: New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius : 10 februari 2017 : Maatwerkvoorschriften geur : Gemeente Druten / Industrieweg 44 te Druten

Transcriptie

1 Omgevingsdienst Regio Nijmegen D D MAATWERKVOORSCHRIFTEN Aanvrager Datum besluit Onderwerp Gemeente/locatie OLO-nummer Zaaknummer Activiteit(en) : New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius : 10 februari 2017 : Maatwerkvoorschriften geur : Gemeente Druten / Industrieweg 44 te Druten : W.Z : Maatwerk Activiteitenbesluit

2 BESLUIT MAATWERKVOORSCHRIFTEN Onderwerp New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius is gelegen aan de Industrieweg 44 te Druten. Het bedrijf verduurzaamt hout door het thermisch te modificeren. Hierbij komt geur vrij. Naar aanleiding van geurklachten hebben hebben wij op 29 juni 2016 om een geuronderzoek gevraagd. Op 31 oktober 2016 hebben wij hiervan een geurrapportage ontvangen. De rapportage `Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016, geeft een onderbouwing van de specifieke geurennissie in relatie tot het Gelders geurbeleid, de werking van de aanwezige geurreducerende technieken en de mogelijke alternatieven. Naar aanleiding van dit onderzoek stellen wij maatwerk op. Het project is geregistreerd onder zaaknummer W.Z Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in dit besluit en gelet op artikel 2.1 eerste lid en het tweede lid onder g, en artikel 2.7a eerste en vierde lid van het Activiteitenbesluit aan New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius de navolgende maatwerkvoorschriften te stellen: 1. De afzuiging vanaf de 'houtoven' en de geurreducerende techniek dient te zijn vervaardigd van materiaal dat aantoonbaar bestand is tegen de in de afgezogen lucht (inclusief condens) aanwezige stoffen. 2. De geurreducerende techniek van de 'houtoven' dient, binnen drie maanden, te zijn uitgevoerd zoals opgesteld tijdens de geurnneting op 28 september 2016 (inclusief de aanpassingen zoals vermeld in het rapport Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016), bestaande uit twee in serie geplaatste filterunits met een gezamelijke inhoud van minimaal 120 kg actiefkool (60 kg per filterunit), met voorafgaand twee in serie geschakelde condensorbuffervaten. 3. Voorafgaand aan iedere productiebatch dient de geurreducerende techniek te worden gevuld met vers actief kool, dat als filtermateriaal eenmalig mag worden gebruikt (dus voor één batch) om het geurverwijderingsrendement te behalen.dit dient in een logboek te worden geregistreerd. 4. Het vervangen actief kool dient inpandig te worden opgeslagen. Hergebruik ervan binnen de inrichting is niet toegestaan. Toelichting: het laatste vat in de opstelling mag niet worden hergebruikt als eerste vat in de opstelling. 5. Ramen en deuren van de bedrijfshal dienen ten alle tijden gesloten te blijven, uitgezonderd ten tijde van het doorlaten van personen of goederen. 6. Binnen drie maanden na het van kracht worden van dit voorschrift moet een onderhoud- en inspectieplan m.b.t. de geureducerende voorziening(en) aan het bevoegd gezag worden overgelegd. Dit plan moet de volgende aspecten beschrijven: de organisatie van onderhoud en inspecties; de aard en frequentie van de werkzaamheden; hoe wordt omgegaan met bevindingen; wat wordt geregistreerd en hoe de registratie plaatsvindt. 7. Om ongewenst hoge piekmomenten van geuremissie te voorkomen dient ten tijde van onderhoud aan de geurreducerende techniek het bedrijfsproces stilgelegd te zijn. Om het geurverwijderingsrendement van de de geurreducerende techniek van de 'houtoven' te kunnen monitoren dienen er, binnen drie maanden, twee meetpunten aanwezig te zijn in een permanente opstelling, uitgevoerd overeenkomstig NEN-EN Toelichting: de meetpunten moeten zijn gesitueerd vóór en ná het actie fkoolfilter. Ondertekening en verzending Het College van Burgemeester en Wethouders van Druten, namens deze: Mevrouw drs. N.A. Molenveld-Hegeman, Hoofd Omgevingsdienst Regio Nijmegen

