Een monitor voor de Jeugdverslavingszorg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een monitor voor de Jeugdverslavingszorg"

Transcriptie

1 Een monitor voor de Jeugdverslavingszorg Eindrapportage en advies Gerdien de Weert Anke Snoek Cor de Jong Dike van de Mheen Nijmegen, mei

2 Naar dit rapport kan als volgt worden verwezen: GH de Weert, A Snoek, CAJ de Jong, D van de Mheen: Een monitor voor de Jeugdverslavingszorg. Eindrapportage en advies. NISPA & IVO. Nijmegen, mei 2010, 2

3 INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1. Introductie: Het project Multicenter Monitor voor de Jeugdverslavingszorg 1.1. Achtergrond en & doelstellingen 1.2. Methoden 2. Procesbeschrijving: het verloop van het project Deel I: opzet voor een monitorstructuur voor de Jeugdverslavingszorg 3. Een monitorstructuur voor de Jeugdverslavingszorg 3.1. De monitor 3.2. Kern van het voorstel 3.3. Doelstelling monitor 3.4. Doelgroep monitor 3.5. Instrumenten voor monitoring 3.6. Protocol 3.7. Organisatie 3.8. Samenvattend: een monitor voor de jeugdverslavingszorg 3.9. Platform jeugdverslavingszorg 4. De Pilots 4.1. Inleiding 4.2. De pilots bij de klinische JEUGDVZ 4.3. De pilots bij de ambulante JEUGDVZ 4.4. De pilots bij preventie 4.5. Besluit Bronvermelding deel I. 3

4 Deel II: beschrijving Jeugdverslavingszorg anno Sociale kaart van de jeugdverslavingszorg: een overzicht 5.1. Inrichting van de zorg 5.2. Zorg voor specifieke doelgroepen 5.3. Preventieve activiteiten binnen de jeugdverslavingszorg 5.4. Ambulante programma s voor de JeugdVZ 5.5. Klinische programma s voor de JeugdVZ 5.6. Overzicht aanbod instellingen 5.7. Conclusies Bronvermelding deel II. Bijlagen Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D Bijlage E aandachtspuntenlijst voor evaluatie pilots vragenlijst universele preventie scholen vragenlijst KOPP/KVO vragenlijst deskundigheidsbevordering intermediairen competentieprofiel procesbegeleider 4

5 Voorwoord 5

6 Dankwoord Op deze plaats willen wij een dankwoord uitspreken aan een aantal personen en instellingen zonder welke het project niet had kunnen worden afgerond. Ten eerste willen wij de Stuurgroep Resultaten Scoren danken voor het in ons gestelde vertrouwen waarmee zij ons de opdracht tot dit project heeft gegeven. Daarnaast gaat onze dank uit naar Wim Buisman die de gehele projectperiode zeer betrokken is gebleven, zeer bereikbaar was, en ons met raad en daad terzijde heeft gestaan. De instellingen voor verslavingszorg in Nederland willen wij bedanken voor het enthousiasme waarmee zij het plan voor een monitor voor de jeugdverslavingszorg begroetten en de wijze waarop zij ondanks de vaak beperkte beschikbare tijd en middelen toch hebben meegewerkt aan het realiseren van deze monitor. In het bijzonder de procesmanagers die direct betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de pilots zijn wij zeer erkentelijk. Een speciaal woord van dank richten wij aan Gert Kroes, ACSW Nijmegen, die ons met raad en daad terzijde heeft gestaan en heeft geholpen om de vragenlijsten zo snel mogelijk in het webapplicatie programma BergOp te krijgen. Hij heeft BergOp tegen geringe kosten beschikbaar gesteld om de pilots te kunnen draaien. Cliënten van de verslavingszorg, zowel zij die hebben meegewerkt door het invullen van de monitorvragenlijsten, als zij die hebben meegedacht over de zin en onzin van een dergelijke monitor in een cliëntenpanel: hartelijk dank. Een aantal studenten heeft bij dit project stage gelopen en hieraan een bijdrage geleverd: Hendrik Moons, Marije Waller en Hilda Jansen. Zij hebben met hun inzet en enthousiasme een relevante bijdrage geleverd aan het gereedkomen van onderdelen van het project. Dory Groenen zijn wij erkentelijk voor de verwerking van de informatie uit de interviews en Imke de Jong voor de lay-out van het rapport. En last but not least: dank aan onze collega s Tom Holsbeek, Cor Verbrugge en Ineke Zekveld met wie wij samen het monitoroverleg vormen en die steeds bereid waren mee te denken over dit project. Leeswijzer bij de rapportage Het rapport is opgebouwd aan de hand van de doelstellingen van het project, voorafgegaan door twee inleidende hoofdstukken: hoofdstuk 1 beschrijft de projectopzet en doelstellingen en in hoofdstuk 2 gaan we in op de procesgang van het project: hoe is het verlopen en welke activiteiten zijn ontplooid binnen het project. Voor het overige beslaat het rapport twee aparte gedeelten. Deel I biedt een monitorstructuur voor de Jeugdverslavingszorg. In hoofdstuk 3 staat beschreven op welke wijze een monitor in de jeugdverslavingszorg vorm gegeven kan worden. Een en ander gebaseerd op de ervaringen in de pilots en de adviezen vanuit de instellingen tijdens de invitational conferences. Deze pilots worden verder beschreven in Hoofdstuk 4. 6

7 Deel II gaat in op de beschrijving van de initiatieven in de jeugdverslavingszorg anno In dit deel is een sociale kaart gegeven van de jeugdverslavingszorg: een overzicht van voorzieningen en initiatieven met beknopte informatie. Tenslotte: in deze rapportage worden cliënt en patiënt door elkaar heen gebruikt. Nijmegen, mei

8 Lijst van afkortingen AA (A)CRA ACT ADAD ADHD APZ ASI ASS AVL AWBZ BAC BOR BSI BSN CAGE-AID CAT CBCL CGT CIA CIDI-SAM COVUS CQIndex DASS DD DDCAT DIMS DSM-IV EHBD-u EMDR EPD EQ5D GAF GAS GGD GGZ GIT GOI GRIP HAVO HONOS-CA IC IDDT alcoholics anonymous (adolescent) community reinforcement approach assertive community treatment adolescent drug abuse diagnosis attention deficit and hyperactivity disorder algemeen psychiatrisch ziekenhuis Addiction Severity Index autisme spectrum stoornis ADHD Vragenlijst algemene wet bijzondere ziektekosten bloed alcohol concentratie bed op recept Brief symptom inventory burger servicenummer Cut down annoyed guilty eye opener adapted to include drugs centrale aanmelding en toeleiding Children Behavior Check List cognitieve gedragstherapie cannabis intelligence Amsterdam Composite international diagnostic interview - substance abuse module compulsive online video use scale consumer quality index depressie, angst, stress schaal Dubbele Diagnose Dual Diagnosis Capability in Addiction Treatment drug informatie en monitoring systeem Diagnostic and Statistical Manual fourth edition eerste hulp bij drank- en drugincidenten in het uitgaanscircuit Eye Movement Desensitization and Reprocessing Elektronisch Patienten Dossier Euroqol 5D global assessment of functioning game addiction scale gemeentelijke geneeskundige dienst Geestelijke Gezondheidszorg Groninger intelligentietest General Organizational Index genotmiddelen risico-indicatie project hoger algemeen vormend onderwijs Health of the Nation Outcome Scale children and adolescents Invitational Conference Integrated Dual Diagnosis Treatment 8

9 IMC IQ IVA IVO JeugdVZ KOPP KLPD KVO LEDD LSP LVG LWOO MATE MATE-ICN MDFT MDO MDR MINI (plus) NA NEO NISPA NOSI NPST NPV(-J) OGGZ PAAZ PMT PS PTF PVA RAR RCT RCQ RET RIBW ROM SCL-90 SEH S-PSY SPV SURPS UC UCL VAS Intramuraal Motivatie Centrum Intelligentie quotiënt instructie verantwoord alcoholschenken Instituut voor Verslavings Onderzoek jeugdverslavingszorg kinderen van ouders met psychiatrische problemen korps landelijke politiediensten kinderen van verslaafde ouders landelijk expertisecentrum dubbele diagnose Landelijk Steunpunt Preventie licht verstandelijk gehandicapt leerwegondersteunend onderwijs Measuring Addiction for Triage and Evaluation MATE ICF Core Set and Need for Care multidimensional family therapy multidisciplinair overleg multidisciplinaire richtlijn Mini International Neuropsychiatric Interview narcotics anonymous Neuroticism-Extroversion-Openness Inventory Nijmegen Institute for Scientist Practitioners in Addiction Nijmeegse Ouderlijke Stress index Negativisme, ernstige psychopathologie en somatiseringstest Nederlandse Persoonlijkheids Vragenlijst (jongeren) openbare geestelijke gezondheidszorg psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis\ psychomotore therapie persoonlijkheidsstoornis probleem taxatie formulier preventieprogramma vroegsignalering alcohol rapid assessment response randomized controlled trial readiness to change questionnaire rationele effectiviteits training regionale instellingen voor beschermd wonen Routine Outcome Monitoring Symptom Check List spoedeisende hulp screeningsinstrument psychische stoornissen sociaal psychiatrisch verpleegkundige substance use risk profile scale urinecontrole Utrechtse Coping List Visual Analogue Scale 9

10 VMBO VWO VWS WMO WISC WOW YSR ZVW voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport wet maatschappelijke opvang Wechsler Intelligence Scale for Children wijs op weg Youth Self Report zorgverzekeringswet 10

11 Overzicht van deelnemende instellingen Arkin/Jellinek Contactpersoon: mw. M. de Wilde Bouman GGZ Contactpersoon: Mw. T. Porebska De Brijder / Parnassia Contactpersoon: mw. L. Schermer Centrum Maliebaan Contactpersoon: Mw. T. van Bentum / mw. E. Brokx Dimence Contactpersoon: mw. M. Hansman Emergis Contactpersoon: mw. M. Pieterse GGZ Noord en Midden Limburg (GGZ NML) Contactpersoon: mw. E. Joosten De Hoop Contactpersoon: dhr. R. Hondsmerk Iriszorg Contactpersoon: mw. N. van den Nieuwenhuizen Meerkanten Contactpersoon: mw. L. van Ginkel Mondriaan Contactpersoon: mw. G. Wilbers Novadic-Kentron Contactpersoon: mw. R. Reinders Tactus Contactpersoon: mw. E. Wieske Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) Contactpersoon: dhr. E. de Vos 11

12 12

13 1. INTRODUCTIE 1.1. Achtergrond en doelstellingen Middelengebruik en -misbruik onder jongeren is wijdverbreid. In 2007 had 79% van de leerlingen van reguliere middelbare scholen ervaring met alcohol; 51% had in de maand voorafgaand aan de peiling alcohol gedronken (NDM, 2010). Van de 15-jarigen had 89% al ervaring met alcohol. Alcoholgebruik op jonge leeftijd is geassocieerd met een verhoogd risico op alcoholafhankelijkheid, en op het vertonen van crimineel gedrag (Kimber & Sandell, 2009). Cannabis blijkt onder jongeren in toenemende mate de meest gebruikte illegale drug te zijn (Wittenberg, 2006). In 2007 heeft 17% van de middelbare school leerlingen ooit cannabis gebruikt en 8% deed dit recent (NDM, 2010). Vroeg cannabisgebruik is geassocieerd met een verhoogd risico op het later ontwikkelen van psychische stoornissen, afhankelijkheid, het gebruik van harddrugs en mogelijk cognitieve stoornissen (CAM, 2008). Over diagnostiek bij jongeren volgens DSM-IV is echter veel minder bekend. Volgens de NEMESIS studie komt alcoholmisbruik voor bij 5,5% van de jarige meisjes, en bij 14% van de jongens in die leeftijdsgroep. Zeven procent van de jongens van jaar voldoet aan de criteria voor de diagnose alcoholafhankelijkheid [Bijl et al, 1997]. Recenter onderzoek laat zien dat in de groep jarigen bij de mannen 34% en bij de vrouwen 9% voldoet aan de criteria voor probleemdrinken [Van Dijck & Kribbe, 2005]. Cijfers over misbruik en afhankelijkheid van andere middelen zijn niet bekend op nationaal niveau [Matthys et al, 2006]. De risico s op middelenmisbruik en afhankelijkheid onder jongeren worden vergroot in de aanwezigheid van psychiatrische comorbiditeit en met middelengebruik samenhangende sociaal-maatschappelijke problematiek [Wilens et al, 2008]. Comorbide psychiatrische problematiek onder adolescenten met middelengebruik wordt onder andere gevormd door depressie, angst- en gedragsstoornissen en ADHD [Griswold et al, 2008], maar ook de combinatie met cognitieve stoornissen komt voor. Daarnaast zijn er ook beschermende factoren die het risico op verslaving bij jongeren verlagen. Dit zijn met name familieomstandigheden (stabiele relatie met een ouder, ontvangen van steun), sociaal functioneren (beoefenen van fysieke activiteit en goede sociale competenties), opleidings/ werk niveau en de persoonsgebonden kenmerken (weinig stressvolle levens gebeurtenissen, positieve zelfwaardering, adequate copingvaardigheden) (Wittenberg, 2006). Het belang van het opzetten van aparte voorzieningen voor de geïntegreerde behandeling en begeleiding van jongeren met verslavingsproblematiek en psychiatrische comorbiditeit wordt dan ook in Nederland breed gedragen. Momenteel wordt bij elke instelling voor verslavingszorg een traject uitgezet voor de implementatie van ambulante en klinische programma s, zoals ook bleek op een invitational conference gehouden in april De inhoud van deze programma s staat echter nog volop ter discussie. Er is nog weinig ervaring opgedaan met programma s specifiek gericht op jongeren en weinig interventies zijn evidence based voor deze doelgroep [Smit et al, 2008]. Van de systeeminterventies bij jongeren blijkt m.n. MDFT effectief te zijn (Austin et al, 2005). Door de kleinschaligheid van de meeste voorzieningen zal het lange tijd duren voordat er evidence gevonden kan worden voor de diverse interventies. 13

14 Monitoring Om deze reden is het van belang dat er uitwisseling plaatsvindt van kennis en ervaring op instellings- en hulpverlenersniveau. Een benchmark of monitor is daartoe een middel bij uitstek, zoals ook gebleken is in de ervaringen die het NISPA hiermee heeft opgedaan bij de Intramurale Motivatie Centra en Dubbele Diagnose behandelingscentra. In het vervolg van deze aanmelding wordt gesproken van monitoring. Monitoring is repeated testing aimed at guiding and adjusting the management of a chronic or recurrent condition (Glasziou et al, 2005). Monitoring zoals hier bedoeld kan dienen als zowel een middel om ziekteernst en voortgang vast te stellen, alswel als een interventiemethode (Michie et al, 2008). Zo opgevat is process monitoring niet hetzelfde als het veelbesproken Routine Outcome Monitoring. Volgens de definitie van de Beurs et al (2010) is routine outcome monitoring (ROM) het vaststellen van de uitkomsten van behandeling met regelmatige tussenpozen, met als doel de ontwikkeling van de patiënt gedurende de behandeling te volgen. ROM heeft meer betrekking op het vaststellen van het behandelingsresultaat, veelal aan het einde van de behandeling. Wij sluiten ons hier aan bij Lambert (2005) die stelt: Patientfocused research endeavors to improve psychotherapy outcome by monitoring patient progress and providing this information to clinicians in order to guide ongoing treatment (Lambert, 2005), especially for the patient who is not having a favorable response to treatment (signal-alarm cases). Lambert koppelt de monitoring nadrukkelijk aan feed-back loops naar de hulpverlener. Tussentijdse snelle bijstelling van een behandelingsprogramma kan plaatsvinden wanneer de resultaten van de monitoring daartoe aanleiding geven. Wij hebben in de NISPA monitor projecten ondervonden dat ook patiënten het positief waarderen wanneer zij informatie krijgen over hun vorderingen tijdens de behandeling. Feed-back loops kunnen dus ook voor patiënten positieve resultaten opleveren. Samenvattend stellen wij dat monitoring een middel is om te komen tot kwaliteitsverbetering en methodiekontwikkeling, alsmede tot transparantie en verantwoording van het handelen. Dit kan zowel van toepassing zijn op het individuele als op (patiënten)populatieniveau. De nieuwe programma s voor de jeugdhulpverlening in de verslavingszorg bieden een kans om van begin af aan een monitor te implementeren in de hulpverlening. Monitoring kan opbrengsten hebben op vier niveaus: op patiënt-, hulpverleners-, management-, en wetenschappelijk niveau en in vier sectoren: klinische resultaten, kwaliteit van leven, cliënt/patiëntwaardering en kosten. Aan de hand van deze vier sectoren worden dan de meetinstrumenten gekozen voor de monitoring. Projectdoelstellingen In het project dat nu is uitgevoerd door Resultaten Scoren en waarover hier verslag wordt gedaan, is de belangrijkste projectdoelstelling om te komen tot een goed gefundeerde aanzet voor een monitor die toegepast kan worden in de Jeugd Verslavingszorg [JeugdVZ]. De projectperiode is ervoor bestemd te komen tot een structuur waarbinnen dit doel gerealiseerd kan worden. Een voorwaarde hiervoor is, gezien de reeds genoemde diversiteit aan programma s en methodieken, om te beschikken over een gedegen en systematische beschrijving en vergelijking van de gebruikte programma s. Deze beschrijving geeft de noodzaak aan tot uitwisseling tussen de instellingen. Kennis wordt op deze wijze gebundeld en de instellingen kunnen leren van elkaars ervaringen. Nader uitgewerkt betekent dit dat het project Monitor JeugdVZ de volgende doelen heeft: 14

15 1. Het opstellen van een plan voor een monitor Jeugd Verslavingszorg. Dit plan wordt breed onderschreven door de sector. a. In dit plan is sprake van concreet omschreven meetinstrumenten die kunnen worden toegepast. Hierbij onderscheiden wij een basisset van instrumenten die door alle voorzieningen toegepast dienen te worden; en een set aanvullende instrumenten die optioneel zijn en specifieker voor bepaalde typen voorzieningen. b. In dit plan is sprake van het aangeven van de meetmomenten. c. In dit plan is sprake van een praktische handleiding voor de uitvoerders van de monitor JV. d. Dit plan beschrijft de organisatorische aspecten van de monitor JV en de faciliteiten die instellingen moeten bieden om deze monitor uit te voeren. 2. Komen tot een beschrijving van de stand van zaken met betrekking tot de JV op basis van inventarisaties die in de loop van het projectjaar zijn gehouden. 3. Komen tot een systematische beschrijving van de programma s in de JeugdVZ. 4. Aan het einde van de projectperiode ligt er een literatuurstudie waarin wordt ingegaan op de vraag welke evidence based programma s voor geïntegreerde hulpverlening aan jeugdigen met verslavings- en andere problematiek er beschikbaar zijn, zowel in Nederland als internationaal. 5. Instellingen raken met elkaar in gesprek over JV, er ontstaan samenwerkingsrelaties. Doelgroep van de monitor Het monitorproject richt zich op instellingen die een hulpaanbod hebben ten behoeve van jongeren en hun naastbetrokkenen met problemen met of rond middelengebruik of gedragsmatige verslavingen. Gebleken is dat de omschrijving van de doelgroep bij de verschillende instellingen varieert. De ene instelling hanteert een leeftijdsgrens van 12 tot 24 jaar; de andere instelling laat in de praktijk de psychische leeftijd meewegen in de toelatingscriteria. Assessment van psychiatrische comorbiditeit of verstandelijke handicaps dient onderdeel uit te maken van de indicatiestellingsprocedure. Inzicht hierover is mede opbrengst van het project. Op basis van de volledige (stepped) assessment zal worden bezien of een nadere onderverdeling op basis van kenmerken van de doelgroep waaronder leeftijd, etniciteit, verslavings- en psychiatrische problematiek zinvol is met het oog op de in te zetten behandeling. 15

16 1.2. Methoden Methode opzet monitor Voor de uitvoering van dit project in de periode november 2008 april is in de eerste plaats een inventarisatie gehouden van de instellingen die hierin wilden participeren. Dit is gedaan door de Raden van Bestuur van de instellingen aan te schrijven en hen te verzoeken deel te nemen aan dit project en een aandachtsfunctionaris binnen de instelling hiervoor aan te wijzen. Deze aandachtsfunctionaris was voor de uitvoering van het project de contactpersoon tussen instelling en projectteam. De aandachtsfunctionarissen zijn driemaal gedurende de projectperiode bijeen gekomen in invitational conferences (IC s). De deelnemers aan deze IC s vormden de denktank voor dit project. Om te komen tot een geschikte set van monitor instrumenten zijn drie experts in de Jeugdzorg en Jeugdpsychiatrie geraadpleegd: prof.dr. RJ van der Gaag, prof.dr. R Engels en prof.dr. JW Veerman. Zij hebben advies uitgebracht over beschikbaarheid en geschiktheid van verschillende instrumenten voor jongeren. Naast IC s zijn er ook drie werkgroepbijeenkomsten geweest met een beperkt aantal vertegenwoordigers van instellingen. Tijdens deze werkgroepbijeenkomsten is verder gebrainstormd over de opzet van de monitor. Op basis van de inbreng uit genoemde groepen is een concept monitor opgesteld die vervolgens is uitgetest in een aantal kortlopende pilots bij verschillende instellingen op basis van vrijwilligheid van die instellingen. De pilots zijn geïntroduceerd en voorbereid bij de instelling door de projectcoördinator. Na afloop van de afgesproken pilot-periode heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden met projectcoördinator en/of projectleider en vertegenwoordigers van de instelling. Tijdens dit evaluatiegesprek is besproken hoe de pilot verlopen is en onder welke voorwaarden eventueel een structurele monitor opgezet zou kunnen worden, De aandachtspuntenlijst voor deze evaluatiegesprekken is bijgevoegd als bijlage A. De concept rapportage die op basis van de ervaringen bij de pilots is opgesteld, is besproken tijdens de derde en laatste IC. Naar aanleiding hiervan zijn gezamenlijk conclusies en aanbevelingen geformuleerd voor een monitor JeugdVZ die in deze rapportage zijn te vinden in hoofdstuk Methode beschrijving JeugdVZ Voor de systematische beschrijving van de programma s bij de verschillende instellingen zijn de behandelingscoördinatoren en afdelingsmanagers van de instellingen benaderd voor een interview. Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van internationaal gevalideerde instrumenten, die geschikt zijn gemaakt voor brede toepassing in de Nederlandse verslavingszorg. Een aantal instrumenten vormde hierbij het uitgangspunt: de Integrated Dual Diagnosis Treatment Fidelity Scale [IDDT] [Mueser et al, 2003] en de hiervan afgeleide en meer op de verslavingssector gerichte Dual Diagnosis Capability in 16

17 Addiction Treatment [DDCAT] Index [McGovern et al, 2006]. En de General Organizational Index [GOI], die vooral gericht is op de mate waarin een behandelingsaanbod evidence based is. De Integrated Dual Diagnosis Treatment fidelity scale (IDDT) omvat 13 programma-specifieke items die meten of en in welke mate er sprake is van implementatie van geïntegreerde dubbele diagnose behandeling. Elk item van de schaal wordt gescoord op een 5-puntsschaal die loopt van 1 (niet geïmplementeerd) tot 5 (volledig geïmplementeerd). De normen waaraan wordt getoetst zijn bepaald door middel van zowel expert panels als empirisch onderzoek. De IDDT is een fidelity scale, evenals overigens de DDCAT en de GOI (zie hieronder). De term fidelity verwijst naar adherence to the key elements of an evidence based practice, as described in the controlled experimental design, and that are shown to be critical to achieving the positive results found in a controlled trial. De Dual Diagnosis Capability in Addiction Treatment (DDCAT) Index is een fidelity instrument bestemd voor toepassing binnen de verslavingszorg. De DDCAT is ontwikkeld sinds 2003 en is net als de IDDT - gebaseerd op de fidelity assessment methodologie. Deze methodologie wordt onder andere gebruikt om te bepalen in welke mate een programma evidence based is in het algemeen, en in welke mate het geïntegreerde hulp biedt bij dubbele diagnose problematiek in het bijzonder. De DDCAT is direct afgeleid van de IDDT, maar specifiek bedoeld voor de verslavingssector. In de DDCAT worden 35 programmaelementen geëvalueerd, die zijn ondergebracht in zeven dimensies (schema 1). De DDCAT leunt zwaar op de taxonomie die is ontwikkeld ten behoeve van de American Society of Addiction Medicine (ASAM) Patient Placement Criteria (PPC). Deze taxonomie leverde korte aanduidingen op van drie categorieën van voorzieningen voor verslavingszorg (Äddiction Only Services; AOS), van Dual Diagnosis Capable (DDC) en van Dual Diagnosis Enhanced (DDE) programma s. Echter, de PPC bood geen uitgebreide en diepgaande beschrijving van deze verschillende categorieën. In de DDCAT is aangesloten bij deze indeling uit de PPC. De General Organizational Index (GOI) meet een set van karakteristieken van een organisatie die samenhangen met de mate waarin deze organisatie evidence based werkt. De items van de GOI zijn afgeleid van de klinische praktijk en van onderzoek. De elementen van het instrument zijn weergegeven in schema 1. De hypothese bij dit instrument is dat programma s die hoog scoren op de GOI een grotere mate van effectiviteit bezitten in het implementeren van evidence based behandelingen en in het bereiken van positieve behandelingsresultaten. De GOI kan gebruikt worden als self-assessment instrument door instellingen voor continue monitoring. 17

18 Schema 1. Overzicht fidelity scales. IDDT DDCAT GOI Aard instrument Fidelity instrument Fidelity instrument Fidelity instrument Doel Dimensies* Procedure Vaststellen mate van dual diagnosis capability 1a. Multidisciplinary team 1b. Integrated substance abuse specialist; 1. Stage-wise interventions; 2. Access for IDDT clients to comprehensive DD services; 3. Time-unlimited services; 4. Outreach; 5. Motivational interventions; 6. Substance abuse counseling; 7. Group DD treatment; 8. Family education and support on DD; 9. Participation in alcohol & drug self-help groups; 10. Pharmacological treatment; 11. Interventions to promote health; 12. Secondary interventions for substance abuse treatment nonresponders. Observaties ter plaatse; Interviews met management, clinici (5 personen), patiënten (3 personen); Documentatie. Vaststellen mate van dual diagnosis capability 1. Program structure; 2. Program milieu; 3. Clinical process: assessment; 4. Clinical process: treatment; 5. Continuity of care; 6. Staffing; 7. Training. Observaties ter plaatse; Interviews met management, clinici, patiënten; Documentatie Vaststellen mate van evidence based werken 1. Program philosophy; 2. Eligibility/client identification; 3. Penetration; 4. Assessment; 5. Individualized treatment plan; 6. Individualized treatment; 7. Training; 8. Supervision; 9. Process monitoring; 10. Outcome monitoring; 11. Quality assurance; 12. Client choice regarding service provision. Observaties ter plaatse; Interviews met managers, clinici, patiënten; Documentatie Assessor Extern Extern Intern of extern Opbrengst Fidelity score Fidelity score Fidelity score *weergegeven in originele Angelsaksische terminologie 18

