1. De orthogonale projektie (rechte projektie) blz Axonometrie (parallel-projketie) blz Constructietekenen voor meubelmaken blz.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "1. De orthogonale projektie (rechte projektie) blz Axonometrie (parallel-projketie) blz Constructietekenen voor meubelmaken blz."

Transcriptie

1

2 V A K T E K E N E N I N H O U D 1. De orthogonale projektie (rechte projektie) blz Axonometrie (parallel-projketie) blz Constructietekenen voor meubelmaken blz Het tekenen van de zwaluwstaart blz Meubel- en Interieurperspektief. blz Schetsen in perspektief blz Exploded view blz Het ontwerpproces blz Verhoudingen blz Kleurenleer blz. 107 samenstelling: Erik Groenhout Roelof Hey Wim van Hornsveld uitgave 4e druk 2004 sektie vaktekenen (produktontwikkeling) HOUT- en MEUBILERINGSCOLLEGE Amsterdam 1

3 1. De orthogonale projektie (rechte projektie) bovenaanzicht (B) achteraanzicht (F) linkerzijaanzicht (C) rechterzijaanzicht (D) vooraanzicht (A) onderaanzicht (E) fig Algemeen Wanneer we een ruimtelijk objekt driedimensionaal willen weergeven zullen we kiezen voor een methode die de dieptewerking van het objekt het dichtst benadert. Een zgn. perspektivische tekening kan een objekt weliswaar in ruimtelijke zin verduidelijken, de maten corresponderen echter niet met de werkelijke afmetingen van het objekt. Om het objekt te kunnen maken, het ontwerp uit te kunnen voeren, zijn juist deze gegevens nodig en moeten we dus een andere methode van weergeven hanteren. Hiervoor benaderen we het voorwerp frontaal, d.w.z. we bekijken het met evenwijdig gerichte oogstralen en wel van zoveel zijden als voor duidelijke weergave nodig is. Deze manier van tekenen noemen we orthogonale projektie, ook wel aanzicht- of parallelprojektie genaamd. Meestal zijn drie aanzichten voldoende om een voorwerp duidelijk weer te geven (vooraanzicht, zijaanzicht en bovenaanzicht) fig. Er zijn twee orthogonale ( genormaliseerde) projektiemethodes aan te wijzen, t.w. : 1. de Amerikaanse projektiemethode 2. de Europese projektiemethode 2

4 1.2 De Amerikaanse projektiemethode symbool voor de Amerikaanse projektiemethode Een veel gebruikte projektiemethode is de Amerikaanse projektiemethode (fig. 2) ; met name industriële voorwerpen worden volgens deze methode getekend. Hierbij gaat men er van uit dat, nadat men het vooraanzicht heeft gekozen, men rechts ervan het rechter zijaanzicht plaatst en erboven het bovenaanzicht positioneert etc. fig. 2. het zgn. buitendoos-principe fig. 3. B bovenaanzicht C A D F linker zijaanzicht vooraanzicht rechter zijaanzicht achteraanzicht E onderaanzicht fig. 2. 3

5 Hoe komt de Amerikaanse projektiemethode tot stand! fig. 3. buitendoos het uitslaan van de geprojekteerde aanzichten 4

6 1.3 De Europese projektiemethode symbool voor de Europese pr ojektiemethode Bij de Europese projektiemethode worden de aanzichten tegengesteld aan de Amerikaanse projektiemethode ten aanzien van het vooraanzicht gepositioneerd fig.4. het zgn. binnendoos-principe. fig. 5. E onderaanzicht F D A C achteraanzicht rechter zijaanzicht vooraanzicht linker zijaanzicht B bovenaanzicht fig. 4. 5

7 Hoe komt de Europese projektiemethode tot stand! binnendoos het uitslaan van de geprojekteerde aanzichten fig. 5. 6

8 1.3 Het opzetten van de projektie Afhankelijk van het objekt, zijn voor een duidelijke weergave minimaal 3 aanzichten nodig. Deze 3 aanzichten kunnen het best opgezet worden binnen een kader van twee, elkaar loodrecht snijdende, assen fig. 6. ( Het snijpunt van de twee assen is als het ware het punt waar de drie projektievlakken elkaar raken.) In het vlak rechtsonder komt het vooraanzicht, in het vlak rechtsboven het bovenaanzicht en in het linksondervlak het linker zijaanzicht (Amerikaanse projektiemethode). Door deze uitslag ontstaat tussen het bovenaanzicht en het zijaanzicht een leeg vlak. In dit vlak kunnen alle punten van het bovenaanzicht naar het zijaanzicht overgehaald worden m.b.v. een passer, óf m.b.v. een geodriehoek geprojekteerd worden op een zgn. transmissieas. Een transmissieas is een as getrokken vanuit het snijpunt van de twee assen onder een hoek van 45. transmissie-as passerlijn fig. 6. 7

9 1.4 Onzichtbare kanten Streeplijnen worden gebruikt voor de, niet direkt aan het oppervlak zichtbare, achterliggende onderdelen (onzichtbare delen) fig. 7 bovenaanzicht vooraanzicht rechterzijaanzicht fig. 7. kubus gedraaid t.o.v. het tafereel 8

10 Ook bij gedraaide of gekantelde objekten doen zich zgn. onzichtbare kanten voor die met streeplijnen worden aangegeven fig. 8 fig. 8. 9

11 2. Axonometrie (parallel-projektie) Axonometrie is een verzamelnaam voor een groot aantal manieren van ruimtelijk tekenen. Deze hebben met elkaar gemeen dat evenwijdige lijnen ook evenwijdig getekend worden en dat de maten afgezet worden op een assenstelsel dat de drie dimensies vertegenwoordigt. (x,y,z-as). De meeste varianten van de axonometrie zijn in feite orthogonale projekties van een voorwerp dat gedraaid en gekanteld is ten opzichte van het tafereel. (zie vorige pagina) Al naar gelang de kanteling c.q. draaiing en dus verkorting van de drie vlakken onderscheiden we: 1: Isometrie. isos = gelijk, metros = maat(staf) Z X Y fig. 1. Op de drie assen wordt dezelfde maatstaf gebruikt.wordt gebruikt als de drie vlakken dezelfde hoek met het tafereel maken. (X : Y : Z = 1 : 1 : 1) fig. 1. kubus in isometrie Maatstaf = Schaal 2: Dimetrie di = twee. Z X Y fig. 2. Op twee assen wordt dezelfde maatstaf gebruikt, op de derde een andere.deze geeft dus een andere verkorting. (X : Y : Z = 1 : 1 : 1/2) fig. 2. kubus in dimetrie 1 0

12 3: Trimetrie tri = drie Z X Y fig. 3. Op alle drie de assen wordt een andere maatstaf gebruikt. Elk vlak maakt een andere hoek met het tafereel en heeft dus een andere verkorting.deze manier is in de praktijk zeer tijdrovend en wordt daarom bijna niet gebruikt. (X : Y : Z = 1 : 2 : 3) fig. 3. kubus in timetrie 1 1

13 2.2 Overzicht van diverse projekties In de tekenpraktijk werden en worden naast deze orthogonaal geprojekteerde axonometrieën ook nog een aantal z.g.n. oblique of scheve projekties gebruikt. Deze hebben met elkaar gemeen dat één van de vlakken evenwijdig met het beeldvlak en dus met een haakse hoek getekend wordt en de andere twee schuin er tegen aan. (fig b t/m k) Praktijk: De isometrische tekening wordt het meeste gebruikt (fig a) omdat deze makkelijk en snel te maken is en een vrij goed ruimtelijk beeld geeft.de x-, en y-as worden allebei onder een hoek van 30 graden getekend. De z-as is altijd verticaal.maten mogen alleen langs deze assen afgezet worden, nooit in een andere richting. Als je een vierkant isometrisch tekent,ontstaat een ruit.de diagonalen van een ruit zijn niet even lang. fig. a: isometrie 30 /

14 Z Z X Y X Y fig. b: isometrie (militairperspektief) 45 fig. c: isometrie (militairperspektief) 30 / 60 Z Z Y Y X X fig. d: cavalier 45 fig. e: cavalier 30 Z Y X fig. f: cavalier

15 60 Z 60 Z Z Z X Y X Y fig. g: 45 Z = verkort volgens hulpconstructie fig. h: 30 / 60 Z = verkort volgens hulpconstructie Z Z X Y X Y fig. i : cabinet 45. Y. is een verkorting van de 1/2 van de ware grootte fig. j : cabinet 30. Y. is een verkorting van 2/3 van de ware grootte Z X Y fig. k: cabinet 60. Y. is een verkorting van 1/3 van de ware grootte 1 4

16 2.3 Niet evenwijdige lijnen of vlakken Een lijn die niet evenwijdig is met een van de assen kan alleen getekend worden door begin- en eindpunt van die lijn uit te zetten in het assenstelsel.een punt wordt bepaald door zijn kortste afstand tot de drie assen.(fig 7.) Z X Y orthogonaal isometrisch fig

17 2.4 Cirkel in isometrie Cirkels, bogen en willekeurige krommen kunnen isometrisch getekend worden door een voldoende aantal punten in het assenstelsel uit te zetten. (fig. 8a. 8b) R 45 R X X 8 punts methode 12 punts methode fig. 8a fig. 8b Ook is het mogelijk om bij benadering een cirkel (ellips) in isometrie 30 te construeren m. b.v. een passer (fig.9.) 30 (fig.9.) 1 6

18 orthogonaal isometrie 30 cabinet 45 (2-punts) perspektief (1-punts) perspektief leunstoel (roodblauwe stoel) 1918 Gerrit Rietveld 1 7

19 3. Constructietekenen voor meubelmaken Constructietekenen. Aan het begin van de industriële revolutie was de kunst van het constructietekenen slechts bekend bij een zeer beperkte groep. De geniale uitvinder James Watt bijvoorbeeld beklaagde zich over het feit dat hij niemand kon vinden die in staat was hem te helpen bij het vervaardigen van werktekeningen, terwijl zijn uitvoerders geen werkstuk naar tekening konden vervaardigen. Door de voortschrijding van de techniek werd het technisch tekenvak echter een pure noodzaak en kreeg langzaam, gestalte in de vorm van een groeiend aantal individuele tekenaars. De vaklieden werden daardoor gedwongen zonder tussenkomst van de ontwerper direct van de tekening een produkt te vervaardigen. Aanvankelijk leverde dit nogal wat problemen op, omdat alle tekenaars hun eigen methode ontwikkeld hadden. Toen de bedrijfsrationalisatie doorzette werd het noodzakelijk dat tekeningen van een bepaalde fabriek naar elders werden verstuurd voor het maken van een specifiek onderdeel. Dat was een reden voor grote bedrijven om hun tekenaars dezelfde tekenmethode op te leggen. Rond 1918 ontstonden in de meeste industriële landen normalisatielichamen die tot doel hadden eenheid te brengen in bijvoorbeeld afmetingen van universele onderdelen (bouten e.d.), keuringseisen, constructiemethoden, doch ook in de opzet en inrichting van technische tekeningen. De mechanische industrieën liepen in deze ontwikkelingen voorop. In Nederland werd in 1916 een commissie in het leven geroepen om de normalisatie in den Nederlanden ter hand te nemen. Na een naamsverandering ontwikkelde de commissie zich tot het "Nederlands Normalisatie Instituut", dat zich tot op de dag van vandaag bezighoudt met de normalisatie in Nederland. Pas in juni 1948 kwam het eerste normalisatieschrift uit voor het meubelbedrijf: NEN 916. In oktober werd de norm drastisch herzien en is, in gewijzigde vorm, nog steeds van kracht (NEN 916, tweede druk oktober 1975). Het feit dat de meubelbranche pas na de oorlog aan de normalisatie ten prooi viel valt wellicht te verklaren uit de late grootschalige industrialisatie van het meubelbedrijf. Ook de kleinschalige meubelmaker trekt profijt van de genormaliseerde tekenmethode, ondanks dat hij of zij in de praktijk niet altijd het eigen werk hoeft vast te leggen in een orthogonale projectie. Indien men b.v. een eigen ontwerp maakt, kan deze in de vorm van een technische tekening worden beschermd door de auteurs- of Beneluxmodellenwet. Het is dan natuurlijk wel noodzakelijk een tekening te maken waar geen vragen over kunnen rijzen. De genormaliseerde constructietekening voldoet volledig aan die eis. 1 8

