Arbeidsduurverkorting (adv), spaarverlof en bevordering arbeidsparticipatie ouderen (bapo) in het primair onderwijs

Transcriptie

1 Mededelingen OCenW (adv), spaarverlof en bevordering ouderen (bapo) in het Bestemd voor: de bevoegde gezagsorganen, directies en overig personeel van: c scholen voor basisonderwijs; c scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de besturen van: c de Centrale Diensten. Voorlichting Datum: 24 april 1998 Kenmerk: AB-1998/18847 Datum inwerkingtreding: n.v.t. Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t. Juridische grondslag: n.v.t. Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t. Informatie verkrijgbaar bij: CFI/ICO/PO, Hoofdstuk 1 1. Inleiding In mijn publicatie AB/1998/12522, van 17 maart 1998, gepubliceerd in de Gele katern nummer 9, heb ik u geïnformeerd over het onderhandelaarsakkoord dat ik met de Centrales van overheids- en onderwijspersoneel heb afgesloten over de verlaging van de normjaartaak, de taakvermindering voor senioren (bapo) en het spaarverlof. Ik heb toen een globale uitleg gegeven van het onderhandelaarsakkoord. AB-1998/12522 van 17 maart 1998 komt met deze publicatie te vervallen. Deze publicatie is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken. c hoofdstuk 2: de verlaging van de normjaartaak en de aanpassing in het RPBO c hoofdstuk 3: de spaarverlofregeling c hoofdstuk 4: de BAPO-regeling c Bijlage I: Schematische overzichten met betrekking tot de arbeidsduur e.d. c Bijlage II: Integrale tekst onderhandelaarsakkoord spaarverlof 1.3 Doelgroep Deze publicatie is van toepassing op al het personeel dat in dienst is bij de bevoegde gezagsorganen van: c scholen voor het basisonderwijs (tevens speciale scholen voor basisonderwijs) c scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de besturen van: c de Centrale Diensten. Hoofdstuk 2 2. De verlaging van de normjaartaak en de aanpassing in het RPBO 1.2 Doel In deze publicatie wil ik u nader informeren over dit akkoord en de uitwerking daarvan in een wijziging van het Rechtpositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO) per 1 augustus In een later te verschijnen ministeriële regeling wordt het spaarverlof uitgewerkt. De publicatie 2.1 Inleiding In de CAO is de afspraak vastgelegd om per 1 augustus 1998 een arbeidsduurverkorting van 3% door te voeren. Dit leidt er toe dat de normjaartaak wordt verlaagd van 1710 naar 1659 uur. Voor de invulling van deze NUMMER 12b 4 6 mei 1998 Primair onderwijs

2 verlaging van de normjaartaak krijgt het personeel een keuzemogelijkheid tussen 2 verlofregelingen: a. in het jaar zelf opnemen = jaarverlof; b. Het verlof sparen gedurende minimaal 5 en maximaal 12 jaar (zie hoofdstuk 3) en op een later moment opnemen = spaarverlof. c en het verlof op basis van de BAPO-regeling normatief plaats. Voor het onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden taken of behandeltaken is 10% van het feitelijk te werken aantal uren in een jaar beschikbaar voor deskundigheidsbevordering. Met de centrales van het onderwijspersoneel zijn daarnaast afspraken gemaakt die moeten leiden tot een modernisering van die onderdelen van de rechtspositie die betrekking hebben op de arbeidsduur. Voordat deze maatregelen worden besproken, is het zinvol een aantal begrippen te beschrijven die regelmatig in deze publicatie zullen terugkeren: c Normbetrekking: een volledige betrekking met een normjaartaak van 1659 uur per jaar; c Normjaartaak: het aantal feitelijk te werken uren per jaar bij een benoeming in een normbetrekking van 1659 uur, met uitzondering van het BAPO-verlof en de leeftijdsvakantie-uren; c Arbeidsduur: bij een normbetrekking: 1790 dan wel 1710 uur; c Adv-verlof: bij een benoeming in een normbetrekking het verschil tussen de arbeidsduur en de normjaartaak. Dit verlof wordt jaarlijks genoten (jaarverlof) of meerjarig opgespaard om op een later moment op te nemen (spaarverlof); c Werktijdfactor: het gedeelte van een normbetrekking waarvoor iemand is benoemd; c Les-adv: het gedeelte van het adv-verlof dat normatief in lesuren kan worden genoten. 2.2 Werktijdfactor Tot 1 augustus 1998 wordt de betrekkingsomvang uitgedrukt in een aantal uren per week. Dit aantal uren wordt vermeld in de akte van benoeming dan wel de akte van aanstelling. In deze publicatie wordt verder gesproken over de akte van benoeming. Een normbetrekking is daarbij gelijk aan 38 uur. Vanaf 1 augustus 1998 wordt er gewerkt vanuit de normjaartaak die vastgesteld is op 1659 uur per jaar. Omdat binnen een normjaartaak het niet noodzakelijk is dat de werkzaamheden per week steeds een gelijke omvang zullen hebben, is er voor gekozen om de betrekkingsomvang uit te drukken in de vorm van een werktijdfactor. Daarbij spreekt het voor zich dat de uren op jaarbasis waarvoor betrokkene wordt belast zoveel mogelijk evenwichtig worden verspreid over het schooljaar. De werktijdfactor wordt rekenkundig op 4 cijfers achter de komma afgerond. Een normbetrekking is daarbij gelijk aan 1. Vanaf 1 augustus 1998 dient deze werktijdfactor in de akte van benoeming te worden vermeld. In het vervolg zal het salaris van een betrokkene met behulp van de werktijdfactor worden vastgesteld. 2.3 Invulling arbeidsduur per 1 augustus Algemeen Naast de verlaging van de normjaartaak worden per 1 augustus 1998 de volgende maatregelen doorgevoerd: c de introductie van de werktijdfactor; c de maximum lessentaak voor onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden taken dan wel behandeltaken, benoemd in een normbetrekking, wordt als volgt vastgesteld: c bij een arbeidsduur van 1790 uur bedraagt deze 1010 uur; c bij een arbeidsduur van 1710 uur bedraagt deze 961 uur. De verlaging van de normjaartaak moet er toe leiden dat de personeelsleden op een herkenbare wijze adv-verlof genieten. Dat gebeurt door in het RPBO te bepalen dat er gewerkt moet worden vanuit een arbeidsduur van 1710 dan wel 1790 uur. Het verschil tussen de normjaartaak en de arbeidsduur bij een normbetrekking (1659 uur) is het verlof, respectievelijk 51 of 131 uur. Voor een betrokkene die is benoemd voor minder dan een normbetrekking wordt de arbeidsduur en het verlof naar evenredigheid van de werktijdfactor berekend en rekenkundig afgerond op hele uren. c Het nu nog geldende voorschrift dat maximaal 65% van de betrekkingsomvang mag bestaan uit lesgebonden taken komt hiermee te vervallen. Voor het onderwijsgevend personeel en het onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden taken of behandeltaken vindt het afschrijven van het adv-verlof Hoofdregel is dat gewerkt wordt op basis van een arbeidsduur van 1710 uur waarbinnen 51 uur adv-verlof. Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet kan op verzoek van betrokkene gewerkt worden op basis van een arbeidsduur van 1790 uur. Wellicht ten overvloedde wordt opgemerkt dat bij de jaarvariant de netto werktijd in de situa- Primair onderwijs NUMMER 12b 5 6 mei 1998

