M Ross-van Dorp, Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG De staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Mevrouw drs. C.I.J.M Ross-van Dorp, Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Bijlagen 3 Inlichtingen bij Uw kenmerk GVM2522185 Dossier/volgnummer 55807A-051

Nadere informatie

Hartslag Cafe 15 februari 2018 John Dagevos. Leefbaarheid in Tilburg Stad met verschillende gezichten

Hartslag Cafe 15 februari 2018 John Dagevos. Leefbaarheid in Tilburg Stad met verschillende gezichten Hartslag Cafe 15 februari 2018 Leefbaarheid in Tilburg Stad met verschillende gezichten Inhoud presentatie Wat verstaan we eigenlijk onder leefbaarheid? LEMON Telos instrumenten Feiten en kaarten over

Nadere informatie

Uitslagen stemmingen buitengewone ALV VNG 17 november 2014 Account Gemeente Agenda Item Uitslag Aa en Hunze 4. Invulling vacatures in bestuur

Uitslagen stemmingen buitengewone ALV VNG 17 november 2014 Account Gemeente Agenda Item Uitslag Aa en Hunze 4. Invulling vacatures in bestuur Uitslagen stemmingen buitengewone ALV VNG 17 november 2014 Account Gemeente Agenda Item Uitslag 12345 Aa en Hunze 4. Invulling vacatures in bestuur en commissies JA 12348 Aalten 4. Invulling vacatures

Nadere informatie

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014

Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014 Beleidsonderzoek & Analyse BOA Feitenblad draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden in de Atlas voor gemeenten 2014 Samenvatting Dit jaar is het thema van de Atlas Economie & Arbeidsmarkt.

Nadere informatie

Samenvatting. Q&A Research & Consultancy

Samenvatting. Q&A Research & Consultancy Samenvatting Q&A Research & Consultancy Gemeente van het jaar Vrijdag 17 april 2009 vond de bekendmaking plaats van de Gemeente van het Jaar 2009. Dit was de eerste keer dat deze verkiezing heeft plaatsgevonden

Nadere informatie

Memorie van Antwoord

Memorie van Antwoord Memorie van Antwoord Betreft: raadsmededeling 28O-2015 startnotitie duurzaamheidsagenda Portefeuillehouder: Wethouder Theunis Vergadercyclus: 8 juli 2015 Fractie: D66, PvdA, GroenLinks Naam Raadslid: Maarten

Nadere informatie

Trickle down in de stad

Trickle down in de stad Trickle down in de stad Roderik Ponds (RUG/Atlas) ponds@atlasvoorgemeenten.nl Gerard Marlet (RUG/Atlas) Harry Garretsen (RUG) Clemens van Woerkens (Atlas) & de steden Arnhem, Delft, Haarlem, Leeuwarden

Nadere informatie

Aantal deelauto s stijgt licht grote en middelgrote steden blijven achter

Aantal deelauto s stijgt licht grote en middelgrote steden blijven achter Memo Van Datum Onderwerp Friso Metz Trends gedeeld autogebruik 21 tweede halfjaar Doorkiesnummer Bijlage(n) 6-254 392 - Aantal deelauto s stijgt licht grote en middelgrote steden blijven achter In september

Nadere informatie

Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Lelystad

Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Lelystad Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Lelystad met 18 benchmarkgemeenten Auteurs Prof. dr. ir. B.C.J. Zoeteman J.L. Slabbekoorn, MSc R.J. Smeets, MSc Tilburg, februari 2015 Documentnummer: 14.108 Warandelaan

Nadere informatie

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019

Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2019 Thema groei en krimp - De positie van Utrecht uitgelicht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 18 mei 2017 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

RDC Regio-indeling Nederland

RDC Regio-indeling Nederland RDC Regio-indeling Nederland De RDC Regio-indeling Nederland is gebaseerd op gebieden met een socio-demografische samenhang. Elke regio wordt in AutoMotive Dashboard verder uitgesplitst in Nederlandse