20 Wat is precies een constructietekening? De constructietekening is een genormaliseerd schema van de bouw van een ruimtelijk object. De constructietekening is opgebouwd uit twee belangrijke factoren n.l.: - De orthogonale projectiemethode; - Een verzameling codes, samengevat in NEN 916 (tweede druk oktober 1975). Het bindweefsel dat het getekende tot een begrijpelijk en overzichtelijk geheel moet samenvatten wordt gevormd door: - Vorm- en maatvastheid; - De kunst van het weglaten; - De esthetische indeling van het tekenvlak. De tekening bestaat meestal uit een veelheid van aanzichten, doorsneden en details (voor het gemak de projecties genoemd). Om te voorkomen dat men naderhand met ruimtegebrek in het tekenvlak geconfronteerd wordt en om een fraaie tekening te verkrijgen, moet er vooraf een plan gemaakt worden voor de indeling van het tekenvlak. Dit vraagt allereerst een omschrijving van de eisen waaraan de genoemde projecties en waaraan het tekenvlak moeten voldoen. 1 9

21 Eisen voor de projecties: - Rond elk aanzicht, detail en doorsnede moet voldoende ruimte, minimaal 20 mm., overblijven voor de plaatsing van maatlijnen. Als echter twee projecties naast elkaar geplaatst zijn, moet die ruimte minimaal 30 mm. worden. - Indien aanzichten worden gebruikt voor het weergeven van de plaats van doorsneden en/of details (de schaaltekening), dan mag de ruimte tussen de aanzichten onderling kleiner gemaakt worden, doch de ruimte moet voldoende blijven voor de plaatsing van een lettercode: 10 mm. is hier een goede maat. - Elke projectie moet maat- en vormvast zijn; - De projecties moeten voldoen aan de codeomschrijving in de NEN norm voor het vak. 2 0

22 Eisen voor het tekenvlak: Het tekenpapier moet op A-formaat gesneden zijn ( Zie NEN 916, paragraaf 3.1, blz. 5 en de uitleg bij dezelfde paragraaf verderop). Leg het papier met de juiste kant boven. Dat is de meest gladde kant of de zijde van waaruit het watermerk leesbaar is. Of neem een vel calqueerpapier (transparant). Op regelmatige afstand binnen het A-formaat moet een kaderlijn getrokken worden. (Zie voor de eisen paragraaf A2 verderop). In de rechter onderhoek binnen de kaderlijn wordt de titel geplaatst (NEN 916, paragraaf 3.2, blz. 5 midden). De ruimte links van de titel en 25 mm. vanaf de onderste kaderlijn moet vrijgehouden worden voor de uitleg van eventueel zelf ingevoerde normcodes en het doen van andere vermeldingen. De overige ruimte is vrij voor de eigenlijke tekening. Men zou nu kunnen beginnen met het indelen van het tekenvlak. Het is echter van belang eerst vast te stellen wat er op een tekening moet staan en nader kennis te maken met de normalisatie van het meubelvak. De tekening waarover hier gesproken wordt is een "eindproduktentekening". Dat is een tekening die een werkstuk in de toestand waarin het zal worden gebruikt volledig bepaalt. 2 1

23 Aanvullingen en verduidelijkingen bij NEN 916 (tweede druk oktober 1975). In het volgende worden de paragraafnummers uit de norm in volgorde behandeld. De paragraafnummers die worden overgeslagen behoeven geen nadere uitleg, omdat ze voor de hand liggend zijn of volledig de originele normen overlappen Formaten: papierformaten (A - formaten ) volgens NEN 379 iggend staand A4 210 x 297 mm A3 297 x 420 mm A2 420 x 594 mm A1 594 x 841 mm A0 841 x 1189 mm 2 2

24 a. Behalve de hier genoemde papierformaten welke beschouwd worden als eerste keus, noemt NEN 379 (formaten voor tekenbladen en richtlijnen voor het vouwen en inhechten) nog een aantal afwijkende maten als tweede en derde keus. In sommige gevallen kunnen deze maten van nut zijn. Tweede keus: A3 x x 891 mm A3 x x 1189 mm A4 x x 630 mm A4 x x 841 mm A4 x x 1051 mm Derde keus: A0 x x 1682 mm A0 x x 2523 mm A1 x x 1783 mm A1 x x 2378 mm A2 x x 1261 mm A2 x x 1682 mm A2 x x 2102 mm Hier wordt telkens de kleinste zijde van het A-formaat verveelvoudigd. Voor een volledig overzicht moet verwezen worden naar de bovengenoemde norm. b. Dezelfde norm (NEN 379) spreekt over het vouwen van de tekening. De moedertekening (inkt op transparant) wordt vrij opgehangen, vlak neergelegd, of als dat niet mogelijk is opgerold met een middenlijn van tenminste 40 mm. 3.2 Rechteronderhoek (titel): a. Het voorbeeld dat hier gegeven is wordt van toepassing geacht op het onderwijs en die bedrijven die kunnen volstaan met de vermeldingen die in deze titel worden gedaan. Het is toegestaan de titel, voor eigen gebruik, een andere vorm te geven als tenminste dezelfde gegevens daarin worden opgenomen. b. liggend A-formaat staand A-formaat Projectie: In 7.6 (blz. 11 boven) wordt in een opmerking vermeld dat de schaaltekening uitsluitend volgens de Amerikaanse projectiemethode gemaakt mag worden. Dat wil dus zeggen dat het getekende symbool in het voorbeeld van de titel standaard is. Tegenwoordig mag ook de Europese projectie 2 3

25 gebruikt worden. Schaal: Indien op een tekening meer dan één schaal wordt gebruikt, dient alleen de algemene schaal in het titelblok te worden vermeld en de afwijkende schaal-(en) bij de aanduiding van de desbetreffende projectie (NEN 13, tweede druk maart 1980). Meeteenheid: In het meubelbedrijf werkt men in millimeters nauwkeurig. De maateenheid is dus millimeters. 2 4

26 Datum: De dag waarop de tekening wordt afgeleverd. Getekend: De naam van de tekenaar. Afdeling: De klas of afdeling waarin de tekenaar werkt. Gezien: De naam van degene die de tekening heeft nagezien. Opmerkingen: Opmerkingen of wijzigingen die achteraf komen. Fabriek: Hier hoort te staan: HMC AMSTERDAM Nummer: Het volgnummer van de tekening. Formaat: De aanduiding voor het genormeerde formaat waarop getekend is. Bijv.: A2, A Stuklijst: De stuklijst is alleen van toepassing bij z.g. monotekeningen. De bijlage A (blad 1 t/m 8) is een voorbeeld van één monotekening. De stuklijst kan ook noodzakelijk zijn als er in de vorm van bijlagen details aan een tekening worden bijgevoegd. Het maken van bijlagen moet echter wel tot het uiterste worden voorkomen. 2 5

27 4. Schalen: a. De schaal is de verhouding tussen de lineaire afmeting van een werkstuk zo- als die op de oorspronkelijke tekening is afgebeeld en de werkelijke lineaire afmeting van het werkstuk. Voorbeeld fig.1. fig. 1 Op de tekening is hetzelfde vlak afgebeeld als de werkelijkheid die we ernaast zien. Eén centimeter op de tekening vertegenwoordigt er twee op het werkelijke object. We spreken hier van een "verkleinende schaal" van 1:2. Het kan ook andersom. We spreken dan van een "vergrotende schaal". Voorbeeld fig. 2. fig. 2 De maat op de tekening is hier dertig tegen tien in werkelijkheid. Omdat men bij het noteren van de schaal eerst het getal schrijft dat bij de tekening hoort, kunnen we spreken van de "vergrotende schaal" 3:1. Wanneer de schaal 1:1 is, dan wordt er gesproken van "ware grootte". De maat op de tekening is dan gelijk aan de maat in werkelijkheid. b. De aanbevolen schalen voor verkleining kunnen worden aangevuld met 1:2 en 1:5. Verder zouden vergrotende schalen 2:1, 5:1 en 10:1 bijgevoegd kunnen worden. c. De schaal van een tekening dient te worden gekozen in overeenstemming met de grootte en de ingewikkeldheid van het af te beelden object en met het doel van de tekening. In elk geval dient de schaal voldoende groot te zijn om het object duidelijk af te beelden en de gewenst maten aan te duiden. In de praktijk is dit vooraf te beoordelen indien men eerst het kleinste en meest gecompliceerde constructiedetail uittekent op de schaal die men wenst. Er moet een kanttekening geplaatst worden bij de opmerkingen die hier gedaan zijn. 2 6

28 Paragraaf 7.7 (blz. 11 midden) stelt dat er op schaal 1:1 getekend moet worden. Door het kleine formaat tekentafels die op school voorhanden zijn, wordt men echter soms gedwongen van dit punt af te wijken. 2 7

29 6. Lijnsoorten: Onder lijnsoort wordt verstaan de vorm van de lijn met de daaraan gekoppelde betekenis. De vorm kan worden onderscheiden in een dikte en een formele vorm. Het technisch tekenvak onderscheidt meer lijnsoorten dan in de tabel van 6.1 zijn opgenomen. De voorbeeldtekeningen bij de NEN 916 tonen een aantal lijnsoorten die niet in de tabel zijn opgenomen. Op grond van deze beperkingen zal in het volgende tabel worden uitgebreid en aangevuld met lijnsoorten uit NEN 2350 (derde druk april 1983) en met voorbeelden uit de bij NEN 916 bijgesloten tekeningen. Verder is het in schoolverband van belang duidelijkheid te scheppen over secundaire lijnen, zoals de kaderlijn e.d. Wat betreft de dikten van de lijnsoorten worden er in de tabel drie onderscheiden, te weten dik, middelmatig en dun. Men moet daarvoor per tekening drie op elkaar volgende pennen kiezen. De meest voor de hand liggende zijn de genormaliseerde dikten: 0,25-0,35-0,50-0,70mm. In verband met eventuele microverfilming van de tekening worden bij de belangrijkste gegeven papierformaten dikten aanbevolen: tekenformaat : dikke lijn : middeldikke lijn : dunne lijn : A0 0,70 mm 0,50 mm 0,35 mm A1 0,50 mm 0,35 mm 0,25 mm A2 0,35 mm 0,25 mm 0,18 mm A3 0,35 mm 0,25 mm 0,18 mm A4 0,35 mm 0,25 mm 0,18 mm Deze tabel is opgesteld om te voorkomen dat bij microverfilming lijnafstanden dichtvloeien. De genormaliseerde pennen zijn te herkennen aan het symbool of door middel van kleurcodes zijn de verschillende dikten van elkaar te onderscheiden: pendikte (DIN) : kleurcode : 0,13 mm paars 0,18 mm rood 0,25 mm wit 0,35 mm geel 0,50 mm bruin 0,70 mm blauw 1,00 mm oranje 2 8