3 tie dat gewerkt wordt op basis van een arbeidsduur van 1790 uur gelijk is aan de netto werktijd bij een arbeidsduur van 1710 uur. In beide situaties is deze netto werktijd voor de voltijder 1659 uur. Bij de jaarvariant verzet het dienstbelang zich tegen 1790 uur als de school voor al het onderwijzend personeel en het onderwijsondersteunend personeel met les- of behandeltaken werkt op basis van een wekelijkse werktijd van 38 uur, waardoor het feitelijk onmogelijk is om op jaarbasis te komen tot een rooster van 1790 uur (= wekelijkse werktijd van 40 uur). Het verlof wordt genoten in hele vrije dagen, een restant dat kleiner is dan een gehele werkdag wordt voor een gedeelte van de werkdag genoten. Het bevoegd gezag en betrokkene kunnen ter zake andere afspraken maken. Dit kan alleen op verzoek van betrokkene en alleen als het dienstbelang zich daar niet tegen verzet. Het bevoegd gezag en betrokkene maken afspraken over het tijdstip waarop het verlof wordt opgenomen. Als over dat tijdstip geen overeenstemming wordt bereikt, beslist het bevoegd gezag. In het RPBO zal worden bepaald dat het verlof onder door de minister te stellen voorwaarden (ministeriële regeling) kan worden opgenomen in een later schooljaar (spaarverlof). Het bovenstaande betekent dat het personeel (met uitzondering van de personeelsleden die benoemd worden in verband met vervanging of in verband met een kortdurende vacature) in de volgende arrangementen kan werken. 1. niet sparen In dit geval krijgt de betrokkene een verlof van 51 respectievelijk 131 uur afhankelijk van de arbeidsduur die door het schoolbestuur is vastgesteld. Dit verlof wordt in principe genoten in hele werkdagen. Het resultaat is dat een betrokkene die is aangesteld in een normbetrekking per jaar 1659 uren werkt uur sparen Als betrokkene 51 uur gaat sparen en de school heeft de laatste jaren gewerkt vanuit een rooster dat gebaseerd was op 1710 uur, verandert in het jaarlijkse werkpatroon van betrokkene in feite niets. De betrokkene die werkt vanuit een arbeidsduur van 1790 uur gaat 51 uur sparen. De overige 80 uren adv worden in beginsel genoten in hele vrije dagen uren sparen Als betrokkene 131 uur gaat sparen, werkt hij in totaal 1790 uur per jaar. Zolang hij spaart worden er voor hem geen vrije dagen op basis van adv ingeroosterd. Voor een betrokkene die in een deeltijdbetrekking werkzaam is, geldt bovenstaande naar rato Invulling arbeidsduur voor personeel benoemd volgens hoofdstuk I-Q, hoofdstuk I-R, artikel I-S203 en artikel I-S303 Voor de invulling van de arbeidsduur voor een betrokkene bedoeld in hoofdstuk I-Q, hoofdstuk I-R, artikel I-S203 en artikel I-S303 zal vanaf 1 augustus 1998 een aantal specifieke maatregelen gelden, zoals de vastgestelde maximum lessentaak bij een bepaalde arbeidsduur, de deskundigheidsbevordering en het normatief afschrijven van het adv-verlof. Maximale lessentaak Tot 1 augustus 1998 geldt voor deze categorie van personeelsleden dat zij voor ten hoogste 65% van hun betrekkingsomvang belast mogen worden met het geven van onderwijs als bedoeld in de taakkarakteristiek. Zoals in hoofdstuk 2.1 al is vermeld, komt deze bepaling per 1 augustus 1998 te vervallen. Uitgangspunt van de nieuwe regel is dat iemand die een volledige betrekking heeft en een arbeidsduur van 1790 uur het hele jaar een groep in de bovenbouw moet kunnen draaien. Andersom geldt dat de betrokkene, die behoudens de voor hem geldende arbeidsduurverkorting, het gehele schooljaar de lessen in een bepaalde groep verzorgt of mede verzorgt (klassenassistent of onderwijsassistent), een normbetrekking heeft. Indien men de lessen (mede-)verzorgt in meer groepen en dit qua omvang overeenkomt met het verzorgen van de lessen van één groep, is het bovenstaande eveneens van toepassing. Dit geldt dus ook voor degene die het hele jaar de lessen in de onderbouw (mede-) verzorgt, zij het dat zijn maximum lessentaak daarmee ruimte biedt voor een inzet voor andere taken naast het lesgeven in de onderbouw, bijvoorbeeld een aantal lessen in de bovenbouw. Vanaf voornoemde datum zal een maximum aantal lessen gaan gelden behorende bij de arbeidsduur waaruit wordt gewerkt. Dit betekent het volgende: c bij een arbeidsduur van 1790 uur bedraagt de maximum lessentaak 1010 uur; c bij een arbeidsduur van 1710 uur bedraagt de maximum lessentaak 961 uur. Voor het antwoord op de vraag welke taken als lestaken moeten worden aangemerkt is doorslaggevend de definitie die de Inspectie ter zake in de praktijk bij de toetsing van de activiteitenplannen hanteert. Het verdient aanbeveling om taken die niet zijn aan te merken als lestaken in het activiteitenplan vooraf in te plannen. Deskundigheidsbevordering Vanaf 1 augustus 1998 zal 10% van de normjaartaak (bij keuze voor de jaarvariant) of 10% van de arbeidsduur (bij spaarvariant) bestemd zijn voor deskundigheidsbevordering. Deskundigheidsbevordering geldt niet voor NUMMER 12b 6 6 mei 1998 Primair onderwijs

4 het onderwijsondersteunend personeel zonder lesgebonden taken dan wel behandeltaken (zie 2.3.3). Per saldo betekent dit dat 10% van wat iemand feitelijk in een jaar werkt, bestemd is voor deskundigheidsbevordering. Spaart betrokkene vanuit een arbeidsduur van 1790, dan is 179 uur van zijn arbeidsduur bestemd voor deskundigheidsbevordering. Kiest betrokkene voor de jaarvariant, dan is 166 uur beschikbaar voor de deskundigheidsbevordering. Voor de betrokkene die in een deeltijdbetrekking werkzaam is, geldt deze maatregel naar rato. De uren die bestemd zijn voor deskundigheidsbevordering worden in principe door het personeelslid zelf ingevuld, vanuit de eigen professionaliteit. In individuele gevallen kan de werkgever afwijken van deze regel, mits dat schriftelijk wordt gemotiveerd. In de Raamovereenkomst PO is vastgelegd dat periodiek functioneringsgesprekken met het personeel worden gevoerd. In deze gesprekken legt betrokkene achteraf verantwoording af over de feitelijke besteding van de uren deskundigheidsbevordering. In individuele gevallen kunnen door het bevoegd gezag en betrokkene ten aanzien van het percentage van 10% per jaar, afwijkende afspraken gemaakt worden. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn als betrokkene in een bepaald jaar een opleiding wil volgen die meer tijd kost dan 10%. De afspraak kan dan zijn dat de tijd die hij in het ene jaar meer krijgt voor deskundigheidsbevordering in het andere jaar wordtgecompenseerd. Normatief afschrijven van het advverlof Zoals hiervoor is aangegeven dient het verlof op een herkenbare wijze vorm te krijgen. Voor de categorie van personeel als bedoeld in de hoofdstukken I-Q en I-R en de artikelen I-S203 en artikel I-S303 van het RPBO, wordt het verlof normatief afgeschreven aan de hand van het aantal lesuren dat op de dag dat men verlof neemt in de bovenbouw wordt lesgegeven op de desbetreffende school. Om normatief te kunnen afschrijven dient eerst het aantal uren verlof van 51 respectievelijk 131 uur te worden omgezet naar het aantal lesuren, te weten 31 respectievelijk 80 uur. Het normatief afschrijven houdt in dat betrokkene voor die dag ook vrijgesteld is voor (zijn) overige werkzaamheden. In het DGO kan een andere afschrijvingssystematiek worden afgesproken. verlof op een donderdag. Daarnaast heeft betrokken nog recht op 3 uur verlof. Voor de dagen waarop betrokkene vrij is, is hij ook vrijgesteld van de overige werkzaamheden op die dag. Met andere woorden: betrokkene is voor deze dagen niet beschikbaar voor de school. Samenvatting Rekening houdend met het voorgaande gaat voor het personeel bedoeld in hoofdstuk I-Q, hoofdstuk I-R, artikel I-S203 en artikel I-S303 van het RPBO het volgende gelden. c De betrokkene die niet gaat sparen en benoemd is in een normbetrekking staat in feite per jaar maximaal 930 uren voor de klas. Is de arbeidsduur door het bestuur vastgesteld op 1790 uur, dan betekent dit dat er in feite gewerkt wordt in een rooster dat gebaseerd is op maximaal 1010 uren aan lessen. Betrokkene heeft derhalve recht op 80 lesgebonden adv-uren ( = 930). Heeft het bestuur de arbeidsduur vastgesteld op 1710 uur dan geldt een rooster van maximaal 961 lesuren. Betrokkene heeft in dit geval recht op 31 lesgebonden adv-uren ( = 930). Via het genormeerd afschrijven wordt inhoud gegeven aan het herkenbaar opnemen van het verlof. c De betrokkene die 51 uur gaat sparen en benoemd is in een normbetrekking staat per jaar maximaal 961 uur voor de klas. Is de arbeidsduur door het schoolbestuur vastgesteld op 1790 uur dan betekent dit dat er in feite gewerkt wordt in een rooster dat gebaseerd is op maximaal 1010 uur aan lessen. Aangezien betrokkene reeds 31 lesgebonden adv-uren spaart, dient hij nog voor 49 lesgebonden adv-uren te worden uitgeroosterd. c Als een betrokkene 131 uren gaat sparen, betekent dit dat het bestuur voor deze betrokkene voor de duur dat hij spaart moet werken vanuit een arbeidsduur van 1790 uur. De betrokkene kan dan voor maximaal 1010 uur ingeroosterd worden voor de lessentaak. Eén en ander kan worden samengebracht in de volgende 3 tabellen waarbij de getallen een aantal uren weergeven. Voorbeeld 1 Een betrokkene heeft recht op totaal 80 uur les-adv. Betrokkene verzoekt het schoolbestuur de adv dag zoveel mogelijk op een donderdag in te plannen. Volgens het lesrooster wordt op donderdag in de bovenbouw totaal 5,5 uur lesgegeven. Betrokkene heeft dus recht op 80 : 5,5 = 14 hele dagen Primair onderwijs NUMMER 12b 7 6 mei 1998