Nadere informatie

Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003

Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003 Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003 De lidstaten van de Europese Unie hebben in 1997 de intentie uitgesproken om alle werkzoekenden "een nieuwe start te bieden voordat zij twaalf maanden werkloos

Nadere informatie

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016 Woningen 2017 Provincie / Steden Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties Aantal inwoners 2016 Aantal woningen 2016 Woningvoorraad/ huishoudens/inwoners 2020 2025 Koopwoningen Aantal verkochte

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek. Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht notitie van Onderzoek www.onderzoek.utrecht.nl mei 2013 Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Leden GV Centric 2015 Belastingsamenwerking Rivierenland Bestuursdienst Ommen-Hardenberg De Friese Meren Gemeenschappelijk Belastingkantoor

Leden GV Centric 2015 Belastingsamenwerking Rivierenland Bestuursdienst Ommen-Hardenberg De Friese Meren Gemeenschappelijk Belastingkantoor Leden GV Centric 2015 Belastingsamenwerking Rivierenland Bestuursdienst Ommen-Hardenberg De Friese Meren Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn Gemeenschappelijke Regeling A2 Gemeenten Gemeente

Nadere informatie

Regionale spreiding van geletterdheid in Nederland

Regionale spreiding van geletterdheid in Nederland Regionale spreiding van geletterdheid in Nederland Figuur 1. geletterdheid per gemeente Regionale spreiding van geletterdheid in Nederland Ineke Bijlsma 1, Jan van den Brakel 2, Rolf van der Velden 1 en

Nadere informatie

Duurzaamheidsbenchmark Heerhugowaard. Bergen, 13 april 2018 Drs. J. Dagevos

Duurzaamheidsbenchmark Heerhugowaard. Bergen, 13 april 2018 Drs. J. Dagevos Duurzaamheidsbenchmark Heerhugowaard Bergen, 13 april 2018 Drs. J. Dagevos Inhoud presentatie De opdracht Telos visie op duurzame ontwikkeling Methodologie en aanpak Overview van de resultaten per kapitaal

Nadere informatie

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag Wethouder Volksgezondheid! Wijkenaanpak Directie Publieke Rijnstraat 50 Postbus 20350 2500 EJ Den Haag www.

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei 2015. Utrecht.nl/onderzoek

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei 2015. Utrecht.nl/onderzoek Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 9 mei 015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 86 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Leden GV Centric 2016 Belastingsamenwerking Rivierenland De Fryske Mârren Dienst Dommelvallei Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn

Leden GV Centric 2016 Belastingsamenwerking Rivierenland De Fryske Mârren Dienst Dommelvallei Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn Leden GV Centric 2016 Belastingsamenwerking Rivierenland De Fryske Mârren Dienst Dommelvallei Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn Gemeenschappelijke Regeling Meerinzicht Gemeente Achtkarspelen

Nadere informatie

Bijlage 1: Uitwerking per regio

Bijlage 1: Uitwerking per regio De locatiekeuzes worden in deze bijlage per regio weergegeven. Daarbij volg ik de grenzen van het arrondissement / de politie-eenheid. 1. Regio Noord-Nederland eenheid Noord-Nederland leidt eenduidig tot

Nadere informatie

Urbanisatie-effecten en vastgoedwaardeontwikkeling: Human Capital = Capital Growth. Richard Buytendijk, MSc, MSRE

Urbanisatie-effecten en vastgoedwaardeontwikkeling: Human Capital = Capital Growth. Richard Buytendijk, MSc, MSRE Urbanisatie-effecten en vastgoedwaardeontwikkeling: Human Capital = Capital Growth Richard Buytendijk, MSc, MSRE Research, ASR Vastgoed Vermogensbeheer Even voorstellen.. - achtergrond sociale geografie

Nadere informatie

BELEIDSONDERZOEK Leidenincijfers draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