19 Het voordeel van genoemde instrumenten is dat zij klaarlagen voor gebruik en dat zij alle drie het brede scala aan topics omvatten dat eerder is genoemd: van organisatie aspecten tot programma-inhoudelijke zaken. De reden waarom ze niet zonder meer toegepast konden worden in de beschrijvende studie die wij in het kader van onze opdracht voor ogen hadden, was dat deze instrumenten in feite gericht zijn op het leveren van een index voor de mate waarin de programma s dual diagnosis capable of enhanced, dan wel evidence based zijn. Ze zijn daarmee meer toetsend dan beschrijvend. De waardering die een dergelijke index impliceert, paste niet binnen onze opdracht. Afgeleid van genoemde instrumenten is daarom een eigen instrument ontwikkeld voor de beschrijving van de residentiële voorzieningen [RV]. Dit instrument omvat de volgende gebieden: 1. Programma structuur 2. Programma omgeving 3. Klinisch proces: opnamefase 4. Klinisch proces: behandelingsfase 5. Continuïteit van zorg 6. Personeel 7. Monitoring en evaluatie 8. Cultuur 9. Tenslotte Schema 2 toont een overzicht van deze gebieden, welke items ertoe behoren, en bij welke topics van de fidelity instrumenten deze gebieden passen. Schema 2. Overzicht items in vragenlijst en samenhang met fidelity instrumenten. Gebaseerd op aspecten van gebied Items IDDT DDCAT GOI Programma structuur Programma omgeving Opnamefase Missie afdeling; Dagprogramma; Samenwerkingsrelaties; Financiering; Doelgroep; Capaciteit; Gelabelde bedden; Locatie afdeling; (Gezamenlijke) huisvesting patiënten. Type zorg; Activiteiten passend binnen preventie; Idem binnen cure; Idem binnen care; Idem binnen palliatie; Zijn ptn al langer bekend in hulpverlening; Informatie aan ptn; Outreachend werken. Traject voor opname; Traject na ontslag; Verloop eerste dag van opname; Opname- gewenningsfase; I4 D1a D2a D1c D1d D1b G1 G2 19

20 Gebaseerd op aspecten van gebied Items IDDT DDCAT GOI Indicatie- en contra-indicatie criteria; Motivatie bij entree; Monitoring van motivatie; Maatregelen bij onvoldoende motivatie; Passendheid van pt binnen afdeling; Routinematige screening; Diagnostiek. I2 D3g D3g, D4d D3g D3a D3b, d3c G2 G2, G4 G2, G4 Behandelingsfase Evidence based werken; Toepassing richtlijnen; Staf geïnformeerd over bestaan en inhoud richtlijnen; Protocollen; Staf geïnformeerd over bestaan en inhoud protocollen; Gefaseerde behandeling; Separatiebeleid; Dwang- of drangmaatregelen; Beleid t.a.v. - Benzodiazepinen - Methadon - Illegaal gebruik - Misdragingen Therapieen; Interventies therapietrouw; Betrekken systeem; Duur verblijf; Laatste dag opname; Beleid voortijdig ontslag. Continuïteit van zorg Personeel Monitoring en evaluatie Cultuur Tenslotte Overdracht naar en door de afdeling; Visie op rehabilitatie; Informatie over medicatie. Disciplines; Deskundigheidsbevordering; Trainingen; Overlegstructuren; Samenwerking management en behandel inhoudelijk. Participatie in monitor; Integratie resultaten in behandeling; Participatie in ROM; Patiënttevredenheid metingen. Imago bij anderen; Makkelijk nieuw personeel beschikbaar. Sterke en zwakke punten; Kansen en bedreigingen; Hiaten en overlappingen. I11 I6, I7, I8 111 I3, I9 I1a, I1b D2b, D3e, D3f D2b, D3e, D3f D2b D2b, D4c D2b D3g D4e D4f D4e D4h D5a, D5d D5a D5c D5e D4a, D4b, D4c, D4d D7a, D7b D4b G7, G8 G7, G8 G9 G10 G11 De resulterende vragenlijst omvat 83 vragen, onderverdeeld naar de negen genoemde gebieden. 20

21 Na concept rapportage zijn de instellingen in staat gesteld te reageren op de schriftelijke verslaglegging van de interviews. Deze reacties zijn integraal verwerkt in de uiteindelijke rapportage Methode literatuuronderzoek effectiviteit evidence based interventies voor geïntegreerde hulpverlening aan jeugdige patiënten met verslavingsproblematiek en comorbiditeit De literatuurstudie is in de loop van het projectjaar uitgevoerd. De literatuurstudie richtte zich op een actualisering van het in 2008 verschenen Resultaten Scoren rapport (Smit et al, 2008) rond evidence based interventies voor de jeugdverslavingszorg. Deze literatuurstudie betrof publicaties tot en met 2005 en de verwachting was dat in de periode veel nieuwe publicaties verschenen zouden zijn rond interventies in deze sector. Hiertoe werd een search uitgevoerd op PubMed met verschillende zoektermen. Hiermee is inzicht verkregen in de beschikbare interventies in de internationale literatuur. Als tweede stap is via Picarta en andere zoekmachines gezocht naar de beschikbaarheid en toepassing van deze interventies in de Nederlandse verslavingshulpverlening. De literatuurstudie heeft betrekking op zowel preventie, als curatie, cure en palliatie. 21

22 22

23 2. PROCESEVALUATIE: HET VERLOOP VAN HET PROJECT In dit hoofdstuk beschrijven wij het verloop van het project. Hierbij komen de vorderingen aan de orde maar ook de knelpunten en struikelblokken waar wij tegenaan liepen. Deze zijn bepalend geweest voor het uiteindelijk projectresultaat. Het project is in het projectplan opgesplitst in drie grove fasen: de voorbereidingsfase, de pilotfase en de evaluatie- en rapportagefase. 1. Voorbereidingsfase Benaderen instellingen Tijdens de voorbereidingsfase zijn allereerst de instellingen benaderd voor deelname. De Raden van Bestuur zijn hiertoe aangeschreven. Daarbij zijn die instellingen aangeschreven die zijn aangesloten bij Resultaten Scoren, alsmede Arta Lievegoedgroep en De Hoop. Op verzoek van de opdrachtgever voor dit project zijn ook Dimence en Meerkanten benaderd. Alle aangeschreven instellingen zegden hun medewerking aan dit project toe. Daarbij moet aangetekend worden dat een aantal instellingen hier wel een kanttekening bij plaatsten dat zij zich nog bevonden in het proces van opstarten van programma s voor de jeugdverslavingszorg en dat zij daarom aannamen geen constructieve bijdrage te kunnen leveren aan dit project. Contactpersonen per instelling zijn aangewezen door de Raden van Bestuur. Eerste inventarisatie meetinstrumenten Een inventarisatie van mogelijk geschikte meetinstrumenten is gemaakt op basis van literatuuronderzoek. Hierbij zijn de ervaringen van de projectgroep meegenomen bij andere monitor projecten die al langer lopen (IMC- en DD monitor). Met deze set meetinstrumenten heeft vervolgens een expert raadpleging plaatsgevonden, op basis waarvan de meetinstrumenten zijn aangevuld met typisch op de jeugd gerichte lijsten en een aantal andere instrumenten afviel als minder geschikt. Start twee deelprojecten In de voorbereidingsfase zijn twee deelprojecten opgestart. Ten eerste is een inventarisatie verricht bij alle instellingen voor verslavingszorg van de op jongeren gerichte programma s die op het moment van inventarisatie gaande waren, en programma s die men binnen afzienbare tijd van plan was op te starten. Deze inventarisatie leidde tot een voorlopig overzicht van de jeugdverslavingszorg in Nederland. Op basis van dit voorlopige overzicht zijn in een latere fase de afspraken gemaakt voor de interviews ten behoeve van de beschrijving van programma s in de JeugdVZ (zie hoofdstukken 5 en 6). In de tweede plaats is een literatuurstudie opgestart. Doel van de literatuurstudie is het actualiseren van het Trimbos rapport uit 2008 naar evidence based interventies voor jongeren met verslavingsproblematiek. De search in de literatuur waarop het Trimbos rapport betrekking had, liep tot 23

24 en met Gezien de recente groeiende interesse in jeugdverslavingsproblematiek was het niet ondenkbaar dat er in de jaren veel nieuwe onderzoeksresultaten beschreven zouden zijn. Eerste Invitational Conference Een eerste invitational conference (IC) is belegd, die zeer goed bezocht werd en waar vertegenwoordigers van vrijwel alle deelnemende instellingen aanwezig waren. Tijdens deze IC is het project toegelicht en zijn de doelstellingen verhelderd. Veel tijd is ingeruimd voor de onderlinge kennismaking tussen instellingen, waarbij ieder vertelde welke initiatieven voor jeugdverslavingszorg (JeugdVZ) er inmiddels opgezet waren. Deze uitwisseling is door de aanwezigen inclusief de projectmedewerkers als nuttig ervaren en vormt in feite de start van een op te richten platform JeugdVZ. Er heeft een discussie plaatsgevonden over de meetinstrumenten die voorgesteld zijn op basis van de voorbereidingsfase en de web-applicatie BergOp is gepresenteerd als mogelijk medium waarmee gemonitord zou kunnen worden. Over het algemeen kan gesteld worden dat deze IC een succesvolle aftrap was voor het project. Waar we niet in slaagden is het formeren van een werkgroep waarmee we in kleiner verband zouden kunnen discussiëren over de verdere opzet van de monitor. In de maanden na de IC hebben twee werkgroepbijeenkomsten plaatsgevonden met overigens enthousiaste en betrokken deelnemers. Echter, het bleek te moeilijk om de werkgroepen verder voort te zetten: het bleek te belastend voor de mensen van de instellingen om met enige regelmaat een dagdeel aan een dergelijke werkgroep te besteden. Om die reden hebben we besloten het te zoeken in meer bilaterale contacten met de instellingen. Eerste interviews met instellingen In de maanden na de IC hebben ook vier interviews plaatsgevonden met instellingen / afdelingen voor JEUGDVZ om het aanbod in kaart te brengen. Niet alleen inventariserend, zoals in een eerdere fase gebeurde, maar meer in detail. Deze interviews vormden een pilot voor deze doelstelling van het project: te komen tot een gedegen beschrijving van de JeugdVZ. 2. Pilotfase Competentieprofiel procesmanager De tweede fase is de pilotfase. In deze fase hebben we allereerst een competentieprofiel opgesteld voor de procesmanager binnen de instelling. De procesmanager is degene die binnen de instelling / binnen de afdeling verantwoordelijk is voor het verloop van de monitor ter plaatse. Hij/zij bewaakt dat bij iedere nieuw binnengekomen cliënt de monitor-lijsten worden afgenomen (of doet dit zelf) en dat op de afgesproken vervolg tijdstippen ook de juiste lijsten worden ingevuld. Tevens is hij of zij contactpersoon naar buiten toe voor de monitor. Eerste pilot Nadat het meetinstrumentarium was opgesteld, BergOp in gereedheid was gebracht en een voorlopig protocol was opgezet, bleek één instelling bereid om te dienen als locatie voor de eerste pilot. Tijdens de gesprekken over de uitvoering hiervan liepen wij echter aan tegen een aantal niet voorziene struikelblokken. In de eerste plaats bleek deze instelling al een lopend Routine Outcome Monitor (ROM) 24

25 te hebben en was het lastig het voor de JeugdVZ ontwikkelde instrumentarium hierbij aan te sluiten. Hoewel we niet voor elke individuele instelling een apart monitor-instrumentarium wilden hebben, was het in het kader van een eerste pilot wel mogelijk om ons instrumentarium zodanig aan te passen dat dit goed aansloot bij de bestaande ROM van de instelling. Een tweede struikelblok vormde het feit dat deze instelling de ROM uitvoerde met een andere web-applicatie dan BergOp, namelijk NetQ. Aangezien de instrumenten voor de monitor waren ingebouwd in BergOp was dit een lastig probleem. Inbouw in NetQ, alleen voor het uitvoeren van een eerste voorlopige pilot, zou immers teveel kosten met zich meebrengen. Voor het project overstegen deze kosten verre het budget en voor de instelling was het, om begrijpelijke redenen, geen optie om deze kosten op zich te nemen. Een voorstel om BergOp en NetQ te koppelen als proef viel niet in goede aarde. Om deze redenen is besloten af te zien van de pilot bij deze instelling. Rijdende trein Het probleem waar we in het vervolg bij het zoeken naar instellingen voor een pilot tegenaan liepen, was dat bij veel instellingen nog geen programma s draaiden voor de JeugdVZ, of men was recent hiermee gestart. Dat leidt ons tot de conclusie dat dit project of te vroeg kwam, of te laat. Te vroeg, vanwege het feit dat de energie en aandacht bij de instellingen volledig gericht waren op de start van het nieuwe programma, het werven van het juiste personeel daarvoor, het verkrijgen van faciliteiten etc. Ook nog aandacht hebben voor monitoring paste niet in dat proces. Echter, wanneer een monitor wordt meegenomen in de plannen voor een nieuw programma en van meet af aan hierin wordt ingebouwd, kan het juist een voordeel zijn. Het maakt dan van het begin af aan onderdeel uit van het programma. In die zin kwam dit project wellicht voor een aantal instellingen net te laat. Eerste cliëntenraadpleging Een eerste cliëntenraadpleging vond plaats in deze periode. Via Mondriaan is een groep jongeren bijeen gekomen om met de projectcoördinator te discussiëren over zin en onzin van een monitor. Tweede invitational conference In deze periode was ook de tweede invitational conference gepland, die eveneens goed bezocht werd. Op de agenda stonden een presentatie over de inmiddels afgeronde literatuurstudie, de presentatie van het definitieve instrumentarium voor de monitor en onderlinge uitwisseling met name naar aanleiding van de presentatie van de eerste inventarisatie rond het aanbod van JeugdVZ. Tijdens deze IC is de wens geuit om te komen tot een blijvend platform JeugdVZ. Pilots - vervolg We slaagden erin een volgende kandidaat te vinden voor de pilot. Bij het Bauhuus van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) kon een monitor meegenomen worden tijdens de opnamefase. Een eerste evaluatie vond een maand na de start plaats en deze evaluatie was dermate positief dat besloten werd de monitor voort te zetten en uit te breiden naar de behandelingsafdeling van het Bauhuus, zodat ook ervaring opgedaan kon worden met follow-up lijsten. Daarnaast werden bij de klinische programma s van Novadic-Kentron, De Hoop en Mondriaan pilots gestart. Bij Mondriaan wordt de pilot ook uitgevoerd bij de ambulante zorg. 25

26 Routine Outcome Monitoring (ROM) In de periode waarin deze pilots zijn opgestart, deed echter een ander fenomeen haar intrede: de invoering van de landelijke Routine Outcome Monitor (ROM) voor de verslavingszorg. De instellingen voor verslavingszorg zijn min of meer verplicht om vanaf 2010 transparantie te bieden over de effectiviteit van hun zorg door mee te werken aan ROM. Voor veel instellingen bleek het lastig te overzien hoe de ROM zich verhoudt tot een specifieke programmagerichte monitor als de hier te ontwikkelen monitor voor de JeugdVZ. Om die reden wilde men eerst afwachten hoe een en ander zich zou ontwikkelen. Ook dit betekende dat men de daadwerkelijke medewerking aan pilots rond het project Monitor JeugdVZ opschortte. Verlenging project Omdat genoemde ontwikkeling een vertraging betekenden voor het project en de medewerking van de instellingen traag op gang kwam, is verlenging voor het project aangevraagd en verkregen - met drie maanden. Pilots preventie Bovengenoemde pilots vinden alle plaats in de klinische zorgverlening aan jongeren. In onze projectopzet is echter toegezegd dat wij de hele breedte van de JeugdVZ onder de loep wilden nemen. Dat betekent dat er ook pilots opgezet zouden worden bij de preventie-activiteiten. In de laatste periode van de pilotfase zijn deze inderdaad opgestart: bij De Hoop, Bouman, Mondriaan en Iriszorg lopen korte pilots bij preventie-activiteiten ten behoeve van en in het onderwijs. 3. Evaluatie en rapportagefase Tenslotte zijnn in de derde en laatste fase van het project, de evaluatie en rapportagefase, de bevindingen in de pilots kritisch beschouwd en beschreven. Deze rapportage bevat de resultaten hiervan. In deze laatste fase heeft ook een tweede panelgesprek met jongeren plaatsgevonden, waarin de jeugdige cliënten van GGZ NML hebben gereflecteerd op het nut van monitoring. Een derde invitational conference is gepland in de slotfase van het project en de uitkomsten van deze IC zullen in de rapportage worden meegenomen. Tijdens deze IC is een uitspraak gedaan door de instellingen of een monitor JeugdVZ wenselijk is en indien ja: onder welke voorwaarden. Welk instrumentarium zou deze monitor moeten omvatten? En: hoe zien we de aansluiting met de ROM. Tevens is tijdens deze IC aandacht besteed aan het te vormen platform JeugdVZ. Conclusies Al met al concluderen wij op basis van deze procesbeschrijving dat het hier een relevant en interessant project betreft. Een relevantie die overigens door vrijwel alle instellingen waarmee we hebben gesproken, wordt onderschreven. Winst is dat de hulpverleners in de JeugdVZ en beleidsmedewerkers die daarbij zijn betrokken, elkaar vinden tijdens de IC s en dat hieruit zelfs de behoefte is verwoord om dit contact voort te zetten na afloop van dit project. Het is echter ook een lastig project geweest. Wij hebben op een rijdende trein willen stappen en dat is moeilijk gebleken. Er zijn in de realiteit allerlei ontwikkelingen die een soepele opzet en verloop van pilots frustreren. Toch ligt er, mede dankzij de inzet 26

27 van een aantal instellingen die zich bereid verklaarden mee te werken aan pilots, nu een voorstel voor een monitor JeugdVZ waarmee instellingen aan de slag kunnen. Er ligt een beschrijving van de JeugdVZ in Nederland, een actueel overzicht van de stand van zaken. En er is onderling overleg tot stand gekomen, uitwisseling van ervaringen, en een aanzet tot kennisvermeerdering binnen een op te richten platform JeugdVZ. 27

28 28

29 DEEL I: OPZET VOOR EEN MONITORSTRUCTUUR VOOR DE JEUGDVERSLAVINGSZORG 29

30 30

31 3. ADVIES VOOR EEN MONITORSTRUCTUUR VOOR DE JEUGDVERSLAVINGSZORG 3.1. Inleiding: de monitor In dit hoofdstuk wordt een monitor voorgesteld voor de JeugdVZ. Dit voorstel is gebaseerd op de volgende kennis: De raadpleging van experts in de Jeugd(gezondheids)zorg en Jeugdpsychiatrie. Deze raadpleging een aantal gesprekken met de experts en een aantal van hun medewerkers - had vooral betrekking op de instrumenten die passen bij een dergelijke monitor. De ervaringen opgedaan bij het NISPA met monitors bij de Intramurale Motivatie Centra (IMC s) en Dubbele Diagnose klinieken (DD s). De inbreng vanuit het veld Jeugdverslavingszorg tijdens de Invitational Conferences en bijeenkomsten van werkgroepen. De ervaringen opgedaan tijdens de pilots bij klinische en ambulante voorzieningen en bij preventie in de JeugdVZ, zoals beschreven in hoofdstuk Kern van het voorstel Wij stellen voor een monitor in te stellen bij de voorzieningen voor ambulante en klinische jeugdverslavingszorg, alsmede voor de preventie-sector wat betreft de geïndiceerde en selectieve preventie. Het wordt noodzakelijk en wenselijk geacht door zowel projectteam als deelnemers aan het monitorproject - een aparte monitor in te stellen voor de jeugdverslavingszorg. Dit ondanks de in de loop van 2010 in te voeren routine outcome monitoring (ROM). Deze zal ook bij de JeugdVZ worden geïmplementeerd. Hoe verhoudt zich dan een dergelijke monitor JeugdVZ tot de ROM? Bij de beantwoording van deze vraag is een aantal overwegingen te noemen: 1. Eerder hebben wij al aangegeven welke doelen een proces-monitor kan dienen (zie 1.1). Met een monitor bij een jonge sector als de JeugdVZ kan relatief snel veel kennis worden verzameld over de doelgroep, de problematiek die er speelt, en over de resultaten van behandeling. Door de gezamenlijke gegevensverzameling kan tevens informatie worden verkregen over de validiteit van screenings- en diagnostische instrumenten die specifiek voor deze doelgroep bestemd zijn. Op die manier komt dit instrumentarium beschikbaar voor de sector. 31

32 2. Een monitor is geen doel op zich maar een middel om te komen tot meer gezamenlijkheid, tot uitwisseling van ervaringen. Een monitor kan een instrument zijn om deze uitwisseling te bevorderen door de resultaten regelmatig met elkaar te vergelijken en de uitkomsten van monitoring te bespreken. Op deze wijze ontstaat een platform JeugdVZ dat meer behelst dan alleen het gezamenlijk verzamelen van gegevens. Juist de onderlinge uitwisseling hiervan en het discussiëren over de uitkomsten kan een enorme meerwaarde hebben voor de sector, zeker voor een zo jonge en zich ontwikkelende sector als de JeugdVZ. 3. Er zijn enkele belangrijke verschillen met de ROM die maken dat een monitor JeugdVZ zeker meerwaarde heeft. In onderstaand schema is een samenvatting gegeven van deze verschillen. Bij de ROM wordt in dit schema gedoeld op de huidige opzet van de ROM, die vooral gericht is op de verantwoording richting zorgfinanciers. Hiermee wil niet gezegd zijn dat ROM meer in het algemeen niet zou kunnen dienen voor kwaliteitsverbetering of methodiekontwikkeling. Schema 3.1. ROM en proces monitor ROM Doel: leren van elkaar; verantwoording en managementondersteuning; ondersteuning behandeling; basis voor onderzoek Sectorbrede benadering Monitor en management Set meetinstrumenten zo beperkt mogelijk Set meetinstrumenten algemeen Meetmomenten: begin behandeling einde behandeling (6 maanden na afronding behandeling) Meetmoment einde behandeling: Op vastgesteld moment na start behandeling, onafhankelijk van waar patient zich op dat moment bevindt Doelgroep-monitor Doel: leren van elkaar; kwaliteitsverbetering; methodiekontwikkeling; ondersteuning behandeling; basis voor onderzoek. Doelgroepgericht Doelgroep kan zijn gedefinieerd adhv patientkenmerken (bv. Jeugd), problematiek (bv Dubbele Diagnose), behandelingsprogramma (bv. Leefstijltraining, IMC), of anders. Vooral monitor Set meetinstrumenten zo beperkt mogelijk maar uitgebreider en inhoudelijker dan bij ROM Set meetinstrumenten specifiek en passend bij de doelgroep Meetmomenten: begin behandeling einde behandeling tussentijdse metingen (follow-up) Meetmoment einde behandeling: Bij afronding van een behandelingsprogramma. Daardoor meer specifieke informatie over dat programma. 4. In de JeugdVZ zal, gelijk aan de volwassenen VZ, de ROM haar intrede doen. Dat betekent dat er bij invoering van de jeugdmonitor dubbel gemonitord zou moeten worden. Dit lijkt niet wenselijk en evenmin haalbaar. Er dient daarom zoveel mogelijk aansluiting gezocht te worden tussen de Jeugdmonitor en de ROM. Nu is dat in de JeugdVZ nog niet zo eenvoudig. Veel instrumenten die zijn ontwikkeld voor de volwassenen verslavingszorg doen het niet goed bij de 32

33 jongeren. Zo moet de MATE ht ROM-instrument bij uitstek - voor jeugd nog ontwikkeld worden. Bij de pilots die ten behoeve van dit project zijn uitgevoerd, is gebleken dat de MATE die nu beschikbaar is, niet voldoet voor deze doelgroep. Vooralsnog geven veel instellingen daarom de voorkeur aan de EuroADAD. Bij de ontwikkeling van een Jeugd-MATE kunnen de ervaringen die zijn opgedaan met de pilots in dit project meegenomen worden. 5. In het voorstel voor een jeugdmonitor, zoals dat in dit hoofdstuk verder is uitgewerkt, wordt dan ook steeds de afweging gemaakt tussen ervaringen in de pilots, de aansluiting bij de ROM ook toekomstbestendig en de beschikbaarheid van instrumentarium dat geschikt is voor de doelgroep. Aansluitend aan het voorstel om een jeugdmonitor in de sector te implementeren, stellen wij voor deze monitor uit te voeren vooralsnog voor een periode van 5 jaar. Na deze periode wordt geëvalueerd of verdere voortzetting zinvol en wenselijk is. De verwachting op basis van de ervaringen met de IMC en DD-monitors is dat de eerste twee jaren nodig zijn voor de opstartfase, voor het overwinnen van kinderziektes en voor het verkrijgen van een breed commitment voor een dergelijke monitor. In de periode daarna is het dan mogelijk veel informatie te verzamelen over de jongeren in de verslavingszorg. Na vijf jaar is de verwachting dat monitor-moeheid zal optreden, dat het focus van de aandacht wellicht verlegd wordt naar andere doelgroepen. Het is aan te bevelen na die periode te evalueren of het wenselijk is de monitor voort te zetten Doelstelling monitor De doelstelling van de monitor jeugdverslavingszorg (hierna te noemen jeugdmonitor, of JM) is in het algemeen: het vergroten van de kwaliteit van de zorg aan de doelgroep en het bijdragen aan methodiekontwikkeling voor de hulpverlening. Op grond van bovenbeschreven relevantie stellen NISPA en IVO zich als doel een multicenter monitorproject op te zetten bij de instellingen voor jeugdverslavingszorg met als subdoelen: 1. Komen tot gedeelde kennis over en inzicht in kenmerken van de doelgroep en subgroepen daarbinnen en van hun naastbetrokkenen, behoeften ten aanzien van hulpverlening, en de subjectief ervaren en objectief vastgestelde problematiek in de meest brede zin van het woord; 2. Bijhouden en voortdurend up-daten van de beschrijving van de programma s voor de JeugdVZ, met als basis de beschrijving die is gegeven in dit project en die is bijgevoegd in deel II van dit rapport. 3. Methodiekontwikkeling ten aanzien van de hulpverlening aan jongeren. Deze methodiekontwikkeling vindt vooral plaats door de onderlinge uitwisseling tussen hulpverleners van verschillende instellingen en disciplines die tot stand komt tijdens het proces van monitoring; 4. Kwaliteitsverbetering en transparantie van de hulpverlening; 5. Uitwisseling van kennis en ervaringen van professionals met de hulpverlening aan de doelgroep; 33