3 Rechtsmiddelen Inwerking treden besluit Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking. Bekendmaking geschiedt door toezending van het besluit. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen. Publicatie Dit besluit wordt bekendgemaakt door de gemeente Druten in het elektronisch gemeenteblad, te raadplegen via / en in Huis-aan huis blad Maas & Waler. Bezwaar en mogelijkheid van voorlopige voorziening Belanghebbenden kunnen binnen zes weken nadat dit besluit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gezonden aan het college van burgemeester en wethouders, Postbus AA Druten. Op envelop en brief duidelijk "bezwaarschrift" vermelden. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht, waaronder het zaaknummer en datum van het besluit; d. de gronden van het bezwaar. Degene die een bezwaarschrift heeft ingediend, kan bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, afdeling Bestuursrecht (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem) een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Voor individuele burgers (niet voor advocaten en ook niet voor gemachtigden namens een bedrijf of een organisatie) bestaat de mogelijkheid dat verzoek digitaal in te dienen. Meer informatie kunt u vinden op Voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de rechtbank Gelderland, telefoonnummer (026) of op

4 PROCEDURELE OVERWEGINGEN Aanleiding New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius is gelegen aan de Industrieweg 44 te Druten. Het bedrijf verduurzaamt hout door het thermisch te modificeren. Hierbij komt geur vrij. Naar aanleiding van geurklachten hebben hebben wij op 29 juni 2016 om een geuronderzoek gevraagd. Op 31 oktober 2016 hebben wij hiervan een geurrapportage ontvangen. De rapportage Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016, geeft een onderbouwing van de specifieke geuremissie in relatie tot het Gelders geurbeleid, de werking van de aanwezige geurreducerende technieken en de mogelijke alternatieven. Naar aanleiding van dit onderzoek stellen wij maatwerk op. Het project is geregistreerd onder zaaknummer W.Z Wettelijk kader Uw inrichting valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en de daarbij horende Activiteitenregeling milieubeheer. In onderstaande tabel is voor deze locatie de vergunde/gemelde situatie weergegeven. Type vergunning / melding Datum / nummer Onderwerp Melding Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer Melding Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer Maatwerkbesluit Activiteitenbesluit 2 mei 2005 / m11005/38 Oprichting Lignius (thermische houtmodificatie) 20 juni 2007 / M7/25 Wijzigen van een houtverduurzamingsbedrijf 29 juni 2016 / Z Beperken luchtverontreiniging en geurhinder Voor wat betreft het aspect geur zijn de artikelen 2.1, 2.3a en 2.7a van het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Artikel 2.1 eerste lid en het tweede lid onder g, en artikel 2.7a eerste lid van het Activiteitenbesluit stellen dat degene die een inrichting drijft (onaanvaardbare) geurhinder dient te voorkomen of voor zover dat niet mogelijk is te beperken. Gelet op artikel 8.42, lid 1 van de Wet milieubeheer zijn wij bevoegd om nnaatwerkvoorschriften te stellen. Gelet op artikel 2.1 vierde lid in combinatie met artikel 2.7a vierde lid kunnen wij maatwerkvoorschriften opstellen met betrekking tot geur. Procedure Op grond van artikel 8.42 lid 7 Wet milieubeheer is de reguliere procedure van toepassing. Deze beschikking is voorbereid op basis van afdeling van de Algemene wet bestuursrecht. Wij hebben de aanvrager op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht bij brief van 5 januari 2017 de gelegenheid geboden om binnen 2 weken zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Zienswijze Op 5 januari 2017 hebben wij ons voornemen schriftelijk kenbaar gemaakt aan New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius. Naar aanleiding hiervan zijn op 19 januari 2017 zienswijzen ontvangen van Van Ierse! Luchtman Advocaten, namens New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius. De zienswijzen worden hierna samengevat weergegeven: 1. De grondslag van het maatwerk kan niet de zorgplicht van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit zijn, maar enkel artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Als bewijs hiervoor is een overzicht van Infomil bijgevoegd. 2. Omdat niet is aangetoond dat de geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijft is er geen wettelijke grondslag om maatwerk op te leggen. 3. Er is geen noodzaak voor maatwerk.

