Het verlofstelsel voor hoger beroep in het licht van het recht op een eerlijk proces.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het verlofstelsel voor hoger beroep in het licht van het recht op een eerlijk proces."

Transcriptie

1 Het verlofstelsel voor hoger beroep in het licht van het recht op een eerlijk proces. Door: Lotte Houtman ANR: Masterscriptie Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Begeleider: Mr. M.E.W. Muskens Tweede examinator: Mr. L.A. van Noorloos Datum: 28 september 2012

2 Het verlofstelsel voor hoger beroep in het licht van het recht op een eerlijk proces. Door: Lotte Houtman ANR: Masterscriptie Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Begeleider: Mr. M.E.W. Muskens Tweede examinator: Mr. L.A. van Noorloos Datum: 28 september 2012

3 Voorwoord s-hertogenbosch, 28 september 2012 Ik heb nooit geweten dat laatste loodjes zo zwaar kunnen wegen. Het rapport dat hier voor u ligt heeft me bloed (figuurlijk), zweet en tranen (letterlijk) gekost. Na vele uren zwoegen, ligt het echter toch voor u: mijn afstudeerscriptie. Deze scriptie was de laatste stap in mijn carrière op de Universiteit van Tilburg, aan de opleiding Rechtswetenschappen. Ik wil hierbij iedereen bedanken die mij op en onderweg heeft geholpen en mentaal heeft ondersteund. Iedereen die al die tijd vertrouwen in me bleef houden. Alle vrienden en familie die me hebben opgepept, aangemoedigd en al mijn gezeur hebben aangehoord. In het bijzonder wil ik de volgende mensen bedanken: mevrouw Muskens mijn ouders Jorg Met vriendelijke groetjes, Lotte Houtman

4 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2. Wat houdt het verlofstelsel voor hoger beroep in? Hoger beroep in de periode voorafgaande aan het verlofstelsel Instellen van hoger beroep Beslissingen in hoger beroep Beperkingen op het recht op hoger beroep Hoger beroep na de komst van het verlofstelsel Wet stroomlijnen hoger beroep Beperkingen op het recht op hoger beroep Het verlofstelsel Wel of niet verlenen verlof Jurisprudentie omtrent het verlofstelsel Welke eisen worden er gesteld aan het recht op een eerlijk proces? Artikel 6 EVRM Ruime uitleg begrippen civil rights and obligations en criminal charge en de autonome interpretatie door het EHRM Vervolging Lid Eerlijke en openbare behandeling Behandeling binnen redelijke termijn Behandeling door onafhankelijk en onpartijdig gerecht (bij wet ingesteld) Lid 2: Onschuldpresumptie Behandeling als onschuldige Zichzelf niet belasten Lid 3: Eerlijk proces 42

5 3.4.1 Aanwezigheid bij berechting Informatie over de beschuldiging Tijd en faciliteiten voor de verdediging Verdediging en rechtsbijstand Getuigen en deskundigen Tolk ter terechtzitting Overige toepasselijke verdragsbepalingen Artikel 14 IVBPR Artikel 2 van het 7 e protocol bij het EVRM Lalmahomed tegen Nederland De feiten Mennen tegen Nederland Gang van zaken bij het EHRM Beslissing en motivering van het EHRM Vergelijking en conclusie Vergelijking Conclusie Samenvatting Begrippenlijst Bronvermelding 80

6 1. Inleiding Op 7 juni 2006 wordt Lalmahomed staande gehouden. Omdat hij zich niet kan legitimeren, krijgt hij een boete van 50,-. Er volgt een dagvaarding wanneer de boete niet wordt betaald. Lalmahomed verschijnt op 15 januari 2007 voor de kantonrechter en geeft aan onschuldig te zijn. Omdat zijn broer regelmatig misbruik maakt van zijn identiteit, vermoedt Lalmahomed dat hij de schuldige is. Ter onderbouwing hiervan, geeft hij aan al vaker vrijgesproken te zijn van soortgelijke aanklachten. Daarvan heeft hij ook kopieën. De zaak wordt aangehouden voor nader onderzoek door de politie, die op 27 juni 2007 met een proces-verbaal komt waarin staat dat Lalmahomed zelf is beboet. Op 11 oktober 2007 wordt de zitting bij de kantonrechter hervat, Lalmahomed is echter niet aanwezig. Hij wordt veroordeeld tot een geldboete van 60,- en stelt daartegen hoger beroep in. De voorzitter van het Gerechtshof in Den Haag, besluit op 3 december 2007 dat Lalmahomed geen verlof krijgt om hoger beroep in te stellen. Het zou niet aannemelijk zijn dat iemand anders misbruik heeft gemaakt van zijn identiteit. Omdat de voorzitter voorbij is gegaan aan de verschillende vrijspraken die Lalmahomed aan hem voor heeft gelegd, is er volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geen sprake geweest van een volledige en grondige evaluatie van alle relevante factoren. 1 Er is dan ook sprake van een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). 2 Deze uitspraak is de aanleiding van dit onderzoek. 3 Sinds 2007 kent Nederland een verlofstelsel met betrekking tot hoger beroep in strafzaken. Kort gezegd houdt dit verlofstelsel in, dat er toestemming van de voorzitter van het gerechtshof nodig is om in hoger beroep te kunnen. Het verlofstelsel is van toepassing op misdrijven en overtredingen waar een gevangenisstraf van maximaal 4 jaar op staat en waarvoor slechts een boete wordt opgelegd tot 500,-. 4 De uitspraak van 22 februari , waarbij Nederland dus op de vingers is getikt voor het beperken van de reikwijdte van artikel 6 EVRM, heeft betrekking op het recht op een eerlijk proces. Hoewel het verlofstelsel niet volledig wordt afgekeurd door het EHRM, 6 is de uitspraak wel een reden om te onderzoeken of het stelsel voldoet aan de eisen die het EVRM stelt aan een eerlijk proces. 1 EHRM 22 Februari 2011, applicatie nr /08, par. 37 en EHRM 22 Februari 2011, applicatie nr /08, Th.A. de Roos 2011, p. 9 en Folkert Jensma, Hof Straatsburg veroordeelt Nederland wegens verkeerde weigering van hoger beroep. 3 EHRM 22 Februari 2011, applicatie nr /08 (Lalmahomed t. Nederland). 4 Artikel 410a Wetboek van Strafvordering 5 EHRM 22 Februari 2011, applicatie nr /08 (Lalmahomed t. Nederland)

