TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE EUROPESE BETALINGSUNIE NATIONALE BANK VAN BELGIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE EUROPESE BETALINGSUNIE NATIONALE BANK VAN BELGIE"

Transcriptie

1 NATIONALE BANK VAN BELGIE Afdeling Studiën TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS en Documentatie XXIXe Jaar, Vol. I, Nr 5 Mei Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers weer, onafhankelijk van de mening der Bank. INHOUD : De Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Europese Betalingsunie De kredietpolitiek in Frankrijk sedert 1946 (1 0 deel) Literatuur betreffende de monetaire en financiële toestand van België Economische wetgeving Grafieken van de economische toestand van België Statistieken. DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE EUROPESE BETALINGSUNIE Op 30 Juni zal de Europese Betalingsunie vier jaar bestaan. Haar toestand en ontwikkeling krijgen thans opnieuw een bijzondere betekenis in verband met de huidige besprekingen over de toekomst dier instelling. Zoals men zich herinneren zal, werd in Juni 1953, na vrij langdurige onderhandelingen besloten de E.B.U. niet langer dan met één jaar te verlengen. Dit artikel beoogt niet een breedvoerige uiteenzetting te geven van de resultaten die de E.B.U. in deze vier jaar bereikte, noch na te gaan welke toekomst de Unie beschoren is. Deze kwesties worden van dichtbij gevolgd door de E.O.E.S. en meer in het bijzonder door het Directiecomité van de E.B.U., die de resultaten hunner studiën in hun jaarverslagen mededelen. - Het is evenmin onze bedoeling de oorsprong, het doel of de werking van de E.B.U. te beschrijven; deze verschillende punten werden in tal van publicaties behandeld en werden, bij wijze van inleiding, samengevat in de vorige bijdrage (1) die het Tijdschrift aan de toestand van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie in de E.B.U. wijdde. Onderhavige studie wil hoofdzakelijk de gegevens van deze uiteenzetting aanvullen ten einde de sedert einde 1951 gemaakte vorderingen te beklem- (1) Cf. «De Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Europese Betalingsunie». Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, Februarinummer 1952, blz tonen en vervolgens de maatregelen te beschrijven, waardoor een relatief evenwicht in de rekeningen van de B.L.E.U. bij de E.B.U. verwezenlijkt werd. Nochtans past het hier in het kort de voornaamste trekken in de ontwikkeling van de Belgisch-Luxemburgse stand in de E.B.U. vanaf haar oprichting tot einde December 1951 in herinnering te brengen. Deelneming van de B.L.E.U. aan de E.B.U. tot 31 December Men zal zich herinneren, dat de B.L.E.U. aanvankelijk een quotum van 360 millioen rekeneenheden werd toegewezen, binnen hetwelk een automatische kredietverlening was voorzien in de schoot van de Unie, voor de afrekening van de cumulatieve debet- of creditstanden. Doch de overschotten van de B.L.E.U. moesten slechts automatisch worden vereffend in zover zij geen 330,625 millioen rekeneenheden zouden overschrijden, overeenstemmend met een quotum van 360 millioen rekeneenheden verminderd met het aanvangsdebetsaldo van 29,375 millioen rekeneenheden dat aan de B.L.E.U. voor het boekjaar werd toegewezen. Zoals bekend, was het Belgisch-Luxemburgse quotum reeds in Augustus 1951 uitgeput. Op die datum had de B.L.E.U. haar aanvangsdebetpositie geheel aangewend, aan al de deelnemende landen samen kredieten ten bedrage van fr 10,1 inilliard

2 verstrekt en van de Unie fr 6,5 milliard in goud en in dollars ontvangen. Het probleem, dat door de grote omvang van de latere overschotten gesteld werd, was des te moeilijker op te lossen, daar de B.L.E.U. anderzijds een tekort tegenover de overige wereld en inzonderheid tegenover het dollargebied vertoonde. De overschotten boven het quotum werden als volgt geregeld : die betreffende de maanden Augustus en September werden in gelijke delen in goud of dollars en in kredieten gedekt; voor de laatste drie maanden van 1951 werd besloten het cumula- tief overschot van de E.B.U., ten belope van 80 millioen rekeneenheden, in goud en dollars te vereffenen en het saldo door kredieten aan de Unie te dekken. Op 31 December 1951 had het cumulatief overschot van de B.L.E.U. bij de E.B.U. 591 millioen rekeneenheden bereikt, waardoor het quotum met 260 millioen was overschreden. Het had aanleiding gegeven tot een kredietverlening ten bedrage van 341 millioen rekeneenheden, d.i. ca. 58 pct. van het overschot, en tot goud- en dollarontvangsten ter waarde van 250 millioen rekeneenheden (cf. tabel I). Tabel I. Financiering van het cumulatief overschot van de B.L.E.U. in de E.B.U. van 30 Juni 1950 tot 31 December 1951 Overschot Millioenen rekeneenheden Millioenen franken Financiering Financiering Overschot' goud kredieten goud kredieten 1 Juli Juli Augustus 1951 : binnen quotum buiten quotum 11 5,5 5, September ,5 34, October November December Totaal : Ontwikkeling van de Belgisch-Luxemburgse rekening bij de E.B.U. van 1 Januari 1952 tot 31 December De bijzonderheden van het boekhoudkundig verloop der verrichtingen van de B.L.E.U. in het raam van de E.B.U. tijdens de eerste achttien maanden, van haar werking werden in dit Tijdschrift onderzocht (2). Alleen zij herinnerd, dat deze ontwikkeling, gedurende dit tijdvak, door drie wel onderscheiden stadia gekenmerkt was. Tot November 1950 had de Belgisch-Luxemburgse rekening bij de E.B.U., onder invloed van de massale invoer na de inzet der vijandelijkheden in Korea, een negatief saldo aangewezen. Dit tekort werd met de bestaande middelen gedekt. Van November 1950 tot de herfst van 1951 boekte de B.L.E.U. hoe langer hoe groter overschotten, vooral dank zij de uitbreiding van de uitvoer naar Nederland. Het Belgisch-Luxemburgs quotum, voor twee jaar voorzien, was dan ook reeds in Augustus 1951 uitgeput. Het derde stadium in die ontwikkeling begon in de herfst van De uitvoering der herwapeniugs- (2) Cf. tabel XII van bovenvernoemd artikel. programma's in de wereld deed de uitvoer stijgen van metaalproducten vooral van staal, hoofdzakelijk naar Frankrijk en de landen van het sterlinggebied. Er kon dan ook een snelle aangroei van het creditsaldo in de transacties van de B.L.E.U. met die landen worden opgemerkt, terwijl dit saldo tegenover Nederland verminderde. In dit derde stadium, dat tot de lente van 1952 aanhield, werden buitengewone maatregelen getroffen om de stijging van de overschotten bij de E.B.U. te beperken. De gegevens in tabel II tonen aan, dat van dit tijdstip af de maandelijkse stand meer evenwichtig werd : de overschotten bleven geringer en er deden zich periodiek kleine tekorten voor. Het creditsaldo in Juni 1953 is aan toevallige omstandigheden toe te schrijven : de halfjaarlijkse rente die de E.B.U. betaalt op de kredieten welke aan die instelling werden verleend, alsook een buitengewone kapitaaltransactie, nl. de onderbrenging door de Belgische Schatkist van een kortlopende lening groot fr 658 millioen bij de Nederlandse banken. Wat de creditsaldi in het laatste kwartaal van 1953 betreft, zij ontstonden vooral uit de maandelijkse bedragen van fr 284,4 millioen die, met ingang 294

3 Tabel II. Ontwikkeling van de Belgisch-Luxemburgse rekening in de E.B.U. (Millioenen franken) Periode Oostenrijk Denemarken Frankrijk Duitsland Griekenland Italië Nederland Noorwegen Portugal Zweden Zwitserland Turkije Verenigd Koninkrijk Netto-overschot of -tekort periodisch t cumulatief i Juli-December Jan.-December Januari Februari Maart April Mei " Juni Juli Augustus September October November December Januari Februari Maart , April Mei Juni Juli } Augustus September October November December Totaal Excl. de rente op de verstrekte leningen. Excl. de fr millioen die, in gelijke delen, door Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk werden ten laste genomen.

4 van September, vervroegd terugbetaald werden op de lening van fr 1,9 milliard die de Belgische Schatkist bij het begin van 1950 aan Nederland had verstrekt in het raam van de tweede Intra-Europese Compensatie- en Betalingsovereenkomst, om de uitvoer naar Nederland te financieren. In weerwil van deze enkele buitengewone transacties was het cumulatief overschot, per einde December 1953, niet merkelijk hoger ca. fr 38 milliard dan bij het begin van de stabilisatieperiode, toen het ruim 37 milliard bedroeg. Het relatieve evenwicht dat de vierde phase in de ontwikkeling van de Belgisch-Luxemburgse rekening bij de E.B.U. kenmerkt, is aan velerlei factoren toe te schrijven. De inflatietendenties, ontstaan uit de Koreaoorlog en uit de herwapening, verdwenen geleidelijk, zodat de prijzen daalden en de buitenlandse vraag inkromp. Anderzijds deed zich, naast de Belgisch-Luxemburgse maatregelen tot verlaging van de uiterste creditstand bij de E.B.U., de invloed gevoelen van de invoerbeperkingen van Groot-Brittannië en van bepaalde andere landen in het sterlinggebied met ingang van November 1951, en in Frankrijk vanaf de maand April De overschotten op deze twee monetaire gebieden krompen dan ook snel in en maakten weldra plaats voor tekorten. Het surplus op Nederland, dat reeds in het tweede halfjaar van 1951 aanzienlijk was teruggelopen, veranderde in een tekort in De geleidelijke vrijmaking van de Britse invoer en de verruiming van de invoercontingenten door Frankrijk in 1953 hadden o.z.t.z. geen invloed op de afzet in die landen en derhalve evenmin op het bilaterale saldo van de B.L.E.U. tegenover die landen in de E.B.U. De uitwerking van de verdere liberalisatiemaatregelen die in 1953 door de meeste andere lidstaten van de E.O.E.S. werden getroffen, bleek eveneens vrij beperkt te zijn. Nochtans zij aangestipt dat de bilaterale posities in 1953 veel van hun betekenis verloren. Sedert 18 Mei 1953 zijn immers tussen de Belgische frank, de Deutsche Mark, de Nederlandse gulden, de Franse frank, het pond sterling, de Zweedse kroon, de Deense kroon en de Zwitserse frank, vrije arbitragetransacties toegelaten op de officiële wisselmarkten in de B.L.E.U., West-Duitsland, Frankrijk, Nederland, het Verenigd-Koninkrijk, Zweden, Denemarken en Zwitserland. Van 14 December 1953 af werd de Noorse kroon bij deze deviezen gevoegd. Zo kunnen Belgische banken Franse franken te Londen kopen en ze te Amsterdam verkopen; ze zijn niet meer gehouden aan zuiver bilaterale transacties in Franse franken met Parijs, in guldens met Amsterdam, enz. Hieruit blijkt, dat de compensatie der intra- Europese betalingen in de E.B.U., in plaats van éénmaal per maand, van toen af dagelijks door tussenkomst van de wisselmarkten kan geschieden. De maandelijkse verrekeningen in de E.B.D. hebben dan ook nog alleen betrekking op de eindsaldi die niet op de wisselmarkten verrekend werden, en de hoofdtaak van de E.B.U. werd aldus teruggebracht tot de financiering dier eindsaldi door goudovermakingen of kredietverleningen. Financiering der overschotten en tekorten van de B.L.E.U. in de E.B.U. De wijze van afrekening der overschotten per 31 December 1951 buiten quotum werd hierboven reeds in herinnering gebracht. In Januari 1952 stelde het Directiecomité de Raad voor, de Belgisch-Luxemburgse voorschotten van het kwartaal eindigend in Maart 1952 af te rekenen door betaling van 60 millioen rekeneenheden in goud of dollars en door kredietverlening van de B.L.E.U. aan de Unie voor het saldo. In Maart 1952 stelde het volgende regeling voor t.a.v. de overschotten tot 30 Juni 1952 : de B.L.E.U. zou ten belope van 80 millioen rekeneenheden goud of dollars ontvangen en het saldo in kredieten omzetten. In de loop van die periode bleef het overschot van de B.L,.E.U. in werkelijkheid aanzienlijk beneden de verwachtingen : het bereikte slechts 55 millioen rekeneenheden, zodat het algeheel in goud vereffend werd. Bij de verlenging van de.e.b.u. voor de twaalfmaandelijkse periode eindigend op 30 Juni 1953 werd besloten deze afrekeningswijze door bijzondere beschikkingen te wijzigen. Deze laatste zijn als volgt in het tweede Jaarverslag. van het Directiecomité beschreven : «Het overschot buiten quotum van de B.L.E.U. beliep (per 30 Juni 1952) 458,1 millioen rekeneenheden en werd ten. belope van 235,5 millioen in goud en 222,6 millioen door kredietverstrekking aan de E.B.U. afgerekend. Krachtens de afgesloten overeenkomst zal deze laatste aan de B.L.E.U. verder een bedrag van 80 millioen dollar in goud storten als terugbetaling van een gedeelte van het krediet; de verhouding goud/krediet werd aldus 315,5 millioen goud en 142,6 millioen kredieten. De B.L.E.U. aanvaardde boven haar creditquotum een bijkomende tranche van 85,2 millioen rekeneenheden, die ten belope van 42,6 millioen in goud en 42,6 millioen in kredieten afgerekend werd. Ten gevolge van die aanpassingen bleef er een saldo over van 372,9 millioen rekeneenheden, dat als volgt werd geregeld : a) Goud : 272,9 millioen dollar. Van het cumulatieve beginsel werd afgeweken ten belope van 192,9 millioen, die in goud aan de B.L.E.U. werden betaald; voor het restant, zegge 80 millioen dollar, werd de toepassing van het cumulatieve beginsel aldus gewijzigd, dat de B.L.E.U. dit goud slechts aan de Unie zal moeten betalen als haar cumulatieve positie een debetsaldo gaat vertonen; er werd ten gunste van de B.L.E.U. een bijzondere goudtranche voorzien, die zal aangewend worden zo de stand van de B.L.E.U. in de Unie tot nul teruggebracht wordt en zulks vooraleer zijhaar quotum als debiteur zal aanspreken. b) Krediet : 100 millioen rekeneenheden. Op het krediet van 100 millioen rekeneenheden werden :50 millioen geconsoli