5 4. Bij maatwerkvoorschrift 1 is onvoldoende rekening gehouden met artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit waarbij gelijkwaardigheid wordt toegestaan van getroffen maatregelen. Niet aangetoond is dat het toegepaste kunststof en rvs-materiaal niet gelijkwaardig zou zijn. 5.a.Maatwerkvoorschrift 2 wordt ervaren als star en inflexibel. 5.b. Voor maatwerkvoorschrift 2 is geen wettelijke grondslag omdat niet is aangetoond dat de geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt. 5.c.Men wil de mogelijkheid om op grond van artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit de geurreducerende techniek verder te optimaliseren. 5.d. Men wil de mogelijkheid om het productieproces te wijzigen zonder een procedure m.b.t. de geurreducerende techniek. Tenslotte is het zo dat bij een melding op grond van artikel 8.41 Wet milieubeheer bevoegd gezag wederom een geuronderzoek kan verlangen op grond van artikel 2.7a tweede lid van het Activiteitenbesluit. 6.a. Voor maatwerkvoorschrift 3 ontbreekt een noodzaak omdat niet is aangetoond dat de geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt. 6.b. Maatwerk 3 wordt geacht financieel niet haalbaar te zijn. 7. Het doel en de noodzaak van maatwerkvoorschrift 4 wordt niet gezien. 8. Maatwerkvoorschrift 5 is niet noodzakelijk en leidt tot een onprettig intern werkklimaat (hoge temperaturen). 9. De noodzaak van maatwerkvoorschrift 6 wordt niet gezien. Het is vanzelfsprekend dat men onderhoud en inspecties uitvoert om geurhinder te voorkomen. Zolang er geen geurhinder is, bestaat er geen noodzaak om een onderhoud- en inspectieplan voor te schrijven. 10.Maatwerkvoorschrift 7 is te star en/of inflexibel omdat het geen rekening houdt met onvoorziene en onverwachte problemen met de koolfilter tijdens gebruik. Onderhoud is op grond van dit artikel dan niet toegestaan om het probleem te verhelpen let bedrijfsproces is uniek en geheim. In het voornemen is dit exact beschreven en dit dient geheim te blijven. Het maat werkbesluit dient geheim te blijven of niet meer te vermelden dan op de website staat. Onze reactie hierop is als volgt. Ad. 1 Wij merken op dat het overzicht van Infomil waar de zienswijze naar verwijst is te vinden op de website van Infomil onder de naam:`overzicht van maatwerkmogelijkheden in het Activiteitenbesluit (versie 1 januari 2017) (xls, 212 kb)'. Dit betreft geen wetgeving, maar een interpretatie. Het is derhalve niet bindend. Wij erkennen dat de indruk wordt gewekt dat maatwerk op grond van de zorgplicht niet mogelijk zou zijn, maar bestrijden dat de zorgplicht niet langer van toepassing zou zijn voor het aspect geur. Derhalve wijzigen wij onze grondslag niet. Voorzover het doel niet het 'voorkomen van geurhinder' zou mogen zijn wordt bedoeld 'zo veel mogelijk beperken van onaanvaardbare geurhinder'. Ad 2. Het is juist dat artikel 2.7a vierde lid bepaalt dat maatwerkvoorschriften mogelijk zijn wanneer geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt. Wij menen dat in de rapportage `Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016 is aangetoond dat geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt indien geen, of op onjuiste wijze, gebruik wordt gemaakt van de aanwezige geurreducerende voorzieningen. Daarom leggen wij het gebruik van deze voorzieningen vast in dit besluit. Ad 3. De noodzaak voor het maatwerkvoorschriften is gelegen in het feit dat er klachten zijn en dat tijdens milieucontroles is geconstateerd dat er ter plaatse geur was waar te nemen en dat de geurreducerende voorziening niet functioneerde zoals beschreven in het voornoemde geuronderzoek. Het betrof derhalve gegronde klachten. Op basis van de klachten en het voornoemde geuronderzoek is te concluderen dat de geurhinder ter plaatse van een of meer geurgevoelige objecten een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt als de geurreducerende voorziening niet functioneert zoals beschreven.