30 dikke lijn (begrenzingslijn) dunne lijn (hulplijnen en maatlijnen) middeldikke lijn (niet zichtbare begrenzingslijnen) dunne lijn (arceringen) dunne lijn (lijmnaden) 2 9

31 A1 Zichtbare begrenzingslijn: Deze lijn geeft aan de begrenzing van de vorm en de vormveranderingen van een gegeven object die in de orthogonale projectie in het zicht liggen. Hiervan zijn uitgezonderd de vormveranderingen op lijmnaden. A A fig. 3. A2 De kaderlijn kan meestal het beste getekend worden met dezelfde pen als waarmee op dezelfde tekening de zichtbare begrenzingslijn wordt getrokken. De dikte moet op alle papierformaten tenminste 0,50 mm. zijn. Voor de randen tussen de kaderlijn en de afsnijkant wordt voor de formaten A0 en A1 een breedte van tenminste 20 mm. aanbevolen. Voor de formaten A2, A3 en A4 is de aanbevolen afstand tenminste 10 mm. Deze afmetingen zijn bepaald door de beperkingen van sommige lichtdrukmachines. Er bestaat ook apparatuur die een afstand van resp. 10 mm. of 7 mm. kan verwerken. De afsnijkant mag niet in inkt getekend worden om een ongewenste zwarte rand op de lichtdruk te voorkomen. A3 Vouwmerken: De uiteinden van de vouwlijnen (de denkbeeldige vouw) kunnen naar wens op de tekening geplaatst worden. Deze vouwmerken staan loodrecht op de kaderlijn tussen de afsnijkant en ongeveer 5 mm. binnen de tekenruimte. De dikte van de lijn is gelijk aan die van de kaderlijn en heeft voorrang op andere aanduidingen in de rand. A4 Centreermerken: Op dezelfde wijze als de vouwmerken worden aangebracht kan men de tekening ook van centreermerken voorzien om bij het reproduceren het centreren te vergemakkelijken. 3 0

32 A B horizontale doorsnede B 40 linker zijaanzicht A fig. 4. B1 Maatlijnen zie 6.3 (blz. 9) en 9.3 (blz. 16 bovenaan). Voor de volledigheid moet er op gewezen worden dat de pijlen waarvan de maatlijn is voorzien altijd open getekend dienen te worden. Zie fig. 4. a. De pijl die de richting aangeeft van waaruit de doorsnede moet worden bekeken (zie 6.3) of de pijl voor de aanduiding van het aanzicht 7.4 (blz. 10 onderaan) is altijd een dichte of zwart getekende pijl. b. De pijl van een aanhaallijn dient open getekend te worden. Een aanhaallijn kan worden gebruikt om een speciale vermelding te koppelen aan het onderdeel waarvoor die vermelding geldt. Zie 9.3 (blz.17 midden). B2 Hulplijnen: zie 6.3 (blz.9) en 9.3 (blz. 16 bovenaan). B3 Zie 7.8 (blz. 11 midden) en 7.10 (blz. 11 midden). B4 Met een aangrenzend deel wordt bedoeld een object of een stuk daarvan dat niet behoeft te worden geproduceerd op grond van het getekende in de gegeven constructietekening. Het aangrenzend deel heeft uitsluitend tot doel om duidelijk te maken hoe en waar het te produceren object staat in de ruimte. Bijvoorbeeld: er moet een tekening van een kast gemaakt worden. Die kast staat op een onderstel dat elders geproduceerd wordt. Indien men op de tekening van de kast een stuk van het onderstel tekent spreekt men van een aangrenzend deel. Het aangrenzende deel is dus voor de betreffende tekening onbelangrijk. 3 1

33 B5 Lijmnaden zie 6.3 (blz. 9). B6 Begrenzingslijn van gekantelde aanzichten en gekantelde doorsneden (NEN 2350 derde druk april 1983). Indien b.v. in het aanzicht van een stoelpoot de doorsnede wordt getekend, wordt die doorsnede begrensd met een dunne lijn. Als de gekantelde doorsnede buiten de projectie getekend wordt zal het begrensd moeten worden door een dikke lijn. Zie fig. 5. fig. 5. C1 Afbreeklijn van gedeeltelijke aanzichten en gedeeltelijke doorsneden: zie 6.3 (blz.9). Voor de volledigheid moet er op gewezen worden dat deze lijn nooit buiten de begrenzingslijnen mag uitsteken. De natuurlijke breeklijn doet dat ook niet. C2 Voor lange afbreeklijnen is het wellicht fraaier om een dunne lijn met zigzags toe te passen. Zie fig. 6. fig. 6. Het aantal zigzags dient te worden aangepast aan de lengte van de afbreek-lijn. D1 Niet zichtbare begrenzingslijnen. D2 Omdat er ook bij alle niet zichtbare lijnen onderscheid gemaakt zou kunnen worden in gelijmde en niet gelijmde begrenzingen, zou het gebruik van twee soorten niet zichtbare begrenzingslijnen de moeite waard zijn. NEN 2350 geeft behalve een middelmatig dikke streeplijn ook een dunne streeplijn. De norm maakt daarbij de kanttekening dat slechts één van beide dikten wordt aanbevolen per tekening. In het meubelvak zouden we hiertegen kunnen zondigen door b.v. de dunne streeplijn te gebruiken als aanduiding voor gelijmde begrenzingen. Dit mag echter alleen als de aan de dunne streeplijn toegeschreven betekenis op de tekening wordt vermeld. Men moet zich bij dit gebruik ook realiseren, dat de dunne streeplijn kan wegvallen achter een arcering of een lijmnaad. 3 2

34 E1 Hartlijnen en steekcirkels: a. De hartlijn is een middenlijn in een symmetrische figuur. b. De steekcirkel is een hartlijn die in een cirkelvorm door het midden gaat van een serie vormen b.v. gaten. Zie fig. 7. fig. 7. c. De hartlijn die een symmetrisch figuur over het midden afbreekt, wordt vervangen door een symmetrielijn. Dit is een hartlijn die op de uiteinden is voorzien van twee dikke, loodrecht op de hartlijn geplaatste lijntjes. Zie fig.8. fig.8 3 3

35 E2 Uiterste en eventuele tussenliggende standen van bewegende delen. V.b.: een kast met een klep. De constructietekening wordt meestal met een gesloten klep getekend. Als men in dezelfde tekening eveneens wil tonen tot waar de klep open kan slaan en welke tussenliggende standen mogelijk zijn, worden deze getekend met de dunne, gemengde streeplijn. E3 Begrenzingslijnen die voor de doorsnede zijn gelegen: bij een doorsnede wordt alleen dat deel getekend dat overblijft na de doorsnijding van het object, gezien in de richting van de pijl. Als men in dezelfde doorsnede toch iets wil tekenen van het weggevallen deel, dan wordt dat tekenwerk uitgevoerd met de dunne, gemengde streeplijn. F1 Doorsnijdingsvlakken: de aanduiding van het doorsnijdingsvlak is altijd ge dacht loodrecht op het papier (denk er aan dat de dunne, gemengde streeplijn steeds het bovenaanzicht voorstelt van een zaagblad waarmee het object wordt doorgezaagd). Een doorsnede is altijd een totaal en daarom onafhankelijk van de lengte van de gemengde streeplijn. Verder is het vermeldenswaardig dat de doorsnijdingsvlakken ook geknikt mogen zijn. Wanneer men dat doet, moet wel op elke knik de lijn verdikt worden. Zie fig. 9. fig. 9. G1 Aanduiding van oppervlakken met aanvullende of afwijkende behandeling of bewerking. Dit wordt aangegeven door een dikke, gemengde streeplijn, evenwijdig aan de contourlijn van het betreffende deel. Zie fig. 10. fig

36 Gezien de hoeveelheid lijnsoorten is het van belang een voorrangsregel op te stellen voor die gevallen waar verschillende lijnsoorten samenvallen. De volgorde van belang is ontleend aan NEN 2350: a - b - c - d - e - zichtbare begrenzingslijn niet zichtbare begrenzingslijn lijnen van doorsnijdingsvlakken hartlijnen hulplijnen van maatlijnen De arcering wordt niet genoemd en is dus blijkbaar het minst belangrijk. De arcering mag dan ook over grote stukken van de tekening weggelaten worden. Vanuit verbindingen en aan het begin van elke vorm moet er echter in het vlak van doorsnede gearceerd worden. Ook als een doorsnede is onderbroken moet er in beide gevallen gearceerd worden. 9. Maatinschrijving: Op een "eindproduktentekening" dienen alle maten en eventuele toleranties die noodzakelijk zijn voor de volledige bepaling van een werkstuk, ingeschreven te zijn. Alle maten moeten dus afleesbaar zijn uit de tekening. Niet ingeschreven maten mogen onder geen enkele voorwaarde uit de tekening worden opgemeten. Om het bematen effectief te kunnen volbrengen moet men zich de volgende vragen stellen: - Uit welke delen (vormen) bestaat het werkstuk en welke maten zijn er nodig voor de vervaardiging van de afzonderlijke delen? - Hoe en in welke volgorde kan de uitvoerder (modellenmaker) deze maten tijdens het werk het beste uitmeten? - Welke maten zijn voor het assembleren van het model nodig? - Welke maten zijn er nodig om het werkstuk bij de afwerking naar behoren te kunnen aftekenen? Ook het inschrijven van maten is aan regels gebonden. De belangrijkste regels worden opgesomd: - Bemaat in volgorde van bewerking. - Schrijf de maten op plaatsen waar men ze bij de vervaardiging zal zoeken. - Schrijf maten daar waar de afstand die bemaat moet worden het duidelijkst te herkennen is. - Men tekent altijd schone maten, d.w.z. afmetingen van het geheel voltooide werkstuk. - Hoofdmaten (maten die de totale afmeting van het werkstuk vaststellen) moeten altijd duidelijk zichtbaar en liefst met iets grotere maatcijfers en pijlpunten ingeschreven worden). - Totale lengtematen dienen in de meeste gevallen te worden vermeld. (In sommige gevallen is de totale lengte een overbodige maat indien een vorm geheel bepaald wordt door ingeschreven maten). - Elke maat mag slechts in één projectie voorkomen. - De tekeninglezer mag niet zelf maten van elkaar aftrekken of bij elkaar optellen. - Maat en hulplijnen moeten elkaar zo min mogelijk snijden. - Plaats de maten zoveel mogelijk buiten het figuur. Alleen als het duidelijker is mag het ook in het figuur. 3 5

37 vervolg: - De maatgroepen van onderdelen dienen zo veel mogelijk van elkaar gescheiden te blijven. - Gebroken maten dienen altijd in decimalen te worden geschreven. - De schaaltekening moet worden voorzien van uitsluitend hoofdmaten (grootste lengte, breedte en hoogte). - Maten worden altijd uitgedrukt in millimeters. 3 6