34 6. Waar mogelijk evaluatie van de effectiviteit en efficiëntie van zowel de assessment als de behandelingsinterventies. Enerzijds kan middels observationele studies binnen het kader van de monitor geanalyseerd worden in welke mate de hulpverlening beantwoordt aan de hulpvraag en kunnen uitspraken worden gedaan over het succes van de interventies in termen van compliance, verbetering van kwaliteit van leven, vermindering van symptomen en andere uitkomstmaten. Anderzijds biedt de monitor een kader waarbinnen RCT s kunnen worden opgezet en uitgevoerd Doelgroep monitor Met de omschrijving van doelstellingen, worden ook de doelgroepen, de gebruikers van de monitor zichtbaar. In het algemeen is de monitor gericht op de Jeugdverslavingszorg. Daarmee wordt gedoeld op die instellingen en programma s binnen instellingen die zich richten op jongeren met problemen rond het gebruik van middelen of te maken hebben met niet-farmacologische vormen van verslaving. Met jongeren worden mensen bedoeld in een leeftijdsgroep van 0 (in de praktijk meestal: 12) tot 30 jaar. De aanduiding jongeren omvat dus zowel kinderen als jongvolwassenen. In de toekomst moet zich nog verder uitkristalliseren of het noodzakelijk wordt strengere beperkingen aan de leeftijd te stellen. Nu wordt veelal de ontwikkelingsleeftijd, en niet alleen de kalenderleeftijd in aanmerking genomen. Monitoring heeft opbrengsten op vier niveaus: op patiënt-, hulpverleners-, management-, en wetenschappelijk niveau, en in vier sectoren: klinische resultaten, kwaliteit van leven, cliënt/patiëntwaardering en kosten. Ten eerste noemen wij de cliënten of patiënten. Zij hebben baat bij een monitor zowel direct als indirect. Direct als het gaat om de toepassing van resultaten van vragenlijsten in de behandeling. De behandeling krijgt zo voor een cliënt meer handen en voeten. Vage begrippen als craving worden aangeduid in maat en getal en worden zichtbaar op een scherm. Dat kan een cliënt helpen om hier beter mee om te gaan. Wanneer verschillende meetmomenten naast elkaar worden gezet en met elkaar vergeleken, kan de cliënt zijn eigen ontwikkeling gedurende een behandeling zichtbaar krijgen. Ook dit kan verhelderend werken. Cliënten worden met een monitor actiever betrokken in het hele behandelingsproces, in plaats van dat het alleen over ze heen komt. Ook indirect hebben cliënten baat bij monitoring, namelijk door de grotere kennis die over de doelgroep van bepaalde behandelingen ontstaat, door de methodiekontwikkeling die hier het gevolg van is en door meer kennis over wat werkt en wat niet. Een tweede doelgroep voor de monitor wordt gevormd door de hulpverleners. Zij krijgen met een monitor tools in handen om een cliënt systematisch te begeleiden door een behandelingsproces. Ook voor hen geldt dat zij de ontwikkeling van de cliënt kunnen volgen met behulp van de herhaalde afname van meetinstrumenten. De effectiviteit van hun inzet bij een cliënt kunnen zij direct bepalen. Op populatieniveau kunnen hulpverleners analyseren hoe succesvol zij over een bepaalde periode zijn geweest bij hun cliënten. In de derde plaats noemen wij als doelgroep het management in de meest brede zin. Dat kan betrekking hebben op de leiding van een afdeling. Deze kan inzicht krijgen middels de monitorgegevens in de aard en omvang van de groep cliënten die zij over een bepaalde periode in huis hebben (gehad). Informatie over behandelingsduur, wijze van aanmelding en van vertrek, en andere informatie kan eenvoudig uit de 34

35 monitorgegevens worden geëxporteerd. Ook de cliënttevredenheid, nu gemeten met de GGZ thermometer, geeft informatie aan de afdelingsleiding. Deze gegevens zijn ook voor het hoger management en voor de Raad van Bestuur van belang. Daarnaast geeft een instelling met deelname aan een monitor aan een lerende organisatie te willen zijn, kritisch te willen kijken naar het eigen functioneren en transparant in de zorg die geleverd wordt. Met name bij preventie kunnen de monitorresultaten ook gebruikt worden in de verantwoording naar derden, i.c. gemeenten. Tenslotte wordt de vierde doelgroep gevormd door onderzoekers/wetenschappers. Met een dergelijke gegevensverzameling wordt een schat aan informatie verkregen over een nog vrij onbekende doelgroep. Dit kan een bijdrage leveren aan de validering van meetinstrumenten, diagnostisch, screenend of anderszins. Ook ontstaan er mogelijkheden om de effectiviteit van interventies te onderzoeken, zoals bij de omschrijving van de doelstellingen al is aangegeven Instrumenten voor monitoring Instrumenten voor de klinische en ambulante JeugdVZ Aan de hand van de vier genoemde sectoren voor monitoring klinische resultaten, kwaliteit van leven, cliënt/patiëntwaardering en kosten - worden de meetinstrumenten gekozen voor de monitoring. Het instrumentarium is een mix van gegevens uit het Elektronisch Patiënten Dossier [EPD] inclusief sociaaldemografische informatie -, observationele, diagnostische instrumenten (in te vullen door de hulpverlener), en door de patiënt en diens familie (naastbetrokkenen) in te vullen vragenlijsten. De meetinstrumenten zijn gekozen in overleg met de instellingen. Het gaat steeds om gevalideerde instrumenten, die toepasbaar zijn of gemaakt worden voor de doelgroep, zoals bijvoorbeeld de jeugdversie van de EuropASI de EuroADAD -, de in ontwikkeling zijnde jeugdmate en de Jeugdversie van de HONOS de HONOS-CA. Bij de sociaaldemografische gegevens denken we allereerst aan informatie over geslacht, leeftijd, etniciteit, burgerlijke staat, opleidingsniveau, werk, etc. Ook informatie over het gezin van herkomst hoort hierbij. Daarnaast is ook belangrijk op welke wijze de cliënt bij de instelling is gekomen: is er sprake van een vrijwillige aanmelding of van een justitieel traject, eventueel een BOPZ of IBS. Wat is de hulpvraag van de verwijzer? En van de cliënt zelf en eventueel diens ouders? En wat wordt vastgesteld als behandelingsdoel? Ook kan hier al vermeld worden wat de voorgenomen datum is waarop de behandeling wordt beëindigd. Wanneer hiervan afgeweken wordt, dient dit met argumenten te worden onderbouwd. Deze informatie is samengevat in een formulier Kerngegevens. Wij onderscheiden kerngegevens bij opname, bij ontslag en eventueel bij follow-up. De kerngegevens kunnen deels worden ontleend aan besstaande registratiebestanden. Informatie over hulpvragen en dergelijke staat hier echter niet in. 35

36 Een vragenlijst die betrekking heeft op het systeem van de cliënt is de NOSI-R. De NOSI is een gezinsdiagnostisch instrument waarmee wordt nagegaan in hoeverre er in de beleving van ouders sprake is van een zekere mate van stress of belasting vanuit diverse bronnen binnen de context van de opvoeding van een kind. De lijst is nog niet uit-gevalideerd maar er zijn al wel verschillende studies mee verricht. Deze lijst geeft behandelingsinformatie voor met name de systeemtherapeut. De lijst behoort niet tot het publieke domein. Er zijn dus kosten aan verbonden. Bij de klinische uitkomsten denken we allereerst aan de MATE. De keuze valt op dit instrument omdat dit ook de basis vormt voor de ROM. Er hoeft dan geen dubbel werk verricht te worden. Bovendien is er een MATE-uitkomst ontwikkeld waarmee het behandelingsresultaat vastgesteld kan worden. Het gebruik wordt hiermee in kaart gebracht. De MATE geeft informatie over: middelengebruik, verslavingsgeschiedenis, somatische problematiek, depressie en angst, craving, beperkingen en persoonlijkheidspathologie. Er is (nog) geen MATE-jeugd ontwikkeld; dit instrument is nu in ontwikkeling. Een alternatief voor de MATE is de EuropADAD. Dit is een bewerking van de EuropASI specifiek voor jongeren. De EuropADAD levert informatie op zeven leefgebieden: lichamelijk, school en werk, sociaal, familie, psychologisch, criminaliteit en alcohol en drugs. Voor de EuropADAD is geen exit-formulier beschikbaar. Momenteel wordt de EuropADAD bij veel (de meeste?) voorzieningen voor JEUGDVZ gebruikt en dit kan ten behoeve van de monitor aangewend worden. Dit heeft op dit moment de voorkeur van de pilot-instellingen. Deze lijst levert echter wel meer werk op (maar dan niet alleen voor de monitor). Beide instrumenten, MATE en EuropADAD, vergen geruime tijd voor het invullen. Verder wordt de S-PSY gebruikt als instrument voor klinische uitkomst. De S-PSY wordt eveneens gebruikt in de Jeugdzorg en dit heeft als bijkomend voordeel dat hulpverleners wat dat betreft dezelfde taal spreken. De S-PSY is een screenend instrument. Voor verdiepende diagnostiek is dit instrument niet geschikt. Daarvoor kunnen, op indicatie, andere instrumenten worden afgenomen zoals de CBCL en andere. De VAS Craving is een schaal die de craving per middel meet. Het is een weinig belastende schaal die een momentopname oplevert van de zucht die de jongere op een bepaald moment heeft naar een middel en is dus specifiek op de afhankelijkheid c.q. het misbruik gericht. Ook deze schaal geeft directe aanknopingspunten aan hulpverlener en cliënt om met elkaar in gesprek te gaan over de uitkomsten hiervan. Bovengenoemde lijsten zijn geselecteerd in het kader van de pilot jeugdmonitor. Het is echter mogelijk de monitor uit te breiden met meer meetinstrumenten, eventueel optioneel. In dit verband is ook een discussie gevoerd in het Platform JeugdVZ i.o. over stepped assessment. Een monitor kan hierbij zeer van nut zijn. Gedacht kan worden aan lijsten voor ADHD, al dan niet in de vorm van een screeningsinstrument. De AVL zou hiervoor toegepast kunnen worden. Bij de aanloop voor deze jeugdmonitor hebben wij ook besproken of het wenselijk was een screener op autisme op te nemen in de monitor. Dit is bij de tweede Invitational Conference afgewezen. Dit onderwerp zou echter opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden. Ook de Substance Use Risk Profile Scale (Wojcik et al, 2009) kan opgenomen worden. Dit is een lijst die risicozoekend gedrag in beeld brengt. De SURPS is een 23-item vragenlijst die persoonlijkheidskenmerken vaststelt voor middelenmisbruik en/of afhankelijkheid, inclusief hopeloosheid, angst, sensitiviteit, impulsiviteit en sensatie zoekend gedrag. Hier zijn nog geen ervaringen mee opgedaan in de Nederlandse situatie, maar in het kader van de jeugdmonitor kan deze ervaring worden meegenomen. 36

37 Tenslotte zou aparte aandacht voor niet-farmacologische vormen van verslaving een aanvulling kunnen zijn: internet, gamen, gokken. Wij wijzen in dit verband op de 21-item Game Addiction Scale (Lemmens et al, 2009), en op de 14-item Compulsive Online Video Game Use Scale (COVUS) (Van Rooij et al, 2010 in preparation) en de Compulsive Internet Use Scale (CIUS) (Meerkerk et al, 2009). Kwaliteit van leven en functioneren: In de pilot is de EQ5D gebruikt als instrument voor kwaliteit van leven. Wij onderschrijven hier de bevindingen in de pilot dat deze schaal weinig specifiek is en daardoor weinig informatie oplevert. Omdat hij in veel settingen, ook buiten de verslavingszorg, gebruikt wordt en er daarmee veel vergelijkingsmogelijkheden zijn, stellen wij voor om hem toch te blijven gebruiken in de jeugdmonitor. Deze keuze is mede ingegeven door het feit dat er weinig andere opties zijn. Voor de EQ5D zijn normeringen voorhanden en de validiteit is uitgebreid onderzocht en vastgesteld. Bovendien is het een kort schaaltje van zes vragen, aangevuld met een VAS schaal die wel informatief is. Naast de EQ5D hebben wij de HONOS-CA geïntroduceerd in de jeugdmonitor. De ervaringen met dit instrument zijn nog summier. Validering in de Nederlandse situatie heeft nog nauwelijks plaatsgevonden. Het nadeel is dan ook dat er geen normscores zijn ontwikkeld voor dit instrument en dat het resultaat bestaat uit 14 losse scores, een voor elk item. Wanneer de lijst in het kader van de monitor wordt afgenomen, zou dit een van de eerste lijsten zijn om een valideringstudie mee uit te voeren. Het alternatief voor de HONOS-CA is de MATE-ICN. Deze is echter vooralsnog niet toegespitst op jeugd. Wij stellen voor deze wel op te nemen in de monitor, aangezien het voor wetenschappelijke doeleinden zeker interessant is. Tenslotte de lijsten voor het meten van kosten. Hiervoor worden niet echt aparte lijsten gebruikt. De GGZ thermometer kan hiertoe gerekend worden. Wij gebruiken deze lijst voorlopig, voor zolang er nog geen algemeen geaccepteerde en gebruikte CQindex is voor JeugdVZ. Voordeel van de GGZ thermometer is, dat er een versie is ontwikkeld voor jongeren en een aparte versie voor ouders. Vooralsnog heeft dit instrument de voorkeur boven de CQindex. Wat betreft kosten worden verder gegevens uit de kerngegevens lijsten gebruikt om informatie te verkrijgen over behandelingsduur en wijze van vertrek. Financiële kosten kunnen hieruit worden berekend. Schematisch onderverdeeld in de vier sectoren ziet het voorstel voor een monitor JeugdVZ er uit als in schema 3.2. Hierin is weergegeven welke lijst zinvol is per doelgroep en per sector. 37

38 Schema 3.2. Overzicht voorgestelde meetinstrumenten naar belanghebbende en sector (optionele lijsten zijn cursief gedrukt). Patiënt Hulpverlener Management Wetenschap Sociaaldemografisch Kerngegevens Kerngegevens Kerngegevens Klinische uitkomst Kwaliteit van leven en functioneren S-PSY VAS craving NOSI-R GAS COVUS CIUS AVL SURPS, NPV-J Screener autisme S-PSY MATE VAS craving NOSI-R GAS COVUS CIUS AVL SURPS, NPV-J Screener autisme S-PSY MATE VAS craving NOSI-R GAS COVUS CIUS AVL SURPS, NPV-J Screener autisme HONOS-CA HONOS-CA HONOS-CA EQ5D Patiëntwaardering GGZ thermometer GGZ thermometer GGZ thermometer Kosten EQ5D Verblijfsduur Dropout EQ5D Verblijfsduur Dropout Instrumenten voor de preventie in de JeugdVZ Voor de universele preventie wordt een instrumentarium voorgesteld zoals nu is ontwikkeld: een procesevaluatie bij de universele schoolpreventie activiteiten volgens het formulier dat is ontwikkeld en gebruikt bij de pilots. Hoewel details nog kunnen worden aangepast aan dit formulier, is dit bruikbaar gebleken en zinvol. Voor de KOPP/KVO en intermediair gerichte activiteiten bij preventie zijn registratieformulieren en vragenlijsten in concept ontwikkeld. Bij KOPP/KVO is het voorstel gebruik te maken van de DASS, de Depressie, Angst en Stress Schaal (Lovibond & Lovibond, 1995). Dit is een kort instrument (21 items) waarmee klachten worden gemeten die wijzen op problematiek rond depressie, angst en stress. Verder wordt de GGZ thermometer bewerkt voor toepassing bij de KOPP/KVO groepen. Naast deze beide bestaande instrumenten, is een evaluatie-vragenlijst samengesteld ten behoeve van KOPP/KVO en een ten behoeve van de deskundigheidsbevordering aan intermediairen. Beide formulieren c.q. vragenlijsten zijn als bijlagen (bijlagen B, C, D) bij dit rapport gevoegd. Voor het monitoren van geïndiceerde en selectieve preventie is wellicht de PREFFI (preventie effectmanagement instrument 2.0; Molleman et al, 2003) een interessant instrument. Omdat in het kader van het project geen geïndiceerde en selectieve preventieactiviteiten zijn onderzocht, is hiermee geen ervaring opgedaan. 38

39 3.6. Protocol Protocol voor de klinische en ambulante monitor Wat betreft de methode van monitoring: we stellen een monitor voor met tenminste een voor- en een nameting. Dit geldt zowel voor de klinische als voor de ambulante hulpverlening. De voormeting vindt plaats binnen een week nadat de jongere in behandeling is gekomen. De jongere moet in staat zijn om mee te werken aan het beantwoorden van vragen c.q. het invullen van vragenlijsten. Dus wanneer dat door welke omstandigheden dan ook (nog) niet het geval is, dient de eerste meting te worden uitgesteld tot dit wel mogelijk is. De nameting vindt plaats bij afsluiting van het contact. In geval van afsluiting volgens planning kunnen op dat moment de exitlijsten worden ingevuld. Een procedure voor cliënten die de behandeling voortijdig afbreken moet nog worden ontwikkeld in overleg met de instellingen. In de opvatting van NISPA en IVO gaat een monitor echter verder dan het meten van patiëntgegevens aan begin en einde van een behandelingstraject. Nadrukkelijk willen wij de monitor inzetten als onderdeel van het proces. Dat wil zeggen dat gegevens direct beschikbaar zijn voor het lopende behandelingsproces. Concreet betekent dit een aantal meetmomenten tijdens de behandeling. In ieder geval wordt informatie verzameld bij binnenkomst in de hulpverlening, cq bij het aangaan van het contact, en bij ontslag en follow-up [drie maanden na ontslag]. Gezien de diversiteit in de programma s tussen de verschillende instellingen is het lastig om de meest adequate interim-periode voor procesmetingen te bepalen. Gezien de korte looptijd van de pilots, is hiermee ook onvoldoende ervaring opgedaan. Wanneer inderdaad een monitor wordt geïmplementeerd, zal de optimale periode voor tussenmetingen nog nader vastgesteld moeten worden. Bij IMC- en DD-monitors zijn goede ervaringen opgedaan met metingen om de vier weken. Indien mogelijk dient te worden aangesloten bij de fasering van de hulpverlening en de metingen te houden aan het einde van elke fase. Dus bijvoorbeeld na afloop van de intakeperiode, bij de overgang naar een volgende fase tijdens de behandelingsperiode, na de resocialisatiefase. Echter, de optimale meetmomenten hangen ook samen met de specifieke problematiek van een patiënt en van de doelen die hieromtrent worden vastgelegd in het behandelingsplan. Een ander meetmoment betreft de periode na ontslag. Ook hiermee is geen ervaring opgedaan tijdens de pilots omdat de tijd hiervoor te beperkt was. Het meten van de ontwikkeling van de client enige tijd na ontslag is een waardevolle toevoeging op de informatie wat betreft het behandelingsresultaat. In de IMC- en DD-monitor wordt dit gedaan door de verwijzer te benaderen met een beperkt aantal vragen over hoe het met de client gaat, of en zo ja: waar deze nu in behandeling is, en enige beperkte informatie over de ernst van de problematiek op dat moment. Ook over dit onderwerp moet nog verdere discussie met het veld worden gevoerd. Cliënten die niet in staat zijn tot het invullen van vragenlijsten en/of bij wie het begrip zodanig is dat ook mondeling geen vragenlijsten kunnen worden afgenomen, komen in een zogeheten minimumvariant. Rond deze cliënten worden alleen vragenlijsten ingevuld waarbij de cliënt zelf geen actieve rol hoeft te spelen. Dit zijn: de kerngegevens opname en ontslag, een deel van de HONOS-CA en de NOSI-R. Op deze wijze wordt van alle cliënten informatie verkregen over tenminste de sociaaldemografische gegevens en de behandelingsuitkomst. 39

40 Schematisch ziet de monitor er dan uit als in schema 3.3. Hierbij is slechts één tussenmeting getoond. Deze kunnen echter zo vaak herhaald worden als wenselijk is. Schema 3.3. Overzicht meetinstrumenten jeugdmonitor per meetmoment voormeting tussenmeting Eindmeting follow-up meting Kerngegevens opname Kerngegevens ontslag Kerngegevens follow-up MATE, EuroADAD NOSI-R S-PSY S-PSY S-PSY MATE-uitkomst VAS Craving VAS Craving VAS Craving EQ5D HONOS-CA AVL* Autisme vragenlijst* SURPS* Internet vragenlijst* Vragenlijst gamen* Vragenlijst gokken* * optionele vragenlijsten EQ5D HONOS-CA GGZ thermometer Wij onderscheiden een minimum en een maximum variant bij de monitor. In de minimumvariant worden alleen de baseline-, outcome en follow-up gegevens verzameld en wordt volstaan met de observationele instrumenten. Deze minimumvariant is vooral bedoeld voor patiënten die om wat voor reden dan ook niet kunnen meewerken aan het invullen van vragenlijsten. Voordeel van het onderscheid in een minimum- en een maximumvariant is dat ook informatie wordt verzameld over deze groep patiënten. In de maximumvariant worden naast observationele instrumenten ook vragenlijsten bij patiënten afgenomen. In de intakeprocedure zal de set baseline gegevens worden opgenomen, waardoor van alle aangemelde en in de intake procedure betrokken jeugdigen gegevens bekend zijn. Voor de gegevensverzameling tijdens de projectfase is een internetapplicatie toegepast BergOp 3.0 [Praktikon, 2008]. Dit is een flexibel programma waar al gebruik van wordt gemaakt voor de DD- en IMCbenchmark en dat tegemoet komt aan de gestelde eis om op patiënt-, hulpverleners-, management-, en wetenschappelijk niveau te kunnen meten en rapporteren. Met de toepassing van een internetapplicatie, zoals BergOP 3.0, wordt een papiermassa vermeden en kunnen de behandelaren op elk gewenst niveau tussentijds eigen rapportages maken over de vorderingen bij individuele patiënten en de totale doelgroep. In de voorbereidingsfase wordt een goede afstemming gerealiseerd met de mogelijke ontwikkelingen binnen iedere instelling op het gebied van geautomatiseerde gegevensverzameling zoals BergOp 3.0 die biedt. De aanpak met BergOp levert dus mogelijkheden voor Routine Outcome Monitoring [ROM]. ROM is een methode om de resultaten van een behandeling vast te stellen door periodiek de aard en ernst van de klachten van patiënten te meten [De Beurs & Zitman, 2007]. 40

41 De gegevens worden vanuit BergOp geanonimiseerd weggeschreven naar een centrale database, van waaruit rapportages zullen worden samengesteld. Dat kan per kwartaal, half jaar of per jaar. De schriftelijke rapportage komt ter beschikking van de deelnemende instellingen en de Raden van Bestuur van deze instellingen. Op basis van de schriftelijke rapportage wordt een jaarlijks congres gepland waarin wordt gediscussieerd over de uitkomsten van de monitor en de betekenis daarvan voor de hulpverlening. Daarnaast wordt veel waarde gehecht aan mondelinge rapportages van de monitor-resultaten in de teams. Tijdens deze rapportages kan worden ingegaan op specifieke vragen die bij het team leven en op de betekenis van de cijfers voor dat specifieke team. Genoemde internetapplicatie BergOp 3.0 is afdoende beveiligd tegen inbraak. Alle instellingen krijgen een eigen inlogcode waarmee alleen zij toegang hebben tot de eigen patiëntgegevens. Gegevens worden geanonimiseerd naar een centrale database verzonden, waartoe alleen geselecteerde personen toegang krijgen. Patiënten worden aan het begin van het behandelingstraject geïnformeerd over doel en opzet van de monitor en tekenen daartoe een informed consent Protocol bij de monitor JeugdVZ-preventie Voor de monitor JeugdVZ-preventie bij de universele (schoolgerichte) preventie, vullen de preventiewerkers de registratieformulieren direct na afronding van de preventie-activiteit in op de computer, in BergOp. Voor de KOPP/KVO groepen overhandigt de begeleider van de groep de deelnemers aan het begin van het traject een vragenlijst die zij ter plaatse invullen. De groepsbegeleider neemt deze lijsten weer in. Na afloop van de eerste bijeenkomst registreert de preventiewerker een aantal aspecten (zie bijlage C) in BergOp. Na elke bijeenkomst registreert de preventiewerker of alle deelnemers aanwezig waren. Indien niet: wat was de reden van verzuim. Wanneer een jongere is afgehaakt: noteert de preventiewerker de datum van laatste contact en indien mogelijk de reden van afhaken. Na de laatste bijeenkomst overhandigt de preventiewerker aan de deelnemers een exit-vragenlijst, die zij weer ter plaatse invullen en ingevuld aan de preventiewerker overhandigen. Voor de deskundigheidsbevordering aan intermediairen: De preventiewerker registreert direct na de bijeenkomst een aantal aspecten op een registratieformulier (zie bijlage D) in BergOp. De deelnemers aan de deskundigheidsbevordering vullen na afloop een vragenlijst in, die zij krijgen van de preventiewerker. Zij vullen de vragenlijst ter plaatse in en leveren de ingevulde vragenlijst in bij de preventiewerker. Wat betreft het ter plaatse invullen van vragenlijsten: gediscussieerd kan worden over de wenselijkheid om deze lijsten op internet beschikbaar te stellen en in eigen tijd te laten invullen. Dit komt wellicht de validiteit ten goede, maar kan een bedreiging zijn voor de respons. 41