6 Ad 4. Artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om in plaats van een het in het Activiteitenbesluit voorgeschreven maatregel een andere maatregel toe te passen indien de gelijkwaardigheid hiervan is aangetoond en het bevoegd gezag hierover heeft beslist dat met de maatregel een gelijkwaardige bescherming van het milieu wordt bereikt. Dit betreft maatregelen welke zijn voorgeschreven vanuit het Activiteitenbesluit en niet op grond van maatwerkvoorschriften. Dit artikel is derhalve niet aan de orde. Naar aanleiding van deze zienswijze beschouwen wij dit voorschrift nader. Maatwerkvoorschrift 1 luidt: "De afzuiging vanaf de 'houtoven' en de geurreducerende techniek dient te zijn vervaardigd van materiaal dat aantoonbaar bestand is tegen de in de afgezogen lucht (inclusief condens) aanwezige stoffen. "Onduidelijk is wat als gelijkwaardig alternatief kan dienen voor materiaal dat aantoonbaar bestand is tegen in de afgezogen lucht (inclusief condens) aanwezige stoffen. Tijdens het gebruik van de afzuiging kan slijtage aantonen of materiaal wel of niet geschikt is voor de toepassing. Indien overmatige slijtage plaatsvindt dient men onderdelen te vervangen door materialen die beter bestand zijn tegen de betrokken stoffen in plaats van het gebruik van lekbakconstructies. Ad 5.a. Maatwerkvoorschrift 2 schrijft exact voor hoe de geurreducerende techniek van de 'houtoven' dient te zijn uitgevoerd. Aangetoond is dat onder deze omstandigheden de geurhinder wordt beperkt tot een aanvaardbaar hinderniveau. Tevens blijkt uit het onderzoek dat het afwijken hiervan leidt tot een overschreden van een aanvaardbaar hinderniveau. Gelet op het gelijkwaardigheidsprincipe staat het de onderneming vrij om aanpassingen aan deze techniek te doen. Wel dient men vooraf de gelijkwaardigheid aan te tonen met een onderzoek. Om tegemoet te komen aan de zienswijze wordt een termijn van drie maanden gegeven om de aanpassingen (het extra condensvat en de meetpunten) te doen. Ad 5.b. Wij menen dat in de rapportage `Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016 de wettelijk grondslag is aangetoond. In dit rapport staat dat geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijft indien geen of op onjuiste wijze gebruik wordt gemaakt van de aanwezige geurreducerende voorzieningen. Ad 5.c. Artikel 1.8 van het Activiteitenbesluit betreft maatregelen welke zijn voorgeschreven vanuit het Activiteitenbesluit en niet op grond van rnaatwerkvoorschriften. Dit artikel is derhalve niet aan de orde. Naar aanleiding van deze zienswijze beschouwen wij dit voorschrift nader. Onduidelijk is wat wordt verstaan onder het 'verder optimaliseren' van de geurreducerende techniek. Het toepassen van andere materialen of voorzieningen is nergens verboden. Maatwerkvoorschrift 2 is bedoeld om de opstelling van de geurreducerende techniek en de minimale hoeveelheid actief kool vast te leggen. Indien men verdere aanpassingen wil doen ter verbetering is dit toegestaan als men dit vooraf kan aantonen met onderzoek. Ad 5.d. Inderdaad dient het bedrijf voor het veranderen van de inrichting en het veranderen van de werking daarvan, waarbij afwijkingen ontstaan van de eerder verstrekte gegevens, opnieuw een melding te doen in het kader van het Activiteitenbesluit. Ad 6.a. Maatwerkvoorschrift 3 schrijft voor dat voorafgaand aan iedere productiebatch de geurreducerende techniek dient te worden gevuld met vers actief kool, dat als filtermateriaal eenmalig mag worden gebruikt (dus voor één batch) om het geurverwijderingsrendement te behalen. De noodzaak hiertoe is vermeld in de rapportage `Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016.