5 deerd en naar een bijzondere rekening overgebracht; ze zullen, met ingang van 30 Juni 1953, over zes jaar in vijf gelijke bedragen worden terugbetaald (3). De andere 50 millioen rekeneenheden vallen in gelijke delen ten laste van Frankrijk en van het Verenigd-Koninkrijk, die het krediet zullen terugbetalen in de vorm van militaire leveringen, zodat de boekhoudkundige positie van die landen in de Unie dienovereenkomstig gecrediteerd werd. De creditstand van de B.L.E.U. buiten quotum vóór en na de afgesloten overeenkomsten ziet er aldus als volgt uit : Totaal 1 Kredieten) Goud Millioenen rekeneenheden Overschotten buiten quotum per 30 Juni ,1 222,6 235,5 Aanpassingen op 30 Juni 1952 : I. Goud gestort als terugbetaling van kredieten - 80,0 -I- 80,0 458,1 142,6 315,5 II. Bijkomende tranche buiten het creditquotum - 85,2-42,6-42,6 372,9 100,0 272,9 III. Aanpassingen en afwijking van het cumulatief beginsel - 192,9-192,9 [V. Aanpassing waarbij rekening gehouden is met bovengenoemde goudbetaling waarvoor het cumulatief beginsel slechts zal toegepast worden zo de B.L.E.U. een netto-debetstand in de Unie gaat vertonen - 80,0 -L- 80,0 100,0 100,0 niets V. Geconsolideerd krediet - 50,0-50,0 VI. Kredieten waarvan de last der terugbetaling op Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk werd overgedragen - 50,0-50,0 Na die aanpassingen bedroeg het cumulatieve overschot van de B.L.E.U. in de Unie, per 1 Juli 1952, 415,8 millioen rekeneenheden, dat als volgt te vereffenen is : Totaal 1 Kredieten 1 Goud Miljoenen rekeneenheden Binnen quotum 330,6 201,3 129,3 Buiten quotum 85,2 42,6 42,6 Totaal 415,8 243,9 171,9 In geval van ommekeer van de B.L.E.U.-stand in de Unie zal het aangepaste cumulatieve overschot onderworpen worden aan de normale toepassing van het cumulatieve beginsel» (4). Deze bepalingen tot gedeeltelijke afrekening der kredieten die de B.L.E.U. per 30 Juni 1952 buiten haar quotum had toegestaan, werden aangevuld (3) In Juni 1952 sloot het Internationaal Monetair Fonds een «stand by» -overeenkomst krachtens welke de Belgische regering gerechtigd werd tot $ 50 millioen in de door het Fonds aangehouden geldsoorten aan te kopen met mogelijkheid van hernieuwing. (4) Deuxième Rapport annuel du Comité de Direction de l'union Européenne de Paiements, 1 Juli Juni 1952, Parijs, 1952, blz door een bijzondere overeenkomst betreffende de afrekening der overschotten voor het boekjaar Krachtens die overeenkomst moesten de overschotten boven het quotum ten belope van 250 millioen rekeneenheden voor de helft in goud of dollars en voor de andere helft in kredieten afgerekend worden. Deze schikking kwam naast diegene die een bijkomende tranche van 85,2 millioen rekeneenheden voorzag, welke eveneens voor de helft in goud en dollars en voor de helft in kredieten moest worden vereffend, wat het overschot betreft dat vóór 1 Juli 1952 buiten het quotum aangetekend werd. Daar de overschotten tijdens het tweede halfjaar echter matig waren, verhoogden de kredieten slechts in geringe mate; per einde December 1952 had het cumulatieve overschot van de B.L.E.U. op de E.B.U. 424,8 millioen rekeneenheden bereikt en het werd als volgt afgerekend : Totaal Kredieten 1 Goud Millioenen rekeneenheden Binnen quotum 330,6 201,3 129,3 Buiten quotum 85,2 42,6 42,6 Binnen de «rallonge» van 250 millioen rekeneenheden 9, 4,5 4,5 Totaal 424,8 248,4 176,4 Het netto-tekort over het eerste halfjaar van 1953 werd verminderd door de eerste betaling van 1d millioen rekeneenheden als terugbetaling van de geconsolideerde vordering welke uit de op 30 Juni 1953 getroffen schikking was ontstaan om de stand van de B.L.E.U. aan te passen. In weerwil van die operatie was het cumulatieve overschot per 30 Juni 1953 tot 400 millioen rekeneenheden teruggebracht tegen 424,8 millioen per einde December Het werd als volgt gefinancierd : Totaal ikredieten 1 Goud Millioenen rekeneenheden Binnen quotum 330,6 201,3 129,3 Buiten quotum 69,4 34,7 34,7 Binnen de «rallonge» van 250 millioen rekeneenheden Totaal 100,0 236,0 164,0 Op 30 Juni 1953 werd besloten de verschillende overeenkomsten tijdens het boekjaar voorzien voor de afrekening der eventuele overschotten van de B.L.E.U. buiten haar quotum, te vervangen door een «rallonge» van 75 millioen rekeneenheden voor het boekjaar Daar de verrichtingen voor het tweede halfjaar van 1953 met een gering overschot sloten, dank zij de incassering van halfjaarlijkse interesten, bereikte

6 het betalingsoverschot van de B.L.E.U. in de Unie per einde December ,2 millioen rekeneenheden tegen 400 millioen per 30 Juni Het werd als volgt afgewikkeld : Totaal Kredieten Goud Millioenen rekeneenheden Binnen quotum 330,6 201,3 129,3 Binnen de «rallonge» van 75 millioen rekeneenheden 69,6 34,8 34,8 Totaal 400,2 236,1 164,1 Samengevat kunnen we zeggen dat de B.L.E.U. van 1 Juli 1950 tot 31 December 1953 voor 38 milliard frank bilaterale overschotten op de E.B.U.- landengroep boekte, waarbij haar voornaamste debiteuren Nederland, het sterlinggebied, Frankrijk en de Skandinavische landen waren (cf. tabel II). Dit overschot omvat 6,9 milliard frank wegens de terugbetaling der vóór 30 Juni 1950 aan de E.O.E.S.- landen verstrekte kredieten. Zij ontving bovendien 0,8 milliard interesten op de aan de E.B.U. verleende kredieten, hetgeen het netto-overschot voor de gehele periode op 38,8 milliard frank bracht. Tabel III. Afrekening van de B.L.E.U.-stand bij de E.B.U. ( Millioenen franken) Boekperiode Wijze van afrekening Nettotekort ( ) of -overschot () van de B.L.E.U. Kredieten aan de E.B.U. A frekeningswijze Betaling in goud of U.S.-dollars Andere ' tot Aanwending der bestaande middelen tot Aanwending van het aanvangsdebetsaldo tot Aanwending van het quotum August. - Septemb Bijzondere overeenkomst (50 pet. goud en 50 pet kredieten) October - December 1951 Bijzondere overeenkomst (80 millioen rekeneenheden goud, saldo kredieten) 'Januari - Maart 1952 Bijzondere overeenkomst (60 millioen rekeneenheden goud, saldo kredieten) April - Juni 1952 Bijzondere overeenkomst (80 millioen rekeneenheden goud, saldo kredieten) Aanpassing Juni 1952 Betaling door de E.B.U. van 80 millioen rekeneenheden in goud als terugbetaling van een deel der kredieten Tenlasteneming van 50 millioen rekeneenheden in gelijke delen door Frankrijk en het Verenigd- Koninkrijk Boekjaar Terugvordering van de 85,2 millioen bij het quotum gevoegde rekeneenheden en van de «rallonge» van 250 millioen rekeneenheden Juli-December 1953 Aanwending van de «rallonge» van 75 millioen rekeneenheden Het aan de E.B.U. toegewezen aanvangsdebetsaldo moest gelijk zijn aan de helft van het bedrag der hulpverten ng die eau de B.L.E.U. n oct toegekend worden krachtens het E.R.P. voor het dienstjaar liet werd aanvankelijk op 44,1 millioen rekeneenheden vastgesteld, doch danrnn op 20,4 'Mihoen teruggebracht. Het krediet aan de E.B.U. werd vervangen door kredieten non Frankrijk en aan het Verenigd-Koninkrijk. De bijzonderheden van de afrekening van dit overschot zijn in tabel III samengevat. Hieruit blijkt dat het tekort van 0,8 milliard, geboekt gedurende de eerste maanden van de inwerkingtreding van de Unie, gedekt werd door aanwending der bestaande middelen. De latere overschotten werden geregeld ten belope van 1,5 milliard door aanwending van het aanvangsdebetsaldo, 21,9 milliard door goud- of dollarbetalingen door de E.B.U., 13,8 milliard door kredietverlening aan die instelling en 2,5 milliard door kredieten aan Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk voor de levering van militaire goederen. Daar de B.L.E.U. als tegenprestatie van haar aanvangsdebetsaldo een voorwaardelijke dollar- hulp van de Amerikaanse regering had verkregen, ontving zij via de E.B.U. een totaal goud- óf dollarbedrag van 23,3 milliard frank en verleende zij tot einde December ,3 milliard kredieten aan die instelling of door haar tussenkomst. Financiering der B.L.E.U.-kredieten aan de E.B.U. en maatregelen door de B.L.E.U. getroffen om haar E.B.U.-stand te beïnvloeden. Hierboven werd gezegd dat de B.L.E.U.-kredieten aan de E.B.U. per 31 December ,8 milliard frank bedroegen. Welke instellingen hebben die kredieten gefinancierd?

7 Krachtens een op 7 Maart 1951 tussen het Ministerie van Financiën en de Nationale Bank gesloten overeenkomst ging deze laatste de verplichting aan, voor rekening van de Staat, zorg te dragen voor de toepassing der overeenkomst betreffende de oprichting van een- Europese Betalingsunie, die op 19 September 1950 door de lidstaten van de E.O.E.S. te Parijs ondertekend werd. Luidens deze overeenkomst verleende de Nationale Bank aan de E.B.U. een eerste voorschot van millioen frank, dat de totale kredieten vertegenwoordigt die België binnen het raam van het quotum groot 360 millioen rekeneenheden moest verstrekken. Toen dit quotum was uitgeput dit was reeds in Augustus 1951 het geval dienden andere dekkingsmogelijkheden voor de nieuwe kredieten aan de E.B.U. gezonden, want de Nationale Bank wenste haar tussenkomst te beperken tot de verplichtingen aan België door bovengenoemd akkoord opgelegd. Gedurende enkele weken verschafte de Belgische Schatkist dekking, doch gelet op de inflatiegevaren die uit die financieringswijze voortvloeiden, werd besloten 5 pct. van de opbrengst van de uitvoer naar de E.B.U.-landen voor de duur van 6 maanden te blokkeren (5). Met deze beslissing wilde men niet alleen de privé-sector betrekken in de financiering van de Belgisch-Luxemburgse vordering op de E.B.U., doch ook een verschuiving van de uitvoer in de hand werken. Zij maakte trouwens deel uit van een reeks maatregelen die vroeger reeds waren genomen om de omvang der E.B.U.- overschotten te verminderen. Die maatregelen voorzagen zowel quantitatieve beperkingen als monetaire en financiële middelen en ze werden breedvoerig in dit Tijdschrift beschreven (6). We geven hieronder dan ook slechts een korte samenvatting. Reeds in de loop van het eerste halfjaar van 1951 was de wisselcontr6le verscherpt geworden (7), ten einde die betalingen uit te schakelen die niet volstrekt noodzakelijk waren voor de uitbreiding van 's lands productieve bedrijvigheid. Een strengere controle werd ingesteld, niet alleen op al de van de E.B.U.-landen ontvangen betalingen, doch ook op iedere overdracht van deviezen dier landen aan een erkende bank De overmaking van deviezen aan erkende banken en de ontvangst van iedere betaling uit het buitenland werden aan de goedkeuring van heti Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel onderworpen (8). Bovendien werden de doorvoer- (5) Belgisch koninklijk besluit van 15 September 1951 betreffende de wisselcontr6le (Staatsblad van 16 September 1951) en Groothertogelijk besluit van 15 September 1951 (Mémorial van 17 September 1951). (6) Cf. bovenaangehaald artikel, blz. 98. (7) Cf. Verslag van het Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel over het, jaar 1951, blz (8) Belgisch koninklijk besluit van 27 Juli 1951 (Staats. blad van 3 Augustus 1951) en Groothertogelijk besluit van 28 Juli 1951 (Mémorial van 30 Juli 1951). operaties, d.w.z. de betalingsvergunningen waarmee goederen in een land konden aangekocht worden om ze in een ander te verkopen, telkens verboden wanneer zij de stand van de B.L.E.U. in de E.B.U. zouden belasten. Terzelfder tijd als de beperkingen op de overmaking van bepaalde deviezen aan de erkende banken, werd de algemene verplichting voor de uitvoerders om de opbrengst van hun uitvoer aan een erkende bank over te maken, voor bovengenoemde deviezen afgeschaft. De houders van deviezen die geen toelating verkregen om deze laatste aan een erkende bank over te dragen, konden er vooreerst naar eigen believen over beschikken ; later mochten die deviezen slechts voor kapitaaltransfers gebruikt worden. An.dere bijkomende maatregelen, die binnen dit bestek niet kunnen opgesomd worden, werden nog getroffen op gebied van de wisselcontr6le. «Kortom», aldus het verslag van het Belgisch- Luxemburgs Instituut voor de Wissel, «het toezicht op de betalingen functionneert, ten opzichte van de Westeuropese landen, juist in de omgekeerde richting als bij het begin en als de bestaande controle op de dollartransacties. Waar het Instituut verder de dollarinkomsten begunstigt en het gebruik er van controleert, heeft het alle betalingen in deviezen van de E.B.U.-landen vrijgemaakt, doch het beperkt streng de overmaking dier gelden aan erkende banken» (9). Op handelspolitiek gebied waren verschillende maatregelen bedoeld om de aankopen in de E.B.U.- landen te vergroten en de leveringen daarheen te hinderen, terwijl de in dollars betaalbare uitvoer werd bevorderd en de in die munt betaalbare invoer geremd. Naast de tijdelijke blokkering van een deel der opbrengst van de uitvoer naar de E.B.U.-landen, werden in de laatste maanden van 1951 bepaalde grenzen gesteld aan het afgeven van uitvoervergunningen naar die landen. Op einde November werd een uitvoerbelasting geheven (10). Anderzijds werd de invoer uit de E.B.U.-landen door verdere vrijmakingen aangemoedigd, terwijl bepaalde in dollars te betalen invoergoederen aan beperkingen werden onderworpen. Op gebied van de monetaire politiek werd de verschuiving van de buitenlandse handel begunstigd door verschillende wijzigingen die de Nationale Bank bracht aan de voorwaarden van het visum der accepten ter dekking van handelstransacties, alsook door differentiële tarieven die het Herdisconteringen Waarborginstituut op de geviseerde bankaccepten toepaste. In tabel IV zijn de wijzen van financiering van de (9) Op. cit., blz. 11. (10) Koninklijk besluit van 22 November 1951, waarbij de vrijstelling van de overdrachtstaxe bij de uitvoer tijdelijk en gedeeltelijk werd opgeheven (Staatsblad van 24 November 1951). 299

