HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

Transcriptie

1 HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1. BESLUIT Op 29 mei 2017 is van BASF Nederland B.V. Postbus MC ARNHEM een aanvraag tot wijziging van de toelating ontvangen als bedoeld in artikel 45 Verordening (EG) 1107/2009 (verder te noemen: de Verordening) voor het gewasbeschermingsmiddel op basis van de werkzame stof dimethomorf. Paraat HET COLLEGE BESLUIT tot wijziging van de toelating van bovenstaand middel. Alle bijlagen vormen een onlosmakelijk onderdeel van dit besluit. 1.1 Samenstelling, vorm en verpakking De toelating geldt uitsluitend voor het middel in de samenstelling, vorm en de verpakking als waarvoor de toelating is verleend. 1.2 Gebruik Het middel mag slechts worden gebruikt volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift, letterlijk en zonder enige aanvulling, zoals opgenomen in bijlage II van dit besluit. 1.3 Classificatie en etikettering Mede gelet op de onder wettelijke grondslag vermelde wetsartikelen, dienen alle volgende aanduidingen en vermeldingen conform de geldende regelgeving op of bij de verpakking te worden vermeld: De aanduidingen, letterlijk en zonder enige aanvulling, zoals vermeld onder verpakkingsinformatie in bijlage I. Het wettelijk gebruiksvoorschrift, letterlijk en zonder enige aanvulling, zoals opgenomen in bijlage II van dit besluit. Overige bij wettelijk voorschrift voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen. De classificatie die overeenkomstig het toelatingsbesluit is vastgesteld, moet volgens de voorschriften op de verpakking worden vermeld. 1.4 Aflever- en opgebruiktermijn (respijtperiode)

2 Door het toevoegen van de restrictiezin wordt het etiket van Paraat aangepast. Daarom wordt het volgnummer verhoogd van W.7 naar W.8. Alhoewel aan het toevoegen van de restrictiezin geen inhoudelijke risico s ten grondslag liggen, is het overschrijden van de MRL in volggewassen vanuit handhavingsoogpunt niet toegestaan. Aanvrager vraagt om de respijttermijnen zo lang mogelijk te houden, omdat dit besluit midden in het gebruiksseizoen 2017 valt en gebruikers zo de mogelijkheid wordt geboden om oude voorraden op te gebruiken. Per 1 januari 2019 zal het etiket van Paraat worden omgezet naar WG format. Daarom wordt een aflevertermijn van 6 maanden, tot 4 februari 2018, en aansluitend een opgebruiktermijn tot 31 december 2018 vastgesteld. Het nieuwe gebruiksvoorschrift en de nieuwe etikettering dienen bij de eerstvolgende aanmaak op de verpakking te worden aangebracht. Voor de respijttermijnen vastgesteld voor het oude etiket volgens het besluit beleidsregel respijttermijnen voor gewasbeschermingsmiddelen wordt verwezen naar bijlage I bij dit besluit. 2. WETTELIJKE GRONDSLAG Besluit Artikel 45 Classificatie en etikettering artikel 31 en artikel 65 van de Verordening (EG) 1107/2009 Gebruikt toetsingskader Conform Bgb en Rgb d.d. 16 december 2011 en Evaluation Manual BEOORDELINGEN De aangevraagde wijziging betreft een toevoeging van een restrictiezin aan het wettelijk gebruiksvoorschrift met betrekking tot residuen in volggewassen. 3.1 Fysische en chemische eigenschappen Gelet op de aard van het verzoek is dit aspect niet beoordeeld. De fysische en chemische eigenschappen wijzigen niet. 3.2 Analysemethoden Gelet op de aard van het verzoek is dit aspect niet beoordeeld. 3.3 Risico voor de mens Voor het middel wordt voor de toegelaten toepassingen volgens de voorschriften geen onaanvaardbaar risico voor de mens verwacht. 3.4 Risico voor het milieu Op basis van de geleverde gegevens kan worden vastgesteld dat de risico s van de gewenste wijziging aanvaardbaar zijn voor het milieu. 3.5 Werkzaamheid Gelet op de aard van het verzoek is dit aspect niet beoordeeld. Voor nadere onderbouwing van de beoordeling verwijzen wij u naar bijlage III van dit besluit.