7 Het doel van dit onderzoek is te bepalen of het Nederlandse verlofstelsel voor hoger beroep in strafzaken, voldoet aan de eisen die in het EVRM zijn gesteld aan het recht op een eerlijk proces. De vraag die hierbij centraal staat, is de volgende: Op welke punten is het Nederlandse verlofstelsel voor hoger beroep in strafzaken strijdig met de eisen die het EVRM stelt aan het recht op een eerlijk proces? Door middel van verschillende subvragen/-onderdelen, wordt naar een beantwoording van de hoofdvraag toegewerkt. Om te beginnen worden het hoger beroep en het daarbij horende verlofstelsel nader toegelicht. Hierna volgt een uitwerking van artikel 6 EVRM en na dit volledige overzicht van het recht op een eerlijk proces, worden de artikelen besproken die het recht geven op behandeling van een zaak in hoger beroep (artikelen 14 IVBPR en 2 van het Zevende protocol bij het EVRM). Hierna volgt een beschrijving van de uitspraak van het EHRM in de zaak Lalmahomed en ten slotte wordt een vergelijking tussen het verlofstelsel en het recht op een eerlijk proces gemaakt, waarna de hoofdvraag beantwoord kan worden. De bevindingen in het rapport dat hier voor u ligt, zijn tot stand gekomen op basis van literatuuronderzoek. Hierbij zijn de belangrijkste bronnen de wet- en verdragsteksten van de behandelde artikelen, de memorie van toelichting betreffende het verlofstelsel voor hoger beroep en jurisprudentie van zowel het EHRM, als van de Nederlandse rechters inzake het verlofstelsel. 6 < en Folkert Jensma, Hof Straatsburg veroordeelt Nederland wegens verkeerde weigering van hoger beroep

8 2. Wat houdt het verlofstelsel voor hoger beroep in? Het verlofstelsel voor hoger beroep houdt - kort gezegd - in dat er voor overtredingen en misdrijven waarop een gevangenisstraf staat van maximaal 4 jaar, maar waarvoor een geldboete van maximaal 500,- is opgelegd, toestemming van de voorzitter van het gerechtshof is vereist om in hoger beroep te kunnen gaan. Voordat dit verlofstelsel verder wordt uitgewerkt, wordt eerst ingegaan op het hoger beroep zelf. Nadat het hoger beroep (appèl) is besproken zoals deze voor de komst van het verlofstelsel werd vormgegeven, worden de veranderingen voor het hoger beroep genoemd die het verlofstelsel met zich mee heeft gebracht. In paragraaf 2.1 staan enkele artikelen die in de huidige wetgeving niet meer gelden. Zij zijn dan aangeduid als zijnde oud. Bij de behandeling van het hoger beroep in de periode voordat het verlofstelsel is ingevoerd, wordt in de voetnoten soms verwezen naar jongere en oudere bronnen. Dit is om het verschil (of liever gezegd: de overeenkomsten) met het huidige recht aan te geven. Als het doel van het huidige hoger beroep is uitgelegd, volgt - aan de hand van de Wet stroomlijnen hoger beroep en artikel 410a Sv - een uiteenzetting van het verlofstelsel en het ontstaan daarvan. 2.1 Hoger beroep in de periode voorafgaande aan het verlofstelsel Hoger beroep is een rechtsmiddel. Rechtsmiddelen bieden de mogelijkheid om tegen de beslissing van een rechter op te komen bij een hogere instantie. De rechtsmiddelen die wij in het Nederlandse strafrecht kennen, worden verdeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. Gewone rechtsmiddelen worden gehanteerd voor rechterlijke uitspraken die nog niet in kracht van gewijsde zijn gegaan (die uitspraken zijn nog niet onherroepelijk geworden) en buitengewone rechtsmiddelen worden gebruikt bij uitspraken die al wel in kracht van gewijsde zijn gegaan. Buitengewone rechtsmiddelen zijn cassatie in het belang der wet (art. 456 Sv) en herziening (art. 457 Sv). Gewone rechtsmiddelen zijn hoger beroep (art. 404 e.v. Sv), beroep in cassatie (art. 427 e.v. Sv), verzet (art. 399 Sv oud) en het bezwaarschrift (beroep tegen bepaalde beschikkingen). 7 Hoger beroep is dus een gewoon rechtsmiddel. Het hoger beroep vindt plaats bij een gerechtshof en is in de wet met name geregeld in het derde boek van het Wetboek van Strafvordering in titel II (art. 404 t/m 426f). Het doel ervan, is een zaak voor de tweede keer volledig te laten behandelen, door een hogere rechter. De rechter in tweede aanleg stelt in beginsel een nieuw onderzoek in, waarbij de officier van justitie nieuw bewijsmateriaal in de zaak kan aanbrengen en de verdachte nieuw ontlastend materiaal. Ook kan de verdachte 7 Corstens 2011, p. 782 en Minkenhof 2002, p. 409 e.v

9 reeds bestaande verweren voeren, waarvan hij in eerste aanleg dacht dat het niet van belang was ze te noemen. 8 Het onderwerp dat in hoger beroep wordt behandeld, is gelijk aan het onderwerp in eerste aanleg. Het doel is tenslotte om de materiële waarheid te vinden, dus kan niet worden volstaan met slechts het ingaan op bezwaren. Er zou in dat geval geen volledig overzicht kunnen volgen van de situatie waar de waarheid uit moet blijken. 9 De partij die in hoger beroep gaat hoopt hiermee een voor hem gunstiger oordeel te verkrijgen dan in eerste aanleg is uitgesproken. De rechtbank (waar de zaak in beginsel in eerste aanleg wordt behandeld) en het gerechtshof zijn feitelijke instanties die de zaak volledig behandelen. De zaak wordt hier inhoudelijk bekeken; de feiten en omstandigheden van het geval zijn van groot belang. Hiermee wordt niet gesuggereerd dat dit bij het beroep in cassatie niet het geval is, er vindt dan echter geen volledig nieuwe behandeling van de zaak plaats. Bij de Hoge Raad (die een beroep in cassatie behandelt), wordt gekeken of de beslissing overeenkomstig het recht is genomen. Er worden vijf functies van hoger beroep onderscheiden: 10 De bescherming tegen willekeur van een rechter; De mogelijkheid om vergissingen te corrigeren; Rechtseenheid en rechtsontwikkeling; De bevordering van het gezag van een rechterlijk oordeel; Een herkansing voor partijen vanuit een wellicht nieuwe kijk op de zaak. Deze functies kunnen als voordeel gezien worden van een behandeling in een tweede instantie, ten opzichte van een behandeling bij slechts één instantie. Bovendien kan er door een nieuwe kijk op de zaak een - om met de woorden van Corstens te spreken - volledigere waarheid aan het licht komen. Tevens is de ervaring van rechters van gerechtshoven over het algemeen groter dan die van rechters bij rechtbanken, wat de kwaliteit van het oordeel in hoger beroep ten goede kan komen. 11 Er zijn dus verschillende redenen om aan te nemen dat er in tweede aanleg een grotere kans is op een betere beslissing dan in eerste aanleg het geval is. Uiteraard betekent dit niet dat in eerste aanleg geen volledige waarheid boven kan komen, of dat de kwaliteit van het oordeel in eerste aanleg onder de maat is. De gedachte achter de grondslag van hoger beroep is echter een beter resultaat te verkrijgen 8 Minkenhof 2002, p. 414 en Minkenhof 2009, p Groenhuijsen 2002, p Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p Corstens 2011, p