38 Punt (blz. 10 onderaan) spreekt over toleranties. Het punt 10 (blz.21) legt uit wat daarmee bedoeld wordt. In de ambachtelijke meubelmakerspraktijk wordt er echter niet of nauwelijks met toleranties gewerkt. In de meubelindustrie is het gebruik van toleranties echter niet uitzonderlijk; enig begrip is daarom wel op z'n plaats. 11.1A t/m D. Triplex en multiplex worden aangeduid met dezelfde arcering. 11.2Let op:er bestaat nu een metrische aanduiding voor schroeven. Maten in inches zullen in de nabije toekomst verdwijnen. Het is dus goed om zich de metrische aanduiding aan te wennen. b. Schroeven die van de tekenaar afgericht in het hout gedraaid zijn worden in een aanzicht getekend zoals ze in aanzicht er uit zien. (Cirkel met twee parallelle lijntjes). c. Indien een schroef in dezelfde situatie als b. niet zichtbaar is, wordt ze met een middelmatig dikke streeplijn getekend. d. Als de schroef naar de tekenaar toe in het hout gedraaid is, wordt de schroef met een plusteken aangegeven in de dunne pen. e. In de situatie van b, c, of d, mogen de schroeven ook vervangen worden door twee loodrecht op elkaar staande hartlijntjes. Als deze mogelijkheid wordt gekozen, betekent dit een nauwkeurige plaatsbepaling van de schroef. Deze aanduiding moet altijd voorzien worden van maatlijnen. Zie voor b, c, d en e fig. 11. b c d e fig. 11. f. Om nu een aanvullende doorsnede te vermijden, mogen openingen in aanzicht worden aangegeven door dun getekende diagonalen (NEN 2394 derde druk april 1983). Ook om een tweede aanzicht te vermijden, mogen de zijvlakken van rechte of tapse vierkanten (op aseinden) worden aangegeven met dun getekende diagonalen. Zie fig. 12). 3 7

39 fig. 12 Met de regels die in de norm en in deze aanvulling zijn aangegeven kan men een tekening maken. Echter alvorens daaraan te beginnen is enige kennis van de beschrijvende meetkunde erg handig. Om hieraan tegemoet te komen, volgt hier een eenvoudig foefje, afkomstig uit de beschrijvende meetkunde. De norm geeft bij punt 7.1 de benaming van de aanzichten. Punt 7.3 behandelt de plaatsing van die aanzichten. Men ziet dat de hoogte van het vooraanzicht A gelijk is aan die van aanzicht C, D, of F. Dit betekent dat alle verticale maten horizontaal zijn over te halen tussen A, C, D, F en vice versa. Dit kan zonder in elk aanzicht steeds opnieuw te meten. Eénmaal een verticale maat uitmeten is genoeg. Op dezelfde manier kunnen we de horizontale maten in A, B en E verticaal overhalen. Eénmaal een horizontale maat uitmeten is dus genoeg. In fig. 13 ziet men hoe de derde dimensie (de diepte van het blok) kan worden overgehaald van D naar B. fig. 13. Hier moeten we er voor zorgen dat het punt M van de transmissie-as op het snijpunt ligt van b.v. de voorkant van D en de voorkant van B. Men kan hierbij ook uitgaan van de achterkant. Deze truc geldt uiteraard ook voor het overbrengen van de diepte in het onderaanzicht. Behalve het overbrengen van maten met behulp van de transmissie-as kan men ook gebruik maken van de passer. Zie fig. 1a. 3 8

40 Op grond van deze mogelijkheid zal men ook begrijpen waarom de transmissie-as onder 45 graden is geplaatst. Wanneer men aanzichten, doorsneden en details toepast, is het van belang deze zodanig te plaatsen dat men zo min mogelijk hoeft te meten. De normalisatie heeft hier ook in voorzien. NEN 2393 (derde druk april 1983) stelt: De plaatsing van doorsneden ten opzichte van de bijbehorende aanzichten dient in het algemeen te geschieden volgens de regels die gelden voor de onderlinge plaatsing van aanzichten (zie 7.3, blz. 10), maar wanneer een hiervan afwijkende plaatsing nodig is (b.v. wegens de beschikbare plaatsruimte van de tekening), mag deze worden gebruikt, mits de doorsnede in de onmiddellijke nabijheid van het overeenkomstige aanzicht wordt geplaatst. Ditzelfde geldt uiteraard ook voor details of doorsneden onderling. Hierop aansluitend is het van belang het onderscheid tussen de begrippen aanzicht, doorsnede en detail duidelijk vast te stellen. 1 a. Aanzicht = de orthogonale projectie van een object die zowel het uitwendige als het inwendige van het object toont. Hier wordt dus gebruik gemaakt van niet zichtbare begrenzingslijnen. b. Men onderscheidt nog het gedetailleerde aanzicht. Dit is een afgebroken aanzicht, al of niet op een vergrotende schaal. 2a. Doorsnede = de projectie van een doorsneden object, gezien in een richting loodrecht (orthogonaal) op één van de overgebleven delen. Het vlak van doorsnede, dit is het vlak dat door de zaag is geraakt, dient te worden gearceerd. Alles wat achter het vlak van doorsnede is gelegen wordt getekend alsof het een aanzicht is. b. Men onderscheidt drie soorten doorsneden: langsdoorsnede = de doorsnijding over een verticaal vlak, evenwijdig aan het vooraanzicht. dwarsdoorsnede = de doorsnijding over een verticaal vlak, staande loodrecht op het vooraanzicht. horizontale doorsnede = de doorsnede over een horizontaal vlak, lood- recht op het vooraanzicht. Ook hier spreekt men van gedetailleerde doorsnede indien het gaat om een afgebroken doorsnede, al of niet op een vergrotende schaal. III Detail = de orthogonale projectie, al of niet op een vergrotende schaal, van een gedeelte van uitsluitend de buitenvorm van een object. In een detail worden geen niet zichtbare begrenzingslijnen getekend. Voor het verduidelijken van een constructief onderdeel is het detail in de meeste gevallen ongeschikt. In bijlage C bij NEN 916 (voorbeeld tekening) is de projectie A een typisch voorbeeld van een detail. In de schaaltekening wordt het detail aangegeven met een cirkeltje rond het onderdeel dat men wil verduidelijken. Dit kan echter ook met een aanhaallijn. De projectie is t.o.v. de schaaltekening vergroot naar ware grootte. 3 9

41 Als het onderdeel waarvan men een detail wil niet op de schaaltekening zichtbaar is, kan er ook geen detail van getekend worden. In de voorbeeldtekening zou een detail van de onderkant van de kast uitgesloten zijn. Als men details wil toepassen, moet men daar in de keuze van de schaaltekening rekening mee houden. Reeds eerder werd vermeld, dat het van belang is, voordat men gaat tekenen, een indelingsplan voor het tekenvlak op te stellen. In het volgende wordt een stapsgewijze methode behandeld voor het bereiken van een goed plan. 4 0

42 schema voor het indelen van het tekenvlak a. welke onderdelen moeten er getekend worden? b. hoe groot is de tekenruimte die beschikbaar is? c. welke schaal vereist de tekenruimte? d. hoe wil ik de onderdelen plaatsen? e. is de keuze mogelijk? nee ja f. is de keuze echt mogelijk? nee ja a. teken? fig

43 Stapsgewijze methode voor het indelen van het tekenvlak: Voor het verdelen van de projecties over het tekenvlak kan men het beste het schema van fig. 14 volgen. Begin bovenaan in het schema en volg, na het beantwoorden van de vragen steeds de pijlen. Indien een vraag met ja of nee beantwoord kan worden, volg dan die pijl waar het juiste antwoord bijgeschreven staat. Elke vraag is voorzien van een letter. Bij elke letter hoort een toelichting in de tekst die betrekking heeft op de vraag. Lees de toelichting goed en volg het schema, vooral in het begin, nauwgezet op. Dit geeft de meeste kans op een snelle en goede indeling van de tekening. Toelichtende teksten bij fig. 14. a. Welke onderdelen moeten er getekend worden? Neem een stuk kladpapier en schets daarop, herkenbaar, de noodzakelijke aanzichten, doorsneden en details, inclusief de grootste lengte en breedte per projectie. Het doel hiervan is, dat de keuze van de onderdelen, inclusief de gegevens die nodig zijn voor het indelen van de tekening, in beeld gebracht zijn. Op deze manier is het makkelijk te controleren of er niets vergeten is. Bovendien kunnen de gegevens die nodig zijn voor het beantwoorden van de volgende vragen snel gevonden worden. b. Hoe groot is de tekenruimte die beschikbaar is? In afbeelding 15 zie je het tekenvlak volgens de gestelde eisen. De beschikbare tekenruimte is grijs gemaakt. Schets de afbeelding na en zet, afhankelijk van het A-formaat, de juiste maten bij de maatlijnen. c. Welke schaal vereist de rekenruimte? Dit is te bepalen door de werkelijke maat van het te tekenen object te vergelijken met de grootste breedte of hoogte van de tekenruimte. Past de werkelijke maat er op, dan wordt de schaal 1:1. Lukt dat niet, bekijk dan of de halve ware maat of éénvijfde daarvan in de tekenruimte past. Afhankelijk van de uitkomst verkrijgen we schaal 1:2 of 1:5. Lukt schaal 1:5 ook niet, dan moet er een groter A formaat op tafel komen, of er moet in de onderdelen ingekort worden. Bestudeer punt 4c van de aanvulling nauwkeurig. Als de schaal bepaald is, ga dan naar vraag d. d. Hoe wil ik de projecties plaatsen? Kies voor de in jouw ogen fraaiste verdeling en let daarbij nog niet op maten (de keuze moet wel gemotiveerd kunnen worden op grond van de opmerkingen volgend op punt 11.2 van deze aanvulling). Schets de keuze even in rechthoekige vlakken op je kladblaadje en ga dan verder naar de volgende vraag. 4 2

44 l e g e r u i m t e rechteronderhoek fig. 15 A- formaat (snijhoek) kantlijn Indien je door één van de volgende vragen bent terugverwezen, zoek dan naar een andere indeling, maar verlies daarbij niet de fraaie verdeling uit het oog. Maak van de nieuwe keus weer een schetsje en ga weer naar vraag e. e. Is de keuze mogelijk? Tel alle grootste horizontale maten bij elkaar op. Doe hetzelfde met de grootste verticale maten. Bekijk of beide sommen kleiner zijn dan de maten die je op je kladpapier gezet hebt bij de beantwoording van vraag b. Zo ja, ga dan verder met de beantwoording van de volgende vraag. Is het antwoord nee, ga dan terug naar c of d. Indien je dreigt telkens tussen de vragen d en e heen en weer geslingerd te worden, kies er dan voor om één of meer, doch zo min mogelijk projecties af te breken. Breek zodanig af, dat de verhoudingen van een projectie zo veel mogelijk bewaard blijven. De maten van de afgebroken onderdelen nu nog niet vastleggen (komt vanzelf bij vraag f ter sprake). Ga eerst terug naar vraag d om te zoeken naar een nieuwe verdeling. f. Is de keuze echt mogelijk? Tel eerst het aantal tussenruimten, zowel horizontaal als verticaal (het gaat om de ruimten tussen de onderdelen onderling zowel als de ruimten tussen de onderdelen en de kaderlijn of de stuklijst). Trek de sommen die je gevonden hebt in de vorige vraag af van de horizontale en verticale tekenruimte. Deel de bedragen door het aantal tussenruimten (horizontaal en verticaal gescheiden uitvoeren). Komt daar voor beide richtingen meer dan 20 mm. uit, ga dan gerust tekenen en neem als 4 3