3 Bezwaarmogelijkheid Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken kan gelet op artikel 4 van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt een bezwaarschrift indienen bij: het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), Postbus 8030, 6710 AA, EDE. Het Ctgb heeft niet de mogelijkheid van het elektronisch indienen van een bezwaarschrift opengesteld. Ede,4 augustus 2017 HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN, Ir. J.F. de Leeuw Voorzitter

4 BIJLAGE I DETAILS VAN DE AANVRAAG EN TOELATING 2.1 Aanvraaginformatie Aanvraagnummer: NLWG Type aanvraag: aanvraag tot wijziging van het Wettelijk Gebruiksvoorschrift Middelnaam: Paraat Verzenddatum aanvraag: 29 mei 2017 Formele registratiedatum: * 8 juni 2016 * Datum waarop zowel de aanvraag is ontvangen als de aanvraagkosten zijn voldaan. 2.2 Stofinformatie Werkzame stof Gehalte dimethomorf 50% 2.3 Toelatingsinformatie Toelatingsnummer: N Expiratiedatum: 1 juli 2023 Afgeleide parallel of origineel: Origineel Biocide, gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof: Gewasbeschermingsmiddel Gebruikers: Professioneel W-coderingen en aflever- en opgebruiktermijnen: W-codering professioneel gebruik: W.8 Vorige w-codering professioneel gebruik: W.7 Aflevertermijn professioneel gebruik: 4 februari 2018 Opgebruiktermijn professioneel gebruik: 31 december Verpakkingsinformatie Aard van het preparaat: Spuitpoeder

5 HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN BIJLAGE II WGGA voor Paraat A. WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel: a. in de teelt van druiven; b. in de teelt van aardbeien, waarbij in de bedekte teelt het middel in de voedingsoplossing toegediend dient te worden; c. in de teelt van braam en framboos met dien verstande dat het middel per teeltseizoen niet vaker dan eenmaal mag worden toegepast in de herfst of in het voorjaar, direct na planten of bij opnieuw uitlopen (groeistadia BBCH 11-15) d. in de trekteelt van witlof op water met dien verstande dat het middel binnen 24 uur na het opstarten van de trek dient te worden toegepast; e. in de bedekte teelt van sla; f. in de bedekte en onbedekte veredeling en zaadproductie van spinazie; g. in de teelt van veldsla; h. in de bedekte opkweek van koolgewassen op substraat; i. in de bedekte teelt van kruiden (waaronder rucola); j. in de teelt van peterselie; k. in de bedekte teelt van potplanten; l. in de bedekte teelt van snijbloemen op kunstmatig substraat; m. in de bedekte teelt van lisianthus n. in de snijbloementeelt van lelie o. in de teelt van zonnebloem, delphinium en echinops Om in het water levende organismen te beschermen is de toepassing in de open teelt van aardbeien uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van minimaal 75% driftreducerende spuitdoppen. Om in het water levende organismen te beschermen is toepassing in de teelt van druiven uitsluitend toegestaan indien gebruikgemaakt wordt een van onderstaande maatregelen; -Tunnelspuit -Venturidop + eenzijdige bespuiting van de laatste bomenrij Om de zoogdieren te beschermen is toepassing in de teelt van druiven uitsluitend toegestaan vanaf BBCH 53, wanneer de bloei zichtbaar is. Het middel is gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling. Om residuen boven de MRL in volggewassen te voorkomen, is een wachttermijn vereist van tenminste 120 dagen tussen laatste toepassing en zaaien of planten. Dit geldt voor alle volggewassen waarvoor een MRL lager dan 0,05 mg/kg geldt, met uitzondering van granen, waarvoor geen wachttermijn is vereist. Om residuen boven de MRL in volggewassen te voorkomen, kan na het gebruik van Paraat als druppelbehandeling op aardbeien geen voedings- of voedergewas geteeld worden. Met Paraat behandelde zonnebloemen mogen niet voor humane of dierlijke consumptie worden aangewend. Veiligheidstermijn De termijn tussen de laatste toepassing en de oogst mag niet korter zijn dan: 14 dagen voor sla, peterselie, kruiden en veldsla 28 dagen voor druiven;