10 doordat een zaak tweemaal is behandeld. 12 In plaats van termen als beter of vollediger zou gesproken kunnen worden van scherpte. Een betere kwaliteit van het oordeel betekent een scherpere uitspraak. 13 Of de uitspraak in tweede aanleg daadwerkelijk beter (of scherper) is dan in eerste aanleg, is ook maar de vraag. Minkenhof legt deze twijfel als volgt uit. 14 Een raadsheer heeft meestal meer ervaring dan een rechter in eerste aanleg. De strafrechtspraak bij gerechtshoven wordt echter vaak uitgeoefend door raadsheren die vooral zijn benoemd vanwege hun civielrechtelijke bekwaamheid en door raadsheer-plaatsvervangers. Deze personen hebben dus niet per definitie de meeste ervaring met het strafrecht (omdat ze civielrechtelijk meer bekwaam zijn) of met rechtspreken (aangezien raadsheerplaatsvervangers niet perse rechtsprekende functies bekleden in hun dagelijkse werkzaamheden). Minkenhof haalt tevens de behandeling in de enkelvoudige of de meervoudige kamer aan. In beginsel wordt een zaak in hoger beroep door een meervoudige kamer behandeld, want wanneer in eerste instantie door een alleenrechtsprekende rechter een beslissing is gegeven en in tweede instantie door een driekoppig college, neemt de kans op een betere beslissing over het algemeen toe. Met de komst van unusrechtspraak in appèl is dit voordeel voor hoger beroep echter aanzienlijk verminderd. Unusrechtspraak houdt in dat één rechter een beslissing neemt. Het meerkoppig college van het Gerechtshof bestaat uit drie rechters die gezamenlijk een beslissing nemen. Wanneer een meerkoppig college zich dus over een zaak buigt, is er niet slechts één mening die ertoe doet. Door te overleggen met elkaar komen er meer aspecten van de zaak aan bod en is de kans dus groter op een genuanceerdere uitspraak, dan wanneer slechts één rechter zich over de zaak buigt. In de praktijk wordt meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid van behandeling door de enkelvoudige kamer. 15 Op de uitzonderingen die gelden met betrekking tot behandeling door een meervoudige kamer, wordt verderop in dit hoofdstuk terug gekomen. Er zijn nog meer nadelen verbonden aan het hoger beroep. Naarmate een zaak ouder wordt, zullen ook de herinneringen van zowel de verdachte als eventuele getuigen vager worden. 16 Vage herinneringen zullen de waarheidsvinding niet bevorderen. Het hof mag wel bewijsmateriaal gebruiken uit de behandeling in eerste aanleg (art. 422 lid 2 Sv: De beraadslaging geschiedt voorts naar aanleiding van het onderzoek in eerste aanleg ), maar dit druist enigszins in tegen het doel van hoger beroep, namelijk een (geheel) nieuwe 12 Groenhuijsen 2002, p Groenhuijsen 2002, p. 354 en Minkenhof 2002, p. 414 en Minkenhof 2009, p Mevis 2009, p Corstens 2011, p. 787 en Minkenhof 2009, p

11 behandeling van de zaak. Daarbij kan er juist sprake zijn van een klacht omtrent het bewijsmateriaal in eerste aanleg en kan dat daarom niet zonder meer gebruikt worden als bewijsmateriaal in tweede aanleg. Een voorbeeld hiervan is wanneer het bewijs onrechtmatig verkregen zou zijn. Om terug te komen op de voordelen van het hoger beroep: het belangrijkste lijkt volgens Minkenhof de aanwezigheid van een herkansing. 17 Het feit dat partijen de gelegenheid krijgen om fouten uit de eerste aanleg te laten herstellen, is dus belangrijker dan dat de behandeling door een hoger gerecht wordt uitgevoerd. Deze twee argumenten voor hoger beroep zijn echter wel enigszins met elkaar verbonden. Om van een echte herkansing te kunnen spreken, is het van belang dat een onbevooroordeelde rechter naar de zaak kijkt. 18 Het hoger beroep vindt plaats bij een hoger gerecht om met name het recht op een onbevooroordeelde rechter te kunnen waarborgen. Wanneer er twee rechters een zaak inhoudelijk hebben behandeld, is de kans groter dat er ten minste één onbevooroordeelde rechter een besluit heeft genomen. Ter bevordering van een onbevooroordeelde behandeling, wordt tevens de voorkeur gegeven aan een andere vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie dan in eerste aanleg het geval was. Dit is echter niet verplicht. 19 Één herkansing wordt voldoende geacht. Dat is de reden dat er niet meer dan twee feitelijke instanties een zaak kunnen behandelen. Er staat volgens Minkenhof wel altijd nog beroep in cassatie open, 20 maar dan wordt in principe alleen bekeken of het recht goed is toegepast. Beroep in cassatie instellen is echter niet mogelijk als er geen hoger beroep open staat, tenzij het gaat om een overtreding van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam (art. 404 lid 4 Sv). Op grond van artikel 78 lid 5 Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), is cassatie alleen mogelijk als er geen ander gewoon rechtsmiddel (meer) openstaat. Omdat in zaken die zijn uitgesloten van hoger beroep in principe ook geen cassatie open staat, is er in die gevallen vaak sprake van berechting door slechts één instantie. 21 Er is dan dus helemaal geen sprake van een herkansing. Bovenstaande is mede een reden om altijd te streven naar een foutloze uitspraak. Deze stelling (het streven naar een foutloze uitspraak) van De Hullu 22 met betrekking tot het 17 Minkenhof 2002, p. 414 en Minkenhof 2009, p Minkenhof 2002, p. 415 en Minkenhof 2009, p. 455 en Minkenhof 2002, p. 415, HR 14 december 1999, NJ 2000/164 en Minkenhof 2009, p. 456 en Minkenhof 2002, p In de versie van 2009 is deze uitspraak niet teruggevonden. 21 Minkenhof 2002, p Hullu, de 1989, p

12 onderscheid tussen lichte en zware strafzaken, kan worden doorgetrokken naar de behandeling in eerste aanleg en in hoger beroep. De conclusie die uit de woorden van De Hullu kan worden getrokken is namelijk de volgende: hoe zwaarder een zaak is, hoe ernstiger en verstrekkender de gevolgen zijn, dus hoe meer en strengere waarborgen van belang zijn om een eerlijk proces te kunnen garanderen. De waarborgen waar het hier over gaat zijn onder andere een volledig nieuwe behandeling in tweede aanleg. Dus hoe ernstiger een zaak is, hoe belangrijker het is dat er een tweede behandeling plaatsvindt. Echter voor die gevallen waarin geen tweede behandeling plaatsvindt, is het wel zo eerlijk als bij de eerste behandeling al gestreefd wordt naar perfectie Instellen van hoger beroep Het hoger beroep begint met een appèlschriftuur en de betekening van de appèldagvaarding (artikel 412 lid 1 Sv). Op deze manier (door middel van de betekening) wordt de zaak aanhangig gemaakt. 23 De procedure is verder hetzelfde als in eerste aanleg (art. 415 Sv). Hoger beroep kan zowel door de verdachte worden ingesteld als door de officier van justitie. Voor beiden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van 14 dagen na de einduitspraak in eerste aanleg (art. 408 lid 1 Sv). Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin de verdachte wordt geacht bekend te zijn met de datum waarop het vonnis is gewezen en gevallen waarbij dat niet is. 24 Als dat namelijk niet het geval is, gaat de termijn voor de verdachte pas lopen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is (art. 408 lid 2 Sv). De officier van justitie en de verdachte kunnen op grond van artikel 410 lid 1 Sv, binnen 14 dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur houdende grieven indienen. Dit is dus niet verplicht. Aan de schriftuur zelf zijn geen hoge eisen gesteld. Redenen hiervoor zijn dat de verdachte ook zelf de schriftuur moet kunnen indienen (hoewel hij vaak niet juridisch geschoold is en niet veel verstand heeft van de regels en procedures die hij moet volgen) en er ten tijde van de indiening niet altijd een volledig uitgewerkt vonnis beschikbaar is. Partijen kunnen hun schriftuur niet uitgebreid onderbouwen als de bewijsredenering van de rechtbank niet bekend is Minkenhof 2002, p. 420 en Minkenhof 2009, p Corstens 2011, p Corstens 2011, p. 792 en