BELEIDSONDERZOEK Leidenincijfers draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming BELEIDSONDERZOEK Leidenincijfers draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Leiden 2016 Atlas voor gemeenten Samenvatting De Atlas voor Gemeenten vergelijkt al 18 jaar de 50 grootste stedelijke

Nadere informatie

Vaatkeurmerk x x x x x x. x x x

Vaatkeurmerk x x x x x x. x x x PAV Academisch Medisch Centrum (AMC) Amsterdam Admiraal De Ruyter Ziekenhuis, Loc.Goes Loc. Zierikzee Loc. Vlissingen Albert Schweitzer Ziekenhuis (ASZ) Loc. Sliedrecht Loc. Zwijndrecht Alrijne Ziekenhuis,

Nadere informatie

Bijlage verzuimcijfers

Bijlage verzuimcijfers Bijlage cijfers 1. Landelijke cijfers De cijfers over het schooljaar - zijn afkomstig uit de leerplichttelling die jaarlijks onder de gemeenten wordt uitgevoerd. De respons van gemeenten bedroeg dit jaar

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 29 juni 2016 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200

Nadere informatie

BCC AMSTERDAM BUITENVELDERT MEDIA MARKT AMSTERDAM NOORD

BCC AMSTERDAM BUITENVELDERT MEDIA MARKT AMSTERDAM NOORD ALKMAAR ALKMAAR ALKMAAR ALKMAAR ALMERE ALMERE ALMERE ALMERE-BUITEN ALPHEN A/D RIJN AMSTELVEEN AMSTELVEEN AMSTELVEEN ASSEN ASSEN BARENDRECHT BARENDRECHT BARNEVELD BEEK BERGEN OP ZOOM BERGEN OP ZOOM BERKEL

Nadere informatie

Het nieuwste Brabant voor gemeenten

Het nieuwste Brabant voor gemeenten Het nieuwste Brabant voor gemeenten.besturen vanuit regionale samenhang Hans Mommaas VBG Tilburg, 25 juni Inhoud: even afstand nemen om beter te zien De duurzame regio als perspectief Het regionale sociale

Nadere informatie

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt Factsheets Nederland Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt december 16 1 Factsheets kantorenmarkt december 16 KANTOORBANEN 2.2. t.o.v. 14 1,7% AANBOD 7.643. m 2 16 t.o.v. 6,2% VOORRAAD 48.9. m 2 16 t.o.v. 1,3%

Nadere informatie

Naam Plaats donderdag 20 dec vrijdag 21 dec Koopzondag 23 dec dinsdag 25 dec woensdag 26 december 1828 Alkmaar WC de Mare open tot 21 uur open tot 21

Naam Plaats donderdag 20 dec vrijdag 21 dec Koopzondag 23 dec dinsdag 25 dec woensdag 26 december 1828 Alkmaar WC de Mare open tot 21 uur open tot 21 Naam Plaats donderdag 20 dec vrijdag 21 dec Koopzondag 23 dec dinsdag 25 dec woensdag 26 december 1828 Alkmaar WC de Mare open tot 21 uur open tot 21 uur open van 09:00 tot 17:00 Gesloten Gesloten 1887

Nadere informatie

Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee

Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee Profiel brede welvaart Goeree Overflakkee Rapportcijfer Positie* Totaal 111 Thema's Welvaart 166 Gezondheid 247 Milieu 59 Saamhorigheid bevolking 163 Woongenot 205 Kansen op w erk 20 Veiligheid en w einig

Nadere informatie

Overijssel FRYSLÂN DRENTHE FLEVO- LAND DUITSLAND. Zwolle GELDERLAND. Steenwijk* Giethoorn* Hardenberg* Kampen* Vecht* Ommen* Nijverdal* Almelo