7 Ad 6.b. Maatwerkvoorschrift 3 wordt omschreven als financieel onhaalbaar. Desondanks staat in de eerder benoemde geurrapportage deze maatregel als voorwaarde benoemd. De directe verbruikskosten aan actief kool zijn hierbij benoemd als C 360,-- per productiebatch. Niet aangetoond is dat de (in)directe kosten onredelijk zijn. Ad. 7. Het doel en de noodzaak van maatwerkvoorschrift 4 is gelegen in het voldoen aan artikel 2.7a. Maatwerkvoorschrift 4 is bedoeld om diffuse geuremissies zo veel mogelijk te voorkomen en onaanvaardbare geurhinder te beperken. Het gebruikte actief kool kan namelijk 'uitwasemen' bij hergebruik in de geurreducerende techniek, als absorptienniddel elders of bij uitpandige opslag. Dit ondermijnt de effectiviteit van de geurreducerende techniek en vergroot de kans dat geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt. Ad. 8. Het werkklimaat is geen milieubelang, maar valt onder arbeidsonnstandighedenwetgeving. Door toepassing van bijvoorbeeld airconditioning kan het werkklimaat positief worden beïnvloed. Tevens kan aandacht worden besteed aan het toepassen van thermische isolatie bij de installaties. Dit staat buiten de beschouwing van dit maatwerkbesluit. Ad. 9. Het onderhoud en inspectie is inderdaad noodzakelijk om geurhinder te voorkomen dan wel te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Zonder tijdig onderhoud en inspectie kan geurhinder een aanvaardbaar niveau overschrijden. Ten behoeve van handhaafbaarheid wordt een onderhoud- en inspectieplan voorgeschreven. De stelling dat een dergelijk plan onnodig is zolang er geen (onaanvaardbare) geurhinder is, wordt niet gedeeld. Wel hebben we onze overwegingen verduidelijkt waarom wij een dergelijk plan vragen. Ad. 10. Indien tijdens het bedrijfsproces een storing aan de geurreducerende techniek plaatsvindt, bijvoorbeeld het doorslaan van de koolfilter of lekkage van condensvat, dient dit terstond te worden verholpen. Wij beschouwen dit als een noodzakelijke (nood)reparatie en niet als onderhoud. Blijkbaar wordt door de onderneming onderhoud gezien als correctief onderhoud (het herstellen van opgetreden gebreken), dat ook kan optreden tijdens het bedrijfsproces. De bedoeling is echter om geurhinder te beperken door tijdig preventief onderhoud. Dit hebben wij verduidelijkt. Verder merken wij op dat een storing te beschouwen is als een onvoorzien voorval dat op grond van artikel 17.2 van de Wet milieubeheer gemeld moet worden. Ad. 11 Wij begrijpen de wens van de onderneming om bedrijfsprocessen geheim te houden. Daarom is de beschrijving in ons voornemen erg summier. Er worden in tegenstelling tot de bedrijfswebsite geen temperaturen vermeld, noch een beschrijving van de wijze van warmte-overdracht. Om tegemoet te komen aan de zienswijze hebben wij de omschrijving verder aangepast. De omschrijving in dit besluit betreft nu vooral de geurreducerende techniek(en). INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN Motivering New Polymeric Compound Industries BV h.o.d.n. Lignius (hierna: Lignius) is gelegen aan de Industrieweg 44 te Druten, op het bedrijfsterrein Westerhout, (bestemmingsplan 'Westerhout 1993'). Het bedrijf verduurzaamt hout door het thermisch te modificeren, door middel van een uniek procedé. Bij Lignius wordt met het Smartheat proces hout verduurzaamd in een 'houtoven'. Het onbehandelde hout wordt daarbij batchgewijs in een afsluitbare kamer (de 'houtoven') verwarmd onder vacuüm. Tijdens het productieproces komen onder andere geurhoudende componenten uit het hout vrij, die met de vacuümpomp uit de afgesloten kamer worden afgevoerd. Om de grote hoeveelheid vocht die uit het hout vrijkomt af te voeren, passeren de dampen daarbij eerst een condensor. Het vocht wordt afgevoerd naar een gesloten