13 Een grief is, volgens de Hoge Raad, iedere grond die de appellant aanvoert om duidelijk te maken dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden. 26 Hierbij geldt een kenbaarheidsmaatstaf, die inhoudt dat uit het beroepschrift moet blijken op welke gronden de appellant oordeelt dat de uitspraak onjuist is en tegen welk deel van het vonnis hij in hoger beroep gaat. 27 Het gaat erom dat de wederpartij moet weten waartegen hij zich moet verweren. Ook Heemskerk bevestigt dat dit als doel wordt gezien van de grieven (of redenen. Deze komen in paragraaf 2.2 aan bod). 28 Ondanks dat de eisen niet hoog zijn, zijn algemene en vage formuleringen niet voldoende. De bezwaren moeten in ieder geval duidelijk gericht zijn tegen het vonnis in eerste aanleg en dus niet een herhaling vormen van wat in eerste aanleg al is aangevoerd. 29 Het doel van het indienen van grieven komt overeen met één van de twee belangen die artikel 410 Sv dient, namelijk de gelegenheid geven/krijgen om van elkaars standpunt op de hoogte te worden gebracht. Het tweede belang is een doelmatig verloop van het proces. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in het feit dat de zitting plaatsvindt op basis van de schriftuur. 30 De consequentie van geen schriftuur houdende grieven indienen, is dat de rechter kan beslissen dat het beroep niet behandeld wordt, omdat het niet-ontvankelijk wordt verklaard. 31 Hoger beroep moet een belang dienen. Stamhuis spreekt over een redelijk belang om een rechtsmiddel in te stellen. 32 Als er geen belang is bij hoger beroep, kan er niet in hoger beroep worden gegaan. De officier van justitie kan wel hoger beroep instellen als de uiteindelijke straf of maatregel die is opgelegd aan de verdachte, overeenkomstig zijn eis is. 33 Hij kan de straf bijvoorbeeld toch te laag vinden naar aanleiding van nieuw bewijsmateriaal. De verdachte kan echter niet in hoger beroep als hij is vrijgesproken. Als er meerdere feiten ten laste zijn gelegd, kan de verdachte ook alleen in hoger beroep tegen de feiten waarvoor hij niet geheel is vrijgesproken. 34 Dat is niet onlogisch, want welk belang kan een verdachte hebben bij hoger beroep tegen zijn vrijspraak? Appèl tegen nietigverklaring van de dagvaarding, onbevoegdverklaring van de rechtbank, niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie en ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR), kan de verdachte wel instellen. 35 De wetgever heeft rekening gehouden met de 26 Poorter 2006, p. 48 en HR 9 september 1994, NJ 1995/6 (Gloudemans/ De Winter Uden BV) en HR 28 maart 1997, 1997/452 (VOF De Witte/Jager). 27 HR 24 april 1981, NJ 1981/495 (Jansen MBI). 28 Heemskerk in Grieven hoeven geen grieven te heten om grieven te zijn Poorter 2006, p Groenhuijsen 2002, p Corstens 2011, p. 791 en artikel 416 lid 2 en 3 Sv. 32 Groenhuijsen 2002, p Corstens 2011, p. 789, Minkenhof 2002, p. 416 en HR 1 april 1997, NJ 1998/ Artikel 404 lid 5 Sv. 35 Minkenhof 2002, p. 416 en Minkenhof 2009, p

14 mogelijkheid dat de verdachte hierbij wel een rechtens te beschermen belang heeft. Dit belang zou de mogelijkheid van vrijspraak kunnen zijn. Op grond van artikel 68 Sr, mag er na het onherroepelijk worden van de vrijspraak namelijk geen nieuwe vervolging plaatsvinden. Dat kan dus als voordeel worden gezien voor de verdachte, wanneer hij wordt vrijgesproken na hoger beroep tegen de eerder genoemde nietigverklaring, onbevoegdverklaring of nietontvankelijkverklaring. Het voordeel van appèl indienen tegen een OVAR (wegens het ontbreken van strafbaarheid) is gering, omdat er geen nieuwe vervolging dreigt. 36 In een dergelijk geval blijft echter wel vaststaan dat de verdachte het feit heeft begaan. Hij wordt enkel niet veroordeeld omdat het feit (in deze omstandigheden) niet strafbaar is. Wanneer het gaat om een maatschappelijk gezien afkeurenswaardig feit, zou hij in plaats van OVAR bijvoorbeeld de vaststelling kunnen verlangen dat het ten laste gelegde niet is bewezen. Daarop volgt vrijspraak. Er moet voor het hoger beroep onderscheid worden gemaakt tussen einduitspraken en tussenvonnissen. Einduitspraken (of eindvonnissen) worden in artikel 138 Sv omschreven als uitspraken tot schorsing der vervolging of tot verklaring van onbevoegdheid, nietontvankelijkheid of nietigheid van dagvaarding, en die welke na afloop van het gehele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan, maar einduitspraken zijn bijvoorbeeld ook de beslissingen tot niet-ontvankelijkheid van verzet 37, tot vervallenverklaring van verzet 38 en tot niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep Tussenvonnissen zijn alle andere uitspraken die worden gegeven gedurende het onderzoek ter terechtzitting. Minkenhof geeft de voorbeelden 41 van het verworpen verweer als bedoeld in artikel 283 Sv, het beslissen over (het voortduren van) voorlopige hechtenis en het gelasten of weigeren van het oproepen van getuigen. Hoger beroep kan worden ingesteld tegen zowel tussenvonnissen als eindvonnissen. Dit hoeft niet gelijktijdig te gebeuren (ook al lijkt dat wel het geval gezien de tekst van artikel 406 lid 1 Sv. Hierover is echter jurisprudentie te vinden: HR 15 juni 1936, NJ/1004), maar appèl tegen een tussenvonnis kan pas als het eindvonnis ook is gewezen. Dit is zo bepaald om het strafproces niet onnodig op te houden. Dat een tussenvonnis één of beide partijen niet bevalt, wil ook niet zeggen dat het eindresultaat niet gunstig uitpakt. Als partijen tevreden zijn met de einduitspraak, wordt er waarschijnlijk ook geen hoger beroep meer ingesteld tegen 36 Minkenhof 2002, p. 416 en Minkenhof 2009, p HR 10 oktober 1978, NJ 1979/ Artikel 402 lid 1 Sv. 39 HR 17 mei 1955, NJ 1956/5. 40 Minkenhof 2002, p. 417 en Minkenhof 2009, p Minkenhof 2002, p. 417 en Minkenhof 2009, p