Overijssel FRYSLÂN DRENTHE FLEVO- LAND DUITSLAND. Zwolle GELDERLAND. Steenwijk* Giethoorn* Hardenberg* Kampen* Vecht* Ommen* Nijverdal* Almelo Vecht* 1 met namen Overijssel FRYSLÂN DRENTHE Steenwijk* Giethoorn* FLEVO- LAND Hardenberg* Kampen* DUITSLAND Zwolle Ommen* SALLAND* IJssel Deventer Nijverdal* Rijssen* Almelo Oldenzaal* TWENTE Hengelo

Nadere informatie

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. medio

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. medio Factsheets Nederland Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt medio 216 www.dtz.nl 1 Factsheets kantorenmarkt medio 216 Kantoorbanen 2.275. 215 t.o.v. 214 1,7% Aanbod 7.861. m 2 3,6% Voorraad 49.2. m 2,7% Opname

Nadere informatie

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar Bijlage 1. Landelijke gegevens De gegevens over het schooljaar 2014-2015 zijn afkomstig uit de leerplichttelling die jaarlijks onder de gemeenten wordt uitgevoerd. De respons op de leerplichttelling bedroeg

Nadere informatie

Strategieën voor ruimtelijke ontwikkeling. 1) Duurzame ontwikkeling, governance, gebiedsontwikkeling, monitoring en kennisvragen

Strategieën voor ruimtelijke ontwikkeling. 1) Duurzame ontwikkeling, governance, gebiedsontwikkeling, monitoring en kennisvragen Strategieën voor ruimtelijke ontwikkeling 1) Duurzame ontwikkeling, governance, gebiedsontwikkeling, monitoring en kennisvragen Ina Horlings Lezing Waddenacademie, 2-12- Opgaven voor de Waddenregio 1.

Nadere informatie

OnSignalement 5e jaargang, nr 6 6 juli 2010

OnSignalement 5e jaargang, nr 6 6 juli 2010 OnSignalement 5e jaargang, nr 6 6 juli 2010 Hengelo één van de veiligste grote steden De gemeente Hengelo is nog steeds één van de veiligste grote steden van. Dit blijkt uit de resultaten van landelijke

Nadere informatie

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt

Factsheets Nederland. Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt Factsheets Nederland Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt medio 17 1 Factsheets kantorenmarkt medio 17 KANTOORBANEN 2.38.3 16 t.o.v. 15 4,6% AANBOD 7.92. m 2 medio 17 t.o.v. ultimo 16 7,2% VOORRAAD 48.612.

Nadere informatie

Een programma van sportbonden en NOC*NSF dat sportief gedrag stimuleert en ongewenst gedrag aanpakt.

Een programma van sportbonden en NOC*NSF dat sportief gedrag stimuleert en ongewenst gedrag aanpakt. Theatertour VSK 2012/ 13 Nieuwegein 26juli 2012 Een programma van sportbonden en NOC*NSF dat sportief gedrag stimuleert en ongewenst gedrag aanpakt. Jaaroverzicht I Datum Plaats 24 september Amersfoort

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2012:

Atlas voor gemeenten 2012: BestuursBestuurs- en Concerndienst Atlas voor gemeenten 2012: de positie van Utrecht notitie van Bestuursinformatie www.onderzoek.utrecht.nl Mei 2012 Colofon uitgave Afdeling Bestuursinformatie Bestuurs-

Nadere informatie

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied, Indicator 7 September 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel uitbreiding van

Nadere informatie

Factsheets Nationale Gemeentelijke Duurzaamheidsmonitor 2014

Factsheets Nationale Gemeentelijke Duurzaamheidsmonitor 2014 Factsheets Nationale lijke Duurzaamheidsmonitor 2014 Opdrachtgever: De nationale monitoring studie naar gemeentelijke duurzaamheid is door Telos uitgevoerd in opdracht van de Directie Duurzaamheid van