5 Telefonische bereikbaarheid van Cƒi Agentschap van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen U kunt als u de Informatiecentra Onderwijs (ICO s) belt, gebruik maken van de mogelijkheid het onderwerp waarover u meer wilt weten vooraf te selecteren. Dat kan met behulp van de druktoetsen op uw telefoontoestel. Er bestaat ook de mogelijkheid voor speciale onderwerpen een helpdesk te raadplegen; er is bijvoorbeeld een helpdesk Lump sum Voortgezet Onderwijs en een helpdesk Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Wanneer het voorkiezen niet lukt dan is het mogelijk dat het toestel waarmee u belt op pulse staat. Dit moet u dan omzetten naar tone. Blijft het maken van keuzes onmogelijk, of treden storingen op dan stelt Cƒi het op prijs wanneer u dit kenbaar maakt via telefoonnummer (079) Het volledige schema, met CFI nummer kan worden aangevraagd via het cfi plaketiket met nummer of via het Cƒi loket op het Internet: Vragen aan Cƒi kunnen ook via het volgende adres worden gesteld: icohelp@cfi.minocw.nl Primair Onderwijs (079) Hoofdmenu 2 Rechtspositie/formatie Alle andere vragen Rechtspositie Formatie Terug naar hoofdmenu Huisvesting Bekostiging Overig Terug naar hoofdmenu 0 Helpdesk Lump sum VO 1 Hoofdmenu Rechtspositie/formatie Voortgezet Onderwijs (079) Alle andere vragen Rechtspositie Formatie Terug naar hoofdmenu Huisvesting Bekostiging Overig Terug naar hoofdmenu Beroepsonderwijs, Volwasseneducatie, Hoger Onderwijs 0 1 Hoofdmenu (079) Helpdesk WEB Rechtspositie en arbeidsvoorwaarden Alle andere vragen Huisvesting Bekostiging Overig Terug naar hoofdmenu

6 Tabel I Jaarverlof arbeidsduur feitelijk te werken desk.bev ordering maximale lessentaak minimale niet lessentaak adv-verlof les-adv feitelijke maximale lessentaak Voorbeeld 2 Voorbeeld 3 Betrokkene heeft een benoeming van: c Werktijdfactor: 1 c Arbeidsduur : 1790 Maximale lessentaak 1010x1 = 1010 Les-adv 80x1 = 80 Feitelijke maximale lessentaak 930 Deskundigheidsbevordering (=10% van 1659) 166x1 = Minimale niet-lessentaak 563x1 = Feitelijk te werken 1659 Adv-verlof in uren 131 x1 = Arbeidsduur 1790 Tabel 2 Spaarverlof Betrokkene heeft op 31 juli 1998 een benoeming voor 20 uur. Per 1 augustus 1998 wordt zijn werktijdfactor 20/38 is 0,5263. Betrokkene werkt op basis van een voltijdsarbeidsduur van Maximale lessentaak 1010x0,5263 = 532 Les-adv 80x0,5263 = 42 Feitelijke maximale lessentaak 490 Deskundigheidsbevordering 66x0,5263 = 87 + (= 10% van 1659) Minimale niet-lessentaak 563x0,5263 = Feitelijk te werken 873 Adv-verlof 131x0,5263 = 69 + Arbeidsduur 1790x0,5263 = 942 arbeidsduur feitelijk te werken desk.bev ordering maximale lessentaak minimale niet lessentaak advspaarverlof les-adv feitelijke maximale lessentaak Voorbeeld 4 Voorbeeld 5 Betokkene heeft een benoeming van werktijdfactor 1 en werkt op basis van eenvoltijdsarbeidsduur van 1790 uur. Maximale lessentaak 1010x1 = 1010 Deskundigheidsbevordering (=10% van 1790)179x1 = Minimale niet-lessentaak 601x1 = Feitelijk te werken 1790 Spaargedeelte adv-verlof 131x1 = 131 Spaargedeelte les-adv 80x1 = 80 Betrokkene heeft een benoeming van werktijdfactor 0,5263 en werkt op basis van voltijdsarbeidsduur 1790 uur. Maximale lessentaak 1010x0,5263 = 532 Deskundigheidsbevordering (=10% van 1790) 179x0,5263 = 94 + Minimale niet-lessentaak 601x0,5263 = Feitelijk te werken 942 Spaargedeelte adv-verlof 131x0,5263 = 69 Spaargedeelte les-adv 80x0,5263 = 42 Primair onderwijs NUMMER 12b 9 6 mei 1998

7 Tabel 3 Combinatie jaar- en spaarverlof. Sparen is gebaseerd op 1710 uren arbeids duur feitelijk te werken desk. bevordering maximale minimale adv-spaar lessentaak nietlessentaak verlof adv-spaarverlojaarverlof adv- in de lessentaak advjaarverlof maximale feitelijke in de lessentaak lessentaak Voorbeeld 6 Betrokkene heeft een benoeming van werktijdfactor 1 en werkt op basis van een voltijdsarbeidsduur van 1790 uur. Maximaal lessentaak 1010x1 = 1010 Adv-verlof lessentaak 49x1 = 49 Feitelijke maximale lessentaak 961 Deskundigheidsbevordering (=10% van 1710) 171x1 = Minimale niet-lessentaak 578x1 = Feitelijk te werken 1710x1 = Adv-verlof 80x 1 = Arbeidsduur 1790x1 = 1790 Spaargedeelte adv-verlof 51x1 = 51 Spaargedeelte les-adv 31x 1 = 31 Voorbeeld 7 Betrokkene heeft een benoeming van werktijdfactor 0,5263 en werkt op basis van een voltijdsarbeidsduur van 1790 uur. Maximaal lessentaak 1010x0,5263 = 532 Adv-verlof lessentaak 49x0,5263 = Feitelijke maximale lessentaak 506 Deskundigheidsbevordering (=10% van 1710) 171x0,5263 = 90 + Minimale niet-lessentaak 578x0,5263 = Feitelijk te werken 1710x0,5263 = 900 Adv-verlof 80x 0,5263 = Arbeidsduur 1790x0,5263 = Invulling arbeidsduur voor het overige I-S-personeel Ook voor dit personeel geldt de nieuwe normjaartaak van 1659 uur. Dit betekent dat een betrokkene benoemd in een volledige betrekking jaarlijks 1659 uur dient te werken. Dit aantal uren dient eventueel te worden verlaagd met het aantal vakantie-uren in verband met de leeftijd en de vakantie-uren in verband met de schaal waarin betrokkene benoemd is. Ten aanzien van dit personeel is bepaald dat de verlaging van de normjaartaak vorm krijgt door in aanvulling op de huidige werktijdenregeling 51 uur adv-verlof in acht te nemen. Wie dat wenst, kan dit verlof opnemen gedurende de periode dat lesgegeven wordt op school. Voor het betreffende personeel wordt een werktijdenregeling vastgesteld waar de 51 uur wordt uitgeroosterd in gehele werkdagen. Het aantal verlof uren dat resteert, wordt over een gedeelte van een werkdag genoten. Tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, kan het verlof op verzoek van betrokkene anders dan in gehele werkdagen worden verleend. Als betrokkene gebruik maakt van de spaarvariant, leidt dit ertoe dat de extra uren die boven de 1710 uur worden gewerkt, moeten worden gewerkt in de schoolvakanties en/of in werkweken die langer zijn dan 40 uur. Op grond van de huidige rechtspositieregeling wordt het aantal uren dat wordt gewerkt boven het aantal uren zoals vastgelegd in de werktijdenregeling als overwerk aangemerkt. De in paragraaf genoemde norm van 10% deskundigheidsbevordering geldt niet voor dit onderwijsondersteunend personeel. De systematiek van het RPBO brengt met zich mee dat wanneer dit personeel in opdracht van het bevoegd gezag activiteiten ontplooit om zijn deskundigheid (verder) te ontwikkelen, dit overwegend tijdens werktijd plaatsvindt. Spaargedeelte adv-verlof 51x0,5263 = 27 Spaargedeelte les-adv 31x0,5263 = 16 NUMMER 12b 10 6 mei 1998 Primair onderwijs