8 opslagtank, de overblijvende afgassen worden via een vochtvanger en actief koolfilter uiteindelijk naar de buitenlucht getransporteerd. Het gehele proces duurt in z'n totaliteit rond de 24 uur. Geuremissie vindt plaats in de modificeringsperiode, zijnde de periode waarin het hout de hoogste temperatuur bereikt en waarin deze hoge temperatuur wordt gehandhaafd. Deze periode duurt doorgaans enkele uren. Om geurhinder te beperken past het bedrijf een geurreducerende voorziening toe in de vorm van een actiefkoolfilter. Ondanks de getroffen maatregelen blijken er in de praktijk veel/regelmatig (gegronde) geurklachten te zijn. Daarom is de geursituatie nader beoordeeld. Druten heeft geen eigen geurbeleid voor de betreffende activiteiten. Voor het bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau sluiten we daarom aan bij het Gelders geurbeleid, zoals vastgelegd in de "Beleidsregels geur in milieuvergunningen 2009". Dit geurbeleid geeft normen gebaseerd op streef-, richt- en bovenwaarden. Bij de streefwaarde is er geen sprake van hinder. Tussen streef- en bovenwaarde is er toenemende hinder. Boven de bovenwaarde is de hinder onacceptabel. In de vergunningverlening wordt gewerkt met het BBT-principe. BBT is de afkorting van 'Beste Beschikbare Technieken'. Het bedrijf moet 'redelijke' maatregelen treffen om hinder te beperken, waarbij acceptabele hinder het uitgangspunt is. De waarden waaraan wordt getoetst, is hierbij afhankelijk van de hedonische waarde (hoe hinderlijk wordt de geur ervaren?) en of het bestaande of nieuwe bron betreft. Bij kortdurende of sterk fluctuerende emissies wordt getoetst aan andere waarden dan bij een continue bron. De waarden worden als geurnorm uitgedrukt in geureenheden per kubieke meter (odour units/ kubieke meter; oue/nri3), als 98 percentiel. Alleen geurgevoelige functies worden beschermd. Hierbij is onderscheid gemaakt in wonen en werken. De geuruitstoot van Lignius is aan te merken als een bestaande kortdurende of sterk fluctuerende emissie met geurgevoelige objecten binnen gebiedscategorie Werken. Lignius verduurzaamt hout zonder impregneren. Deze bewerking van hout valt onder de werkingssfeer van afdeling 4.3 van het Activiteitenbesluit en de daarbij horende Activiteitenregeling. De bepalingen uit paragraaf (mechanisch bewerken van hout) en paragraaf (reinigen, coaten of lijmen van hout) zijn echter niet van toepassing op de houtverduurzamingsactiviteiten van Lignius. Voor de thermische houtbewerking gelden derhalve geen specifieke voorschriften. Wel dient (onder meer) te worden voldaan aan de algemene zorgplicht en de algemene regels ten aanzien van lucht en geur. De algemene zorgplicht van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit stelt, gelet op het eerste lid en het tweede lid onder g, dat degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn van de inrichting geurhinder ontstaat of kan ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens het Activiteitenbesluit gestelde regels, die gevolgen voorkomt of beperkt, voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Afdeling 2.3 van het Activiteitenbeslit gaat over lucht en geur. Artikel 2.7a in deze paragraaf gaat specifiek in op geurhinder. Hierbij is in het derde lid aangegeven dat voor het bepalen van een aanvaardbaar niveau van geurhinder ten minste rekening gehouden dient te worden met: a. de bestaande toetsingskaders, waaronder lokaal geurbeleid (in casu het Gelders geurbeleid "Beleidsregels geur in milieuvergunningen 2009"); b. de geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten; c. de aard, omvang en waardering van de geur die vrijkomt bij de betreffende inrichting; d. de historie van de betreffende inrichting en het klachtenpatroon met betrekking geurhinder; e. de bestaande en verwachte geurhinder van de betreffende inrichting, en f. de kosten en baten van technische voorzieningen en gedragsregels in de inrichting. Op 29 juni 2016 is per nnaatwerkvoorschrift gevraagd om een geuronderzoek. Het onderzoek naar de geurennissie van deze specifieke bedrijfssituatie en de effectiviteit van de geurreducerende techniek heeft plaatsgevonden op 28 september Het verslag van dit onderzoek is op 31 oktober 2016 ontvangen. De rapportage Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016, geeft een onderbouwing van de specifieke geurennissie in relatie tot het Gelders geurbeleid, de werking van de aanwezige geurreducerende technieken en de mogelijke alternatieven. Hiermee is voldaan aan het maatwerkbesluit van 29 juni 2016.