45 tussenruimten de gevonden getallen. Is het gevonden getal in één van de richtingen kleiner dan 20 mm, ga dan terug naar vraag d. Indien je reeds besloten hebt af te breken, teken dan alle projecties in met de minimale tussenruimten van 20 of 30 mm. De maten van de afgebroken onderdelen volgen dan vanzelf. N.B. Als je eerst in potlood tekent en daarna overtrekt op transparant, kun je op de potloodtekening ook zo te werk gaan, dat je de belangrijke projekten in z n geheel tekent en daarna met de schaar inkort zodat je ze weer op een vel bijeen kunt plakken. Is de indeling gemaakt met de schaar dan leg je de transparant erover en teken de ingekorte tekening over. Op soort gelijke wijze wordt een computertekening (AutoCad) getekend: Eerst teken je alles op ware grootte en niet ingekort, pas daarna wordt de lay-out bepaalt. 4 4

46 4. Het tekenen van de zwaluwstaart: 4.1 algemeen Bij het tekenen van zwaluwstaarten kan men het beste uitgaan van een methode, rechtstreeks gebaseerd op de vlakke meetkunde. Als de getekende zwaluwstaart moet worden uitgevoerd, kan dezelfde methode gehanteerd worden, of men kan besluiten een zwaluwstaarthoutje van die specifieke stand te maken. Deze methode pretendeert niet de enig juiste te zijn; er bestaan ook vanuit de praktijk ontstane regels die zeer effectief zijn. De Egyptenaren kenden de zwaluwstaart reeds voor gevallen waarbij een rechthoekige verbinding in de lengterichting van één van de delen, op trek, werd belast. Zie fig. 1. fig. 1 Waarschijnlijk bij de val van het Romeinse Rijk is het gebruik van de zwaluwstaart verloren gegaan om pas in de twaalfde eeuw herontdekt te worden. Pas in de Nieuwe Geschiedenis is de staart ontwikkeld tot de perfectie waarin wij hem kennen. Door de uitwaaierende vorm van de staart, grijpt het staarthoudende deel zich vast. Als de staart meer uitwaaiert, zal de grip groter zijn. Aan de andere kant kan een weinig uitwaaierende staart heel mooi zijn. Tussen deze twee uitersten bestaat een scala aan mogelijkheden. Alvorens te beginnen met de constructie van de zwaluwstaart moeten een aantal begrippen vastgesteld worden, die van belang zijn in dit verband. Zie fig

47 fig. 2 / 3. De zwaluwstaart is meetkundig gezien een gelijkbenige driehoek, hetgeen blijkt uit fig. 3. De mate van uitwaaieren, ofwel de scherpte van de staart, wordt bepaald door de verhouding tussen het staarteinde en de hoogte van de gelijkbenige driehoek. D.w.z. dat de staart wordt bepaald door de hoogte van een deel- en de plaats van de hulplijn H. Reeds eerder werd melding gemaakt van een meer of minder uitwaaierende staart, resp. een stompe of een scherpe staart. In fig. 4 ziet men een voorbeeld van een stompe en een scherpe staart, samen met enkele tussenliggende mogelijkheden. 4 6

48 fig. 4 Aangezien één deel precies de maat is van een huis of staarteinde, wordt de hulplijn H verkregen door het deel te vermenigvuldigen met het verhoudingsgetal (vermenigvuldigingsfactor). Het verhoudingsgetal is telkens een heel of een half getal. De getallen zijn zo gekozen om in de tekenpraktijk niet te veel en te moeilijk te hoeven rekenen. Tweemaal het staarteinde levert een stompe staart op. Viermaal het staarteinde maakt een scherpe staart. Hoe groter de vermenigvuldigingsfactor, des te scherper is de staart. Wanneer men twee delen met de zwaluwstaartverbinding aan elkaar wil bevestigen, moet er eerst beslist worden over het aantal staarten dat daarvoor nodig is. Hiervoor bestaat geen effectieve regel. De ervaring is hier doorslaggevend. Bij het uittekenen van de staarten kan men het beste uitgaan van het deel waar de staarten aan vastzitten. De huizen of de staarten kunnen aan de buitenzijde van dat deel beginnen. In beide gevallen is het aantal delen oneven (fig. 5a en 5b). 4 7

49 Omdat we voor de constructie uit moeten gaan van de staarten, kunnen de volgende regels worden opgesteld: I II Staarten aan de buitenzijde: 2 maal aantal staarten min 1 = 2 maal 4 min 1 = 7 delen. Huizen aan de buitenzijde: 2 maal aantal staarten plus 1 = 2 maal 3 plus 1 = 7 delen. Hier wordt voor staart en huis een gelijke afstand gekozen. Ook kan men kiezen de staart 2x zoveel ruimte te geven. Bij 3 staarten wordt het aantal vakjes dan (3x2)+(4x1)=10. (3x aantal staarten+1= 3x3+1=10). Voordeel is dat de onderste staart lager komt, handig voor de labodem. De maat van de afzonderlijke delen kan nu gevonden worden door de hoogte H te delen door 7, (of 10) maar een methode die, zeker op de tekentafel, beter werkt is geschetst in fig. 6a. fig. 6a. De liniaal wordt op een willekeurige plaats over de hoogte H gelegd. De O op de ene zijde en de 7 of een veelvoud daarvan op de andere. Op elke centimeter of het respectievelijke veelvoud daarvan wordt een punt gezet. Als vervolgens door elk punt een lijn gezet wordt, evenwijdig aan de boven- en onderzijde van het deel, is de verdeling voltooid. In de delen waar een staart moet komen wordt een kruisje gezet. Zie fig. 5a en 5b. De delen gemerkt met een kruisje worden weer in tweeën gedeeld. 4 8

50 fig. 7b. fig. 7a. 4 9

51 Nadat men een staartscherpte gekozen heeft, wordt de hulplijn H geplaatst. Het is uiteraard ook mogelijk door meerdere hulplijnen te construeren, wisselende staarten te verkrijgen. Een wisselende scherpte, gecombineerd met een variabele verdeling kan in het meubel een fraai ornamentiek opleveren. De scherpte van de staart laat men ook wel afhangen van de lengte. Hoe langer de staarten, hoe meer ze met hun punten bij elkaar zullen komen, wat bij het maken lastig is en ook niet mooi om te zien. Bij een lade neemt men b.v. de top van de staartdriehoek op een afstand van 2x de dikte van het lavoorstuk uit de borstlijn. De gemiddelde staarthoek ligt tussen de 10% en 15% (staarthaakje). Men moet er op letten dat de verbinding met zwaluwstaarten altijd uitgevoerd wordt over de hoogte van het smalste deel. De hoogte H die verdeeld moet worden is dus altijd de hoogte van het smalste deel (denk aan het achterstuk van een traditioneel geconstrueerde lade). N.B. In het voorbeeld wordt de staart steeds vanaf de buitenzijde getekend. De staart wordt kleiner dan het huis. Wordt de staart getekend vanaf de hartlijn, dan worden staart en huis even groot. Bij tekenen vanaf de borstlijn van de staart wordt de staart groter dan het huis. In sommige gevallen is het beter om te beginnen met een half huis of een halve staart. als men begint met een half huis of een halve staart, zullen er altijd in totaal evenveel huizen als staarten zijn. De verdelingsregel wordt dan in alle gevallen "2 maal het aantal staarten". Een even aantal delen is het gevolg. Als hier met een hele staart aan wordt begonnen, komt men uit op een huis en andersom. Door nu in de verdeling te beginnen met een half deel, komt men vanzelf op het einde weer op een half deel terecht. Naar keuze kan het halve deel ingevuld worden met een huis of een staart. De keuze heeft uiteraard consequenties voor de overige delen. De hoogte H. wordt nu als volgt verdeeld: 0-1/2-21/2-41/2-61/2-7. 1/ /2. De fig. 7a en 7b toont de resultaten. Daar waar een staart moet komen wordt een kruisje gezet en vervolgens in tweeën verdeeld. Halve staarten aan de buitenzijde behoeven uiteraard niet meer in tweeën verdeeld te worden. N.B. De hoogte van de halve staart of huis aan de buitenkant kan ook afhankelijk zijn van b.v. een omlopende sponning, of een groef. Kies dan de hoogte die je hiervoor nodig hebt en verdeel de rest voor het aantal hele staarten dat je nog gaat maken. 5 0

52 5. Meubel- en Interieurperspectief 5.1. Inleiding, de ruimtelijke voorstelling, enige begrippen 5.2. Het verdwijnpunt 5.3. Het doorgangspunt 5.4. De constructiefiguur, het neerslaan van het tafereel 5.5. Het uitzetten van de hoogte 5.6. Standpunt, distantie, beeldhoek, oog(horizon)hoogte 5.7. Meetpunten Straalmethode 5.9. Helling Schaduw Cirkels punts perspektief fig

53 5.1. Inleiding Bij het maken van constructietekeningen maken we gebruik van de zgn. orthogonale (loodrechte) projectiemethode. Dat wil zeggen: alle projecterende lijnen lopen loodrecht van het te tekenen voorwerp naar het projectievlak (de tekening). Zo ontstaan de diverse aanzichten en doorsneden die we nodig hebben om alle onderdelen in weer te geven en te bematen. Er is voor een niet geoefend lezer nogal wat inspanning nodig zich een ruimtelijk beeld te vormen van het getekende. Bij het perspectieftekenen maken we gebruik van de zgn. centrale projectiemethode, d.w.z.: de projecterende lijnen lopen naar een centraal punt, nl. het oog (van de tekenaar). Er ontstaat een figuur zoals we gewend zijn van een foto, ruimtelijk, en dus meer geschikt voor presentatiedoeleinden. Al in de vroege Renaissance ontdekte men dat je een voorwerp goed ruimtelijk na kon tekenen door tussen jezelf en het voorwerp een doorzichtig raam te plaatsen waarop het voorwerp kon worden 'overgetekend'. (fig. 1. A. Dürer). Meer schematisch zie je in fig. 2 hoe van een hoofdletter A. de projecterende lijnen (oogstralen) naar het oogpunt (O) lopen om daar waar ze door het 'doorzichtige raam' (projectievlak, tafereel, ofwel de tekening) snijden, de perspectivische projectie te vormen. fig.2. Het 'meetkundig' construeren van een perspectieftekening gaat uit van eenzelfde projectiescherm of tafereel. Om het principe ervan te laten zien, is in fig. 3 een ruimtelijke afbeelding te zien van een 'tekenaar' die door het tafereel heen, naar een paaltje A.B. kijkt en, als zijn arm lang genoeg zou zijn, de projectie A'.B'. op het tafereel zou kunnen natekenen. Bekijk de figuur goed om vertrouwd te raken met enkele termen die steeds weer terug zullen keren.tekenaar, voorwerp en tafereel staan op het grondvlak. Punt A. en punt B. worden d.m.v. een oogstraal met het oog verbonden. De perspectief A'B' is natuurlijk kleiner dan het voorwerp zelf. Verplaatsen we paaltje AB in de richting van het tafereel, dan zal de perspectief steeds groter worden. Komt het paaltje in het tafereel te staan, dan zal de perspectief er mee samenvallen. Punt B. staat dan op de grondlijn (op het grondvlak en tevens in het tafereel). 5 2

1. INLEIDING... 3 2. PERSPECTIEVEN... 4 3. PROJECTIEMETHODEN... 8 4. AANZICHTEN TEKENEN... 10 5. PERSPECTIEF TEKENEN... 14 6. BRONVERMELDING...