8 2.4 Situatie zittend personeel per 1 augustus 1998 Voorbeeld 9 Algemeen Onder zittend personeel worden verstaan degenen die op 31 juli 1998 en 1 augustus 1998 in vaste dienst bij een bestuur zijn benoemd en voor wie buiten de overgangsbepaling genoemd in deze paragraaf niets verandert. Conversie betrekkingsomvang per 1 augustus 1998 Door de invoering van de werktijdfactor zal de betrekkingsomvang zoals deze tot en met 31 juli 1998 geldt, per 1 augustus 1998 moeten worden omgezet. Dit wordt ook wel genoemd het herbezetten van de eigen adv. Deze omzetting vindt plaats door de betrekkingsomvang in uren van 31 juli 1998 te delen door 38. De uitkomst hiervan wordt rekenkundig afgerond op 4 cijfers achter de komma. Voorbeeld 8 Het bevoegd gezag heeft voldoende formatie om aan het verzoek van betrokkene A (voorbeeld 8) tegemoet te komen, zijn werktijdfactor wordt derhalve per 1 augustus 1998 als volgt verhoogd: 0,5263 x 1710/1659 = 0,5425. Het feitelijk aantal te werken uren blijft door dit opplussen gelijk aan het aantal uren waarvoor betrokkene op 31 juli op jaarbasis was aangesteld. Voorbeeld 10 In verband met de verwachte daling van de formatie per 1 augustus 1998 heeft het bevoegd gezag betrokkene B per 1 augustus 1997 in het RDDF geplaatst. Door de verlaging van de normjaartaak komt er per 1 augustus 1998 formatie vrij. Het verzoek van betrokkene A kan derhalve niet worden gehonoreerd, aangezien de vrijgekomen formatie bij voorrang aan betrokkene B moet worden toebedeeld, waardoor aan betrokkene B per 1 augustus 1998 geen ontslag wordt verleend. De werktijdfactor voor betrokkene A blijft dus vastgesteld op 0,5263. Betrokkene A is benoemd voor 20 uur per week. De werktijdfactor wordt voor hem per 1 augustus 1998 als volgt vastgesteld: 20 : 38 = 0,5263 Overgangsmaatregel voor part-timers Voor de personeelsleden die op 31 juli 1998 een deeltijdbetrekking hebben en voor wie op 1 augustus 1998 met toepassing van de conversie een werktijdfactor wordt vastgesteld, geldt een overgangsbepaling. Deze personeelsleden kunnen éénmalig om een verhoging van de werktijdfactor vragen (=opplussen). De werktijdfactor wordt dan verhoogd met de factor 1710/1659. De uitkomst hiervan mag uiteraard nooit hoger zijn dan 1. Het gaat hier immers om part-timers. Het verzoek om verhoging van de werktijdfactor wordt gehonoreerd, tenzij daarvoor op 1 augustus 1998 geen formatieruimte beschikbaar is. Het gaat daarbij om de formatie die door het bevoegd gezag is vastgesteld met in achtneming van wat hierover in de WMO is bepaald. Het opplussen mag op generlei wijze direct leiden tot plaatsing in het risicodragendende deel van de formatie (RDDF) zoals bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder b van het RPBO dan wel direct leiden tot een uitkering op grond van het BWOO. Het bevoegd gezag heeft daarnaast voldaan aan de herbenoemingsverplichting op grond van de zogenoemde eigen wachtgeldersbepaling. 2.5 Nieuw te benoemen personeel Algemeen Onder nieuw te benoemen personeel wordt verstaan een personeelslid dat vanaf 1 augustus 1998 voor het eerst wordt benoemd of een personeelslid dat tot en met 31 juli 1998 in tijdelijke dienst benoemd is geweest en op 1 augustus 1998 opnieuw wordt benoemd hetzij in tijdelijke dienst hetzij in vaste dienst. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op personeelsleden die in vaste dienst zijn benoemd en die met ingang van 1 augustus 1998 of op een later tijdstip voor een hoger dan wel lager aantal uren gaan werken (los van het overgangsrecht zoals genoemd onder paragraaf 2.4). Keuze jaarverlof of spaarverlof Uitgangspunt voor nieuw te benoemen personeel is het aantal uren of lesuren waarvoor een vacature bestaat en de arbeidsduur op basis waarvan het nieuwe personeelslid gaat werken. Dit levert 5 mogelijke arrangementen op, die genoemd worden in tabel 1 tot en met 3 in paragraaf Afhankelijk van het arrangement dat partijen kiezen, ontstaat de werktijdfactor voor het personeelslid. Deze keuze geldt niet voor personeelsleden die benoemd worden in verband met vervanging of in verband met een kortdurende vacature. Primair onderwijs NUMMER 12b 11 6 mei 1998

9 2.5.1 Vaststelling werktijdfactor algemeen Kiest het personeelslid voor de jaarvariant dan wordt de werktijdfactor vastgesteld door het aantal uren van de vacature te delen door Kiest betrokkene voor sparen dan wordt zijn werktijdfactor vastgesteld door het aantal uren van de vacature te delen door de omvang van de arbeidsduur. Deze omvang van de arbeidsduur bestaat uit 1710 dan wel 1790 uur. De werktijdfactor wordt in dat geval dus feitelijk vastgesteld exclusief de te sparen uren. Op het moment dat hij deze meer gewerkte uren via een aaneengesloten periode van verlof effectueert, wordt zijn bezoldiging immers voor de volle 100% doorbetaald. Betrokkene geeft in overleg met het bestuur aan op welke basis hij wenst te sparen. De omvang van het verlof is het verschil tussen de omvang van het aantal uren die betrokkene gaat werken en de omvang van het aantal uren die op basis van de werktijdfactor afgezet tegen 1659 wordt vastgesteld. Voorbeeld 11 lesgevende taken is gerelateerd zijn twee zaken van belang: 1. de omvang van de lessentaak die een school voor een betrokkene op jaarbasis beschikbaar heeft en; 2. het feit of betrokkene kiest voor jaarverlof dan wel spaarverlof. Het verdient aanbeveling om in de systematiek van de vaststelling van de werktijdfactor rekening te houden met een gemiddeld aantal uren over meerdere schooljaren. Jaarverlof Kiest een betrokkene voor jaarverlof dan wordt de onder 1. vastgestelde lessentaak gedeeld door het feitelijke maximale aantal lessen dat behoort bij de normjaartaak (930). De op deze wijze vastgestelde werktijdfactor wordt afhankelijk van de voor de school geldende arbeidsduur vermenigvuldigd met de in tabel 1 aangegeven feitelijk te werken uren, deskundigheidsbevordering, minimale nietlessentaak, adv-verlof, les-adv en de maximale feitelijke lessentaak. School heeft een vacature van 1000 uur. De werktijdtijdfactor wordt als volgt vastgesteld als betrokkene kiest voor: het jaarverlof: 1000 : 1659 = 0,6028 het spaarverlof op basis van een arbeidsduur van 1790 uur en 131 uur sparen: 1000 : 1790 = 0,5587 het spaarverlof op basis van een arbeidsduur van 1710 uur en 51 uur sparen: 1000 : 1710 = 0,5848 Voorbeeld 12 Een personeelslid gaat sparen op basis van 1790 uur. Betrokkene werkt, krijgt bezoldigd en spaart op basis van het volgende aantal uren. Werkzaam 1000 Aantal uren bezoldigd volgens de werktijdfactor 0,5587 x 1659 = 927 Aantal uren te sparen Vaststelling werktijdfactor onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden dan wel behandeltaken Voorbeeld 13 Een school heeft een vacature van 5,5 lesuur op donderdag en 5,4 uur lesuur op vrijdag. Gedurende 39 weken wordt er op deze dagen lesgegeven. Er is dan een vacature van 39 x(5,5 + 5,4) = 425 lesuur. Het verdient aanbeveling om in de systematiek van de vaststelling van de werktijdfactor rekening te houden met een gemiddeld aantal schoolweken per jaar. Het rooster van de school is gebaseerd op een arbeidsduur van 1790 uur. Betrokkene kiest voor jaarverlof Werktijdfactor wordt: 425 : 930 = 0,4570 Maximale lessentaak 1010x0,4570 = 462 Les-adv 80x0,4570 = 37 Feitelijke maximale lessentaak = 425 Deskundigheidsbevordering 166x0,4570 = 76 + Minimale niet-lessentaak 563x0,4570 = Feitelijk te werken 1659x0,4570 = 758 Adv-verlof 131x0,4570 = 60 + Arbeidsduur 1790x0,4570 = 818 Voor de vaststelling van de minimale werktijdfactor voor deze categorie van personeel, waarvan het werk aan de NUMMER 12b 12 6 mei 1998 Primair onderwijs

10 Spaarverlof Kiest betrokkene voor het spaarverlof dan is de vraag volgens welke arbeidsduur de school werkzaam is. Werkt de school volgens een rooster van 1790 uur dan wordt de onder 1 vastgestelde lessentaak gedeeld door Als de school werkt volgens het rooster van 1710 uur, dan wordt de onder 1 vastgestelde lessentaak gedeeld door 961. De op deze wijze vastgestelde werktijdfactor wordt afhankelijk van de voor de school geldende arbeidsduur vermenigvuldigd met de in tabel 2 aangegeven feitelijk te werken uren, deskundigheidsbevordering, minimale nietlessentaak en de maximale feitelijke lessentaak. Daarnaast wordt het spaargedeelte berekend. Feitelijke maximale lessentaak = 425 Deskundigheidsbevordering 171x0,4422 = 76 + Minimale niet-lessentaak 578x0,4422 = Feitelijk te werken 1710x0,4422 = Adv-verlof 80x0,4422 = 35 + Arbeidsduur 1790x0,4422 = 791 Spaargedeelte adv-verlof 51x0,4422 = 23 Spaargedeelte les-adv 31x0,4422 = Aanpassing specifieke regelingen in verband met de invoering van de werktijdfactor Voorbeeld 14 Zie voorbeeld 13 maar in dit geval kiest betrokkene voor spaarverlof dat gebaseerd is op een rooster van 1790 uur. Werktijdfactor wordt: 425 : 1010 = 0,4208 Feitelijke maximale lessentaak 1010x0,4208 = 425 Deskundigheidsbevordering 179x0,4208 = 75 + Minimale niet-lessentaak 601x0,4208 = Feitelijk te werken 1790x0,4208 = 753 Spaargedeelte adv-verlof 131x0,4208 = 55 Spaargedeelte les-adv 80x0,4208 = 34 Combinatie van spaarverlof en jaarverlof Als een school werkt volgens een rooster dat gebaseerd is op 1790 uur, is het mogelijk dat een betrokkene kiest voor een combinatie van jaarverlof en spaarverlof. De werktijdfactor wordt bij deze keuze vastgesteld door de onder nr. 1 vastgestelde lessentaak te delen door 961. Met deze werktijdfactor worden de getallen in tabel 3 vermenigvuldigd. De omvang van het spaarverlof wordt apart vastgesteld. Voorbeeld 15 Zie voorbeeld 13 maar in dit geval kiest betrokkene voor spaarverlof dat gebaseerd is op een rooster van 1710 uur. Voor het overige kiest betrokkene voor het jaarverlof. Werktijdfactor wordt: 425 : 961 = 0,4422 Algemeen De berekening van het salaris en de formatierekeneenheden (fre s) vindt tot 1 augustus 1998 plaats op basis van uren. De berekening van het salaris en de fre s wordt vanaf 1 augustus 1998 berekend op basis van de werktijdfactor. Een aantal artikelen in het RPBO zal hierdoor moeten worden aangepast. In onderstaande paragrafen zal hier nader op worden ingegaan Bezoldiging over een gedeelte van de maand In artikel I-P15 van het RPBO wordt geregeld hoe het salaris wordt vastgesteld. In het tweede lid is bepaald hoe het salaris te berekenen voor een betrokkene die voor 6 maanden of korter is aangesteld. Aangezien de normbetrekking op weekbasis als uitgangspunt voor de regeling van de arbeidsduur verdwijnt, dient er voor de berekening van een uursalaris een ijkpunt te zijn ten opzichte van de uren die in een niet volledige kalenderweek of kalenderweken worden gewerkt. Deze referentie is gelijk aan het getal 36,86. De formule komt als volgt te luiden: (wxq+r)x(3:13) xs waarin: w = de werktijdfactor die voor betrokkene geldt; q = het aantal volledige kalenderweken gedurende welke betrokkene in de desbetreffende maand werkzaam is; r = het aantal uren dat betrokkene feitelijk heeft gewerkt in de niet volledige kalenderweek of kalenderweken gedurende welke hij in de desbetreffende maand is benoemd, gedeeld door 36,86; s = het salaris bij een normbetrekking. Maximale lessentaak 1010x0,4422 = 447 Les-adv 49x0,4422 = 22 Primair onderwijs NUMMER 12b 13 6 mei 1998