15 een tussenvonnis. Dit scheelt veel tijd. Ook kan het zo zijn dat er na de einduitspraak geen recht op hoger beroep meer open staat. Voor de verdachte bijvoorbeeld, wanneer hij is vrijgesproken. Ook wanneer het eindvonnis niet op het tussenvonnis steunt, omdat de behandeling van de zaak opnieuw is aangevangen (bijvoorbeeld wanneer de samenstelling van het rechtsprekende college is veranderd), is het niet mogelijk om tegen het tussenvonnis in beroep te gaan. 42 Dit zou ook geen meerwaarde hebben, aangezien het tussenvonnis niet meespeelt bij de uitkomst van het onderzoek ter terechtzitting. Als de verdachte of de officier van justitie hoger beroep in wil stellen tegen niet alleen het eindvonnis maar ook een tussenvonnis, moet dit uit de appèlakte (de akte die wordt opgemaakt van het instellen van hoger beroep) duidelijk blijken. 43 Hoger beroep kan alleen worden ingesteld tegen het gehele vonnis en niet slechts tegen een deel ervan (art. 407 lid 1 Sv). Als er echter sprake is van cumulatief ten laste gelegde feiten 44, geldt dit verbod op partieel beroep niet (art. 407 lid 2 Sv). De verdachte kan tenslotte van bepaalde feiten vrijgesproken worden (waartegen hij op grond van art. 404 lid 5 Sv dus niet in beroep kan), terwijl hij voor andere feiten veroordeeld wordt. Wanneer toch een partieel beroep wordt ingesteld (behoudens de uitzondering in art. 407 lid 2 Sv), wordt de indiener niet-ontvankelijk verklaard in het gehele beroep. Omdat het hoger beroep een hele nieuwe behandeling is van een zaak, betekent dit dat ook de onderdelen waarvoor een verdachte in eerste aanleg al is vrijgesproken, opnieuw worden beoordeeld. Dat tegen die onderdelen niet apart in hoger beroep kan worden gegaan, wil dus niet zeggen dat er niet meer naar gekeken wordt in tweede aanleg. In beginsel wordt (zoals reeds eerder genoemd) hoger beroep door een meervoudige kamer behandeld (art. 411 lid 1 Sv). Er zijn echter enkele uitzonderingen op de regel mogelijk. Om te beginnen komen in aanmerking voor behandeling door een enkelvoudige kamer, zaken van eenvoudige aard, waarbij de verdachte in eerste aanleg een straf of maatregel opgelegd heeft gekregen (art. 411 lid 2 sub a Sv). Tevens wordt een zaak in hoger beroep door een enkelvoudige kamer behandeld, wanneer de zaak in eerste aanleg door de kantonrechter of politierechter is behandeld en het gaat om een overtreding als bedoeld in artikel 8 of 163 lid 2, 6, 8 of 9, van de Wegenverkeerswet 199 (sub b). Het betreft dan zogenaamde alcoholdelicten. 45 Het Openbaar Ministerie bepaalt of een zaak bij de enkelvoudige of meervoudige kamer wordt aangebracht. De enkelvoudige kamer kan naar de meervoudige kamer verwijzen, als 42 Minkenhof 2002, p. 417 en Minkenhof 2009, p Minkenhof 2002, p. 417, HR 26 oktober 1999, NJ 2000/25 en Minkenhof 2009, p Voor verschillende soorten tenlasteleggingen zie begrippenlijst. 45 Minkenhof 2002, p

16 zij de zaak niet geschikt acht voor behandeling door de enkelvoudige kamer (art. 411 lid 3 Sv). Dat is bijvoorbeeld het geval als de zaak te ingewikkeld is of als zij denkt dat er een langere vrijheidsstraf nodig is dan in eerste aanleg word opgelegd. Het Openbaar Ministerie moet bij de beslissing of een zaak bij de enkelvoudige kamer wordt gebracht, rekening houden met het feit dat de enkelvoudige kamer geen onvoorwaardelijke straf of maatregel op mag leggen waarbij een vrijheidsbeneming volgt, van een langere duur dan in eerste aanleg is opgelegd (art. 425 lid 2 Sv oud). Verder heeft de enkelvoudige kamer dezelfde bevoegdheden als de meervoudige kamer (art. 425 lid 1 Sv) Beslissingen in hoger beroep Het gerechtshof kan in hoger beroep verschillende beslissingen nemen. 46 Om te beginnen is er de mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, door een nieuwe uitspraak te doen in de zaak. Verder kan de appèldagvaarding nietig worden verklaard, kan het hof zich onbevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen en kan de appellant niet-ontvankelijk in zijn beroep worden verklaard. Ook kan het gerechtshof het vonnis uit de eerste aanleg geheel of gedeeltelijk bevestigen of vernietigen (art. 423 lid 1 Sv). Ten slotte kan het gerechtshof de zaak terugverwijzen naar de rechtbank, als blijkt dat ten onrechte beslissingen (op grond van artikel 349 Sv) zijn genomen aan de hand van de formele vragen van artikel 348 Sv (met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechter zelf, de ontvankelijkheid van de officier van justitie en redenen tot schorsing van de zaak) en er zo aan behandeling van de materiële vragen van artikel 350 Sv (met betrekking tot de vragen of deze verdachte, dit gedagvaarde strafbare feit heeft gepleegd en of dat hem kan worden aangerekend) niet is toegekomen Beperkingen op het recht op hoger beroep Op het recht op hoger beroep zijn uitzonderingen mogelijk gemaakt. Bij die uitzonderingen wordt onderscheid gemaakt tussen vonnissen en beschikkingen. 47 De beschikkingen worden hier buiten beschouwing gelaten, omdat het later te bespreken verlofstelsel slechts van toepassing is op vonnissen. Tegen vonnissen inzake misdrijven, mogen de officier van justitie en de verdachte (die niet is vrijgesproken van het ten laste gelegde), op grond van artikel 404 lid 1 Sv, hoger beroep instellen. Uit lid 2 van artikel 404 blijkt dat dit recht ook geldt voor overtredingen, maar in sub a en b zijn beperkingen hierop te vinden. De eerste beperking is dat er geen hoger beroep open staat als er geen straf of maatregel is opgelegd (art. 404 lid 2 sub a Sv). De tweede 46 Minkenhof 2002, p. 427 en Minkenhof 2009, p. 470 en Corstens 2011, p. 799 e.v.. 47 Minkenhof 2002, p

17 beperking is dat er geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een (eventueel gezamenlijke) geldboete van maximaal 50,- (art. 404 lid 2 sub b Sv). Op de tweede beperking geldt nog een uitzondering. Uit lid 3 blijkt namelijk dat indien de zaak in eerste aanleg bij de kantonrechter is behandeld, het bedrag van maximaal 50,- gelezen kan worden als zijnde 25,-. Omdat de beperkingen van toepassing zijn op overtredingen, moet worden bepaald wanneer er sprake is van een overtreding. Of er sprake is van een overtreding wordt bepaald door wat er ten laste is gelegd. 48 Als er zowel misdrijven als overtredingen cumulatief ten laste zijn gelegd, moet de tenlastelegging bij het bepalen of hoger beroep mogelijk is, worden gesplitst in een onderdeel dat van toepassing is op misdrijven en een onderdeel dat van toepassing is op overtredingen. 49 Als er sprake is van een alternatieve of primair/subsidiaire tenlastelegging, staat hoger beroep open. Het maakt hiervoor niet uit of alleen de overtreding bewezen is verklaard Voor verschillende soorten tenlasteleggingen zie begrippenlijst. 49 Minkenhof 2002, p HR 10 april 2000, NJ 2001/

