BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Mededingingswet.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Mededingingswet."

Transcriptie

1 pagina 1 van 60 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Mededingingswet. Betreft: Zaak 166/Vendex - KBB INHOUDSOPGAVE I. DE PROCEDURE II. DE PARTIJEN III. DE OPERATIE IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT V. BEOORDELING A. INLEIDING i) Activiteiten van partijen ii) De onderzochte markten B. DETAiLHANDELSMARKTEN 1. Algemene Aspecten van de Afbakening van de RELEVANTE markt a. Algemeen beoordelingskader Productassortimenten Wijze van aanbod b. Productassortimenten verkocht in warenhuizen i) Visie van partijen op de marktafbakening ii) Visies van ondervraagde non-food detailhandelaren iii) Beoordeling a. Het NEI-rapport b. Definitie van warenhuizen c. Productassortimenten verkocht in warenhuizen d. Specifieke consumentenbehoeften e. Gerichtheid op winkelen f. Voordelen van warenhuizen ten opzichte van speciaalzaken g. Trekkersfunctie h. Vervangingsconcurrentie i. Warenhuizen omschreven als een aparte categorie j. Beleidsdocumenten van partijen en visies van concurrenten k. Uitspraken in andere jurisdicties iv) Conclusie 2. DE BEOORDELING VAN DE EFFECTEN VAN DE CONCENTRATIE OP DE MARKTEN VOOR DE VERSCHILLENDE PRODUCTASSORTIMENTEN a. Babykleding i) Afbakening van de relevante productmarkt a. Omschrijving van het productassortiment babykleding b. De aanbieders van het productassortiment

2 pagina 2 van 60 c. Nadere afbakening van de markt d. Conclusie ii) Afbakening van de relevante geografische markt iii) Beoordeling van de effecten van de concentratie a. Marktposities van partijen b. Structuur van de markt en andere aspecten c. Conclusie b. Dameslingerie i) Afbakening van de relevante productmarkt a. Omschrijving van het productassortiment dameslingerie b. De aanbieders van het productassortiment c. Nadere afbakening van de markt d. Conclusie ii) Afbakening van de relevante geografische markt iii) Beoordeling van de effecten van de concentratie a. Marktposities van partijen b. Structuur van de markt en andere aspecten c. Conclusie c. Juwelen, bijous, horloges en klokken i) Afbakening van de relevante productmarkt a. Omschrijving van het productassortiment juwelen, bijous, horloges en klokken b. De aanbieders van het productassortiment c. Nader afbakening van de markt d. d. Conclusie ii) Afbakening van de relevante geografische markt iii) Beoordeling van de effecten van de concentratie a. Marktposities van partijen b. Structuur van de markt en andere aspecten c. Conclusie d. Lederwaren i) Afbakening van de relevante productmarkt a. Omschrijving van het productassortiment lederwaren b. De aanbieders van het productassortiment c. Nader afbakening van de markt d. Conclusie ii) Afbakening van de relevante geografische markt iii) Beoordeling van de effecten van de concentratie a. Marktposities van partijen b. Structuur van de markt en andere aspecten c. Conclusie

3 pagina 3 van 60 C. MARKTEN VOOR WINKELLOCATIES 1. Afbakening van de relevante markt a. De productmarkt i) Opvatting van partijen ii) Zienswijzen van ondervraagde marktpartijen a. Onderscheid tussen kantoor-, bedrijfs-, horeca- en winkellocaties b. Onderscheid tussen A1-, B- en C-locaties iii) Beoordeling en conclusie a. Onderscheid tussen kantoor-, bedrijfs-, en winkellocaties b. Onderscheid tussen A1-, B- en C-locaties c. Afbakening van A1-locaties iv) Conclusie b. De geografische markten i) Opvatting van partijen ii) Beoordeling iii) Conclusie 2. BESCHRIJVING VAN DE RELEVANTE MARKTEN EN DE POSITIES VAN PARTIJEN a. De huidige structuur van de aanbod- en vraagzijde i) Marktvolume ii) Structuur van de vraag iii) Structuur van het aanbod b. De trekkers in de verschillende soorten winkelgebieden c. Toegankelijkheid van de markt i) Verhouding vraag en aanbod ii) Toetreding en mutaties op bestaande locaties iii) Toegankelijkheid van nieuwe planmatig opgezette winkelcentra en herontwikkelde delen van winkelcentra 3. Gevolgen van de concentratie i) Zienswijze van RIN ii) Beoordeling VI. CONCLUSIE I. DE PROCEDURE 1. De Europese Commissie heeft aan het Koninkrijk der Nederlanden medegedeeld dat zij op 3 april 1998 de volledige aanmelding op grond van artikel 4 van Verordening nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (hierna: Concentratieverordening) heeft ontvangen van de voorgenomen fusie van de ondernemingen Vendex International N.V. (hierna: Vendex) en N.V. Koninklijke Bijenkorf Beheer KBB (hierna: KBB). In het kader van de nauwe samenwerking tussen de Europese Commissie en de lidstaten heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: NMa) een afschrift van deze aanmelding

4 pagina 4 van 60 ontvangen. 2. Op 22 april 1998 heeft de Minister van Economische Zaken een kennisgeving in de zin van artikel 9, tweede lid, van de Concentratieverordening verstuurd, waarbij de Europese Commissie om de verwijzing van de zaak wordt gevraagd met het oog op de toepassing van de nationale mededingingswetgeving, omdat de concentratie vooral effecten heeft op de Nederlandse markt en omdat door de concentratie machtsposities dreigen te ontstaan of te worden versterkt waardoor op bepaalde markten in Nederland een daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd. 3. Op 26 mei 1998 heeft de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese Unie de beschikking van de Europese Commissie op basis van artikel 9, derde lid, van de Concentratieverordening ontvangen waarbij de Europese Commissie de bovengenoemde voorgenomen concentratie naar de bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden heeft verwezen voor wat betreft de non-food-detailhandelssector in Nederland. Voor wat betreft de andere activiteiten van Vendex en KBB heeft de Commissie de voorgenomen concentratie verenigbaar verklaard met de gemeenschappelijke markt. Met ingang van de datum van ontvangst van deze beschikking door Nederland is de aanmelding van de partijen van de voorgenomen concentratie beschouwd als een melding in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Van deze melding is mededeling gedaan in Staatscourant 99 van 29 mei Op 22 juni 1998 is door de directeur-generaal van de NMa op basis van artikel 37 van de Mededingingswet besloten dat voor deze concentratie een vergunning is vereist (hierna: het besluit d.d. 22 juni 1998). Van dit besluit is mededeling gedaan in Staatscourant 117 van 25 juni De aanvraag om vergunning werd van Vendex en KBB, hierna te noemen partijen, ontvangen op 23 juni Van de aanvraag is mededeling gedaan in Staatscourant 119 van 29 juni Partijen hebben de aanvraag vergezeld doen gaan van een aantal opmerkingen naar aanleiding van het besluit d.d. 22 juni Na ontvangst van de aanvraag om vergunning heeft de NMa nader onderzoek verricht naar de te verwachten gevolgen van de voorgenomen concentratie voor de mededinging. Hierbij zijn vragen gesteld aan concurrenten, brancheorganisaties en aanbieders van winkellocaties. Voorts is in opdracht van de NMa een rapport opgesteld door de heer Thomas Hoehn van het onderzoeksbureau LECG Limited te Londen (hierna: LECG) over de beoordeling van concentraties in de detailhandel in het algemeen. Tevens is in opdracht van de NMa door het onderzoeksbureau NSS Research & Consultancy B.V. te Den Haag (hierna: NSS) op basis van bij NSS aanwezige gegevensbestanden een onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in de detailhandel in verschillende productassortimenten. Ten slotte heeft het onderzoeksbureau EIM te Zoetermeer (hierna: EIM) in opdracht van de NMa een onderzoek verricht naar de structuur van vraag en aanbod van winkellocaties in 10 grote binnensteden en 9 planmatig opgezette winkelcentra. 7. Op 24 juli 1998 zijn nadere vragen ter aanvulling van de aanvraag om vergunning naar partijen uitgestuurd. Op 7 augustus 1998 is deze aanvulling van partijen ontvangen. Daarna is op 31 augustus 1998 een vraag ter aanvulling van de aanvraag om vergunning naar partijen gestuurd. Deze aanvulling is op 2 september 1998 ontvangen. Als gevolg hiervan is de in artikel 44, eerste lid, van de Mededingingswet genoemde termijn van 13 weken, ingevolge artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht, in totaal 16 dagen opgeschort geweest. 8. Op 4 september 1998 zijn de punten van overweging die de voorlopige bevindingen bevatten van de Sectie Concentratiecontrole van de NMa met betrekking tot het onderzoek dat na de ontvangst van de aanvraag om vergunning werd uitgevoerd, aan partijen toegezonden. Een versie van deze punten van overweging waarin de door partijen als vertrouwelijke bedrijfsgegevens of anderszins als vertrouwelijk aangemerkte informatie is weggelaten, is bovendien toegezonden aan belanghebbende derden die te kennen hadden gegeven in de procedure gehoord te willen worden. Partijen en belanghebbende derden hebben schriftelijk hun zienswijzen naar aanleiding van de punten van overweging naar voren gebracht. 9. In de loop van de procedure werden van diverse marktpartijen zienswijzen ontvangen. De door partijen ingediende en van derden ontvangen zienswijzen zijn, voor zover van belang voor dit besluit, in het navolgende nader uiteengezet.