11 (adv), spaarverlof en bevor Salaris bij kortdurende vervanging In de artikelen I-R205 en I-R305, eerste lid, is aangegeven hoe het salaris wordt vastgesteld voor een betrokkene die wordt benoemd voor een kortdurende vervanging. Uren dienen ook hier omgezet te worden naar een werktijdfactor. (nieuw te benoemen personeel). Het doet niet ter zake of het afwezige personeelslid spaart dan wel adv-verlof op jaarbasis geniet. Een betrokkene die vervangt, kan namelijk niet sparen. In beide gevallen dient voor de vaststelling van de werktijdfactor van de vervanger die werkt volgens het rooster van het afwezige personeelslid, het feitelijk aantal te werken uren volgens de lessentaak op jaarbasis te worden gedeeld door 930. dering was uren wordt factor Voorbeeld 17 hele dag 8,5 0,2306 ochtend 5 0,1356 middag 3,5 0,095. Het aantal uren van de lessentaak is volgens het rooster op jaarbasis 500 uur. De vervanger wordt voor langere duur aangesteld. De dag waarop structureel uitsluitend gedurende de ochtend onderwijs wordt gegeven, veel al de woensdag, is gelijk aan de factor 0,1628. Met de omzetting van de uren is hiermee de factor r vastgesteld zoals deze in I-P15, tweede lid per 1 augustus 1998 dient te worden berekend. Als er sprake is van meerdere hele dagen, ochtenden en/of middagen, dient in r de som van de factoren te worden opgenomen. De werktijdfactor wordt voor de vervanger: 500 : 930 = 0,5376 Een betrokkene is benoemd in een normbetrekking en spaart daarnaast 51 uur. Hij vervult feitelijk op jaarbasis 961 uur aan lestaken. Betrokkene is voor langere duur afwezig. De werktijdfactor wordt voor de vervanger: 961 : 930 = 1,0333 Voorbeeld 16 Een betrokkene heeft 2 hele dagen en een ochtend vervangen. In dat geval wordt de factor voor r: 0,5968 (2 x een hele dag + 1 ochtend = 0, ,1356) In het tweede lid van de betreffende artikelen zal worden aangegeven hoe moet worden gehandeld als een betrokkene voor korter dan een ochtend dan wel een middag heeft vervangen. In dit geval dient vanaf 1 augustus 1998 het gewerkte aantal uren vermenigvuldigd te worden met de factor 1,5385. Het resultaat van deze berekening wordt ingebracht als het aantal uren dat wordt bedoeld in r van de formule in artikel I-P15, tweede lid. Het betreffende aantal uren wordt derhalve gedeeld door 36,86 waardoor voor betrokkene voor dat deel van de vervanging een werktijdfactor wordt vastgesteld. De hierboven aangegeven werktijdfactoren voor de kortdurende vervanging zijn zo vastgesteld dat een vervanger via de bezoldiging het adv-verlof vergoed krijgt. Als een benoeming ter vervanging over een langere periode plaatsvindt, is voor de vaststelling van de werktijdfactor een ander uitgangspunt noodzakelijk. Betrokkene gaat namelijk in de meeste gevallen werken volgens het rooster van het personeelslid dat afwezig is. Voor de vaststelling van de werktijdfactor kan dan worden aangesloten bij de systematiek zoals beschreven onder paragraaf Verbruik rekeneenheden In artikel I-P78, vijfde lid wordt aangegeven hoe het rekeneenhedenverbruik moet worden berekend. Ook deze formule wordt aangepast in verband met de invoering van de werktijdfactor en komt als volgt te luiden: wx(d:e)xf waarin: w = de omvang van de werktijdfactor waarvoor betrokkene is benoemd voor zover die voor rijksbekostiging in aanmerking wordt gebracht; d = het aantal kalenderdagen gedurende welke de betrokkene in die functie in de desbetreffende kalendermaand is benoemd; e = het aantal kalenderdagen dat in de desbetreffende kalerdermaand geldt; f = het aantal rekeneenheden dat bij de betreffende functie behoort. De aldus berekende uitkomst wordt op rekenkundige wijze afgerond op 2 decimalen. NUMMER 12b 14 6 mei 1998 Primair onderwijs

12 Hoofdstuk 3 arbeidsduur van 1790 uur en van 80 uur te sparen les-adv. 3. Regeling spaarverlof primair onderwijs 3.1 Inleiding In de publicatie van 17 maart 1998, kenmerk AB/1998/ 12522, is de integrale tekst van het onderhandelaarsakkoord over het spaarverlof opgenomen. Deze integrale tekst is wederom als bijlage II opgenomen. Naar aanleiding van een aantal vragen dat over de regeling spaarverlof is binnengekomen wordt door middel van deze publicatie op enige punten een verduidelijking aangebracht. 3.2 Algemeen Per 1 augustus 1998 zal een arbeidsduurverkorting van 3% worden doorgevoerd door een reductie van de normjaartaak met 51 uur, van 1710 tot 1659 uur. Door deze verlaging van de normjaartaak bestaat de mogelijkheid voor het personeel om minder te gaan werken (jaarverlof), of hetzelfde aantal uren te blijven werken en het aantal adv-uren op te sparen om zodoende deze uren op een later tijdstip op te nemen (spaarverlof). De spaarverlof -variant wordt uitgewerkt in de vorm van een verlofspaarregeling, waarbij de jaarlijkse adv (51 uur) wordt opgespaard en kan worden opgenomen in de vorm van: c sabbatsverlof, waarbij de gespaarde adv wordt opgenomen gedurende een lange aaneengesloten verlofperiode; c seniorenverlof, waarbij de jaarlijkse toegekende en eventueel de opgespaarde adv, na het bereiken van een bepaalde leeftijd, wordt opgenomen in de vorm van een reductie van de weektaak. Daarnaast bestaat de mogelijkheid het jaarlijks te sparen verlof (51 uur) uit te breiden tot 131 uur wanneer er sprake is van een normbetrekking met een arbeidsduur van 1790 uur en de door het bevoegd gezag bepaalde formatie hiervoor ruimte biedt. 3.3 Keuze van de spaaromvang Voor het jaarlijks te sparen aantal uren staan in beginsel twee mogelijkheden open: a. 51 te sparen uren per (school)jaar bij een normbetrekking. Dit betekent dat er sprake is van een arbeidsduur van 1710 uur en van 31 uur te sparen les-adv. b. 131 te sparen uren per (school)jaar bij een normbetrekking. Dit betekent dat er sprake is van een In beide situaties geldt dat er pas gespaard kan worden indien de formatie dit toelaat en dit op generlei wijze direct leidt tot plaatsing in de het riscodragende deel van de formatie (RDDF) zoals bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder b van het RPBO dan wel direct leidt tot enige uitkering. De spaarperiode wordt niet onderbroken als op enig moment de spaarder dan wel een ander personeelslid in het RDDF wordt geplaatst door afname van de formatie. Bij spaarverlof kan het bevoegd gezag de fre s verzilveren. Het aantal te verzilveren fre s is gebaseerd op het aantal te sparen uren, de voor de betreffende personeelscategorie geldende adv-opslag en het fre-verbruik. Bij een deeltijdbetrekking worden genoemde aantallen uren naar evenredigheid van de normbetrekking toegepast. 3.4 Termijn van sparen Minimale en maximale termijn van sparen Voor al het personeel geldt een minimale spaartermijn van 5 jaar. Voor het personeel dat op de peildatum jaar of ouder is, geldt echter een minimale spaartermijn van 4 jaar. De maximale spaartermijn bedraagt 12 jaar, ongeacht de leeftijd van de betrokkene. Onderbreking sparen De spaartermijn kan éénmaal worden onderbroken. Deze onderbreking kan plaatsvinden wanneer er minimaal 3 aaneengesloten schooljaren is gespaard. Tijdens de onderbreking maakt de betrokkene gebruik van het jaarverlof. De gespaarde uren worden niet opgenomen, maar blijven als verlof-tegoed staan. Bij hervatting van het sparen moet alsnog de overeengekomen spaartermijn worden volgemaakt. Voor hervatting gelden de voorwaarden, zoals die eerder zijn omschreven in publicatie van 17 maart 1998, kenmerk AB/1998/ Een onderbreking kan alleen ingaan op 1 augustus van enig schooljaar en mag op generlei wijze direct leiden tot plaatsing in de het riscodragende deel van de formatie (RDDF) zoals bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder b van het RPBO dan wel direct leiden tot enige uitkering. 3.5 Vormen van opname spaartegoed Het spaarverlof kan in twee vormen worden opgenomen: Sabbatsverlof Bij het sabbatsverlof vindt er een onderbreking plaats van de loopbaan. Het aantal gespaarde uren wordt door Primair onderwijs NUMMER 12b 15 6 mei 1998