18 2.2 Hoger beroep na de komst van het verlofstelsel In de huidige regelgeving is het verzet (art. 399 e.v. Sv) komen te vervallen. Er is nog wel een vorm van verzet mogelijk, maar dit valt niet meer onder de gewone rechtsmiddelen. Minkenhof noemt dit tegenwoordig een buitenmodel rechtsmiddel, 51 evenals het bezwaar (tegen dagvaardingen) en beklag. Ook het bezwaarschrift speelt niet meer dezelfde rol als voorheen. Bezwaarschriften kunnen (kort gezegd) tegen bepaalde beschikkingen worden ingesteld. Omdat het voor dit onderzoek echter niet relevant is om hierop in te gaan, verwijs ik voor meer informatie naar Minkenhof 52 en Corstens 53. De mogelijkheid om in hoger beroep een enkelvoudige kamer naar een zaak te laten kijken in plaats van een meervoudige kamer, bestaat in de huidige wetgeving nog steeds. In artikel 411 is in lid 2 echter wel een wijziging aangebracht. Uit sub b van dat artikel kan worden opgemaakt dat een zaak door een enkelvoudige kamer kan worden behandeld, als deze in eerste aanleg is behandeld door de kantonrechter of politierechter en er een maximale gevangenisstraf van zes maanden is opgelegd. Het vereiste dat er sprake is van zogenaamde alcoholdelicten is niet meer van toepassing. De uitzondering van sub a is onveranderd gebleven. Een zaak van eenvoudige aard, waarbij de verdachte in eerste aanleg een straf of maatregel opgelegd heeft gekregen, kan dus door een enkelvoudige kamer behandeld worden. Voor de behandeling door een enkelvoudige kamer gelden dezelfde regels als voor de gewone appèlprocedure (art. 425 en 426 Sv). 54 In de procedure is echter wel iets veranderd. Artikel 425 lid 2 is namelijk komen te vervallen. Het Openbaar Ministerie hoeft dus geen rekening meer te houden met het feit dat de enkelvoudige kamer geen onvoorwaardelijke straf of maatregel op mag leggen van een langere duur dan in eerste aanleg is opgelegd. Zowel de officier van justitie als de verdachte mogen in hoger beroep gaan. De leden 1 en 2 (aanhef) van artikel 404 Sv zijn wat dat betreft onveranderd gebleven. Ook de termijn om in hoger beroep te gaan (art. 408 Sv), is 14 dagen gebleven. Nadat hoger beroep is ingesteld, hebben partijen nog eens 14 dagen om een schriftuur houdende grieven in te dienen. Dat was anno 2002 ook het geval, maar het toepasselijke wetsartikel is inmiddels uitgebreid. In het nieuwe artikel 410 Sv, is te zien dat de uitbreiding met name zit in het onderscheid dat is gemaakt tussen de officier van justitie en de verdachte. De officier van justitie moet een schriftuur indienen binnen 14 dagen na het instellen van hoger beroep. In deze schriftuur worden de grieven vermeld die de officier tegen het vonnis heeft. De verdachte is niet 51 Minkenhof 2009, p Minkenhof 2009, paragraaf Corstens 2011, 782 e.v.. 54 Corstens 2011, p

19 verplicht een schriftuur houdende grieven in te dienen. Wanneer het gaat om een beroep dat onder het verlofstelsel valt (lid 4), is hij echter in beginsel wel verplicht een schriftuur met opgave van redenen in te dienen. Wanneer de verdachte in eerste aanleg bij verstek is veroordeeld en de dagvaarding of oproeping om daar te verschijnen niet in persoon aan de verdachte is betekend en er geen andere omstandigheden zijn waaruit blijkt dat de verdachte vooraf bekend was met de zitting, hoeft hij geen schriftuur met opgave van redenen in te dienen om in appèl te gaan (art. 410 lid 4 jo. 410a lid 2 Sv). Het verschil tussen een schriftuur houdende grieven en een schriftuur met opgave van redenen, is dat de schriftuur met opgave van redenen is gericht op het geven van redenen waaruit blijkt dat de zaak in hoger beroep behandeld moet worden 55 en dus niet direct op bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat er nieuw materiaal is waarmee de onschuld van de verdachte bewezen kan worden. Een voorbeeld van een grief kan zijn dat de straf te hoog is. De verdachte geeft dat dan in zijn schriftuur aan. Aan de inhoud ervan worden (net als in de periode voordat het verlofstelsel zijn intrede deed) geen hoge eisen gesteld. 56 Voor de verdachte is het voldoende dat hij aangeeft in hoger beroep te willen (art. 449 lid 1 Sv). 57 Het verschil in naam van de schrifturen, wil volgens Melai en Groenhuijsen 58 niet zeggen dat er twee soorten schrifturen zijn. De schriftuur bestaat en de inhoud ervan (grieven of redenen) is afhankelijk van welke procedure er gevolgd wordt. Wanneer dus verlof moet worden gevraagd, wordt de inhoud van de schriftuur met redenen ingevuld en wanneer meteen hoger beroep wordt ingesteld, komen er grieven in de schriftuur te staan. Het doel van artikel 410 lid 4 is volgens Melai en Groenhuijsen, slechts de verdachte te verplichten duidelijk aan te geven waarom het verlof verleend zou moeten worden. Hoewel de schriftuur houdende grieven niet verplicht is voor de verdachte, is het wel aan te raden om deze in te dienen bij het instellen van hoger beroep. Ook bij een verzoek om verlof voor hoger beroep kan een schriftuur houdende grieven worden ingediend. Zoals hiervoor reeds aangegeven, is het onderscheid met de schriftuur houdende redenen tenslotte erg klein. Ook in de gemeenschappelijke normen die werden samengesteld uit het overleg van de strafsectorvoorzitters - naar aanleiding van de veranderingen in de wet die het verlofstelsel met zich meebracht - worden de schriftuur houdende grieven en schriftuur houdende redenen in één adem genoemd. Uit dat overleg is gebleken dat het verlenen van verlof niet voor de hand ligt, als er geen schriftuur (houdende grieven of redenen) is 55 Corstens 2011, p Corstens 2011, p. 792 en Mevis 2009, p Melai-Groenhuijsen e.a., aantekening 7: Schriftuur