Nadere informatie

Duurzame obligatie bindt meer beleggers aan de corporatiesector

Duurzame obligatie bindt meer beleggers aan de corporatiesector Duurzame obligatie bindt meer beleggers aan de corporatiesector Prof. dr. ir. Bastiaan Zoeteman en ir. René Goorden 1 Op 6 juli 2016 heeft BNG Bank haar eerste duurzame Social Bond ten behoeve van de financiering

Nadere informatie

Toiletreclame Regionale Tarieven Indoormedia

Toiletreclame Regionale Tarieven Indoormedia Volume netwerk Horeca Doelgroep 13-49 Alkmaar 1 2 weken 34 17 10 950,- 135,- 495,- 115,- Almere 1 2 weken 17 8 5 475,- 115,- 250,- 110,- Amersfoort 1 2 weken 50 25 15 1.425,- 150,- 745,- 125,- Amsterdam

Nadere informatie

Naam_Organisatie Belastingsamenwerking Rivierenland Gemeente Achtkarspelen Gemeente Alkmaar Gemeente Almelo Gemeente Almere Gemeente Alphen aan den

Naam_Organisatie Belastingsamenwerking Rivierenland Gemeente Achtkarspelen Gemeente Alkmaar Gemeente Almelo Gemeente Almere Gemeente Alphen aan den Naam_Organisatie Belastingsamenwerking Rivierenland Gemeente Achtkarspelen Gemeente Alkmaar Gemeente Almelo Gemeente Almere Gemeente Alphen aan den Rijn Gemeente Amersfoort Gemeente Amstelveen Gemeente

Nadere informatie

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland, 2013-2030

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland, 2013-2030 Amersfoort HET APOLLO MODEL Het Apollo Model is tot stand gekomen op initiatief van Kences en de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Met dit model

Nadere informatie

Mathilda Copinga, Dennis Lanjouw en May Hua Oei. Augustus 2005

Mathilda Copinga, Dennis Lanjouw en May Hua Oei. Augustus 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum voor Beleidsstatistiek UITSTROOM UIT DE UITKERING NAAR WERK Mathilda Copinga, Dennis Lanjouw en May Hua Oei Augustus 2005 Op 1 januari 2004 is de Wet werk en

Nadere informatie

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland, 2013-2030

HET APOLLO MODEL. Figuur 1: Ontwikkeling aantal studenten HBO en WO, Nederland, 2013-2030 Rotterdam HET APOLLO MODEL Het Apollo Model is tot stand gekomen op initiatief van Kences en de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Met dit model

Nadere informatie

Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Westland

Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Westland Duurzaamheidsbenchmark 2014 van Westland met 18 benchmarkgemeenten Auteurs Prof. dr. ir. B.C.J. Zoeteman J.L. Slabbekoorn, MSc R.J. Smeets, MSc Tilburg, 4 december 2014 Documentnummer: 14.109 Warandelaan

Nadere informatie

2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.

2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid. 32 021 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van

Nadere informatie

Platform Detailhandel Nederland 1 van 7. Gemeente. Emmen

Platform Detailhandel Nederland 1 van 7. Gemeente. Emmen Gemeenten moeten vaart maken met rooftassenverbod Uit onderzoek van het Platform Detailhandel Nederland naar de 50 grootste gemeenten blijkt dat in slechts 13 plaatsen de winkeliers gesteund worden met

Nadere informatie

Memo. Friso Metz 3 september 2008 Statistieken gedeeld autogebruik Van Datum Onderwerp. Doorkiesnummer Bijlage(n)

Memo. Friso Metz 3 september 2008 Statistieken gedeeld autogebruik Van Datum Onderwerp. Doorkiesnummer Bijlage(n) Memo Van Datum Onderwerp Friso Metz 3 september 2008 Statistieken gedeeld autogebruik Doorkiesnummer Bijlage(n) 010-282 5753 - Het aantal deelauto s in Nederland groeit snel en het einde van de groei is