13 middel van verlof opgenomen. Tijdens (school)vakanties is het sabbatsverlof opgeschort. Seniorenverlof Voor personeel van 52 jaar en ouder kan het verlof ook in de vorm van een taakvermindering per week worden opgenomen. De minimale omvang van dit verlof bedraagt 40 uur per (school)jaar, ongeacht de betrekkingsomvang van betrokkene. Tijdens de opnameperiode kan aan het seniorenverlof per jaar het aantal uren jaarverlof worden toegevoegd. De maximale omvang van seniorenverlof bedraagt 50% van de betrekkingsomvang op (school)jaarbasis (830 uur bij een normbetrekking). Seniorenverlof in combinatie met BAPO en jaarverlof Voor het personeel van 52 jaar en ouder bestaat de mogelijkheid om het seniorenverlof te combineren met de BAPO en het jaarverlof. De maximale omvang van de combinatie seniorenverlof, BAPO en adv in de vorm van jaarverlof bedraagt 50% van de betrekkingsomvang op (school)jaarbasis (830 uur bij een normbetrekking). Sabbatsverlof en BAPO-verlof afzonderlijk Zoals hierboven is aangegeven kan spaarverlof in de vorm van seniorenverlof met de BAPO worden gecombineerd. Dit neemt echter niet weg dat de betrokkene ook achtereenvolgens van het sabbatsverlof en de BAPO-verlof gebruik kan maken. Dit kan inhouden dat hij bijvoorbeeld in eerste instantie gebruik maakt van het sabbatsverlof, en in een later stadium gebruik maakt van de BAPO-regeling. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om gelijktijdig van beide regelingen gebruik te maken. Het opfrisverlof wordt dus geparkeerd en pas opgenomen op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van het sabbatsverlof. Voorbeeld 18 Spaarperiode Opfrisverlof tot Aantal uren Opfrisverlof 320 Extra verlof Spaarperiode Sabbatsverlof tot Aantal uren sabbatsverlof 255 Totaalverlof op Aanvang opname van het sabbatsverlof Het verlof dient te worden genomen in het schooljaar volgend op het laatste jaar van de spaartermijn. In overleg tussen betrokkene en het bevoegd gezag kan een later tijdstip worden overeengekomen. Het verlof wordt uiterlijk in het derde schooljaar volgend op de overeengekomen spaartermijn opgenomen. 3.7 Duur van de verlofperiode De duur van het sabbatsverlof mag nooit langer zijn dan een volledig schooljaar. Wanneer het aantal gespaarde uren niet volledig is verbruikt, kan dat restant worden toegevoegd aan de nieuwe spaarperiode. Integratie opfrisverlof Integratie van opfrisverlof en sabbatsverlof blijft achterwege. Personeel dat thans nog deelneemt aan de (aflopende) regeling opfrisverlof blijft onder de huidige condities aan de regeling deelnemen. Gecombineerde opname is mogelijk, mits aan de minimale spaarperiode voor spaarverlof is voldaan. Om in aanmerking te komen voor het aantal extra verlofuren binnen het opfrisverlof dient de spaarperiode, die bij aanvang van de spaarperiode van het opfrisverlof is vastgesteld, ook te zijn verstreken. Tijdens de spaarperiode van het opfrisverlof vindt er een verzilvering plaats over het aantal uren dat gespaard wordt. Na afloop van de spaarperiode van het opfrisverlof wordt er een extra aantal uren beschikbaar gesteld. Het totaal van de verzilvering en de extra verlofuren dient de werkgever te reserveren tot het moment dat betrokkene met opfris/sabbatsverlof gaat. NUMMER 12b 16 6 mei 1998 Primair onderwijs

14 Hoofdstuk 4 De BAPO-regeling is een regeling waarbij het personeelslid ervoor kan kiezen om de feitelijke werktijd te verminderen (taakvermindering). Over deze taakvermindering behoudt men een gedeeltelijke bezoldiging. In de CAO en is o.a. een verlaging van de gemiddelde arbeidsduur (adv) met 3 % afgesproken. De normjaartaak is hierdoor per 1 augustus 1998 verlaagd van 1710 uur naar 1659 uur (verschil 51 uur adv). 4. BAPO-regeling 4.1 Inleiding De uitwerking van het onderhandelaarsakkoord De Jaren Tellen heeft, ter versterking van het reeds bestaande seniorenbeleid, diverse aanpassingen binnen de Regeling bevordering ouderen (BAPO-regeling) met zich meegebracht. Ingangsdatum van de nieuwe regeling is 1 augustus Doel Doel van de verbetering van de regeling is het voor senioren aantrekkelijker te maken om aan het arbeidsproces te blijven deelnemen door taakvermindering/-verlichting. Daardoor kan voortijdige uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid voorkomen worden. Vanuit deze optiek zal de bestaande BAPO-regeling ook een gevarieerde invulling moeten kunnen krijgen. 4.3 Voorwaarden Om in aanmerking te kunnen komen voor de toepassing van de BAPO-regeling moet aan twee eisen zijn voldaan: a. het personeelslid moet 52 jaar of ouder zijn; b. het personeelslid moet direct voorafgaande aan de gebruikmaking van de regeling gedurende ten minste vijf jaren aaneengesloten in dienst zijn geweest bij een bestuur van een door deminister van OCenW bekostigde onderwijs- of onderzoekinstelling dan wel door de minister van LNV bekostigde onderwijsinstelling. Indien in die vijf jaar een werkloosheidsuitkering is genoten wordt die periode niet als een onderbreking aangemerkt. De periode van een werkloosheidsuitkering telt evenwel niet mee als diensttijd voor de BAPO-regeling; er moet feitelijk minimaal vijf jaar zijn gewerkt. Onder een werkloosheidsuitkering wordt verstaan een werkloosheidsuitkering als bedoeld in het Besluit werkloosheid onderwijs en onderzoekspersoneel (BWOO) en het hierin opgenomen overgangsrecht. 4.4 Omschrijving van de regeling Omvang van het BAPO-verlof Vanaf 1 augusutus 1998 kent de BAPO-regeling twee mogelijkheden: c vanaf 52 jaar kan de normjaartaak bij een volledige betrekking worden teruggebracht met maximaal 170 uur. Voor het onderwijsgevend personeel en onderwijsondersteund personeel met lesgebonden dan wel behandeltaken betekent dit per schooljaar 104 lesgebonden uren; c vanaf 56 jaar kan de normjaartaak bij een volledige betrekking worden teruggebracht met maximaal 340 uur. Voor het onderwijsgevend personeel en onderwijs ondersteund personeel met lesgebonden dan wel behandeltaken betekent dit per schooljaar 208 lesgebonden uren. Omvang BAPO-verlof deeltijders De BAPO-regeling is ook van toepassing op personeelsleden met een deeltijdbetrekking. Bij een deeltijdbetrekking dient het BAPO-verlof naar rato te worden vastgesteld, waarbij de uitkomst minimaal 45 uur verlof per jaar moet zijn. Het verlof wordt rekenkundig op hele of halve uren afgerond. Voorbeeld 19 Werktijdfactor 0,4 Verlof vanaf 52 jaar (0,4 x 170) 68 Verlof vanaf 56 jaar (0,4 x 3401) 36 Omvang verlof onderwijsondersteunend personeel. Het onderwijsondersteunend personeel behoudt tijdens het BAPO-verlof het recht op leeftijdsvakantieuren en de arbeidstijdsverkorting voor 60-jarigen en ouder. Ik verwijs u hiervoor naar punt van deze publicatie. Indien betrokkene recht heeft op dit aantal uren, vindt er een taakvermindering plaats. Bij de vaststelling van het BAPO-verlof dient hiermee rekening gehouden te worden. De omvang van het BAPO-verlof voor het OOP dient berekend te worden met behulp van de volgende formule: (1659 (a+b)xl = U 1659 a = leeftijds(vakantie)uren; Primair onderwijs NUMMER 12b 17 6 mei 1998