6 35 dagen voor aardbei; 90 dagen voor braam en framboos Dit middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik. B. GEBRUIKSAANWIJZING Het gebruik in de teelt van braam en framboos, bedekte teelt van sla, bedekte teelt van kruiden, bedekte teelt van lisianthus, onbedekte teelt van peterselie, lelie, zonnebloem, delphinium en echinops is op basis van een derdenuitbreiding. Hierdoor is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Gebruik van dit middel in deze toepassingsgebieden komt voor risico en verantwoordelijkheid van de gebruiker. Het gebruik in de teelt van druiven, veldsla, in de veredeling en zaadproductie van spinazie en de bedekte opkweek van koolgewassen is op basis van een vereenvoudigde uitbreiding. Er is voor deze uitbreiding geen werkzaamheids- en fytotoxiciteitonderzoek uitgevoerd. Er wordt daarom aangeraden een proefbespuiting uit te voeren, voordat het middel gebruikt wordt. Toepassingen Druiven, ter bestrijding van valse meeldauw (Plasmopara viticola) Toepassen wanneer de eerste symptomen worden waargenomen. Maximaal 3 toepassingen per jaar met een interval van dagen. Dosering: 0,6 kg middel per hectare Onbedekte teelt van aardbei, ter bestrijding van stengelbasisrot (Phytophthora cactorum). Vermeerderingsvelden - direct na het uitplanten een volveldsbehandeling uitvoeren. - direct na het uitleggen van de ranken een volveldsbehandeling uitvoeren. Wachtbedden - direct na het uitplanten een volveldsbehandeling uitvoeren. Productievelden - direct na het uitplanten een volveldsbehandeling uitvoeren. Dosering: 3 kg per ha Na behandeling beregenen. Bedekte teelt van aardbei, ter bestrijding van stengelbasisrot (Phytophthora cactorum). Direct na het uitplanten een behandeling uitvoeren. Dosering: druppelbehandeling 0,1 gram middel per plant, toegediend in 100 ml water. Bedekte en onbedekte teelt van braam en framboos, ter bestrijding van stengelbasisrot (Phytophthora). Eenmalig toepassen in de herfst of in het voorjaar, direct na planten of bij het opnieuw uitlopen (groeistadia BBCH 11-15). Dosering: 3 kg per hectare via druppelbehandeling of aangieten. Trekteelt van witlof op water, ter bestrijding van (Phytophthora cryptogea). Het middel binnen 24 uur na het opstarten van de trek aan het proceswater toevoegen. Dosering: 2,5 gram middel per 1000 liter proceswater. Bedekte teelt van sla soorten, (met uitzondering van veldsla), ter bestrijding van valse meeldauw (Bremia lactuceae). Bij voorkeur toepassen in combinatie met een daartoe toegelaten middel. Het tijdstip van de eerste bespuiting is afhankelijk van de infectiedruk en weersomstandigheden. De Bremia schimmel kan zich onder vochtige omstandigheden bij hogere temperaturen rond 20 C explosief verspreiden. Meestal wordt binnen 10 dagen na