1. INLEIDING... 3 2. PERSPECTIEVEN... 4 3. PROJECTIEMETHODEN... 8 4. AANZICHTEN TEKENEN... 10 5. PERSPECTIEF TEKENEN... 14 6. BRONVERMELDING... 1. INLEIDING... 3 2. PERSPECTIEVEN... 4 3. PROJECTIEMETHODEN... 8 4. AANZICHTEN TEKENEN... 10 5. PERSPECTIEF TEKENEN... 14 6. BRONVERMELDING... 22 Leerplandoelstellingen Perspectieftekenen 9. De afgewerkte

Nadere informatie

Projectietekenen is een hulpmiddel om een beter en sneller inzicht te krijgen in een product.

Projectietekenen is een hulpmiddel om een beter en sneller inzicht te krijgen in een product. 1 Projectietekenen 1.1 Inleiding Projectietekenen is een hulpmiddel om een beter en sneller inzicht te krijgen in een product. Gebouwen, gevelelementen, kozijnen en betimmeringen zijn voorwerpen met een

Nadere informatie

01. Tekening lezen. 1.4. Maatinschrijvingen 30-12-2014

01. Tekening lezen. 1.4. Maatinschrijvingen 30-12-2014 01. Tekening lezen 1.4. Maatinschrijvingen 30-12-2014 Inhoudsopgave Leerdoelen... 2 SCHALEN..3 SCHROEFDRAAD... 4 MAATINSCHRIJVINGEN... 6 BEPERKING VAN AANZICHTEN EN DOORNEDEN... 7 Versie 1 Tekening lezen-maatinschrijvingen

Nadere informatie

NORMEN EN RICHTLIJNEN BETREFFENDE HET TECHNISCH TEKENEN HOUT

NORMEN EN RICHTLIJNEN BETREFFENDE HET TECHNISCH TEKENEN HOUT INHOUDSTAFEL VOORWOORD 2 1. PAPIERFORMATEN 3 2. POLOOD 4 3. LIJNSOORTEN 4 3.1. Lijnpatronen 4 3.2. Lijndikten en toepassingen 5 3.2.1. lijndikte 5 3.2.2. toepassingen 5 4. OPBOUW 7 4.1. tekening 8 4.2.

Nadere informatie

Het tekengereedschap en zijn hulpstukken hebben tot doel het tekenwerk te vergemakkelijken en te verkorten.

Het tekengereedschap en zijn hulpstukken hebben tot doel het tekenwerk te vergemakkelijken en te verkorten. HET TEKENGEREEDSCHAP Het tekengereedschap en zijn hulpstukken hebben tot doel het tekenwerk te vergemakkelijken en te verkorten. 1 Tekenpotlood Het tekenpotlood bestaat uit een stift gevat in een houten

Nadere informatie

Verder zijn er toetsen bij de theorie en praktijk. Je hoort van jouw leraar wanneer je die moet maken.

Verder zijn er toetsen bij de theorie en praktijk. Je hoort van jouw leraar wanneer je die moet maken. Voorwoord Beste leerling, Voor je ligt de map Stappenplan houtbewerken. Dit Stappenplan is speciaal geschreven voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen, maar is ook te gebruiken in andere situaties.

Nadere informatie

tekentaken [ TO ] technisch tekenen [ A ] BA VA RZA graa klas 1

tekentaken [ TO ] technisch tekenen [ A ] BA VA RZA graa klas 1 tekentaken [ TO ] technisch tekenen [ A ] BA VA RZA graa klas 1 Waaraan moet een technische tekening voldoen? Ontwerpers werken hun ideeën eerst uit in de vorm van schetsen. Schetsen is snel tekenen uit

Nadere informatie

Figuur 3 PYTHAGORAS SEPTEMBER 2016

Figuur 3 PYTHAGORAS SEPTEMBER 2016 In het juninummer zagen we hoe we met behulp van de piramidemethode en invarianten ruimtelijke figuren binnenstebuiten kunnen keren. Aan de invarianten stelden we voorwaarden, zoals dat alle vlakken zoveel

Nadere informatie

Ruimtelijke projectie. Cirkels tekenen. Aanwijzingen bij het gebruik van dit PDF-bestand.

Ruimtelijke projectie. Cirkels tekenen. Aanwijzingen bij het gebruik van dit PDF-bestand. Inhoudsopgave Ruimtelijke projectie Blz. 1 Blz. 2 Blz. 3 Blz. 4 Wiskundige manier Axonometrie Isometrie Cirkels tekenen Ronde vormen Aanwijzingen bij het gebruik van dit PDF-bestand. Dit bestand bevat

Nadere informatie

inkijkexemplaar Ontwerp van de lamp Ontwerp

inkijkexemplaar Ontwerp van de lamp Ontwerp van de lamp. Communicatie via tekens. De Technische tekentaal.. Genormaliseerd papierformaat.. Letters en cijfers.. Tekengerei.. Stroomdiagram. De perspectieftekening 6.. Natuurlijk perspectief 6.. Isometrisch

Nadere informatie

1.0 Aanzichten (2) bovenaanzicht vooraanzicht zijaanzicht

1.0 Aanzichten (2) bovenaanzicht vooraanzicht zijaanzicht 1.0 Aanzichten (1) In de figuur hiernaast zie een afbeelding van een lucifer doosje. 1. Kijk je recht naar de voorkant dan zie je figuur a 2. Kijk je vanaf de zijkant dan zie je figuur b 3. Als recht op

Nadere informatie

Addendum op naslagwerk Tekening lezen niveau 2, 3 en 4, ISBN 978 90 6053 601 8

Addendum op naslagwerk Tekening lezen niveau 2, 3 en 4, ISBN 978 90 6053 601 8 Addendum op naslagwerk Tekening lezen niveau 2, 3 en 4, ISBN 978 90 6053 601 8 Januari 2012 Aanvulling op bestaande tekstdelen Voor de volgende paragrafen is een aanvulling op de bestaande tekst van het

Nadere informatie

Voorbeeld. Preview. Tekeningen voor meubelen en betimmeringen NEN 916. Technische tekeningen

Voorbeeld. Preview. Tekeningen voor meubelen en betimmeringen NEN 916. Technische tekeningen UDC744.4:645.4:69.022.92:694.5/.7 Technische tekeningen Tekeningen voor meubelen en betimmeringen Dit document mag slechts op een stand-alone PC worden geinstalleerd. Gebruik op een netwerk is alleen.

Nadere informatie

TEKENEN MET EEN DRIELUIK

TEKENEN MET EEN DRIELUIK PERSPECTIEFTEKENEN AFLEVERING 1 Evenwijdige lijnen worden op een foto zelden evenwijdig afgebeeld. Wat zit hier achter? Kunnen we begrijpen wat er op een foto met evenwijdige lijnen gebeurt? Het blijkt

Nadere informatie

Docent: ing. R.J. Rolloos (Bron: tekenrichtlijnen Gemeentewerken Rotterdam).

Docent: ing. R.J. Rolloos (Bron: tekenrichtlijnen Gemeentewerken Rotterdam). Richtlijn tekenwerk Docent: ing. R.J. Rolloos (Bron: tekenrichtlijnen Gemeentewerken Rotterdam). Opzet van de tekening Bij de opzet van de tekening verdienen een aantal punten de aandacht, namelijk: Formaat

Nadere informatie

CREATIEF EN CONSTRUCTIEF TEKENEN

CREATIEF EN CONSTRUCTIEF TEKENEN Hoofdstuk 1 pagina 6 CREATIEF EN CONSTRUCTIEF TEKENEN Hoofdstuk 1: Meetkundige constructies We gaan nu over tot meetkundige constructies. Die kunnen goed van pas komen om iets grafisch te ontwerpen. Het

Nadere informatie

Tekening lezen, materiaalstaat maken en schetsen voor vmbo - Fijnhout

Tekening lezen, materiaalstaat maken en schetsen voor vmbo - Fijnhout Tekening lezen, materiaalstaat maken en schetsen voor vmbo - Fijnhout Colofon ISBN: 978 90 6053 754 1 Ontwikkeld in samenwerking met:

Nadere informatie

Amerikaanse Projectie

Amerikaanse Projectie Amerikaanse Projectie Inhoudsopgave Blz. 1 Blz. 2 Wat is het? Verschillen Amerikaans Isometrisch Stapsgewijs uitvouwen Blz. 3 Regels Lijnsoorten Aanwijzingen bij het gebruik van dit PDF-bestand. Dit bestand

Nadere informatie

Basisbegrippen 3D-tekenen.

Basisbegrippen 3D-tekenen. Basisbegrippen 3D-tekenen. Vroeger was het begrip 3D-tekenen onbestaande en tekende men gewoon in perspectief wanneer er een dieptezicht nodig was. Normaal werd er enkel in 2D getekend, dus enkel de aanzichten.

Nadere informatie

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN een rechte lijn A het punt A a de rechte a een kromme lijn of een kromme een gebroken lijn a A b a B het lijnstuk [AB] evenwijdige rechten a // b een plat oppervlak of een

Nadere informatie

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN

MEETKUNDE 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN 120 PUNTEN, LIJNEN EN VLAKKEN een rechte lijn A het punt A a de rechte a een kromme lijn of een kromme een gebroken lijn a A b a B het lijnstuk [AB] evenwijdige rechten a // b een plat oppervlak of een

Nadere informatie

Les 11. Meetkundige begrippen. Lijnen. een gebogen lijn een gebroken lijn een rechte. Een rechte benoemen we met een kleine letter.

Les 11. Meetkundige begrippen. Lijnen. een gebogen lijn een gebroken lijn een rechte. Een rechte benoemen we met een kleine letter. WERKBOEK 3 Meetkundige begrippen Les 11 Dit kan ik al! Ik ken verschillende soorten lijnen. Ik weet wat een punt en een lijn is en kan die tekenen en noteren. Ik kan van een figuur zeggen of het een driehoek,

Nadere informatie

Het tekenen van schroefdraad

Het tekenen van schroefdraad 1. Algemeen a) Wat is schroefdraad? chroefdraad is... windingen op een as of in een boring. Je kan het als het ware vergelijken met een touw die men spiraalsgewijs rond een as draait (zie figuren a, b,

Nadere informatie

Afsluitende Opdrachten

Afsluitende Opdrachten Afsluitende Opdrachten A Scheve lijnen We weten hoe we het perspectiefbeeld op het tafereel moeten tekenen van een horizontale lijn. Hoe zit dat als de lijn niet horizontaal is? Daarover gaat deze opdracht.

Nadere informatie

AFSTANDEN IN PERSPECTIEF

AFSTANDEN IN PERSPECTIEF ESECTIEFTEKENEN AFLEVEING 2 In de eerste aflevering over perspectieftekenen, afgelopen november in ythagoras, hebben we het tekenen van evenwijdige lijnen geïntroduceerd. In deze aflevering denken we na

Nadere informatie

ZESDE KLAS MEETKUNDE

ZESDE KLAS MEETKUNDE ZESDE KLAS MEETKUNDE maandag 1. Het vierkant. Eigenschappen. 2. Vierkanten tekenen met passer en lat vanuit zeshoek 3. Vierkanten tekenen met passer en lat binnen cirkel 4. Vierkanten tekenen met passer

Nadere informatie

Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting

Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting 1 Lijnen en rechten Hoe kunnen lijnen zijn? gebogen of krom gebroken recht We onthouden: Een rechte is een rechte lijn. c a b Een rechte heeft geen begin- en

Nadere informatie

Kegelsneden. Figuur 1 Figuur 2 PYTHAGORAS FEBRUARI 2015

Kegelsneden. Figuur 1 Figuur 2 PYTHAGORAS FEBRUARI 2015 Kegelsneden Aflevering 1 Ellipsen, parabolen en hyperbolen zijn mooie figuren die in de natuur voorkomen. Denk maar aan een steen die door de lucht vliegt, of een komeet die om de zon beweegt. In de techniek

Nadere informatie

2 Lijnen en hoeken. De lijn

2 Lijnen en hoeken. De lijn 1 Inleiding In het woord meetkunde zitten twee woorden verborgen: meten en kunnen. Deze periode gaat dan ook over het kunnen meten. Meetkunde is een oeroude kennis die al duizenden jaren geleden voorkwam

Nadere informatie

Rekentijger - Groep 7 Tips bij werkboekje A

Rekentijger - Groep 7 Tips bij werkboekje A Rekentijger - Groep 7 Tips bij werkboekje A Omtrek en oppervlakte (1) Werkblad 1 Van een rechthoek die mooi in het rooster past zijn lengte en breedte hele getallen. Lengte en breedte zijn samen gelijk

Nadere informatie

WETENSCHAPPELIJK TEKENEN

WETENSCHAPPELIJK TEKENEN WETENSCHAPPELIJK TEKENEN TWEEDE GRAAD TSO TECHNIEK-WETENSCHAPPEN COMPLEMENTAIR LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS VVKSO BRUSSEL (Vervangt leerplan D/1998/0279/021A vanaf 1 september 2013) Vlaams Verbond van

Nadere informatie

Tweepuntsperspectief I

Tweepuntsperspectief I 1 G Tweepuntsperspectief I 1. We verlaten even het perspectief en bekijken een vierkant ABCD op ware grootte. M is het middelpunt van het vierkant. PQ is een horizontale lijn door M. Zeg dat P en Q de

Nadere informatie

Vlakke meetkunde. Module 6. 6.1 Geijkte rechte. 6.1.1 Afstand tussen twee punten. 6.1.2 Midden van een lijnstuk

Vlakke meetkunde. Module 6. 6.1 Geijkte rechte. 6.1.1 Afstand tussen twee punten. 6.1.2 Midden van een lijnstuk Module 6 Vlakke meetkunde 6. Geijkte rechte Beschouw een rechte L en kies op deze rechte een punt o als oorsprong en een punt e als eenheidspunt. Indien men aan o en e respectievelijk de getallen 0 en

Nadere informatie

Extra oefeningen hoofdstuk 12: Omtrek - Oppervlakte - Inhoud

Extra oefeningen hoofdstuk 12: Omtrek - Oppervlakte - Inhoud Extra oefeningen hoofdstuk 12: Omtrek - Oppervlakte - Inhoud 1 Een optische illusie? Welk gebied heeft de grootste oppervlakte: het gele of het donkergroene? Doe eerst een schatting en maak daarna de nodige

Nadere informatie

PARATE KENNIS & VAARDIGHEDEN WISKUNDE 1 STE JAAR 1. TAALVAARDIGHEID BINNEN WISKUNDE. a) Begrippen uit de getallenleer ...

PARATE KENNIS & VAARDIGHEDEN WISKUNDE 1 STE JAAR 1. TAALVAARDIGHEID BINNEN WISKUNDE. a) Begrippen uit de getallenleer ... PARATE KENNIS & VAARDIGHEDEN WISKUNDE 1 STE JAAR 1. TAALVAARDIGHEID BINNEN WISKUNDE a) Begrippen uit de getallenleer Bewerking optelling aftrekking vermenigvuldiging Symbool deling : kwadratering... machtsverheffing...

Nadere informatie

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde Erratum Meetkunde Je vindt hier de correcties voor Handig met getallen 4 (ISBN: 978 94 90681 005). Deze correcties zijn ook bedoeld voor het Rekenwerkboek

Nadere informatie

Extra opgaven Aanzichten, oppervlakte en inhoud

Extra opgaven Aanzichten, oppervlakte en inhoud Piramide (bewerking van opgave uit CE vmbo-gtl wis 2009-II) Hierboven is een piramide getekend. Het grondvlak ABC is een gelijkzijdige driehoek met zijden van 6,5 cm. De top T van de piramide ligt recht

Nadere informatie

1BK2 1BK6 1BK7 1BK9 2BK1

1BK2 1BK6 1BK7 1BK9 2BK1 Kern Subkern Leerdoel niveau BK begrippen vmbo waar in bettermarks 1.1.1. Je gebruikt positieve en negatieve getallen, breuken en decimale getallen in hun onderlinge samenhang en je ligt deze toe binnen

Nadere informatie

Opvouwbare kubus (180 o )

Opvouwbare kubus (180 o ) Workshop Verpakkingen NWD 18 februari 2012 hm / rvo Opvouwbare kubus (180 o ) - Een bouwplaat van de kubus en een voorbeeldfoto - Als je een mooi wilt maken: een A4-tje 160 g wit papier en een schutblad,

Nadere informatie

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen

Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling. Verhoudingen Antwoorden Vorm en Ruimte herhaling Verhoudingen 1. a. Tegenover elke 4 eenheden A staan 5 eenheden B en omgekeerd. b. 125 ; 80 c. A bevat 800 exemplaren, B bevat 1000 exemplaren. d. x ; y 2. a. 3 : 2

Nadere informatie

Vl. M. Nadruk verboden 1

Vl. M. Nadruk verboden 1 Vl. M. Nadruk verboden 1 Opgaven 1. Hoeveel graden, minuten en seconden zijn gelijk aan rechte hoek? van een rechte hoek resp van een 2. Als = 25 13 36, = 37 40 56, = 80 12 8 en = 12 36 25, hoe groot is

Nadere informatie

Week 1: Basis van het tekenen

Week 1: Basis van het tekenen Technisch tekenen Week 1: Basis van het tekenen Doel van de tekening Methoden van tekenen en verwerking door productieafdeling Normalisatie Lijntypen en gebruik ervan Projectiemethoden Voorbeelden van

Nadere informatie

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl)

Examen HAVO. Wiskunde B (oude stijl) Wiskunde B (oude stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 27 mei 1330 1630 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen; het examen bestaat uit 18 vragen

Nadere informatie

VIERHOEKEN IN PERSPECTIEF

VIERHOEKEN IN PERSPECTIEF PERSPECTIEFTEKENEN AFLEVERING 3 Het perspectieftekenen is deze jaargang een thema in Pythagoras. In de vorige afleveringen (november en februari) heb je kunnen lezen over evenwijdige lijnen en over afstanden

Nadere informatie

Rekenen aan wortels Werkblad =

Rekenen aan wortels Werkblad = Rekenen aan wortels Werkblad 546121 = Vooraf De vragen en opdrachten in dit werkblad die vooraf gegaan worden door, moeten schriftelijk worden beantwoord. Daarbij moet altijd duidelijk zijn hoe de antwoorden

Nadere informatie

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 22 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen VWO 0 tijdvak woensdag juni 3.30-6.30 uur wiskunde B Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 8 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 79 punten te behalen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

Cursus KeyCreator. Oefening 3D: éénvleugelraam

Cursus KeyCreator. Oefening 3D: éénvleugelraam Cursus KeyCreator Oefening 3D: éénvleugelraam Tekenen van een éénvleugel raam. Een eenvleugel raam tekenen kan via meerdere methodes. Een eerste methode is een constructie met de vleugel als een geheel,

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Hoofdstuk 4: Meetkunde Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen Assenstelsel Lineair

Nadere informatie

Syllabus Beeldend 2havo/vwo ter voorbereiding op toets Beeldend in toetsweek

Syllabus Beeldend 2havo/vwo ter voorbereiding op toets Beeldend in toetsweek Syllabus Beeldend 2havo/vwo ter voorbereiding op toets Beeldend in toetsweek 2012-2013 Beeldende begrippen uit de opdracht Tekenmap of anders. Arceren Complementaire kleuren Kapitaal Onderkast Primaire

Nadere informatie

Cursus KeyCreator. Oefening 19: reuzenwiel

Cursus KeyCreator. Oefening 19: reuzenwiel Cursus KeyCreator Oefening 19: reuzenwiel Tekenen van een reuzenwiel. Het reuzenwiel bestaat uit drie delen: 1- het wiel 2- de spaken en regels 3- de steun 4- de zetels Het tekenen van deze op het eerste

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl)

Eindexamen wiskunde B havo I (oude stijl) Twee functies en hun som In figuur 1 zijn de grafieken getekend van de functies f ( x) = 2x + 12 en g ( x) = x 1 figuur 1 y Q f g O x De grafiek van f snijdt de x-as in en de y-as in Q 4p 1 Bereken de

Nadere informatie

Domein A: Inzicht en handelen

Domein A: Inzicht en handelen Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Preambule Domein A is een overkoepeld domein dat altijd in combinatie met de andere domeinen wordt toegepast (of getoetst). In domein A wordt benoemd: Vaktaal: het

Nadere informatie

Onthoudboekje rekenen

Onthoudboekje rekenen Onthoudboekje rekenen Inhoud 1. Hoofdrekenen: natuurlijke getallen tot 100 000 Optellen (p. 4) Aftrekken (p. 4) Vermenigvuldigen (p. 5) Delen (p. 5) Deling met rest (p. 6) 2. Hoofdrekenen: kommagetallen

Nadere informatie

Lijnen van betekenis meetkunde in 2hv

Lijnen van betekenis meetkunde in 2hv Lijnen van betekenis meetkunde in 2hv Docentenhandleiding bij de DWO-module Lijnen van betekenis Deze handleiding bevat tips voor de docent bij het gebruiken van de module Lijnen van betekenis, een module

Nadere informatie

Workshop Verpakkingen NWD 18 februari 2012 hm/rvo. Bijlage berekeningen inpakpapier kubus. 1. Geef de helling van lijn OD.

Workshop Verpakkingen NWD 18 februari 2012 hm/rvo. Bijlage berekeningen inpakpapier kubus. 1. Geef de helling van lijn OD. Workshop Verpakkingen NWD 18 februari 2012 hm/rvo Bijlage berekeningen inpakpapier kubus 1. Geef de helling van lijn OD. O E D O 2. Geef de helling van lijn OE. 3. Staan de lijnen OD en OE loodrecht op

Nadere informatie

HOE IK EEN BALG MAAK

HOE IK EEN BALG MAAK HOE IK EEN BALG MAAK Gespreid over verschillende jaren, bouwde ik houten camera s. De grootste uitdaging was het zelf maken van een balg. Om het geheim hiervan te achterhalen, ontlede ik enkele oude balgen.

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I Functies In figuur 1 zijn de grafieken getekend van de functies f ( x) = 2x + 12 en g(x) = x 1. figuur 1 P f g O x 4p 1 Los op: f(x) g(x). Rond de getallen in je antwoord die niet geheel zijn af op twee

Nadere informatie

klas 3 beeldende vormgeving buitentekenen

klas 3 beeldende vormgeving buitentekenen ZOEKEN Weet jij wat een zoeker is? Hierboven is er een getekend. Hij wordt gebruikt bij het zoeken naar een geschikt gedeelte om te tekenen. Zo n zoeker heeft brede randen en geeft je als het ware een

Nadere informatie

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-BB 2013 V gedurende 890 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE BB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 11 opdrachten. Voor dit examen

Nadere informatie

Cursus KeyCreator. Oefening: tekenen van een dakkapel

Cursus KeyCreator. Oefening: tekenen van een dakkapel Cursus KeyCreator Oefening: tekenen van een dakkapel Tekenen van een dakkapel. Op een dak komen regelmatig dakkapellen voor die verschillende vormen kunnen hebben. In deze cursus ziet men hoe men een rechte

Nadere informatie

Een symmetrische gebroken functie

Een symmetrische gebroken functie Een symmetrische gebroken functie De functie f is gegeven door f( x) e x. 3p Bereken exact voor welke waarden van x geldt: f( x). 00 F( x) xln( e x) is een primitieve van f( x) e x. 4p Toon dit aan. Het

Nadere informatie

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl) Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 27 mei 1.0 16.0 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 88 punten te behalen; het examen bestaat uit 19 vragen.