8 Belgisch-Luxemburgse vordering op de E.B.U. aangeduid. Bij een vergelijking van het verloop dier vordering, zoals het uita die tabel blijkt, met de ontwikkeling aangegeven in tabel III, mag niet uit het oog worden verloren dat de saldi der deelnemende landen tegenover de Unie bij het einde van iedere maand worden opgemaakt op grond van de bilaterale overschotten en tekorten die door de circulatiebanken zijn geboekt, dan wanneer de werkelijke verrekeningen eerst omstreeks het midden van de volgende maand plaats hebben. Dit tijdsverschil verklaart de vertraging in de boeking der bedragen voorkomend zowel in tabel IV als in de weekstaten van de Nationale Bank. Tabel IV. Financiering van de B.L.E.U. -vordering op de E.B.U. (Millioenen Belgische franken) Financiering Periode Vordering op de E.B.U. Quotum Nationale Bank Buiten quotum Schatkist Speciale rekeningen (besluiten van ) 31 December Juni September October December Juni Juli October December December Juni December Januari De weekstaat per 4 October 1951 vermeldt voor het eerst op het passief de rubriek «Speciale provisie wegens E.B.U.-voorschotten» met de subrubrieken «Speciale rekeningen (besluiten )» en «Schatkist». Zoals bekend, vertegenwoordigen die bijzondere rekeningen de bedragen die tijdelijk worden afgehouden van de tegenwaarde der overgedragen deviezen of van de Belgische en Luxemburgse franken die werden overgemaakt ter betaling van de uitvoer naar de landen-leden van de E.B.U. De verschillende door de B.L.E.U. getroffen maatregelen om een snelle aangroei van haar overschot in de E.B.U. tegen te gaan, waren in de eerste maanden van hun toepassing practisch zonder uitwerking; het is immers onmogelijk de bestaande ontwikkeling onmiddellijk te stuiten en het algemene beeld der handelsstromingen op korte termijn te wijzigen. Het cumulatieve overschot groeide aldus in de laatste maanden van 1951 verder gevoelig aan. Per einde December bedroeg de vordering op de E.B.U., d.w.z. het deel van het overschot dat door de B.L.E.U.-kredieten aan de E.B.U. gefinancierd werd, 15,2 milliard frank. Haar tegenwaarde bestond uit de voorschotten van de Nationale Bank (10,1 milliard), uit de door de Schatkist aangelegde provisies (4 milliard) en uit de opbrengst van de gedeelte- lijke blokkering van de ontvangsten uit de export (1,1 milliard). Daar in de Belgisch-Luxemburgse E.B.U.-rekening nieuwe overschotten werden gevormd, werd tweemaal - in Januari en in Maart besloten de tijdelijke blokkering van een deel van de uitvoeropbrengst te verscherpen door hierin eveneens sommige onzichtbare ontvangsten te betrekken. Bovendien werden de afhoudingspercentages verhoogd en gedifferentieerd om de last er van te verdelen naar de mogelijkheden der verschillende sectoren (11). De verscherping van het blokkeringsstelsel, de reeds vroeger getroffen maatregelen en de door Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk getroffen voorzieningen om hun invoer te beperken, hadden een zeer merkbare invloed op die E.B.U.-overschotten van de B.L.E.U. met ingang van April Per einde Juni 1952 bereikte de E.B.U.-vordering niettemin 21,2 milliard frank, een nooit tevoren gekend peil, waarvan 11,1 milliard kredieten buiten quotum vertegenwoordigden, welke als volgt gedekt (11) Koninklijk besluit van 18 Januari 1952 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 15 September 1951 betreffende de wisselcontrisle (Staatsblad van 20 Januari 1952). Koninklijk besluit van 22 Maart 1952 betreffende de wisselcontróle (Staatsblad van 23 Maart 1952)

9 waren : 6,6 milliard provisie door de Schatkist aangelegd en 4,5 milliard provisie gevormd uit inhoudingen. Hierboven werd er op gewezen dat de onderhandelingen over de verlenging van de E.B.U. na 30 Juni 1952 leidden tot een, althans gedeeltelijke, afrekening der buiten het quotum verstrekte kredieten. Deze laatste werden tot 4,6 milliard verlaagd, waarvan 2,5 een geconsolideerde vordering en 2,1 gewone voorschotten vertegenwoordigden. Toen het evenwicht zich in de Belgisch-Luxemburgse rekening bij de E.B.U. herstelde, besloten de Belgische en de Luxemburgse regeringen er toe sommige maatregelen, die vroeger tot verlaging van hun overschotten waren getroffen, één voor één af te schaffen. In juli 1952 werden de percentages der inhoudingen welke gedurende zes maanden op de opbrengst van de uitvoer naar de E.B.U.-landen werden toegepast met één vijfde verlaagd (12), terwijl een stelsel werd ingevoerd, waardoor die geblokkeerde tegoeden onder zekere voorwaarden konden gemobiliseerd worden. De vermindering van het bedrag der speciale rekeningen, ten gevolge van verlaging der inhoudingspercentages, overtrof weldra de vermindering van de E.B.U.-vordering; er werd dan ook besloten de bijdrage van de Nationale Bank in de financiering der kredieten buiten quotum op een nieuwe grondslag te vestigen. Bij een overeenkomst afgesloten op 28 November 1952 tussen de Belgische Staat en de Nationale Bank, aanvaardde deze laatste 2,1 milliard de niet geconsolideerde kredieten buiten quotum per 30. Juni 1952 voorschotten buiten quotum te financieren die aan de E.B.U. werden verleend of nog zullen verleend worden in zover ze het bedrag der inhoudingen op de uitvoer tegen de geldende percentages op die datum zouden overtreffen (13). In ruil hiervan ging de Schatkist die aldus van elke tussenkomst in de financiering der E.B.U.-voorschotten ontslagen werd de verbintenis aan de aflossingen van Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk op hun bilaterale verplichtingen tegenover de B.L.E.U., bij voorrang aan te wenden voor de terugbetaling der nieuwe voorschotten. Bovendien aanvaardde de Nationale Bank het trekkingsrecht van 50 millioen dollar, door het Internationaal Monetair Fonds aan de Belgische regering toegestaan tijdens de onderhandelingen over de verlenging van de E.B.U. na 30 Juni 1952, onmiddellijk te mobiliseren. Tenslotte verlaagde zij van 5 tot 3 'A pet. de (12) Koninklijk besluit van 26 Juli 1952 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 Maart 1952 betreffende de wisselcontróle (Staatsblad van Juli 1952). (13) Krachtens die overeenkomst moeten de inhoudingspercentages verhoogd worden zo het gedeelte van de kredieten dat de Nationale Bank buiten het quotum financiert, het voorziene maximum van 2,1 milliard overtreft; zij mogen pas verlaagd worden van het ogenblik waarop dit gedeelte geheel zal opgeslorpt zijn en het bedrag der kredieten buiten quotum lager zal geworden zijn dan het totaalbedrag der lopende inhoudingen. rentevoet op de mobilisatie der certificaten die ingehouden bedragen vertegenwoordigen. Per 31 December 1952 beliepen de aan de E.B.U. buiten quotum verstrekte kredieten nagenoeg 5 milliard; ze waren ten belope van 3,9 milliard gedekt door tijdelijke inhoudingen op het provenu van de uitvoer en voor het saldo door voorschotten van de Nationale Bank binnen de overeenkomst van 28 November In 1953 werden ten gevolge van de ontspanning in de wereldconjunctuur en de toenemende moeilijkheden van de Belgisch-Luxemburgse uitvoerders op de buitenlandse markten, de voorheen getroffen beperkingsmaatregelen andermaal herzien. De uitvoerbelasting, per einde November 1951 ingevoerd en tweemaal verlaagd, op 5 Maart en op 30 Mei 1952, werd in Februari afgeschaft (14). Anderzijds werd het percentage van de invoerbelasting verhoogd (15), ten einde de ingevoerde goederen op dezelfde wijze te belasten als de in België vervaardigde goederen, die aan de omzetbelasting onderworpen zijn. Eveneens in Februari verhoogde het Herdiscontering- en Waarborginstituut sommige herdiscontopercentages in lichte mate, waardoor de algemene voordelen werden verminderd die tot dusver werden toegestaan op de kredietoperaties betreffende de uitvoer naar het dollargebied en de invoer uit de E.B.U.-landen. Met ingang van 1 November werden de inhoudingspercentages toepasselijk op de uitvoeropbrengst een tweede maal met één vijfde verminderd (16). Aldus werden de tijdelijk gesteriliseerde inkomens geleidelijk weer in de geldsomloop ingeschakeld, en zulks op tijdstippen waarop de conjunctuurstand deze vrijmaking van koopkracht rechtvaardigde. Doch de Belgische en Luxemburgse regeringen brachten geen wijziging aan de maatregelen die de uitvoerders ontsloegen van de verplichting hun deviezenontvangsten te repatriëren en aan diegenen die alle betalingen in de E.B.U.-landen vrijmaakten. Tenslotte werd op 7 October 1953 een nieuw akkoord tussen de Staat en de Nationale Bank gesloten, waarbij de vroegere beschikkingen inzake financiering der E.B.U.-voorschotten werden aangepast en de tussenkomst van de Bank boven het door de inhoudingen gedekte bedrag van 2,1 milliard verlaagd werd tot maximum 1 milliard frank. Van zijn kant aanvaardde de Staat zijn verplichtingen uit te voeren, welke ontstaan waren uit de mobilisatie door de Nationale Bank van het trekkingsrecht op het Internationaal Monetair Fonds. Op 30 Juni had de Schatkist reeds 500 millioen frank (14) Koninklijk besluit van 24 Februari 1953 (Staatsblad van 26 Februari 1953). (15) Koninklijk besluit van 11 Maart 1953 (Staatsblad van 14 Maart 1953). (16) Koninklijk besluit van 16 October 1953 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 Maart 1952 betreffende de wisselcontróle (Staatsblad van 21 October 1953.) - '