5 pagina 5 van Partijen zijn voorts in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen over hen betreffende feiten en belangen waarop dit besluit steunt en die door derden zijn verstrekt. II. DE PARTIJEN 11. Vendex is een naamloze vennootschap, waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de Amsterdamse Beurs. Vendex is de moederonderneming van een groep van bedrijven die actief is op het gebied van de detailhandel in food en non-food. Vendex exploiteert een drietal ketens van supermarkten, een keten van warenhuizen en verschillende ketens van speciaalzaken. Daarnaast exploiteerde Vendex ten tijde van de aanmelding van de concentratie bij de Europese Commissie ketens van schoonmaakbedrijven en uitzendbureaus. De activiteiten van Vendex in de sectoren schoonmaakbedrijven en uitzendbureaus zijn na de melding door partijen van de concentratie bij de NMa van Vendex afgesplitst. 12. KBB is een naamloze vennootschap, waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de Amsterdamse Beurs. KBB is de moederonderneming van een groep van bedrijven die actief is op het gebied van de detailhandel, zowel door de exploitatie van warenhuisketens als de exploitatie van ketens van speciaalzaken. III. DE OPERATIE 13. Partijen zijn overeengekomen dat Vendex de zeggenschap over KBB zal trachten te verkrijgen door het uitbrengen van een openbaar bod op alle aandelen KBB die verhandeld worden op de Amsterdamse Beurs. IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT 14. De concentratie is door de Europese Commissie op basis van artikel 9, lid 3, van de Concentratieverordening doorverwezen naar de NMa voor wat betreft de non-food detailhandelssector in Nederland. Ingevolge artikel 33, tweede lid, van de Mededingingswet valt de concentratie voor wat betreft de non-food detailhandelssector in Nederland daardoor onder het toepassingsbereik van die wet. De operatie is een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. 15. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn Vendex en KBB. V. BEOORDELING 16. In het kader van de onderhavige beslissing op de aanvraag om vergunning moet in overeenstemming met artikel 41, tweede lid, van de Mededingingswet worden onderzocht of als gevolg van de aangemelde concentratie een economische machtspositie zal ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging in de sector van de non-food detailhandel in Nederland of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. A. INleiding i) Activiteiten van partijen 17. Vendex en KBB zijn beide grote detailhandelsondernemingen. Vendex is, na Ahold, de op één na grootste detailhandelsonderneming in Nederland. Volgens partijen exploiteren Vendex en KBB in

6 pagina 6 van 60 de non-food detailhandel de warenhuizen van Vroom & Dreesmann (hierna: V&D), De Bijenkorf en Hema. In de warenhuisketens van partijen worden de volgende productassortimenten aangeboden: Vendex KBB productassortimenten V&D Hema De Bijenkorf dameskleding x x x herenkleding x x x kinder- en babyartikelen x x x ondergoed/nachtkleding/ zwemkleding/sokken/kousen x x x meubelen x x x woningtextiel x x x doe-het-zelfproducten x x - wit- en bruingoed x x x huishoudelijke artikelen (excl. elektr.) x x x schoeisel (excl. sport) x x x drogisterij/parfumerie x x x fietsen x x - juwelen/sieraden/horloges/klokken x x x beeld- en geluidsdragers x x x optische artikelen - - x speelgoed x x x fotografie-artikelen x x x boeken/tijdschriften/kranten x x x kantoorbenodigdheden x x x lederwaren x x x sport- en campingartikelen x x x overige x x x 18. De winkelketens van speciaalzaken die door partijen worden geëxploiteerd zijn volgens de jaarverslagen over 1997 de volgende: Vendex America Today Claudia Sträter Hunkemöller Kien Kreymborg Assortiment dames- en herenkleding, ondergoed, schoenen dameskleding ondergoed/nachtkleding/zwemkleding/sokken/kousen dames-, heren- en kinderkleding, ondergoed dames- en herenkleding, ondergoed

7 pagina 7 van 60 Perry Sport Scapino Siebel Schaap & Citroen Luigi Lucardi Kijkshop/Bestsellers Dixons Electro-Jacobs/Guco/ Heijmans/Rovato/ Valkenberg Klick Prijstopper Hans Anders/ Rinck/Van Maaren/ Havelaer/ Strauss de Ruiter KBB Praxis Formido M&S Mode Amici Mannenmode Amici Mode voor de Vrouw Prénatal Lampenier Decorette Signature Jeans sport en camping, zwemkleding schoenen, dames- en herenkleding juwelen/sieraden/horloges/klokken juwelen/sieraden/horloges/klokken juwelen/sieraden/horloges/klokken meubelen, doe-het-zelfproducten, wit- en bruingoed, huishoudelijke artikelen, fietsen, juwelen/bijous/horloges, speelgoed, fotografieartikelen wit- en bruingoed, beeld- en geluidsdragers, fotografie-artikelen, kantoorbenodigdheden audio, video en witgoed audio, video en witgoed audio, video en witgoed consumentenelektronica, audio audio, video, pc's, huishoudelijke apparaten en witgoed opticiens opticiens opticiens opticiens Assortiment doe-het-zelfproducten doe-het-zelfproducten dameskleding herenkleding dameskleding dames-, baby- en kinderkleding lampen huisdecoratie vrije-tijdskleding ii) De onderzochte markten 19. In punt 15 van het besluit d.d. 22 juni 1998 is gesteld dat de wijze waarop de detailhandel wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld via warenhuizen, postorderbedrijven dan wel speciaalzaken, aanleiding kan zijn tot een nadere segmentering van de markten voor verschillende productassortimenten. Omdat Vendex en KBB verreweg de twee belangrijkste exploitanten van warenhuizen in Nederland zijn, is geconcludeerd dat het, als er sprake is van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen, aannemelijk is dat door de concentratie een machtspositie op deze markt dreigt te ontstaan. 20. Tevens is in genoemd besluit gesteld dat, als blijkt dat er geen sprake is van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen, de positie van partijen op de markten voor

8 pagina 8 van 60 verschillende productassortimenten moet worden onderzocht, waarbij bij de afbakening van deze markten rekening moet worden gehouden met de prijsdifferentiatie en de organisatiestructuur van de aanbieders (zoals ketenvorming of filialisering). 21. Ten slotte is in het besluit d.d. 22 juni 1998 nader ingegaan op één van de belangrijkste concurrentiefactoren voor de non-food-detailhandel in Nederland, het beschikken over winkellocaties die geschikt zijn voor het verkopen van bepaalde productgroepen (punten 48 t/m 64). In punt 97 van het besluit heeft de NMa derhalve aangekondigd dat nader moet worden onderzocht in hoeverre er sprake is van afzonderlijke markten voor A1-locaties voor winkels en welke effecten de concentratie op deze markten zou hebben. 22. In het navolgende zal eerst worden ingegaan op de afbakening van de markten en de effecten van de concentratie op de detailhandelsmarkten (hoofdstuk B. Detailhandelsmarkten). Daarna zal worden ingegaan op de afbakening van de markten voor winkellocaties en de effecten van de concentratie op deze markten (hoofdstuk C. Markten voor winkellocaties). B. DETAiLHANDELSMARKTEN 1. algemene aspecten van de Afbakening van de RELEVANTE markt a. Algemeen beoordelingskader 23. Partijen zijn van mening dat bij de marktafbaking in de non-food detailhandel alleen moet worden gekeken wie bepaalde productassortimenten verkopen en dat de wijze waarop een bepaald productassortiment verkocht wordt daarbij geen rol speelt. Om deze stelling van partijen in algemene zin te onderzoeken heeft de NMa het onderzoeksbureau LECG Ltd. te Londen gevraagd advies te geven omtrent de beoordeling van concentraties in de detailhandel in het algemeen. Op de door LECG voorgestelde benaderingswijze met betrekking tot marktafbakening in de detailhandel zal hierna kort worden ingegaan. 24. LECG stelt dat het voor de bepaling van de relevante markt in mededingings-vraagstukken betreffende de detailhandel van belang is te kijken naar de functie die detailhandelaren hebben als tussenschakel tussen de producent van bepaalde producten en de uiteindelijke consumenten van deze producten. Als zodanig vervult de detailhandelaar een aantal functies. De detailhandelaar onderhandelt namens de individuele consumenten met de producenten. Voorts heeft de detailhandelaar een distributiefunctie omdat hij producten van diverse producenten verzamelt en dichter bij de consument brengt. Ten slotte biedt de detailhandelaar in een bepaalde mate informatie over beschikbaarheid en kwaliteit van producten aan de individuele consument. Een detailhandelaar biedt derhalve niet alleen bepaalde producten ter verkoop, maar biedt een pakket van diensten aan de consument. 25. Uit de analyse van de functies van de detailhandel kunnen de dimensies van concurrentie in de detailhandel worden afgeleid. Volgens LECG zijn er vier dimensies te onderscheiden: prijszetting, geografische locatie, productselectie en het niveau en de kwaliteit van service. Het gewicht van elk van deze dimensies in de positionering van detailhandelaren op de markt kan sterk uiteenlopen wat er toe leidt dat fysiek gelijke producten door verschillende detailhandelaren op verschillende wijzen worden verkocht. 26. Voor de beantwoording van de vraag of fysiek gelijke producten die op verschillende wijzen worden verkocht, behoren tot dezelfde markt of tot verschillende markten is het volgens LECG van belang om te kijken naar de transactiekosten van de consument en de aard van de koopbeslissing. Transactiekosten zijn in dit verband de kosten die gemaakt worden om het product fysiek in handen te krijgen, kosten om uit te zoeken waar en tegen welke prijs producten verkocht worden en kosten van het verkrijgen van informatie over de kwaliteit van producten. De aard van de koopbeslissing kan rationeel zijn waarbij gericht gezocht wordt naar producten, maar de koopbeslissing kan ook meer als impuls genomen worden. Hieruit vloeit voort dat, indien verschillende wijzen van verkoop elk verschillende manieren bieden om de transactiekosten van de consument te overbruggen én tot verschillende soorten koopbeslissingen aan te zetten, het mogelijk is dat de vraagsubstitutie tussen deze wijzen van verkoop zeer gering is en dat dus sprake is van aparte relevante markten, terwijl de verkochte producten identiek zijn. 27. Uitgaande van de hierboven beschreven benadering stelt LECG dat de hypothetische