9 Op basis van het geuronderzoek is de geursituatie beoordeeld. Hierbij wordt opgemerkt dat ten tijde van de metingen Fraké hout werd behandeld. Niet wordt uitgesloten dat andere houtsoorten een ander emissie zouden kunnen geven. Wel geeft dit onderzoek een goed beeld van de emissiesituatie bij het bedrijf. De geuruitstoot van Lignius is aan te merken als een bestaande kortdurende of sterk fluctuerende emissie met geurgevoelige objecten binnen de gebiedscategorie Werken. Het modificeringsproces vindt plaats tussen 08:00 uur en 13:00 uur, van zondag tot en met donderdag (vijf batches per week). De hedonische waarde van de geur is bepaald op H=-2. Hierdoor valt de geur in de categorie 'niet hinderlijk'. Op basis hiervan gelden de in tabel 1 opgenomen toetsingswaarden: Tabel 1. Toetsingswaarden voor kortdurende of sterk fluctuerende bestaande bronnen binnen ebiedscate ode Werken oue m3 Percentielwaarde Wonen Werken Streefwaarde Richtwaarde Grenswaarde Streefwaarde Richtwaarde Grenswaarde , , , , Uit de verspreidingsberekeningen zoals vermeld in het rapport `Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016 blijkt dat geen van de toetsingswaarden volgens het Gelders geurbeleid worden overschreden. Dit resultaat wordt behaald door het toegepaste afgasreinigingssysteem. Omdat de getroffen maatregelen niet altijd aanwezig zijn geweest en de uitvoering ervan aan bepaalde voorwaarden moet voldoen om dit resultaat te behalen, vinden wij het van belang om dit toegepaste afgasreinigingssysteem vast te leggen in maatwerkvoorschriften. Zodoende wordt zo veel mogelijk beperkt dat een aanvaardbaar hinderniveau wordt overschreden. Het huidige afgasreinigingssysteem bestaat uit een in serie geschakelde condensor en actief koolfilter. De filter bestaat uit twee in serie aangesloten vaten, zoals weergegeven in figuur 1. Figuur 1. Opstelling afgasreinigingssysteem Zoals blijkt uit hoofdstuk 8 van de geurrapportage is deze installatie, gezien de aard en volume van het te behandelen afgas, geschikt voor de bestrijding van de bij het houtverduurzanningsproces vrijkomende geuremissie. Het tijdens de metingen vastgestelde geurverwijderingsrendement van meer dan 99% zal bij toepassing van eventuele alternatieve geurreductietechnieken niet worden overtroffen. Voorwaarde hierbij is wel dat deze optimale geurverwijderingsefficiëntie blijvend wordt behaald.

10 In de huidige situatie is het filter gevuld met in totaal circa 120 kilogram actief kool, verdeeld over twee filterunits (twee vaten van met een inhoud van 60 liter). Tijdens de bemeten batch was sprake van een verzadiging en doorslag van het actief koolfilter. Gezien de resultaten van de geurmeting van 28 september 2016 zijn er een aantal verbeteropties besproken in paragraaf van het rapport. Door het plaatsen van een tweede buffervat in serie (voorafgaand aan het actief koolfilter, stroomafwaarts van het bestaande buffervat) kan de werking van de ontgeuring worden verbeterd. Tevens kan ten behoeve van een goede werking van de ontgeuring voor iedere productiebatch vers actief kool als filtermateriaal worden gebruikt. Met deze aanpassingen beschouwen wij de installatie voor de behandeling van de afgassen van de 'houtoven-reactor' als BBT. De geurreducerende techniek van het afgasreinigingssysteem zoals aanwezig tijdens de meting, inclusief deze aanpassingen leggen we vast in een voorschrift. Tijdens de geurmeting op 28 september 2016 en tijdens bedrijfsbezoeken is geconstateerd dat condens uit de afgezogen damp het materiaal van aansluitingen en (flexibele) aansluitingen zou kunnen aantasten. Gezien de geursituatie en de uitvoering van de bedrijfshal en de huidige ontgeuringsinstallatie (actief