42 3.7. Organisatie Wat de voorwaarden voor uitvoering van de monitor betreft: hier moet allereerst gedacht worden aan de personele inzet. Daarvoor dienen door de leiding van de afdeling / het team en door de Raad van Bestuur middelen beschikbaar te worden gesteld. Naar voorbeeld van de IMC- en DD-monitors kan worden gedacht aan een abonnementsysteem. De instellingen abonneren zich op de monitor en krijgen daarmee toegang tot de instrumenten in BergOp. Zij ontvangen trainingen in de toepassing van BergOp en de interpretatie van de meetinstrumenten en worden begeleid hierin. Verder ontvangen zij een jaarlijkse rapportage met de resultaten. Tenslotte houdt het abonnement in dat de instelling deel uitmaakt van een platform Jeugdverslavingszorg. Binnen dat platform vindt uitwisseling plaats met de andere instellingen over de resultaten van de monitor, de (wetenschappelijke) studies die hieruit voortkomen en de ontwikkelingen die in de sector gaande zijn. Op basis hiervan kunnen grotere en kleinere samenwerkingsverbanden tot stand komen. Wij stellen voor een abonnement per instelling in te stellen dat geldt voor zowel ambulante, klinische en preventieve hulpverlening. Wat betreft de personele inzet: wij stellen voor een landelijke projectleider en projectcoördinator aan te stellen bij de monitor JeugdVZ. Daarnaast is er per instelling sprake van een lokale procesbegeleider. De functies worden hieronder kort besproken Projectleiding en coördinatie Er wordt een landelijke projectleider aangesteld voor de monitor. De taken van deze projectleider zijn zorgdragen voor een wetenschappelijk verantwoorde verzameling van cliëntgebonden gegevens, het schrijven van rapportages rond de monitor, zorgdragen voor wetenschappelijke output in de vorm van publicaties, het organiseren van landelijke bijeenkomsten in het kader van de monitor. De landelijk projectcoördinator is verantwoordelijk voor het coördineren van de praktische uitvoering van de monitor, mede zorgdragen voor een verantwoorde inzameling van cliëntgebonden gegevens en voor de rapportages, mede zorgdragen voor wetenschappelijke publicaties rond de monitor, mede organiseren van landelijke bijeenkomsten. Projectleider en projectcoördinator overleggen minimaal maandelijks over de monitor De procesbegeleider Een procesbegeleider, degene die de monitor coördineert ter plaatse en minimaal een aantal meetinstrumenten afneemt (zie daarvoor verder onder werkwijze en procedure), wordt voor de monitor een aantal uren per week vrijgesteld. Geschat wordt dat acht uren per week (0,2 fte) voldoende zijn voor een caseload van ca. 20 patiënten. Een competentieprofiel voor de procesbegeleider is als bijlage E bij deze rapportage gevoegd. Hij of zij is de lokale beheerder van de data die in BergOp worden verzameld en bewaakt dat van elke patiënt de gegevens worden ingevuld. Hij stuurt daartoe hulpverleners en therapeuten aan. Voorts zorgt hij ervoor dat de informatie vanuit de ingevulde vragenlijsten wordt opgeslagen in het EPD en zo voor alle behandelaren beschikbaar is. Verder zorgt de procesmanager 42

43 ervoor dat de resultaten van de monitor worden ingebracht bij patiëntbesprekingen. Een belangrijke taak van de procesmanager ligt in het verzamelen van de exit- en follow-upgegevens bij de patiënt. Dit doet hij met behulp van moderne communicatiemiddelen: indien mogelijk persoonlijk, maar als dat niet kan: telefonisch, per sms, per of eventueel met behulp van een daartoe in te richten chatroom. De procesbegeleider is bijvoorbeeld een sociotherapeut of een verpleegkundige. In de andere monitorprojecten zien we overigens dat dit per instelling verschilt: in bepaalde gevallen is de procesbegeleider een afdelingspsycholoog, wat tot voordeel heeft dat deze ook de interpretatie van de uitkomsten direct kan verwerken. Het is aan de instelling zelf om een eigen keuze hierin te maken. De uren die de procesbegeleider beschikbaar heeft, dienen ook echt vrijgemaakt te worde voor het monitoren en niet (crisissituaties uitgezonderd) toch ingezet te worden voor de behandeling. Hierop kan toegezien worden door een lokaal monitorteam, bestaande uit procesbegeleider, afdelingshoofd en behandelingscoördinator. Dit team bewaakt de voortgang van de monitor, komt met enige regelmaat bij elkaar om deze voortgang te bespreken en zorgt ervoor dat de implementatie in het team goed verloopt. Daarmee wordt voorkomen dat de monitor een thema wordt van een persoon (de procesbegeleider) en dat de rest van het team niet of nauwelijks hiervan op de hoogte is. Andere voorwaarden: de beschikbaarheid over een computer met internetverbinding, een rustige ruimte, liefst een aparte kamer, waar de vragenlijsten kunnen worden afgenomen, een ruimte waarin materialen kunnen worden opgeslagen, een planbord, toegang tot User en andere Projectgroep Landelijk wordt voor de begeleiding van de monitor een projectgroep gevormd. Deze projectgroep bestaat uit projectleider, projectcoördinator en een vertegenwoordiger vanuit elke deelnemende instelling. De projectgroep behandelt onderwerpen als de voortgang van de monitor, de invulling (agenda) van landelijke bijeenkomsten, de samenstelling van rapportages, de resultaten van aanvullende (wetenschappelijke) onderzoeken op basis van de data, en de wens tot mogelijke methodiekontwikkeling en het opzetten van verdere studies. De projectgroep komt minimaal een keer per kwartaal bijeen Samenvattend: een monitor voor de jeugdverslavingszorg De belangrijkste aanbevelingen voor een jeugdmonitor volgen hier nogmaals onder elkaar. Allereerst de aanbevelingen voor de monitor bij de klinische en ambulante jeugdverslavingszorg: 1. Er is relevantie voor het opzetten van een monitor voor de jeugdverslavingszorg; 2. Er is draagvlak voor een monitor voor de jeugdverslavingszorg; 3. Er dient zorg gedragen te worden voor zoveel mogelijk aansluiting bij de ROM-GGZ; 4. De jeugdmonitor heeft een voorlopige looptijd van vijf jaar; 43

44 5. Het doel van de jeugdmonitor is allereerst kwaliteitsverbetering, methodiekontwikkeling, behandelingsondersteuning, opdoen van kennis. 6. Participanten in de jeugdmonitor zijn behandelingsprogramma s voor jongeren met problemen rond het gebruik van middelen of rond niet-farmacologische vormen van verslaving, in de leeftijdscategorie van 0 (12) tot 30 jaar. 7. Meetinstrumenten zijn tenminste de kerngegevens opname, ontslag (en eventueel follow-up), MATE-jeugd en/of (voorlopig) de EuroADAD, de S-PSY, HONOS-CA, EQ5D of MANSA, VAS craving, NOSI-R, GGZ-jeugdthermometer. 8. Aan deze basisset kunnen optionele lijsten worden toegevoegd. Dit zijn over het algemeen meer diagnostische lijsten. 9. Voor de uitvoering van de jeugdmonitor wordt gebruik gemaakt van een internetapplicatie, zoals BergOp. Hierin maar ook in andere internetapplicaties zijn de resultaten van de monitorinstrumenten direct beschikbaar voor gebruik in het gesprek tussen hulpverlener en patiënt. 10. Er wordt gewerkt met een abonnementsysteem, waarbij de afdeling abonnee wordt en een jaarlijks bedrag betaalt voor het gebruik van de internetapplicatie, de begeleiding bij de uitvoering van de monitor, de rapportages, en de deelname aan landelijke congressen. 11. Er is een landelijk monitor-projectteam dat de monitor begeleidt. Lokaal is er een procesmanager. 12. Er dient bestuurlijk draagvlak te zijn voor een dergelijke monitor. Bij voor de monitor voor de preventie-afdelingen voor jeugd geldt: 1. Er is relevantie voor het opzetten van een aparte proces-monitor voor de jeugdverslavingszorg; 2. Er is draagvlak voor een aparte proces-monitor voor de jeugdverslavingszorg; 3. Er dient zorg gedragen te worden voor zoveel mogelijk aansluiting bij de ROM-GGZ; 4. De jeugdmonitor heeft een voorlopige looptijd van vijf jaar; 5. Het doel van de jeugdmonitor is allereerst kwaliteitsverbetering, methodiekontwikkeling, behandelingsondersteuning, opdoen van kennis. 6. Participanten in de jeugdmonitor zijn programma s voor universele, selectieve en geïndiceerde preventie, gericht op jongeren in de leeftijdscategorie van 0 (12) tot 30 jaar. 7. Meetinstrumenten moeten nog nader bestudeerd worden. Gedacht wordt aan de PREFFI. 8. Aansluiting bij bestaande gegevensverzameling (LSP) moet gezocht worden. Geen zaken dubbel doen! 44

45 9. Voor de uitvoering van de jeugdmonitor wordt gebruik gemaakt van een internetapplicatie, zoals BergOp. Hierin maar ook in andere internetapplicaties zijn de resultaten van de monitorinstrumenten direct beschikbaar voor gebruik in het gesprek tussen hulpverlener en patiënt. 10. Er wordt gewerkt met een abonnementsysteem, waarbij de afdeling abonnee wordt en een jaarlijks bedrag betaalt voor het gebruik van de internetapplicatie, de begeleiding bij de uitvoering van de monitor, de rapportages, en de deelname aan landelijke congressen. 11. Er is een landelijk monitor-projectteam dat de monitor begeleidt. Lokaal is er een procesmanager. 12. Er dient bestuurlijk draagvlak te zijn voor een dergelijke monitor Platform Jeugdverslavingszorg In aansluiting op het voorstel een monitor jeugdverslavingszorg te implementeren, stellen wij voor een Platform Jeugdverslavingszorg op te richten. Tijdens de derde en laatste invitational conference was er sprake van veel draagvlak voor een dergelijk platform (vergelijk ook het verslag van de derde IC in bijlage **). Er is veel behoefte aan kennisuitwisseling, sparringpartners, methodiekontwikkeling en netwerken, aan een thematische uitwisseling van informatie. Tijdens de invitational conference zijn drie belangrijke thema s aan de orde gesteld die in een dergelijk platform verder uitgewerkt kunnen worden: - Stepped assessment in de jeugdverslavingszorg, alsmede de samenstelling van een klinische beslisboom. De monitor kan gegevens hiervoor aanleveren; de discussies daarover vinden dan plaats bij het platform. - De validering van verschillende meetinstrumenten voor de doelgroep jeugd. Genoemd zijn het gelijktijdig afnemen van de EuroADAD en de (nog te ontwikkelen) jeugd-mate. Dit biedt mogelijkheden voor een goede validering. Gewezen is ook op het feit dat instrumenten zoals de EQ5D weliswaar zeer breed gebruikt worden in de gezondheidszorg, maar niet bekend is welke de validiteit van deze instrumenten is bij jongeren. Die validering dat geldt ook voor andere instrumenten kan plaatsvinden bij een platform JeugdVZ, op basis van het monitor instrumentarium. - Een derde thema dat genoemd is betreft een brede discussie over aansluiting van de JeugdVZ bij andere voorzieningen: bij de GGZ, bij de Jeugdzorg. Parallel daaraan kan worden gesproken over de eigenheid van de JeugdVZ: waarin is deze gelegen. Andere thema s waar in gezamenlijkheid aan gewerkt kan worden, zullen worden gevonden. Aan dit platform zouden per instelling twee mensen kunnen deelnemen. Voorgesteld is vanuit de deelnemers aan de IC om een beleidsmedewerker en een hulpverlener hiertoe af te vaardigen. De frequentie van bijeenkomsten van het platform kan 3 a 4 maal per jaar zijn. Voorts kan gebruik gemaakt worden van ICTplatforms, zoals Linked-In om discussies te starten. Deze laatste zijn bedoeld als aanvullend, niet vervangend voor fysieke bijeenkomsten. Bestuurlijk commitment is noodzakelijk voor een dergelijk platform. 45

46 46

47 4. DE PILOTS 4.1. Inleiding De monitor die is opgezet voor de pilots, is tot stand gekomen op basis van onze eigen expertise met de IMC monitor (Intramurale Motivatie Centra) en DD monitor (Dubbele Diagnose afdelingen), interviews in de eerste projectfase met experts Jeugdgezondheidszorg, Jeugdpsychiatrie en Jeugdverslavingszorg, en de Invitational Conferences met het veld en de beperkte bijeenkomsten van de werkgroepen. In hoofdstuk 3 werd de monitor zelf in detail besproken. In het uiteindelijke monitorvoorstel worden ook de aanbevelingen en conclusies uit de pilots meegenomen. Om die reden worden de ervaringen bij de pilots voorafgaand besproken in dit hoofdstuk 4. Met elke instelling waar een pilot heeft plaatsgevonden is een evaluatiegesprek geweest, waarbij aanwezig de procesbegeleider, teamleider en indien mogelijk andere leden van het team. De evaluatiegesprekken vonden plaats aan de hand van een topic-lijst (bijgevoegd als bijlage A). De ervaringen tijdens de pilots worden besproken aan de hand van de volgende onderwerpen: Voorwaarden voor de uitvoering van de monitor De werkwijze, procedure Meetinstrumenten Inbedden van de monitor in de behandeling en in het team Wenselijkheid en haalbaarheid van implementatie van een monitor JeugdVZ Het gaat in dit hoofdstuk dus steeds om de ervaringen en meningen van de instellingen zelf. Dit hoofdstuk bevat geen conclusies vanuit het onderzoeksteam. Die staan in hoofdstuk 3 beschreven. Voorafgaand aan de weergave van de resultaten bij de pilots nog een enkele opmerking over het Masterprotocol. In aanvang lag het in de bedoeling dit protocol te volgen. Echter, dit bleek al snel niet haalbaar. Bij het Masterprotocol gaat een pilot vooraf aan de daadwerkelijke studie, die samen de resultaten opleveren. In dit project was het uitvoeren van de pilots het uiteindelijke doel. Zoals in hoofdstuk 2 al beschreven, slaagden wij er om verschillende redenen niet in om een eerste pilot te draaien. De pilots die in een latere fase van het project wel zijn uitgevoerd moeten voor dit project worden opgevat als de onderzoeksfase De pilots bij klinische JeugdVZ Bij drie instellingen VNN Bauhuus, Novadic-Kentron jongvolwassenen, De Hoop - zijn pilots gedraaid in de klinische jeugdverslavingszorg; bij één instelling (Mondriaan) is die in de ambulante setting uitgevoerd. In deze paragraaf gaan wij in op de bevindingen in de klinische JeugdVZ. 47

48 Voorwaarden voor uitvoering van de monitor De personele inzet: Bij VNN-Bauhuus (verder te noemen: VNN) was er aanvankelijk sprake van een psycholoog die was vrijgesteld om de monitor op te zetten en uit te voeren, als procesbegeleider. In het begin verliep de monitor mede daardoor bij VNN prima en werd na een eerste evaluatiegesprek besloten tot verdere voortzetting hiervan en uitbreiding van alleen de opnameafdeling naar ook de behandelingsafdeling. Gaande de pilot kreeg de betreffende psycholoog echter steeds meer uitvoerende taken in de behandeling en kwam de monitor in het gedrang. In die fase bleek dat er wekelijks echt uren gereserveerd moeten worden voor het monitoren omdat anders de uitvoering ondersneeuwt in de hectiek van alledag. Bij NK jongvolwassenen (verder te noemen: NK) is een andere oplossing gekozen: een van de medewerkers van het IMC, die al jarenlange ervaring had met de uitvoering van de IMC-monitor, is gevraagd de afname van de lijsten voor de jeugdmonitor voor zijn rekening te nemen. Hij haalde de jongere op van de afdeling en nam de lijsten af in een rustige omgeving. Voordeel van deze aanpak was dat de betreffende medewerker ervaren was en niet getraind behoefde te worden, dat de voorbereidingstijd dus beperkt was, en dat het de medewerkers van de afdeling jongvolwassenen geen extra tijd kostte. Nadeel van deze werkwijze was wel dat deze procesbegeleider niet verbonden was aan de jongvolwassenen-afdeling en dat daardoor er nauwelijks of geen terugkoppeling heeft plaatsgevonden van de uitkomsten van de vragenlijsten naar het team of naar de behandelaars. Het monitoren wordt dan het verzamelen van gegevens, vooral voor analyse op groeps- of populatieniveau. Monitoren heeft dan geen bijdrage in het een-op-een contact tussen patiënt en behandelaar. Het is dus noodzakelijk een procesbegeleider ter plaatse te hebben die de voortgang van de monitor bewaakt en de zaak coördineert. Er kan voor gekozen worden deze procesbegeleider ook een belangrijke taak te geven in de uitvoering van de monitor. Echter, dit maakt het proces wel kwetsbaar. Wanneer de procesbegeleider met vakantie of anderszins afwezig is, ligt de monitor stil (ervaring VNN). Bij het betrekken van het hele team bij de uitvoering van de monitor ontstaat deze kwetsbaarheid minder snel. Bovendien bevordert dit de toepassing van de monitorresultaten in de behandeling. Eén persoon dient echter wel verantwoordelijk te zijn voor de coördinatie. Coördinatieteam. Het verdient volgens de pilot-instellingen aanbeveling een lokaal coördinatieteam samen te stellen gevormd door teamleider, behandelingscoördinator en procesbegeleider. Dit team draagt de monitor. Beschikbaarheid computer: bij alle instellingen was een computer met internet beschikbaar. Hierop kon het BergOp programma dat is gebruikt voor de pilots van de jeugdmonitor - worden geopend en de vragenlijsten hierin ingevuld. Ook was hierop User of een ander registratiesysteem beschikbaar, waardoor de koppeling tussen de intakegegevens van de patiënt en de - geanonimiseerde - zogeheten kerngegevens in BergOp gerealiseerd kon worden. Het programma BergOp wordt over het algemeen als gebruiksvriendelijk ervaren, zowel wat betreft invoer van gegevens als bij het opvragen van de resultaten van individuele lijsten en van gegevens over groepen. Beschikbaarheid ruimte: Bij NK werd de ruimte die is gereserveerd voor de IMC-monitor ook gebruikt voor de jeugdmonitor. Dit is een kamer waar procesbegeleider en cliënt rustig kunnen zitten en de cliënt 48

49 zich kan concentreren. In die ruimte liggen ook de papieren lijsten. De ingevulde lijsten worden in deze ruimte bewaard. Deskundigheid BergOp en interpretatie vragenlijsten. Om voldoende deskundigheid te realiseren dient voorafgaand aan de implementatie van de monitor een training plaats te vinden van de procesbegeleider maar bij voorkeur van het hele team in het werken met BergOp en in de interpretatie van de meetinstrumenten. Ook de wijze van terugkoppeling naar de cliënt kan hierbij aan de orde worden gesteld. De export van gegevens uit BergOp op groepsniveau is eveneens een thema bij een dergelijke training. Hierbij dient ook de teamleider betrokken te worden Werkwijze / procedure De monitor wordt bij VNN bij binnenkomst op de afdeling al bij de jongere geïntroduceerd. Bij kinderen tot 16 jaar moet hiervoor ook toestemming van de ouders worden verkregen; een handtekening op een informed consent van alleen de jongere is dan niet voldoende. Bij het introductiegesprek zijn ouders over het algemeen ook aanwezig en dit zou het optimale moment zijn voor het bespreken van de monitor. Bij NK wordt monitoren meer gezien als een onderdeel van het behandelingsproces en wordt er niet expliciet toestemming gevraagd. In principe dient de eerste meting in de eerste week van opname afgenomen te worden. Wanneer een cliënt in crisis wordt opgenomen, wordt deze niet meegenomen in de monitor. Dat kan wel gebeuren wanneer deze cliënt na behandeling van de crisissituatie verder een behandelingstraject ingaat. De cliënt dient niet (meer) onder invloed te zijn bij de eerste meting en moet ook het afnemen van vragenlijsten psychisch en qua begrip aankunnen. Het is de vraag of allochtone cliënten en zij die om andere redenen onvoldoende begrip hebben van de Nederlandse taal, moeten worden uitgesloten van deelname aan de monitor. Het afnemen van de opnamelijsten duurt bij VNN voor de procesbegeleider ongeveer een uur, later ca. drie kwartier; voor de cliënt zelf iets korter. Bij NK duurt het vier uur per cliënt voordat alle lijsten zijn ingevuld. Het lijkt erop dat het grote verschil tussen de ervaringen bij NK en bij VNN vooral gelegen is in de extra afname van de MATE. Met tussenmetingen is bij VNN onvoldoende ervaring opgedaan om hierover iets te kunnen melden. Bij NK is een tussenmeting verricht bij twee cliënten. Deze vond plaats 4-6 weken na de eerste meting. De keuze voor dit moment is min of meer willekeurig, meer op basis van de aanpak bij de IMC monitor. Bij NK is niet echt sprake van een fasering in de behandeling, waar een tussenmeting bij zou kunnen aansluiten. Hoewel de jongeren bij eerste meting was verteld dat er na ongeveer een maand een tweede meting zou plaatsvinden, bleek deze informatie bij de tussenmeting alweer te zijn weggezakt. Wat betreft de eindmeting: bij cliënten die voortijdig vertrekken is het niet mogelijk een eindmeting te doen. Wel kunnen van deze cliënten kerngegevens ontslag worden geregistreerd. De tijdsduur voor de eindmeting is korter dan die voor de eerste meting. De lijsten worden deels op papier ingevuld, deels direct ingevoerd in de computer. Bij NK zijn alle lijsten eerst op papier ingevuld en achteraf ingevoerd in de computer. Dit werd als prettiger ervaren: procesbegeleider en cliënt zitten samen aan tafel en kunnen samen de lijsten invullen en hierover 49

50 overleggen. Bij VNN werd een deel van de lijsten op papier ingevuld (EQ5D, SPSY), een deel direct op de computer (VAS Craving) en een deel mondeling afgenomen (GGZ thermometer, HONOSCA, kerngegevens). De lijsten die mondeling werden afgenomen en die op papier zijn ingevuld, werden later door de procesbegeleider ingevoerd in de computer. De vragenlijsten voor ouders (GGZ thermometer, NOSI-R) zijn opgestuurd (NK) met het verzoek deze thuis in te vullen en mee te nemen naar het volgende contact. Een belangrijk aandachtspunt in deze is ook de toegang tot BergOp. Deze toegang wordt gerealiseerd met een wachtwoord dat door BergOp wordt verstrekt aan de procesbegeleider. De procesbegeleider logt dan in met de eigen inlogcode en de cliënt kan op de computer de vragenlijst invullen. Echter, de cliënt kan dan niet alleen gelaten worden omdat hij dan direct toegang heeft tot de gegevens van andere cliënten. De procesbegeleider moet hier dus naast blijven zitten. In principe is het ook mogelijk elke cliënt zijn eigen BergOp wachtwoord te geven waardoor lijsten vooral interessant voor ambulante programma s ook thuis ingevuld kunnen worden. Dit wachtwoord kan aangevraagd worden bij BergOp waarna het naar het eigen adres van de cliënt wordt gestuurd. Voor cliënten in de thuissituatie is dit een goede methode. Echter, in de klinische situatie betekent dit dat de Inbox van de cliënt moet worden geopend op een andere computer vaak in een andere ruimte en dat betekent oponthoud Meetinstrumenten De ervaringen bij de verschillende meetinstrumenten zijn weergegeven in onderstaand overzicht. MATE Kerngegevens Opname Ontslag Follow-up EQ5D VAS Craving VNN NK De Hoop Stond niet in de licentie van Nu als extra afname, Veel vragen worden door BergOp voor VNN. Daarom speciaal voor de monitor. jongeren als weinig zinvol niet meegenomen. Duurt erg lang. Ook bij NK ervaren. Met name de ICN Is niet specifiek voor jeugd. een voorkeur voor de leverde irritatie op. EuroADAD heeft voorlopig EuroADAD. de voorkeur. De kerngegevens werden deels uitgevraagd bij de jongere, deels uit het registratiebestand gehaald. Kerngegevens follow-up niet ingevuld. Nauwelijks informatief. Alleen de VAS Gezondheid is nuttig. Informatief. Makkelijk in te vullen. Mooi zou zijn als de uitkomsten van de verschillende meetmomenten hierbij naast elkaar gezet kunnen worden. Kerngegevens werden deels samen met de jongere ingevuld, deels uit User gehaald. Kerngegevens follow-up niet ingevuld. Eenvoudig en snel in te vullen. Niet confronterend. Konden deels worde overgenomen uit het EPD. Medicatielijst werd niet als volledig ervaren. Weinig relevant voor jongeren. Positief dat deze lijst door jongeren zelf ingevuld kan worden. Deze lijst vonden jongeren leuk om in te vullen. 50

51 SPSY HONOS-CA GGZ thermometer Jongeren NOSI-R Ouders VNN NK De Hoop Een van de meest zinvolle Wordt door cliënt als De profielen die worden lijsten. Geeft veel belastend (want opgeleverd door deze lijst, informatie. Profiel bij confronterend) gezien. zijn als positief ervaren. cliënten >20 jr wordt niet Geeft veel informatie. gegeven 1. Vraag 12 is een dubbele vraag; veel cliënten hebben hier moeite mee. Nuttige lijst. Geeft veel informatie. Geeft geen profiel, alleen score per item. Vragen over school zijn voor sommige cliënten moeilijk in te vullen wanneer ze niet (meer) naar school gaan. Wordt goed ingevuld. Vooral door teamleider erg nuttig ervaren. Niet ingevuld. Op te nemen met systeemtherapeut die ook gelijk de uitkomsten kan toepassen. Tijdrovend: ca. 20 minuten. Het begrip van de formuleringen in deze lijst is soms lastig. Goed te doen. Bij taalproblemen kan de lijst niet worden ingevuld. Ook hier geldt dat deze niet wordt ingevuld wanneer er taalproblemen zijn. Hoge moeilijkheidsgraad. De gebieden zijn te groot, er hoort veel uitleg bij. Deze zijn niet ingevuld. Ze zijn nagestuurd aan de ouders maar hierop kwam geen reactie. Niet alle jongeren waren akkoord met toezending aan de ouders. Over het algemeen zijn de ervaringen met de instrumenten tamelijk positief. Het veld zal zich nog moeten uitspreken over de keuze MATE EuroADAD. Wat betreft de kwaliteit van leven: het voordeel van de EQ5D is dat dit een breed gebruikte lijst is waardoor er veel vergelijkingsmateriaal voorhanden is. Bovendien is de lijst snel in te vullen. De VAS is informatief. Nadeel is dat de EQ5D erg aspecifiek is en voor jongeren niet veel zegt. Kwesties als mobiliteits- en zelfzorgproblemen spelen bij deze leeftijdsgroep nog niet veel. De lijst differentieert daarom niet of nauwelijks. De VAS Craving levert informatie op en is niet belastend. De SPSY is de meest informatieve lijst voor deze doelgroep. Wel moet het profiel ook voor adolescenten beschikbaar komen. Het grootste bezwaar van de HONOS-CA is dat deze 14 losse scores oplevert: per item een score. Daarbij zijn er nog geen normscores beschikbaar voor deze lijst. Dit beperkt de interpretatie van de resultaten. De GGZ thermometer geeft vooral voor de teamleiders veel informatie over de waardering van het programma door de cliënten. Bovendien kan met de GGZ thermometer voor ouders ook aan deze doelgroep een stem worden gegeven. Ouders kunnen twee versies invullen: hoe zij de zorg waarderen die de jongere heeft gekregen, en hoe zij de zorg waarderen die zij zelf hebben ontvangen. 1 Hierover is al contact geweest met BergOp; dit zou worden aangepast. 51