Nadere informatie

DUURZAAMHEIDSINSPIRATIE VERKIEZINGEN GEMEENTERAAD Begin dit jaar hebben Telos en VNG International voor het eerst een

DUURZAAMHEIDSINSPIRATIE VERKIEZINGEN GEMEENTERAAD Begin dit jaar hebben Telos en VNG International voor het eerst een DUURZAAMHEIDSINSPIRATIE VERKIEZINGEN GEMEENTERAAD 2018 Door: Bastiaan Zoeteman (Universiteit van Tilburg & Telos) Begin dit jaar hebben Telos en VNG International voor het eerst een Governance monitor

Nadere informatie

Bezuinigingen in crisistijd vanuit duurzaamheid Gebruik van PPPscan voor Casus Werkplaats

Bezuinigingen in crisistijd vanuit duurzaamheid Gebruik van PPPscan voor Casus Werkplaats Bezuinigingen in crisistijd vanuit duurzaamheid Gebruik van PPPscan voor Casus Werkplaats John Dagevos & Hans Mommaas Tilburg, 20 juni 2012 Opbouw workshop De PPPscan in vogelvlucht Hoe de PPPscan te gebruiken?

Nadere informatie

Dit is een verkorte versie van het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten.

Dit is een verkorte versie van het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten. 0. Voorwoord Dit is een verkorte versie van het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten. In de jaren 2002 tot en met 2010 stelde COELO jaarlijks een Belastingoverzicht grote gemeenten samen in

Nadere informatie

6 Bijlage : Highlights uit de duurzaamheidsmeter, provinciaal en gemeentelijk

6 Bijlage : Highlights uit de duurzaamheidsmeter, provinciaal en gemeentelijk 6 Bijlage : Highlights uit de duurzaamheidsmeter, provinciaal en gemeentelijk 6 Bijlage : Highlights uit de duurzaamheidsmeter, provinciaal en gemeentelijk... 32 6.1 Brede deelname... 32 6.2 Tilburg wint...

Nadere informatie

Binnensteden en hun bewoners

Binnensteden en hun bewoners Binnensteden en hun bewoners 11 Bert Raets Publicatiedatum CBS-website: 23 september 211 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig cijfer x

Nadere informatie

Consumentenvertrouwen in Nederland, seizoensgecorrigeerd

Consumentenvertrouwen in Nederland, seizoensgecorrigeerd Bijlage: Economische ontwikkelingen, voorjaar 214 Economie en bedrijvigheid Consumentenvertrouwen Na tijden van een dalend consumentenvertrouwen lijkt de weg naar boven weer te zijn gevonden en is het

Nadere informatie

Fact sheets The Netherlands

Fact sheets The Netherlands Fact sheets Office and industrial property markets mid 215 www.dtz.nl 1 Fact sheets office property market mid 215 Office jobs 2,236,85 214 vs. 213.9% Availability 8,36 sqm.6% Stock 49,533, sqm.1% Take-up

Nadere informatie

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied, Indicator 6 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het aandeel uitbreiding van

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Ruwe sterftecijfers ziekenhuizen

Ruwe sterftecijfers ziekenhuizen Ruwe sterftecijfers ziekenhuizen Klinische opname Ziekenhuis Plaats Dagopname Dagmortaliteit Klinische mortaliteit % dag % kliniek Stg. Medisch Centrum Alkmaar Alkmaar 30.641 33.947 0 765 0,00 2,25 Ziekenhuisgroep

Nadere informatie

Nederlandse spoorwegen. rapportage schoonste stationsgebied verkiezing 2015

Nederlandse spoorwegen. rapportage schoonste stationsgebied verkiezing 2015 Nederlandse spoorwegen rapportage schoonste stationsgebied verkiezing 0 VOORWOORD Voor u ligt een onderzoeksrapportage naar de schoonbeleving van reizigers in verschillende stationsgebieden. Voor dit onderzoek

Nadere informatie