9 pagina 9 van 60 monopolist test in haar traditionele vorm niet de meest geschikte methode voor afbakening van de relevante markten in de detailhandel is. In deze benadering wordt de relevante markt gezien als de kleinste product- en geografische markt waarop het voor een hypothetische monopolist winstgevend is om de prijzen significant en blijvend boven het heersende niveau te verhogen. In essentie komt deze benadering neer op het kwantificeren van kruiselingse prijselasticiteiten. Deze methode legt sterk de nadruk op het fysieke product en de vraag welke producten substituten zijn en richt zich met name op prijzen terwijl uit het bovenstaande blijkt dat daarnaast in de detailhandel een aantal andere dimensies van concurrentie een sterke rol speelt. 28. Eén en ander leidt er volgens LECG toe dat met het oog op de afbakening van relevante markten in de detailhandel niet alleen moet worden gekeken naar de productassortimenten die worden aangeboden, maar dat ook de wijze waarop een detailhandelaar de hierboven genoemde functies vervult in ogenschouw moet worden genomen. Derhalve moet worden gekeken of de producten én de wijzen waarop deze producten worden aangeboden vanuit het oogpunt van de consument voor elkaar substitueerbaar zijn. Indien bij de toepassing van de hypothetische monopolist test rekening wordt gehouden met beide vormen van substitutie worden de in punt 27 genoemde problemen die optreden bij de traditionele toepassing van deze test overwonnen. 29. Voorts is volgens LECG een belangrijk aspect van de toepassing van deze methode dat de uiteindelijke definitie van de relevante markt afhankelijk is van het startpunt van het onderzoek: voor welke ondernemingen met welke positionering op de markt moet worden beoordeeld of zij een economische machtspositie zullen krijgen? 30. Naar de mening van de NMa is in de onderhavige zaak de bovengeschetste methode de juiste benadering om de relevante markten af te bakenen. De meeste concurrenten bevestigen dat bij de marktafbakening in de detailhandel rekening moet worden gehouden met de producten én de wijze van het aanbod. Productassortimenten 31. Naar de mening van partijen moeten de markten afgebakend worden naar productassortimenten en niet naar producten. De samenstelling van deze productassortimenten is door partijen onder meer gebaseerd op het verwachtingspatroon van de consument over de samenstelling van het assortiment; het productassortiment dat traditioneel door de non-food-sector wordt aangeboden; de productgroepen die zijn opgenomen in het Jaarboek Detailhandel; het bestaan van ten minste 150 winkels die het productassortiment in Nederland voeren. 32. Enkele concurrenten zijn van mening dat er aanleiding kan zijn om afzonderlijke markten te definiëren voor de verschillende producten binnen bepaalde assortimenten. Verreweg het merendeel van de concurrenten heeft echter aangegeven het eens te zijn met de afbakening van markten naar productassortimenten zoals partijen hebben gedaan. 33. Naar de mening van de NMa is het gerechtvaardigd om bij de afbakening van de markten in de detailhandel productassortimenten in plaats van producten als uitgangspunt te nemen, net als partijen en het merendeel van de concurrenten doen. Deze conclusie heeft de NMa al eerder getrokken en ook de Europese Commissie gaat van deze benadering uit. Deze benadering sluit het beste aan bij de manier waarop de detailhandel is georganiseerd en bij het daarop gebaseerde verwachtingspatroon van de consument. Wijze van aanbod 34. Wat betreft de verschillende wijzen van aanbod van productassortimenten in de non-food detailhandel kunnen de volgende aspecten een rol spelen voor de marktafbakening. 35. Allereerst dient te worden onderzocht of warenhuizen en speciaalzaken moeten worden onderscheiden. In de onderhavige zaak is deze vraag van groot belang, gelet op het feit dat partijen de belangrijkste warenhuizen in Nederland exploiteren. Het meest voor de hand liggende verschil tussen deze distributievormen is het feit dat warenhuizen zeer verschillende productassortimenten in één winkel aanbieden, terwijl speciaalzaken gericht zijn op één productassortiment dan wel op

10 pagina 10 van 60 slechts enkele productassortimenten die een herkenbare samenhang vertonen. 36. Voorts kan het onderscheid tussen gewone winkels waar de consument binnenloopt en postorderbedrijven van belang zijn. Uit de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie blijkt dat deze de postorderbedrijven niet tot dezelfde markt rekent als de ondernemingen die vanuit een winkel verkopen. Argumenten hiervoor zijn de geheel eigen vorm van dienstverlening van deze distributiekanalen en het feit dat bepaalde consumenten voor hun aankopen zijn aangewezen op postorderbedrijven. Andere overwegingen van de Commissie in bedoelde zaken waren de geheel eigen kenmerken: de consument maakt thuis een keuze uit een catalogus en niet in aanwezigheid van een verkoper, de producten worden aan huis bezorgd en kunnen bij beschadiging en andere tegenvallers weer teruggestuurd worden, de producten zijn in het algemeen duurder en de organisatie van postorderbedrijven verschilt nogal van die van gewone winkels (intensief gebruik van computer- en communicatie-netwerken, grootschalige opslagfaciliteiten en bijzonder efficiënte methoden van bezorgings- en remboursactiviteiten). 37. In de non-food detailhandel is voor verschillende productassortimenten sprake van een aantal discountaanbieders. Uit de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie blijkt dat bij de beoordeling van concentraties op het gebied van de detailhandel in food een onderscheid wordt gemaakt tussen discountwinkels en andere winkels. De argumenten hiervoor zijn dat discountwinkels over het algemeen een sober winkelinterieur hebben, dat zij een minder diepgaand assortiment voeren en dat zij over het hele assortiment alleen laaggeprijsde artikelen aanbieden. Ten aanzien van de non-food detailhandel geldt dit ook voor de zogenaamde textielsupermarkten in de kledingsector en gedeeltelijk voor de ambulante handel. Hoewel de Europese Commissie dit heeft vastgesteld bij het onderzoek van de food detailhandel, zouden deze criteria van vergelijkbare toepassing kunnen zijn op de non-food detailhandel, omdat zij geen betrekking hebben op de specifieke kenmerken van de distributie van food-artikelen of de vraag naar food-artikelen. 38. Voorts moet worden onderzocht in hoeverre er in ander opzicht aanleiding bestaat tot een onderverdeling van bepaalde productassortimentsmarkten op grond van prijs- en kwaliteitsverschillen. Uit de antwoorden van de concurrenten blijkt bijvoorbeeld dat de aanbieders van sommige productassortimenten door hun verschillende positionering naar prijs en kwaliteit niet in even sterke mate concurrentie van elkaar ondervinden. 39. De Europese Commissie heeft in een zaak met betrekking tot de speelgoeddetailhandel in Nederland geconcludeerd dat detaillisten die bepaalde producten niet als basis-assortiment voeren, maar alleen als restcategorie, niet als echte concurrenten kunnen worden beschouwd van de winkels die zich voornamelijk op het onderzochte productassortiment richten of die als warenhuis een volledig aanbod van het onderzochte productassortiment voeren. De Europese Commissie is daarom uitgegaan van een afzonderlijke markt voor speelgoed-speciaalzaken, die een breed assortiment voeren. Drogisterijen, supermarkten en andere winkels, die incidenteel speelgoed aanbieden of slechts een gering aantal producten voeren, werden daarentegen niet tot die markt gerekend. Er is derhalve aanleiding om voor iedere onderzochte productassortimentsmarkt te bekijken of dergelijke ondernemingen al dan niet deel uitmaken van deze markt. 40. Tenslotte moet worden onderzocht in hoeverre de verschillen tussen het grootwinkelbedrijf en de zelfstandige speciaalzaken aanleiding geeft tot een onderverdeling van de markten voor productassortimenten. Het grootwinkelbedrijf onderscheidt zich met betrekking tot inkoopmacht, logistieke organisatie, naamsbekendheid en financiële kracht in sterke mate van ondernemingen met slechts één of enkele lokale vestigingen. Uit het nadere onderzoek van de NMa blijkt dat het grootwinkelbedrijf voordelen heeft bij de toegang tot winkellocaties (vergelijk punt 316). Het grootwinkelbedrijf hanteert met betrekking tot de belangrijkste concurrentieparameters als assortiment, prijs, reclame e.d. een uniform beleid voor het hele land. Met name op de markten voor productassortimenten waar de concurrentie zich vooral richt op de prijs (bijvoorbeeld witgoed) speelt de concurrentie tussen het grootwinkelbedrijf een doorslaggevende rol voor het prijsniveau op de markt. Uit de antwoorden van concurrenten blijkt echter dat hetzelfde verschijnsel zich ook voordoet in branches waar behalve de prijsconcurrentie ook de concurrentie op assortiment of locatie (bijvoorbeeld dameskleding) van belang is. 41. In het navolgende zal allereerst worden ingegaan op de vraag of er sprake is van een afzonderlijke markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen. Gelet op het feit dat een aantal concurrenten van mening is dat de beantwoording van deze vraag los staat van productassortimenten zal de afbakening van de nader onderzochte productassortimenten daarna aan de orde komen.

11 pagina 11 van 60 b. Productassortimenten verkocht in warenhuizen i) Visie van partijen op de marktafbakening 42. Partijen hebben aangegeven dat naar hun mening geen sprake is van een afzonderlijke markt voor warenhuizen en dat voor de afbakening van de markten alleen de verschillende productassortimenten die verkocht worden van belang zijn, zoals herenkleding, dameskleding, ondergoed, parfumerie-artikelen etc. Zij noemen hiervoor de volgende argumenten. 43. In het besluit d.d. 22 juni 1998 is uitgegaan van de definitie van een warenhuis die is opgenomen in het Jaarboek Detailhandel 1997/98. Volgens het Jaarboek Detailhandel 1997/98 zijn warenhuizen te omschrijven als winkels waarin 8 of meer productassortimenten continu verkocht worden en waarbij geen enkel productassortiment meer dan 50% van de totale omzet genereert. Partijen hebben kritiek op deze omschrijving omdat het volgens hen een puur statistische definitie is en omdat niet wordt aangegeven welke productassortimenten in warenhuizen worden verkocht en hoe deze productassortimenten zijn samengesteld. Voorts stellen partijen dat als gevolg van de toenemende branchevervaging ook de winkels van Ikea, Leen Bakker, Blokker, bouwmarkten, tuincentra en andere ondernemingen als "warenhuizen" beschouwd zouden kunnen worden. Bovendien vallen verscheidene vestigingen van V&D en kleine Hema's volgens partijen niet onder deze omschrijving. 44. Naar de mening van partijen is de food-sector in een mededingingsrechtelijke analyse niet vergelijkbaar met de non-food-sector. In de food-sector is het verschil in dienstverlening door een supermarkt in vergelijking met een speciaalzaak (bakker, slager, groentenwinkel) doorslaggevend, omdat supermarkten voldoen aan de behoefte van de consument om wekelijks in één winkelbezoek een voorraad onderling verschillende producten aan te kopen, welke voorraad gedurende de week vervolgens wordt aangevuld met complementaire aankopen in speciaalzaken. Een dergelijke verschillende consumentenbehoefte kan naar de mening van partijen echter niet worden teruggevonden in de non-food-sector, omdat anders dan in de food-sector de consument zijn aankoopbeslissingen kan uitstellen. Het "one-stop-shopping"-principe geldt daarom niet in de nonfood-sector. 45. Tevens voeren partijen aan dat er geen sprake is van een eigen vorm van dienstverlening door het warenhuis. De door warenhuizen aangeboden productassortimenten verschillen niet wezenlijk van de productassortimenten die worden aangeboden in speciaalzaken. Bovendien is de bedrijfsvoering van een warenhuis gestructureerd op grond van de gevoerde productassortimenten. Het aanbod van een grote variëteit aan producten en productassortimenten biedt naar de mening van partijen de consument niet meer gelegenheid tot "winkelen" of "fun-shoppen" dan een speciaalzaak doet. Dit blijkt volgens partijen uit de [...] conversiecijfers (het percentage bezoekers dat daadwerkelijk koper wordt, onderzocht door NSS in opdracht van partijen) per productassortiment voor zowel warenhuizen als voor speciaalzaken. Deze [...] conversieratio's tonen volgens partijen aan dat de consument over het algemeen verschillende winkels bezoekt voordat hij een non-food-aankoop doet. Het feit dat bezoekers van een warenhuis per bezoek gemiddeld [...] kopen, wat leidt tot een [...] conversieratio voor het warenhuis als geheel, geeft volgens partijen slechts aan dat warenhuizen in vergelijking met speciaalzaken een voordeel hebben waartegenover ook weer nadelen staan. Partijen geven echter niet aan wat deze nadelen zouden zijn. 46. Eveneens wijzen partijen erop dat er naar hun mening niet zoiets bestaat als de "core customer" van het warenhuis. De consumentenloyaliteit is gering. Partijen concluderen dit onder meer uit een door hen overgelegd onderzoek naar de vraag welke winkel het vaakst wordt bezocht door vrouwen die op zoek zijn naar damesbovenkleding en welke andere winkels daarnaast ook nog worden bezocht. Een ander door partijen overgelegd onderzoek heeft betrekking op het percentage consumenten dat een aankoop deed bij Hema, De Bijenkorf of V&D en het percentage consumenten dat gedurende hetzelfde "middagje winkelen" ook een aankoop deed bij een speciaalzaak in hetzelfde productassortiment. Partijen zijn bovendien van mening dat de consumenten evengoed in speciaalzaken als in warenhuizen verleid kunnen worden tot het doen van "impulsaankopen". Slechts weinig bezoekers van [...] of van de [...] kunnen volgens partijen als "fun-shoppers" worden beschouwd. Ook tekenen partijen aan dat de winkelende "fun-shopper" zolang hij rondkijkt en niets koopt geen economische relevantie heeft, reden waarom het concept van de "fun-shopper" naar de mening van partijen geen dienst kan doen als marktafbakeningscriterium.