Nadere informatie

Afdrukken van AutoCad-tekeningen

Afdrukken van AutoCad-tekeningen Harm Lubbers Afdrukken van AutoCad-tekeningen februari-2013 Het afdrukken van een AutoCad tekening heeft wat aandacht nodig om onder controle te krijgen. harm.lubbers@ahk.nl Introductie In AutoCad worden

Nadere informatie

Assistent installatie- en constructietechniek

Assistent installatie- en constructietechniek TECHNIEK Assistent installatie- en constructietechniek Deel 2 van 4 Maakt (onderdelen van) producten en halffabricaten Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B vwo II

Eindexamen wiskunde B vwo II Formules Vlakke meetkunde Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting. Hoeken, lijnen en afstanden: gestrekte hoek, rechte hoek, overstaande

Nadere informatie

Wat is het?... 1 Waarmee doe je het?... 1 Hoe doe je het?... 6

Wat is het?... 1 Waarmee doe je het?... 1 Hoe doe je het?... 6 12 Tekening Lezen Inhoud Wat is het?... 1 Waarmee doe je het?... 1 Hoe doe je het?... 6 Wat is het? Als er een nieuw werktuig of een nieuwe machine binnenkomt, vaak in onderdelen, is het handig als er

Nadere informatie

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-BB 2015 gedurende 890 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE BB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 10 opdrachten. Voor dit examen zijn

Nadere informatie

NAAM: KLAS : Leerling boekje v1.5 aug Nick Govaart. Dienstverlening en Producten. Workshop Tekenen I

NAAM: KLAS : Leerling boekje v1.5 aug Nick Govaart. Dienstverlening en Producten. Workshop Tekenen I NAAM: KLAS : Leerling boekje v1.5 aug 2017 2017 Nick Govaart Dienstverlening en Producten Workshop Tekenen I 1 Inleiding workshop Tekenen I In de techniek is tekening lezen of tekeningen kunnen ontwerpen

Nadere informatie

Cursus KeyCreator. Oefening 16: briefstaander

Cursus KeyCreator. Oefening 16: briefstaander Cursus KeyCreator Oefening 16: briefstaander Tekenen van een briefstaander. Deel 1: Tekenen van de aanzichten in 2D Het is de bedoeling van deze tekening met de verschillende aanzichten te maken als een

Nadere informatie

Cabri werkblad. Meetkundige plaatsen

Cabri werkblad. Meetkundige plaatsen Cabri werkblad Meetkundige plaatsen 1. Wat is een meetkundige plaats? We geven direct maar een Definitie Een meetkundige figuur heet meetkundige plaats van punten met een bepaalde eigenschap indien: 1.

Nadere informatie

bouwtechniek-timmeren CSPE KB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

bouwtechniek-timmeren CSPE KB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-KB 2015 gedurende 820 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE KB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 11 opdrachten. Voor dit examen zijn

Nadere informatie

DE BINNENKANT VAN EEN TETRAËDER

DE BINNENKANT VAN EEN TETRAËDER Heb je je ooit afgevraagd hoe de binnenkant van een tetraëder eruitziet? Waarschijnlijk niet. In dit artikel gaan we een tetraëder die op een bepaalde manier is gesneden binnenstebuiten vouwen. door William

Nadere informatie

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Domein A: Inzicht en handelen Subdomein A1: Vaktaal wiskunde 1. vmbo passende vaktaal voor wiskunde herkennen en gebruiken voor het ordenen van het eigen denken

Nadere informatie

Werkblad Cabri Jr. Vermenigvuldigen van figuren

Werkblad Cabri Jr. Vermenigvuldigen van figuren Werkblad Cabri Jr. Vermenigvuldigen van figuren Doel Het onderzoeken van de vermenigvuldigingsafbeelding (homothetie) en het bekijken van de relaties tussen het origineel en het beeld van een meetkundige

Nadere informatie

Tekenen van geprofileerde uitsparingen.

Tekenen van geprofileerde uitsparingen. Tekenen van geprofileerde uitsparingen. Bij constructietekeningen komt het regelmatig voor dat er uitsparingen dienen gemaakt te worden die een bepaald profiel moeten volgen. Denken we maar aan de pen

Nadere informatie

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur wiskunde B,2 Eamen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni 3.30 6.30 uur 20 05 Voor dit eamen zijn maimaal 88 punten te behalen; het eamen bestaat uit 9 vragen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-KB 2014 gedurende 920 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE KB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 11 opdrachten. Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Samenvatting CKV Vorm en ruimte (Beeldende begrippen)

Samenvatting CKV Vorm en ruimte (Beeldende begrippen) Samenvatting CKV Vorm en ruimte (Beeldende b) Samenvatting door een scholier 1317 woorden 31 januari 2007 6,2 415 keer beoordeeld Vak CKV Hoofdstuk vorm: Punten en lijnen: Kunstwerken bestaan uit punten

Nadere informatie

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-BB 2018 gedurende 890 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE BB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 10 opdrachten. Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Examen HAVO. Wiskunde B1,2

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 Wiskunde 1,2 xamen HVO Hoger lgemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 it examen bestaat uit 19 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 = 45

2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 = 45 15 x 3 = 45 2.1 Bewerkingen [1] Video Geschiedenis van het rekenen (http://www.youtube.com/watch?v=cceqwwj6vrs) 15 x 3 is een product. 15 en 3 zijn de factoren van het product. 15 : 3 = 5 15 : 3 is een

Nadere informatie

Cursus KeyCreator. Basisoefening 1:

Cursus KeyCreator. Basisoefening 1: Cursus KeyCreator Basisoefening 1: Tekening basisoefening 1 Tekenen Basisoefening 1. Om een inzicht te krijgen in het tekenen met KeyCreator 30 gaan we enkele basisoefeningen maken. Oefening 1A is een

Nadere informatie

Cursus KeyCreator. Oefening: briefstaander

Cursus KeyCreator. Oefening: briefstaander Cursus KeyCreator Oefening: briefstaander Tekenen van een briefstaander in 3D. Hier gebruikt men functies uit 2D en ander uit 3D. Volgorde: Gebruik volgende instellingen: Aanzicht : bovenaanzicht Kleur:

Nadere informatie

Onthoudboekje rekenen

Onthoudboekje rekenen Onthoudboekje rekenen D_eze _werkbundel _is _van < > 1 Inhoudsopgave Wat moet je wanneer kennen? eindtoets paastoets kersttoets herfsttoets Getallenkennis 1. Soorten getallen (p.4 5) 2. Duizendtal, honderdtal,

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo II Werkplaatsen In Nederland zie je op bedrijventerreinen vrij grote overeenkomsten in de dakvormen van fabriekshallen, opslagloodsen en werkplaatsen. en werkplaats met een veel voorkomende dakvorm is te

Nadere informatie

Bij dit examen horen bijlagen, uitwerkbijlagen en digitale bestanden.

Bij dit examen horen bijlagen, uitwerkbijlagen en digitale bestanden. Examen VMBO-KB 2017 gedurende 920 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE KB Bij dit examen horen bijlagen, uitwerkbijlagen en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 11 opdrachten. Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni 13.30 16.30 uur

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni 13.30 16.30 uur wiskunde B,2 Eamen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni 3.30 6.30 uur 20 05 Voor dit eamen zijn maimaal 88 punten te behalen; het eamen bestaat uit 9 vragen. Voor elk vraagnummer

Nadere informatie

werkschrift passen en meten

werkschrift passen en meten werkschrift passen en meten 1 vierhoeken 2 De vijf in één - puzzel 7 Een puzzel De serie spiegelsymmetrische figuren is volgens een bepaald systeem opgebouwd. Teken de volgende figuren in de reeks. 8 Een

Nadere informatie

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 donderdag 18 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 donderdag 18 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen HAVO 05 tijdvak donderdag 8 juni 3.30-6.30 uur wiskunde B (pilot) Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 0 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 78 punten te behalen. Voor

Nadere informatie

wiskunde B pilot havo 2015-II

wiskunde B pilot havo 2015-II wiskunde B pilot havo 05-II Veilig vliegen De minimale en de maximale snelheid waarmee een vliegtuig veilig kan vliegen, zijn onder andere afhankelijk van de vlieghoogte. Deze hoogte wordt vaak weergegeven

Nadere informatie

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen!

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen! Estafette-opgave 1 (20 punten, rest 480 punten) Zeven gebieden Drie cirkels omheinen zeven gebieden. We verdelen de getallen 1 tot en met 7 over de zeven gebieden, in elk gebied één getal. De getallen

Nadere informatie

5.7. Boekverslag door J woorden 3 februari keer beoordeeld

5.7. Boekverslag door J woorden 3 februari keer beoordeeld Boekverslag door J. 1238 woorden 3 februari 2010 5.7 457 keer beoordeeld Vak Kunst Begrippen Centrale asymmetrische compositie Het midden van het beeld kan op geen enkele manier in twee gelijke helften

Nadere informatie

Leest hij eerst de eerste kolom van boven naar beneden, dan de tweede enzovoorts, dan hoor je

Leest hij eerst de eerste kolom van boven naar beneden, dan de tweede enzovoorts, dan hoor je Estafette-opgave 1 (20 punten, rest 580 punten) Vier bij vier. In een schema van vier maal vier vierkantjes schrijft iemand letters. In iedere rij en in iedere kolom komt zo één A, één B en één C, zodat

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 : VLAKKE FIGUREN

Hoofdstuk 2 : VLAKKE FIGUREN 1 / 6 H2 Vlakke figuren Hoofdstuk 2 : VLAKKE FIGUREN 1. Wat moet ik leren? (handboek p. 46-74) 2.1 Herkennen van vlakke figuren In verband met een veelhoek: a) een veelhoek op de juiste wijze benoemen.

Nadere informatie

Klankkast. Figuur 2. Figuur 3

Klankkast. Figuur 2. Figuur 3 Klankkast We gebruiken een stevige plaat met een minimale afmeting van 1040 x 400 mm en ca mm dik als tijdelijk support. Teken vervolgens parallelle lijnen op afstanden zoals gegeven in figuur 2. Deze

Nadere informatie

bouwtechniek-timmeren CSPE BB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

bouwtechniek-timmeren CSPE BB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-BB 2014 gedurende 890 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE BB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Achter dit examen is een erratum opgenomen. Dit examen bestaat

Nadere informatie

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE Instructie voor Docenten Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE Instructie voor docenten H13: OMTREK EN OPPERVLAKTE DOELEN VAN DIT HOOFDSTUK: Leerlingen weten wat de begrippen omtrek en oppervlakte betekenen.

Nadere informatie

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur Wiskunde B (oude stijl) Examen HAV Hoger Algemeen Voortgezet nderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 0 mei 13.30 16.30 uur 0 03 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen; het examen bestaat uit 0 vragen. Voor

Nadere informatie

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden.

Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Examen VMBO-KB 2018 gedurende 920 minuten bouwtechniek-timmeren CSPE KB Bij dit examen horen bijlagen, een uitwerkbijlage en digitale bestanden. Dit examen bestaat uit 11 opdrachten. Voor dit examen zijn

Nadere informatie