52 De NOSI-R: hiermee is slechts beperkte ervaring opgedaan tot nu toe. Wel wordt deze lijst over het algemeen als een zinvolle en nuttige aanvulling gezien. Bij De Hoop werd opgemerkt dat het aan te bevelen zou zijn om de NOSI tijdens het opnamegesprek af te nemen, wanneer de ouders hierbij zijn. Gemiste instrumenten: bij VNN worden instrumenten gemist voor het bepalen van PDDNOS. Ook lijsten als de Utrechtse Coping Lijst (UCL) en persoonlijkheidslijsten (NPV-J en NPV) zouden volgens VNN een goede toevoeging zijn op het instrumentarium. Verder worden bij VNN genoemd: de CBCL, SCL-90/BSI, Youth Self Report (YSR), NPST en specifieke lijsten voor depressie. De vraag is echter of deze lijsten opgenomen moeten worden in een monitor, of dat zij op indicatie worden afgenomen Inbedden van de monitor in de behandeling en in het team De PDF s van de ingevulde lijsten / BergOp-profielen komen in het EPD terecht en zijn daar beschikbaar voor de behandelaars. De procesbegeleider neemt uitdraaien van de resultaten mee naar het MDO. In deze aanpak is zeker een meerwaarde gelegen van de monitor. Het is zinvol ook de resultaten van de eerste metingen beschikbaar te hebben bij het eerste MDO rond een cliënt. Bij beide pilot-instellingen is het monitoren niet geland in het team. Dit wordt echter wel noodzakelijk geacht voor een zinvol verloop van de monitor. Hier moet bij een vervolg aandacht voor zijn. Zie ook onder voorwaarden : het is beter voor de toepassing van de monitor wanneer teamleden allen een aandeel hebben in het monitoren. Verder zal ook regelmatige terugkoppeling plaats moeten vinden - in MDO zoals hier beschreven, maar ook in teambesprekingen over resultaten op groepsniveau eventueel door derden. Het lokale coördinatieteam monitor (zie onder voorwaarden ) kan hierop toezien. Wanneer teamleden, sociotherapeuten en psychologen, zich realiseren wat mogelijk is met de uitkomsten van het monitoren in de behandeling, gaat de monitor leven binnen een instelling en kan het een succes worden. Bij VNN werd het als positief ervaren dat zichtbaar was hoe jongeren al na vier weken veranderd zijn, dat er in zo n beperkte tijd veel gebeurt. Bij VNN heeft een keer een verwijzer gevraagd naar de uitkomsten van de monitor (met instemming van de cliënt). Daaruit blijkt dat de monitor ook voor verwijzers een interessante aanvulling zou kunnen betekenen. 2 Voor cliënten zouden uitkomstprofielen aantrekkelijker gepresenteerd kunnen worden. Gedacht wordt aan een strip-vorm. 2 In de Jeugdzorg wordt ook gemonitord met BergOp. Deze sector is dus niet onbekend met het fenomeen monitoring. 52

53 Wenselijkheid en haalbaarheid van implementatie van een monitor JEUGDVZ Door beide instellingen waarover hier gerapporteerd wordt, wordt voortzetting c.q. implementatie van een jeugdmonitor wenselijk gevonden. Bij VNN zijn de ervaringen overwegend positief, hoewel wel aandacht moet zijn voor de tijdinvestering. Er zal binnen de instellingen goed nagedacht moeten worden over de facilitering in termen van tijd, planning en personeel. Er moet centrale sturing komen, bijvoorbeeld vanuit een afdeling kwaliteit, onderzoek, ontwikkeling. Deze mening wordt bij NK onderschreven. Ook hier wordt het wenselijk en zinvol geacht om een jeugdmonitor te implementeren. Naast aandacht voor tijd, planning en personeel zal er ook gekeken moeten worden naar de aansluiting met de Routine Outcome Monitoring, de ROM. Deze zal immers ook uitgezet worden bij de jeugdverslavingszorg. Bij NK is men hierover duidelijk: de jeugdmonitor voegt wel degelijk iets toe boven de ROM. ROM is algemeen, a-specifiek en veel minder inhoudelijk dan een jeugdmonitor. Het doel van ROM in de eerste plaats verantwoorden - is een ander dan dat van de jeugdmonitor in de eerste plaats kwaliteitsverbetering en methodiekontwikkeling. Bovendien behoeft het geen dubbel werk te betekenen. De MATE die gebruikt gaat worden voor de ROM, kan ook in het kader van de jeugdmonitor worden afgenomen. Tenzij de JEUGDVZ besluit de EuropADAD te (blijven) gebruiken. Maar dat is dan een weloverwogen keuze op zorginhoudelijke argumenten. Over het algemeen zijn de ervaringen tot nu toe positief, ook bij de cliënten. Zij ervaren het niet als een belasting. Bij NK vonden cliënten het prettig dat er extra tijd was voor hen in een 1 op 1 contact. Er kan nog meer aandacht worden besteed aan de informatie voor de cliënten aan het begin. Wat is monitoring, wat is de bedoeling ervan, hoe vindt het plaats en wat heb je eraan als cliënt. Gedacht wordt aan een informatiefolder mogelijk in stripvorm en/of aan een filmpje. Ook de informatie aan de ouders kan nog beter worden opgezet Resultaten pilot klinische JeugdVZ Tabel 4.1 laat een overzicht zien van de aantallen lijsten die bij de verschillende pilots zijn afgenomen. Tabel 4.1. Respons bij de pilots in de klinische JeugdVZ. Kern opname Kern ontslag EQ5D HONOS-CA GGZ therm. MATE NOSI-R S-PSY VAS craving De Hoop NK meting1 1 meting2 VNN meting1 9 meting2 Totaal meting1 10meting2 2 3 jong 1 oud1 1 oud2 16meting1 10meting2 21meting1 10meting meting1 1 meting meting1 9meting2 13jongere 1 ouder1 1 ouder meting1 9meting2 16meting1 8meting2 21meting1 9meting2 53

54 4.3. Pilot bij de ambulante JeugdVZ Van 1 februari tot 11 maart 2010 heeft een pilot gedraaid bij de ambulante Jeugdverslavingszorg van Mondriaan. Acht jongeren in het behandelingsprogramma hebben hierbij geparticipeerd in de monitor. Een jongere is niet opgenomen in de monitor omdat hij niet zeker was van het feit of hij zich wilde laten behandelen. Bij een tweede jongere is slechts de helft van de lijsten afgenomen omdat zijn aandachtsspanne onvoldoende was Voorwaarden voor uitvoering van de monitor De monitor sloot goed aan bij de behandeling en werd niet ervaren als een bijkomende belasting. Wel met de kanttekening dat dit in het kader van de pilot was, met een vooraf afgesproken duur. Hoewel Mondriaan in principe positief staat tegenover de monitor zal daadwerkelijke implementatie nog wel een extra inspanning vereisen Werkwijze / procedure De lijsten werden op papier met de jongeren ingevuld en vervolgens ingevoerd. Als de ouders in de wachtkamer waren, konden zij de NOSI invullen. In totaal zijn 3 ouderlijsten ingevoerd. Bij de overige intakes waren de ouders niet aanwezig. Vraag is of het dan zin heeft de lijsten na te sturen aan de ouders, of dat er onvoldoende betrokkenheid is. Er was een verschil tussen de verschillende ambulante werkers wat betreft de duur van afname van de lijsten. De een deed er drie kwartier over, de ander zeker een uur en soms nog langer, afhankelijk van de jongere. Invoeren kostte vervolgens een half uur. Qua omvang was het niet te veel, alleen de Mate vormde een struikelblok. In principe was de spanningsboog van de jongeren goed, behalve bij de MATE. Wel waren af en toe wat pauzes nodig. Hierbij speelde de leeftijd van de jongeren mede een rol. De afname van de vragenlijst werd geïntegreerd in de standaard intake die 2 uur duurde Meetinstrumenten Ervaringen met de meetinstrumenten in de monitor: Kerngegevens opname MATE Deze werden ingevuld op basis van het EPD, en soms samen met de jongere. In principe zijn de kerngegevens akkoord. Er waren wel wat tekstuele punten. Een bezwaar is dat je de assen van de DSM-IV pas achteraf kan invullen. De Mate werd samen met de jongere ingevuld. De Mate werd als niet gebruiksvriendelijk ervaren. De zinnen zijn te lang en behoeven veel uitleg. Het is een ingewikkeld instrument om in te vullen en te rigide in het uitvragen. Voor de intake is de MATE te zwaar; cliënten en hulpverleners worden er ongeduldig van, en verliezen 54

55 EQ5D HONOS-CA Craving VAS NOSI SDQ/SPSY credits bij elkaar. Verder gaat de MATE teveel uit van één hoofdmiddel. Dit is bij jongeren minder sterk aan de orde. Ook voor gokverslaving is hij erg onhandig. Verder zijn de laatste 30 dagen van gebruik niet altijd representatief voor de problemen die jongeren hebben. De ICN is erg gericht op langdurige verslaafden. Er is wel behoefte aan een vragenlijst die streeft naar dezelfde volledigheid als de MATE, alleen dan gebruiksvriendelijker en beter toegespitst op jongeren. In de huidige vorm geeft de MATE niet de juiste informatie. De MATE geeft wel de juiste gespreksonderwerpen, maar deze moeten zelf nog aangevuld worden. Het lukt de MATE niet om de vinger op de juiste plek te leggen. Met de jongere afgenomen. Niet helemaal relevant, de thermometer (VAS-schaal) is wel goed, maar bedlegerig (ernstige beperking mobiliteit) zijn ze bijna niet. Weinig meerwaarde boven de SDQ. Het is heel lichamelijk, en dat is bij heel weinig jongeren een probleem. Thermometer is wel belangrijk. De Honos bleek voor deze setting van weinig toegevoegde waarde, de hulpverleners zijn stukgelopen op deze lijst. De Honos richt zich sterk op symptomen. Deze zijn in de intake lastig te scoren, vaak omdat je de jongere voor het eerst ziet. Het zou overwogen kunnen worden deze lijst door de ouders te laten scoren. Voor opname zou hij wel geschikt zijn. Deze lijst werd voor de intake niet relevant geacht, wel voor de behandeling. Ouders in de wachtkamer. De SDQ werd als een zeer prettige en inzichtgevende lijst ervaren. De hulpverleners waren over deze lijst het meest enthousiast. Er is een voorkeur voor vragenlijsten die jongeren zelf in kunnen vullen. Hetzelfde geldt voor ouders. De intake blijkt een kwetsbaar moment voor jongeren. Tijdens de intake geven ze waarschijnlijk nog meer sociaal wenselijke antwoorden. Later in de behandeling vertellen ze een heel ander verhaal. Een suggestie is om een aantal onderdelen van de monitor misschien voorafgaand aan de intake op sturen, en ze mee terug laten nemen. Advies Mondriaan voor de ambulante behandeling: neem de Cravingschaal en EuroQol niet af tijdens intake. SDQ en een MATE-achtig instrument kunnen wel tijdens intake afgenomen worden. Aanvullingen op de monitor Er werd een aantal onderwerpen gemist in de monitor: Een vragenlijst die de band meet tussen ouders en jongeren. Dus niet alleen de stress (NOSI), maar ook relatie. Tenslotte is een groot deel van de behandeling gericht op het herstellen van die relatie. Verder was de indruk dat het stadium van motivatie van de cliënt van invloed is op de eerlijkheid en zorgvuldigheid waarmee hij de vragenlijsten invult. De fase van motivatie heeft dus invloed op de resultaten. Als iemand niet gemotiveerd is, dan vult hij overal in dat hij geen last heeft. Meer profielen met toelichting bij de vragenlijsten zou de bruikbaarheid in de behandeling vergroten. 55

56 Verder werd opgemerkt dat er binnen de leeftijdscategorie jongeren een groot verschil is tussen jongeren jonger dan 15 en jongeren van 16 of 18 tot 23. Mogelijk is het wijs hier binnen de jeugdmonitor een opsplitsing in te maken. Vooral qua belasting is het voor de jongere groep veel zwaarder. BergOp werd als gebruiksvriendelijk ervaren Inbedden van de monitor in de behandeling en in het team De resultaten werden niet opgenomen in het patiëntendossier, maar wel teruggekoppeld aan de cliënt als er opmerkelijke dingen uit gekomen waren die vervolgens in het gesprek niet aan bod gekomen waren Wenselijkheid en haalbaarheid van implementatie van een monitor JeugdVZ Het algemene oordeel is dat de monitor een bruikbaar instrument is, dat goed van dienst kan zijn bij de intake. De monitor heeft zeker een toegevoegde waarde omdat er meer en bredere informatie naar boven komt. Deze informatie werd als zeer verhelderend ervaren. Als het instrument ontdaan zal zijn van de kinderziektes, zal het veel tijd kunnen schelen bij de intake. Ook gaven de vragenlijsten houvast als een intake stroef verliep. Anderzijds werd ook benoemd dat bij de intake soms meer geïnvesteerd moest worden in de relatie, en dat de vragenlijsten daarbij in de weg kunnen staan. Teveel vragenlijsten op één moment maakten het contact plastisch. De meerwaarde van de monitor werd gezien zowel op hulpverlenersniveau als op beleidsniveau. De cliënten gingen er makkelijk in mee. Over het algemeen was het niet te veel voor hen. Er is bij Mondriaan nog geen ROM ingevoerd; wel is er sprake van een zorgmonitor Resultaten pilot ambulante JeugdVZ Tabel 4.2 toont een overzicht van de aantallen lijsten die in deze pilot zijn afgenomen. Voor alle lijsten geldt dat ze zijn afgenomen bij Mondriaan. Tabel 4.2. Respons bij de pilots in de ambulante JeugdVZ. Aantal lijsten Kern opname Kern ontslag EQ5D HONOS- CA GGZ therm. MATE NOSI-R S-PSY VAS craving

57 4.4. Pilots bij preventie Bij vier preventie-afdelingen is een pilot gehouden in februari 2010: Mondriaan, Iriszorg, Bouman en De Hoop. Deze pilot betrof alleen de activiteiten in het onderwijs. Bij Bouman bleken er in de pilot-periode in het geheel geen activiteiten te zijn geweest bij het onderwijs. Bij het schrijven van deze concept-rapportage hebben met twee van de vier instellingen evaluatiegesprekken plaatsgevonden over deze pilot: bij Bouman en De Hoop Algemene ervaringen met de uitvoering van een monitor jeugd-preventie Tijdens de pilots is alleen gemonitord bij de activiteiten ten behoeve van het onderwijs. Het gaat hierbij om universele preventie. Door de mensen die de formulieren hebben ingevuld is dit niet als belastend ervaren. Het formulier was makkelijk en snel in te vullen en men kon er alle informatie goed op kwijt Wenselijkheid en zinvolheid van een monitor jeugd-preventie Door de twee instellingen met wie nu evaluatiegesprekken zijn gevoerd, wordt het als (zeer) wenselijk gezien om ook in de preventie een aandeel te hebben in de jeugdmonitor. Het is daarbij geen bezwaar dat deze monitor zich vooral richt op procesmatige aspecten; ook dat wordt als zinvol ervaren. Hierbij wordt het volgende aangetekend: universele preventie vindt over het algemeen plaats via WMO financiering. Dat betekent dat (kern)gemeenten, die zorg dragen voor deze financiering, ook terugkoppeling wensen over de besteding van deze budgetten. Een aantal van de onderwerpen die op het monitor-formulier staan, worden dan ook al bijgehouden voor gemeenten. Echter, gemeenten zijn niet gelijk in de aard en inhoud van de terugkoppeling. Dat betekent dat de instelling voor de ene gemeente andere zaken moet registreren dan voor de andere gemeente. Het monitor-formulier dekt al deze onderwerpen en biedt de instelling dus de mogelijkheid om op basis van een formulier alle gemeenten te bedienen met terugkoppeling. Dat is een belangrijke bijkomstigheid, omdat dan geen dubbele boekhouding nodig is. Een ander belangrijk punt betreft het vormen van een platform JeugdVZ-preventie. Bij de start van de pilot bij preventie werd gewezen op een reeds bestaand overleg bij het Trimbos Instituut, van hoofden preventie, het LSP (Landelijk Steunpunt Preventie). Een aandachtspunt is of het nodig is een apart platform te creëren binnen de JeugdVZ rond preventie, wanneer dat hoofden-overleg goed functioneert. Ook bij dat overleg vindt uitwisseling op inhoud plaats. Bovendien organiseert Trimbos met enige regelmaat congressen over relevante thema s, ook in preventie. Ondanks dit bestaande overleg, vinden de hoofden preventie van Bouman en De Hoop het toch meerwaarde hebben om een monitor in te stellen bij de preventie rond JeugdVZ. Daarvoor worden als argumenten genoemd: Het gaat bij het Trimbos om een hoofden-overleg. Andere preventiewerkers nemen hier niet aan deel. Een platform waar zij ook in kunnen participeren wordt als een welkome aanvulling gezien. 57

58 Bij het Trimbos gaat het om een overleg rond preventie. Hoewel bij preventie al snel aan jongeren gedacht wordt, is dit niet de enige doelgroep. Bij de monitor JeugdVZ-preventie zou nog meer gefocust worden op jeugd. Bij de monitor JeugdVZ-preventie zou de nadruk komen te liggen op geïndiceerde en selectieve preventie. Deze activiteiten liggen dicht bij de behandeling, zijn hier vaak nauw mee verweven. Om die reden is het aan te bevelen binnen een monitor JeugdVZ juist ook deze activiteiten op te nemen. Aan het Trimbos hoofden-overleg nemen niet alle instellingen met evenveel regelmaat deel. Dit heeft mede te maken met wisselingen binnen de organisaties. De monitor JeugdVZ-preventie kan wat dat betreft minder kwetsbaar zijn Inhoud van een monitor JeugdVZ-preventie Zoals al vastgesteld: de pilots die nu zijn uitgevoerd bij de preventie-afdelingen hebben als onderwerp gehad de universele preventie ten behoeve van het onderwijs, over het algemeen in het kader van De Gezonde School. Het formulier dat daarvoor ontwikkeld is, voldeed grotendeels. Op details zal nog nadere uitwerking nodig zijn. Zo kan elke instelling zijn activiteiten binnen de Gezonde School projecten focussen op diverse pijlers: op beleidsadvisering, deskundigheidsbevordering en training van docenten, ouders, en direct of indirect op de leerlingen. Deze doelgroepen dienen herkenbaar te zijn in het monitor-formulier. Bovendien moet nog nadere operationalisatie plaatsvinden van begrippen als kennisvermeerdering, attitudebeïnvloeding, bewustwording etc., zodat iedereen hieronder hetzelfde verstaat. Daarnaast is destijds in de werkgroepbijeenkomst rond monitoren bij preventie besloten om de monitor te richten op drie thema s binnen preventie die bij vrijwel alle instellingen terugkomen: Schoolactiviteiten KOPP/KVO groepen Interventies gericht op intermediairs Incidentele activiteiten Voor de KOPP/KVO groepen is een vragenlijst ontwikkeld, evenals voor de interventies gericht op intermediairs. Deze vragenlijsten worden als bijlagen bij dit rapport gevoegd, maar opgemerkt moet worden dat deze nog geenszins uit-ontwikkeld zijn. Hierover moet nog gediscussieerd worden met het veld. Bij de KOPP/KVO als enige preventie-activiteit, wordt ook effectiviteit meegenomen in de monitor: hier wordt aan het begin van de groepsbijeenkomsten de Depressie, Angst en Stress Schaal (DASS) uit de MATE afgenomen, en een korte vragenlijst over eigen middelengebruik bij de jongere. Deze worden herhaald na de laatste bijeenkomst. Ook effectiviteit in de zin van participatie aan de groepen wordt geregistreerd door de preventiefunctionaris. Wanneer een jongere afhaakt wordt hiervan de datum genoteerd en de reden (zo mogelijk) van afhaken. 58

59 Tenslotte wordt bij de KOPP/KVO de tevredenheid van de cliënten gemonitord met een bewerking van de GGZ thermometer. Ook bij de deskundigheidsbevordering aan intermediairs monitoren we de deelname en de ervaringen van de cursisten met de activiteit, naast de registratie van bepaalde aspecten door de preventiefunctionaris. Instrumenten voor monitoring rond incidentele projecten worden in overleg vastgesteld. Bij de pilots zijn geïndiceerde en selectieve preventie niet aan de orde geweest. Op basis van de discussie tijdens de laatste IC over dit onderwerp concluderen wij dat het aanbeveling verdient in een monitor JeugdVZ juist aandacht te hebben voor deze vormen van preventie, meer dan voor universele preventie Voorwaarden voor uitvoering van een monitor jeugd-preventie Voor de uitvoering van een monitor JeugdVZ-preventie geldt een aantal voorwaarden. In de eerste plaats wordt gesteld dat het budget voor preventie over het algemeen binnen instellingen veel kleiner is dan dat voor behandeling. De kosten van deelname aan een monitorproject moeten daarom te overzien zijn. Wanneer deze kunnen opgaan in een abonnementsgeld voor de hele JeugdVZ binnen de instelling, is dit te prefereren boven aparte budgetten. In de tweede plaats zal ook deze monitor opgenomen moeten worden in een webbased applicatie, zoals BergOp. Ten derde: het moet voor de instelling mogelijk zijn de eigen data hier eenvoudig uit te exporteren ten behoeve van managementondersteuning en informatieverstrekking c.q. verantwoording aan derden. Tenslotte: het is belangrijk dat de monitor bijdraagt aan de vorming van een platform JeugdVZ waarbij ook aandacht voor preventie. Bij dit platform moet kennisvermeerdering een belangrijk kernpunt zijn Resultaten pilots preventie Tabel 4.3 laat zien hoeveel respons er is verkregen bij deze pilots. Tabel 4.3. Respons bij de pilots preventieve JeugdVZ De Hoop Bouman Iriszorg Mondriaan Totaal Aantal lijsten

60 4.5. Besluit Tot zover de ervaringen die zijn opgedaan met monitoren in de Jeugdverslavingszorg. Geconcludeerd mag worden dat de pilots, na een moeilijke start, goed verlopen zijn en dat de ervaringen over het algemeen positief zijn geweest. Op basis van de bevindingen tijdens de pilots kwamen wij tot een advies omtrent de implementatie van een monitor voor de JeugdVZ. Dit advies is opgesteld in het voorgaande hoofdstuk 3. 60

61 Bronvermelding deel I Austin AM, Macgowan MJ & Wagner EF (2005). Effective Family-Based Interventions for Adolescents With Substance Use Problems: A Systematic Review. Research on Social Work Practice, 15(2), Beurs E de, den Hollander-Gijsman ME, van Rood YR, van der Wee NJ, Giltay EJ, van Noorden MS, van der Lem R, van Fenema E, Zitman FG.(2010). Routine outcome monitoring in the Netherlands: practical experiences with a web-based strategy for the assessment of treatment outcome in clinical practice. Journal of Clinical Psychology and Psychotherary. Bijl RV, Van Zessen G, Ravelli A (1997). Psychiatrische morbiditeit onder volwassenen in Nederkand. De Nemesis studie. NTVG 141 (50): Bransen E, Schipper H, Mutsaers K, Haverman M & Blekman J (2009). Aard en omvang van middelengebruik bij lichtverstandelijk gehandicapte jongeren. Een eerste verkenning bij jongeren zelf en hun begeleiders Utrecht: Trimbos-Instituut. Brusse N (2006). Protocol cognitieve gedragstherapie bij jonge cannabisgebruikers: behandeling in het kder van Project 'De Helling'. Den Haag: Parnassia Addiction Research Centre. Bukstein OG (2000). Disruptive behavior disorders and substance use disorders in adolescents J. Psychoactive Drugs 32, Burnett R (2004). To offend or not to reoffend? The ambivalence of convicted property offenders. In S. I. Maruna, R (Ed.), After crime and punishment: pathways to offender reintegration (pp ). Devon: Cullompton Willan Publishing. CAM (2008). Risicoschatting cannabis Bilthoven: RIVM. Camp RC (1992). Benchmarken Het zoeken naar de beste werkmethoden die leiden tot superieure prestaties. Deventer: Uitgeverij Kluwer. Castellanos C & Conrod PJ (2006). Efficacy of brief personality-targeted cognitive behavioural interventions in reducing and preventing adolescent emotional and behavioural problems.. Journal of Mental Health, 15(6), Conrod, P. J., Stewart, S. H., Comeau, N., & Maclean, A. M. (2006). Efficacy of cognitive-behavioral interventions targeting personality risk factors for youth alcohol misuse.. J Clin Child Adolesc Psychol., 35(4), Cotton JA (2004). Essence of Care: implementing continence benchmarks in primary care. British Journal of Community Nursing, 9(6), Couwenbergh C (2009). Screening for psychopathology among adolescents: Validity of the Dutch SDQ in youth mental health care. In Stubstance abuse and its co-occurrence with other mental health problems in adolescents (pp ). Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Couwenbergh C (2009). Stubstance abuse and its co-occurrence with other mental health problems in adolescents. Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen. D'Amico EJ, Orlando E, Miles JNV & Morral AR (2008). The longitudinal association between substance use and delinquency among high-risk youth. Drug and alcohol dependence, 1(2), De Weert-van Oene G, Holsbeek T & De Jong C (2007). Projectplan monitor Dubbele Diagnose. Nijmegen: NISPA. DeWit DJ, Adlaf EM, Offord DR & Ogborne AC (2000). Age at first alcohol use: a risk factor for the development of alcohol disorders. The American journal of psychiatry, 157(5),