12 pagina 12 van Het feit dat warenhuizen als "trekkers" voor een winkelcentrum fungeren, is naar de mening van partijen geen argument om warenhuizen als een aparte markt af te bakenen. 48. In opdracht van partijen heeft het Nederlands Economisch Instituut (hierna: NEI) een rapport opgesteld over de wijze waarop in onderhavige zaak de marktafbakening zou moeten geschieden. De theoretische benadering in dit rapport lijkt vooral te zijn gebaseerd op de beginselen die uiteen zijn gezet in de "Merger Guidelines" van de Amerikaanse mededingingsautoriteiten en de bekendmaking van de Europese Commissie inzake de afbakening van de relevante markt. In het NEI-rapport wordt met name ingegaan op de hypothetische monopolist test (zie punt 27). In essentie komt deze benadering neer op het kwantificeren van kruiselingse prijselasticiteiten. In het rapport wordt gesteld dat de kruiselingse prijselasticiteiten in de non-food-detailhandel hoog zijn, hetgeen zou betekenen dat consumenten makkelijk wisselen tussen verschillende aanbieders. Voorts stelt NEI dat voor de analyse van de relevante markt moet worden uitgegaan van een benadering naar productassortimenten. Het product als bedoeld in definities van het begrip relevante markt dient daarbij gezien te worden als het aanbieden van een bepaald assortiment met de daarbij behorende dienstverlening. 49. Tot slot maken partijen melding van enkele beschikkingen van de Europese Commissie, waarin werd geconcludeerd dat parfumspeciaalzaken en speelgoedzaken concurreren met de betreffende afdelingen van een warenhuis. ii) Visies van ondervraagde non-food detailhandelaren 50. De NMa heeft de ondernemingen, die door partijen zelf zijn aangeduid als de belangrijkste concurrenten in de verschillende branches van de non-food detailhandel, gevraagd of er naar hun oordeel een verschil bestaat in koopgewoonten, voorkeuren en aankoopmotieven tussen consumenten die producten kopen in een warenhuis en consumenten die dergelijke producten kopen bij onder andere speciaalzaken. Tevens is deze ondernemingen gevraagd aan te geven of, en zo ja, in welke mate zij concurrentie ondervinden van warenhuizen en van speciaalzaken. 51. Uit de antwoorden van de ondervraagde non-food detailhandelaren blijkt dat de meerderheid van hen stelt dat de concurrentiedruk die zij ondervinden van warenhuizen gelijk of groter is dan de concurrentiedruk die zij ondervinden van speciaalzaken. Een deel van de ondervraagde non-food detailhandelaren is van mening dat er geen verschil in aankoopgewoonten, voorkeuren en aankoopmotieven bij de consumenten bestaat. Een ander deel stelt dat dat wel het geval is en is van mening dat warenhuizen meer inspelen op een behoefte bij de consument om te kunnen winkelen en meer gericht zijn op impulsaankopen. 52. Een aantal ondervraagde non-food detailhandelaren en Retail Innovation Nederland (hierna: RIN) zijn van mening dat warenhuizen een aparte markt vormen. Zij noemen hiervoor de volgende argumenten: anders dan speciaalzaken stellen warenhuizen de consument in staat om op één plaats meerdere producten uit een groot aantal productassortimenten te kopen; de breedte van het assortiment van warenhuizen wordt door geen andere vorm van detailhandel geëvenaard; de focus en het evenwicht binnen de aangeboden assortimenten verschilt bij warenhuizen fundamenteel van speciaalzaken; het formaat van warenhuizen is vele malen groter dan dat van andere winkels; er valt een onbetwistbare consumentenbehoefte te onderscheiden om te winkelen in een warenhuis, vanwege het gemak van een groot aanbod aan productassortimenten, hetgeen leidt tot verlaging van de transactiekosten, de lagere drempel om een warenhuis te bezoeken (het zelfbedieningselement ) en vanwege een zeker uitstralingseffect van warenhuizen. Warenhuizen bieden een optimale gelegenheid tot "fun-shopping"; een warenhuis fungeert in een winkelcentrum als een "anchor store" (trekker); de exploitatie van een warenhuis vereist een andere, grootschalige en gedifferentieerde logistiek, andere know-how en een ander marketingbeleid; de drempels om de Nederlandse markt van warenhuizen te betreden zijn zeer hoog. De afgelopen decennia zijn er dan ook geen nieuwe "klassieke warenhuizen" tot de Nederlandse markt toegetreden; warenhuizen kunnen gebruik maken van acties (bijvoorbeeld Drie Dolle Dwaze Dagen) en door klantenkaarten hun klanten tot relatieve winkeltrouw stimuleren;

13 pagina 13 van 60 het feit dat warenhuizen meerdere productassortimenten aanbieden, stelt hen in staat om een gedifferentieerd prijsbeleid te voeren. Dat wil zeggen het voor bepaalde producten of productassortimenten lagere prijzen in rekening brengen en deze prijsverlagingen te compenseren door hogere prijzen voor andere producten of productassortimenten. Voorts maakt het aanbieden van meerdere productassortimenten een warenhuis minder kwetsbaar voor terugslagen in de verkopen in bepaalde productassortimenten als gevolg van versterkte concurrentie van bijvoorbeeld speciaalzaken. 53. Eén non-food detailhandelaar geeft aan dat warenhuizen weliswaar concurrentie ondervinden van speciaalzaken, maar dat het daarbij zou gaan om "vervangingsconcurrentie". Onder vervangingsconcurrentie kan worden verstaan de concurrentiedruk van buiten de relevante markt die beperkingen oplegt aan partijen op de relevante markt. Het feit dat warenhuizen concurrentie ondervinden van speciaalzaken zou aldus het bestaan van een aparte markt voor productassortimenten niet in de weg staan. 54. Tevens wijst dezelfde non-food detailhandelaar op de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie inzake de beoordeling van concentraties in de detailhandel. Uit deze beschikkingspraktijk, die met name betrekking heeft op concentraties in de levensmiddelendetailhandel, komt naar voren dat de Europese Commissie van mening is dat supermarkten voldoen in een specifieke consumentenbehoefte die bestaat uit het zich in één winkel kunnen voorzien van het benodigde "mandje" van dagelijkse consumptiegoederen. Volgens deze detailhandelaar leidt toepassing van de door de Europese Commissie in de food detailhandel gehanteerde benaderingswijze op de sector non-food detailhandel tot de conclusie dat er een aparte markt bestaat voor warenhuizen. 55. Ten slotte wijst deze non-food detailhandelaar op besluiten van de Mergers and Monopolies Commission (hierna: MMC) in het Verenigd Koninkrijk en de Europese Commissie waarin de wijze waarop bepaalde producten worden aangeboden als criterium voor de afbakening van afzonderlijke productmarkten wordt gehanteerd terwijl de verkochte producten identiek zijn. Voorts is bij de beoordeling van concentraties tussen warenhuizen in de Verenigde Staten enkele malen een afzonderlijke markt voor warenhuizen afgebakend. Tenslotte zou de beschikkingspraktijk van het Duitse Bundeskartellamt het bestaan van een aparte markt voor producten verkocht in warenhuizen niet uitsluiten. iii) Beoordeling 56. Gelet op het gestelde in de punten 23 tot en met 30 zal hierna worden ingegaan op de vraag of er sprake is van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen. Daartoe dient te worden onderzocht of de producten die in warenhuizen en speciaalzaken worden verkocht voor de consument substitueerbaar zijn én dient te worden onderzocht of de wijzen waarop producten worden aangeboden in warenhuizen en in speciaalzaken voor de consument substitueerbaar zijn. a. Het NEI-rapport 57. Met betrekking tot het door partijen overlegde NEI-rapport, waarin de visie van partijen met betrekking tot de marktafbakening wordt ondersteund, kan het volgende worden opgemerkt. De theoretische benadering van NEI is een weergave van de reeds bestaande inzichten over het vraagstuk van marktafbakening, met name de reeds beschreven "hypothetische monopolist"- benadering. NEI brengt deze benadering in het rapport nauwelijks in de praktijk. NEI betoogt dat de kruiselingse prijselasticiteiten in de non-food-detailhandel naar verwachting hoog zijn. Het rapport geeft echter geen kwantitatieve onderbouwing van deze elasticiteiten. Voorts geeft het rapport evenmin een onderbouwing van de kruiselingse prijselasticiteiten tussen warenhuizen en speciaalzaken, waaruit zou kunnen blijken dat warenhuizen en speciaalzaken al dan niet met elkaar in concurrentie staan. 58. Ten aanzien van het gebruik van kwantitatieve analyses ter onderbouwing van de "hypothetische monopolist"-benadering kan worden opgemerkt dat daarvoor gegevens over het gedrag van afnemers nodig zijn. In het onderhavige geval is gebleken dat dergelijke gegevens niet zonder lang en grondig onderzoek te achterhalen zijn. Wanneer het gaat om de detailhandel is de uitkomst van enquêtes waarbij consumenten gevraagd worden hoe zij zich in de toekomst zouden gedragen als alle warenhuizen tegelijk een kleine, maar significante en duurzame, prijsverhoging

14 pagina 14 van 60 zouden doorvoeren, volgens onderzoeksbureaus niet betrouwbaar. Consumenten zouden op een dergelijke vraag weliswaar rationeel antwoorden, maar betwijfeld kan worden of consumenten in de praktijk ook zo rationeel handelen. 59. De NMa heeft zelf een poging gedaan om de substitueerbaarheid van het aanbod vanuit het gezichtspunt van de consument in het verleden in kaart te brengen door de ontwikkeling van de marktaandelen (gebaseerd op gegevens van NSS) voor damesbovenkleding van zowel de warenhuizen van partijen als van speciaalzaken of ketens van speciaalzaken (van zowel partijen als van andere bedrijven) sinds de toetreding tot de markt van Hennes & Mauritz in 1989 te vergelijken. Doel hiervan was te onderzoeken of geconstateerd zou kunnen worden dat de toetreding van Hennes & Mauritz tot deze markt vergelijkbare effecten heeft gehad op de marktaandelen van speciaalzaken en op die van de warenhuizen van partijen. In de onderzochte periode zijn de marktaandelen van de volgende ketens nauwelijks veranderd: De Bijenkorf, Hema, Claudia Sträter en Peek & Cloppenburg. De aandelen van V&D zijn tot 1996 eveneens weinig veranderd, maar in 1997 duidelijk gestegen. De grootste verliezer in de onderzochte periode is C&A, terwijl de grootste winnaar naast Hennes & Mauritz de keten Miss Etam is. Voorts blijkt dat M&S Mode de meeste schommelingen heeft meegemaakt. Gezien de diversiteit van de bewegingen van de marktaandelen van zowel warenhuizen als speciaalzaken is het niet mogelijk, ten behoeve van het bovengenoemde doel eenduidige conclusies te trekken. 60. De gedachte achter de "hypothetische monopolist"-benadering kan echter ook met behulp van kwalitatieve argumenten en methoden (onder andere standpunten van afnemers en concurrenten, bewijzen van substitutie in het verleden, marktstudies uit het verleden) worden benaderd. In het navolgende zal deze gedachtengang, die ook door LECG en de Europese Commissie wordt gehanteerd, worden toegepast. b. Definitie van warenhuizen 61. Ten aanzien van de in het besluit d.d. 22 juni 1998 gehanteerde definitie (punt 43) waaronder volgens partijen ook winkels als Ikea, Leen Bakker, Blokker, bouwmarkten en tuincentra zouden vallen, terwijl bepaalde vestigingen van [...] en [...] niet daaronder zouden vallen, kan het volgende worden opgemerkt. De door partijen genoemde winkels verkopen inderdaad ook meer dan één productassortiment. Ikea biedt bijvoorbeeld verschillende productgroepen aan die te maken hebben met de inrichting van het huis in ruime zin; hetzelfde geldt voor Leen Bakker; Blokker richt zich specifiek op huishoudelijke artikelen, bouwmarkten op bouwmaterialen en doe-het-zelf-artikelen en de tuincentra op bloemen, planten, tuingereedschap en tuinmeubilair. De verschillende productassortimenten die in genoemde winkels verkocht worden, zijn echter nauw verwant met het basisproductassortiment dat wordt aangeboden of vertonen een herkenbare samengang. De productassortimenten die in een warenhuis worden aangeboden daarentegen vertonen een dergelijke duidelijke samenhang niet. 62. Ook uit de antwoorden van de ondervraagde concurrenten, onderzoeken van NSS en diverse andere publicaties is niet gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over wat precies onder een "warenhuis" moet worden verstaan. 63. Gelet op het voorgaande zal hierna worden uitgegaan van de volgende operationele omschrijving: onder een warenhuis is die verkoopvorm te verstaan, waarbij onder één dak 8 of meer productassortimenten continu worden aangeboden door dezelfde onderneming en deze assortimenten naar hun aard geen duidelijke samenhang met elkaar vertonen. 64. Het feit dat wellicht bepaalde vestigingen van [...] en [...] niet aan deze definitie voldoen, is een argument dat relevant kan zijn voor de bepaling van de positie van partijen op een eventuele markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen maar is niet direct relevant voor de afbakening van de relevante markt. c. Productassortimenten verkocht in warenhuizen 65. Uit het onderzoek van de NMa blijkt dat alle productassortimenten die in warenhuizen worden verkocht ook in speciaalzaken worden verkocht. Hoewel het mogelijk is dat Nederlandse warenhuizen andere merken verkopen dan speciaalzaken, is dat niet voldoende om te kunnen concluderen dat warenhuizen andere producten verkopen dan speciaalzaken. Hierbij zij opgemerkt dat niet is gebleken dat het aanbod in Nederlandse warenhuizen met betrekking tot bepaalde

15 pagina 15 van 60 productsassortimenten of delen daarvan noemenswaardig breder en dieper is dan dat in Nederlandse speciaalzaken of dat bepaalde delen van productassortimenten vrijwel alleen in warenhuizen worden verkocht, zoals het geval was in een door een ondervraagde non-food detailhandelaar aangedragen uitspraak van de mededingingsautoriteiten in de Verenigde Staten. d. Specifieke consumentenbehoeften 66. Uitgaande van de voorgaande definitie van een warenhuis (punt 63), kan worden geconstateerd dat een warenhuis de consument in vergelijking met een speciaalzaak een veel grotere variëteit aan productassortimenten aanbiedt, waarbij de presentatie en de prijs/kwaliteitsverhouding tussen de verschillende productassortimenten niet veel verschilt. Dit blijkt ook uit het feit dat warenhuizen in staat zijn hun huismerken over verschillende productassortimenten heen aan verschillende producten te verbinden. 67. In het besluit d.d. 22 juni 1998 is gesteld dat een warenhuis een geheel eigen vorm van dienstverlening biedt die zou kunnen voorzien in een specifieke consumentenbehoefte. Door één ondervraagde non-food detailhandelaar is opgemerkt dat deze specifieke behoefte zou bestaan uit een "one-stop-shop" voor een brede behoefte aan huishoudelijke artikelen en kleding (en eventueel etenswaren). 68. Deze stelling lijkt te zijn gebaseerd op het idee dat een consument doelgericht naar een warenhuis zou gaan om in één keer een aantal artikelen uit verschillende productsassortimenten in één en dezelfde winkel te kopen. In de sector food-detailhandel heeft dit diverse malen tot marktafbakeningen geleid die er van uitgaan dat die winkels die in een dergelijke behoefte voorzien tot een aparte markt behoren. Zo heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld voor de food-sector een afzonderlijke markt voor supermarkten onderscheiden, omdat supermarkten de consument in de gelegenheid stellen om op één plaats in al zijn dagelijkse behoeften aan levensmiddelen te voorzien (een mandje dagelijkse consumptie-goederen). Gespecialiseerde winkels zoals slagers, bakkers en groentenspeciaalzaken bieden deze dienst niet en kunnen volgens de Commissie daarom niet tot dezelfde markt gerekend worden, voor zover het gaat om de beoordeling van een concentratie tussen supermarkten. 69. De benaderingswijze voor marktafbakeningen in de detailhandel in food-producten kan niet zonder meer direct worden overgenomen in de non-food detailhandel. De producten die in supermarkten verkocht worden, vertonen een duidelijker samenhang en uit overwegingen van verlaging van transactiekosten bestaat er een voorkeur bij de consument om alles onder één dak te kopen. In de non-food detailhandel hecht de consument minder waarde aan lage transactiekosten omdat de consument meer geneigd is rond te kijken in verschillende winkels alvorens een aankoop te doen. Dit heeft ook te maken met het feit dat beslissingen tot aankoop van bepaalde non-food producten kunnen worden uitgesteld terwijl dat wat betreft food-producten slechts in geringe mate het geval kan zijn. Dat consumenten meer geneigd zijn rond te kijken in verschillende winkels blijkt ook uit de door partijen overlegde conversiecijfers (zie punt 45) voor warenhuizen en speciaalzaken in non-food artikelen. Voorts blijkt uit door partijen overlegde gegevens dat bezoekers aan een warenhuis gemiddeld [...] kopen en dus niet een "mandje met verschillende non-food artikelen". Er is niet gebleken dat er een specifieke consumentenbehoefte zou bestaan voor een "mandje van non-food artikelen". Zou de consument al overgaan tot het aanschaffen van meerdere artikelen uit verschillende productassortimenten, dan komen deze extra aankopen meer impulsmatig tot stand en zijn deze veel minder gebaseerd op een rationele behoefte om al deze artikelen in één winkel te kopen. e. Gerichtheid op winkelen 70. In het besluit d.d. 22 juni 1998 is gesteld dat het concept van een warenhuis meer dan dat van een speciaalzaak is gericht op de winkelende consument. Deze stelling is ook naar voren gebracht door enkele ondervraagde non-food detailhandelaren. In het warenhuis kan de consument dan ook eerder dan in de speciaalzaak worden verleid tot het doen van impulsaankopen, omdat ook een consument, die het warenhuis gericht binnenkomt voor één bepaald productassortiment, tijdens zijn gang naar de afdeling voor dat productassortiment geconfronteerd wordt met de producten uit de andere aanwezige productassortimenten en niet alleen, zoals in een speciaalzaak, met de andere tot dat eerste productassortiment behorende producten. Dit blijkt ook uit de [...] conversiecijfers voor het warenhuis als geheel in vergelijking met de conversiecijfers van speciaalzaken. 71. [...] Op grond daarvan kan geconcludeerd worden dat een warenhuis niet zozeer een speciale

16 pagina 16 van 60 groep klanten heeft die alleen maar in een warenhuis kopen, maar dat een warenhuis zich vooral richt op de consument in een speciale hoedanigheid: de consument die wil winkelen. Ook de consument die in eerste instantie het warenhuis binnenkomt om gericht een bepaald product te kopen, wordt doordat hij tijdens zijn gang naar dat product of productassortiment geconfronteerd wordt met de andere producten of productassortimenten, overgehaald impulsaankopen te doen. 72. Het aanbieden van de mogelijkheid tot winkelen (of de mogelijkheid de consument te verleiden tot het doen van impulsaankopen) blijkt echter niet exclusief te zijn voor warenhuizen. Uit het nadere onderzoek van de NMa blijkt dat het voor non-food detailhandelaren die bepaalde productassortimenten voeren van belang is om gevestigd te zijn op die locaties die de hoogste passantenstromen kennen (de zogenaamde A1-locaties). De reden hiervoor is dat de non-food detailhandelaren op deze manier profiteren van de externe effecten die uitgaan van het feit dat bezoekers van een bepaalde winkel op hun gang naar deze winkel ook andere winkels passeren. Ook bij de ontwikkeling van nieuwe winkelcentra wordt bij de invulling van het centrum met verschillende typen winkels uitgegaan van deze veronderstelling. Een concentratie van verschillende speciaalzaken in een winkelcentrum is gebaseerd op het idee dat deze verschillende speciaalzaken profiteren van het feit dat consumenten passeren en mogelijk worden verleid tot het doen van impulsaankopen. Niet alleen warenhuizen maar ook winkelcentra bieden de mogelijkheid tot winkelen of het doen van impulsaankopen. De veronderstelling dat een consument mogelijkerwijs makkelijker een warenhuis binnenstapt dan een speciaalzaak is op zich niet voldoende om te kunnen concluderen dat alleen een warenhuis mogelijkheid biedt tot het doen van impulsaankopen. Het is echter wel een aspect dat als concurrentievoordeel meegewogen kan worden in de bepaling van de positie van partijen op een markt. f. Voordelen van warenhuizen ten opzichte van speciaalzaken 73. Ten aanzien van de door non-food detailhandelaren en RIN genoemde mogelijkheid tot het voeren van een gedifferentieerd prijsbeleid, kan het volgende worden opgemerkt. Deze mogelijkheid biedt een warenhuis inderdaad bepaalde concurrentievoordelen. Daartegenover staat dat de mogelijkheden om een dergelijk beleid te voeren beperkt zijn. Immers, een warenhuis kiest net als iedere detailhandelaar voor een bepaalde positionering wat betreft prijs, kwaliteit en service. Specifiek voor een warenhuis is dat deze positionering voor de verschillende productassortimenten niet veel verschilt. Een sterke afwijking van deze positionering voor wat betreft bepaalde productassortimenten zou ten koste gaan van het gehele imago van het warenhuis. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat warenhuizen voordelen hebben die voortvloeien uit het aanbieden van meerdere productassortimenten zijn deze voordelen in het geval van warenhuizen eerder te zien als concurrentievoordeel ten opzichte van speciaalzaken dan als een bepalend element in de marktafbakening. Deze voordelen weerhouden de consument er niet van aankopen in warenhuizen te vervangen door aankopen in speciaalzaken. g. Trekkersfunctie 74. In het besluit d.d. 22 juni 1998 is gesteld dat warenhuizen algemeen beschouwd worden als de 'trekkers' van de zogenaamde A1-locaties. Dit zou mee kunnen spelen bij de vraag of sprake is van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen. Eén non-food detailhandelaar en RIN hebben aangegeven dat dit een zeer belangrijk argument is. Uit een onderzoek van de NMa onder de belangrijkste vastgoedaanbieders (beleggers en projectontwikkelaars) blijkt echter dat warenhuizen weliswaar als trekkers worden beschouwd, maar dat ook grotere kledingspeciaalzaken als C&A en Hennes & Mauritz door alle ondervraagde vastgoedaanbieders als trekker worden beschouwd. Het zijn van een trekker is dus als zodanig niet een onderscheidend kenmerk van warenhuizen. In algemene zin kan nog worden opgemerkt dat het feit dat een winkel veel bezoekers trekt vaak meer zegt over de marktpositie van deze winkel dan over de markt waarop deze winkel concurreert. h. Vervangingsconcurrentie 75. Eén van de ondervraagde non-food detailhandelaren heeft de stelling naar voren gebracht dat de concurrentie die warenhuizen ondervinden van speciaalzaken beschouwd moet worden als vervangingsconcurrentie. Over deze stelling kan het volgende worden opgemerkt. Het begrip vervangingsconcurrentie kan niet los worden gezien van de afbakening van de relevante markt. Vervangingsconcurrentie kan een rol spelen als een bepaalde markt is afgebakend en er sprake is van een bepaalde mate van concurrentie van buiten de afgebakende markt. De stelling dat de concurrentie die warenhuizen ondervinden van speciaalzaken moet worden gezien als

17 pagina 17 van 60 vervangingsconcurrentie is derhalve niet meer dan een impliciete herhaling van de stellingname dat warenhuizen een aparte markt zouden vormen. Om deze reden voegt deze stelling weinig toe aan de reeds eerder naar voren gebrachte argumenten. i. Warenhuizen omschreven als een aparte categorie 76. Het feit dat warenhuizen in diverse publicaties worden genoemd als een aparte categorie binnen de non-food detailhandel, kan niet zonder meer een argument zijn voor het bestaan van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen. In één van de door een concurrent verstrekte rapporten van ABN AMRO Hoare Govett wordt inderdaad gesproken over een "department store market". Uit de navolgende tekst onder de betreffende titel blijkt echter dat de Nederlandse warenhuizen wel degelijk concurrentie ondervinden van speciaalzaken. Het rapport zegt hierover: "Department stores have suffered from the rise of specialty chains, which can operate both in inner cities and in the new residential areas which tend to have too small a catchment area for a department store. A group of different specialty stores clustered together can provide a similar range of goods as a department store. Moreover, department stores have tended to lose their competitive price advantage due to the rise of purchasing groups by specialty chains, which enables the smaller stores to benefit from similar economies of scale to department stores". In de door dezelfde concurrent overlegde prospectus ten behoeve van de beursintroductie van Vendex wordt eveneens gesproken over warenhuizen als zijnde een aparte categorie. In de prospectus zelf zijn echter geen aanknopingspunten te vinden voor het bestaan van een aparte markt voor producten verkocht in warenhuizen. j. Beleidsdocumenten van partijen en visies van concurrenten 77. Teneinde te bepalen of de warenhuizen van partijen zelf in hun strategisch beleid rekening houden met eventuele concurrentiedruk vanuit speciaalzaken met productassortimenten die ook in de warenhuizen van partijen worden verkocht, heeft de NMa een aantal beleidsdocumenten van partijen onderzocht [...] Uit deze beleidsdocumenten blijkt dat sterkte-zwakte-analyses zijn gemaakt, waarbij de warenhuizen [...] per productassortiment aan de hand van een uitvoerige lijst parameters zijn vergeleken met speciaalzaken (voor dameslingerie bijvoorbeeld Kreymborg, Livera, Peek & Cloppenburg, C&A, ZIJ e.a.). Voorts blijkt dat per productassortiment gekeken is naar de wijze waarop speciaalzaken die het betreffende assortiment voeren zich positioneren. Daaruit zijn vele ideeën voor verbetering naar voren gekomen. Opvallend is dat voor ieder productassortiment uitgebreid is gekeken naar speciaalzaken maar slechts voor enkele productassortimenten is gekeken naar concurrerende warenhuizen. Uit deze documenten kan worden geconcludeerd [...] concurrentie ondervinden van speciaalzaken [...]. 78. Uit de door partijen overgelegde gegevens blijkt verder dat prijsacties voor bepaalde productassortimenten [...] gedurende de periode van die acties geleid hebben tot hogere marktaandelen voor de betreffende productassortimenten. Voor [...] blijkt dat het marktaandeel [...] stijgt gedurende de actie en voor [...] blijkt de stijging nog groter te zijn. 79. Ook uit de reacties van de ondervraagde non-food detailhandelaren kan worden geconcludeerd dat warenhuizen en speciaalzaken op het niveau van productassortimenten concurrentie van elkaar ondervinden. k. Uitspraken in andere jurisdicties 80. In algemene zin kan ten aanzien van de door hiervoor genoemde non-food detailhandelaar gemaakte verwijzingen naar uitspraken van de Europese Commissie en van mededingingsautoriteiten in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de Bondsrepubliek Duitsland het volgende worden opgemerkt. Voorzover het hierbij gaat om marktafbakeningen in de food detailhandel zij verwezen naar de punten 67 tot en met 69 van dit besluit. Voorts kan worden opgemerkt dat, met uitzondering van de zaken in de Verenigde Staten, in geen van de aangedragen zaken een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen is afgebakend. Wel is door diverse mededingingsautoriteiten geconcludeerd dat de wijze waarop bepaalde producten worden verkocht bepalend kan zijn voor de afbakening van de relevante markt. Daarbij is vooral gekeken naar de breedte en diepte van het aangeboden productassortiment, het belang van het productassortiment in het totale assortiment van een winkel en het belang dat consumenten hechten aan een breed aanbod van artikelen binnen een bepaald productassortiment. Op basis daarvan zijn aparte markten afgebakend voor postorderbedrijven alsmede voor winkels die een brede keuze in bepaalde productassortimenten aanbieden. Detailhandelaren die al dan niet

18 pagina 18 van 60 incidenteel een kleine selectie van artikelen uit een bepaald productassortiment aanbieden, werden daarbij niet tot de laatstgenoemde categorie gerekend, terwijl de concurrentiedruk die van deze detailhandelaren uitging wel werd meegewogen in de beoordeling van eventuele marktmacht. 81. Concluderend kan gesteld worden dat de in het vorige punt geschetste benaderingswijze het bestaan van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen in theorie noch uitsluit noch bevestigt. Deze benaderingswijze wijkt echter niet significant af van de in de punten 23 tot en met 30 van dit besluit beschreven benaderingswijze. iv) Conclusie 82. Uit het onderzoek van de NMa zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die er op wijzen dat het voor een hypothetische monopolist op het gebied van warenhuizen in Nederland mogelijk zou zijn om een kleine maar significante en duurzame prijsverhoging van bepaalde producten verkocht in warenhuizen winstgevend door te voeren. In het geval dat een hypothetische monopolist op het gebied van warenhuizen in Nederland een dergelijke prijsverhoging zou doorvoeren, zijn er voor consumenten alternatieven voorhanden in de vorm van speciaalzaken. Warenhuizen ondervinden derhalve concurrentie van speciaalzaken die dezelfde productassortimenten aanbieden. Er is niet gebleken dat warenhuizen, alhoewel zij wat betreft wijze van aanbod op de markt verschillen van speciaalzaken, voorzien in een specifieke consumentenbehoefte die bestaat uit het "one-stop-shop" inkopen van meerdere non-food artikelen uit verschillende productassortimenten of het bieden van de mogelijkheid voor impulsaankopen, die alleen door warenhuizen vervuld kan worden. Wel kan worden geconstateerd dat warenhuizen bepaalde concurrentievoordelen hebben ten opzichte van speciaalzaken doordat zij een groot aantal productassortimenten aanbieden. Dit maakt het mogelijk om voor de consument aantrekkelijke klantenkaarten aan te bieden en acties te voeren waarbij korting wordt gegeven op alle productassortimenten in een winkel. Voorts beschikt een warenhuis over meer flexibiliteit bij het aanpassen van de gevoerde productassortimenten. Deze concurrentievoordelen kunnen van belang zijn voor de beoordeling van de effecten van de concentratie op de verschillende productassortimentsmarkten. 83. Gelet op de voorgaande overwegingen kan de conclusie getrokken worden dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor het bestaan van een aparte markt voor productassortimenten verkocht in warenhuizen in Nederland. 2. De beoordeling van de effecten van de concentratie op de markten voor de verschillende productassortimenten 84. In het navolgende wordt ingegaan op de afbakening van de markten voor productassortimenten die door de concentratie worden beïnvloed. Daarbij gaat het niet alleen om de afbakening van de productassortimenten op zichzelf, maar ook om de verdere onderverdeling naar prijs- en kwaliteitsklassen en naar andere vormen van dienstverlening. Met betrekking tot deze aspecten hebben partijen en concurrenten desgevraagd hun zienswijze naar voren gebracht. Enkele concurrenten hebben ook uit zichzelf gereageerd. 85. In de melding hebben partijen 22 productassortimenten genoemd, waarin Vendex en KBB beide actief zijn. Van deze 22 productassortimenten zijn er 6 waarvoor het gezamenlijke aandeel van partijen groter is dan 15%. Dit zijn de productassortimenten voor 1) dameskleding, 2) kinder- en babyartikelen, 3) ondergoed, nachtkleding, zwemkleding, kousen en sokken, 4) juwelen, sieraden, horloges en klokken, 5) lederwaren en 6) sport- en campingartikelen. 86. Er bestaat naar de mening van de NMa geen aanleiding om ook de productassortimenten nader te onderzoeken, waarop partijen slechts in geringe mate actief zijn en het gezamenlijk aandeel onder 15% ligt, omdat het niet aannemelijk is dat daar een machtspositie zou kunnen ontstaan. Hoewel er in de visie van sommige concurrenten voor de productassortimenten computer-hardware en -software, bruingoed en optische artikelen door de voorgenomen concentratie problemen zouden ontstaan, blijkt uit de door partijen overgelegde gegevens dat KBB hier nauwelijks actief is en dat het aandeel van Vendex hier tussen 5% en 15% ligt. 87. Hoewel partijen voor sport- en campingartikelen gezamenlijk een iets groter aandeel dan 15%, namelijk rond [15-25%] bereiken, is het naar de mening van de NMa niet nodig om verder in te gaan op dit assortiment omdat KBB hier nauwelijks actief is en er dus nauwelijks sprake is van overlap. Ten aanzien van dit assortiment heeft de NMa ook geen reacties van concurrenten ontvangen die

19 pagina 19 van 60 wijzen op mededingingsproblemen. 88. In het besluit d.d. 22 juni 1998 is reeds geconcludeerd dat als gevolg van de voorgenomen concentratie op de markt voor dameskleding geen economische machtspositie zal ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. 89. Gelet op het bovenstaande worden hierna de volgende productassortimenten onderzocht: 1) baby- en kinderartikelen, 2) ondergoed, nachtkleding, zwemkleding, kousen en sokken, 3) juwelen, sieraden, horloges en klokken en 4) lederwaren. 90. In verband met de leesbaarheid wordt voor ieder van deze productassortimenten eerst de relevante productmarkt en de relevante geografische markt afgebakend waarna vervolgens de beoordeling van de gevolgen van de concentratie op die markt plaatsvindt. a. Babykleding i) Afbakening van de relevante productmarkt a. Omschrijving van het productassortiment babykleding 91. Partijen hebben in hun melding de markt voor het productassortiment kinder- en babyartikelen gedefinieerd als één van de relevante productassortimentsmarkten. Onder baby-artikelen zouden volgens partijen zowel kleding als zogenaamde 'hardware'-producten (variërend van rammelaars tot kinderwagens) moeten worden begrepen. De markt van babykleding, zonder de 'hardware'- producten, is volgens partijen te beperkt. Partijen wijzen er op dat EIM in zijn Brancheschets 1998 over de detailhandel in baby- en kinderkleding een onderscheid maakt tussen babyspeciaalzaken en kinderkledingzaken en geen aparte categorie van baby-kledingzaken aanduidt. Dit zou er op wijzen dat zelfs kleinere babyspeciaalzaken 'hardware' in hun assortiment voeren. Partijen voeren aan dat praktisch elke babyspeciaalzaak en, in ieder geval, elke keten ook 'hardware' verkoopt omdat een winkel die uitsluitend babykleding verkoopt niet levensvatbaar zou zijn en omdat de consument de verwachting zou hebben meer te vinden dan alleen babykleding. Partijen geven daarentegen in hun melding uitsluitend concurrenten op die actief zijn op de markt voor kinder- en babykleding, zonder 'hardware'. 92. Concurrenten onderscheiden aparte markten voor 'hardware' en babykleding. Navraag onder concurrenten leert dat slechts bepaalde formules zowel kleding als 'hardware' aanbieden. Volgens concurrenten kan er evenmin gesproken worden van een trend om naast 'hardware' (in de toekomst) ook babykleding aan te bieden. Voor de enkele formules die zowel zogenaamde basiskledingstukken voor baby's als 'hardware' verkopen, is en blijft het aandeel 'hardware' belangrijk groter. 93. De formules die, naast Prénatal, babykleding én 'hardware' verkopen, zijn 'Kids Factory' (voorheen Babymeubel Paradijs), 'Beetle', 'Bam Bam' en 'Bébèl'. Baby-Dump is gespecialiseerd in 'hardware' en niet in babykleding. Naast 'hardware' biedt Baby- Dump slechts een restassortiment aan basiskledingstukken aan. Dit blijkt ook uit advertenties van Baby-Dump waarin het complete leveringsprogramma wordt weergegeven. De filiaalbedrijven Baby- Stunter en Beter Baby bieden helemaal geen baby- of kinderkleding aan. Zij verkopen slechts kinderwagens, wiegjes e.d. 94. De bewering van partijen dat de keten Adams, die uitsluitend babykleding verkocht, begin dit jaar failliet is gegaan, is juist, maar daar mag niet uit worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een markt voor babykleding. 95. Relevant is dat het Hoofdbedrijfschap Detailhandel in het Jaarboek van de Raad voor de Detailhandel 1997/1998 en ook EIM in zijn Brancheschets 1998 de branche baby- en kinderkleding (exclusief 'hardware') afbakenen of zich daartoe beperken. Naar aanleiding van de opmerking van partijen over het door EIM gemaakte onderscheid tussen babyspeciaalzaken en kinderkledingzaken moet opgemerkt worden dat dit een onderscheid betreft binnen de speciaalzaken in baby- en kinderkleding.

20 pagina 20 van Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat 'hardware' niet tot het te onderzoeken productassortiment behoort. 97. Een volgende vraag die bij de omschrijving van het productassortiment beantwoord dient te worden, is of er vervolgens nog een onderscheid dient te worden gemaakt tussen baby- en kinderkleding. 98. Zowel NSS als EIM maken een onderscheid tussen baby- en kinderkleding respectievelijk babyen kinderkledingzaken. Voorts blijkt dat kinderkleding niet behoort tot het vaste assortiment van de speciaalzaken in babykleding. Op basis van het bovenstaande is in het onderhavige onderzoek uitgegaan van het productassortiment babykleding. 99. Ten behoeve van het besluit d.d. 22 juni 1998 heeft de NMa NSS de opdracht gegeven om op basis van bij NSS aanwezige gegevensbestanden onderzoek te doen naar de ontwikkelingen in de sector van de detailhandel in onder andere babykleding over NSS is bij dit eerste onderzoek uitgegaan van babykleding als zijnde alle aankopen voor 0- tot 2-jarigen. Volgens partijen wordt echter een groot deel van deze aankopen in winkeltermen (waar men "maat" in overweging neemt) als peuterkleding geregistreerd (omdat aankopen voor grotere baby's veelal gebeuren in de voor peuters bestemde categorie van artikelen). Om die reden heeft NSS een vervolgonderzoek verricht, waarbij zij gekeken heeft naar de maten van babykleding. De resultaten van dit onderzoek zijn in het onderstaande weergegeven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze niet of nauwelijks afwijken van de resultaten uit het eerdere onderzoek door NSS, waarbij als babykleding zijn beschouwd alle aankopen voor 0- tot 2-jarigen. b. De aanbieders van het productassortiment 100. Het belangrijkste verkoopkanaal voor babykleding is het grootwinkelbedrijf in confectie. Hiertoe behoren C&A en Marca (deze horen allebei tot C&A Nederland, hierna gezamenlijk: "C&A"), Hennes & Mauritz, Peek & Cloppenburg en Kien. Bijna even belangrijk zijn de speciaalzaken in babykleding. Daarna komen de warenhuizen en de textielsupermarkten (Zeeman Textiel Supers (hierna: Zeeman), Ter Stal Textiel en Hans Textiel). Overige relatief minder belangrijke aanbieders van babykleding zijn de ambulante handel en de postorderbedrijven Indien in plaats van naar aanbiedersgroepen gekeken wordt naar individuele ondernemingen, dan zijn Vendex en KBB de grootste aanbieders van babykleding in Nederland Volgens de NSS-cijfers bedroeg de omvang van de detailhandelsmarkt in babykleding in het jaar 1997 rond 240 miljoen gulden en in 1996 rond 255 miljoen gulden Van de bij de voorgenomen concentratie betrokken partijen is Vendex op de markt voor babykleding actief met V&D en Kien; KBB met Hema, De Bijenkorf en Prénatal V&D-warenhuizen hebben in het algemeen zowel een breed, als diep assortiment voor de meeste productgroepen. De exploitatie van Kien is gebaseerd op een 'low cost strategy'. Het segment "voor vrouw/moeder en kind" is dominant. Hema heeft over het algemeen een minder diep assortiment (weinig varianten per soort) en voert alleen producten onder de Hema-naam op een relatief klein verkoopoppervlak. De Bijenkorf heeft in het algemeen zowel een aanzienlijk breed, als diep assortiment. Prénatal biedt in haar winkels kleding en 'hardware' voor baby's en kinderen tot 5 jaar en exploiteert tevens een aantal babywarenhuizen Grote concurrenten van partijen zijn C&A, Zeeman, Hennes & Mauritz en Peek & Cloppenburg. De C&A-formule is een filiaalbedrijf in confectie en schoenen voor dames, heren, kinderen en baby's, gespreid over heel Nederland. Zeeman is een zelfbedienings/discount-formule met als assortiment onder andere babykleding. Zeeman-winkels zijn laag geprijsd en hebben een ondiep assortiment. Hennes & Mauritz is een zelfstandige keten, die modieuze kleding verkoopt in de diverse leeftijdsegmenten. Haar formule richt zich naar eigen zeggen op attractieve (modieuze) kleding. Peek & Cloppenburg voert op dit moment in Nederland 3 formules waarin babykleding in het assortiment is opgenomen (Anson's, Peek & Cloppenburg en Kids Only). Naast babykleding verkoopt Peek & Cloppenburg heren-, dames- en kinderkleding. De formule richt zich op het brede middensegment in de markt. Het assortiment bestaat hoofdzakelijk uit huismerken, aangevuld met een beperkt aanbod externe merken in de grotere filialen. De babykleding is qua positionering in de markt voor de 3 formules gelijk. Het prijsniveau is in relatie tot de markt gemiddeld. Het assortiment

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1630/Dixons Radio Modern I. MELDING 1. Op 25 november

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2114/ Etos - Boots Stores I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

Zaak Nr COMP/M VENDEX/KBB. VERORDENING (EEG) nr. 4064/89 CONCENTRATIEPROCEDURE. Artikel 9 (3) datum : 26/05/1998

Zaak Nr COMP/M VENDEX/KBB. VERORDENING (EEG) nr. 4064/89 CONCENTRATIEPROCEDURE. Artikel 9 (3) datum : 26/05/1998 NL Zaak Nr COMP/M.1060- VENDEX/KBB Alleen de Nederlandse tekst is beschikbaar en authentiek. VERORDENING (EEG) nr. 4064/89 CONCENTRATIEPROCEDURE Artikel 9 (3) datum : 26/05/1998 BRUSSEL, 26/05/1998 C(98)

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1267 / Danisco - Sidlaw I. MELDING 1. Op 5

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. pagina 1 van 19 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Datum: 22 juni 1998 Nummer: 166 / Vendex-KBB

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1069-9810.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1069-9810.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1069/Low & Bonar-Waddington

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaak nr: 1374/NBM-Amstelland - Visser Nummer: 1374/5 I.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. Nummer 4666 / 4 Betreft zaak: 4666

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft: 850 / Amstrong - DLW 1. Op 24

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld inartikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld inartikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld inartikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 2181/Sligro - Prisma I. MELDING 1. Op 3 november

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0094-9804.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0094-9804.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 94/13.B91 Betreft: Zaaknummer 94/Econosto

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5767 / 7 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2236/Laurus - Mitra I. MELDING 1. Op 31 januari

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2012/ Phonehouse - Roadphone I. MELDING 1.

Nadere informatie

BESLUIT. pagina 1 van 5. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\44304opb.htm

BESLUIT. pagina 1 van 5. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\44304opb.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Datum: 12 mei 1998 Nummer: 443/4.B95 Betreft:

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5649/ 7 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. Nummer 2984/7.B319 Betreft zaak:

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1901/Dixons - Mega Media I. MELDING 1. Op 1

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2329/Blokker-Tuincentrum Overvecht I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0748-9806.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0748-9806.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 748 / Edon - Westergo 1. Op 14

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2064 / Kamps - Schothuis I. MELDING 1. Op 22

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0890-9809.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0890-9809.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaak nr: 890/ECN - KEMA I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2280/Thomson - Harcourt General Inc. I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5684 / 4 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1169-9812.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1169: Deutsche Babcock - Steinmüller

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. ZaakNummer 1678/BDO CampsObers-Walgemoed I. MELDING 1. Op 3 december

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1677/CRH-Monoliet I. MELDING 1. Op 3 december

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\76openbdoc.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\76openbdoc.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft: 76/ Pakhoed - Transol Nummer:

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1848/ABN AMRO Bouwfonds - Proverko I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5743/4 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1139/CSS-CCN I. MELDING 1. Op 10 november 1998

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1160/ Pon - Achterveld-Cebeco-Agrivor

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2626/Yamaha Motor Europe - Motori Minarelli

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5691 / 11 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 1563/7 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1768/NIB Capital - Alpinvest I. MELDING 1.

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1807/ Computer Associates Int. - Sterling Software

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 lid 1 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 lid 1 van de Mededingingswet. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 lid 1 van de Mededingingswet. Nummer 2861/ 11.B93 / Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2647/Thermo King - Grenco I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1134/Heineken - Barneveldse

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1260/SEI Benelux - Malchus Beheer I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0808-9807.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0808-9807.htm pagina 1 van 6 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 808 / Krasnapolsky - Golden Tulip

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0425-9805.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0425-9805.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 425 / Internatio-Müller - Roderland

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1257 / Airtours - Traveltrend I. MELDING 1.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1272 / Rexel - Rolff I. MELDING 1. Op 26 maart

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft zaak: 2615/Ordina N.V. - Devote N.V. I. MELDING

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2218/ Hofka + Sampermans - Stoof I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0676-9800.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0676-9800.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 676 / Watco BV - VéVéWé 1. Op 29

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Zaaknummer 1790/ ENCI - Beamix Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. I. MELDING 1. Op 11 februari

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1711/Rijnmond-Levob I. MELDING 1. Op 3 januari

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1159: Brouwer - Neroc I. MELDING 1. Op 10 december

Nadere informatie

BESLUIT I. MELDING II. PARTIJEN

BESLUIT I. MELDING II. PARTIJEN BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1880/Tulip Computers - 2L International I.

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2445/Dura Vermeer - Hazag I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1340 / Airtours - Marysol I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1138-9811.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1138-9811.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1138/Arriva-VEONN en Hanze

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 795 / Lanier - Agfa-Gevaert 1.

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet. Zaaknummer 2281/ISS Europe - Randstad Holding I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, lid 1 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, lid 1 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, lid 1 van de Mededingingswet. Nummer 3549 / 15 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2169/ ABP - VIB I. MELDING 1. Op 10 november

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1925/ Tyco - Philips Projects I. MELDING 1.

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2697/Debitel - Talkline I. MELDING 1. Op 18

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2283/Mandemakers - Brugman I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1410/BAM - Vissers/HOKA/ITS I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1294/Koops - Cosmo I. MELDING 1. Op 8 april

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft zaak: 2029/Rodamco - Amvest I. MELDING 1. Op 27

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 1589/4 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft zaak: 2348/PontEecen - Houthandel Vries I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1415/ Watco - Cleanaway I. MELDING 1. Op 19

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1872/Dura Vermeer - Proverko I. MELDING 1.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet. Openbare Versie Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet. Nummer

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2497/COOP - Codis I. MELDING 1. Op 15 mei 2001

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 5162/9 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1879/NS Stations - PTA I. MELDING 1. Op 30

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2426/Deli Universal - Gouderak I. MELDING 1.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 1541/11 Betreft

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet. Zaaknummer 1716/Charles Andr-Gentenaar I. MELDING 1. Op 6 januari 2000

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1307/Sligro - RSG I. MELDING 1. Op 7 april

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0439-9805.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0439-9805.htm pagina 1 van 7 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer: 439 / UPC-NUON 1. Op 16 april 1998

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1687/Meatpoint - CSG I. MELDING 1. Op 13 december 1999

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaak nr: 1002/Fabricom-Schelde Nummer: NMa-1002/4 1. Op

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2014/HIM Furness - PMK Holding I. MELDING 1.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 4660/9 Betreft

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0891-9807.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0891-9807.htm pagina 1 van 6 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft: Zaak nr. 891 / debitel-cellway

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1931/GlobeGround - Aero Groundservices I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaak nr: 1035/Pon Holdings - Century Auto Groep Nummer:

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0797-9807.htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0797-9807.htm pagina 1 van 6 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Betreft: Zaak nr. 794 / Libertel-Phones

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2164/ Royal Nederland - AXA Schade I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1271/Hillsdown - Jonker Fris I. MELDING 1.

Nadere informatie

BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet.

BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid van de Mededingingswet. Nummer 3108/ 14 Betreft zaak: 3108/Gilde - RTD I. MELDING

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, lid 1, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, lid 1, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, lid 1, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2147/ Omnigraph - Blikman & Sartorius I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer: 1402/Zwanenberg - Offerman I. MELDING 1. Op

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2189/ Aalberts - Hartman I. MELDING 1. Op 7

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2656/PinkRoccade - Commit Information Systems

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 5881 / 7 Betreft zaak: 5881/Arcelor

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1611/Koops BSO en VLF I. MELDING 1. Op 2 november 1999

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 2608 / 10.B128 Betreft zaak: 2608/Spijker Group

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm htm file://e:\archief1998\besluiten\bcm\.htm pagina 1 van 5 BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 1820/ Kamps - Quality Bakers I. MELDING 1.

Nadere informatie

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Zaaknummer 2211/Van der Sluijs - Gebr. Jongste I. MELDING

Nadere informatie

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0987-9808.htm. NMa, Mededingingswet

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\bcm0987-9808.htm. NMa, Mededingingswet pagina 1 van 5 BESLUIT NMa, Mededingingswet Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Datum: 14 augustus

Nadere informatie