10 afgekocht; zij verplichtte er zich toe het saldo te kwijten in vier annuïteiten van 500 millioen frank elk, waarvan de eerste op 30 Juni zou vervallen. Tenslotte werd besloten, eveneens met ingang van 7 October, het rentepercentage op de mobilisatie der bijzondere E.B.U.-rekeningen van 3 'A pct. tot 3 pct. te verlagen. Per einde December 1953 beliep de Belgisch- Luxemburgse E.B.U.-vordering 13,4 milliard frank. Zij was gedekt enerzijds door de provisies aangelegd met de inhoudingen die in de speciale rekeningen geboekt zijn ten belope van 2,8 milliard en anderzijds door de voorschotten van de Nationale Bank, zonder bijzondere provisie, ten belope van 10,6 milliard, waarvan 10,1 kredieten vertegenwoordigden welke binnen het quotum en 0,6 buiten het quotum waren toegestaan onder de overeenkomst van 28 November 1952 welke door die van 7. October 1953 vervangen werd. Buiten deze directe vordering op de E.B. U. bezat de B.L.E.U. op naam van de Belgische Schatkist een gebilateraliseerde vordering van 2,5 milliard frank op Frankrijk en het Verenigd-Koninkrijk, welke landen er zich toe verbonden ze in gelijke delen terug te betalen in de vorm van militaire leveringen. Op het einde van 1953 beliep het niet terugbetaalde bedrag nog 2 milliard. Ontleding van het handelsverkeer van de B.L.E.U. met de E.B.U.-landen. De Belgisch-Luxemburgse rekening bij de E.B.U. stemt niet juist overeen met het saldo der transacties in E.B.U.-deviezen, daar zij geen rekening houdt met het verloop der bilaterale tegoeden en verplichtingen die hetzij bij de particuliere banken, hetzij in de Nationale Bank, tussen twee maandelijkse verrekeningen geboekt worden. De bilaterale overschotten en tekorten welke in de E.B.U.-rekeningen tot uiting komen, worden door de Agent te Basel berekend naar de hem medegedeelde saldi der rekeningen welke in iedere circulatiebank op naam van de circulatiebanken der andere deelnemende landen geopend zijn. Welnu, sommige verrichtingen die op generlei wijze de wisselpositie van de B.L.E.U. tegenover een bepaald land wijzigen, kunnen nochtans de rekening van de circulatiebank van dit land bij de Nationale Bank beïnvloeden en dientengevolge op de Belgisch- Luxemburgse rekening bij de E.B.U. drukken. Zo veroorzaakte de vrees voor een gebeurlijke wijziging der wisselkoersen in Frankrijk, tijdens de laatste maanden van 1951, een aanzienlijke aangroei der provisies die de Franse banken bij hun buitenlandse en met name Belgische correspondenten hadden aangelegd, welke provisies gedeeltelijk gevormd waren uit deviezen die gerepatrieerd of aangekocht werden ter dekking van toekomstige betalingen (17). (17) Cf. Betalingsbalans over het jaar 1951 tussen de frankzone en het buitenland, blz. 10. Het aanleggen van die overtollige provisies moest uiteraard de toestand van de B.L.E.U. zowel als die van Frankrijk in de E.B.U. verwringen, dan wanneer het in genendele de wisselpositie van de B.L.E.U. tegenover Frankrijk en vice versa beïnvloedde Immers, tegenover de aangroei van het bilateraal overschot op Frankrijk in de Belgisch- Luxemburgse rekening bij de E.B.U., stond een toeneming der verplichtingen van de Belgisch-Luxemburgse particuliere banken tegenover de Franse banken, terwijl de vermeerdering in de E.B.U. van het Franse tekort tegenover de B.L.E.U. tenietgedaan werd door een toeneming der tegoeden in Belgische franken van de Franse banken. Om de juiste toestand van de B.L.E.U. in E.B.U.- deviezen te kennen, volstaat het dus niet te verwijzen naar haar E.B.U.-rekening; hiertoe dient een betalingsbalans in E.B.U.-deviezen opgemaakt. In deze laatste wordt niet alleen de toestand van de Belgisch-Luxemburgse rekening in de E.B.U., doch eveneens de ontwikkeling der bilaterale tegoeden en verplichtingen der particuliere banken aangetekend. Bovendien houdt zij rekening met het verloop der bilaterale tegoeden en verplichtingen welke in de Nationale Bank tussen twee maandelijkse verrekeningen worden geboekt. Daar de betalingsbalans van de B.L.E.U. in E.B.U-deviezen en de samenstelling van de Belgisch- Luxemburgse rekening bij de E.B.U. deel uitmaken van de ontledingen die in dit tijdschrift op regelmatige tijdstippen over het buitenlandse betalingsverkeer van de B.L.E.U. worden gedaan (18), zullen we ons hier beperken tot de studie van de overwegende factor in de ontwikkeling van de Belgisch- Luxemburgse rekening bij de E.B.U., met name het verloop van het goederenverkeer. Uit tabel V blijkt dat tijdens de twee verlopen jaren de invoer uit de E.B.U.-landen (19) merkelijk toenam, en zulks zowel in absolute als in relatieve waarde. Het aandeel van die invoer in de totale aankopen in het buitenland bereikte ongeveer 67 pct. per einde Herinnerd zij dat het in 1948 slechts 55 pct. bedroeg. Daarentegen verzwakte de uitvoer naar de E.B.U.- landen ten opzichte van de recordcijfers tijdens het tweede halfjaar van 1951 geboekt. Zijn aandeel in de totale afzet van de B.L.E.U. viel van ca. 73 pet. van het tweede semester van 1951 tot 67 pct. in het eerste semester van 1953, waarna het iets herstelde in de loop van het volgende halfjaar en enigszins het peil van 1948, d.i. 69,1 pct., overtrof. (18) Cf. Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting, Juli 1952 : a Betalingsbalans van de B.L.E.U. over 1951», blz , Idem, Juli 1953, «Betalingsbalans van de B.L.E.U. over 1952,» blz (19) Onder E.B.U.-landen dient hier verstaan al de landen waarvan de handelsbetrekkingen met de B.L.E.U. in beginsel over de E.B.U. verrekend worden, met name de bij de E.O.E.S. aangesloten landen, hun overzeese gebieden en de landen die deel uitmaken van het sterlinggebied, ook al zijn zij geen overzeese gebiedsdelen van het Verenigd-Koninkrijk

11 Tabel V. Buitenlandse handel van de B.L.E.U. met de E.B.U. landen Periode (Maandgemiddelden) millioenen franken Invoer in pct. van de totale invoer millioenen franken Uitvoer in pct. van de totale uitvoer Handelsbalans e halfjaar , , " halfjaar , , " halfjaar , , le halfjaar , , e halfjaar ,1 ' , halfjaar , , e halfjaar , ,8-239 Zo wij al de vreemde landen waarmee de B.L.E.U. handelsbetrekkingen onderhoudt in vier groepen - de E.B.U.-landen, het dollargebied, Belgisch-Kongo en de andere landen - indelen, dan merken we op dat het relatieve aandeel van de E.B.U.-landen in de voorziening van de Belgisch-Luxemburgse volks- huishouding tot 1952 steeg ten nadele van de leveringen der «andere landen»; in 1953 werd hierdoor vooral de invoer uit het dollargebied getroffen; deze laatste bereikte nog slechts 15,5 pct. der totale aankopen in het buitenland tegen 21 tot 23 pet. van 1948 tot Tabel VI. Geografische spreiding van de B.L.E.U.-invoer (In pct. van het totaal) Landengroep B.B.U.-landen 55,2 57,4 59,8 59,9 63,3 67,6 Dollargebied 21,3 23,1 21,7 22,9 21,8 15,5 Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi 7,3 7,5 7,6 7,9 8,0 7,5 Andere landen 16,2 12,0 10,9 9,3 6,9 9,4 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 De stijging, van 1948 tot het tweede halfjaar van 1951, van het relatieve aandeel van de uitvoer naar de E.B.U.-landen in de totale leveringen van de B.L.E.U. geschiedde eveneens ten koste van de afzet in de «andere landen», terwijl zijn teruggang met ingang van het tweede halfjaar van 1951 vooral ten goede kwam aan de uitvoer naar het dollargebied en in zekere mate aan de afzet in de Kolonie. Tabel VII. Geografische spreiding van de B.L.E.U. -uitvoer (In pct. van het totaal) Landengroep E.B.U.-landen 69, ,9 70,9 70,4 68,4 Dollargebied 8,4 8,3 12,1 11,5 11,1 14,0 Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi 3,8 4,4 3,8 4,1 5,9 5,8 Andere landen 18,8 17,6 15,2 13,5 12,6 11,8 Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 300,0 De verschuiving in de buitenlandse handel, die reeds in 1952 duidelijk merkbaar was, tekende zich in 1953 nog iets scherper af. De oorzaken van de wijziging der geografische spreiding van de handelsstromingen zijn velerlei. De invloed der door de B.L.E.U. getroffen maatregelen om de uitvoer naar de E.B.U.-landen te remmen en de invoer uit die landen aan te moedigen, drukte op de aankopen in het dollargebied en bevorderde de in dollars te betalen uitvoer; hij werd nog versterkt door de Britse en Franse invoerbeperkingen en door het conjunctuurverloop in de landen van het Commonwealth. Heb vrijmaken van de Britse invoer, waartoe in de loop van 1953 beslist werd, was slechts van geringe invloed. Daarentegen werden de pogingen onzer uitvoerders om hun afzet

12 in de Verenigde Staten uit te breiden, met succes bekroond, dank zij de zeer hoge bedrijvigheid die daar te lande tot het tweede halfjaar van 1953 aanhield. Trouwens, het verdwijnen van het overschot op de E.B.U.-landen ging gepaard met een meer evenwichtig handelsverkeer met het dollargebied. Uit de douanestatistieken blijkt een vrij duidelijk verband tussen de twee verschijnselen, dank zij de samengevoegde invloed van verscheidene factoren. Onder deze laatste vermelden wij het verbod dollargoederen naar de E.B.U.-landen weder uit te voeren en de uitbreiding van de productie in Europa, die het mogelijk maakte geleidelijk de dollargoederen door Europese producten te vervangen. De vermindering der aankopen in het dollargebied beantwoordt eveneens aan een natuurlijke gang van zaken en tot op zekere hoogte aan tijdelijke omstandigheden, zoals de liquidatie van sommige grondstoffenvoorraden. De invloed der quantitatieve beperkingen op die invoer bleek overigens vrij zwak : de teruggang van de invoer betrof hoofdzakelijk de katoen- en graanaankopen, welke producten niet aan beperkingen onderworpen zijn. Hoe dan ook, de verschuiving in de geografische spreiding van de handelsstromingen veroorzaakte een ommekeer in de handelsbalans met de E.B.U.-landen en een merkelijke inkrimping van het tekort in de handelsbalans met het dollargebied. Het gemiddelde maandsaldo in eerstgenoemde balans veranderde van een overschot groot millioen frank in het eerste halfjaar van 1952 in een tekort van 516 millioen in het eerste halfjaar van 1953 en 239 millioen in het volgende semester, terwijl het gemiddelde maandsaldo in de handelsbalans met het dollargebied in dezelfde periodes van millioen frank tot 183 en 316 millioen daalde. De schommelingen in de totale waarde van het goederenverkeer van de B.L.E.U. met de E.B.U.- landen weerspiegelen zich ook in het verloop der handelsbetrekkingen met elk land of met elk gebied, dat tot die groep behoort. De ordegrootte van de transacties alsook hun relatieve betekenis zijn in tabel VIII aangegeven. Tabel VILI. Bijzondere B.L.E.U. -handel met de E.B.U. -landen A. - Millioenen franken - Maandgemiddelden Land halfj. Invoer Uitvoer Handelsbalans e halfj halfj Denemarken Frankrijk Overzeese gebieden Griekenland Italië Triëst ' Nederland Overzeese gebieden Noorwegen Oostenrijk , Portugal Overzeese gebieden Sterlinggebied Turkije West-Duitsland Zweden Zwitserland B. - In pet. van de totale invoer- en uitvoerwaarde Land e hulfj. Invoer - Uitvoer e halfj Denemarken 0,9 0,8 0,7 1,3 1,6 2,5 2,8 3,2 Frankrijk Overzeese gebieden. 20,7 18,4 17,2 17,2 13,2 14,2 12,6 13,3 Griekenland 0,1 0,1 0,1-1,9 1,2 1,0 0,9 Italië Triëst 2,5 2,5 2,2 2,3 4,0 2,9 4,0 4,8 Nederland Overzeese gebieden. 19,1 20,8 22,8 21,7 32,2 26,5 23,1 27,3 Noorwegen 0,9 1,5 1,7 1,3 1,4 2,6 3,0 2,6 Oostenrijk 0,6 0,5 0,6 0,6 1,1 1,5 1,1 1,0 Portugal Overzeese gebieden 1,5 1,0 0,8 0,8 1,9 2,1 2,5 2,7 Sterlinggebied 29,9 29,9 27,5 28,0 20,2 26,1 24,3 20,1 Turkije 0,6 0,4 0,3 0,2 1,0 0,9 1,8 1,5 West-Duitsland 14,0 14,7 17,0 18,2 11,3 8,5 13,6 13,6 Zweden 3,9 5,0 5,0 4,7 3,9 5,6 5,7 5,1 Zwitserland 5,3 4,4 4,1 3,7 6,3 5,4 4,5 3,9 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,

13 Hieruit blijkt dat de transacties met het sterlinggebied de eerste plaats in de invoer innemen, waarna het goederenverkeer met de gulden-zone, de Franse franc-zone en West-Duitsland volgt. Wat de uitvoer betreft, is de gulden-zone sedert 1950 de voornaamste cliënt van de B.L.E.U., gevolgd door het sterlinggebied, de Franse franc-zone en West-Duitsland. Tabel VIII toont eveneens aan dat de toeneming van de invoer uit de E.B.U.-landen bijzonder sterk was voor de goederen herkomstig uit West-Duitsland. Ook de waarde van de aankopen in Nederland en in het sterlinggebied steeg, terwijl de aankopen in Frankrijk practisch stabiel bleven. De Duitse leveringen, die vooral steenkool, machines en toebehoren, autovoertuigen en onderdelen, electro-technisch materieel, chemische producten en textielgoederen omvatten, namen gevoelig toe. De invoer uit het sterlinggebied vermeerderde slechts matig; in de leveringen van het Verenigd- Koninkrijk, die alleen reeds iets minder dan de helft van het aandeel van het gehele sterlinggebied bedragen, vertegenwoordigden de ruwe diamanten ca. één vierde. De Britse leveringen bevatten bovendien autovoertuigen en losse stukken, machines en toebehoren, grondstoffen en textielgoederen, chemische producten, vellen en leder, en steenkool. De aankopen in de «outer sterling area»-landen waren voor ongeveer de helft samengesteld uit textielgrondstoffen waaronder vooral ruwe wol, waarvan Australië de voornaamste leverancier is en voor ongeveer één vierde uit minerale oliën, vooral afkomstig uit Koweit en Irak, verder looderts' uit Zuid- Oost-Afrika, mangaanerts uit Indië en de Unie van Zuid-Afrika, alsook enkele ruwe metalen. De invoer uit Nederland nam een hoe langer hoe groter aandeel in de totale aankopen van de B.L.E.U. in het buitenland. Hij is uit allerhande goederen gevormd, waaronder melk, boter en textielgoederen een overwegende plaats innemen De invoerhandel met Frankrijk bleef in absolute getallen zeer stabiel, terwijl zijn relatief aandeel neiging tot krimpen te zien gaf. Hij is uit zeer verscheidene goederen samengesteld : textielgoederen, ijzererts, autovoertuigen en losse stukken, meststoffen. De teruggang van de waarde van de uitvoer naar de E.B.U.-landen was grotendeels toe te schrijven aan een prijsdaling (20), want de hoeveelheid bleek zich te handhaven; de uitvoer werd echter in sommige sectoren door de Britse en Franse invoerbeperkingen getroffen. De vermindering van de uitvoer naar al de E.B.U.-landen kwam dan ook (20) Het indexcijfer van de uit voerprijzen voor de gezamenlijke buitenlandse handel van de B.L.E.U. (basis 1948 = 100) viel van 120 in 1951 en 1952 tot 101 in 1953, d.i. een daling met 16 pet. bijzonder sterk tot uiting in de leveringen aan het sterlinggebied. De afzet, in Frankrijk en in West- Duitsland vertoonde een minder sterke teruggang. Daartegenover ging de uitvoer naar de gulden -zone opwaarts, en zulks zowel in absolute als in relatieve waarde t.o.v. vorig jaar. De textielgoederen vertegenwoordigden ongeveer één vierde, de metaalfabrikaten ca. één vijfde, evenals de ijzer- en staalproducten. Het waren inzonderheid de toegenomen textielleveringen die de herneming van de uitvoer naar dit gebied bewerkten; de afzet bereikte millioen frank in 1953 tegen millioen in De uitvoer naar de «outer sterling area»-landen begon vanaf 1952 te verzwakken. In 1953 volgde de afzet in het Verenigd-Koninkrijk die beweging, ondanks de gedeeltelijke vrijmaking van de invoer, waartoe dit land in dit jaar besloot. De uitvoer naar het Verenigd-Koninkrijk, die ca. 60 pct. van de gezamenlijke uitvoer naar het sterlinggebied vertegenwoordigt, is voor ongeveer één vierde samengesteld uit grondstoffen (hoofdzakelijk vlas) eh textielgoederen (vooral katoenspinsels en -weefsels). De leveringen op de Britse markt van ijzer- en staalproducten, non-ferro metalen en chemische producten waren eveneens belangrijk, doch het merendeel dier leveringen zijn evenals die van voedingsmiddelen kleiner dan de vorige jaren. De uitvoer naar de «outer sterling area»-landen is hoofdzakelijk gevormd uit producten van de metaalverwerkende nijverheid, ijzer- en staalproducten, textielgoederen en chemische producten. De inkrimping van de uitvoer naar die landen was bijzonder gevoelig wat de ijzer- en staalproducten betreft. De uitvoer naar Frankrijk omvat meestendeels non-ferro metalen (met name koper), steenkool, textielgoederen en metaalfabrikaten. De leveringen van non-ferro metalen en van metaalfabrikaten bleven over het geheel tamelijk vast, doch de afzet van textielgoederen ondervond de nadelige invloed van de invoerbeperkingen. Sedert de inwerkingtreding van het Schuman-plan is de steenkooluitvoer van vrij grote betekenis geworden. Hij steeg van 0,7 milliard frank in 1951 tot 1,5 milliard in 1952 en tot nagenoeg 2 miljard in Tot 1951 was de uitvoer naar West-Duitsland vooral gevormd uit textielgoederen; sedert 1952 omvat hij bovendien een belangrijk percentage ijzeren staalproducten. De samenstelling van de B.L.E.U.-handel met al de E.B.U.-landen samen onderging sedert de inwerkingtreding van de Unie enkele wijzigingen. Tabel IX toont aan dat de invoer uit de E.B.U.- landen verder grotendeels samengesteld was uit productiemiddelen brandstoffen ten behoeve van de metaalbedrijven (delfstoffen en ruwe metalen), textielgrondstoffen (wol), brandstoffen en minerale oliën, ruwe diamant, doch dat het aandeel dier 305