7 planten met de bespuiting begonnen. Indien nodig de behandeling herhalen met een interval van 7-12 dagen. Toepassen met een spuitvolume van minimaal 1000 liter water per hectare. Dosering: 0,03% (30 gram middel per 100 liter water). Bedekte en onbedekte veredeling en zaadproductie van spinazie ter bestrijding van valse meeldauw. Bij voorkeur toepassen in combinatie met een daartoe toegelaten middel. Meestal wordt binnen 10 dagen na planten met de bespuiting begonnen. Indien nodig de behandeling herhalen met een interval van 14 dagen. Maximaal twee toepassingen per teelt uitvoeren. Dosering: 0,36 kg middel per ha Veldsla ter bestrijding van valse meeldauw. Bij voorkeur toepassen in combinatie met een daartoe toegelaten middel. Meestal wordt binnen 10 dagen na planten met de bespuiting begonnen. Indien nodig de behandeling herhalen met een interval van 7-12 dagen. Maximaal twee toepassingen per teelt uitvoeren. Dosering: 0,36 kg middel per ha Bedekte opkweek van koolgewassen op substraat, ter bestrijding van valse meeldauw. Toepassen als d e eerste symptomen worden waargenomen. Maximaal 4 toepassingen per teelt met een interval van 7-10 dagen. Dosering: 3 kg middel per hectare Bedekte teelt van kruiden, waaronder rucola, ter bestrijding van valse meeldauw soorten. Het tijdstip van de eerste bespuiting is afhankelijk van de infectiedruk en weersomstandigheden. De behandeling indien nodig herhalen met een interval van 7-12 dagen. Toepassen met een spuitvolume van minimaal 1000 liter water per hectare. Dosering: 0,03% (30 gram middel per 100 liter water) Peterselie, ter bestrijding van valse meeldauw soorten. Het tijdstip van de eerste bespuiting is afhankelijk van de infectiedruk en weersomstandigheden. De behandeling indien nodig herhalen met een interval van 7-12 dagen. Toepassen met een spuitvolume van minimaal 1000 liter water per hectare. Dosering: 0,03% (30 gram middel per 100 liter water) Bedekte teelt van potplanten, ter bestrijding van voetrot en wortelrot veroorzaakt door Phythophthora soorten. Vanwege de aard en de snelheid van het ziekteverloop is bij sommige potplant-soorten (onder andere Saint Paulia) geen curatieve bestrijding mogelijk. Daarom bij verdenking van besmetting onmiddellijk een bestrijding toepassen, direct na het strekken, verspenen of oppotten. Het middel dient opgelost in water te worden toegediend aan de potgrond, via aangieten of via het eb en vloed systeem. Dosering: 0,01% Paraat (10 gram middel per 100 liter water). Per liter potgrond 150 ml van deze oplossing toedienen. Bedekte teelt op kunstmatig substraat van Roos en Gerbera ter bestrijding van aantasting door Phytophthora. Bij achterblijvende groei en/of bij aangetoond besmetting door Phytophthora het middel aan de plantvoet aangieten. Om de opname van het middel in het substraat rond de plantvoet te verbeteren enige uren voor de toepassing geen water geven, zodat het substraat goed is uitgedraineerd. Dosering: 0,05% (50 gram middel per 100 liter water). Per plant ml van deze oplossing toedienen, afhankelijk van de plantontwikkeling. De behandeling zo nodig herhalen indien de groei van het gewas in een periode van stress dreigt te stagneren. Bedekte teelt van Lisianthus, ter bestrijding van aantasting door Phytophthora.

8 Bij achterblijvende groei en/of bij aangetoonde besmetting door Phytophthora pleksgewijs het middel bij de plantvoet aangieten. Maximaal 3 kilogram product per hectare per jaar toepassen. Dosering: 0,05% (50 gram middel per 100 liter water). Per plant 100 ml van deze oplossing toedienen, afhankelijk van de plantontwikkeling. Snijbloementeelt van lelie, ter bestrijding van aantasting door Phytophthora. Bij achterblijvende groei en/of bij aangetoonde besmetting door Phytophthora het middel aan de plantvoet aangieten. Dosering: 0,05% (50 gram middel per 100 liter water). Delphinium en echinops, ter bestrijding van aantasting door Phytophthora. Bij achterblijvende groei en/of bij aangetoonde besmetting door Phytophthora het middel aan de plantvoet aangieten. Maximaal 3 kilogram product per hectare per jaar toepassen Dosering: 0,05% (50 gram middel per 100 liter water). Zonnebloem, ter bestrijding van valse meeldauw ( Plasmopara halstedii). Het tijdstip van de eerste bespuiting is afhankelijk van de infectiedruk en weersomstandigheden. De behandeling indien nodig herhalen met een interval van 7-12 dagen. Toepassen met een spuitvolume van minimaal 1000 liter water per hectare. Dosering: 0,03% (30 gram middel per 100 liter water) Voor alle gewassen geldt dat indien nog geen ervaring is opgedaan met het middel, een proefbehandeling uitgevoerd dient te worden teneinde de verdraagzaamheid van het gewas of variëteit te testen.