62 Dijck D van & Knibbe RA (2005). De prevalentie van probleemdrinken in Nederland. Een algemeen bevolkingsonderzoek. Maastricht: Universiteit van Maastricht. Dom G, Raes V, De Wilde B & Van den Brink W (2004). Meetinstrumenten bij stoornissen in het gebruik van middelen. Tijdschrift voor psychiatrie, 46(2006), Emmelkamp P & Vedel E (2007). Alcohol- en drugsverslaving. Een gids voor effectief gebleken behandelingen. Amsterdam: Nieuwezijds. European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (2008). Drugs and vulnerable groups of young people. Lisabon: European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction. Friedman AS, Terras A & Oberg D (2001). EuroADAD De Europese versie van de Adolescent Assessment Dialogue. Nederlandse Vertaling: Haack, MJ, Soyez V, Roozendaal R. Friedman AS & Utada A (1989). A method for diagnosing and planning the treatment of adolescent drug abusers (the Adolescent Drug Abuse Diagnosis [ADAD] instrument). Journal of drug education, 19(4), Glasziou PP, Irwig L, Mant D (2005). Monitoring in chronic disease: a rational approach. British Medical Journal, 330: Goodman A & Goodman R (2009). Strengths and difficulties questionnaire as a dimensional measure of child mental health. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry, 48(4), Goodman R (1997). The Strengths and Difficulties Questionnaire: a research note. J Child Psychol Psychiatry, 38(5), Goodman R, Ford T, Simmons H, Gatward R & Meltzer H (2003). Using the Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) to screen for child psychiatric disorders in a community sample. Int Rev Psychiatry, 15(1-2), Goodman R, Meltzer H & Bailey V (2003). The Strengths and Difficulties Questionnaire: a pilot study on the validity of the self-report version. Int Rev Psychiatry, 15(1-2), Goodman R & Scott S (1999). Comparing the Strengths and Difficulties Questionnaire and the Child Behavior Checklist: is small beautiful? J Abnorm Child Psychol, 27(1), Grant JD, Scherrer JF, Lynskey MT, Lyons MJ, Eisen SA, Tsuang MT et al. (2006). Adolescent alcohol use is a risk factor for adult alcohol and drug dependence: evidence from a twin design. Psychological medicine, 36(1), Griswold KS, Aronoff H, Kernan JB, Kahn LS (2008). Adolescent substance use and abuse: recognition and management. American Family Physician 77(3): Henry KL & Huizinga DH (2007). Truancy's effect on the onset of drug use among urban adolescents placed at risk. Journal of Adolescent Health, 40(4), 358 e Hulshoff A, Wegen S & Den Ouden R (2009). Kinderen, jongeren en adolescenten met verslavingsproblemen. In R. Rutten, C. Loth & A. Hulshoff (Eds.), Verslaving. Handboek voor zorg, begeleiding en preventie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. IVZ (2008). Voorpublicatie kerncijfers Hulpvraag in Nederland. Houten: IVZ. Kimber B, Sandell R (2009). Prevention of substance use among adolescents through social and emotional training in school: A latent-class analysis of a five-year intervention in Sweden. Journal of Adolescence 32: King KM, Meehan, BT, Trim RS & Chassin L (2006). Marker or mediator? The effects of adolescent substance use on young adult educational attainment. Addiction, 101(12), LADIS (2008). LADIS Nieuwsflits. Voorpublicatie Kerncijfers 2007 Hulpvraag in Nederland. Houten: Stichting IVZ. 62

63 Lambert MJ, Harmon C, Slade K, Whipple JL, Hawkins EJ (2005). Providing Feedback to psychotherapists on their patients progress: clinical results and practice suggestions. Journal of Clinical Psychology and Psychotherapy, 61(2): Lemmens JS, Valkenburg PM & Peter J (2009). Development and Validation of a Game Addiction Scale for Adolescents. Media Psychology, 12(1), Loeber R & Hay D (1997). Key issues in the development of aggression and violence from childhood to early adulthood. Annual Review of Psychology, 48(1), Loeber R, Slot NW & Sergeant JA (2001). Waarom moeten we ons zorgen maken over ernstige criminele en gewelddadige jongeren? In NWSJASR Loeber (Ed.), Ernstige en gewelddadige delinquentie: Omvang oorzaken en interventies (pp ). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Lovibond PF, Lovibond SH (1995). The structure of negative emotional states: comparison of the Depression Anxiety Stress Scales (DASS) with the Beck Depression and Anxiety Inventories. Behavioral Research & Therapy 33 (3): Lynne D, Finnerty M & Boyle P (2005, February). Implementing EBPs: Early results and the use of the General Organizational Index and other tools in implementing EBPs. Paper presented at the Fifteenth Annual NRI Conference on State Mental Health Agency Services Research, Program Evaluation, and Policy. Baltimore, MD. (available at Maruna S (2001). Making Good: How Ex- Convicts Reform and Rebuild their Lives. Washington: APA. Matthys W, Vanderschuren LJMJ, Nordquist RE & Zonnevylle-Bender MJS (2006). Factoren die bij kinderen en adolescenten een risico vormen voor gebruik, misbruik en afhankelijkheid van middelen. Den Haag: ZonMW. McGillicuddy NB (2006). A review of substance use research among those with mental retardation. Ment Retard Dev Disabil Res Rev, 12(1), McGovern MP, Giard J, Brown J, Comaty J, Ruse K. The dual diagnosis capability in addiction treatment [DDCAT] index: a toolkit for enhancing addiction only service [AOS] programs and dual diagnosis capable [DDC] programs. Version 2.0, December Meerkerk GJ, Van den Eijnden RJJM, Vermulst AA, & Garretsen HFL (2009). The Compulsive Internet Use Scale (CIUS): Some Psychometric Properties. CyberPsychology & Behavior, 12(1), 1-6. Michie S, McGaffery K, Heneghan C: Monitoring as a learning and motivational tool. In: Glasziou PP, Irwig L, Aronson JK (eds): Evidence based medical monitoring. From principles to practice. BMJI Books. Blackwell Publishing, Molleman GRM and Hosman CMH (2003). Ontwikkeling van een kwaliteitsinstrument voor de effectiviteit van gvo/preventie-programma's; de Preffi 1.0, ontwikkeling en ervaringen en uitgangspunten voor een Preffi 2.0. TSG Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 81, Monshouwer K, Van Dorsselaer S, Verdurmen J, Bogt TT, De Graaf R & Vollebergh W (2006). Cannabis use and mental health in secondary school children. Findings from a Dutch survey. Br J Psychiatry, 188, Monshouwer K, Verdurmen J, Van Dorsselaer S, Smit E, Gorter A & Vollebergh W (2008). Jeugd en riskant gedrag Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf tien jaar. Utrecht: Trimbos-Instituut. Moons H & De Weert GH (in press). Update evidence-based interventies voor de jeugdverslavingszorg. 63

64 Mueser KT, Noordsy DI, Drake RE, Fox L. Integrated treatment for dual disorders. New York: Guilford, Muris P, Meesters C & van den Berg F (2003). The Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) - further evidence for its reliability and validity in a community sample of Dutch children and adolescents. European child & adolescent psychiatry, 12(1), 1-8. Mutsaers K, Blekman JW & Schipper HC (2007). Licht verstandelijk gehandicapten en middelengebruik. Wat is er tot op heden bekend?. Utrecht: Trimbos-Instituut. Nationale Drug Monitor Trimbos Rosendal H, Ahaus K & Huijsman R (2009). Ketenzorg. In H. Rosendal, K. Ahaus, R. Huijsman & C. Raad (Eds.), Ketenzorg. Praktijk in perspectief (pp ). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Schrijvers CTM & Schoemaker CG (2008). Spelen met gezondheid. Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse jeugd. Bilthoven: RIVM. Smit E, Verdurmen J, Monshouwer K & Bolier L (2008). Jongeren en verslaving - de effectiviteit van behandelinterventies voor jongeren. Een literatuurstudie en een inventarisatie van behandelaanbod in Nederland. Amersfoort/Utrecht: GGZ-Nederland/Trimbos. Sumnall H, Jones L, Burrell K, Witty K, McVeigh J & Bellis M (2006). Annual Review of Drug Prevention. Liverpool: National Collaborating Centre for Drug Prevention. SWOV (2006). Factsheet driving under the influence of alcohol and drugs. Leidschendam: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid. Valkenberg H, Lely N vd & Brugmans M (2007). Alcohol en jongeren: een ongelukkige combinatie: Op: Van den Brink W (2006). Hoe schadelijk zijn softdrugs. Den Haag: WODC Justitiële Verkenningen. Van Dijk JJM, Sagel- Grande HI & Toornvliet LG (2006). Actuele criminologie. Den Haag: Sdu Uitgevers. Van Montfoort, A. (2009). Jeugdzorg: ketens voor kinderen? In H. Rosendal, K. Ahaus, R. Huijsman & C. Raad (Eds.), Ketenzorg. Praktijk in perspectief (pp ). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Van Rooij AJ, Schoenmakers T, Vermulst AA & Van de Mheen D (in progress). Towards measurement of Game Addiction: Validating the Compulsive Online Video Game Use Scale. Van Widenfelt BM, Goedhart AW, Treffers PD & Goodman R (2003). Dutch version of the Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Eur Child Adolesc Psychiatry, 12(6), Velleman RD, Templeton LJ & Copello AG (2005). The role of the family in preventing and intervening with substance use and misuse: a comprehensive review of family interventions, with a focus on young people. Drug Alcohol Rev, 24(2), Verbrugge C, De Jong C, Holsbeek T & Van Dijk R (2005). Wat motiveert tot onderlinge vergelijking? Evaluatieverslag project IMC benchmarking. Nijmegen / Amersfoort: NISPA / GGZ-Nederland. Verdurmen J, Abraham MD, Planije M, Monshouwer K, Dorsselaer S, Schulten I, et al (2006). Alcoholgebruik en jongeren onder de 16 jaar: schadelijke effecten en effectiviteit van interventies. Utrecht: Trimbos-instituut. Verdurmen J, Monshouwer K, van Dorsselaer S, ter Bogt T & Vollebergh W (2005). Alcohol use and mental health in adolescents: interactions with age and gender-findings from the Dutch 2001 Health Behaviour in School-Aged Children survey. J Stud Alcohol, 66(5), Vorst H vd (2007). The key to the cellar door. The Role of the Family in Adolescents Alcohol Use. Radboud Universiteit, Nijmegen. 64

65 Wilens TE, Biederman J, Adamson JJ, Henin A, Sgambati S, Gignac M et al. (2008). Further evidence of an association between adolescent bipolar disorder with smoking and substance use disorders: a controlled study. Drug Alcohol Depend, 95(3), Williams C, Epstein JA, Botvin GJ & Ifill-Williams M (1999). Marijuana use among minority youths living in public housing developments. Journal of Urban Health, 76(1), Wittenberg S (2006). Cannabis in adolescenten en jongvolwassenen. Amsterdam: Jellinek, Innovatie en Preventie. Woicik PA, Stewart SH, Pihl RO & Conrod PJ (2009). The Substance Use Risk Profile Scale: a scale measuring traits linked to reinforcement-specific substance use profiles. Addictive behaviors, 34(12),

66 66

67 DEEL II: BESCHRIJVING JEUGDVERSLAVINGSZORG ANNO

68 68

69 5. SOCIALE KAART VAN DE JEUGDVERSLAVINGSZORG: EEN OVERZICHT In dit hoofdstuk wordt de stand van zaken van de jeugdverslavingszorg besproken. Allereerst zal ingegaan worden op hoe de zorg georganiseerd kan worden: in zorgprogramma s, meer modulair, of een combinatie van beide (5.1.). Vervolgens zal ingegaan worden op zorg voor specifieke doelgroepen en stoornissen, bijvoorbeeld jongeren met LVG problematiek, dubbele diagnose, allochtone jongeren, gameverslaafden, enz. (5.2). Vervolgens zal ingegaan worden op de verschillende functies van de jeugdverslavingszorg: preventie (5.3.), ambulant (5.4.) en klinisch (5.5.). Tot slot zal per instellingen het aanbod besproken worden (5.6.) Inrichting van de zorg Grofweg zijn er twee manieren om de zorg in te delen: in behandelingsprogramma s en in modulair aanbod. Een combinatie van beide is ook mogelijk. Meestal wordt in klinieken gebruik gemaakt van programma s, en wordt ambulant een modulair aanbod ingezet, maar tussenvormen zijn mogelijk. 1. Behandelingsprogramma Een behandelingsprogramma bestaat uit een vast aantal interventies dat doorlopen wordt. Een behandelingsmodule kan worden aangevuld met een specifieke module inhakend op een bepaald probleemgebied. Eventueel kan deze module ingekocht worden bij een andere instelling. 2. Modulair aanbod Een modulair aanbod kan per individueel traject worden vastgesteld, maar er kan ook gebruik gemaakt worden van een voorstructurering van het modulaire aanbod. Zo maakt Meerkanten (ambulant) gebruik van zorgpaden. Bij deze instelling onderscheidt men de volgende vier zorgpaden: - Diagnostiek: observatie, stellen van een diagnose en het formuleren van behandelingsdoelen - Motivatie: laagdrempelig, motiverend - Structuur: begeleiding gericht op het leren omgaan met mogelijkheden en beperkingen - Inzicht: groepstherapeutische behandeling Het behandelingsprogramma van Iriszorg bestaat uit verschillende modules, die zowel klinisch als ambulant zijn en volledig op elkaar afgestemd zijn (deels nog in ontwikkeling). Iriszorg kent de volgende drie modules: 69

70 - Begeleidingsmodule - Behandelingsmodule - Structuurmodule Bij Novadic-Kentron is het onderscheid tussen klinisch en ambulant qua behandelingsaanbod grotendeels opgeheven. Het behandelingsprogramma staat los van de kliniek. Verblijf in de kliniek wordt gezien als een onderdeel van de behandeling; er is een transmurale gedachtegang. In de klinische setting kan gebruik gemaakt worden van de ambulante interventies die aanwezig zijn. Deze zijn niet verplicht, maar geïndiceerd. Het verblijf in de kliniek is dus een onderdeel van het modulaire aanbod. Inbedding Afdelingen zijn ingebed in een bredere organisatie. De expertise van deze organisatie kan op verschillende domeinen liggen, of een combinatie van de onderstaande domeinen: - Verslavingszorg - Kind- en jeugdpsychiatrie - Maatschappelijke opvang Deze achterliggende expertise is van invloed op de vormgeving van en visie op de zorg en de mogelijkheden tot verwijzen, hoewel er in hoge mate gestreefd wordt naar een multidisciplinair team en ketensamenwerking. 70

71 5.2. Zorg voor specifieke doelgroepen en stoornissen De problematiek die in deze paragraaf wordt beschreven, komt bij een groot deel van de jongeren met verslavingsproblematiek voor. Dat maakt dat alle instellingen naar individuele oplossingen zoeken voor de behandeling hiervan, wanneer deze zich aandient bij een cliënt. Deze oplossingen kunnen liggen in een aangepast programma, of in het aantrekken van externe expertise of samenwerking. Hieronder is een aantal reguliere programma s of noemenswaardige initiatieven uitgelicht. Dubbele Diagnose Gebruik van middelen gaat vaak samen met psychische problematiek (Monshouwer e.a., 2006; Verdurmen e.a., 2005). Daarnaast hebben jongeren met gedragsproblematiek of een psychische- of ontwikkelingsstoornis een verhoogd risico op middelenmisbruik. Psychiatrische comorbiditeit onder jongeren die door hun middelenmisbruik in aanraking komen met de jeugdhulpverlening is hoog: tussen de 60 tot 88% (Couwenbergh e.a., 2009). Comorbide psychiatrische problematiek onder adolescenten met middelenmisbruik wordt onder andere gevormd door depressie, angst- en gedragsstoornissen en ADHD (Griswold et al, 2008). Verschillende instellingen hebben een aanbod ontwikkeld specifiek voor jongeren met een dubbele diagnose. Drie klinieken hebben een aanbod specifiek voor Dubbele Diagnose (DD) bij jongeren of zijn bezig dit te ontwikkelen (Dimence, Arkin, Emergis). Vijf instellingen hebben een ambulant aanbod voor jongeren met DD of zijn bezig dit te ontwikkelen (Dimence, Meerkanten, Emergis, VNN, Centrum Maliebaan, Arkin). Bouman en Dimence hebben een poliklinische behandeling voor DD. Dimence, Emergis en Meerkanten hebben een dagbehandeling voor DD. VNN heeft een ACT behandeling voor DD. Naast de specifieke dubbele diagnose volgens het kwadrant van Minkoff, komt er veel comorbide psychische problematiek voor. De ervaring van de professionals is dat de problematiek van de jongeren per definitie complex is, en dat er veel samenwerking op maat moet worden gezocht met andere sectoren. In die zin hebben alle instellingen te maken met dubbele diagnose, alleen niet altijd uit de zwaarste categorie het kwadrant van Minkoff. ADHD Iriszorg heeft een psycho-educatie module over ADHD en middelen ontwikkeld. GGZNML en Iriszorg maken gebruik van een ADHD-coaching. Autisme Spectrum Stoornissen Iriszorg heeft in samenwerking met het Leon Kannerhuis een leefstijltraining voor jongeren met Autisme Spectrum Stoornissen en middelenproblematiek ontwikkeld. 71

72 Licht verstandelijke beperking De omvang van het middelengebruik door jongeren met een licht verstandelijke handicap (LVG) lijkt weinig te verschillen van dat van jongeren in het algemeen, maar LVG-jongeren lopen een grotere kans om schadelijke gevolgen te ondervinden van middelengebruik dan jongeren zonder een dergelijke handicap. Ze hebben vaker motorische stoornissen, epilepsie, zintuiglijke stoornissen, psychische problemen en gedragsproblemen zoals agressie. Deze stoornissen en de medicatie ervoor gaan slecht samen met middelengebruik. Naast verhoogde kwetsbaarheid door aanleg lopen LVG jongeren ook meer risico op schade en afhankelijkheid vanwege hun sociale context, LVG-jongeren zijn vaker agressief, depressief, slachtoffer van uitbuiting en hebben meer problemen met anderen in werk, dagbesteding en relaties. Bovendien blijkt de verslavingshulpverlening nog onvoldoende afgestemd op deze doelgroep (Bransen e.a., 2009; Mutsaers e.a., 2007; McGillicuddy, 2006). Een ernstige verstandelijke handicap is bij alle instellingen voor jeugdverslavingszorg een contraindicatie. Een lichte verstandelijke handicap is tot nu toe geen contraindicatie bij alleen Mondriaan Zorggroep, Dimence en Iriszorg. Iriszorg en VNN hebben ook een preventieprogramma voor LVG-jeugd ontwikkeld. Bij VNN is dit een voorlichtingskoffer, bij Iriszorg heet dit programma WoW (Wijs op weg). Wat ambulant betreft heeft Iriszorg een psycho-educatie module over LVG en middelen ontwikkeld. Ook heeft Iriszorg een aangepaste Liberman module voor jongeren met LVG en middelenproblematiek. Bij Mondriaan is een leefstijltraining voor LVG-jongeren in ontwikkeling. Ook GGZNML is bezig een aanbod voor jongeren met LVG-problematiek te ontwikkelen. In de praktijk blijkt echter dat alle instellingen te maken hebben met patiënten met LVG problematiek. Vaak openbaart de problematiek zich pas gaandeweg de behandeling en wordt er vervolgens outreachend expertise gezocht. Bij het samenwerken met instellingen voor verstandelijk gehandicapten is vaak een vertaalslag nodig naar elkaars werkterrein. De verslavingszorg is sterk gericht op motivatie en op cognitieve therapieën. Veel LVG jongeren hebben moeite hun motivatie te verwoorden. Dit wordt soms verward met geen motivatie. Er is echter nog veel in ontwikkeling, vooral op het gebied van deskundigheidsbevordering. Met name het programma dat door het Trimbos-instituut wordt ontwikkeld voor LVG jeugd en middelenproblematiek wordt door de instellingen met belangstelling gevolgd. Jongeren met justitiële problemen Wat betreft jonggestraften heeft Iriszorg de interventie boete of kanskaart ontwikkeld. Deze wordt ook gebruikt door GGZNML en Tactus. De leerstraf alcohol is hier een onderdeel van. VNN maakt gebruik van het leerproject alcohol en drugs voor jonggestraften. Verder werkt VNN aan het opzetten van een gesloten afdeling voor jongeren. Dit in samenwerking met een justitiële instelling en een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Verschillende instellingen bieden een parallelle behandeling met een justitiële instelling. Dimence richt zich expliciet ook op jongeren vanuit het justitiële/forensische circuit. Behandeling kan bijvoorbeeld ook plaatsvinden in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM). 72

73 Allochtone jongeren Voor allochtone jongeren zijn weinig specifieke interventies ontwikkeld. De Hoop heeft wel een preventieproject op de Nederlandse Antillen. In CIA, een peer-education project van Arkin over cannabis zijn allochtone jongeren wel goed vertegenwoordigd. Residentiële jeugdzorg Voor de residentiële jeugdzorg werken Brijder en VNN met de interventie weet wat je doet. Dit is een uitgebreide training voor de ambulante jeugdzorg en de residentiële jeugdhulpverlening. Het is de bedoeling dat de hulpverleners de intermediairs worden voor de jongeren als het gaat om kennis over middelen. Tactus heeft de interventie integrale aanpak residentiële jeugdzorg, en Bouman GGZ heeft een open spreekuur voor de residentiële jeugdzorg. Cannabisafhankelijkheid Cannabis blijkt onder jongeren in toenemende mate de meest gebruikte illegale drug te zijn (Wittenberg, 2006). In de (ambulante) verslavingszorg is het aantal jonge cliënten met cannabis als primaire problematiek verdubbeld tussen 1994 en 2004 (van 1531 naar 3293) (NDM, 2005). Cannabis is het meest voorkomende probleemmiddel in de jeugdverslavingszorg (IVZ, 2008). Het doorbreken van de afhankelijkheid dan wel misbruik lijkt zonder professionele hulpverlening vaak niet mogelijk (Hulshoff et al., 2009). Wat betreft de preventie van cannabisgebruik zijn er verschillende preventie-initiatieven van Arkin: CIA, de cannabisshow, wietwijs signaleringsmodule en wietwijs cursus. GGZ NML heeft een preventieinterventie: hasj en weed week en is bezig een signaleringsmodule voor cannabisproblemen te ontwikkelen. Resultaten Scoren heeft een ambulante cannabisbehandeling bij jongeren en jongvolwassenen ontwikkeld. Deze wordt gebruikt door in ieder geval de Mondriaan, Novadic-Kentron en GGZNML. Ook Bouman heeft een cannabisbehandeling. Gameverslaving Novadic-Kentron heeft een behandelmodule voor gameverslaving ontwikkeld. Bij Novadic-Kentron heeft deze Behandelprotocol voor Problematisch Internetgebruik en/of Gameverslaving. Studenten Tactus heeft een aanbod voor studenten met problematisch middelengebruik. 73

74 5.3. Preventieve activiteiten binnen de jeugdverslavingszorg Wat betreft het preventieaanbod is het belangrijk om onderscheid te maken tussen twee typen instellingen van jeugdverslavingszorg. Het eerste type instelling van de jeugdverslavingszorg heeft zich ontwikkeld vanuit de volwassenen verslavingszorg: de volwassenen verslavingszorg beschikt over een uitgebreid preventieaanbod waarbij jongeren een belangrijke doelgroep vormen. Het tweede type instelling heeft aanbod ontwikkeld vanuit de (kinder- en jeugd)psychiatrie, zij hebben vaak niet een expliciet preventieaanbod betreffende jongeren en verslaving. Dit geldt voor Dimence, Meerkanten en Emergis. De preventieactiviteiten richten zich op de volgende doelgroepen: - de jongeren zelf - de ouders/naasten van de jongeren - scholen - horeca - intermediairs Gericht op jongeren zelf Interventieactiviteiten gericht op jongeren zelf bestaan uit: - Preventie op maat gesprekken - Groepspreventie - Informatietelefoonnummer - Informatiewebsite - Informatiepunt - Outreachend veldwerk - Inzetten ervaringsdeskundigen Voor een overzicht van preventieactiviteiten gericht op jongeren: zie tabel

75 Tabel 5.1. Overzicht preventie-activiteiten gericht op jongere zelf Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN Preventie op maat gesprekken X X X ABC-gesprekken X X X GRIP X Wietwijs signalerings- en begeleidingsmodule X Jeugdnet Open Spreekuur X PVA X X X X adviesgesprekken/consultatie X X X X X X 4-gesprekkenmodel X Groepspreventie My mind X Antillenproject X X Nuchter zat X ABC training X Informatiecursus X X X Wietwijs cursus X Cannabisshow X Internet en gamen X Informatiewebsite X X X X Informatietelefoonnummer X X X X Informatiepunt (gebouw) X X X X Infowinkel jongeren X X Informentaal X Jeugdnet open spreekuur X Outreachend straatwerk X X X X X X Inzetten ervaringsdeskundigen X X X X Preventie-aanbod gericht op specifieke doelgroepen Wat betreft de geïndiceerde preventie, is het aanbod vooral gericht op kinderen van verslaafde ouders en kinderen van psychiatrische patiënten. De interventies gericht op Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen (KOPP) en op Kinderen van Verslaafde Ouders (KVO zijn bij respectievelijk 11 en 12 instellingen geïmplementeerd. Voor andere doelgroepen zijn nog geen landelijke interventies beschikbaar. Wel hebben een aantal instellingen een eigen programma ontwikkeld. Voor LVG jongeren is bij VNN een voorlichtingskoffer ontwikkeld. Iriszorg heeft een preventieprogramma genaamd WoW (wijs op weg) voor LVG-jongeren. Wat betreft jonggestraften heeft Iriszorg de interventie boete of kanskaart ontwikkeld. Deze wordt ook gebruikt door GGZ NML en Tactus. De leerstraf alcohol is hier een onderdeel van. VNN maakt gebruik van het leerproject alcohol en drugs voor jonggestraften. 75