15 b = 112,5 (geldt alleen voor de betrokkene waarop artikel I-S111 van het RPBO (verlof 60-jarigen en ouder) op van toepassing is); * L = BAPO-verlof behorende bij de leeftijd (170 respectievelijk 340 uur). *Voor wat betreft een part-timer is b altijd 0. Dit artikel is alleen van toepassing bij een volledige betrekking. Voorbeeld 20 Leeftijd 60 jaar Normjaartaak 1659 uur Leeftijdsuren jarigen 112,5 Aantal uren BAPO: ( 1659 ( ,5) 1659 x 340 = 307 uur Het aantal lesgebonden uren aan BAPO-verlof voor onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden dan wel behandeltaken dient daarna als volgt te worden vastgesteld: UxM = L U = Uitkomst bovenstaande berekening; L = BAPO-verlof behorende bij de leeftijd; M= Aantal lesgebonden BAPO uren behorende bij de leeftijd (104 resp. 208 uur). Voorbeeld 20A Uitkomst bovenstaand voorbeeld: 307 uur Aantal lesgebonden uren: 307 x 208 = ,5 uur Zoals eerder al is aangegeven, behoudt men het aantal uren aan leeftijdsvakantie-uren en de arbeidstijdsverkorting voor 60-jarigen en ouder. Dit aantal wijzigt niet bij gebruikmaking van de BAPO-regeling. De vermindering van het aantal BAPO-uren (in bovenstaand voorbeeld = 33 uur) behoudt men in de vorm van deze uren. De opname van deze uren (33 uur) dient op in dezelfde vorm te geschieden als de opname van de BAPOuren. Eigen bijdrage over het verlof. Over het gedeelte van de betrekkingsomvang waarover verlof is verleend, vindt een inlevering over het salaris plaats van 25 % respectievelijk 35 %. Het percentage is afhankelijk van de maximumschaal van de functie waarin het personeelslid is benoemd: Schaal 1 t/m 8 25 %. Vanaf schaal 9 35 %. De inhouding op het salaris vindt, vanaf het moment dat er daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de regeling, maandelijks plaats. Tijdens de schoolvakanties vindt er ook een inhouding plaats op het salaris. Voorbeeld 21 Werktijdfactor 1,0 BAPO-uren 340 Eigen bijdrage 35% Salaris per jaar ,- Salaris per maand 6.000,- Inhouding op basis van jaarbasis 340/1659 x x 35 % 5164,56 Inhouding op basis van maandbasis 340/1659 x x 35 % 430,38 12 maanden 5164, Flexibele invulling van de BAPO-regeling (Flexibele BAPO) Omschrijving Flexibele BAPO Flexibele-BAPO geeft de mogelijkheid om het BAPO-verlof geheel of gedeeltelijk op een ander tijdstip op te nemen dan in het jaar waarin men recht heeft op het BAPOverlof. Het niet verbruikte verlof in een schooljaar kan worden toegevoegd aan een ander schooljaar (zie voorbeeld 22). Uitgangspunt van de flexibele-bapo is dat men gebruik gaat maken van flexibel pensioen en uittreedt (de FPUregeling) voor het aantal uren dat men gebruik maakt van de BAPO-regeling. Datum gebruikmaking FPU-regeling Als datum van gebruikmaking van de FPU-regeling wordt de spilleeftijd gehanteerd die binnen de FPU-regeling geldt. Deze spilleeftijd is: c 62 jaar voor werknemers die op 1 april 1997 jonger zijn dan 50 jaar; c 61 jaar voor werknemers die op 1 april jaar of ouder zijn. NUMMER 12b 18 6 mei 1998 Primair onderwijs

16 Personeelsleden die op : c 55 jaar of ouder zijn, hebben recht op een FPUuitkering op 61-jarige leeftijd waarvan de hoogte van de FPU-uitkering is vastgesteld op 75%; c 50 jaar t/m 54 jaar zijn, hebben recht op een FPUuitkering op 61-jarige leeftijd waarvan de hoogte van de FPU- uitkering is vastgesteld op 70%; c 45 jaar t/m 49 jaar zijn, hebben recht op een FPUuitkering op 62-jarige leeftijd waarvan de hoogte van de uitkering vastgesteld is op 70%. De leeftijd van 62 jaar geldt ook voor personeelsleden die op jonger zijn dan 45 jaar en recht hebben op een FPU-uitkering. Naast bovengenoemde categorieën bestaat de mogelijkheid om op basis van een aantal dienstjaren gebruik te kunnen maken van de FPU-regeling. In de FPU-regeling zijn de volgende mogelijkheden opgenomen tot: c , op basis van 40 dienstjaren; c , op basis van 41 dienstjaren; c , op basis van 42 dienstjaren; c , op basis van 43 dienstjaren; c , op basis van 44 dienstjaren. Als datum van gebruikmaking van de FPU-regeling geldt de datum dat men de spilleeftijd heeft bereikt of het tijdstip waarop men het aantal dienstjaren heeft bereikt. De hoogte van de FPU-uitkering is vastgesteld op 70%. Omvang van het aantal uren gebruikmaking FPU-regeling Het aantal uren waarvoor men gebruik gaat maken van de FPU-regeling, dient minimaal gelijk te zijn aan het aantal uren waar men in het laatste jaar van de BAPOregeling gebruik van heeft gemaakt. Bij de invulling van de flexibele BAPO, zoals dat vorm is gegeven in voorbeeld 22, betekent dit 510 uur. De mogelijkheid bestaat om voor een minder aantal uren gebruik te maken van de FPU-regeling, echter het minimum aantal uren waarvoor men gebruik moet maken van de FPU-regeling bedraagt bij een volledige betrekking 340 uur. Aan de hand van bovengenoemd voorbeeld zou dit inhouden dat men meer gaat werken. Dit mag op generlei wijze direct of indirect leiden tot uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel. Binnen de Flexibele BAPO heeft het personeelslid de mogelijkheid om gedurende de periode van 52 jaar tot 61 jaar respectievelijk 62 jaar flexibel gebruik te maken van de BAPO-regeling. Per leeftijdsjaar is een aantal BAPO-uren beschikbaar gesteld. Het totaal aantal uren BAPO-verlof over de gehele periode van 52 jaar tot 61 jaar respectievelijk 62 jaar (totaalrecht) kan worden bepaald door het beschikbaar aantal BAPO-uren per jaar te totaliseren. In het totaalrecht mogen alleen die jaren worden meegenomen waarin voldaan wordt aan de referte-eis. Dit houdt in dat voorafgaande aan het jaar dat meegenomen wordt in het totaalrecht, het personeelslid 5 jaar in dienst moet zijn geweest bij een instelling zoals eerder omschreven. Het verkregen totaalrecht wordt daarnaast éénmalig verhoogd met een extra aantal BAPO-uren bij gebruikmaking van de FPU op 61- respectievelijk 62-jarige leeftijd, ongeacht de wijze waarop de flexibele BAPO wordt ingevuld. Met andere woorden: bij gebruikmaking van de FPU op 61-c.q. 62-jarige leeftijd heeft men recht op extra BAPO-uren. Dit extra aantal BAPO-uren bedraagt 170 uur bij een volledige betrekking. Bij een deeltijdbetrekking dient dit extra aantal BAPO-uren naar rato te worden vastgesteld. Het aantal extra BAPO-uren wordt rekenkundig op hele uren afgerond. Over dit extra aantal verlofuren vindt ook een inlevering plaats over het salaris van 25% respectievelijk 35 %. Om het aantal extra uren aan verlof te behouden dient men uiterlijk 1 augustus van het volgende schooljaar waarin men de leeftijd van 61 c.q 62 jaar heeft bereikt gebruik te maken van de FPU-regeling. Het recht op het extra aantal uren aan verlof behoudt men dus indien men in de loop van het schooljaar de leeftijd van 61 respectievelijk 62 jaar heeft bereikt en in dienst blijft tot het einde van het schooljaar. Algemene vaststelling totaalrecht bij gebruikmaking FPU op 61-jarige leeftijd bij een volledige betrekking met volledige gebruikmaking van de BAPO: Vaststelling totaalrecht Om tot een juiste invulling te kunnen komen van de flexibele-bapo dient allereerst het totaalrecht aan BAPOverlof te worden vastgesteld over de periode van 52 jaar tot de spilleeftijd FPU. Primair onderwijs NUMMER 12b 19 6 mei 1998

17

18 Leeftijd Uren verlof Aantal Totaal per jaar jaren uren verlof 52 t/m 55 jaar jaar t/m 60 jaar Extra verlofuren Aantal uren aan totaalrecht 2550 Algemene vaststelling totaalrecht bij gebruikmaking FPU op 62 jarige leeftijd bij een volledige betrekking met volledige gebruikmaking van de BAPO: Leeftijd Uren verlof Aantal Totaal per jaar jaren uren verlof 52 t/m 55 jaar jaar t/m 61 jaar Extra verlofuren Aantal uren totaalrecht 2890 Voor de categorie die op 1 augustus 1998 reeds de leeftijd van 52 jaar heeft bereikt, dient het totaalrecht te worden verlaagd met het aantal jaren dat men reeds gebruik heeft gemaakt (had kunnen maken) van de BAPOregeling. Met andere woorden: in het totaalrecht worden alleen de uren opgenomen die vanaf gelden met daaraan toegevoegd de extra BAPO-uren die worden toegekend vanwege het gebruik maken van de FPU. In onderstaande tabel wordt het totaalrecht aangegeven bij een volledige betrekking voor de verschillende leeftijden op , waarbij het recht op het verlof niet eerder ingaat dan op 52-jarige leeftijd. Leeftijd op Uren totaalrecht Gebruikmaking FPU Jonger dan 51 jaar jaar 51 of 52 jaar jaar 53 jaar * jaar 54 jaar jaar 55 jaar jaar 56 jaar jaar 57 jaar jaar 58 jaar jaar 59 jaar jaar 60 jaar jaar * Voorbeeld berekeningswijze bij de leeftijd 53 jaar Primair onderwijs NUMMER 12b 21 6 mei 1998