9 BIJLAGE III RISKMANAGEMENT Contents Page 1. Background to the application Residues in succeeding crops Conclusion... 11

10 1. Background to the application An application was received to add a new restriction sentence concerning rotational crops to the label of Paraat. During the MRL review for dimethomorph many MRLs have been lowered from 0.05 mg/kg to 0.01 mg/kg. Residue levels exceeding the MRL at the lowered LOQ of 0.01 mg/kg cannot be excluded for rotational crops. For the evaluation of the product Paraat we refer to the original authorization, except for the aspect residues in succeeding crops for the active substance dimethomorph. Except for the new restriction sentence concerned, the classification and labelling of the product remains unchanged. 2. Residues in succeeding crops Dimethomorph In 2011 the MRL-review for dimethomorph was conducted (EFSA Journal 2011;9(8):2348), with the result that many MRLs have been lowered from 0.05 mg/kg to 0.01 mg/kg. Furthermore, EFSA concluded that mitigation measures are to be considered for rotational crops. For the initial approval of the active substance dimethomorph, the metabolism of radiolabelled dimethomorph in rotational crops was evaluated in carrots, lettuce, radish, soybean and wheat. These studies showed a comparable metabolism pattern in primary and succeeding crops. The magnitude of dimethomorph residues was investigated on carrots, spinach and beans as following crops sowed within 30 days after the last application of the active substance on potatoes treated 3 times at an application rate of 0.18 kg a.s./ha. Occurrence of parent dimethomorph in dry beans or in case of early harvest of carrots or spinach was demonstrated and residue levels exceeding the MRL at the lowered LOQ of 0.01 mg/kg cannot be excluded for pulses and oilseeds, leafy crops, and root and tuber vegetables as rotational crops. Rotational crop metabolism data considered plant back periods of 29, 120 and 371 days and can be used to indicate the plant back periods that would be required. Based on the overdosed metabolism data from the DAR, residues in rotational crops, apart from straw and wheat forage, will be <0.01 mg/kg at 120 days after application. Straw is an animal feed item only and the higher residue at a plant back period of 29 days does not give rise to residues in products of animal origin. It is further noted that the rotational crop metabolism data indicated that residues of dimethomorph above 0.01 mg/kg in wheat grain grown in rotation are unlikely. For these reasons planting a rotational crop of cereal would be considered acceptable. Therefore, residues in rotational crops above the new (lower) MRLs for dimethomorph cannot be excluded, except for cereals. For all products evaluated before 2014, no restriction was required, because the MRLs of at least 0.05 mg/kg were considered sufficient for rotational crops. Because of the risks explained above, the following restriction is proposed: A plant-back restriction of 120 days is required for all rotational crops with an MRL below 0.05 mg/kg. Cereals are an exception, since no plant-back restriction is required for cereals. Furthermore, an additional restriction is required, since drip irrigation of Paraat on strawberries has a much higher critical application rate than the application rates which have been used in the rotational crop trials. Therefore, it is not possible to conclude on possible residues in rotational crops based on these studies. The following restriction is proposed:

11 A plant-back restriction is required for rotational food or feed crops after the drip irrigation use of Paraat on strawberries. 3. Conclusion The product complies with the Uniform Principles. The following restriction needs to be included in the directions of use: A plant-back restriction of 120 days is required for all rotational crops with an MRL below 0.05 mg/kg. Cereals are an exception, since no plant-back restriction is required for cereals. A plant-back restriction is required for rotational food or feed crops after the drip irrigation use of Paraat on strawberries. In Dutch: Om residuen boven de MRL in volggewassen te voorkomen, is een wachttermijn vereist van tenminste 120 dagen tussen laatste toepassing en zaaien of planten. Dit geldt voor alle volggewassen waarvoor een MRL lager dan 0,05 mg/kg geldt, met uitzondering van granen, waarvoor geen wachttermijn is vereist. Om residuen boven de MRL in volggewassen te voorkomen, kan na het gebruik van Paraat als druppelbehandeling op aardbeien geen voedings- of voedergewas geteeld worden.