76 Voor allochtone jongeren zijn weinig specifieke interventies ontwikkeld. De Hoop heeft wel een preventieproject op de Nederlandse Antillen. In CIA, een peer-education project van Arkin over cannabis, zijn allochtone jongeren wel goed vertegenwoordigd. Voor de residentiële jeugdzorg werken Brijder en VNN met de interventie weet wat je doet, dit is een uitgebreide training voor de ambulante jeugdzorg en de residentiële jeugdhulpverlening. Het is de bedoeling dat de hulpverleners de intermediairs worden voor de jongeren als het gaat om kennis over middelen. Tactus heeft de interventie integrale aanpak residentiële jeugdzorg, en Bouman GGZ heeft een open spreekuur. Wat betreft de preventie van cannabisgebruik zijn er verschillende initiatieven van Arkin: CIA, de cannabisshow, wietwijs signaleringsmodule en wietwijs cursus. GGZ NML heeft een hasj en weed week en is bezig een signaleringsmodule voor cannabisproblemen te ontwikkelen. Voor een overzicht zie tabel 5.2. Tabel 5.2. Overzicht preventieactiviteiten gericht op specifieke doelgroepen. Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN LVG-jongeren X X Wow X Voorlichtingskoffer X X Jonggestraften Leerproject alcohol en drugs voor jonggestraften Boete of kanskaart X X X Leerstraf alcohol X X X Jong en op zoek Residentiële jeugdzorg X Jeugdnet open spreekuur X X Weet wat je doet X X Integrale aanpak residentiële jeugdzorg X Leerstraf middelen en delict Allochtone jongeren Antillenproject X X X CIA X Kinderen psychiatrische patiënten KOPP X X X X X X X X X X X Kinderen verslaafde ouders KVO X X X X X X X X X X X X Cannabis Hasj en weed week Vroegsignalering cannabisproblemen i.o. Cannabisshow Wietwijs signaleringsmodule Wietwijs cursus Wat wil jij met wiet Studenten X X X X X X X X X X X 76

77 Preventieaanbod gericht op ouders De interventies gericht op ouders bestaan uit: - informatievoorziening - opvoedondersteuning Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ouders van nog niet gebruikende of experimenterende jongeren en ouders van excessief gebruikers. Veel instellingen hebben zelf een programma voor ouders ontwikkeld. De home-party - een huiskamerbijeenkomst in een vertrouwde sfeer bij ouders thuis met kinderen in de leeftijd van 8 tot 12 jaar of van 12 tot 18 jaar - is het enige landelijke programma dat relatief breed geïmplementeerd is (8 instellingen). Voor opvoedondersteuning maken drie instellingen (Bouman, Dimence en Centrum Maliebaan) gebruik van de Beardslee-interventie. Dit is een gezinsinterventie voor gezinnen met kinderen van 0-21 jaar waarbij één of beide ouders psychische problemen heeft. De preventiewerker gaat 6 tot 8 keer op huisbezoek. Zie voor een overzicht tabel 5.3. Preventieaanbod gericht op scholen De preventieactiviteiten gericht op scholen bestaan uit: - informatie en voorlichting (voor jongeren en docenten) - advies op maat - trainen van signaleren Ook hierin bestaan veel zelfontwikkelde initiatieven. De interventie de gezonde school en genotmiddelen - een toonaangevend preventieprogramma over alcohol, roken en drugs voor het basisen voortgezet onderwijs, bestaande uit voorlichtingslessen, het betrekken van ouders, het opstellen van duidelijke regels en het signaleren en begeleiden van leerlingen met problemen - is door meerdere instellingen geïmplementeerd (10). Zie voor een overzicht tabel

78 Tabel 5.3. Overzicht preventieactiviteiten gericht op ouders. Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN Informatie en preventie op maat gesprekken X X Home party X X i.o X X X X X Ouder/systeemavonden X X X X X Alcoholinformatie-groep voor de omgeving X X Informatiecursus: omgaan met drugsgebruik van jongeren Mijn kind en alcohol en drugs (oudercursus) Hellup, mijn kind kan niet zonder (oudercursus) X X X X X X X Cursus alcohol, drugs en opvoeding X X X Beter omgaan met pubers X Opvoedingsondersteuning X X X X X X X X X X Opvoedingsondersteuningscursus X X Oudercursus alcohol, drugs en opvoedingsondersteuning Oudertraining van ouders van wie de kinderen opgenomen zijn Ouder-partner werk X Beardsley interventie/ Beardslee X X X Ouderbijeenkomst Jeugdkliniek X X X X X Gezin aan bod X X X oudercursus voor ouders met problematisch gebruikende jongeren oudercursus voor ouders met nog niet gebruikende jongeren Oudercursus voor experimenterende kinderen Ouderbijeenkomsten binnen WOW, nuchter zat en boete of kanskaart Kinderen verslaafde ouders X X X X X KVO training X X X X X X X X X X X Gezin aan bod X X doe praat groep X X X X X survivalkid.nl X Kinderen psychiatrische patiënten KOPP training X X X X X X X X X X Kindspoor X herrie in huis X vingers in je oren X Andere preventieve jeugdinterventies (Grip op X je dip, let op de kleintjes, kind in de knel) X X X X X X 78

79 Tabel 5.4. Overzicht preventieactiviteiten gericht op scholen Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN Gezonde school en genotmiddelen X X X X X X X X X X Consultatie op maat X X X X X X Spreekuur op school door consulent X X X X X Docenten training X X X X X Experttraining X X Gastlessen op scholen X X X X Opzetten van schoolgezondsheidsbeleid X X X X X Signaleren middelengebruik in scholen X X X X schoolcorner X Vroegtijdig interventie school X X X X Preventieaanbod gericht op horeca Wat betreft de horeca zijn veel landelijke interventies beschikbaar die door het merendeel van de instellingen worden toegepast. Het gaat hier om: - Barcode training (9) - EHBD-u training (9) - IVA (10) - Unity (6) - Testservice voor middelen (DIMS) (8) EHBD-u staat voor Eerste Hulp bij Drank- en drugsincidenten in het uitgaanscircuit. IVA is een afkorting voor Instructie Verantwoord Alcoholschenken. Unity is een peer-education interventie, oudere jongeren geven voorlichting over genotmiddelen in het uitgaansleven. De landelijke programma s coffeeshopproject en uitgaan en drugs worden door drie instellingen uitgevoerd. Ook zijn drie instellingen outreachend aanwezig op festivals. Het coffeeshopproject bestaat uit meedenken met gedoogshops over het te voeren beleid vanuit het oogpunt van de volksgezondheid; stimuleren van goed ondernemerschap door kennis en informatieoverdracht; contacten leggen met jonge gebruikers van softdrugs; samen met de eigenaren van de shops voor de doelgroep preventieactiviteiten ontwikkelen en mee uitvoeren. Twee instellingen (Mondriaan en Brijder) bieden een quickscan of rapid assesment response voor een snelle inventarisatie van de belangrijkste problematiek in het uitgaangsleven. Zie voor een overzicht tabel

80 Tabel 5.5. Overzicht preventieactiviteiten gericht op horeca. Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN Barcode training X X X X X X X X X EHBD-u training X X X X X X X X X IVA X X X X X X X X X X Coffeeshopproject X X X X X X Uitgaan en drugs X X X X Water Fok die Kater X Outreachend op festivals X X X X X Inzetten van peers X X X X X X X X Sappie X X Unity X X X X X X Big deal X Alcohol drugs en overlast X Druginfoteam: jongeren informeren jongeren CIA X X drugsweb X Testservice voor middelen X X X X X X X X DIMS X X X X X X Rapid assesment response (RAR) X X X Quick Scan X X X X Preventieaanbod gericht op overige intermediairen Wat betreft interventies gericht op intermediairen, biedt een groot deel van de instellingen trainingen voor jeugd- en jongerenwerk, jeugdzorg en jeugdhulpverlening. Het landelijke programma Open en Alert wordt door drie instellingen toegepast. Weet wat je doet wordt bij twee instellingen gebruikt. De Brijder biedt een training motiverende gespreksvoering aan voor intermediairen. IrisZorg ontwikkelt momenteel een training voor intermediairen die werkzaam zijn met LVG-jongeren. Zie voor een overzicht tabel

81 Tabel 5.6. Overzicht preventieactiviteiten gericht op intermediairen Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN Cursus motiverende gespreksvoering voor intermediairs X X X X Training voor jeugd- en jongerenwerk X X X X X X X Jongerenwerk Nieuwe Stijl X Training jeugdhulpverlening en jeugdzorg X X X X X X X X X Weet wat je doet X X X Open en alert X X X Basiscursus X X X X X Training signaleren en bespreken X X X X Training LVG i.o. Conclusie Er zijn veel uiteenlopende preventieactiviteiten. Een groot deel hiervan is door instellingen zelf ontwikkeld. Een aantal landelijke interventies is grootschalig geïmplementeerd, namelijk: - KOPP/KVO trajecten (11/12) - De gezonde school en genotmiddelen (10) - Home-party (8) - Barcode training (9) - EHBD-u training (9) - IVA (10) - Unity (6) - Testservice voor middelen (DIMS) (8) 81

82 Tabel 5.7. Samenvattend overzicht alle preventieactiviteiten Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence GGZ NML De Hoop Iriszorg Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN TOTAAL Gericht op jongeren: Preventie op maat gesprekken X X X X X X 4 Informatiewebsite X X i.o. X 3 Informatietelefoonnummer X X X X 2 Informatiepunt / spreekuur X X X X 3 Outreachend straatwerk X X X X X X 5 Inzetten ervaringsdeskundigen X X X 3 Gericht op specifieke doelgroepen LVG-jongeren i.o. X X X 2 Jonggestraften X X X X 2 Residentiële jeugdzorg X X X X 3 Allochtone jongeren X X X X 4 Kinderen psychiatrische patiënten X X X X X X X X X X X 11 Kinderen verslaafde ouders X X X X X X X X X X X X 12 Cannabis X X X X 3 Studenten Kinderen uit gezinnen waarin sprake is van agressie/geweld Gericht op ouders / gezin: Informatie en preventie op maat gesprekken X 1 X X X X X X X X 8 Opvoedingsondersteuning X X X X X X X X X X X 10 Gericht op scholen: X X X X X X X X X X 10 Gericht op horeca: X X X X X X X X X X 10 Inzetten van peers X X X X X X X X 8 Testservice voor middelen X X X X X X X X 8 RAR/ Quickscan X X X 3 Gericht op overige intermediairen: Cursus motiverende gespreksvoering voor intermediairs Training voor jeugd- en jongerenwerk Training jeugdhulpverlening en jeugdzorg X X X X X X X X X X 10 X X X X 4 X X X X X X 6 X X X X X X X X 8 Open en alert X X X 3 X 82

83 5.4. Ambulante programma s voor de JeugdVZ Het ambulante aanbod is lastig in kaart te brengen omdat dit sterk vraaggericht is. Naast een officieel aanbod, is er een groot aantal vraaggerichte, lokale initiatieven. Ook de capaciteit is lastig aan te geven omdat deze sterk vraaggericht is. In totaal hebben 14 instellingen een ambulant aanbod specifiek gericht op jongeren (Arkin, Bouman GGZ, Brijder, Centrum Maliebaan, Dimence, Emergis, GGZNML, De Hoop, Iriszorg, Meerkanten, Mondriaan, Novadic-Kentron, Tactus en VNN). Voor een aantal instellingen (Dimence, Emergis en Meerkanten) is dit aanbod alleen voor jongeren met een dubbele diagnose. 83

84 Ambulant aanbod per instelling en per regio Noord Nederland Oost Nederland MDFT (VNN regio Drenthe) ACT DD (VNN regio Friesland) Jongerenmodule (VNN regio Friesland) Leefstijltraining CGT Dagbehandeling Poliklinisch (inclusief MDFT) Polikliniek speciaal voor jongeren (jeugdpoli s) Gezinsbehandeling, systeeminterventies, systeemtherapie Diverse medische programma s My mind Leefstijltrainingen HSN (herstel sociaal netwerk) Jeugd Drugs Hulp Verlening Psycho-educatie Systeembehandeling MDFT ADHD en LVG Bemoeizorg Casemanagement Orthopedagogische behandeling Noord-Holland Midden-Nederland Zuid-Holland Ambulante behandeling (motiverende gesprekstechnieken, terugvalpreventie, ouderbegeleiding, leefstijltraining 1, 2) Groepstraining Spotlight Systeemtherapie Crisisbehandeling Sociale vaardigheidtraining Oplossingsgericht groep Oudergroep Ouderbegeleiding Poliklinische behandeling Dagbehandeling (intensieve) gezinsbehandeling Jongerengroep Oudergroep Systeemtherapie Individuele gesprekken MDFT Leefstijltraining CBT Poliklinische gesprekken Psycho-educatie Motiverende gesprekken Zuid-Nederland Zorgprogramma Jeugd Poliklinisch Dagbehandeling (in ontwikkeling) Cannabisbehandeling bij jongeren en jongvolwassenen (resultaten scoren) Leefstijltraining 1, 2 en 4 Systeemtherapie Introductiecursus (individueel) Laagdrempelige intakeprocedure Jeugdpoli: jeugdsquare 12 Oudergroep Poliklinische begeleiding psychiatrie (waaronder verslaving) Oudergroep Dubbele diagnose bij jongeren Politiklische dubbele diagnose Poli-kliniek voor diagnostiek en ambulante behandeling van dubbele diagnose jeugd 84

85 Het ambulante aanbod (tabel 5.8) kan ingedeeld worden in: - Poliklinisch - Dagbehandeling - Interventies gericht op ouders of het gezin Tabel 5.8. Overzicht ambulant aanbod per instelling. Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN TOTAAL Poliklinisch X X X dd dd X X dd X X X X 12 Dagbehandeling X dd X 3 Oudergroepen X X X X X X 5 dd= dit aanbod is alleen voor cliënten met een dubbele diagnose De meest gebruikte interventies zijn de leefstijltraining of MDFT/systeemtherapie of gezinstherapie (tabel 5.9). Tabel 5.9. Overzicht meest gebruikte interventies in het ambulante aanbod per instelling. Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN TOTAAL Gezinsbehandeling X X X X X 3 Systeemtherapie X X X X X X X X 6 MDFT X X X i.o. i.o. X X 4 Leefstijltraining X X X X X X X X X 8 Tabel 5.10 geeft inzicht in zorg voor specifieke doelgroepen. 85

86 Tabel Overzicht ambulant zorgaanbod voor specifieke doelgroepen. Arkin Bouman GGZ Brijder Centrum Maliebaan Dimence Emergis GGZ NML De Hoop Iriszorg Meerkanten Mondriaan Novadic Kentron Tactus VNN TOTAAL Dubbele diagnose behandeling X X X X X X 6 ACT DD X X 2 Dagbehandeling DD X X X 3 Poliklinische DD X X X 2 ADHD X X X X 4 psycho-educatie ADHD en middelen X X X ADHD-coaching X X X X Autisme X 1 Leefstijltraining ASS (ontwikkeld door Iriszorg X ism Leo Kannerhuis) LVG X X 2 psycho-educatie LVG en middelen Liberman module LVG en middelen Leefstijltraining LVG io Cannabis X X X X X X 6 RS cannabisbehandeling X X X 3 Gameverslaving X X 2 io= in ontwikkeling X X X 86

87 5.5. Klinische programma s voor de JeugdVZ Lange tijd waren er slechts twee instellingen met een aanbod specifiek voor jeugdige verslaafden: Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) in Groningen en Brijder in Den Haag. In 2006 besloot het Ministerie van VWS de jeugdverslavingszorg uit te breiden tot 296 plaatsen, verspreid over 12 locaties. Als gevolg van deze ontwikkeling hebben de meeste verslavingszorginstellingen inmiddels klinisch aanbod voor jeugd opgezet. Momenteel zijn er 9 klinieken voor jeugdverslavingszorg. Twee hiervan zijn voor jongvolwassenen (17/18-30 jarigen), namelijk VNN Breeweegstee en Novadic Kentron. Deze instellingen hebben ook een aanbod voor de jongere groep (VNN) of zijn dit aan het ontwikkelen (Novadic-Kentron). Vier klinieken hebben ook een speciale detoxafdeling voor jongeren: De Brijder-Mistral, VNN-Bauhuus, Dimence en Arkin. Twee klinieken hebben een speciaal aanbod voor dubbele diagnose: Dimence en Arkin. Recent is de kliniek van Iriszorg geopend. Twee klinieken zijn nog in ontwikkeling; de opening wordt verwacht in 2010/2011. Dit betreft Tactus en Novadic-Kentron klinieken gerealiseerd, 2 in ontwikkeling - 2 klinieken voor jong-volwassenen - 4 detoxklinieken voor jongeren - 2 dubbele diagnose klinieken Verder werkt VNN aan het opzetten van een gesloten afdeling voor jongeren. Dit in samenwerking met een justitiële inrichting en een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. De instellingen hanteren globaal een leeftijdscategorie tussen de 12 en 23 jaar. Dimence, Brijder & GGZNML beginnen bij respectievelijk 14, 15 en 16 jaar. Wel geven alle instellingen aan dat het gaat om de ontwikkelingsleeftijd en niet de kalenderleeftijd. Leeftijdsgrenzen worden in die zin niet als absolute grenzen gehanteerd. 87

88 88

89 Overzicht klinieken per regio Noord-Nederland Capaciteit Gestart Bauhuus: Jeugdkliniek en detox 8 (kliniek) crisis (detox) Uitbreiding naar (kliniek) 1987 (detox) Adres VNN Bauhuus Vondellaan LB Groningen Leeftijd Doelgroep Contraindicatie Jeugdigen met afhankelijkheidsproblemen Dubbele diagnose Gedragsproblematiek (geweld) Lichte- en ernstige verstandelijke beperking Breegweestee: Jeugdkliniek Adres Capaciteit 25 Gestart 1979 Leeftijd Oosterbroek TG Eelde Doelgroep Jong-volwassenen met afhankelijkheidsproblemen Contraindicatie Suïcidaliteit of suïcidaal gedrag - Ernstige psychosen, -IQ beneden 65, -Ontbreken motivatie voor volledige abstinentie 89

90 Oost-Nederland DD Capaciteit Gestart 2009 Jeugdkliniek en detox 8 (detox en diagnostiek) 8 (vervolgbehandeling) Leeftijd (uitloop naar circa 21) Adres Grasdorpstraat EN Zwolle Doelgroep Contraindicatie Jeugdigen met een dubbele diagnose Lichte- en ernstige verstandelijke beperking Jeugdkliniek en detox Capaciteit 24 Gestart Verwacht 2010 Leeftijd (uitloop naar 24) Adres Nog onbekend: wapenveld Doelgroep Contraindicatie Jeugdigen met afhankelijkheidsproblemen Dubbeldiagnose lichte- en ernstige verstandelijke beperking Jeugdkliniek Capaciteit 24 (+ 3 overbedden) Gestart Maart 2010 Leeftijd Adres Prinses Beatrixlaan AG Tiel Doelgroep Contraindicatie Jeugdigen met afhankelijkheidsproblematiek. Licht verstandelijke beperking geen contraindicatie Zeer ernstige verstandelijke of fysieke beperking, zeer ernstige psychiatrische stoornis)

91 Zuid-Nederland Capaciteit 16 Gestart 1994 Leeftijd Doelgroep Contraindicatie Jeugdkliniek en detox Jongvolwassenen met afhankelijkheidsproblematiek Adres Hoge dwarsstraat LB Vught Capaciteit Jeugdkliniek en detox Gestart Eind 2010 Leeftijd Doelgroep Contraindicatie Leeftijd 12-18: 24 plaatsen Leeftijd 18-30: 25 plaatsen Drie groepen: en en Jeugdigen met afhankelijkheidsproblematiek Adres Nog onbekend Capaciteit 13 Gestart 2008 Leeftijd Doelgroep Contraindicatie Paschalis: Jeugdkliniek (emotionele leeftijd) Jeugdigen met afhankelijkheidsproblematiek Gedragsproblematiek Lichte- en ernstige verstandelijke beperking Adres Wanssumseweg EA Oostrum Jeugdkliniek en detox Capaciteit 15, uitbreiding in Gestart 2009 Leeftijd Doelgroep Contraindicatie (emotionele leeftijd) Jeugdigen (en hun naasten) met afhankelijkheidsproblematiek Ernstige verstandelijke beperking Adres Hoogstraat 8 Herten/Roermond secr-jm@ mondriaan.eu 91

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen?

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Richtlijnen Casus IDDT Richtlijnen, wat zeggen ze niet! Richtlijnen Dubbele Diagnose, Dubbele hulp (2003) British

Nadere informatie

Dubbele diagnosemonitor

Dubbele diagnosemonitor Dubbele diagnosemonitor Ervaringen met vijf jaar doelgroepenmonitoring Dr. Gerdien de Weert-van Oene Projectleider DD monitor g.weert@iriszorg.nl www.nispa.nl Schema *: DD-monitor De DD monitor naar meetinstrumenten

Nadere informatie

Residentiële Voorzieningen in de verslavingszorg

Residentiële Voorzieningen in de verslavingszorg Residentiële Voorzieningen in de verslavingszorg Gerdien de Weert Ineke Zekveld Cor de Jong Guus Schrijvers Nijmegen, 1 mei 2010 1 Naar dit rapport kan als volgt worden verwezen: Weert-van Oene GH de,

Nadere informatie

Effectiviteit van de Wiet-Check

Effectiviteit van de Wiet-Check Improving Mental Health by Sharing Knowledge Effectiviteit van de Wiet-Check FADO 17 november 2011 Anouk de Gee Cannabis gebruik & jongeren Actueel gebruik (laatste maand) 5,3 % van 12-16 jarigen 20,7

Nadere informatie

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS

Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS Het geïntegreerd behandelen van verslavingsproblematiek en PTSS Dag van de Inhoud Den Haag 28 september 2017 Ante Lemkes, GZ-psycholoog in opleiding tot Specialist Inleiding Introductie van mezelf, jullie

Nadere informatie

Aanmelding Multicenter Monitorproject Jeugd Resultaten Scoren

Aanmelding Multicenter Monitorproject Jeugd Resultaten Scoren Aanmelding Multicenter Monitorproject Jeugd Resultaten Scoren NAW gegevens Instelling: NISPA Naam + functie indiener: Prof. Dr. C.A.J. de Jong, wetenschappelijk directeur NISPA Adres + e-mail + telefoonnummer:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Monitoring Jeugdverslavingszorg bij preventie activiteiten

Monitoring Jeugdverslavingszorg bij preventie activiteiten Monitoring Jeugdverslavingszorg bij preventie activiteiten Tijdens een werkgroep bijeenkomst (13 mei 2009) is geïnventariseerd welke activiteiten in het kader van preventie zich zouden lenen voor monitoring.

Nadere informatie

Vroegsignalering van middelenmisbruik en - afhankelijkheid bij jeugdigen

Vroegsignalering van middelenmisbruik en - afhankelijkheid bij jeugdigen Precirculatiepaper Forum Alcohol en Drugs Onderzoek (FADO) d.d. 17 november 2011 Vroegsignalering van middelenmisbruik en - afhankelijkheid bij jeugdigen Elske Wits, Anke Snoek en Dike van de Mheen (IVO

Nadere informatie

Inhoud. Ontgifting en stabilisatie. Observatie en Diagnostiek en Behandeling. Cijfers en Onderzoek. Aanbod Jeugd in Nederland

Inhoud. Ontgifting en stabilisatie. Observatie en Diagnostiek en Behandeling. Cijfers en Onderzoek. Aanbod Jeugd in Nederland Polls drugsweb Kun je op eigen houtje van drugs afkomen Ja: 85% Moeten we minder gaan drinken Ja: 57% Bang om verslaafd te worden Ja: 21% Drugs meenemen naar buitenland Ja: 73% Wiet is een harddrug Ja:

Nadere informatie

Kennissessie Meetinstrumenten Kennissessie meetinstrumenten. Overstappen van meetinstrument, naar welk en hoe?

Kennissessie Meetinstrumenten Kennissessie meetinstrumenten. Overstappen van meetinstrument, naar welk en hoe? Kennissessie Meetinstrumenten 09-05-2016 Kennissessie meetinstrumenten Overstappen van meetinstrument, naar welk en hoe? Besluit SBG Communicatie 29/12/2015 Per 1 juli 2016 wordt het aantal meetinstrumenten

Nadere informatie

Bijlage Programma van Eisen

Bijlage Programma van Eisen Bijlage Programma van Eisen Functie: Jeugdzorgplus voor Zeer Intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie Toegangscriteria 1. Karakteristieken van het kind: De algemene karakteristieken van de cliënten

Nadere informatie

Zorgstandaard. Problematisch Alcoholgebruik & Alcoholverslaving

Zorgstandaard. Problematisch Alcoholgebruik & Alcoholverslaving Zorgstandaard Problematisch Alcoholgebruik & Alcoholverslaving WORKSHOP - inleiding, dr. Peter Greeven, klinisch-psycholoog, lid werkgroep Zorgstandaarden, bestuurslid NIP - vervolg, Marcella Mulder, teamleider

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Presentatie diagnostiekrichtlijn VB-ASS

Presentatie diagnostiekrichtlijn VB-ASS Presentatie diagnostiekrichtlijn VB-ASS diagnostiekrichtlijn voor mensen met verstandelijke beperking en (vermoeden) van ASS 22 november 2011 Opening (1) Mooi resultaat! Januari 2011 opgeleverd door werkgroep

Nadere informatie

(F)ACT-LVB: wat levert het op?

(F)ACT-LVB: wat levert het op? (F)ACT-LVB: wat levert het op? Festival forensische zorg 2019 Laura Neijmeijer Opzet Ontwikkeling van (F)ACT LVB Kenmerken van (F)ACT LVB (F)ACT LVB in internationaal perspectief Promotieonderzoek en deelstudies

Nadere informatie

Open en Alert. en drugsgebruik door (delinquente) jongeren met LVG. Els Bransen, projectleider

Open en Alert. en drugsgebruik door (delinquente) jongeren met LVG. Els Bransen, projectleider Improving Mental Health by Sharing Knowledge Open en Alert Aanpakken van alcohol en drugsgebruik door (delinquente) jongeren met LVG Els Bransen, projectleider ebransen@trimbos.nl Jeugd en middelengebruik

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

Routine Outcome Monitoring & Motiverende Gespreksvoering. Maarten Merkx

Routine Outcome Monitoring & Motiverende Gespreksvoering. Maarten Merkx Routine Outcome Monitoring & Motiverende Gespreksvoering Maarten Merkx Programma Routine Outcome Monitoring. Motiverende Gespreksvoering Terugkoppelen resultaten. ROM Routine Outcome Monitoring Terugkoppeling

Nadere informatie

'Integrale zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking en problematisch middelengebruik'

'Integrale zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking en problematisch middelengebruik' 'Integrale zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking en problematisch middelengebruik' Toelichting en handreiking bij het Auditinstrument Het verbeterproject LVB & Verslaving Het Trimbos-instituut

Nadere informatie

Projectvoorstel Borging Programma Lokale Versterking GGz Project B: Regionale borgingsactiviteiten

Projectvoorstel Borging Programma Lokale Versterking GGz Project B: Regionale borgingsactiviteiten Projectvoorstel Borging Programma Lokale Versterking GGz Project B: Regionale borgingsactiviteiten 20 april 2009 Landelijk Platform GGz Postbus 13223 3507 LE Utrecht 1 Inleiding Op 1 januari 2007 trad

Nadere informatie

Auditinstrument. LVB & Middelengebruik

Auditinstrument. LVB & Middelengebruik Auditinstrument LVB & Middelengebruik Trimbos-instituut Organisatie: Organisatie-eenheid / locatie: Datum afname: Auditoren: Versie 9 mei 0 Pagina . Visie & beleid a. Beleid rondom middelengebruik De organisatie(eenheid)

Nadere informatie

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep FACT IDRIS Idris is een onderdeel van de Amarant Groep Iedereen is Behandeling en begeleiding voor cliënten met een LVB in combinatie met complexe problematiek Specialistische behandeling Kinderen, jeugdigen

Nadere informatie

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010)

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010) AH 740 2010Z13219 Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010) 1 Bent u bekend met nieuw onderzoek van Michigan State University

Nadere informatie

FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies

FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies Bauke Koekkoek & Karin van Montfoort-de Rave Lectoraat Sociale en Methodische Aspecten van Psychiatrische zorg, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Nadere informatie

Verlangen naar modelgetrouwheid?