19 53 t/m 55 jaar 3 x t/m 60 jaar 5 x Extra verlofuren 170 Aantal uren totaalrecht 2380 Voor wat betreft het vaststellen van het totaalrecht voor het personeel dat gebruik kan maken van de FPU-regeling op basis van het aantal dienstjaren geldt het aantal uren per jaar tot gebruikmaking van de FPU-regeling. Invulling flexibele BAPO leeftijd uren verlof 52 jaar 0 53 jaar 0 54 jaar 0 55 jaar jaar jaar jaar jaar jaar 510 Totaalrecht 2550 Zoals eerder al is aangegeven bestaat de mogelijkheid om het totaalrecht aan BAPO flexibel in te vullen. Het nietverbruikte verlof in een schooljaar kan worden toegevoegd aan een andere periode. Hierbij is het niet toegestaan het aantal BAPO-uren eerder op te nemen dan in het jaar waarop het recht is ontstaan. Dit met uitzondering van het aantal extra BAPO-uren. Deze uren kunnen aan een willekeurig jaar worden toegevoegd of over meerdere jaren verspreid worden. Het aantal extra-bapouren dient voor gebruikmaking van de FPU-regeling te zijn opgenomen. Daarnaast mag het jaarlijks aantal BAPO-uren, eventueel gecombineerd met het seniorenverlof en jaarverlof, niet meer bedragen dan 50% van de betrekkingsomvang. Het totaalrecht aan BAPO-uren mag niet worden overschreden. Bovendien mag het wijzigen van de omvang van het verlof (inclusief het extra aantal BAPO-uren) op generlei wijze direct leiden tot plaatsing in de het risicodragende deel van de formatie (RDDF) zoals bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder b van het RPBO dan wel direct leiden tot enige uitkering. Dit geldt ook voor diegene die reeds gebruik hebben gemaakt van de BAPO-regeling en deze op een flexibele wijze wensen te gaan invullen. Aan de hand van een voorbeeld zal één en ander verduidelijkt worden. Geen gebruikmaking FPU Indien er geen gebruik wordt gemaakt van de FPU op 61 respectievelijk 62 jarige leeftijd terwijl daar wel recht op is, heeft het personeelslid geen recht op extra BAPO-uren. Bij het verbruiken van het extra aantal BAPO-uren dient vast te staan dat men gebruik gaat maken van de FPUregeling. Indien men geen gebruik maakt van de FPUregeling op 61 respectievelijk 62 jaar bedraagt het maximaal aantal BAPO-uren waarover een inhouding van 25 respectievelijk 35% plaatsvindt bij een volledige betrekking 340 uur. Over het aantal BAPO-uren bij een volledige betrekking groter dan 340 uur per jaar bedraagt de eigen bijdrage 100%. Voor een vermindering van de omvang van het aantal BAPO-uren kan een verzoek bij het bevoegd gezag worden ingediend. In deze situatie dient er een vacatureruimte te zijn ontstaan, die aangeboden kan worden aan de betrokkene. Het accepteren van deze vacature mag echter op generlei wijze direct of indirect leiden tot uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel. Het personeelslid dat niet met FPU gaat, maar bij het vaststellen van de flexibele BAPO aan heeft gegeven met FPU te gaan waardoor hem extra BAPO-uren zijn toegekend, dient dit extra toegekende aantal uren terug te betalen. Voorbeeld Overig Leeftijd op : 52 jaar Gebruikmaking FPU 61 jaar Aantal uren totaalrecht flexibele BAPO 2550 uur Gebruikmaking flexibele BAPO Vanaf 55 jaar Betrokkene kiest voor de volgende invulling Opslagen herbezetting BAPO Voor meer informatie over de opslagen vanwege herbezetting BAPO verwijs ik u naar een aparte publicatie die onlangs is verschenen op 4 februari 1998 in de Uitleg (kenmerk PO/PJ-1998/3369) Met ingang van 1 augustus 1998 is de adv/bapoquoteringsregeling komen te vervallen. Dit houdt in dat voor de invulling van de herbezettingsruimte, de voorwaardelijke toekenning van een deel de herbezettingsruimte is komen te vervallen. NUMMER 12b 22 6 mei 1998 Primair onderwijs

20 4.6.2 Werktijden Procedure Het beleid dat het bevoegd gezag op schoolniveau vaststelt ter uitvoering van deze regeling, is onderdeel van de werktijdenregeling en dient voor wat betreft de nietarbeidsvoorwaardelijke aspecten te worden vastgesteld met instemming van de medezeggenschapsraad (artikel 8, onderdeel d, WMO). De arbeidsvoorwaardelijke aspecten behoren tot de competentie van het DGO, maar kunnen aan de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad gemandateerd worden. De vaststelling van de werktijden gebeurt door het bevoegd gezag, na zorgvuldig overleg met het personeelslid. Het BAPO-verlof wordt toegekend in de vorm van een dag of een dagdeel per schoolweek. Onder dagdeel wordt verstaan een morgen of een middag van een werkdag. Voor het onderwijzend personeel geldt dat op de dagen of dagdelen dat hij lesvrij-verlof opneemt, hij niet kan worden ingezet voor andere taken. Het is mogelijk, in overleg met de betrokkene, het wekelijks aantal bapo-uren samen te voegen over een periode van meer dan één week. Hier wordt bijvoorbeeld mee bedoeld dat de wekelijkse BAPO-uren 1 maal in de 2 weken wordt opgenomen. Het bevoegd gezag dient er evenwel zorg voor te dragen dat sprake is van een redelijke spreiding van het BAPO-verlof. Bovendien dient het verlof zodanig te worden ingevuld dat voor het personeelslid herkenbaar is wanneer het verlof wordt genoten, waarbij ook, in het kader van goed personeelsbeleid, rekening moet worden gehouden met noodzakelijke activiteiten op onregelmatige tijdstippen in het jaar. Daarnaast dient het verlof zodanig ingevuld te worden dat dit ook past binnen de totale organisatie. Zoals eerder al is aangegeven dient een en ander in gezamenlijk overleg plaats tevinden. Het bevoegd gezag kan, na overleg met het personeelslid, jaarlijks in het kader van het vaststellen van de werktijden en met inachtneming van de gestelde bepalingen veranderingen aanbrengen in de tijdstippen waarop het BAPO-verlof wordt genoten. Hierbij dient de hierboven omschreven overlegprocedure in acht genomen te worden. Het personeelslid dient daarover op een zodanig tijdstip te worden geïnformeerd dat het naar aanleiding daarvan nog tijdig een eventuele wijzigingsaanvraag als bedoeld onder punt kan indienen. Voor een leerkracht die verlof geniet, verminderen de lesgebonden taken. Voor het geven van onderwijs als bedoeld in de taakkarakteristiek geldt een belasting van 930 lesgebonden uren bij een normjaartaak van 1659 uur. Hetzelfde aantal uren geldt voor een personeelslid dat benoemd is in de functie van klassenassistent, onderwijsassistent dan wel technischassistent, alsmede een personeelslid benoemd in de functie van logopedist en belast met behandeltaken en voor personeelsleden die benoemd zijn in andere dan de genoemde functies en voor wie sprake is van lesgebonden taken of behandeltaken. Het personeelslid dat van de BAPO-regeling gebruik wenst te maken, maakt zijn keuze ten minste tien weken vóór de gewenste ingangsdatum aan het bevoegd gezag van de instelling kenbaar. Indien het personeelslid kiest voor een ingangsdatum in de periode 1 mei tot 1 augustus, moet deze keuze uiterlijk op 1 maart daaraan voorafgaande kenbaar worden gemaakt. Deze situatie kan vanaf 1 maart 1999 plaatsvinden. Bij een flexibele invulling van de bapo-regeling dient te worden aangegeven in welke schooljaren hij het verlof wil opnemen alsmede het aantal uren verlof in het eerste schooljaar waarin het verlof zal worden genoten. Het bevoegd gezag toetst het verzoek aan de eisen en voorwaarden. Indien er wijzigingen optreden ten aanzien van het verzoek dient hierover overleg gepleegd te worden met het personeelslid. Het bevoegd gezag deelt het personeelslid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van acht weken, zijn besluit mede. Vervolgens wordt het besluit uitgevoerd Ingang BAPO-verlof Bij gebruikmaking van de flexibele BAPO kan het verlof op de eerste dag van de gewenste maand ingaan, echter niet eerder dan op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de leeftijd van 52 jaar is bereikt. Indien men geen gebruik maakt van de flexibele BAPO gaat het verlof niet eerder in dan op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de leeftijd van 52 jaar is bereikt. Uitbreiding van het verlof in verband met het bereiken van de 56-jarige leeftijd gaat eveneens niet eerder in dan de eerste dag van de maand volgende op die waarin de leeftijd van 56 jaar is bereikt. In het algemeen geldt dat bij gebruikmaking van de BAPO-regeling het verlof, om redenen van dienstbelang, later in kan gaan dan voorgestelde ingangsdatum doch uiterlijk op de eerste dag van het schooljaar volgende op de datum dat het personeelslid gebruik wenst te maken van de regeling Wijziging verlofomvang Het personeelslid heeft het recht de omvang van het verlof met ingang van de eerste dag van het schooljaar te wijzigen. Hij kan daartoe een verzoek indienen bij het bevoegd gezag. Hiervoor geldt dezelfde procedure als onder punt 7.3 is vermeld voor de eerste aanvraag. Het bevoegd gezag toetst of het verzoek om wijziging voldoet aan de gestelde voorwaarden en eisen. Daarbij gaat het met name om het dienstbelang. Bovendien mag een verzoek om vermindering van de omvang van het verlof op generlei wijze direct of indirect leiden tot uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel. Primair onderwijs NUMMER 12b 23 6 mei 1998