14 goederen in de totale aankopen in de E.B.U.-landen achteruit ging ten gunste van de invoer van uitrustingsgoederen. De verbruiksgoederen vertegenwoordigden ongeveer één vierde van de invoer uit de E.B.U.-landen en omvatten vooral textielgoederen en voedingsmiddelen. Herinnerd zij dat de E.B.U.-landen de eerste voorzieningsbron zijn van de Belgisch-Luxemburgse volkshuishouding voor de hierna volgende pro- Tabel IX. Bijzondere B.L.E.U.-handel Samenstelling van de invoer uit de E landen Goederengroep halfj. Maandgemiddelden (millioenen franken) halfj. In pct. van het totaal Productiemiddelen ,5 63,4 59,0 59,9 voor landbouw en voedingsbedrijven ,6 4,1 4,8 5,5 waarvan : granen ,6 0,5 0,8 1,5 meststoffen,. veekoeken ,5 1,8 1,8 1,9 voor de metaalbedrijven ,5 13,2 17,4 15,4 waarvan : ertsen ,2 5,2 7,1 6,1 ruwe metalen ,5 3,8 5,0 3,8 losse autostukken ,3 2,1 3,1 3,0 voor de textielbedrijven ,7 :L6,4 9,5 11,7 - grondstoffen ,6 14,2 8,4 10,4 waarvan : wol ,9 8,1 4,1 5,5 katoen ,6 0,5 0,3 0,7 - halffabrikaten ,1 2,3 1,0 1,3 waarvan : wol ,0 0,6 0,2 0,4 katoen ,1 0,8 0,2 0,2 voor allerhande bedrijfstakken : - houtnijverheid ,4 1,1 0,8 1,0 - diamantnijverheid ,1 3,9 3,4 3,8 - ledernijverheid ,0 1,6 1,3 1,3 - papier- en grafische bedrijven ,2 1,8 1,1 0,9 - tabaksnijverheid ,2 0,2 0,3 0,3 voor de verschill. productiesect. zonder onderscheid - brandstoffen ,1 3,9 4,1 4,4 - minerale oliën ,1 3,8 5,9 5,4 - chemische producten ,5 2,6 2,1 2,2 -- diversen ,1 10,8 8,3 8,0 Verbruiksgoederen ,2 25,4 27,4 25,8 Voedingsmiddelen gereed voor het verbruik a) dierlijke producten ,5 5,6 6,5 4,9 waarvan : melk en boter ,5 4,0 4,8 3,2 b) plantaardige producten ,1 4,2 3,7 3,6 Goederen andere dan voedingsmiddelen gereed voor het gebruik ,6 15,6 17,2 17,3 waarvan : textielgoederen ,2 5,1 5,2 5,2 autovoertuigen ,2 2,2 2,6 2,7 Uitrustingsmiddelen ,3 11,2 13,6 14,3 waarvan : handelsvoertuigen en vliegtuigen ,9 1,2 1,2 1,0 electro-technisch en electro-mechanisch materieel ,2 2,2 2,6 2,6 machines ,9 3,0 3,8 5,2 Eindtotaal ,0 100,0 100,0 100,0 ducten : wol (voornaamste leveranciers : Australië en het Verenigd-Koninkrijk), ruwe diamant (het Verenigd-Koninkrijk), brandstof ( E. G.K. S.-landen, waaronder vooral West-Duitsland), melk en boter (Nederland), groenten (Nederland, Italië en Frankrijk), wijnen en spiritualiën (Frankrijk), textielgoederen (Frankrijk en Nederland), autovoertuigen en losse stukken (West-Duitsland, Verenigd-Koninkrijk en Frankrijk), machines, electro-technisch en electromechanisch materieel (West-Duitsland en Verenigd- Koninkrijk), minerale oliën (e outer sterling area»- landen, hoofdzakelijk Koweit en Irak). Tabel X geeft de indeling aan per productiegroep van de uitvoer naar de E.B.U.-landengroep. Hieruit blijkt dat de teruggang van de uitvoer vooral de metaalproducten betrof, de voedingsmiddelen en de petroleumproducten. Daartegenover stegen de textielverkopen t.o.v. vorig jaar, doch ten gevolge van de prijsdaling bleven ze merkelijk beneden het peil van

15 Tabel X. Bijzondere handel van de B.L.E.U. Samenstelling van de uitvoer naar de E.B.17.-landen Aard van do uitvoer e half). Maandgemiddelden (millioenen franken) e half). In pet. van het totaal Textielgoederen en kleding ,1 25,1 17,7 21,7 Ijzer en staal ,1 19,9 25,5 18,5 Metaalfabrikaten , ,3 14,4 Non-ferro metalen ,1 10,3 12,1 10,7 Chemische producten ,4 8,1 7,1 7,9 Brandstoffen ,2 2,2 4,1 5,0 Voedingsbedrijven ,5 4,7 3,4 3,3 Diamant ,7 1,6 1,7 2,3 Petroleumproducten ,7 2,8 2,9 Landbouwproducten ,2 2,9 2,0 2,5 Glas en spiegelglas ,6 1,5 1,1 1,5 Papier en boeken ,2 1,9 1,2 1,4 Huiden en leder ,6 1,3 0,9 1,2 Cement ,9 1,0 0,7 1,1 Steengroeven ,9 0,6 0,7 0,8 Rubber ,6 0,9 0,6 0,6 Hout en meubelen ,6 0,7 0,5 0,5 Aardewerk ,4 0,2 0,3 0,3 Tabak ,3 0,2 0,1 0,1 Diversen ,3 3,4 3,2 3,3 Eindt(itaa, ,0 100,0 100,0 100,0 Verder konden eveneens meer brandstofleveringen in het raam van de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal en een zekere ontwikkeling van de diamantuitvoer worden aangestipt. Deze, al naar gelang de sectoren, uiteenlopende bewegingen van de uitvoer verklaren de teruggang van het aandeel der basisindustrieën in de totale uitvoer naar de E.B.U.-landen en de relatief grotere betekenis van de producten der verbruiksgoederenbedrijven. Besluit. In de loop van de beschouwde periode en meer bepaald sedert het tweede halfjaar van 1952 werd geleidelijk een approximatief evenwicht bereikt in de lopende transacties van de B.L.E.U. met de E.B.U.- landen, hoofdzakelijk dank zij een verschuiving van de handelsstromingen met het buitenland. In zijn geheel beschouwd, vertoonde het handelsverkeer met de E.B.U.-landen zowel een toeneming van de invoer als een teruggang van de uitvoer, onder de samenwerkende invloeden van het internationaal conjunctuurverloop, de Belgische en Luxemburgse overheidsmaatregelen ter vermindering van het E.B.U.-overschot, alsook de Franse en Britse invoerbeperkingen. Het evenwicht dat in het ruilverkeer met het buitenland benaderd werd,' is des te verheugender daar het niet verkregen werd ten koste van een inkrimping van de geruilde hoeveelheden; wel integendeel, het indexcijfer van de totale invoerhoeveelheid zowel als dat van de totale uitvoerhoeveelheid bereikte in 1953 een nooit tevoren gekende hoogte. Dank zij dit relatieve evenwicht kon de opeenhoping van kredieten aan het buitenland worden gestuit en zelfs een deel der voorheen verleende kredieten worden opgeslorpt. Zo inderdaad de kredietverlening aan het buitenland de uitvoer en de productie bevordert, de werkgelegenheid verhoogt en zodoende bijdraagt tot het algemeen welzijn, is het nochtans vereist dat die kredieten binnen redelijke grenzen worden gehouden en ze niet in een kredietverlening op onbeperkte termijn worden omgezet, vooral wanneer de kapitaalbehoeften van 's lands economie groot zijn. Daarom waren de maatregelen destijds door de Belgische en Luxemburgse regeringen getroffen om bun overschot in de E.B.U. te verminderen, verantwoord. Bovenmatige kredietverlening aan het buitenland kan slechts de uitvoering hinderen van een economische politiek die een land als België logischerwijze moet voeren om zijn toekomst te verzekeren. De investeringen in 's lands economie, de structuurhervormingen, de bestrijding van de werkloosheid, de uitvoering van openbare werken en andere maatregelen ter bevordering van de economische expansie kunnen nadelig beïnvloed worden door een ontwrichting van het internationaal betalingsverkeer (21). (21) Hoffman, M.L. - European Payments - An American View. Lloyds Bank Review, Juli 1952, blz 20 : a... /t cannot be doubted that E.P.U. functions in a manner to make the Belgian economy practically incapable of behaving in a «corrective» manner. Normally, a country running a persistent export surplus will thereby accumulate monetary reserves and hence be in a position, if it so desires, to expand domestic credit and allow monetary incomes within its area to rise, without fears for the external position. Admittedly, ereditor countries hare not always shown themselves willing to institute 307 -

16 Nochtans beklemtonen wij met de secretaris-generaal van de Europese Organisatie voor Economische Samenwerking (22) dat, voor een gezonde expansie such corrective action. But a creditor in E.P.U. is not even placed in a position to do so, for the credit with the Union which forms the counterpart of its export surplus cannot be treated as a primary or even a secondary foreign exchange reserve. Indeed, the position is even worse in that the credit which a country has agreed to extend but which has not yet been drawn upon should probably be regarded as a a mortgage» upon its actual monetary reserves, einee the provision of export on credit is likely to involve some loss of reserves.» (22) Marjolin, R The European Trade and Payments System. A Study in Co-operation. Lloyds Bank Review, Januari, blz. 15 : a... While the existence of a satisfactory trade and payments system can create the conditions in which economie expansion could take place, it cannot supply the motive van de volkshuishouding, een bevredigend stelsel van internationaal ruil- en betalingsverkeer wel een noodzakelijke doch niet een voldoende voorwaarde is; de fundamentele en volstrekt onontbeerlijke factor is de stuwkracht uitgaande van de ondernemingen. force that such expansion would require. An expanding free economy relies primarily upon the dynamism of private enterprises. But private enterprises today cannot be viewed in isolation from the State. Their behaviour largely reflects the ineentives or lach of incentives that the State provides by its monetary, fiscal and budgetary policy. And the modern State plays a further and very important role as one of the largest business enterprises of all, its own investments at home and abroad comprising a significant proportion of total investment activity»