Verlangen naar modelgetrouwheid? Verlangen naar modelgetrouwheid? Maaike van Vugt en Hans Kroon 5 e ACT congres, Leiden 2007 Trimbos-instituut 2007 1 Onderzoek naar (F)ACT in Nederland Vraagstelling: Heeft ACT als evidence-based practice

Nadere informatie

Interapy Online Psychotherapie 10 jaar Onderzoek & Praktijk. Bart Schrieken

Interapy Online Psychotherapie 10 jaar Onderzoek & Praktijk. Bart Schrieken Interapy Online Psychotherapie 10 jaar Onderzoek & Praktijk Bart Schrieken Presentatie Soorten e-mental health Onderzoek Voorbeelden praktijk Conclusies & aanbevelingen Online aanbod door GGZ in Nederland

Nadere informatie

Jaargang 2 nummer 1 16 dec 2010

Jaargang 2 nummer 1 16 dec 2010 Jaargang 2 nummer 1 16 dec 2010 Inhoudsopgave: Inleiding Minisymposium LVG en Verslaving De belangrijkste problemen volgens hulpverleners De ervaringen van cliënten De ervaringen van verwanten Vervolgstappen

Nadere informatie

ROM in de ouderenpsychiatrie

ROM in de ouderenpsychiatrie Improving Mental Health by Sharing Knowledge ROM in de ouderenpsychiatrie Marjolein Veerbeek Richard Oude Voshaar, Anne Margriet Pot Financier: Ministerie van VWS 2 Routine Outcome Monitoring Definitie

Nadere informatie

Verbeterproject GGZ NHN Divisie Langdurende Psychiatrie

Verbeterproject GGZ NHN Divisie Langdurende Psychiatrie Verbeterproject GGZ NHN Divisie Langdurende Psychiatrie Anja Reilman en Saskia van Duin Expertverpleegkundigen Projectleiders implementatie zorgprogramma s schizofrenie & dubbele diagnose GGZ Noord Holland

Nadere informatie

Centrum Lichaam, Geest en Gezondheid

Centrum Lichaam, Geest en Gezondheid Centrum Lichaam, Geest en Gezondheid Onderzoek, diagnostiek en behandeling bij: onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten combinatie van psychische en lichamelijke klachten Informatie voor cliënten

Nadere informatie

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen Inhoud 1. Inleiding 2 De Wmo-werkplaats 2 Schets van de context 2 Ontwikkelde producten 3 2. Doel onderzoek

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Schedeldoekshaven

Nadere informatie

ROM in de verslavingszorg

ROM in de verslavingszorg ROM in de verslavingszorg Seminar NETQ Healthcare: Innovatie in de Geestelijke Gezondheidszorg Utrecht, 9 juni 2009 Suzan Oudejans, Arkin Academy AIAR Proefschrift Resultaten meten Resultaten van de zorg

Nadere informatie

Dubbele Diagnose: leren door monitoring

Dubbele Diagnose: leren door monitoring Dubbele Diagnose: leren door monitoring Vijf jaar evalueren van Dubbele Diagnose klinieken in Nederland Gerdien H. de Weert-van Oene Tom B. Holsbeek Cor A.G. Verbrugge Cor A.J. de Jong -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Dynamisch overzicht. Psychologische interventies GGZ. Dynamisch overzicht psychologische interventies GGZ 2016 Pagina 1

Dynamisch overzicht. Psychologische interventies GGZ. Dynamisch overzicht psychologische interventies GGZ 2016 Pagina 1 Dynamisch overzicht Psychologische interventies GGZ Dynamisch overzicht psychologische interventies GGZ 2016 Pagina 1 Dynamisch overzicht psychologische interventies GGZ U heeft een Basisverzekering bij

Nadere informatie

Wetenschappelijk onderzoek bij lage rugpijn: wat en hoe moeten we meten?

Wetenschappelijk onderzoek bij lage rugpijn: wat en hoe moeten we meten? Samenvatting 403 Wetenschappelijk onderzoek bij lage rugpijn: wat en hoe moeten we meten? Lage rugpijn (LRP) is wereldwijd de meest voorkomende oorzaak van beperkingen. Dit blijkt uit studies naar ziektelast

Nadere informatie

KWALITEITSONTWIKKELING GGZ

KWALITEITSONTWIKKELING GGZ KWALITEITSONTWIKKELING GGZ Kwalitatief goede zorg tegen aanvaardbare kosten Door Sebastiaan Baan Korte uitleg animatie: https://youtu.be/dl6n5hix2d Y 2 NETWERK KWALITEITSONTWIKKELING GGZ Landelijk Platform

Nadere informatie

s-gravenhage, 14 januari 2000 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers

s-gravenhage, 14 januari 2000 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 14 januari 2000 Onderwerp: Beleidsvisie landelijk kennis/behandelcentrum eetstoornissen Hierbij doe ik u een mijn «beleidsvisie voor

Nadere informatie

Lessons learned: pilot Dapper App

Lessons learned: pilot Dapper App Naam Afzender De ontwikkeling van een app ter ondersteuning van zelfmanagement van het kind met overgewicht en obesitas en zijn gezin Auteur: Inhoud 1 Inleiding 3 2 Wat is Dapper? 4 2.1 Waarom een app

Nadere informatie

Datum 8 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het bericht dat de politie steeds vaker te maken krijgt met verwarde en overspannen mensen

Datum 8 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het bericht dat de politie steeds vaker te maken krijgt met verwarde en overspannen mensen 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

Achtergronddocument Kennisinfrastructuur GGZ

Achtergronddocument Kennisinfrastructuur GGZ Achtergronddocument Kennisinfrastructuur GGZ Kennisinfrastructuur GGZ 1 2 Achtergronddocument bij advies Hoogspecialistische GGZ 1 Ontstaan van een kennisinfrastructuur in de GGZ In 1954 verzuchtte hoogleraar

Nadere informatie

Van Transtheoretisch Model naar de klinische praktijk

Van Transtheoretisch Model naar de klinische praktijk Van Transtheoretisch Model naar de klinische praktijk Cor A.J. de Jong, MD, PhD Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction NISPA nispa.dejong@gmail.com www.nispa.nl Maastricht 9 april

Nadere informatie

Ergotherapeutische conceptrichtlijn voor de individuele behandeling van borstkankerpatiënten in de nazorgfase

Ergotherapeutische conceptrichtlijn voor de individuele behandeling van borstkankerpatiënten in de nazorgfase Ergotherapeutische conceptrichtlijn voor de individuele behandeling van borstkankerpatiënten in de nazorgfase In het kader van: Toegepast Onderzoek Kwaliteitszorg en Ondernemen Realisatiefase 18 december

Nadere informatie

Managers en onderzoek: Gaat het over de outcome of over de income. Rogier van Deijck Specialist ouderengeneeskunde

Managers en onderzoek: Gaat het over de outcome of over de income. Rogier van Deijck Specialist ouderengeneeskunde Managers en onderzoek: Gaat het over de outcome of over de income Rogier van Deijck Specialist ouderengeneeskunde Vooroordelen over managers Vooroordelen over artsen Managers en onderzoek Hypothese: Managers

Nadere informatie

Vroegsignalering alcoholgebruik op de Spoedeisende hulp

Vroegsignalering alcoholgebruik op de Spoedeisende hulp Vroegsignalering alcoholgebruik op de Spoedeisende hulp Samenwerking tussen algemeen ziekenhuis en GGZ Roxanne Izendooren Projectleider Vroegsignalering alcoholgebruik 23 april 2012 Opdracht: Vragenlijst

Nadere informatie

Samen met de kinderartsen

Samen met de kinderartsen Samen met de kinderartsen L.H.M. Berg, kinder- en jeugdpsychiater GGNet Jeugd Indeling Visie beroepsvereniging (NVvP) op plaatsbepaling van psychiatrie Aanvulling afdeling Kinder en Jeugd Casus 5-jarige

Nadere informatie

Bijlage 1: Programma van Eisen

Bijlage 1: Programma van Eisen Bijlage 1: Programma van Eisen Functie: Stichting Nijmeegs Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid afdeling Jeugd < 18 jaar Toegangscriteria 1. Karakteristieken van het kind: De algemene karakteristieken

Nadere informatie

Centrum voor ouderenpsychiatrie Regio Apeldoorn 2009. HONOS 65+ Maart 2009 Gerda Rötert

Centrum voor ouderenpsychiatrie Regio Apeldoorn 2009. HONOS 65+ Maart 2009 Gerda Rötert Centrum voor ouderenpsychiatrie Regio Apeldoorn 2009 HONOS 65+ Maart 2009 Gerda Rötert Doelstelling: Het doel is het evalueren van het effect van de behandeling of begeleiding zowel op individueel- als

Nadere informatie

Lectoraat GGZ-Verpleegkunde. LVG en Verslaving. s Heerenloo 30 juni 2010

Lectoraat GGZ-Verpleegkunde. LVG en Verslaving. s Heerenloo 30 juni 2010 Lectoraat GGZ-Verpleegkunde LVG en Verslaving s Heerenloo 30 juni 2010 1 Wat komt aan bod? Overzicht programma LVG en verslaving Prevalentiegegevens Casus Brijder en s Heerenloo Discussie nav casuïstiek

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

het Diagnostiek, Advies en ConsultatieTeam

het Diagnostiek, Advies en ConsultatieTeam het Diagnostiek, Advies en ConsultatieTeam informatie voor patiënten en verwijzers november 2016 centrum voor autisme dr. leo kannerhuis verder met autisme Wat is het Diagnostiek, Advies en ConsultatieTeam?

Nadere informatie

Waarom onderzoek naar zorggebruik? Over- of onderbehandeling van jongeren in de GGZ? Inhoud. dr. F. Jörg

Waarom onderzoek naar zorggebruik? Over- of onderbehandeling van jongeren in de GGZ? Inhoud. dr. F. Jörg Frederike Jörg Stelling 1 Frederike Jörg Stelling 2 Teveel kinderen en jongeren in Nederland zoeken en krijgen tweedelijns, specialistische GGZ-hulp terwijl er vaak geen sprake is van psychiatrische problematiek

Nadere informatie

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams Vangnet 0-99 Onafhankelijke regie Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Sociaal medische contractering Jeugd Organisatie wijkteams Lokaal beeld van de transities Wilt u wijkgericht

Nadere informatie

IN HET KADER VAN HET VERBETERPLAN VROUWENOPVANG

IN HET KADER VAN HET VERBETERPLAN VROUWENOPVANG KICK OFF SCREENING IN HET KADER VAN HET VERBETERPLAN VROUWENOPVANG 17 september 2012 BRAM KOPPENAAL LIESBETH VAN BEMMEL Uitwerking doel Wat is screening d.m.v. testinstrumenten? Welke plaats nemen de screeners

Nadere informatie

Verslaving en comorbiditeit

Verslaving en comorbiditeit Verslaving en comorbiditeit Wat is de evidentie? Dr. E. Vedel, Jellinek, Arkin 18 november 2014 Comobiditeitis hot 1 Jellinek onderzoek comorbiditeit Verslaving & persoonlijkheid, 1997 Verslaving & ADHD,

Nadere informatie

D v/h Noorden; 17 sept 2005

D v/h Noorden; 17 sept 2005 D v/h Noorden; 17 sept 2005 10 jaar Integrale Psychiatrie Wat heeft het ons gebracht? Dr Rogier Hoenders, psychiater, CIP, Lentis 1 2 Het beste van twee werelden 29 maart 2006 3 4 Integrative Medicine

Nadere informatie

Samenvatting Het draait om het kind

Samenvatting Het draait om het kind Samenvatting Het draait om het kind Visie op monitoring in de opvoedingsvariant van pleegzorg Inleiding Aangezien de pleegzorg een onvoldoende geobjectiveerd overzicht heeft van hoe het met de jeugdige

Nadere informatie

Behandeling van problematisch middelengebruik van leefstijltraining naar cognitieve gedragstherapie

Behandeling van problematisch middelengebruik van leefstijltraining naar cognitieve gedragstherapie Behandeling van problematisch middelengebruik van leefstijltraining naar cognitieve gedragstherapie Dr Wencke de Wildt Directeur behandelzaken Jellinek GZ psycholoog VGCT 2016 Inhoud 15 jaar cognitieve

Nadere informatie

Een hoogwaardige GGz in de vaart der volkeren

Een hoogwaardige GGz in de vaart der volkeren Een hoogwaardige GGz in de vaart der volkeren Aart Schene Hoogleraar Psychiatrie Radboud umc, Nijmegen Artikelen Neurowetenschappen - 1973-2012 - 2010 2000 1990 Translational Research Basic Animal Research

Nadere informatie

Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ

Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ Informatie voor huisartsen Organisatie voor geestelijke gezondheidszorg GGZ Rivierduinen biedt vele vormen van geestelijke gezondheidszorg voor alle leeftijden;

Nadere informatie

Kan het ook met minder? Een kwaliteitsproject van Annet Dekker December 2012

Kan het ook met minder? Een kwaliteitsproject van Annet Dekker December 2012 Kan het ook met minder? Een kwaliteitsproject van Annet Dekker December 2012 Kwaliteitsproject Psychofarmaca Inleiding Het project dat ik gekozen heb is niet erg origineel, maar het was in mijn ogen nodig.

Nadere informatie

De rol van de gedragskundige. LVB en Verslaving Workshopronde 1 Slotbijeenkomst Trimbos 16-04-2013

De rol van de gedragskundige. LVB en Verslaving Workshopronde 1 Slotbijeenkomst Trimbos 16-04-2013 De rol van de gedragskundige LVB en Verslaving Workshopronde 1 Slotbijeenkomst Trimbos 16-04-2013 Spin in het web? Agenda Korte uiteenzetting LVB en verslaving Functie-eisen Rol gedragskundige Discussie

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

(Forensische) ACT en FACT voor verslaafden

(Forensische) ACT en FACT voor verslaafden Improving Mental Health by Sharing Knowledge (Forensische) ACT en FACT voor verslaafden Congres sociale verslavingszorg 12 juni 2013 Laura Neijmeijer Doelgroep: mensen met langdurende of blijvende ernstige

Nadere informatie

Kliniek Nijmegen. Informatie voor patiënten

Kliniek Nijmegen. Informatie voor patiënten Kliniek Nijmegen Informatie voor patiënten We spreken van een verslaving wanneer bepaald gedrag zoals middelengebruik of gokken uw leven gaat beheersen. Steeds meer tijd en energie gaan op aan de verslaving.

Nadere informatie

Aanmelding, intake en diagnostiek. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

Aanmelding, intake en diagnostiek. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers Aanmelding, intake en diagnostiek Kinderen en Jeugdigen Informatie voor ouders/verzorgers Aanmelding, intake en diagnostiek Inleiding In deze brochure geven wij u informatie over de aanmelding, de intake

Nadere informatie

De kracht van het netwerk

De kracht van het netwerk De kracht van het netwerk 2 e landelijk symposium voor IC-netwerken 28 november 2018 Kwaliteit bevorderen van IC zorg in de regio: leren van elkaar een interactieve verdiepingssessie Woensdag 28 november

Nadere informatie

ZiN en kwaliteitsbeleid

ZiN en kwaliteitsbeleid ZiN en kwaliteitsbeleid Ineen Werkconferentie kwaliteit 24 april 2014 Prof Niek J de Wit, huisarts Lid advies commissie kwaliteit achtergrond Agenda Organisatie ZiN Visie op kwaliteit Kwaliteitsregister

Nadere informatie

Ik zorg dus ik Phamous. Meten en verbeteren. Achtergronden: Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie 2012 (1)

Ik zorg dus ik Phamous. Meten en verbeteren. Achtergronden: Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie 2012 (1) Implementatie van shared decision making in het behandelproces door invoering van FUR (Follow Up Rom) gesprekken 31 januari 2013 Marga van Leersum Verpleegkundig Specialist (MANP) UMCG, UCP Ik zorg dus

Nadere informatie

De trekthermometer. Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ GGZ Drenthe Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ

De trekthermometer. Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ GGZ Drenthe Carin Wiering. Verpleegkundig Specialist GGZ De trekthermometer Over het begeleiden van craving bij cliënten met triple-problematiek Carin Wiering Carin Wiering Verpleegkundig Specialist GGZ GGZ Drenthe carin.wiering@ggzdrenthe.nl GGZ Drenthe Verpleegkundig

Nadere informatie

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN BEHANDELINGSPROGRAMMA'S, SPECIFIEK VOOR PATIËNTEN MET EN DUBBELE DIAGNOSE. Promotor: Prof. Dr. B. Sabbe

Nadere informatie

6 1 = Groot probleem; 2 = Klein probleem; 3 = Geen probleem; 99 = Missing Bereikbaarheid

6 1 = Groot probleem; 2 = Klein probleem; 3 = Geen probleem; 99 = Missing Bereikbaarheid Volwassenen cure Verslaving cure CQiv-amb Patiëntervaring Patiëntervaring Instrument Naam instrument CQ-index Kortdurende ambulante GGZ verkort Code Versie/uitgever Meetpretentie Type instrument Type respondent

Nadere informatie

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond Het wordt algemeen erkend dat de werkzaamheid van geneesmiddelen bij kinderen kan afwijken van die bij volwassenen. Om te komen tot passende farmacotherapeutische

Nadere informatie

Workshop Klinisch FACT Duurzaam Wonen. GGZ Breburg Groep 23 september 2010 Marij de Roos, Tom van Mierlo en Linda Peeters

Workshop Klinisch FACT Duurzaam Wonen. GGZ Breburg Groep 23 september 2010 Marij de Roos, Tom van Mierlo en Linda Peeters Workshop Klinisch FACT Duurzaam Wonen GGZ Breburg Groep 23 september 2010 Marij de Roos, Tom van Mierlo en Linda Peeters Agenda Inventariseren van de vragen die u heeft bij deze workshop. Presentatie Klinisch

Nadere informatie

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting

Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen. Samenvatting Toegankelijkheid en effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Psychische stoornissen komen geregeld voor bij ouderen (65-plus).

Nadere informatie

Dr. Hilde Verbeek 15 april 2014. Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1

Dr. Hilde Verbeek 15 april 2014. Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1 Dr. Hilde Verbeek 15 april 2014 Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1 Doelstelling Nurses on the Move Bijdragen aan verbetering kwaliteit van zorg in verpleeg- en

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling. Rapport Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling. Auteurs: F.J.M. van Leerdam 1 K. Kooijman 2 F. Öry 1 M. Landweer 3 1: TNO Preventie en Gezondheid Postbus

Nadere informatie

Pijnrevalidatie: De stand van zaken. Jeanine Verbunt

Pijnrevalidatie: De stand van zaken. Jeanine Verbunt Pijnrevalidatie: De stand van zaken Jeanine Verbunt Disclosure (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Financiering onderzoek Bedrijfsnamen ZonMW

Nadere informatie

transistiepsychiatrie Dr. R. Klaassen Kinder- en jeugdpsychiater Bascule Projectleider headspace

transistiepsychiatrie Dr. R. Klaassen Kinder- en jeugdpsychiater Bascule Projectleider headspace transistiepsychiatrie Dr. R. Klaassen Kinder- en jeugdpsychiater Bascule r.klaassen@debascule.com Projectleider headspace transitiepsychiatrie -> psychiatrie Transitional Psychiatry Child & Adolescent

Nadere informatie

Samen Beslissen. Wat levert het op voor patiënt en behandelaar? Margot Metz, MSc, promovenda

Samen Beslissen. Wat levert het op voor patiënt en behandelaar? Margot Metz, MSc, promovenda Samen Beslissen Wat levert het op voor patiënt en behandelaar? Margot Metz, MSc, promovenda Begeleidingscommissie: prof. Aartjan Beekman MD PhD, prof. Christina van der Feltz-Cornelis MD PhD, Marjolein

Nadere informatie

Project: Ontwikkelen van Outcome-indicatoren voor de Zorg Advies Teams, Tilburg Dossiernummer: 50-50405-99 ZonMw, 18-07-2013

Project: Ontwikkelen van Outcome-indicatoren voor de Zorg Advies Teams, Tilburg Dossiernummer: 50-50405-99 ZonMw, 18-07-2013 Project: Ontwikkelen van Outcome-indicatoren voor de Zorg Advies Teams, Tilburg Dossiernummer: 50-50405-99 ZonMw, 18-07-2013 Projectgroep: Gemeente Tilburg: Mw. M. Lennarts, beleidsmedewerker, dhr. W.

Nadere informatie

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest.

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest. Samenvatting 152 Samenvatting Ieder jaar krijgen in Nederland 16.000 mensen een hartstilstand. Hoofdstuk 1 beschrijft de achtergrond van dit proefschrift. De kans om een hartstilstand te overleven is met

Nadere informatie

Van de handen in het haar, naar de handen in elkaar

Van de handen in het haar, naar de handen in elkaar Van de handen in het haar, naar de handen in elkaar Een brochure geschreven naar aanleiding van een onderzoek naar de inhoudelijke kennis over verslavingszorg binnen de VIP- teams. Inleiding Op dit moment

Nadere informatie

Overdrachtsrapport. Screening en assessment bij dubbele diagnose cliënten

Overdrachtsrapport. Screening en assessment bij dubbele diagnose cliënten Overdrachtsrapport Screening en assessment bij dubbele diagnose cliënten Frank Baltus, Ysolda Roeters 4 e jaars duaal studenten HBO-V, GGZ variant Afstudeerproject Werken aan zorgverbetering 7 juni 2008

Nadere informatie

De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie)

De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie) Improving Mental Health by Sharing Knowledge De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie) Jan Spijker, Annemein Kemps, Henny Sinnema VGCT najaarscongres 2013 INHOUD

Nadere informatie

Het Maatschappelijk SteunSysteem als brug tussen GGz en samenleving

Het Maatschappelijk SteunSysteem als brug tussen GGz en samenleving Het Maatschappelijk SteunSysteem als brug tussen GGz en samenleving Drs. A. Blom Dr. W. Swildens i.o.v. Altrecht GGz, SBWU, gemeente Utrecht, Centrum Maliebaan en Fonds Psychische Gezondheid Definitie

Nadere informatie

Militaire Kliniek. Militaire Geestelijke Gezondheidszorg. Kliniek MGGZ Conner van Stee, BN 1e Verpleegkundige GGZ

Militaire Kliniek. Militaire Geestelijke Gezondheidszorg. Kliniek MGGZ Conner van Stee, BN 1e Verpleegkundige GGZ Militaire Kliniek Militaire Geestelijke Gezondheidszorg Kliniek MGGZ Conner van Stee, BN 1e Verpleegkundige GGZ 2 3 4 5 6 Nieuwe definitie van gezondheid (M. Huber) Kern is: gezondheid wordt gezien als

Nadere informatie

WERKT DE WEBCARE INTERVENTIE?

WERKT DE WEBCARE INTERVENTIE? WERKT DE WEBCARE INTERVENTIE? Onderwerp: Hoe lees ik een wetenschappelijk artikel? Marjolein Snaterse, docent/onderzoeker Faculteit Gezondheid, Hogeschool van Amsterdam TOCH MAAR WEER: EVIDENCE BASED PRACTICE

Nadere informatie

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving

Aanpak: Bijzondere Zorg Team. Beschrijving Aanpak: Bijzondere Zorg Team Namens de gemeente Deventer hebben drie netwerkpartners de vragenlijst gezamenlijk ingevuld. Dit zijn Dimence GGZ, Tactus verslavingszorg, en Iriszorg maatschappelijke opvang.

Nadere informatie

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema

Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen. Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema Kennissynthese arbeid en psychische aandoeningen Dr. F.G.Schaafsma Dr. H. Michon Prof. dr. J.R. Anema Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA) Definitie consensus groep EPA¹ - Sprake van psychische stoornis

Nadere informatie

Meten is weten. ook. bij collum care

Meten is weten. ook. bij collum care Meten is weten ook bij collum care Presentatie door Leny Blonk nurse practitioner orthopedie Alysis zorggroep 1 Meten een dagelijkse bezigheid Leveren van maatwerk 2 Meten een dagelijkse bezigheid Om ons

Nadere informatie

Optimaliseren chemotherapie probleem signalering en interventies

Optimaliseren chemotherapie probleem signalering en interventies Natascha Schrama 18 mei 2006 Jaarbeurs Utrecht Optimaliseren chemotherapie probleem signalering en interventies Natascha Schrama Verpleegkundig specialist oncologie ziekenhuis Bernhoven Oss/Veghel Inhoud

Nadere informatie

Dia 1. SPEEDPRESENTATIES Deel 3. Dia 2 MARIELLE BRENNINKMEIJER. Ik heb zo n zin in een biertje. Dia 3

Dia 1. SPEEDPRESENTATIES Deel 3. Dia 2 MARIELLE BRENNINKMEIJER. Ik heb zo n zin in een biertje. Dia 3 Dia 1 SPEEDPRESENTATIES Deel 3 Dia 2 MARIELLE BRENNINKMEIJER Ik heb zo n zin in een biertje Dia 3 Dia 4 Ik heb zo n zin in een biertje! Real time zelf gerapporteerde craving naar alcohol tijdens de ambulante

Nadere informatie

Uniforme Rapportage en Indicatoren voor de kwaliteit van de huisartsenzorg

Uniforme Rapportage en Indicatoren voor de kwaliteit van de huisartsenzorg Uniforme Rapportage en Indicatoren voor de kwaliteit van de huisartsenzorg vrijdag 31 oktober 2008 Uniforme Rapportage en Indicatoren voor de kwaliteit van de huisartsenzorg Versie 1.0 TR. van Althuis,

Nadere informatie