koolfilter) zijn wij van mening dat voorschriften ten aanzien van de uitvoering van de ontgeuringsinstallatie noodzakelijk zijn om de geursituatie te reguleren. Wij leggen op grond van artikel 2.7a vierde lid dan ook gedragsregels op en stellen eisen aan de uitvoering van de ontgeuringsinstallatie en hal. De voorschriften hebben tot doel om diffuse geuremissie via openstaande deuren van de hal of lekkende aansluitingen van de ontgeuringsinstallatie te voorkomen, dan wel te beperken. Zodoende kunnen wij zo veel mogelijk beperken dat een aanvaardbaar hinderniveau wordt overschreden. Voor een goede werking van de ontgeuringsinstallatie is regelmatig inspectie en preventief onderhoud noodzakelijk. Wij leggen in dit maatwerk niet de onderhoudswijze of frequentie vast, maar geven Lignius de mogelijkheid om dit op hun bedrijfsproces af te stemmen. Uiteraard is tijdig preventief onderhoud noodzakelijk om te kunnen voldoen aan voorschrift 3 dat de installatie bestand dient te zijn tegen de betrokken stoffen. Aan de hand van een (ingevuld) onderhoud- en inspectieplan is tijdens milieucontroles aantoonbaar dat men door preventief onderhoud zo veel mogelijk beperkt dat een aanvaardbaar hinderniveau wordt overschreden. Om de goede werking van de ontgeuringsinstallatie te kunnen controleren dient de mogelijkheid te bestaan om een controlemeting uit te voeren. De voorziening dient daartoe te zijn uitgevoerd met twee permanente meetlocatie, welke qua positie vergelijkbaar te zijn als in de onderzoeksopzet (dus een meetpunt voor en na de actiefkoolfilter), en te voldoen aan de NEN-EN Hierdoor kunnen wij bij een controlemeting eenvoudig vergelijkbare metingen doen aan de voorziening zonder de dagelijkse bedrijfsvoering te veel te hinderen. Wij verplichten de onderneming niet tot een verplichte (continue/steekproef) meting. Wel schrijven wij een registratieverplichting voor met betrekking tot de verversing van het actief kool. Conclusie Gelet op artikel 2.1 vierde lid in combinatie met artikel 2.7a vierde lid kunnen wij maatwerkvoorschriften opstellen met betrekking tot geur als blijkt dat geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijft. In de rapportage `Geuronderzoek bij Lignius Druten', kenmerk NPCI16A1, d.d. oktober 2016 is aangetoond dat geurhinder een aanvaardbaar hinderniveau overschrijft indien geen of op onjuiste wijze gebruik wordt gemaakt van de aanwezige geurreducerende voorzieningen. Daarom stellen wij maatwerkvoorschriften te voorkomen of voor zover dat niet mogelijk is te beperken dat de geurhinder ter plaatse van een of meer geurgevoelige objecten een aanvaardbaar hinderniveau overschrijdt. Opmerking Dit maatwerk gaat niet in op (diffuse geuremissie van) de ruimteventilatie. Tijdens de geurmeting en tijdens bedrijfsbezoeken is geconstateerd dat via de ruimteventilatie ook een geuremissie plaatsvindt. Op dit moment is echter onduidelijk hoe groot deze geuremissie is. Naar deze emissies moet daarom nog een onderzoek worden uitgevoerd, waarna mogelijk nog aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Er kan hierbij gedacht worden aan het luchtdicht maken van de hal of halafzuiging via een geurreducerende techniek. Hierbij

11 dient ook rekening gehouden te worden met andere aspecten zoals emissie van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en de arbeidsomstandigheden (concentraties op de werkvloer). Dat wij dit onderzoek en aanvullende maatregelen thans niet vastleggen in dit maatwerkbesluit betekent niet dat het bedrijf dit zelf niet al kan onderzoeken. Wij vertrouwen erop dat het bedrijf haar verantwoordelijkheid neemt om de nodige aandacht aan dit probleem te schenken en zo nodig maatregelen treft.

12 -