20 ingediend. 59 De kans is dus groter dat een verzoek om verlof wordt afgewezen - en er dus niet in hoger beroep kan worden gegaan - als er geen schriftuur is ingediend. De verdachte kan ook een achterstand oplopen wanneer hij geen schriftuur houdende grieven indient, omdat hij voorafgaande aan de zitting nog geen duidelijke bezwaren over het vonnis heeft geformuleerd. Hij kan dat proberen in te halen door zijn bezwaren te formuleren, direct na de voordracht van de zaak door de advocaat-generaal (art. 416 lid 1 Sv). Als hij dat niet doet kan zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard op grond van art. 416 lid 2 Sv. Voor de verdachte moet echter geen verwarring bestaan over de vraag wanneer hij zijn bezwaren op moet geven. 60 Als de officier van justitie geen schriftuur heeft ingediend, dan geeft de advocaat-generaal 61 hiervoor een uitleg en kan het hof besluiten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren (art. 416 lid 3 Sv). Deze discretionaire bevoegdheid geeft het hof de mogelijkheid om zaken te behandelen, waarvan ook duidelijk is waarom het Openbaar Ministerie in hoger beroep wil, zonder de door haar ingediende schriftuur. Ook wanneer zich zaken voordoen die de rechter nader wil beschouwen, kan hij gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid Wet stroomlijnen hoger beroep Om de werkdruk van het Openbaar Ministerie (en rechters) te verlichten 63, termijnen te verkorten en op die manier het hoger beroep efficiënter te maken, moest er iets veranderen aan het systeem van rechtsmiddelen. Om die veranderingen te realiseren is er in 2006 de Wet stroomlijnen hoger beroep gekomen. Deze wet heeft ertoe geleid dat er in het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet overdracht en tenuitvoerlegging strafvonnissen, veranderingen hebben plaatsgevonden waardoor het hoger beroep meer gestroomlijnd werd. De belangrijkste verandering is dat het hoger beroep een zogenaamd voortbouwend appèl is geworden. Dit stelsel houdt het midden tussen een geheel nieuwe behandeling en een zogenaamd corrigerend appèl. In een corrigerend appèl, wordt alleen ingegaan op wat partijen aandragen. Waar bezwaar tegen is gemaakt, wordt behandeld. Bij het voortbouwend appèl vindt geen behandeling plaats als ware het de eerste keer, maar het vonnis in eerste 59 De gemeenschappelijke normen die uit dit overleg naar voren kwamen op 27 februari 2009, zijn niet gepubliceerd. Melai-Groenhuijsen e.a. hebben deze bij het schrijven van hun commentaar op art. 410a Sv mogen inzien. 60 HR 25 mei 2010, NJ 2011/8 en HR 5 april 2011, LJN BP Zie voor het verschil tussen de OvJ en de AG de begrippenlijst. 62 Corstens 2011, p. 791, HR 2 februari 2010, NJ 2010/88 en HR 15 februari 2011, LJN BP Kamerstukken II , 30320, nr. 3 p

21 aanleg is ook niet het enige object van de behandeling. 64 Bij dit middenstelsel staan het vonnis in eerste aanleg en de bezwaren hierover centraal bij de behandeling in tweede aanleg. Zorgvuldigheid tijdens de gehele rechtsgang en waken voor onnodige vertraging, zijn de overwegingen die tot dit stelsel hebben geleid. 65 Met andere woorden: de rechtspraak moet al in eerste aanleg voldoen aan de hoge eisen van zorgvuldigheid, zodat een uitspraak in tweede aanleg minder vaak nodig zal zijn en procedures sneller afgerond kunnen worden. Bij de keuze voor een voortbouwend stelsel, is duidelijk aangegeven dat het verbod van partieel appèl (art. 407 lid 1 Sv) blijft bestaan. 66 Het hoger beroep kan dus niet worden beperkt tot de betwiste punten van het vonnis in eerste aanleg. Het blijft een geheel nieuwe behandeling, maar het onderzoek wordt met name gericht op die punten waartegen bezwaar wordt gemaakt. Omdat het hoger beroep een nieuwe behandeling is, zal de rechter ook ambtshalve enkele onderdelen moeten toetsen. Het betreft de vragen uit de artikelen 348 en 350 Sv. Over deze formele en materiële vragen hoeft geen geschil te bestaan. De formele vragen hebben betrekking op de geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechter zelf en de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De materiële vragen gaan over de vraag of deze verdachte, dit gedagvaarde feit - welke strafbaar is - heeft gepleegd en of dat hem kan worden aangerekend. Bij de materiële vragen hoort ook het bepalen van de strafmaat. Doordat deze vragen hoe dan ook beantwoord moeten worden, biedt het hoger beroep een tweede kans voor beide procespartijen Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p

22 2.3 Beperkingen op het recht op hoger beroep Op grond van artikel 404 lid 2 Sv staat er geen hoger beroep open voor overtredingen waaruit in eerste aanleg een veroordeling voortvloeit bestaande uit een geldboete van maximaal 50,-. Voor zulke eenvoudige zaken (bagatelzaken) staat ook geen cassatie open (art. 404 lid 2 Sv). Dit is niet veranderd. Lid 3 van artikel 404 Sv (oud) daarentegen is komen te vervallen. De uitzondering op de mogelijkheid van hoger beroep, wanneer een zaak in eerste aanleg bij de kantonrechter is behandeld en er een maximale geldboete van 25,- is opgelegd, bestaat zodoende niet meer. Met de beperking van het appèl wordt een ander belangrijk recht gewaarborgd, namelijk het recht op afdoening van een procedure binnen een redelijke termijn. 68 Dit recht is vastgelegd in artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Op dit artikel en alle rechten die hieruit voortvloeien, wordt verder ingegaan in hoofdstuk 4. Tegen de vonnissen waarbij geen hoger beroep mogelijk is, staat ook geen beroep in cassatie open. Een uitzondering hierop betreft de overtreding van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam (art. 404 lid 4 Sv). Deze regeling is onveranderd gebleven. Dit betekent dus dat er in bepaalde gevallen geen behandeling in twee feitelijke instanties plaatsvindt. Het betekent zelfs dat er zaken zijn die überhaupt maar één keer worden bekeken, aangezien niet altijd een beroep in cassatie mogelijk is. De vraag is echter of dit niet in strijd is met artikel 14 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Lid 5 van dit artikel luidt namelijk als volgt: Een ieder die wegens een strafbaar feit is veroordeeld heeft het recht de schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege overeenkomstig de wet. Groenhuijsen en De Hullu stellen in hun onderzoeksproject Strafvordering 2001 dat, in het licht van de mensenrechten, de aard van de sanctie bepalend lijkt voor de kwalificatie bagatel. 69 Artikel 14 lid 5 IVBPR houdt in dat elke zaak in twee feitelijke instanties behandeld moet worden. Desalniettemin wordt voor bagatelzaken een uitzondering gemaakt. In artikel 2 lid 2 van het 7 e protocol bij het EVRM (welke een verdieping is van artikel 14 IVBPR), is namelijk vastgelegd dat zaken waarbij lichte overtredingen centraal staan (bagatelzaken), uitgezonderd kunnen worden van behandeling in twee instanties. Op deze uitzonderingen wordt in hoofdstuk 4 verder ingegaan. 68 Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p. 17 en Groenhuijsen 2002, p. 356 e.v