17 DE KREDIETPOLITIEK IN FRANKRIJK SEDERT 1946 (Eerste, deel) Het jaar 1946 luidde een nieuw tijdvak in van de Franse kredietpolitiek. Na het einde van de vijandelijkheden werd op 2 December 1945 een wet afgekondigd «betreffende de nationalisatie van de Banque de France en van de grote banken, alsook betreffende de kredietorganisatie». Deze belangrijke hervorming dient beschouwd te worden in het licht van de monetaire toestand van Frankrijk onmiddellijk na de bevrijding; alvorens de modaliteiten er van uiteen te zetten, brengen wij hier dan ook de hoofdelementen van de Franse gelden bankstructuur in herinnering, die noodzakelijk het optreden van de monetaire overheid moesten bepalen. De toen ingeluide kredietpolitiek moet onderzocht worden in verband met de andere factoren van de Franse conjunctuur waarmee zij nauw samenhangt. *** De monetaire toestand in Frankrijk in het begin van De oorlog en de bezetting hadden in Frankrijk talloze puinhopen achtergelaten en het economisch leven verlamd. De geldhoeveelheid was vervijfvoudigd en een onrustbarend hoge vlottende schuld kon op elk ogenblik bij de Banque de France gemobiliseerd worden. Bij de bevrijding waren er derhalve geldmiddelen in overvloed, doch er bestond een nijpend tekort aan allerhande eetwaren. De behoefte aan krediet op korte termijn was dus zeer beperkt. Het effectenbezit der banken omvatte hoofdzakelijk schatkistbons. Er werd practisch geen beroep gedaan op het herdisconto en de Banque de France kon haar rentevoet op het sedert haar oprichting absolute minimum van 1 5/8 pct. verlagen. Een dergelijke toestand kon echter niet blijven duren. Naarmate de ondernemingen hun bedrijvigheid hernamen, werden de banken opnieuw aangesproken en vanaf de zomer 1945 werd op de circulatiebank een druk uitgeoefend die gedurende verschillende jaren aanhield. Haar discontoportefeuille groeide snel; de samenstelling er van onderging grondige wijzigingen : terwijl de schatkistbons in het begin van 1945 meer dan 80 pct. bereikten, bedroegen zij nog slechts 50 pct. op het einde van het jaar. Tot 31 December 1945 bleven de overheidsfondsen nochtans het belangrijkste beleggingsobject voor de liquiditeiten van de kredietinstellingen, waarvan de portefeuille nog 70 pct.. schatkistbons of gelijkaardig overheidspapier bevatte. Toen de wetgever de ordening en de controle van de kredietverlening ter hand nam, waren de inflatieverschijnselen zeer duidelijk; deze vloeiden hoofdzakelijk voort uit de financiële lasten van de bezetting en geenszins uit een al te vrijgevige kredietverlening, daar de allereerste financieringsbehoeften van een ternauwernood begonnen wederopbouw grotendeels konden gedekt worden door middel van de bestaande monetaire liquiditeiten. De politiek van het Franse bankwezen moest aan de omstandigheden worden aangepast, waarbij diende rekening gehouden met de gewoonten van de kredietnemers. Het Franse bankwezen. Het Franse bankwezen vertoont twee hoofdkenmerken die hoewel op het eerste gezicht tegenstrijdig, toch geheel met elkaar te verenigen zijn. Het is inderdaad tegelijkertijd zeer verspreid en zeer gecentraliseerd. Enerzijds bestaan er in Frankrijk meer dan 400 banken met ruim open kantoren de overheids- en semi-overheidsinstellingen, zoals de Caisses de Crédit Agricole en de Banques populaires, zijn hierbij buiten beschouwing gelaten en anderzijds houden de vier grootste kredietinstellingen, welke bij de wet van 2 December 1945 werden genationaliseerd, bij traditie nagenoeg 60 pct. der deposito's aan en beschikken ze over open kantoren. De overheid, belast met het toezicht op het bankkrediet, stond voor een zware taak, aangezien ze haar werking moest uitoefenen op een groot aantal onder alle oogpunten zeer uiteenlopende instellingen; haar opdracht werd nochtans vergemakkelijkt door de bestaande concentratie en het feit dat de vier grootste banken, welke alleen over 60 pct. der kredietmogelijkheden beschikken, door hun nationalisatie nauwer afhankelijk zijn geworden van de monetaire overheid. De nationalisatie heeft nochtans geen wijzigingen gebracht aan de lopende bankzaken van die instellingen, welke nog juist op dezelfde wijze als vroeger hun zaken voeren. Het eigendomsrecht werd overgedragen aan de Staat, die de beheerders benoemt, doch de handelsbetrekkingen der banken met het publiek werden niet gewijzigd. 309

18 Een der kenmerkende aspecten van die feitelijke toestand is de mededinging welke de genationaliseerde banken zowel onderling als niet de andere banken nog steeds blijven voeren. Die schijnbaar ongerijmde doch traditionele concurrentie berust grotendeels op het feit dat het gezamenlijke personeel bij de zaken en winsten betrokken is. Wat er ook van zij, deze mededinging onder banken heeft hen er sedert lang toe gebracht zich te houden aan bepaalde stilzwijgende regelen krachtens dewelke ze zich onderling verplichten met de cliëntele geen zaken te doen beneden vastgestelde minimum-voorwaarden. Van 1946 af moesten de bankvoorwaarden door de monetaire overheid bekrachtigd worden, doch de geest er van veranderde daarom niet : het ging vooral om een tuchtmiddel dat het bankbedrijf zich oplegt om buitensporige concurrentie te voorkomen en te onderdrukken. Dank zij het groot aantal bankinstellingen en de concurrentiegeest die onder hen heerst, wordt het publiek gemakkelijk en volledig ingelicht over de kredietmogelijkheden die hem worden aangeboden. Zelfs in de kleinste steden zijn de banken steeds in het onmiddellijk bereik van de cliënten. Behoudens in uitzonderlijke omstandigheden zijn het de banken die de cliënten gaan opzoeken en hun kredietoffertes doen, zohaast hen elementaire waarborgen worden verstrekt. Dit is een traditionele feitelijke toestand waarmee de leiders van de kredietpolitiek dienen rekening te houden. Daaruit vloeit voort dat er steeds een tendens tot volle aanwending der kredietmogelijkheden van het bankwezen bestaat. Een controle op die aanwending was geboden, toen de Franse economie het hoofd had te bieden aan de eisen van een herstel op elk gebied. Zeker zijn de Franse banken niet stelselmatig ongedisciplineerd. Reeds v66r de oorlog en in verschillende voor de Franse munt critieke omstandigheden gaven zij blijk van een daadwerkelijk begrip voor de herhaalde aanbevelingen van de gouverneur van de Banque de France. Evenzo gaven ze sedert 1946 zonder moeilijkheden gehoor aan de hen verstrekte richtlijnen. Ze zullen echter nooit uit het oog verliezen dat ze v66r alles handelsondernemingen zijn, d.w.z. ondernemingen die tot doel hebben winst te maken; dit zal steeds waar blijven zowel voor de genationaliseerde als voor de andere banken. Tot in 1946 regelde geen enkele wettelijke tekst de kredietverlening. Een wet van 13 Juni 1941, onder de bezetting uitgevaardigd, voorzag belangrijke bepalingen op gebied van reglementering en organisatie van het bankbedrijf; doch deze tekst, met een corporatieve inslag, streefde hoofdzakelijk naar een beroepstucht van zeer algemene aard. Zij machtigde een ordeningscomité beslissingen te nemen, inzonderheid nopens afspraken, vaststelling der bankvoorwaarden, oprichting van gemeenschappelijke diensten, liquiditeitsregelen, vorming van het personeel en reglementering van de concurrentie. Zij belastte een beroepsvereniging met de uitvoering van die beslissingen onder gezag en controle van een commissie voor toezicht. Die nieuwe organen bezaten echter geen enkele werkelijke toezichtsmacht op de kredietverlening. Ze hadden hoofdzakelijk te waken over de achtenswaardigheid en de solvabiliteit van de leden der corporatie. Met hun macht om liquiditeitsnormen vast te stellen, konden ze evenwel de krediettransacties quantitatief beperken, doch in geen enkel geval was hen een qualitatieve discriminatie toegelaten. Zelfs de wetsbepaling krachtens welke het ordeningscomité gemachtigd wordt aan de minister van Financiën de wetgevende en reglementaire hervormingen voor te stellen ten einde nieuwe kredietformules uit te werken om het krediet beter aan 's lands behoeften aan te passen», was eenzijdig, daar zij slechts de mogelijkheid voorzag de kredietverlening uit te breiden zonder ze echter te kunnen inkrimpen. Overigens hebben die beschouwingen slechts een retrospectieve betekenis, daar de bij de wet van 13 Juni 1941 opgerichte organismen tot 1946 op gebied van kredietpolitiek geen enkele rol hebben gespeeld en sedertdien elke macht op dat gebied werd toevertrouwd aan de «Conseil National du Crédit», opgericht bij de wet van 2 December De traditionele organisatie van de Banque de France. De Banque de France werd genationaliseerd bij dezelfde wet van 2 December Luidens die tekst moesten de statuten van de Franse circulatiebank bij een latere wet gewijzigd en aangevuld worden. Deze laatste werd nog niet uitgevaardigd. Het was dus nog steeds onder de vroegere wetgeving en met haar vroegere structuur dat de Banque de France geroepen werd om de hoofdrol te spelen in de nieuwe kredietpolitiek. De hoofdfunctie van de Banque de France die haar van meet af aan werd toevertrouwd en door de wetgever 150 jaar lang werd bevestigd bestaat er in te waken over een oordeelkundige kredietverlening op korte termijn. Hieruit vloeit rechtstreeks voort dat de Banque de France enerzijds een circulatiebank is en geen centrale bank in de Angelsaksische betekenis van het woord en anderzijds haar verrichtingen tot het krediet op korte termijn beperkt worden. Als circulatiebank is de Banque de France dus niet enkel dé bank der in Frankrijk gevestigde banken. Zij bezit bij traditie een rechtstreekse cliëntele van landbouwers, industriëlen en handelaars, waaraan zij in haar 250 bijbanken en hulpkantoren krediet verleent. In dit opzicht zal de toepassing van de nieuwe wetgeving geen wijziging brengen. Ten hoogste zal de Banque de France haar discontoverrichtingen Vrijwillig beperken tot haar vroegere cliënten en haar rechtstreekse betrekkingen met de niet-bankcliëntele niet verder uitbreiden; die betrekkingen hebben dan ook een meer pschychologische dan monetaire invloed. 810

19 De werking van de Banque de France als circulatiebank bleef steeds nauw beperkt tot de verrichtingen op korte termijn. Haar statuten stellen een maximum-termijn vast van drie maanden voor de gedisconteerde wissels evenals voor haar voorschotten op effecten. Haar open-marketverrichtingen moeten zich beperken tot het overheidspapier op korte termijn of tot de disconteerbare wissels. De Banque de France is niet gemachtigd, zoals sommige centrale banken, Staatsfondsen op lange termijn aan te kopen en te verkopen. Deze grondregel van haar statuten is des te meer geboden sedert de biljettencirculatie niet meer wettelijk wordt begrensd. Zolang er voor de circulatie een plafond werd vastgesteld (hetzij in de vorm van een absoluut maximum, zoals dit tot 1928 het geval was, hetzij in de vorm van een dekkingspercentage in goud, van 1928 tot 1939), had men een verlenging van de termijn der kredietverrichtingen kunnen begrijpen. Van het ogenblik af waarop de circulatie niet meer wettelijk wordt beperkt, dient de tegenwaarde er van uitsluitend te bestaan uit activa op zeer korte termijn. Derhalve moest een bijzondere juridische techniek uitgedacht om de Banque de France toe te laten bij de kredietverlening op halflange termijn op te treden. Sedert Maart 1944 verstrekt de Banque de France aan de banken faciliteiten voor de mobilisatie van hun kredieten op 9 maanden tot 5 jaar, die geopend worden voor de uitbreiding van het productievermogen der bedrijven. Voor die kredieten werden wissels gecreëerd op ten hoogste 3 maanden, welke bij de Banque de France kunnen herdisconteerd worden zo ze twee handtekeningen van bankinstellingen dragen; het Crédit National of de Caisse des Dép6ts et Consignations zijn normaal de cedenten. De aldus door de Franse circulatiebank verstrekte steun blijft derhalve juridisch in overeenstemming met de formele regel, krachtens dewelke de Banque de France slechts uitsluitend krediet op zeer korte termijn verleent. Er wordt eveneens niet afgeweken van de traditie die eist dat de Banque de France bij de kredietverlening hoofdzakelijk door middel van het disconto optreedt. De Franse traditie van het disconto. Het overwicht van het disconto in het bankkrediet in Frankrijk vloeit rechtstreeks voort uit de Franse handelsgewoonten waarbij de wisselbrief steeds het klassieke werktuig der vereffeningen in de handel is geweest. De transacties met wisselbrieven bestonden reeds lang vóór de Banque de France en deze laatste had nog tot de ontwikkeling van het wisselgebruik bijgedragen vóór de opiichting, in het midden van vorige eeuw, der belangrijkste kredietinstellingen. Het is derhalve klaarblijkelijk dat het disconto van handelspapier zich aan deze laatste opdrong als normale belegging voor hun liquiditeiten. Thans nog blijft het disconto het voornaamste middel waarmee het bankwezen krediet aan de economie verleent. De voorschotverrichtingen en de kredietopeningen in allerlei vormen kwamen steeds op de tweede plaats in de steun van het bankwezen aan het bedrijfsleven. Aldus bereikte de wisselportefeuille der vier thans genationaliseerde kredietmaatschappijen op het einde van milliard, terwijl hun debiteurrekeningen slechts 4 milliard bedroegen. Het overwicht van het disconto bleef gehandhaafd, doch de debiteurrekeningen vertonen een stijgende tendens. Op het einde van 1953 hielden de vier Franse genationaliseerde banken fr 594 milliard handelswissels aan, terwijl de debiteurrekeningen van allerlei aard slechts voor fr 148 milliard geboekt stonden. De verhouding bij de gezamenlijke andere Franse banken week daarvan enigzins doch niet aanzienlijk af, daar de overeenstemmende cijfers respectievelijk 436 en 133 milliard waren. Dit overwicht van het disconto komt nog duidelijker tot uiting in de balans van de circulatiebank. De voorschotten op effecten spelen nog slechts een zeer kleine rol, die hoe langer hoe meer aan betekenis verliest. Daar waar zij in het begin van deze eeuw globaal de helft van het disconto bereikten, bedragen zij daarvan thans nog het honderdste deel. Ze zijn dus practisch van geen tel meer in de politiek van de Banque de France. De nieuwe techniek die tussen beide oorlogen werd uitgewerkt om de Bank toe te laten de geldmarkt te regelen en soepeler het kredietvolume te beïnvloeden, kan slechts beschouwd worden als een bijmiddel van het disconto. De in 1935 ingevoerde voorschotverrichtingen op 30 dagen worden door de banken vooral aangewend om hun kas te stijven op het ogenblik van de maandultimo. De verrichtingen op de vrije open markt, die de Bank sedert 1938 mag uitvoeren, zijn hoofdzakelijk een soepel middel om het hoofd te bieden aan de behoeften op zeer korte termijn van de banken en ze verlengen als het ware de discontoverrichtingen. Zo hun bedrag tijdens de Duitse bezetting boven dat der discontoverrichtingen lag, dan was dit omdat toen uit hoofde van de rantsoenering der eetwaren en de reglementeringen die de handelstransacties belemmerden, slechts een beperkt beroep werd gedaan op commercieel krediet. Zodra de productie en het ruilverkeer normaler werden, hernam het disconto zijn eersterangsrol. Weliswaar steeg de tussenkomst van de Bank op de open markt nog in verband met de nominale aangroei van allerhande transacties, die zelf een gevolg was van de algemene prijsstijging. Hun bedrag vertegenwoordigde echter slechts een gedeelte van dit der discontoverrichtingen; het benadert op dit ogenblik één vierde. Er dient nog aangestipt dat de Banque de France, die de aangeboden bons zonder beperking mocht disconteren, sedert November 1947 deze bons uitsluitend aangekocht heeft en niet meer, 311

20 zoals vroeger, nu eens aankocht, dan weer disconteerde, zodat haar portefeuille thans geen schatkistbons meer bevat. Het overwicht van het disconto in verhouding tot de verrichtingen op de open markt is in werkelijkheid nog groter dan blijkt uit de eenvoudige vergelijking van de weekstaten van vdór 1947 en daarna. De tussenkomst van de Banque de France op de open markt is nooit zoals in de meeste Angelsaksische landen een wezenlijk werktuig geweest van de kredietpolitiek. Nu evenals vroeger wordt die rol vervuld door het herdisconto. Dit bijzonder aspect van de Franse markt vereist enkele opmerkingen. Vooreerst stelt het feit dat het grootste gedeelte van de steun van het bankwezen aan het bedrijfsleven gebeurt in de vorm van disconto van handelspapier, een kies probleem voor de monetaire overheid. Het disconto van eigenlijk handelspapier wordt inderdaad slechts toegestaan in verband met en ter gelegenheid van een verkoop van goederen. Uit algemeen economisch oogpunt beschouwd, is deze werkwijze volledig gezond, daar ze op het goederenverkeer berust. Het is dus wenselijk er de ontwikkeling van te begunstigen zolang de economische expansie het voornaamste doel blijft van de algemene politiek. Daarom werd van 9 Januari 1947 tot 30 September 1948 het disconto van wissels, uitgegeven als tegenwaarde van goederenleveranties, bevoordeligd toen de desbetreffende discontovoet een 'A pct. beneden de algemene rentevoet werd vastgesteld. Deze gedragslijn werd gewijzigd toen de omstandigheden een vastere rem oplegden aan de monetaire expansie. Het disconto van handelspapier, hoe economisch gezond het ook moge zijn, moet niettemin van dichtbij gevolgd worden. Nu blijkt dit noodzakelijk toezicht delicater te zijn : de qualitatieve keuze der kredieten is moeilijk, daar het handelspapier zich minder dan de voorschotten leent tot discriminatie der aanvragen. Deze vorm van kredietverlening gebeurt inderdaad in belangrijke mate op initiatief van de cliënt, en de bankier beperkt er zich toe zijn eigen risico te overwegen. Zelfs wanneer het hem mogelijk is de kapitaalbehoeften te beoordelen, kan hij zich vaak moeilijk uitspreken over de rechtmatigheid van de aangevraagde termijnen, daar hij in het geheel geen zekerheid bezit over de juiste toestand van de koper der goederen, die de hoofddebiteur van de verrichting is. Overigens, zo het disconto van handelspapier niet zoals de kredietopeningen aan een kiese qualitatieve keuze onderworpen wordt, kan de algemene reglementering vrij gemakkelijk omzeild worden. Vaak kunnen de bedrijven wier kredietaanvragen kunnen betwist worden, van hun leveranciers inderdaad faciliteiten bekomen, die deze laatsten vervolgens bij hun eigen bankiers kunnen mobiliseren. Bovendien vormen de kasmiddelen van een bedrijf een geheel, en een disconto van handelswissels kan rechtstreeks of indirect aangewend worden voor speculatieve verrichtingen, zoals goudaankopen. Gelet op die moeilijkheden kan men verplicht worden het disconto van, handelspapier op dezelfde wijze als de bankvoorschotten niet alleen aan een qualitatieve, doch ook aan een, quantitatieve controle te onderwerpen. Deze werkwijze drong zich tamelijk vroeg op in Frankrijk. Gewis en dit zal onze tweede belangrijke opmerking zijn bezit de ]3anque de France, door het traditionele gebruik van het disconto, een zeer lange ervaring. Dank zij haar uitgebreid net van bijbanken en de persoonlijke contacten die de directeurs der kantoren, ondanks de beperking van het rechtstreeks disconto, met de vooraanstaande economische en financiële persoonlijkheden van hun streek (1) onderhouden, kan zij de evolutie van de verschillende economische bedrijfstakken, hun industrieel vermogen evenals. hun financiële behoeften volgen. Anderzijds zijn de dagelijkse betrekkingen die zij door het herdisconto met de banken onderhoudt, die van bankier en cliënt. Er bestaat geen enkel scherm tussen de bank die een beroep doet op het herdisconto en de circulatiebank, zoals dit gebeurt wanneer deze op de monetaire markt met gespecialiseerde tussenpersonen handelt. De :I3anque de France kan derhalve van dichtbij de toestand volgen en naargelang van de omstandigheden doeltreffend en soepel optreden. Er dient inderdaad onderstreept dat het rechtstreeks disconto of het herdisconto van de meest onberispelijke handelswissels nooit een, recht was van de aanhieder. De statuten van de circulatiebank bepalen de voorwaarden waaraan voornoemde wissels moeten voldoen om te kunnen gedisconteerd te worden; ze hebben echter nooit voor de Banque de France een verplichting betekend. Zij blijft volledig vrij in haar beslissingen die zij niet behoeft te verantwoorden. Alhoewel de particulieren evengoed als de banken op haar diensten een beroep kunnen doen, verplicht de wetgeving haar niet op hun aanvragen in te gaan. Zoals om het even welke instelling. kan zij haar krediet weigeren en in werkelijkheid heeft zij steeds de kredietverlening gecontingenteerd, in verband zowel met de waarborgen door de discontogever verstrekt als met de eisen van de algemene geldpolitiek. Zij bezit een lange ervaring op gebied van kredietbeperking en hoewel haar politiek sedert 1946 in dit opzicht werd aangepast, bracht zij nooit een nieuwigheid mee. Een enkele uitzondering bestaat er op die formele regel volgens dewelke het disconto voor de Bank niet van rechtswege geschiedt. Ze werd in 1936 ingevoerd ten gunste van de schatkistbons die de Banque de France zonder beperking client te disconteren behoudens wanneer het disconto rechtstreeks de Schatkist ten, goede komt. Deze uit- (1) Elke directeur van een bijbank wordt bijgestaan door disconto-adviseurs. 312

TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXXI Jaargang, Deel II, N r 2 Augustus 1956

TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXXI Jaargang, Deel II, N r 2 Augustus 1956 NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën en Documentatie TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS XXXI Jaargang, Deel II, N r 2 Augustus Dit tijdschrift wordt als objectieve

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks NATIONALE BANK VAN BELOIË Afdeling Studiën en Documentatie 0 TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks XXVIIe Jaar, Vol. II, N r 4 October 1952 Dit tijdschrift wordt als objectieve

Nadere informatie

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling 4. Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk Art. 194ter.

Nadere informatie

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

OVEREENKOMST EN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE DOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE AAN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDONESIA

OVEREENKOMST EN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE DOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE AAN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDONESIA II OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDONESIA EN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE INZAKE DE VERLENING VAN EEN FINANCIELE HULP DOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE AAN DE REGERING

Nadere informatie

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling. Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/1 Circulaire nr. Ci.RH.421/579.072 (AOIF Nr. 60/2010) dd 10.09.2010 Vennootschapsbelasting Belasting van niet-inwoners vennootschappen

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. 1 De wisselmarkt 1.1 Begrip Wisselkoers = de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land. bv: prijs van 1 USD = 0,7

Nadere informatie

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR

Titel 1 (eigen middelen): miljoen EUR. Titel 3 (overschotten, saldi en aanpassingen): miljoen EUR Raad van de Europese Unie Brussel, 17 juni 2016 (OR. en) 9586/16 BUDGET 15 TOELICHTING Betreft: Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2 bij de algemene begroting 2016: Boeking van het overschot van het

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST AF/EEE/BG/RO/DC/nl 1 BETREFFENDE DE TIJDIGE BEKRACHTIGING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE

Nadere informatie

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/13 - Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor Advies van 4 september 2013 1 I. Inleiding

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. XXXIe Jaargang, Deel I, Nr 5 Mei 1956

TIJDSCHRIFT. XXXIe Jaargang, Deel I, Nr 5 Mei 1956 NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën en Documentatie TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELUKS XXXIe Jaargang, Deel I, Nr 5 Mei 1956 Dit tijdschrift wordt als objectieve

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden De Europese Ministerraad hechtte op 25 juli 1985 zijn goedkeuring

Nadere informatie

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor Ontwerpadvies I. Inleiding 1. Wat betreft de boekhoudkundige

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse Studies De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen Beschrijvende analyse van 1995 tot 1999 Inleiding Deze analyse heeft tot doel na 5 jaar een balans op te maken van het stelsel van de Plaatselijke

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104 19 (1950) No. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1956 No. 104 A. TITEL Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, met Bijlage; Brussel,

Nadere informatie

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: Koninklijk besluit van 30 januari 2003 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning van de toelage tot ondersteuning van acties die betrekking hebben op de bevordering

Nadere informatie

Halfjaarlijks financieel verslag

Halfjaarlijks financieel verslag In het eerste halfjaar van het boekjaar 2009/2010 realiseerde KBC Ancora een negatief resultaat van 15,3 miljoen euro. Dit resultaat ligt in lijn met het resultaat over dezelfde periode van het vorige

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST 443 der Beilagen XXIII. GP - Staatsvertrag - 91 niederländische Erklärungen (Normativer Teil) 1 von 13 EN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1980 Nr. 213

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1980 Nr. 213 48 (1980) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1980 Nr. 213 A. TITEL Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België - 2009 -

De buitenlandse handel van België - 2009 - De buitenlandse handel van België - 2009 - De buitenlandse handel van België in 2009 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van 2009 Zoals lang gevreesd, werden in 2009 de gevolgen van

Nadere informatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.6.2017 COM(2017) 299 final MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Financiële informatie over het Europees Ontwikkelingsfonds Europees Ontwikkelingsfonds (EOF): prognoses

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1988 Nr. 49

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1988 Nr. 49 36 (1987) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1988 Nr. 49 A. TITEL Protocol bij de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Democratische

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. XXXIV Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni 1959

TIJDSCHRIFT. XXXIV Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni 1959 NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën en Documentatie TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS XXXIV Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni Dit tijdschrift wordt als objectieve

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.12.2003 COM(2003) 825 definitief 2003/0317 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG ter verlenging van de

Nadere informatie

Benelux-verdrag inzake de warenmerken

Benelux-verdrag inzake de warenmerken I-1 Benelux-Regelgeving inzake merken 1 I 1. Deze tekst is een uitgave verzorgd door het Benelux-Merkenbureau. Hoewel er bij het verzorgen ervan de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor de aanwezigheid

Nadere informatie

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ; Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/5C Circulaire nr. Ci.RH.331.611.085 (AAFisc Nr. 41/2011) dd 22.08.2011 Personenbelasting Berekening van de belasting Berekening

Nadere informatie

Wijnimport Nederland naar regio

Wijnimport Nederland naar regio DO RESEARCH Wijnimport Nederland naar regio Sterke opmars wijn uit Chili Jeroen den Ouden 1-10-2011 Inleiding en inhoudsopgave Pagina I De invoer van wijn in Nederland 1 II De invoer van wijn naar herkomst

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België De buitenlandse handel van België 1 ste kwartaal 2010 1 De buitenlandse handel van België na het eerste kwartaal van 2010 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van het eerste kwartaal

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 20 oktober 2015 (OR. en) 13159/15 FIN 699 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 20 oktober 2015 aan: Nr. Comdoc.: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN DE REPUBLI EK VAN INDONESIA EN DE REGLRING VAN HET KONINKRIJK BELGIE INZAKE DE VERLENING VAN EEN FINANCIELE HULP

OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN DE REPUBLI EK VAN INDONESIA EN DE REGLRING VAN HET KONINKRIJK BELGIE INZAKE DE VERLENING VAN EEN FINANCIELE HULP I OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN DE REPUBLI EK VAN INDONESIA EN DE REGLRING VAN HET KONINKRIJK BELGIE INZAKE DE VERLENING VAN EEN FINANCIELE HULP DCOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE AAN DE

Nadere informatie

Kas en stukken met geldwaarde

Kas en stukken met geldwaarde KLASSE 3 FINANCIELE REKENINGEN Deze klasse bevat de rubrieken en de rekeningen van de geldwaarden, de deposito's op zicht en op termijn, de leningen en voorschotten op één jaar en minder, alsook de effectenportefeuilles.

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/13/165 ADVIES NR. 13/71 VAN 2 JULI 2013 INZAKE DE MEDEDELING VAN ANONIEME GEGEVENS DOOR DE KRUISPUNTBANK

Nadere informatie

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (2001), Statistiek van de aangesloten vennootschappen jaar 2000, 68 p. Begin juni

Nadere informatie

CONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN

CONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN Brussel, 3 december 2007 CONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN Omzendbrief: 07/23/D1 Rubriek: 26 Uw contactpersoon: Robert VERSCHOREN, Financieel inspecteur-directeur Tel.: 02/209.19.27 KONINKLIJK BESLUIT

Nadere informatie

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75

Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75 DEEL 3.4 DE EURO Deel 3. Wat doet de Europese Unie? 75 3.4. DE EURO DOEL - De leerlingen/cursisten ontdekken de voordelen van het gebruik van de eenheidsmunt: wisselen van geld is niet meer nodig, je spaart

Nadere informatie

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1980 Nr. 212

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1980 Nr. 212 47 (1980) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1980 Nr. 212 A. TITEL Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

Nadere informatie

Bijlage HAVO. economie. tijdvak 1. Bronnenboekje. HA-1022-a-14-1-b

Bijlage HAVO. economie. tijdvak 1. Bronnenboekje. HA-1022-a-14-1-b Bijlage HAVO 2014 tijdvak 1 economie Bronnenboekje HA-1022-a-14-1-b Opgave 1 bron 1 inflatieontwikkelingen in de VS: 1965-2008 14 % 12 10 Legenda: PPI verandering ten opzichte van het voorgaande jaar CPI

Nadere informatie

Nationale Bank van België

Nationale Bank van België Tijdschrift van de Nationale Bank van België LI e Jaargang Deel I N" 4 - April 1976 Verschijnt maandelijks INHOUD : 3 Aanbevelingen van monetair beleid op 22 maart 1976 door de Nationale Bank van België

Nadere informatie

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122. de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel tel. +32 2 221 35 88 fax + 32 2 221 31 04 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be Mededeling Brussel, 2 juni 2017 Kenmerk: NBB_2017_18 uw correspondent:

Nadere informatie

I. Dekkingswaarden van het desbetreffende afzonderlijk beheer

I. Dekkingswaarden van het desbetreffende afzonderlijk beheer blad 1 Bijlage 2 bij de verordening nr. 12 van de Controledienst voor de Verzekeringen, gewijzigd door verordening nr. 13 van 4 november 2002. Benaming van de onderneming : Administratief codenummer: SAMENVATTENDE

Nadere informatie

VAPZ - Sociaal VAP - RIZIV

VAPZ - Sociaal VAP - RIZIV VAPZ - Sociaal VAP - RIZIV 2 VAPZ - Sociaal VAP - RIZIV Inhoud Reden bijvoegsel en invoegetreding...3 Pensioenleeftijd...3 Verdaging van de pensioenleeftijd...3 Gevolgen van de verdaging van de pensioenleeftijd...3

Nadere informatie

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017. Advies van 20 december 2017 over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve

Nadere informatie

Ministerieel besluit van 8 juli 1966 (B.S. van 9.8.1966) houdende de interne regeling van de controle op de vastlegging van de uitgaven.

Ministerieel besluit van 8 juli 1966 (B.S. van 9.8.1966) houdende de interne regeling van de controle op de vastlegging van de uitgaven. Ministerieel besluit van 8 juli 1966 (B.S. van 9.8.1966) houdende de interne regeling van de controle op de vastlegging van de uitgaven. COORDINATIE WIJZIGEND BESLUIT 1. M.B. van 14.4.1967 (B.S. van 6.5.1967)

Nadere informatie

ZITTING

ZITTING ZITTING 1955 3765 / Betalingsbalans BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN No. 1 's-gravenhage, 4 November. Onder verwijzing naar de brief van mijn ambtsvoorganger dd. 23 November 1951, Directie Buitenlands

Nadere informatie

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen Ontwerpadvies 2010/X De Wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen 1 vervangt

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.3.2014 C(2014) 1457 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE van 11.3.2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 juni 2005 (24.06) (OR. fr) 10467/05 ECOFIN 220 FIN 223

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 juni 2005 (24.06) (OR. fr) 10467/05 ECOFIN 220 FIN 223 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 juni 2005 (24.06) (OR. fr) 10467/05 ECOFIN 220 FIN 223 INGEKOMEN DOCUMENT van: mevrouw Patricia BUGNOT, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen Samenvatting : vrijstelling van de TOB met betrekking tot verrichtingen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 22.1.2004 COM(2004) 32 definitief 2004/0009 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks NATIONALE BANK VAN' BELGIË Afdeling Studiën en Documentatie D TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks XXIIe Jaar, Vol. I, N r 6 Juni 1947 Dit tijdschrift wordt als objectieve

Nadere informatie

6986/01 CS/vj DG H I NL

6986/01 CS/vj DG H I NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 3 maart 200 (OR. fr) 6986/0 LIMITE VISA 32 FRONT 5 COMIX 20 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief van Zweden met het oog op de aanneming van

Nadere informatie

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2017/2061(BUD)

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2017/2061(BUD) Europees Parlement 2014-2019 Begrotingscommissie 2017/2061(BUD) 9.5.2017 ONTWERPVERSLAG over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2017 van de Europese Unie voor het

Nadere informatie

PERSBERICHT. DE GECONSOLIDEERDE WEEKSTAAT VAN HET EUROSYSTEEM per 4 januari 2002

PERSBERICHT. DE GECONSOLIDEERDE WEEKSTAAT VAN HET EUROSYSTEEM per 4 januari 2002 8 januari 2002 PERSBERICHT DE GECONSOLIDEERDE WEEKSTAAT VAN HET EUROSYSTEEM per 4 januari 2002 I. Overgang op de chartale euro 2002 Zoals aangekondigd op 3 augustus 2000 en 5 juli 2001 heeft de Raad van

Nadere informatie

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR De procedures in de verschillende lidstaten SAMENVATTING In de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie luidt het dat één van de doelstellingen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 16.5.2007 COM(2007) 256 definitief 2007/0090 (CNS) Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten Ontwerpadvies van 9 september 2015 In het kader van een individuele vraagstelling omtrent

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE WERKNEMERS TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 302. Inhoudstafel... 1. 1 Voorwerp... 2. 2 Werking in de tijd...

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE WERKNEMERS TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 302. Inhoudstafel... 1. 1 Voorwerp... 2. 2 Werking in de tijd... SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE WERKNEMERS TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 302 Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 1 Voorwerp... 2 2 Werking in de tijd... 2 3 Aansluiting... 2 4 De solidariteitsinstelling

Nadere informatie

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS Bijlage 1 SCHEMA VAN TYPEVERSLAG OP TE STELLEN INZAKE DE FINANCIELE TOESTAND VAN DE AANVULLENDE VERZEKERING VAN DE LANDSBONDEN, DE ZIEKENFONDSEN EN DE MAATSCHAPPIJEN VAN ONDERLINGE BIJSTAND DIE GEEN VERZEKERINGEN

Nadere informatie

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006. (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006. (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER 2006 (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels Aangevuld, gewijzigd of aangepast door: - de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen (I) (B.S. 31 december

Nadere informatie

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE BEDIENDEN TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 220. Inhoudstafel... 1. 1 Voorwerp... 2. 2 Werking in de tijd...

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE BEDIENDEN TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 220. Inhoudstafel... 1. 1 Voorwerp... 2. 2 Werking in de tijd... Bijlage 4 SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE BEDIENDEN TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 220 Inhoudstafel Inhoudstafel... 1 1 Voorwerp... 2 2 Werking in de tijd... 2 3 Aansluiting... 2 4 De solidariteitsinstelling

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-213 d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-213 d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-213 d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris) Samenvatting Op de rekeningen van Consument en haar echtgenoot

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 143

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 143 30 (196!) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1961 Nr. 143 A. TITEL Notawisseling tussen de Nederlandse Regering en de Commissie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Nadere informatie

Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS 02.07.1981)

Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS 02.07.1981) Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS 02.07.1981) Gewijzigd bij : (1) Programmawet van 22 december 2003 (BS 31.12.2003) Gewijzigd bij : (2) Programmawet

Nadere informatie

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen 2004-2005 van Gimvindus nv

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen 2004-2005 van Gimvindus nv Stuk 37-K (2007-2008) Nr. 1 Zitting 2007-2008 8 augustus 2008 VERSLAG van het Rekenhof over de controle van de rekeningen 2004-2005 van Gimvindus nv 4596 REK Stuk 37-K (2007-2008) Nr. 1 2 3 Stuk 37-K (2007-2008)

Nadere informatie

Zitting 1964-1965-7800

Zitting 1964-1965-7800 Zitting 1964-1965-7800 3 RIJKSBEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR 1965 HOOFDSTUK IXA - NATIONALE SCHULD MEMORIE VAN TOELICHTING NR. 2 Algemeen Een vergelijking van de ramingen voor het dienstjaar 1965 met die

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678 VOORSTEL van: de Europese Commissie d.d.: 18 november 2003

Nadere informatie

Rubriek 404 Werkgevers, L/R bijdragen en premies voor beroepsziekten.

Rubriek 404 Werkgevers, L/R bijdragen en premies voor beroepsziekten. KLASSE 4 REKENINGEN VAN DERDEN De klasse 4 bevat de rekeningen van derden en neemt alle balansverrichtingen met derden, andere dan financiële (klasse 3), die zich in het verband van de betrekkingen met

Nadere informatie

(A) juli Artikel 23, 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

(A) juli Artikel 23, 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk (A)1656 17 juli 2017 Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de besteding van het saldo van het fonds voor forfaitaire verminderingen voor verwarming met

Nadere informatie

TIJDSCHRI FT voor Documentatie en Voorlichting

TIJDSCHRI FT voor Documentatie en Voorlichting NATIONALE BANK VAN BELGIË Afdeling TIJDSCHRI FT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks Studiën en Documentatie 0 XXVIIIe Jaar, Vol. II, N' 4 October ig53 Dit tijdschrift wordt als objectieve

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. houdende wijziging van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. houdende wijziging van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten Stuk 963 (2001-2002) Nr. 7 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2001-2002 16 januari 2002 ONTWERP VAN DECREET houdende wijziging van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten TEKST AANGENOMEN DOOR

Nadere informatie

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP 5 IV (19751976) Nr. 1 CULTUURRAAD VOOR DE NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP ZITTING 19751976 ONTWERP VAN DECREET houdende aanpassing van de begroting van de Culturele Zaken van de Nederlandse Cultuurgemeenschap

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A, RICHTLIJN VAN DE RAAD van 22 februari 1990 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet

Nadere informatie

Ontbinding en vereffening

Ontbinding en vereffening Ontbinding en vereffening Art. 208-214 Situering TITEL III : VENNOOTSCHAPSBELASTING Art. 179-219bis HOOFDSTUK I : AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN Art. 179-182 HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

Geconsolideerde TEKST

Geconsolideerde TEKST NL Geconsolideerde TEKST samengesteld door het CONSLEG-systeem van het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen CONSLEG: 2000D0014 01/01/2004 Aantal bladzijden: 7 < Bureau voor officiële

Nadere informatie

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid: MINNELIJKE SCHIKKING AANVAARD DOOR HET DIRECTIECOMITÉ VAN DE FSMA EN WAARMEE ECOPOWER CVBA HEEFT INGESTEMD Deze minnelijke schikking, waarmee de CVBA Ecopower op 14 december 2012 voorafgaandelijk heeft

Nadere informatie

WET VAN 29 MAART 1976. betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

WET VAN 29 MAART 1976. betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976) WET VAN 29 MAART 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen (B.S. 6 mei 1976) Gewijzigd door: - de wet van 17 maart 1993 (B.S. 22 april 1993) ; - de wet van 6 april 1995 (B.S. 26 juli 1995) ;

Nadere informatie

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015 Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015 Het model van het aangifteformulier voor aj. 2015 is verschenen in het Belgisch Staatsblad

Nadere informatie

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten Publicatieblad Nr. L 372 van 31/12/1985 blz. 0031-0033

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. over de "octroi de mer"-belastingregeling in de Franse overzeese departementen. SEC(2010) 1558 def.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD. over de octroi de mer-belastingregeling in de Franse overzeese departementen. SEC(2010) 1558 def. NL NL NL EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2010 COM(2010) 742 definitief VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de "octroi de mer"-belastingregeling in de Franse overzeese departementen SEC(2010) 1558

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2013/5 - De aandeelhoudersstructuur van ondernemingen: opname in de toelichting van de jaarrekening

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2013/5 - De aandeelhoudersstructuur van ondernemingen: opname in de toelichting van de jaarrekening COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/5 - De aandeelhoudersstructuur van ondernemingen: opname in de toelichting van de jaarrekening I. Inleiding Advies van 4 maart 2013 1. Zowel het volledig

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1959 Nr. 163

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1959 Nr. 163 4.(1930) Nr. 1. TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1959 Nr. 163 A. TITEL Verdrag tot regeling van zekere wetsconflieten ten aanzien van wisselbrieven en orderbriefjes, met Protocol;

Nadere informatie

[2013-07-10] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT

[2013-07-10] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT [2013-07-10] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT Na een marathonvergadering van 27 uur hebben de sociale partners afgelopen vrijdag op de valreep een akkoord bereikt over

Nadere informatie

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context CRB 2016-0510 SR/LVN 03.02.2016 Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context 2 CRB 2016-0510 Overzicht groei sinds 1996 Onder invloed van de conjuncturele

Nadere informatie

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945 NATIONALE BANK VAN BELGIË Afdeeling Studiën en Documentatie O TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks INHOUD Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945 Nummer van het Tijdschrift

Nadere informatie

16707/14 ADD 13 as 1 DG G 2A

16707/14 ADD 13 as 1 DG G 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 11 december 2014 (OR. en) 16707/14 ADD 13 FIN 988 INST 616 PE-L 94 NOTA I/A-PUNT van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de

Nadere informatie

Marktontwikkelingen varkenssector

Marktontwikkelingen varkenssector Marktontwikkelingen varkenssector 1. Inleiding In de deze nota wordt ingegaan op de marktontwikkelingen in de varkenssector in Nederland en de Europese Unie. Waar mogelijk wordt vooruitgeblikt op de te

Nadere informatie

Unidroit-Overeenkomst inzake de internationale factoring

Unidroit-Overeenkomst inzake de internationale factoring Unidroit-Overeenkomst inzake de internationale factoring DE STATEN, DIE PARTIJ ZIJN BIJ DIT VERDRAG, ZICH ERVAN BEWUST ZIJNDE dat de internationale factoring een belangrijke taak te vervullen heeft in

Nadere informatie

A 2012 N 46 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! De Gouverneur van Curaçao,

A 2012 N 46 PUBLICATIEBLAD IN NAAM DER KONINGIN! De Gouverneur van Curaçao, A 2012 N 46 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 3 de juli 2012 houdende tijdelijke regels betreffende de Postspaarbank (Tijdelijke Postspaarbankverordening 2010). IN NAAM DER KONINGIN! De Gouverneur

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa Vroeger voerden Europese landen vaak oorlog met elkaar. De laatste keer was dat met de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Er zijn in die oorlog veel mensen gedood en er

Nadere informatie

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945 NATIONALE BANK VAN BELGIË' Afdeeling Studiën en Documentatie O TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting Verschijnt maandelijks Birtiotlitg!e. INHOUD Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 1.6.2012 COM(2012) 255 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot verlening van een machtiging om onderhandelingen te openen over aanpassing van de volgende overeenkomsten

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 7.1.2009 COM(2008)897 definitief 2006/0008 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede

Nadere informatie

MINISTERIE VAN FINANCIEN VAN BELGIE Administratie der directe belastingen VERKLARENDE NOTA 276 INT. (Not.) (A) 1999 "Het formulier 276 Int.-Aut. is aangepast voor computerverwerking en dient bijgevolg

Nadere informatie