23 Het aantal en de reikwijdte van rechtsmiddelen is dus afhankelijk van de aard en het gewicht van strafzaken. Er worden drie categorieën onderscheiden: Echte bagatelzaken. In deze zaken is behandeling in één rechterlijke instantie voldoende. 2. Ernstige zaken. Bij deze zaken moet de mogelijkheid tot behandeling in drie rechterlijke instanties blijven bestaan, zo blijkt uit de memorie van toelichting. 3. De zogenaamde tussencategorie. Deze zaken zijn beperkt van omvang en niet zeer ernstig. Voor deze zaken is behandeling in twee feitelijke instanties niet vanzelfsprekend, maar is een vangnet nodig in verband met de in het geding zijnde belangen. Deze belangen moeten per zaak bekeken worden. Het verlofstelsel is zo n tussencategorie Het verlofstelsel Voor de komst van het verlofstelsel in 2007, zijn voorstellen voor een dergelijk stelsel in Nederland al meerdere malen afgewezen. In Engeland bijvoorbeeld, geldt al jaren een verlofstelsel, waarin het concrete belang bij een hogere voorziening wordt beoordeeld door de rechter wiens uitspraak aangevochten wordt, of door een lid van het beroepsgerecht. 71 Het is niet onbegrijpelijk dat een dergelijk systeem steeds is afgewezen, want hoe garandeer je een objectieve uitspraak over het verlenen van verlof, wanneer degene die daarover beslist, dezelfde persoon is die de beslissing heeft genomen waartegen hoger beroep wordt ingesteld? Wanneer een verzoek om verlof wordt afgewezen, wekt dit in mijn ogen vrij snel de indruk dat de beslissing niet geheel onpartijdig is gemaakt. Een rechter neemt tenslotte een beslissing omdat hij meent dat dit de juiste is. Het feit dat een partij hoger beroep in wil stellen tegen deze beslissing, suggereert dat het geen juiste beslissing is en dus dat de rechter fout zit. Mensen geven hun fouten niet graag toe en een rechter (ook al zou hij een groter vermogen tot zelfreflectie moeten hebben dan de gemiddelde medemens) is en blijft een mens. Ik denk dan ook dat wanneer de rechter het verzoek tot hoger beroep tegen zijn eigen beslissing afwijst, dit kan betekenen dat hij (bewust of onbewust) niet wil toegeven dat zijn beslissing in eerste aanleg mogelijk niet de juiste is geweest. De positieve kanten van het verlofstelsel zijn echter nooit miskend. Dat voorafgaande aan de zitting wordt getoetst door een onafhankelijke rechter, of het belang van de appellant door het rechtsmiddel wordt gerechtvaardigd, heeft zo zijn voordelen. Een negatief aspect in een 70 Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p Groenhuijsen 2002, p

24 verlofstelsel, zou echter zijn dat dit belang los van een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren wordt beoordeeld. De bezwaren worden wel bekeken, maar zij worden niet (diepgaand) onderzocht. Wanneer wordt beoordeeld of er belang is bij het hoger beroep, wordt vooral gelet op wat er dan fout zou kunnen zijn aan de uitspraak in eerste aanleg. Dit veronderstelt onaantastbaarheid van de eerste aanleg en dat past niet in ons rechtsmiddelenstelsel, aldus Stamhuis. 72 De zaken waartegen niet in hoger beroep mag worden gegaan, kosten volgens hem toch al niet veel tijd. Hij pleit dan ook voor een geïntegreerde behandeling van het verlof, waarbij de appelrechter voorafgaande aan de behandeling van de zaak eerst kijkt naar het belang van de appellant. Zoals hierna te zien is, heeft ons verlofstelsel een andere vorm gekregen. Artikel 410a Sv vormt de grondslag voor ons verlofstelsel voor hoger beroep. Op grond hiervan, wordt verlof voor hoger beroep in kleine zaken alleen verleend door de voorzitter, als deze een nieuwe behandeling in het belang van een goede rechtsbedeling noodzakelijk acht. De zaken zijn klein genoeg om in aanmerking te komen voor het verlofstelsel, als aan de volgende voorwaarden is voldaan: er is sprake van een overtreding of misdrijf; er staat naar de wettelijke omschrijving op de overtreding of het misdrijf een gevangenisstraf van niet meer dan 4 jaar; er is geen andere straf of maatregel opgelegd dan een geldboete van maximaal 500,-, of meerdere geldboetes met een gezamenlijk bedrag van maximaal 500,-. Op misdrijven waarvoor een gevangenisstraf kan worden opgelegd van meer dan 4 jaar, is het verlofstelsel dus niet van toepassing. De vraag of misdrijven waarvoor maximaal 4 jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd niet ook te ernstig zijn om als een bagatelzaak te worden beschouwd, is in de memorie van toelichting behandeld. 73 De regering blijkt van oordeel dat dit niet het geval is, omdat er achter de soms relatief hoge strafmaxima die opgelegd kunnen worden, vaak maatschappelijk gezien geen ernstige of ingewikkelde delicten schuilgaan. De hoogte van de boete ( 500,-), is voor de meerderheid van de Nederlandse bevolking een groot bedrag. Dit bedrag is in ieder geval groot genoeg om een second opinion over te willen krijgen. Uit de memorie van toelichting blijkt dat een verhoging van de appèlgrens van 50,- naar 100,- is overwogen. Dit is een aanzienlijk minder groot bedrag dan 500,-. Reden voor deze eventuele verhoging is dat het deel van de overtredingen dat onder deze 72 Groenhuijsen 2002, p Kamerstukken II , 30320, nr. 3, p

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

De enkelvoudige kamer: de politierechter

De enkelvoudige kamer: de politierechter 3 De enkelvoudige kamer: de politierechter 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de procedure bij de politierechter. Deze is niet totaal verschillend van die bij de meervoudige strafkamer. Integendeel.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5. U MOET TERECHTSTAAN INHOUD Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

U moet terechtstaan. Inhoud

U moet terechtstaan. Inhoud U moet terechtstaan Inhoud Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J.

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Hoofdstukken strafprocesrecht mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Woretshofer Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Inhoud Voorwoord

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 200702235/2. Datum uitspraak: 1 2 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

613093 omslag terechtstaan 16-08-2006 10:07 Pagina 2. U moet terechtstaan

613093 omslag terechtstaan 16-08-2006 10:07 Pagina 2. U moet terechtstaan 613093 omslag terechtstaan 16-08-2006 10:07 Pagina 2 U moet terechtstaan 613093 binnenwerk terechtstaan 16-08-2006 10:08 Pagina 2 613093 binnenwerk terechtstaan 16-08-2006 10:08 Pagina 1 Inhoud Deze brochure

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Berechting. A.Th.J. Eggen

Berechting. A.Th.J. Eggen 6 Berechting A.Th.J. Eggen Jaarlijks behandelt de rechter in eerste aanleg circa 130.000 strafzaken tegen verdachten van misdrijven. Ruim 80% van de zaken wordt afgedaan door de politierechter. Het aandeel

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0105.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0105.N H M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kim Keersmaekers, advocaat bij de balie te Dendermonde. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 Gerechtshof s-hertogenbosch Datum uitspraak: 17-09-2010 Datum publicatie: 17-09-2010 Zaaknummer: 20-003936-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

College van procureurs-generaal

College van procureurs-generaal Openbaar Ministerie College van procureurs-generaal Voorzitter Postadres: Postbus 20305, 2500 EH Den Haag, Aan de Minister van Justitie Mr. J.P.H. Donner Postbus 20301 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Bezoekadres:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer 12-00035 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Rapport Ingetrokken of niet? Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Rotterdam,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0031.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0031.N J E E H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jo Muylle, advocaat bij de balie te Dendermonde, met kantoor te 9340 Lede,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBNNE:2015:389 ECLI:NL:RBNNE:2015:389 Instantie Datum uitspraak 03-02-2015 Datum publicatie 03-02-2015 Zaaknummer Awb 15/245 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift, gedateerd 29 mei 2018, ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift, gedateerd 29 mei 2018, ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2018-063 d.d. 30 oktober 2018 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. F.R. Salomons, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken- Röell, mr. A. Bus en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 10-10-2001 Datum publicatie 10-10-2001 Zaaknummer 05.096060-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur. Kenmerk: 99/03616 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie